RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 23 januari 2002 (04.02) (OR. es)
5563/02
ENFOCUSTOM 5
NOTA
van: het secretariaat-generaal
aan: het COREPER
nr. vorig doc.: 15449/01 ENFOCUSTOM 53, 5382/02 ENFOCUSTOM 2
Betreft: initiatief van het Koninkrijk Spanje betreffende de sluiting van een overeenkomst inzake de bestrijding door de douaneadministraties van illegale drugshandel in volle zee
- toelichting en financieel memorandum
Hierbij gaan voor de delegaties de toelichting en het financieel memorandum bij het initiatief van het Koninkrijk Spanje betreffende de sluiting van een overeenkomst inzake de bestrijding door de douaneadministraties van illegale drugshandel in volle zee.
Initiatief van de Spaanse delegatie in de Groep douanesamenwerking betreffende
de sluiting van een overeenkomst inzake de bestrijding door de douaneadministraties van illegale drugshandel in volle zee
TOELICHTING
1. Strekking van het initiatief
De bestrijding van de drugshandel is een van de grote zorgpunten van de lidstaten van de Europese Unie.
De laatste jaren constateert men een toename van het aantal inbeslagnemingen van drugs op zee door douaneadministraties. De organisaties die drugs verhandelen gebruiken deze weg namelijk om hun waar, voornamelijk cocaïne en hasjiesj, in de Europese Unie op de markt te brengen.
Om dit gevaar het hoofd te bieden is een gecoördineerd en snel optreden van de douane- administraties een essentieel vereiste.
Het ingediende initiatief behelst de sluiting, op grond van artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van een overeenkomst inzake de bestrijding door de douaneadministraties van illegale drugshandel in volle zee.
Deze overeenkomst zal het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen dat op 20 december 1988 in Wenen is ondertekend, aanvullen en versterken en zal ook leiden tot intensivering, op maritiem gebied, van de samenwerking op grond van de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties van 18 december 1997, de zogenaamde Overeenkomst Napels II.
De grote lijnen van dit initiatief zijn in de Groep douanesamenwerking van de Raad toegelicht aan de hand van document nr. 11956/01 ENFOCUSTOM 38 van 15 oktober 2001.
2. Algemene doelstelling
Doel is dat de lidstaten op grond van deze overeenkomst de samenwerking tussen douane- administraties van de Europese Unie bij de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen kunnen intensiveren, doordat de scheepvaartinstanties van de bevoegde autoriteit van een lidstaat in spoedeisende gevallen, vaker dan thans het geval is, onmiddellijk zonder voorafgaande toestemming zullen kunnen optreden op vaartuigen van een andere lidstaat in volle zee.
Bij het optreden op zee kunnen er zich diverse scenario's voordoen. Drie daarvan zijn het meest waarschijnlijk in verband met de mogelijkheid tot aanhouding van een schip door een lidstaat:
a) Het verdachte schip voert de vlag van het optredende land. In dit geval geldt het nationale recht.
b) Het verdachte schip voert een buitenlandse vlag en wordt achtervolgd van in de territoriale wateren van een lidstaat tot in de volle zee of tot in de wateren van een andere lidstaat:
b.1) In het eerste geval kan de achtervolging worden voortgezet en het schip worden aangehouden overeenkomstig artikel 111 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee van 10 december 1982;
b.2) In het tweede geval kan hetzelfde geschieden overeenkomstig de Overeenkomst Napels II, nadat deze in werking is getreden.
c) Indien het schip wordt aangetroffen of achtervolgd in volle zee, kan het in de huidige stand van zaken alleen worden aangehouden nadat de vlaggenstaat daartoe overeen- komstig het Verdrag van Wenen machtiging heeft verleend.
De procedure tot verkrijging van een voorafgaande machtiging om in volle zee op een vaartuig dat de vlag van een ander land voert op te treden is vastgesteld bij artikel 17 van het Verdrag van Wenen.
Naar gelang van de autoriteiten die in ieder land zijn aangewezen om de in dat artikel bedoelde machtigingen te verlenen en van de interne organisatie in dat land, kan het verkrijgen van een machtiging om in volle zee een vaartuig dat de vlag van een ander land voert aan te houden veel tijd vergen. Daarbij dient in gedachten te worden gehouden dat de operaties ter bestrijding van de drugshandel op zee normaliter 's nachts (of in het weekeinde) plaatsvinden en dat vertraging bij het verkrijgen van de machtiging de operatie kan doen mislukken.
Om dit te vermijden voorziet artikel 17, lid 9, van het genoemde Verdrag in de mogelijkheid tot ondertekening van bilaterale of regionale overeenkomsten om het bepaalde in artikel 17 uit te voeren en de doeltreffendheid ervan te vergroten.
De voorgestelde overeenkomst zal het mogelijk maken in volle zee op te treden op een vaartuig dat de vlag van een andere lidstaat voert, wanneer er vermoedens bestaan dat het bij sluikhandel in verdovende middelen is betrokken, zonder dat er vooraf een machtiging van de vlaggenstaat moet worden verkregen.
Er zij op gewezen dat de bijzondere samenwerking tussen lidstaten in de Europese Unie, zowel te land als in de territoriale wateren, zo is geregeld dat ambtenaren van een lidstaat in een aantal gevallen zonder voorafgaande machtiging op het grondgebied van een andere lidstaat mogen optreden.
We zien dan ook dat zich in de nabije toekomst de paradoxale situatie kan voordoen dat een schip van een lidstaat een schip dat de vlag van een andere lidstaat voert, uitgerekend in de territoriale wateren van die laatste lidstaat mag aanhouden (toepassing van Napels II), maar dat die aanhouding niet zou zijn toegestaan in volle zee, terwijl zulks uit het oogpunt van de soevereiniteit toch een minder agressieve connotatie heeft.
3. Keuze van de rechtsvorm
Als rechtsvorm wordt een overeenkomst voorgesteld. Artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de Raad maatregelen neemt en samenwerking bevordert die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en dat hij daartoe gemeenschappelijke besluiten, kaderbesluiten en besluiten kan aannemen en overeenkomsten kan vaststellen.
Artikel 34, lid 2, onder d), bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen overeenkomsten kan vaststellen, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grond- wettelijke bepalingen aanbeveelt.
Gelet op het doel van het voorgestelde instrument, dat eigenlijk uitgaat van afstand van de rechts- macht over een vaartuig (en over de bemanning daarvan) ten gunste van een andere lidstaat wanneer er gegronde vermoedens bestaan dat het vaartuig bij sluikhandel in verdovende middelen is betrokken, wordt de overeenkomst als de meest geëigende rechtsvorm beschouwd. Deze zal door de lidstaten moeten worden bekrachtigd om rechtskracht te verkrijgen.
4. Motivering van de voorgestelde rechtsgrondslag
Omdat de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen een bevoegdheid van de lidstaten is, is het initiatief gegrond op Titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (Bepalingen inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken).
Zoals hierboven vermeld, betreft het een overeenkomst die wordt vastgesteld op grond van artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Anderzijds zal de overeenkomst de toepassing vergemakkelijken van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen dat op
20 december 1988 in Wenen is ondertekend, meer bepaald artikel 17, betreffende de "Sluikhandel over zee".
Lid 9 van dat artikel bepaalt: "De Partijen overwegen bilaterale of regionale overeenkomsten of regelingen aan te gaan om de bepalingen van dit artikel uit te voeren of de doeltreffendheid ervan te vergroten".
In aansluiting op deze bepaling zijn er twee bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten ondertekend, met hetzelfde doel als de voorgestelde overeenkomst.
5. Motivering van het initiatief in het licht van het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel
Overeenkomstig het bij artikel 5 van het EG-Verdrag vastgestelde subsidiariteitsbeginsel (waarvan de toepassing is geregeld bij het aan dat Verdrag gehechte Protocol nr. 30) vergt de voorgestelde overeenkomst geen optreden van de Gemeenschap, aangezien de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten is.
6. Eventueel verband met het Schengenacquis
Niet van toepassing.
7. Toepassing van het Protocol betreffende het Verenigd Koninkrijk en Ierland en/of Denemarken
Niet van toepassing.
8. Verband met de werkprogramma's van de Raad
Het voorgestelde initiatief is een onderdeel van het werkprogramma van het Belgische, het Spaanse en het Deense voorzitterschap voor de Groep douanesamenwerking (zie document 10723/01 ENFOCUSTOM 34 van 10 juli 001).
De voorgestelde overeenkomst spoort volledig met de doelstellingen en richtsnoeren van het EU- actieplan inzake drugs 2000-2004 (zie document 9283/00 CORDROGUE 32 van 7 juni 2000)
Een van de aanbevelingen van de Europese Raad van Tampere (Finland) van 15 en
16 oktober 1999, betreffende de instelling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardig- heid in de Europese Unie betreft het opvoeren van de strijd tegen ernstige georganiseerde en trans- nationale criminaliteit, waaronder ook de strijd tegen de sluikhandel in verdovende middelen. Het voorgestelde initiatief zal tot de uitvoering van die aanbeveling bijdragen.
In februari 2001 heeft de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité een mededeling doen toekomen betreffende een strategie voor de douane-unie (document COM(2001) 51 def. van 8 februari 2001). In die strategie komt de rol van de douane- administraties in de strijd tegen de sluikhandel in drugs aan bod, die ongetwijfeld nog zal worden versterkt door het voorgestelde initiatief.
De overeenkomst zal, zoals hierboven vermeld, een aanvulling vormen op Napels II. Dit initiatief kan dan ook worden gezien als een voortzetting van de werkzaamheden op dit gebied in Raads- verband.
9. Opmerkingen bij de bepalingen
• Artikel 1: Definities
In dit artikel worden de basisbegrippen gedefinieerd die moeten worden verduidelijkt voor een correcte interpretatie en toepassing van de overeenkomst.
• Artikel 2: Doel
Het doel van de onderhavige overeenkomst is de samenwerking tussen de douane- administraties van de Europese Unie bij de bestrijding tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen op zee te versterken.
• Artikel 3: Inbreuken
Hierin wordt een aantal delicten genoemd waarvan de bestraffing dankzij de overeenkomst wordt vergemakkelijkt en die als zodanig in de nationale wetgeving van de staten die partij zijn bij de overeenkomst moeten worden omschreven en bestraft.
• Artikel 4: Van het toepassingsgebied van de overeenkomst uitgesloten schepen
Het vertegenwoordigingsrecht wordt niet erkend in geval van optreden op oorlogsschepen en schepen die gebruikt worden voor officiële niet-commerciële overheidsdoeleinden.
• Artikel 5: Rechtsmacht
In dit artikel wordt bepaald welke lidstaat zijn rechtsmacht over de gepleegde strafbare feiten
uitsluitend of bij voorrang uitoefent, al naar gelang het betrokken vaartuig zich in de territoriale zee (of de binnenwateren) dan wel daarbuiten bevindt.
• Artikel 6: Vertegenwoordigingsrecht
Hierin wordt het vertegenwoordigingsrecht vastgesteld, op grond waarvan een lidstaat in volle zee kan optreden op een schip van een andere lidstaat wanneer vermoed kan worden dat een van de in artikel 3 van de overeenkomst genoemde feiten aan boord ervan wordt gepleegd. Voorts worden de bevoegdheden uit hoofde van dat vertegenwoordigingsrecht vastgesteld.
• Artikel 7: Waarborgen voor het optreden
Hierin is een aantal waarborgen opgenomen, overeenkomstig artikel 17 van het Verdrag van de Verenigde Naties en de wetgeving inzake strafvordering.
• Artikel 8: Afstand van rechtsmacht
Dit artikel voorziet erin dat de lidstaat die voorrang heeft bij de uitoefening van rechtsmacht over de schepen waartegen wordt opgetreden, daarvan afstand kan doen ten gunste van de optredende staat, ten behoeve van de vervolging en onderzoek.
• Artikel 9: Geschillenbeslechting
Dit artikel stelt de procedure vast voor de beslechting van eventuele geschillen tussen de lidstaten over de uitlegging of toepassing van de overeenkomst.
Het stemt grotendeels overeen met de tekst van artikel 26 van de Overeenkomst van Napels II, en ligt ook op één lijn met het bepaalde in het huidige artikel 35 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
• Artikel 10: Slotbepalingen
Dit artikel neemt woordelijk artikel 32, leden 1, 2 en 3 van de Overeenkomst van Xxxxxx XX over.
• Artikel 11: Toetreding
Dit artikel neemt woordelijk artikel 33, leden 1 en 4, van de Overeenkomst van Napels II over.
• Artikel 12: Wijzigingen
De redactie van dit artikel is afgestemd op artikel 34 van de Overeenkomst van Xxxxxx XX.
• Artikel 13: Depositaris
Dit artikel neemt de tekst van artikel 35 van de Overeenkomst van Xxxxxx XX over.
10. Financiële gevolgen van het initiatief
De overeenkomst brengt geen financiële gevolgen met zich, daar zij geen extra kosten impliceert naast die welke reeds verbonden zijn aan de huidige activiteit van de douane- autoriteiten van de lidstaten ter bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen.