Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel - Sint- Michielsgestel
Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel - Sint-Michielsgestel
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Boxtel en het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Sint-Michielsgestel, ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft;
overwegende dat:
- in 2015 door voornoemde bestuursorganen is besloten tot een vergaande ambtelijke samenwerking die ondersteunend is aan de bestuurlijke doelen van de twee gemeenten;
- de samenwerking conform de volgende uitgangspunten is vormgegeven:
o de gemeentelijke bestuursorganen houden hun beleidsvrijheid, doch streven naar uniformiteit en harmonisatie;
o de gemeentelijke bestuursorganen houden de eigen financiële bevoegdheden;
o de gemeenten houden hun eigen identiteit;
o de gemeenten houden eigen juridische zelfstandigheid;
gelezen het besluit van de raad van de gemeente Boxtel van 27 juni 2024 en van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 27 juni 2024 waarin de raden hebben besloten toestemming te verlenen tot het wijzigen van deze gemeenschappelijke regeling, omdat er geen sprake is van strijd met het recht of het algemeen belang;
in aanmerking nemende dat in 2022 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd;
gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t e n :
de Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel – Sint-Michielsgestel te wijzigen zodat deze komt te luiden als volgt:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In de Regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. ambtenaar: hij die krachtens een (arbeids)overeenkomst naar Nederlands recht voor de samenwerkingsorganisatie werkzaam is;
b. begroting: de begroting welke door het algemeen bestuur van de samenwerkingsorganisatie wordt vastgesteld met alle inkomsten en uitgaven van de samenwerkingsorganisatie voor het komende dienstjaar gekoppeld aan de voor de deelnemers uit te voeren taken en de te bereiken doelstellingen en de condities waaronder dit zal gebeuren;
c. burgemeesters: de burgemeesters van de deelnemers;
d. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers;
e. deelnemers: de deelnemende gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel, wiens bestuursorganen deelnemen aan de Regeling;
f. dienstjaar: jaar dat loopt over de periode 1 januari tot en met 31 december;
g. dienstverleningsovereenkomst: een overeenkomst tussen de samenwerkingsorganisatie en een gemeente die niet deelneemt aan de Regeling, waarin afspraken worden vastgelegd over onderlinge rechten en verplichtingen ten aanzien van de werkzaamheden die door de samenwerkingsorganisatie worden verricht ten behoeve van de betreffende gemeente;
h. AMT: Het Algemeen Management Team van de samenwerkingsorganisatie, zoals beschreven in artikel 25 van deze regeling;
i. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant;
j. samenwerkingsorganisatie: het openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid dat wordt opgericht bij de Regeling;
k. programmataken: taken die in de programmabegrotingen van de deelnemers zijn opgenomen;
l. raden: de gemeenteraden van de deelnemers;
m. Regeling: Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel – Sint-Michielsgestel;
n. verdeelsleutel: een percentage dat de verhouding van de budgettaire inbreng (inbrengbegrotingen) van de deelnemers weergeeft, die – uitgezonderd eventuele specifiek toe te rekenen kosten – leidend is voor de bepaling van door deelnemers aan de samenwerkingsorganisatie te betalen jaarbijdragen;
o. Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2. Openbaar lichaam
1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wgr.
2. Het openbaar lichaam is gevestigd te Boxtel, en draagt de naam: MijnGemeenteDichtbij.
HOOFDSTUK 2. DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 3. Doel
Doel van de Regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering door de samenwerkingsorganisatie van de door de deelnemers opgedragen taken.
Artikel 4. Taken
1. Deelnemers laten de samenwerkingsorganisatie alle gemeentelijke taken uitvoeren, voor zover deze niet – al dan niet met toepassing van de Wgr – aan derden zijn of worden overgedragen.
2. Voor de wijze van uitvoering en de daaraan verbonden kosten per deelnemer wordt aangesloten bij de plannings- en begrotingscyclus van de deelnemers en in het bijzonder in de programmabegroting.
3. De deelnemers zijn gehouden in alle gevallen de diensten en producten die behoren tot de gemeentelijke taken als bedoeld in het eerste lid af te nemen.
4. Met betrekking tot de reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de taken, zoals bedoeld in het eerste lid, worden door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk werkafspraken met de deelnemers gemaakt.
5. Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van de Regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die het eerste lid aan de samenwerkingsorganisatie opdraagt.
Artikel 5. Overige taken
1. Naast de in artikel 4, eerste lid genoemde taken, verricht de samenwerkingsorganisatie taken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.
2. Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit van stemmen over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang de samenwerkingsorganisatie taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een dienstverleningsovereenkomst.
Artikel 6. Mandaat, volmacht en machtiging
1. De deelnemers kunnen bevoegdheden mandateren aan het algemeen bestuur.
2. Mandaat wordt niet eerder verleend dan nadat het algemeen bestuur daarmee schriftelijk heeft ingestemd.
3. Ondermandaat, -volmacht en -machtiging is toegestaan, tenzij dat uitdrukkelijk is voorbehouden.
4. Er wordt een register bijgehouden van de overeenkomstig het eerste en derde lid gemandateerde bevoegdheden.
5. Voor zover van delegatie sprake is, is dat in de Regeling vervat.
Artikel 7. Heffings-, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder
1. De samenwerkingsorganisatie heeft een heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.
2. Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van de samenwerkingsorganisatie aan als heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.
3. De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing.
4. De invorderingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering.
5. De ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering
rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet.
6. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.
Artikel 8. Leerplichtambtenaar
1. De samenwerkingsorganisatie heeft één of meer leerplichtambtenaren.
2. Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van de samenwerkingsorganisatie aan als leerplichtambtenaar.
3. De leerplichtambtenaar oefent de bevoegdheden krachtens de Leerplichtwet uit.
HOOFDSTUK 3. INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR
§ 1. Algemeen
Artikel 9. Het bestuur
De samenwerkingsorganisatie kent de volgende bestuursorganen:
1. het algemeen bestuur;
2. het dagelijks bestuur;
3. de voorzitter.
§ 2. Algemeen bestuur
Artikel 10. Samenstelling
1. Het algemeen bestuur bestaat uit de voltallige colleges van de deelnemers.
2. De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges. De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de leden van de nieuwe colleges door hun raden als zodanig zijn benoemd.
3. Als een lid van een college van een van de deelnemers binnen de zittingsduur als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid aftreedt of wordt ontslagen, vervalt met gelijke ingang daarvan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college van de betreffende deelnemer vervult de vacature zo spoedig mogelijk.
Artikel 11. Incompatibiliteiten
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de deelnemers aangesteld of daaraan ondergeschikt.
Artikel 12. Vergaderingen
1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.
2. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe beslist. Ook vergadert het algemeen bestuur als de voorzitter of tenminste een vijfde van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.
Artikel 13. Openbaarheid
1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
2. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt.
3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
Artikel 14. Stemmen
1. Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over de gevallen genoemd in artikel 28 van de Gemeentewet.
2. Een stemming is alleen geldig, indien de deelnemers ter zitting zijn vertegenwoordigd en zij ieder afzonderlijk zich niet van deelneming aan de stemming hebben onthouden.
3. Het tweede lid is niet van toepassing als opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.
Artikel 15. Besluitvorming
1. Iedere deelnemer heeft in de vergadering van het algemeen bestuur een stem.
2. Het tot stand komen van een besluit bij stemming vereist unanimiteit.
3. De artikelen 31 en 32 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 16. Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.
§ 3. Dagelijks bestuur
Artikel 17. Samenstelling
1. Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt benoemd in de eerste vergadering van elke zittingsduur van het algemeen bestuur.
2. Het dagelijks bestuur bestaat uit één wethouder per deelnemer en de voorzitter van de Colleges van de deelnemers.
3. De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsduur van het algemeen bestuur eindigt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft benoemd.
4. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.
5. Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.
6. Als tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan met inachtneming van het bepaalde in artikel 17, eerste en tweede lid.
7. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 18. Werkwijze
1. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.
2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een van de leden dit nodig vindt.
3. De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Het dagelijks bestuur kan de portefeuilles binnen zijn bestuur verdelen.
5. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen, besluitvormingsprocedure en andere werkzaamheden vast.
§ 4. Voorzitter
Artikel 19. Aanwijzing
1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.
2. Het voorzitterschap rouleert tussen de deelnemers, tenzij het algemeen bestuur anders besluit. Het rouleren wordt nader geregeld in het reglement als bedoeld in artikel 18, lid 5.
3. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.
HOOFDSTUK 4. BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR
§ 1. Bevoegdheden algemeen bestuur
Artikel 20. Bevoegdheden algemeen bestuur
1. Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de Wgr of de Regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of het AMT zijn toegekend.
2. Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang en niet voordat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.
Artikel 21. Overdracht van bevoegdheden
1. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:
a. de vaststelling of wijziging van de begroting;
b. de vaststelling van de jaarrekening;
c. de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet;
d. de vaststelling van de verordening financieel beheer.
2. Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.
§ 2. Bevoegdheden dagelijks bestuur
Artikel 22. Bevoegdheden dagelijks bestuur
1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
a. het dagelijks bestuur van de samenwerkingsorganisatie te voeren, voor zover niet bij of krachtens de Wgr of de Regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;
b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;
c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de samenwerkingsorganisatie;
d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;
e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de samenwerkingsorganisatie te besluiten, met uitzondering van rechtshandelingen tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen;
f. te besluiten namens de samenwerkingsorganisatie, het algemeen of het dagelijks bestuur rechtsgedingen, bezwaar- of beroepsprocedures te voeren of handelingen ter
voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.
2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.
3. Bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van de Regeling worden ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden betrokken via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van deelnemende gemeenten. Voor zover dat bij of krachtens wet is vereist of voor zover het dagelijks bestuur dit bepaalt, kan een andere wijze van participatie worden toegepast.
4. Bij hetgeen dat in het derde lid is beschreven is het mogelijk een ander proces van participatie toe te passen dan bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Indien er op grond van het derde of vierde lid participatie heeft plaatsgevonden worden de reacties betrokken in de verdere besluitvorming.
§ 3 Verantwoordings- en informatieplicht
Artikel 23. Verantwoordings- en informatieplicht
1. De leden van het algemeen en dagelijks bestuur verstrekken binnen een redelijke termijn, tezamen en ieder afzonderlijk, gevraagd en ongevraagd alle informatie en inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren bestuur nodig is aan een of meer leden van de raden en colleges van deelnemers.
2. Het dagelijks bestuur geeft ook aan het algemeen bestuur alle informatie of inlichtingen zoals bedoeld in het eerste lid.
3. De informatie of inlichtingen zoals bedoeld in de eerste twee leden wordt, afhankelijk van de inhoud, mondeling of schriftelijk verstrekt.
4. Het algemeen en dagelijks bestuur maken hun vergaderstukken en verslagen actief openbaar.
5. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen alsmede de raad van diezelfde deelnemer verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.
6. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
§ 4. Bevoegdheden voorzitter
Artikel 24. Bevoegdheden en verantwoordings- en informatieplicht voorzitter
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
2. De voorzitter vertegenwoordigt de samenwerkingsorganisatie in en buiten rechte.
3. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.
4. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.
5. Hij verstrekt binnen een redelijke termijn, gevraagd en ongevraagd alle informatie en inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door hem gevoerde en te voeren bestuur nodig is aan een of meer leden van de raden en colleges van de deelnemers alsmede een of meer leden van het algemeen bestuur.
6. De informatie of inlichtingen zoals bedoeld in het vijfde lid wordt, afhankelijk van de inhoud, mondeling of schriftelijk verstrekt.
HOOFDSTUK 5. AMBTELIJKE ORGANISATIE
Artikel 25. Algemeen Management Team (AMT)
1. Het AMT van de samenwerkingsorganisatie bestaat uit de gemeentesecretarissen van de deelnemers.
2. Het dagelijks bestuur kan besluiten om het AMT, al dan niet tijdelijk, uit te breiden met één of meer leden.
3. Het AMT staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.
4. Het algemeen bestuur stelt in een directiestatuut nadere regels vast betreffende de taken en de bevoegdheden van het AMT en regelt tevens het voorzitterschap.
5. Het AMT is bij de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.
6. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter van het AMT meeondertekend.
Artikel 26. Overig personeel
1. Het dagelijks bestuur is bevoegd ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan met uitzondering van de leden van het AMT zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 van deze regeling.
2. Het dagelijks bestuur regelt de rechtspositie van de ambtenaar, met uitzondering van de leden van het AMT zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 van deze regeling, en neemt daartoe de benodigde besluiten.
3. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden mandateren aan het AMT.
4. De collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (SGO) regelt de rechtspositie van de ambtenaar.
5. Waar in de in het vierde lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "gemeenteraad", "college" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van de Regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en het AMT.
HOOFDSTUK 6. FINANCIËN EN BEHEER VAN DE SAMENWERKINGSORGANISATIE
Artikel 27. Begroting
1. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden van de deelnemers.
2. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar, met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen van de samenwerkingsorganisatieorganisatie, een ontwerpbegroting op voor komende dienstjaar van de samenwerkingsorganisatie. Tevens stelt zij elk jaar een ontwerpmeerjarenbegroting op.
3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemers.
4. De raden van de deelnemers kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor verzending van een gemotiveerde reactie aan de raden op de door hen ingebrachte zienswijzen. Verder voegt hij de stukken waarin deze zienswijzen vervat zijn bij de ontwerpbegroting, zoals die aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.
6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.
7. Een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de deelnemers, is slechts mogelijk bij unanimiteit van stemmen.
Artikel 28. Bijdrage en vergoeding
1. In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage op basis van de verdeelsleutel elke deelnemer is verschuldigd aan de samenwerkingsorganisatie.
2. Het dagelijks bestuur kan werkafspraken maken met de afzonderlijke colleges en burgemeesters over de vergoeding voor de instandhouding en de vergoeding voor de door de samenwerkingsorganisatie verrichte diensten voor het betreffende college en burgemeester. Deze afspraken worden opgenomen in de begroting.
3. De gemeenten betalen periodiek op basis van liquiditeitsbehoefte en de verdeelsleutel een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar. Het algemeen bestuur kan in uitzonderlijke gevallen, bij unaniem besluit, een afwijkend voorschot bepalen.
4. Definitieve afrekening van de gemeentelijke bijdrage vindt plaats binnen twee maanden na de vaststelling van de jaarrekening.
5. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
6. Indien blijkt dat een deelnemer weigert de gemeentelijke bijdrage op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.
Artikel 29. Jaarrekening
1. Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening van baten en lasten van het voorgaande jaar op met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële verordening van de samenwerkingsorganisatie.
2. Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter controle naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen.
3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
4. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde rekening en het verslag van bevindingen van de accountant aan de colleges en de raden van de deelnemers ter kennisname.
5. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.
Artikel 29a. Resultaatbestemming
Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, wordt het saldo uitgekeerd aan de deelnemers naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 29 is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Als de rekening sluit met een nadelig saldo, draagt elke deelnemer naar rato daaraan bij.
Artikel 30. Administratie en financieel beheer
1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van de samenwerkingsorganisatie.
2. Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 7. WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING
Artikel 31. Wijziging van de Regeling
1. De colleges, de burgemeesters, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de Regeling.
2. De regeling wordt gewijzigd bij besluit van de colleges en burgemeesters.
3. De colleges en burgemeesters besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede tot en met vijfde lid, van de Wgr de gelegenheid hebben geboden om een zienswijze in te dienen en toestemming hebben gekregen van hun raden.
Artikel 32. Toetreding
1. Tot de Regeling kunnen uitsluitend burgemeesters en colleges van andere gemeenten toetreden.
2. Toetreding is slechts mogelijk met toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.
Artikel 33. Uittreding
1. Een college en een burgemeester kunnen, met inachtneming van hetgeen bepaald in artikel 1 van de Wgr, besluiten dat de deelneming aan de Regeling (voor een deel) wordt opgezegd. De raden van de overige deelnemers worden over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan voor de eerste keer worden genomen vier jaar na inwerkingtreding van de Regeling behoudens in geval van een verplichting daartoe die voortvloeit uit de Wgr.
2. Een uittredingsbesluit gaat twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar, waarin het besluit tot opzegging is genomen, in, tenzij deelnemers anders overeenkomen.
3. Het besluit als bedoeld in het eerste lid wordt terstond ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.
4. De financiële schade die door de uittreding aan de samenwerkingsorganisatie is toegebracht wordt aan de uittredende deelnemer in rekening gebracht. In het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding zal een toewijzing van ambtenaren aan de uittredende deelnemer plaatsvinden en er zal een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten, verplichtingen en vermogen, tenzij deelnemers anders overeenkomen.
5. De hoeveelheid toe te wijzen personeel wordt bepaald op basis van de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding en betreffen zowel de ambtenaar als het overig personeel.
6. De hoeveelheid toe te wijzen indirect personeel en de overige rechten, verplichtingen en vermogen worden bepaald op basis van de kostenverdelingen, welke zijn opgenomen in de begroting over het jaar voorafgaand aan het jaar van uittreding.
7. Compensatie voor de overige rechten en verplichtingen, als bedoeld in het vierde lid, zal in een bijdrage ineens voldaan worden. Deze bijdrage is gelijk aan driemaal de bepaalde hoeveelheid overige rechten en verplichtingen zoals bedoelt in het vierde lid.
8. De verrekening van het vermogen wordt verrekend met de bijdrage als bedoeld in het zevende lid.
9. Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het vierde lid wordt door het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer, gezamenlijk, advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van de deskundige in de vorige zin genoemd is voor partijen bindend.
10. Van elk besluit tot uittreding van een deelnemer wordt terstond kennis gegeven aan de overige deelnemers en Gedeputeerde Staten.
11. Het uittreden van een van deelnemers leidt tot opheffing van de Regeling, tenzij er meer dan één deelnemer na uittreding overblijft.
Artikel 34. Opheffing
1. Op voorstel van het algemeen bestuur kunnen de deelnemers besluiten tot opheffing van de Regeling.
2. Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de samenwerkingsorganisatie te komen.
3. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.
4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de ambtenaar. Indien de samenwerkingsorganisatie alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan deelnemers uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn deelnemers naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.
5. Bij ontbinding van de samenwerkingsorganisatie in verband met opheffing van de Regeling blijft de samenwerkingsorganisatie voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is. Het algemeen en het dagelijks bestuur blijven functioneren tot de vereffening en liquidatie voltooid is.
HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 35. Onderzoek Rekenkamer(commissie)
1. De Rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten zijn afzonderlijk bevoegd om alle documenten die berusten bij het bestuur van de samenwerkingsorganisatie te onderzoeken voor zover zij dat ter invulling van hun taken nodig achten.
2. Het bestuur van de samenwerkingsorganisatie verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die de Rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten ter vervulling van hun taken nodig achten.
Artikel 36. Evaluatie
1. Het dagelijks bestuur voert iedere zes jaar een evaluatie uit naar de samenwerking of het functioneren van de samenwerkingsorganisatie.
2. De eerste evaluatie zal plaatsvinden in het jaar 2025.
3. Het resultaat van de evaluatie wordt vastgelegd in een evaluatierapport dat ter informatie naar de colleges en de raden wordt gezonden.
Artikel 37. Archief
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de samenwerkingsorganisatie overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen archiefregeling.
Artikel 38. Klachtenregeling
1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.
2. De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 39. Geschillen
1. Als er tussen de samenwerkingsorganisatie en een deelnemer dan wel tussen deelnemers onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van de Regeling treden het dagelijks bestuur en het college of de burgemeester van de betreffende deelnemer xxxxxxxx met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.
2. Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.
3. Op geschillen tussen de deelnemers onderling of tussen de deelnemers en de samenwerkingsorganisatie is artikel 28 van de Wgr van toepassing.
Artikel 40. Bestaande samenwerkingen en deelnemingen
1. De op het moment van inwerkingtreding van de Regeling bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de deelnemers afzonderlijk of gezamenlijk met derden blijven bestaan. Dit tot het moment waarop ieder van de colleges van de deelnemers, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het dagelijks bestuur, besloten heeft welke van de per deelnemer geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende deelnemer wordt opgezegd. In geval van opzegging dient een college te besluiten om de betreffende taken te laten uitoefenen door de samenwerkingsorganisatie.
2. De in het vorige lid vermelde inventarisatie is uiterlijk binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van de Regeling voltooid.
HOOFDSTUK 9. SLOTBEPALINGEN
Artikel 41. Hardheidsclausule
In alle gevallen waarin de Regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de deelnemers.
Artikel 42. Toezending regeling
Het college van de plaats van vestiging van het openbaar lichaam zendt de Regeling aan Gedeputeerde Staten en voert ook de overige bekendmakingstaken uit als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.
Artikel 43. Inwerkingtreding
1. De Regeling treedt met onmiddellijke ingang in werking.
2. De Regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 44. Citeertitel
De Regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling samenwerkingsorganisatie Boxtel – Sint- Michielsgestel.
Aldus gewijzigd vastgesteld door:
het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Boxtel op 9 juli 2024 na verkregen toestemming van de raad d.d. 27 juni 2024;
en het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Sint-Michielsgestel op 9 juli 2024 na verkregen toestemming van de raad d.d. 27 juni 2024;
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxtel, de secretaris,
V.C. Fijneman
de burgemeester,
X.X. xxx Xxxxxxxxxx
de burgemeester,
X.X. xxx Xxxxxxxxxx
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Michielsgestel, de secretaris,
X.X. xxx Xxxxx
de burgemeester,
X. Xxxx
de burgemeester,
X. Xxxx