TUCHTRAAD VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED
XXXXXXXXX VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED
ANTWERPEN EERSTE KAMER
Zitting van 27.01.2015 Dossiernummer: TAA/SA/00186/2014
In de zaak van:
Mr. X, advocaat xxxxx …, met kantoor te …;
I. DE PROCEDURE
De voorzitter van de tuchtraad heeft Mr. X bij aangetekend schrijven van 1 april 2014 opgeroepen om te verschijnen voor de tuchtraad voor advocaten van de Ordes van het rechtsgebied Antwerpen, kamer 1, zitting houdende in het gerechtsgebouw te Antwerpen, Bolivarplaats 20, zittingszaal F3, op dinsdag 29.04.2014 om 14.00 uur.
De zaak wordt behandeld op de zitting van 16 december 2014. Mr. X is aanwezig en wordt bijgestaan door zijn raadsman Mr. Y.
De tuchtraad zetelt met gesloten deuren.
Pro-stafhouder Q is aanwezig en brengt verslag uit.
De tuchtraad neemt de zaak in beraad en stelt deze voor uitspraak op de zitting van dinsdag 27.01.2015.
De uitspraak gebeurt met gesloten deuren.
II. TENLASTELEGGINGEN
1. Procedures te hebben opgestart zonder specifieke voorafgaande opdracht daartoe vanwege de partijen die hij zegt daarin te vertegenwoordigen, en meer bepaald:
a. tussen 18.02.2007 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A., S en M tegen dhr. D;
b. tussen 20.09.2007 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A en M tegen de bvba P;
c. tussen 05.03.2009 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A, S en M tegen de sprl R.
d. tussen 18.03.2009 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens S, A, M,I, L en C tegen de bvba B.
2. Transacties te hebben afgesloten of te hebben gepoogd een transactie af te sluiten zonder concreet voorafgaand akkoord met de erin voorkomende bedragen vanwege zijn cliënten, meer bepaald:
a. op 16.05.2007 met D voor 50.000,- € + 5.000,- €;
b. op 25.01.2008 met de bvba P voor 22.735,5 € + 4.000,- €;
c. op 16.04.2009 met de bvba B voor 180.000,- €;
d. op 28.04.2009 met de sprl R voor 18.586,- €.
3. Personen te hebben aangeworven om computers aan te kopen waarop niet-betaalde software was geïnstalleerd van zijn cliënten met de bedoeling deze aankoop als bewijs te gebruiken in een procedure, of concreet opdracht tot een dergelijke aankoop te hebben gegeven:
a. op 03.02.2007 aankoop door O bij D;
b. op 16.05.2007 contract met D voor “mystery-shopping”.
4. Op bedrieglijke wijze een toelating tot beschrijvend beslag en tot bewarende maatregelen te hebben uitgelokt met de intentie dit beslag en de bijhorende maatregelen als drukkingsmiddel te gebruiken om de beslagene tot de ondertekening van een dading te bewegen :
a. tussen 18.02.2007 en 01.03.2007 tegen dhr. D;
b. tussen 21.09.2007 en 11.10.2007 tegen de bvba P;
c. tussen 05.03.2009 en 19.03.2009 tegen de sprl R;
d. tussen 18.03.2009 en 02.04.2009 tegen de bvba B.
5. Misbruik makend van de bekomen toelating tot beschrijvend beslag en van de bijhorende maatregelen en onder bedreiging het ganse bedrijf te zullen paralyseren door meename of verzegeling van alle computers, een transactie te hebben afgedwongen waarin de beslagenen zich akkoord moesten verklaren schadevergoedingen te betalen die niet objectiveerbaar zijn :
a. op 16.05.2007 met D voor 50.000,- € + 5.000,- €;
b. op 25.01.2008 met de bvba P voor 22.735,5 € + 4.000,- €;
c. op 16.04.2009 met de bvba B voor 180.000,- €;
d. op 28.04.2009 met de sprl R voor 18.586,- €.
6. Via personeelsadvertenties potentiële gebruikers van illegale software te hebben opgespoord en te hebben gecontacteerd zonder zijn hoedanigheid van advocaat te vermelden noch de identiteit van de cliënt voor wie hij optrad om er vervolgens een procedure inzake namaak tegen op te starten indien bleek dat het gecontacteerd bedrijf niet
over de licenties beschikte van de software die het zogezegd beweerde te gebruiken, of door medewerkers van zijn kantoor deze handelingen te hebben laten verrichten:
a. tussen 01.01.2007 en 23.09.2007 inzake de bvba P;
b. tussen 01.01.2009 en 06.03.2009 inzake de sprl R;
c. tussen 01.01.2009 en 20.03.2009 inzake de bvba B.
7. Personen te hebben tewerkgesteld of een structurele samenwerking te hebben georganiseerd met personen die geen advocaat zijn om zich door hen te laten assisteren bij het opsporen van potentiële gebruikers van illegale software, bij de uitvoering van een beslag inzake namaak en/of bij het afsluiten van de daarop aan de beslagene aangeboden dading:
a. tussen 01.01.2003 en 31.12.2013 : dhr. J;
b. tussen 04.08.2009 en 31.12.2013 : mevr. V.
8. Ondanks verwijten die aan hem persoonlijk of aan zijn medewerkers werden gemaakt over de wijze waarop het beslag was verlopen en/of de dading was aangeboden of tot stand was gekomen, toch zelf zijn cliënten in de procedures op derdenverzet of in de daarop gevolgde procedures ten gronde te zijn blijven vertegenwoordigen of door een medewerker van zijn kantoor te hebben laten vertegenwoordigen:
a. tussen 20.09.2007 en 31.12.2013 in het dossier D;
b. tussen 10.10.2007 en 31.12.2013 in het dossier P bvba;
c. tussen 26.05.2009 en 31.12.2013 in het dossier B bvba;
d. tussen 15.11.2009 en 31.12.2013 in het dossier R bvba;
e. tussen 14.02.2012 en 31.12.2013 in de tegen hemzelf neergelegde strafklacht.
9. Ondanks uitdrukkelijke vraag dd. 09.03.2010 van de stafhouder in het dossier R, niet te hebben verzaakt aan de conclusiekalender en in conclusies zelfs te hebben beweerd dat uit de afwezigheid van tijdige conclusies van zijn tegenpartij kan worden afgeleid dat deze de vordering niet langer betwist.
10. Nadat hij door de kamer van inbeschuldigingstelling buiten vervolging was gesteld, alle personen die over de wijze waarop de transactie tot stand was gekomen een strafklacht tegen hem hadden neergelegd, op 30.11.2012 te hebben gedagvaard in betaling van 50.000,- € provisioneel.
(10.1) 11. Verder is blijven tussenkomen in een procedure tegen dhr. T waarin zijn eigen optreden inzake bewijsvoering en poging om met de tegenpartij van zijn cliënten een transactie af te sluiten het voorwerp van controverse uitmaakt, ook nadat hij op 13.12.2013 door zijn stafhouder was gesommeerd zich uit het dossier terug te trekken;
(10.2) 12. De injunctie van zijn stafhouder dd. 13.12.2013 om zich uit het dossier tegen T terug te trekken en zich door een confrater vreemd aan zijn kantoor te laten opvolgen, naast zich heeft neergelegd.
M.b.t. deze feiten en tuchtrechtelijke kwalificaties wordt tevens uitdrukkelijk verwezen naar artikel 456 Ger.W.
III. BEOORDELING VAN DE TENLASTELEGGINGEN :
1. Exceptie van niet-mededeling der stukken.
Ter zitting heeft Mr. X afstand gedaan van deze exceptie. Ze dient dan ook niet nader te worden onderzocht.
2. De verjaring en de redelijke termijn.
Dit ingeroepen middel zal per betichting worden onderzocht en beoordeeld.
3. Ten gronde.
3.1. Betichting 1 en 2:
3.1.1. Tekst van de betichting:
Betichting 1 luidt als volgt:
Procedures te hebben opgestart zonder specifieke voorafgaande opdracht daartoe vanwege de partijen die hij zegt daarin te vertegenwoordigen, en meer bepaald :
a. tussen 18.02.2007 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A, S en M tegen dhr. D;
b. tussen 20.09.2007 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A en M tegen de bvba P;
c. tussen 05.03.2009 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens A, S en M tegen de sprl R;
d. tussen 18.03.2009 en 31.12.2013 een procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak evenals een procedure ten gronde over de schadevergoeding of de hierover afgesloten dading, gevoerd namens S, A, M, I, L en C tegen de bvba B.
Betichting 2 luidt als volgt:
Transacties te hebben afgesloten of te hebben gepoogd een transactie af te sluiten zonder concreet voorafgaand akkoord met de erin voorkomende bedragen vanwege zijn cliënten, meer bepaald:
a. op 16.05.2007 met D voor 50.000,- € + 5.000,- €;
b. op 25.01.2008 met de bvba P voor 22.735,5 € + 4.000,- €;
c. op 16.04.2009 met de bvba B voor 180.000,- €;
d. op 28.04.2009 met de sprl R voor 18.586,- €.
3.1.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
"Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen."
Betichtingen 1a en 2a (D):.
- Uit het tuchtdossier blijkt dat de klacht dateert van 26 september 2007. Het tuchtonderzoek werd geopend op 14 november 2007. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Betichtingen 1b en 2b (P) :
- Uit het tuchtdossier blijkt dat de klacht dateert van 13 februari 2008. Het tuchtonderzoek werd geopend op 19 februari 2008. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Betichtingen 1c en 2c (R) :
- Uit het tuchtdossier blijkt dat de klacht dateert van 13 november 2009. Het tuchtonderzoek werd geopend op 7 december 2009. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Betichting 1d en 2d (B) :
- Uit het dossier blijkt dat de klachten dateren van 28 november 2010, 14 januari 2011 en 19 april 2011. Het tuchtonderzoek werd geopend op 12 april 2011. De
tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedure, door middel van het openen van een tuchtonderzoek, ingesteld werd binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger.W., dient, na opening van het tuchtonderzoek en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, dit tuchtonderzoek binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass. 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N, inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in het eerste dossier bijna 7 jaar bedraagt, in het tweede dossier meer dan 6 jaar, in het derde dossier ruim 4 jaar en in het vierde dossier meer dan 3 jaar.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.1.3. Ten gronde.
Volledigheidshalve merkt de tuchtraad op dat de ten laste van mr. X gelegde feiten 1 en 2 evenmin bewezen zijn.
Uit het aan de tuchtraad voorgelegde tuchtdossier komt niet bewezen voor dat mr. X in de dossiers D, P, R en B zonder mandaat vanwege zijn cliënten zou zijn opgetreden.
Nergens in het tuchtdossier is een verklaring vanwege de cliënten van mr. X terug te vinden (of enig ander bewijs) dat mr. X zonder hun instructies de procedures beslag inzake namaak zou gestart hebben en/ of in deze procedures zonder enig mandaat een dading/ transactie met de tegenpartijen zou hebben afgesloten.
Mr. X brengt in zijn dossier met overtuigingsstukken e-mails met zijn cliënten in de vermelde dossiers voor waaruit alleen maar kan afgeleid worden dat Mr. X wel degelijk een mandaat had van zijn cliënten.
De tuchtraad verwijst naar de volgende stukken van het dossier van mr. X :
- stukken C.8, C.9 en C.10 (dossier D)
- stukken X.0, X0, X0 en D.4 (dossier P)
- stukken X.0, X.0, X.0, X.0, X.0 xx X.0 (xxxxxxx X)
- stuk F.1 (dossier B)
Uit het tuchtdossier blijkt dat mr. X telkens op dezelfde wijze te werk ging. Nadat de toelating van de rechtbank tot beslag werd bekomen, werd bij de tegenpartijen beslag inzake namaak gelegd.
Op dat ogenblik (of op een later tijdstip) werd aan de tegenpartij de mogelijkheid geboden om een dading af te sluiten met betrekking tot de aan de cliënten van Mr. X te betalen schadevergoeding. Indien geen akkoord met de tegenpartij bereikt werd, werd een procedure ten gronde gevoerd.
Gelet op deze modus operandi – toegepast in een zeer groot aantal dossiers – waarbij, met het oog op de efficiëntie op het ogenblik zelf van het beslag inzake namaak, met de tegenpartij wordt onderhandeld over een transactie, neemt de tuchtraad aan dat Mr. X vanwege zijn cliënten telkens ook over een mandaat beschikte om een transactie met de tegenpartijen af te sluiten. In het tuchtdossier zijn geen elementen terug te vinden om tot het tegendeel te besluiten.
De feiten zijn dus niet bewezen.
3.2. Betichting 3.
3.2.1. Tekst van de betichting:
Personen te hebben aangeworven om computers aan te kopen waarop niet-betaalde software was geïnstalleerd van zijn cliënten met de bedoeling deze aankoop als bewijs te gebruiken in een procedure, of concreet opdracht tot een dergelijke aankoop te hebben gegeven:
a. op 03.02.2007 aankoop door O bij D;
b. op 16.05.2007 contract met D voor “mistery-shopping”.
3.2.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
“Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen.”
- A.3.a. en A.3.b.: dossier D (JJ2250)
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 26.09.2007 en dat een tuchtonderzoek werd geopend op 14.11.2007. De tuchtvervolging dateert van 10.03.2014.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedure, door middel van het openen van een tuchtonderzoek, ingesteld werd binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger.W., dient, na opening van het tuchtonderzoek en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, dit tuchtonderzoek binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass; 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N, inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat het tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in dit dossier bijna 7 jaar bedraagt.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.2.3. Ten gronde.
In ondergeschikte orde stelt de tuchtraad overigens vast dat de tenlasteleggingen niet bewezen zijn.
Uit geen enkel objectief en bewezen element blijkt immers dat Mr. X de feiten heeft uitgelokt.
Zijn verklaringen over de aankoop dd. 03.02.2007 en het contract dd. 16.05.2007 voor beweerde “mistery-shopping” staan tegenover deze van de klagende partij D, zonder dat deze laatste evenwel op hun juistheid werden gecontroleerd.
Zo stelt Mr. X dat D zelf kwam aandragen met het aanbod om info te verschaffen over concurrenten die eveneens illegale software zouden verspreiden.
Eén en ander is niet bewezen en voor deze tenlastelegging dient Mr. X te worden vrijgesproken.
3.3. Betichting 4.
3.3.1. Tekst van de betichting:
Op bedrieglijke wijze een toelating tot beschrijvend beslag en tot bewarende maatregelen te hebben uitgelokt met de intentie dit beslag en de bijhorende maatregelen als drukkingsmiddel te gebruiken om de beslagene tot de ondertekening van een dading te bewezen:
a. tussen 18.02.2007 en 01.03.2007 tegen Dhr. D;
b. tussen 21.09.2007 en 11.10.2007 tegen de bvba P;
c. tussen 05.03.2009 en 19.03.2009 tegen de sprl R;
d. tussen 18.03.2009 en 02.04.2009 tegen de bvba B.
3.3.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
“Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen.”
4.a.: dossier D (JJ2250):
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 26.09.2007 en dat een tuchtonderzoek werd geopend op 14.11.2007. De tuchtvervolging dateert van 10.03.2014.
4.b.: dossier bvba P (JJ3012):
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13.02.2008 en dat een tuchtonderzoek werd geopend op 19.02.2008. De tuchtvervolging dateert van 10.03.2014.
4.c.: dossier sprl R (LB2352):
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13.11.2009 en dat een tuchtonderzoek werd geopend op 07.12.2009. De tuchtvervolging dateert van 10.03.2014.
4.d.: dossier bvba B (DG545):
- Uit de stukken blijkt dat de klachten dateren van 28.11.2010, 14.01.2011 en 19.04.2011 en dat een tuchtonderzoek werd geopend op 12.04.2011. De tuchtvervolging dateert van 10.03.2014.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedures, door middel van het openen van tuchtonderzoeken, ingesteld werden binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger. W., dienen, na opening van de tuchtonderzoeken en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, deze tuchtonderzoeken binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass. 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N, inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat het tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in het eerste dossier bijna 7 jaar bedraagt, in het tweede dossier meer dan 6 jaar, in het derde dossier meer dan 4 jaar en in het vierde dossier ongeveer 3 jaar.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.3.3. Ten gronde.
In ondergeschikte orde stelt de tuchtraad vast dat de tenlasteleggingen ook niet bewezen zijn.
Het is duidelijk dat Mr. X in zijn verzoekschriften tot beschrijvend beslag inzake namaak een aantal objectieve elementen heeft aangevoerd, welke door de beslagrechters werden aanvaard in hun opeenvolgende beschikkingen.
Dit behoorde tot de autonome bevoegdheid van de rechter en indien de klagende partijen meenden dat er verkeerde voorstellingen gedaan werden bij de rechter, dan is het duidelijk dat deze partijen rechtsmiddelen ter beschikking hadden om deze aan te vechten, bijvoorbeeld via derdenverzet, wat niet is gebeurd, behoudens inzake bvba B, wat dan weer geen aanleiding heeft gegeven tot herziening van de bevolen beslagmaatregelen.
Eén en ander is niet bewezen en voor deze tenlasteleggingen dient Mr. X te worden vrijgesproken.
3.4. Betichting 5.
3.4.1. Tekst van de betichting
Misbruik makend van de bekomen toelating tot beschrijvend beslag en van de bijhorende maatregelen en onder bedreiging het ganse bedrijf te zullen paralyseren door meename of verzegeling van alle computers, een transactie te hebben afgedwongen waarin de beslagenen zich akkoord moeten verklaren schadevergoedingen te betalen die niet objectiveerbaar zijn:
a. op 16.05.2007 met D voor 50.000,00 € + 5.000,00 €;
b. op 25.01.2008 met de bvba P voor 22.735,50 € = 4.000,00 €;
c. op 16.04.2009 met de bvba B voor 180.000,00 €;
d. op 28.04.2009 met de sprl R voor 18.586,00 €.
3.4.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
"Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen."
5.a. D
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 26 september2007 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 14 november 2007. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
5.b. bvba P
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13 februari 2008 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 19 februari 2008. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
5.c. bvba B
- Uit de stukken blijkt dat de klachten dateren van 28 november 2010, 14 januari 2011 en 19 april 2011 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 12 april 2011. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
5.d. sprl R
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13 november 2009 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 7 december 2009. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedures, door middel van het openen van een tuchtonderzoek, ingesteld werd binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger.W., dient, na opening van het tuchtonderzoek en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, dit tuchtonderzoek binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass. 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in het eerste dossier bijna 7 jaar bedraagt, in het tweede dossier meer dan 6 jaar, in het derde dossier ongeveer 3 jaar en in het vierde dossier meer dan 4 jaar.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.4.3. Ten gronde.
In ondergeschikte orde merkt de tuchtraad op dat de feiten alleszins niet bewezen zijn.
Mr. X bekwam van de beslagrechters beschikkingen waarbij toelating werd verstrekt tot beschrijvend beslag. Tegen deze beschikking staan rechtsmiddelen open.
Uit niets blijkt dat de betrokken vennootschappen gebruik hebben gemaakt van deze rechtsmiddelen dan wel deze benaarstigd hebben.
Uit geen enkel objectiveerbaar feit blijkt dat Mr X enige dading heeft afgedwongen, zij het door dreiging, zij het op enige andere ongeoorloofde wijze.
3.5. Betichting 6
3.5.1. Tekst van de betichting.
Via personeelsadvertenties potentiële gebruikers van illegale software te hebben opgespoord en te hebben gecontacteerd zonder zijn hoedanigheid van advocaat te vermelden noch de identiteit van de cliënt voor wie hij optrad om er vervolgens een procedure inzake namaak tegen op te starten indien bleek dat het gecontacteerd bedrijf niet over de licenties beschikte van de software die het zogezegd beweerde te gebruiken, of door medewerkers van zijn kantoor deze handelingen te hebben laten verrichten :
a. tussen 01.01.2007 en 23.09.2007 inzake de bvba P
b. tussen 01.01.2009 en 06.03.2009 inzake de sprl R
c. tussen 01.01.2009 en 20.3.2009 inzake de bvba B
3.5.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
"Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen."
6.a. P
- Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van de feiten dateert van 13 februari 2008 en de opening van het tuchtonderzoek en de mededeling daarvan van 19 februari 2008.
6.b. R
- Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van de feiten dateert van 16 november 2009 en de opening van het tuchtonderzoek en de mededeling daarvan van 7 december 2009.
6.c. B
- Uit de stukken blijkt dat de kennisgeving van de feiten dateert van dateert de kennisgeving van de feiten van 28 november 2010 en de opening van het tuchtonderzoek en de mededeling daarvan van 12 april 2011.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedure, door middel van het openen van een tuchtonderzoek, ingesteld werd binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger.W., dient, na opening van het tuchtonderzoek en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, dit tuchtonderzoek binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass. 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N, inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in het eerste dossier bijna 7 jaar bedraagt, in het tweede dossier meer dan 6 jaar, in het derde dossier ongeveer 3 jaar en in het vierde dossier meer dan 4 jaar.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.5.3. Ten gronde.
Waar Mr. X vanwege zijn cliënten opdracht had om gebruikers van illegale software op te sporen en te trachten vergoeding te bekomen voor de schade die veroorzaakt werd door het illegale gebruik, is het logisch en aanvaardbaar dat hij het beoogde resultaat wenste te bereiken via de procedure tot beschrijvend beslag inzake namaak.
In functie van deze te voeren procedure heeft meester X getracht de gegevens, die hij bekwam vanwege zijn cliënten, op hun juistheid te controleren. Hij deed dit (of liet dit doen) via nazicht van personeelsadvertenties in kranten en via telefonische contacten.
De tuchtraad is van oordeel dat dit in sé niet verboden is en dat het in bepaalde gevallen zelfs aangewezen kan zijn dit te doen, onder meer om overbodige procedurekosten te vermijden.
Het is niet bewezen dat mr. X bij het inwinnen van de informatie valsheid of feiten van uitlokking zou gepleegd hebben. Evenmin werden deze fouten door de rechter weerhouden in de betrokken beslagprocedures.
3.6. Betichting 7.
3.6.1. Tekst van de betichting.
Personen te hebben tewerkgesteld of een structurele samenwerking te hebben georganiseerd met personen die geen advocaat zijn om zich door hen te laten assisteren bij het opsporen van illegale software, bij de uitvoering van een beslag inzake namaak en/of bij het afsluiten van de daarop aan de beslagene aangeboden dading:
a. tussen 01.01.2003 en 31.12.2013 : dhr. J
b. tussen 04.08.2009 en 31.12.2013 : mevr.V
3.6.2. Verjaring en redelijke termijn.
Het dossier bevat geen aanwijzing dat voor deze feiten een tuchtonderzoek tegen Mr. X werd geopend en a fortiori ook geen kennisgeving daarvan aan meester X.
Deze feiten dienen aldus als verjaard beschouwd te worden.
3.7. Betichting 8
3.7.1. Tekst van de betichting.
Ondanks verwijten die aan hem persoonlijk of aan zijn medewerkers werden gemaakt over de wijze waarop het beslag was verlopen en/of de dading was aangeboden of tot stand was gekomen, toch zelf zijn cliënten in de procedures op derdenverzet of in de daarop gevolgde procedures ten gronde te zijn blijven vertegenwoordigen of door een medewerker van zijn kantoor te hebben laten vertegenwoordigen :
a. tussen 20.09.2007 en 31.12.2013 in het dossier D;
b. tussen 10.10.2007 en 31.12.2013 in het dossier P bvba;
c. tussen 26.05.2009 en 31.12.2013 in het dossier B bvba;
d. tussen 15.11.2009 en 31.12.2013 in het dossier R bvba;
e. tussen 14.02.2012 en 31.12.2013 in de tegen hemzelf neergelegde strafklacht.
3.7.2. Verjaring en redelijke termijn.
Artikel 474 Ger.W. bepaalt:
"Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen 12 maanden te rekenen van de kennisgeving van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen."
8.a. D
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 26 september 2007 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 14 november 2007. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
8.b. P bvba
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13 februari 2008 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 19 februari 2008. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
8.c. B bvba
- Uit de stukken blijkt dat de klachten dateren van 28 november 2010, 14 januari 2011 en 19 april 2011 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 12 april 2011. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
8.d. R bvba
- Uit de stukken blijkt dat de klacht dateert van 13 november 2009 en dat een tuchtonderzoek geopend werd op 7 december 2009. De tuchtvervolging dateert van 10 maart 2014.
Zelfs indien uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tuchtprocedure, door middel van het openen van een tuchtonderzoek, ingesteld werd binnen 12 maanden zoals voorzien in artikel 474 Ger.W., dient, na opening van het tuchtonderzoek en met het oog op het vrijwaren van de rechten van de verdediging, dit tuchtonderzoek binnen een redelijke termijn daadwerkelijk te worden vervolgd.
De redelijke termijn begint in tuchtprocedures te lopen vanaf het ogenblik waarop de betrokkene wordt beschuldigd (Cass. 13 maart 2008, nr. D.07.0004.N, inz. C.J. tegen Orde van Architecten).
Uit de hierboven vermelde data blijkt dat de tijdsverloop tussen de klacht en de vervolging in het eerste dossier bijna 7 jaar bedraagt, in het tweede dossier meer dan 6 jaar, in het derde dossier ongeveer 3 jaar en in het vierde dossier meer dan 4 jaar.
De tuchtraad is van oordeel dat, door verloop van deze jaren, de redelijke termijn is overschreden.
3.7.3. Ten gronde.
Ondergeschikt laat de tuchtraad opmerken dat de betichtingen alleszins niet bewezen zijn.
Mr. X is inderdaad in de procedures op derdenverzet of ten gronde blijven optreden voor zijn cliënten.
Niets belette hem dit te doen.
Mr. X was zelf geen partij in deze zaken en mocht zijn cliënten verder blijven verdedigen.
Het is niet aan de tegenpartij om te oordelen of de advocaat aan de andere zijde kan blijven optreden.
8.e. Strafklacht door Mr. X
In dit dossier is er nooit formeel een tuchtonderzoek geopend. Mr. X werd omtrent deze betichting nooit verhoord.
Uit de betichting blijkt dat de feiten reeds dateren van februari 2012 en ook sedert deze periode gekend waren door de stafhouder. De vervolging werd pas ingesteld op 10 maart 2014.
Deze tenlastelegging is dan ook verjaard conform artikel 474 Ger.W.. Ondergeschikt is de tuchtraad van oordeel dat deze betichting niet bewezen is.
Ter zitting werd door de raadsman van Mr X voorgehouden, zonder dat dit tegengesproken werd door de pro-stafhouder, dat Mr F, de verdediging van Mr X heeft waargenomen in de strafzaak.
3.8. Betichting 9
3.8.1. Tekst van de betichting.
Ondanks uitdrukkelijke vraag dd. 09.03.2010 van de stafhouder in het dossier R, niet te hebben verzaakt aan de conclusie-kalender en in conclusies zelfs te hebben beweerd dat uit de afwezigheid van tijdige conclusies van zijn tegenpartij kan worden afgeleid dat deze de vordering niet langer betwist.
3.8.2. Verjaring en redelijke termijn.
In dit dossier gaat de betichting terug naar een mededeling van Mr. X aan de stafhouder op 30 juli 2010.
Uit het dossier blijkt niet dat er een verhoor plaatsvond. De tuchtvervolging geschiedt pas op 10 maart 2012, zijnde twee jaren later.
De vordering is dus verjaard.
Ondergeschikt dient de tuchtraad vast te stellen dat het dossier na een stafhouderlijk bevel naar de rol werd verzonden. De brief met verzoek tot verzending naar de rol kan niet beschouwd worden als een schending van het verbod om op te treden of schending van het bevel te verzaken aan een conclusiekalender. Ten gronde is de betichting niet bewezen.
3.9. Betichting 10
Vooraf.
De nummering van de tekst in de dagvaarding die bij brief van 1 april 2014 werd overgemaakt aan Mr. X is niet duidelijk.
Allicht dienen de nummeringen 1 en 2 op de laatste bladzijde van de dagvaarding beschouwd te worden als afzonderlijke betichtingen, zoals blijkt uit de brief van de stafhouder aan de voorzitter van de tuchtraad.
De tuchtraad zet de materiële vergissing recht en beschouwt de betichtingen sub 10.1 en sub 10.2. als losstaande betichtingen onder nummeringen 11 en 12.
3.9.1. Tekst van de betichting
Nadat hij door de kamer van inbeschuldigingstelling buiten vervolging was gesteld, alle personen die over de wijze waarop de transactie tot stand was gekomen een strafklacht tegen hem hadden neergelegd, op 30.11.2012 te hebben gedagvaard in betaling van 50.000,
- € provisioneel.
3.9.2. Verjaring en redelijke termijn.
De stafhouder nam kennis van dit feit op 6 december 2012. Er werd geen tuchtdossier of tuchtonderzoek geopend naar aanleiding van deze klacht.
Evenmin is er enig spoor van verhoor van Mr. X.
De tuchtvervolging ingeleid op 10 maart 2014, dus bijna anderhalf jaar na de klacht, was te laat om de verjaring te stuiten.
De tuchtraad meent ondergeschikt te moeten stellen dat het instellen van een burgerlijke procedure tot het bekomen van schadevergoeding door een advocaat wegens een lastens hem neergelegde maar ongegronde strafklacht geoorloofd kan zijn. De advocaat heeft het recht om de schending van zijn integriteit en zijn vermogensbelangen te verdedigen voor de rechtbank, zoals elke burger, mits hij dit niet zelf doet wat in deze het geval was.
3.10. Betichtingen 11 en 12.
3.10.1. Tekst van de betichting.
11. Verder is blijven tussenkomen in een procedure tegen dhr. T waarin zijn eigen optreden inzake bewijsvoering en poging om met de tegenpartij van zijn cliënten een transactie af te sluiten het voorwerp van controverse uitmaakt, ook nadat hij op 13.12.2013 door zijn stafhouder was gesommeerd zich uit het dossier terug te trekken;
12. De injunctie van zijn stafhouder dd. 13.12.2013 om zich uit het dossier tegen T terug te trekken en zich door een confrater vreemd aan zijn kantoor te laten opvolgen, naast zich heeft neergelegd.
3.10.2. Verjaring en redelijke termijn.
Het dossier T, dat aan de grondslag ligt van de klacht, gaat terug tot 10 augustus 2006.
Evenwel betreft het een klacht van confrater G de dato 9 december 2013 betreffende het optreden van Mr. X in het dossier T.
Daarop heeft de pro-stafhouder bij brief van 13 december 2013 Mr. X gesommeerd zich terug te trekken.
De betichting is niet verjaard en binnen de redelijke termijn voorwerp van de vordering.
3.10.3. Ten gronde.
Het betreft een zeer ingewikkeld dossier waarin de tegenpartij 40 pagina’s conclusies heeft genomen en 35 stukken bijbrengt. Het dossier was opgestart in 2004…
Het dossier diende gepleit te worden in februari 2013.
Verwijzend naar de lopende tuchtzaak, gaf Mr. X aan de zaak te laten uitstellen naar het najaar in afwachting van de tuchtrechtelijke behandeling.
Op 4 maart 2014 opende de pro-stafhouder het tuchtonderzoek. Hij vroeg Mr. X of deze wenste gehoord te worden.
Uit het dossier blijkt niet of Mr. X zich liet opvolgen, dan wel, tegen de injunctie in, verder bleef optreden.
In acht genomen de voorgaande mag het verzoek tot uitstel van Mr. X, in functie van de tuchtrechtelijke uitspraak dan wel zijn opvolging in dit zeer omvangrijk dossier, niet beschouwd worden als een schending van de injunctie om zich uit het dossier terug te trekken.
Bovendien blijkt uit de stukken niet dat hij effectief is opgetreden in het dossier door te concluderen, nieuwe stukken bij te brengen of te pleiten.
De betichting is dan ook niet bewezen.
OM DEZE REDENEN,
DE TUCHTRAAD VOOR ADVOCATEN VAN DE ORDES VAN HET RECHTSGEBIED ANTWERPEN, EERSTE KAMER,
Recht sprekend in tuchtzaken, in eerste aanleg, op tegenspraak en met gesloten deuren, Verklaart de tuchtvervolging voor de betichtingen
- sub 1 en 2 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 3 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 4 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 5 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 6 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 7 ontoelaatbaar door verjaring;
- sub 8 toelaatbaar doch ongegrond;
- sub 9 ontoelaatbaar door verjaring;
- sub 10 ontoelaatbaar door verjaring;
- sub 11 en 12 toelaatbaar doch ongegrond; Spreekt Mr. X dus vrij van alle tenlasteleggingen;
Hebben deelgenomen aan de behandeling, de beraadslaging en de beslissing: de voorzitter en de assessoren, hierna vermeld;
Heeft eveneens deelgenomen aan de behandeling: de secretaris, hierna vermeld; Waren aanwezig bij de uitspraak: de voorzitter en de secretaris, hierna vermeld;
Aldus gewezen en uitgesproken te Antwerpen op 27 januari 2015;
Xx. Xxxxxxx XXXXXXXX, xxxxx Xxxxxxxx, voorzitter
Xx. Xxxx XXXXXXXXXX, balie Mechelen, assessor
Xx. Xxx XXX XXXXXXXXXXX, balie Antwerpen, assessor
Xx. Xxxxxxxx XXXXXXX, xxxxx Xxxxxxxx, assessor
Xx. Xxxxxx XXXXXXX, balie Antwerpen, assessor
Xx. Xxxx XXX XXXXXXX, balie Antwerpen, secretaris