SKH
KOMO®
Geïnstalleerd in bouwwerk
SKH
Xxxxxx Xxxxxx 0x, 0000 XX Xxxxxxxxxx Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx
Telefoon: (0317) 45 34 25 E-mail: xxxx@xxx.xx Website: xxxx://xxx.xxx.xx
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV | Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018 Vervangt: 30055/16-KK |
Producent Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. Kadijk 4a 2861 CM XXXXXXXXXXX Xxxxxxx 00 0000 XX XXXXXXXXXXX Xxx. (0182) 35 19 39 Fax (0182) 35 17 54 E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxx.xx Website: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx |
Verklaring van SKH
Deze kwaliteitsverklaring voor productcertificatie is op basis van BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’ d.d. 20-12-2011 inclusief wijzigingsblad d.d. 01-09-2016, afgegeven conform het SKH Reglement voor Certificatie.
Het kwaliteitssysteem en de productkenmerken behorende bij de houten gevelelementen worden periodiek gecontroleerd.
Op basis daarvan verklaart SKH dat:
○ het gerechtvaardigd vertrouwen bestaat, dat de door de producent vervaardigde houten gevelelementen bij aflevering voldoen aan de in de BRL vastgelegde producteisen, mits de houten gevelelementen voorzien zijn van het KOMO®- merk op een wijze als aangegeven in deze kwaliteitsverklaring;
○ de essentiele kenmerken, zoals vastgelegd in de van toepassing zijnde Europese norm, maken geen onderdeel uit van deze kwaliteitsverklaring.
Voor SKH drs. X.X.X. xxx Xxxxx, directeur
Deze kwaliteitsverklaring is voorts opgenomen in het overzicht op de website van Stichting KOMO: xxxx://xxx.xxxx.xx.
Gebruikers van deze kwaliteitsverklaring worden geadviseerd om te controleren of dit certificaat nog geldig is; raadpleeg hiertoe de SKH-website: xxxx://xxx.xxx.xx.
Deze kwaliteitsverklaring bestaat uit 14 bladzijden.
Beoordeeld is:
• kwaliteitssysteem
• product
Blad 2 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
1 TECHNISCHE SPECIFICATIE
1.1 Onderwerp
Deze kwaliteitsverklaring heeft betrekking op houten gevelelementen bestaande uit een kozijn met daarin opgenomen beweegbare delen, doorschijnende en ondoorschijnende vakvullingen en ventilatievoorzieningen bestemd voor het vullen van gevelopeningen. Deze kwaliteitsverklaring heeft geen betrekking op de ventilatievoorziening zelf. Deze kwaliteitsverklaring heeft betrekking op in Nederland toe te passen houten gevelelementen voor plaatsing in onbeschutte buitensituaties in uitwendige scheidingsconstructies van gebouwen. De houten gevelelementen zijn samengesteld uit stijlen, dorpels en combinaties van (on)doorzichtige vaste vullingen, ventilatievoorzieningen en/of bewegende delen. De houten gevelelementen hebben geen dragende functie en zijn niet bedoeld om tot de sterkte en stabiliteit van het bouwwerk bij te dragen.
In deze kwaliteitsverklaring worden gevelelementen ingedeeld in 4 concepten, te weten:
- concept I ‘Traditioneel’;
- concept II ‘Bouwfase bestendig’;
- concept III ‘Industrieel eindproduct’;
- concept IV ‘Totaalplan’.
De verschillen tussen de concepten I, II, III en IV zijn weergegeven in bijlage 1.
1.2 Merken
De houten gevelelementen worden duidelijk gemerkt met:
- beeldmerk KOMO® (zie voorblad);
- kwaliteitsverklaring nummer 30055 (op achterzijde van de merken);
- beeldmerk weerstandsklasse 0, 2 of 3 inbraakwerendheid en ‘geschikt voor’ weerstandsklasse 2;
- beeldmerk niet verwijderen;
- beeldmerk SKH;
- beeldmerk SGT (alleen bij concept II, III en IV).
weerstandsklasse 0 weerstandsklasse 2 geschikt voor weerstandsklasse 3
weerstandsklasse 2
Plaats van het merk:
- Kozijnen met beweegbare delen:
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn of
- bij een beweegbaar deel in de kozijnsponning aan de scharnierzijde op ca. 150 mm uit de onderhoek.
- Kozijnen met alleen doorzichtige panelen en ondoorzichtige vullingen:
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn;
- indien alle elementen inbraakwerend worden uitgevoerd, op de spouwlat.
- Deurkozijnen zonder deur (geschikt voor):
- zichtbaar en leesbaar;
- op ca. 150 mm van een kozijnhoek, binnen de glaslijn of
- in de kozijnsponning aan de scharnierzijde op ca. 250 mm uit de bovenhoek.
- Het deurkozijn wordt geleverd met daarin de afgehangen deur:
- zichtbaar en leesbaar;
- tussen de twee bovenste scharnieren in de kozijnstijl.
1.3 Productspecificatie
De houten gevelelementen zijn vervaardigd overeenkomstig de KVT.
Blad 3 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
1.3.1 Gevelelementen overeenkomstig eigen ontwerp
In aanvulling op de KVT kunnen (onderdelen van) houten gevelelementen uitgevoerd worden volgens een eigen ontwerp.
1.3.1.1 Afwijkende draaivalconstructie
- Draaivalraamconstructie in enkel en stolpuitvoering met een raamhoutafmeting van 67 x 114 mm. Voorzien van een enkele of dubbele onderdorpel. Zie bijlage 2.
- Draaivalraam constructie in enkele uitvoering met een houtraamhoutafmeting van 67 x 90 mm. Zie bijlage 2.
1.3.1.2 Kozijnen met speciaal profiel
Uitvoering van kozijnen met een profilering voor vastglas met binnenbeglazing, naar binnendraaiende ramen en samengestelde panelen zoals weergegeven in bijlagen 3 en 4 waarbij een onderscheidt wordt gemaakt in de volgende varianten:
• Variant voorzien van aluminium profiel op de onderdorpel. Het aluminium profiel wordt naast verlijming ook geschroefd met schroeven met een minimale lengte van 25 mm en een minimale doorsnede van 3 mm, maximaal 50 mm vanaf het einde en hart op hart maximaal 160 mm. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting
• Variant zonder aluminium profiel op de onderdorpel. De neuslat wordt bevestid door middel van klitteband overeenkomstig SHR-rapport 13.0384-002. De aansluiting van de neuslat met de stijlen wordt afgekit. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting
De varianten met en zonder aluminium profiel, uitgevoerd met hang- en sluitwerk overeenkomstig de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08, voldoen ten aanzien van inbraakwerend aan weerstandsklasse 2. De samengestelde panelen worden in de kozijnen aangebracht overeenkomstig de relevante toepassing voorwaarden van de KVT en de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08.
1.3.1.3 Verdekt vernagelen van een buitenbeglazingssyteem.
In afwijking van de NPR 3577 mogen de glaslatten bij buitenbeglazing op de volgende wijze door middel van verdekt vernagelen bevestigd worden:
- Natte beglazing met beglazingskit volgens SHR-rapport 12.0141.012C.
1.3.1.4 Verticale en horizontale koppelingen kozijnen
In afwijking van de KVT mogen de koppelingen uitgevoerd worden volgens SHR rapport 12.0141.012 C, zie bijlage 5.
1.4 Bevestiging van doorvalbeveiliging en hekwerk op het kozijn
Op het kozijn kan een voorziening worden getroffen (RVS schroefhulzen met een diameter M6 of M8 geboord in de kozijnstijlen) voor de bevestiging van doorvalbeveiliging en/of hekwerk. De voorziening voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2. zoals aangetoond in SHR-rapport 12.0166. Van de toe te passen doorvalbeveiliging en/of hekwerk dient separaat te zijn aangetoond dat deze voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2. Van de voorziening voor bevestiging van de doorvalbeveiliging en/of hekwerk is aangetoond dat het een duurzame bevestigingswijze betreft indien het verwerkings- en onderhoudsvoorschrift balkonhekbevestigingspunt van Xxxxxxx xxx Xxx Timmerfabriek B.V. wordt gehanteerd.
1.5 Single Part Production
Kozijnen en ramen worden volgens Single Part Production voorzien van een eerste laag flowcoat met FE 121QT van PPG Industrial Coatings B.V., volgens voorschrift van het KOMO-productcertificaat nummer 33140 van het betreffende verfsysteem. De opbouw van de rest van het verfsysteem vindt plaats volgens de condities van de systemen waarin FE 121QT als eerste laag is toegepast.
Dit is aangetoond voor de verlijmde verbinding met de Frencken Kozijnenlijm 0819 SLS in combinatie met alle (niet-gemodificeerde) houtsoorten en het gemodificeerde hout Accoya zoals die vermeldt staan in het KOMO- attest-met-productcertificaat nummer 20942.
Blad 4 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
2 TERMEN EN DEFINITIES
2.1 Kozijn
Vormvast kader samengesteld uit rand- en/of tussenstijlen, onder-, tussen- of bovendorpels van geprofileerd hout, met een onderverdeling die afhankelijk is van de gewenste toepassing. Een kozijn is de drager voor de in het kozijn aan te brengen vullingen en voorzieningen als deuren, ramen, borstweringen, glas, panelen, ventilatievoorzieningen, bevestigingsmiddelen enzovoorts.
2.2 Stelkozijn
Kozijn dat vroeg in het bouwproces wordt geplaatst (en waartegen het metselwerk van het binnen- en buitenspouwblad wordt aangebracht) met het doel als aanslag en bevestigings- en stelmogelijkheid te dienen voor het later te plaatsen montagekozijn.
2.3 Beweegbare delen
Beweegbaar bouwkundig deel met het doel licht, lucht en/of personen door te laten.
2.4 Concept I ‘Traditioneel’
Een houten kozijn (duurzaamheidsklasse 1 t/m 2), voorzien van een grondlaksysteem, dat inclusief verwerkingsvoorschriften aan de bouw wordt geleverd.
2.5 Concept II ‘Bouwfase bestendig’
Een houten kozijn (duurzaamheidsklasse 1 t/m 5), voorzien van een voorlaksysteem, dat inclusief verwerkingsvoorschriften aan de bouw wordt geleverd.
2.6 Concept III ‘Industrieel eindproduct’
Een compleet beglaasd, afgemonteerd eindproduct, voorzien van een aflaksysteem dat door of onder verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant in de bouw geplaatst wordt. De kozijnen worden opgeleverd met onderhoudsvoorschriften.
2.7 Concept IV ‘Totaalplan’
Een compleet beglaasd, voorzien van een aflaksysteem en afgemonteerd, eindproduct dat door of onder verantwoordelijkheid van de timmerfabrikant geplaatst is en onderhouden wordt middels een prestatiecontract. Ten aanzien van concept IV valt de beoordeling op de aanwezigheid en de inhoud van een prestatiecontract binnen de scope van deze kwaliteitsverklaring.
3 PRODUCTKENMERKEN
3.1 Productkenmerken
De houten gevelelementen voldoen aan in de BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’ vastgelegde producteisen.
3.2 Kenmerken in de toepassing
Voor de prestaties van de met houten gevelelementen samengestelde geveldelen wordt verwezen naar het attest, nummer 30055.
Blad 5 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
4 VERWERKINGSVOORSCHRIFTEN
4.1 Transport en opslag (concepten I en II)
Om de gevelelementen tijdens het transport naar de opslag en de verwerking op de bouwplaats te beschermen moet een aantal maatregelen worden genomen, die hierna zijn gespecificeerd. De opslagperiode op de bouwplaats moet zo kort mogelijk gehouden worden.
4.1.1 Transport naar de bouwplaats (concepten I en II)
De gevelelementen moeten op zodanige wijze worden geladen dat zich tijdens het transport geen schadelijke vervormingen kunnen voordoen of beschadigingen kunnen ontstaan. Bewegingen tijdens het transport moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Gevelelementen moeten in verticale stand worden vervoerd, met uitzondering van kleine stijve elementen. De daarvoor in aanmerking komende tijdelijke beschermende voorzieningen dienen, voordat tot belading van het transportmiddel wordt overgegaan, te zijn aangebracht en moeten gedurende de verdere verplaatsing naar en verwerking op de bouwplaats worden gehandhaafd.
Bij levering van stel- en montagekozijnen moeten de stelkozijnen voorafgaande aan de montagekozijnen worden geleverd.
4.1.2 Opslag op de bouwplaats (concepten I en II)
De opslag van gevelelementen moet verticaal geschieden. De opslag dient zodanig plaats te vinden dat het houtvochtgehalte gehandhaafd blijft. Indien alleen opslag buiten mogelijk is, dan moet dit plaatsvinden op een verharde ondergrond met een goede waterafvoer, waarbij de onderkanten van de elementen vrij moeten zijn van de ondergrond, zodanig dat geen contact met water mogelijk is (circa 0,3 m vrij van de ondergrond).
De gevelelementen moeten aan de bovenzijde en zijdelings tegen zon, regen- of sneeuwval worden beschermd. Indien de gevelelementen onder zeilen worden opgeslagen geldt als aanvullende voorwaarde dat tussen de zeilen en de gevelelementen een zodanig ruimte aanwezig is, dat natuurlijke droging van de gevelelementen mogelijk is. Bij een permanente vochtbelasting zal het houtvochtgehalte extreem toenemen en zal het hout evenredig gaan zwellen. Een en ander kan resulteren in gevolgschade en afbreuk doen aan de functionaliteit van het geveltimmerwerk.
4.2 Montage in de bouw (concepten I en II)
De montage van gevelelementen is te onderscheiden in het stellen van kozijnen, het bevestigen en het treffen van beschermingsmaatregelen. Voor zover niet hieronder aangegeven moet de montage plaatsvinden overeenkomstig de, met de gevelelementen meegeleverde, verwerkingsvoorschriften.
4.2.1 Stellen (concepten I en II)
In de spouwlatten bevestigd aan de kozijnstijlen, voorzien van het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II), mogen alleen beperkt draadnagels worden aangebracht ten behoeve van het stellen, als de ontstane gaten later afdoende worden gerepareerd. Stelhout mag niet leiden tot capillairvorming.
4.2.2 Bevestigen (concepten I en II)
Elementen mogen niet zodanig worden bevestigd, dat hierdoor de kwaliteit negatief wordt beïnvloed. De uitvoering en het aantal bevestigingsmiddelen moet daarop zijn afgestemd.
4.2.3 Beschermen (concepten I en II)
Na het stellen moet worden gezorgd voor een goede bescherming. Tot beschermingsmaatregelen behoren:
- het voorkomen van een ruwe behandeling van onderdelen, zoals bovenzijden van onder- of tussendorpels.
Dit is mogelijk door de beschermende maatregelen van de timmerfabriek zo lang mogelijk te handhaven (concept II), dan wel zelf beschermende maatregelen te treffen (concept I);
- het zo spoedig mogelijk aanbrengen van vakvullingen, zoals draaiende delen, glas e.d.;
- het tegengaan van het bevestigen van steigeronderdelen e.d.;
- het voorkomen van vervuiling van sponningen en van het hang- en sluitwerk;
- het zo snel mogelijk herstellen van beschadigingen van grondlak- of aflaksysteem, van het hout en van de diverse onderdelen of halfproducten;
- het zorgvuldig uitnemen van tijdelijk aangebrachte materialen of halfproducten (zoals bijvoorbeeld ventilatieroosters) en deze op een goede wijze monteren.
Blad 6 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
4.2.4 Beglazen (concepten I en II)
Voorafgaande aan het beglazen moeten het grondlaksysteem (concept I) of het voorlaksysteem (concept II) alsmede het houtvochtgehalte aantoonbaar worden gecontroleerd. In geval van slijtage of beschadiging, moet het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II) tot de oorspronkelijke laagdikte worden hersteld. De beglazing moet voldoen aan de functionele eisen voor de beglazing van kozijnen, ramen en deuren in buitengevels, die zijn gesteld in NEN 3576. Indien de beglazing wordt uitgevoerd conform de NPR 3577 wordt aan deze eisen voldaan.
4.2.5 Eindafwerking (concepten I en II)
De eindafwerking moet binnen de in de onderstaande tabel opgenomen periode aangebracht worden, te rekenen vanaf de levering van de kozijnen op de bouwplaats.
Concept I | Concept II | |
Xxxxxxx werk | 6 maanden | 18 maanden |
Transparant werk | Niet toegestaan | 6 maanden |
Voorafgaande aan het aanbrengen van de eindafwerking moeten het grondlaksysteem (concept I) of het voorlaksysteem (concept II) alsmede het houtvochtgehalte aantoonbaar worden gecontroleerd. In geval van slijtage of beschadiging, moet het grondlaksysteem (concept I) of voorlaksysteem (concept II) tot de oorspronkelijke laagdikte worden hersteld. De eindafwerking moet in het geval van concept I in minimaal 2 lagen met een minimale totale droge laagdikte van 50 µm en in het geval van concept II in minimaal 1 laag met een minimale totale droge laagdikte van 30 µm aangebracht worden overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant/leverancier van de eindafwerking.
4.3 Onderhoud (concepten I, II en III)
Afhankelijk van het gekozen beschermsysteem en de expositie-omstandigheden moet periodiek deskundig onderhoud plaats vinden. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het verftechnisch onderhoudsadvies van de fabrikant/leverancier van de eindafwerking en de onderhoudsvoorschriften van de producent. Voorts dient het hang- en sluitwerk periodiek op bevestiging en functioneren te worden gecontroleerd en te worden onderhouden.
4.4 Onderhoud (concept IV)
Afhankelijk van het gekozen prestatieniveau wordt onderhoud gepleegd zoals vastgelegd in het prestatiecontract. Het onderhoud wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van de certificaathouder.
4.5 Aanvullende voorschriften t.b.v. laag-reliëfdorpels
De aansluiting van de laag-reliëfdorpels onderling en aan aangrenzende bouwdelen dient gerealiseerd te worden overeenkomstig bijlage 2 van de BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’.
Voor de aansluitingen is het een voorwaarde dat hemelwater doeltreffend wordt afgevoerd van de dorpel (vooral van de eventuele waterafvoeropeningen), van de bestrating (op afschot) en uit de onderliggende constructie (ook de spouw). Voor de toe te passen houtsoorten en de afstand tussen het hout en het waterdragende vlak (maaiveld) gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
- vanaf 50 mm boven het watergedragen vlak (o.a. maaiveld) mogen de stijlen zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklasse 1 t/m 5;
- vanaf 50 mm boven het watergedragen vlak (o.a. maaiveld) mogen de onderdorpels zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklasse 1 t/m 2, alsmede Oregon Pine en Sapeli. Vanaf 300 mm boven het watergedragen vlak (o.a. maaiveld) mogen de onderdorpels zijn uitgevoerd in hout uit duurzaamheidsklassen 1 t/m 5.
Blad 7 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
5 WENKEN VOOR DE AFNEMER
5.1 Algemeen
- in het kader van deze kwaliteitsverklaring vindt geen controle plaats van de juistheid van de prestaties van de essentiële kenmerken;
- de uitspraken in deze kwaliteitsverklaring mogen niet worden gebruikt ter vervanging van de CE-markering en/of de bijbehorende verplichte Prestatieverklaring.
5.2 Bij aflevering van de gevelelementen inspecteren of:
- geleverd is wat is overeengekomen;
- de merken en de wijze van merken juist zijn;
- de producten geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en dergelijke;
- verwerkingsvoorschriften en/of onderhoudsvoorschriften beschikbaar zijn.
Indien op grond van het bovenstaande tot afkeuring wordt overgegaan, dient contact te worden opgenomen met: Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. en zo nodig met: de certificatie instelling SKH.
5.3 Kwaliteitsverklaring
De producent is verplicht te zorgen dat de afnemer op het werk de beschikking heeft over een exemplaar van de volledige kwaliteitsverklaring.
5.4 Toepassing en gebruik
Transport, opslag en verwerking doen uitvoeren overeenkomstig de verwerkingsvoorschriften die in deze kwaliteitsverklaring zijn opgenomen.
5.5 Geldigheidscontrole
Controleer of de kwaliteitsverklaring nog geldig is; raadpleeg de SKH-website: xxxx://xxx.xxx.xx.
5.6 Garantie
In geval van garantie-aanspraken kan tevens contact worden opgenomen met de
Stichting Garantie Timmerwerk SGT Tel. (000) 000 00 00
Xxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxx (Nieuwe 's-Gravelandseweg 16) Fax (000) 000 00 00
Blad 8 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 1
Concept I | Concept II | Concept III | Concept IV | |
Hout duurzaamheidsklassen 1 t/m 2** | ||||
- massief | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
- gevingerlast | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
- geoptimaliseerd | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
Hout duurzaamheidsklassen 3 t/m 5** | ||||
- massief | Niet toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
- gevingerlast | Niet toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
- geoptimaliseerd | Niet toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
Verfsysteem | ||||
- grondlaksysteem | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. | N.v.t. |
- voorlaksysteem | Toegestaan | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. |
- aflaksysteem | Toegestaan | Toegestaan | Verplicht | Verplicht |
Dorpelafdekkers | ||||
- binnensponningen (dorpelafdekkers) | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
- buitensponningen (neuslatten) | Verplicht | Verplicht | Verplicht | Verplicht |
Plaatsen gevelelementen | ||||
- overdracht d.m.v. verwerkingsvoorschriften | Verplicht | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. |
- door of onder verantwoordelijkheid producent | Toegestaan | Toegestaan | Verplicht | Verplicht |
Beschermen op de bouw | ||||
- overdracht d.m.v. verwerkingsvoorschriften | Verplicht | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. |
- door of onder verantwoordelijkheid producent | In samenspraak met de opdrachtgever | In samenspraak met de opdrachtgever | Verplicht | Verplicht |
Beglazen | ||||
- overdracht d.m.v. verwerkingsvoorschriften | Verplicht | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. |
- door of onder verantwoordelijkheid producent | Toegestaan | Toegestaan | Verplicht | Verplicht |
- fabrieksmatig | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan |
Situering van laaggelegen onderdorpels en stijlen | ||||
- hout duurzaamheidsklasse 1 t/m 2 alsmede Oregon Pine en Sapeli | ≥ 50 mm* | ≥ 50 mm* | ≥ 50 mm* | ≥ 50 mm* |
- hout duurzaamheidsklasse 3 t/m 5 | N.v.t. | ≥ 50 mm (stijl)* en ≥ 300 mm (dorpel) | ≥ 50 mm (stijl)* en ≥ 300 mm (dorpel) | ≥ 50 mm (stijl)* en ≥ 300 mm (dorpel) |
Verwerkingsvoorschriften | Verplicht | Verplicht | N.v.t. | N.v.t. |
Onderhoudsvoorschriften | Verplicht (in combinatie met verwerkings- voorschriften) | Verplicht (in combinatie met verwerkings- voorschriften) | Verplicht | Verplicht |
Bouwplaatscontrole door of onder verantwoording producent | N.v.t. | N.v.t. | Verplicht | Verplicht |
Prestatiecontract | Toegestaan | Toegestaan | Toegestaan | Verplicht |
* kortere afstanden zijn toegestaan mits is aangetoond dat lagere of ontbrekende neuten verantwoord zijn in het kader van de duurzaamheid, de functionaliteit en de onderhoudsbehoefte. Voor de duurzaamheid en onderhoudsbehoefte gelden de punten uit bijlage 1 van BRL 0813
‘Laag-reliëfdorpels dorpels onder houten gevelelementen’ die voor de concrete oplossing relevant zijn
** uitsluitend te lezen in combinatie met de tabel 1A uit bijlage 1 van de BRL 0801 ‘Houten gevelelementen’
Blad 9 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 2 Afwijkende draaivalraamconstructie in enkel en stolpuitvoering
Blad 11 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 3 Variant voorzien van aluminium profiel op de onderdorpel
Blad 11 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 3 Variant voorzien van aluminium profiel op de onderdorpel
Blad 12 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 4 Variant zonder aluminium profiel op de onderdorpel
Blad 13 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Bijlage 5 Verticale en horizontale koppelingen kozijnen
Blad 14 van 14 Nummer: 30055/18-KK Uitgegeven: 01-12-2018
HOUTEN GEVELELEMENTEN CONCEPTEN I, II, III EN IV
Xxxxxx Xxxxxx 0x, 0000 XX Xxxxxxxxxx Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx
(0317) 45 34 25
ERKEND SKH BB-AANSLUITDOCUMENT
UITWENDIGE SCHEIDINGSCONSTRUCTIES SAMENGESTELD MET HOUTEN GEVELELEMENTEN
Producent
Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. Xxxxxx 0x
0000 XX XXXXXXXXXXX
Xxxxxxx 00
0000 XX XXXXXXXXXXX
Tel. (0182) 35 19 39
Fax (0182) 35 17 54
E-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxx.xx Website: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx
Nummer: 30055/18-BB Uitgegeven: 01-12-2018
Geldig tot: 01-01-2020 Vervangt: 30055/16-BB
Verklaring van SKH
Dit BB-aansluitdocument is op basis van de Richtlijn Aansluiting Bouwbesluit 7508 ‘Uitwendige scheidingsconstructies samengesteld met gevelelementen’ d.d. 14-04-2016 afgegeven conform het SKH Reglement voor Certificatie.
De aansluiting van de houten gevelelementen voor plaatsing in uitwendige scheidingsconstructies voor gebouwen aan het Bouwbesluit is beoordeeld en de uitgangspunten voor de beoordeling worden periodiek herbeoordeeld.
Op basis daarvan verklaart SKH dat de uitwendige scheidingsconstructies samengesteld met houten gevelelementen voldoen aan de in dit BB-aansluitdocument opgenomen eisen van het Bouwbesluit, mits:
- wordt voldaan aan de technische specificatie en toepassingsvoorwaarden van dit BB-aansluitdocument;
- de vervaardiging van de met houten gevelelementen samengestelde uitwendige scheidingsconstructies geschiedt overeenkomstig de in dit BB-aansluitdocument vastgelegde voorschriften en/of verwerkingsmethoden.
In het kader van dit Erkende BB-aansluitdocument vindt geen controle plaats van de productie van de houten gevelelementen, noch op de samenstelling van en/of montage op de bouwplaats.
Dit BB-aansluitdocument is een erkende kwaliteitsverklaring voor het Bouwbesluit 2012 overeenkomstig de tripartite overeenkomst 2015 (Staatscourant 8987, 2015) en de Woningwet. Dit BB-aansluitdocument is opgenomen in het ‘Overzicht erkende kwaliteitsverklaringen voor de bouw’ op de website van de Stichting Bouwkwaliteit (xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx).
drs. X.X.X xxx Xxxxx, directeur
Controleer of dit BB-aansluitdocument nog geldig is; raadpleeg de SKH-website: xxxx://xxx.xxx.xx. Dit BB-aansluitingsdocument bevat: 12 pagina’s.
1 INLEIDING
Dit BB-aansluitdocument levert de aansluiting van houten gevelelementen voor plaatsing in uitwendige scheidingsconstructies van gebouwen conform ’Richtlijn aansluiting Bouwbesluit voor uitwendige scheidingsconstructies samengesteld met gevelelementen’ aan het Nederlandse Bouwbesluit.
De gevelelementen kunnen zijn uitgevoerd overeenkomstig:
- de detaillering zoals die is weergegeven in de KVT
- de volgende afwijkende detailleringen en/of uitvoeringen:
Gevelelementen overeenkomstig eigen ontwerp
In aanvulling op de KVT kunnen (onderdelen van) houten gevelelementen uitgevoerd worden volgens een eigen ontwerp.
Afwijkende draaivalconstructie
- Draaivalraamconstructie in enkel en stolpuitvoering met een raamhoutafmeting van 67 x 114 mm. Voorzien van een enkele of dubbele onderdorpel. Zie bijlage 1.
- Draaivalraam constructie in enkele uitvoering met een houtraamhoutafmeting van 67 x 90 mm. Zie bijlage 1.
Kozijnen met speciaal profiel
Uitvoering van kozijnen met een profilering voor vastglas met binnenbeglazing, naar binnendraaiende ramen en samengestelde panelen zoals weergegeven in bijlagen 2 en 3 waarbij een onderscheidt wordt gemaakt in de volgende varianten:
- Variant voorzien van aluminium profiel op de onderdorpel. Het aluminium profiel wordt naast verlijming ookgeschroefd met schroeven met een minimale lengte van 25 mm en een minimale doorsnede van 3 mm, maximaal 50 mm vanaf het einde en hart op hart maximaal 160 mm. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting
- Variant zonder aluminium profiel op de onderdorpel. De neuslat wordt bevestid door middel van klitteband overeenkomstig SHR-rapport 13.0384-002. De aansluiting van de neuslat met de stijlen wordt afgekit. Het vastglas wordt voorzien van een rondgaande hieldichting
De varianten met en zonder aluminium profiel, uitgevoerd met hang- en sluitwerk overeenkomstig de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08, voldoen ten aanzien van inbraakwerend aan weerstandsklasse 2. De samengestelde panelen worden in de kozijnen aangebracht overeenkomstig de relevante toepassing voorwaarden van de KVT en de voorwaarden van de SKH-Publicatie 98-08.
Verdekt vernagelen van een buitenbeglazingssyteem.
In afwijking van de NPR 3577 mogen de glaslatten bij buitenbeglazing op de volgende wijze door middel van verdekt vernagelen bevestigd worden:
- Natte beglazing met beglazingskit volgens SHR-rapport 12.0141.012C.
Verticale en horizontale koppelingen kozijnen
In afwijking van de KVT mogen de koppelingen uitgevoerd worden volgens SHR rapport 12.0141.012 C, zie bijlage 4.
Bevestiging van doorvalbeveiliging en hekwerk op het kozijn
Op het kozijn kan een voorziening worden getroffen (RVS schroefhulzen met een diameter M6 of M8 geboord in de kozijnstijlen) voor de bevestiging van doorvalbeveiliging en/of hekwerk. De voorziening voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2. zoals aangetoond in SHR-rapport 12.0166. Van de toe te passen doorvalbeveiliging en/of hekwerk dient separaat te zijn aangetoond dat deze voldoet aan de eisen voor wat betreft de weerstand tegen stootbelasting volgens NEN-EN 1991-1-1 bijlage NB.B ‘Stootbelasting op scheiden bij een hoogteverschil’, paragraaf NB.B.2.2.. Van de voorziening voor bevestiging van de doorvalbeveiliging en/of hekwerk is aangetoond dat het een duurzame bevestigingswijze betreft indien het verwerkings- en onderhoudsvoorschrift balkonhekbevestigingspunt van Xxxxxxx xxx Xxx Timmerfabriek B.V. wordt gehanteerd.
Dit BB-aansluitdocument is opgesteld door SKH dat voor de ‘Richtlijn aansluiting Bouwbesluit voor uitwendige scheidingsconstructies samengesteld met gevelelementen‘ door de Raad van Accreditatie als certificatie- instelling is geaccrediteerd.
Dit document is geldig mits de uitvoering en de toepassing van de houten gevelelementen overeenkomstig is aan de in dit aansluit document opgenomen voorwaarden. Dit aansluit document levert, als erkende kwaliteitsverklaring conform Bouwbesluit artikel 1.11, afdoende bewijs voor de afnemer dat de uitwendige scheidingsconstructie samengesteld met houten gevelelementen in hun toepassing aan de eisen in het Bouwbesluit voldoen.
Dit aansluitdocument is opgebouwd uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte behandelt de aansluiting aan het Bouwbesluit. Het tweede gedeelte, in de vorm van een bijlage, betreft de technische specificatie en een nadere invulling van de te hanteren toepassingsvoorwaarden en verwerkingsrichtlijnen.
2 WENKEN VOOR DE GEBRUIKER
Bij aflevering van de gevelelementen inspecteren of:
- de gevelelementen voldoen aan de in dit BB-aansluitdocument opgenomen specificatie en toepassingsvoorwaarden;
- geleverd is wat is overeengekomen;
- de producten geen zichtbare gebreken vertonen als gevolg van transport en dergelijke;
- verwerkingsvoorschriften en/of onderhoudsvoorschriften beschikbaar zijn.
Indien op grond van het bovenstaande tot afkeuring wordt overgegaan,
dient contact te worden opgenomen met: Xxxxxxx xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx B.V. en zo nodig met: de certificatie- instelling SKH.
3 PRESTATIES OP GROND VAN HET BOUWBESLUIT Bouwbesluitingang
Nr. | Afdeling | Grenswaarde/bepalingsmethode | Prestaties |
2.1 | Algemene sterkte van de bouwconstructie | Uiterste grenstoestand bouwconstructie, berekening volgens NEN-EN 1995-1-1 (incl. nationale bijlage) en NEN-EN 1990 (incl. nationale bijlage) en NEN-EN 1991-1-1/4 (incl. nationale bijlage) | Maximale overspanning van tussenstijlen en -dorpels gerelateerd aan windbelasting |
2.3 | Afscheiding van vloer, trap en hellingbaan | Aanwezigheid en hoogte, stootbelasting bepaald volgens NEN-EN 1991-1-1 | Stootbelasting ≥ 0,5 kNm |
Openingen | Niet onderzocht | ||
Overklauterbaarheid | Niet onderzocht | ||
2.9 | Beperking van het ontwikkelen van brand en rook | Binnenoppervlak | Voldoet aan Bouwbesluit |
Buitenoppervlak | Voldoet aan Bouwbesluit | ||
2.10 | Beperking van uitbreiding van brand | WBDBO ≥ 30 minuten volgens NEN 6068 | Elementen opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 hebben een brandwerendheid van ten minste 30 minuten |
2.11 | Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook | WBDBO ≥ 30 minuten volgens NEN 6068 | Elementen opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 hebben een brandwerendheid van ten minste 30 minuten |
2.15 | Inbraakwerendheid | Indien van toepassing weerstandsklasse ≥ 2 volgens NEN 5096 | Weerstandsklasse 0, 2 of 3 |
3.1 | Bescherming tegen geluid van buiten | Karakteristieke geluidwering ≥ 20 dB volgens NEN 5077 | Geluidisolatiewaarde RA ten minste 23 dB |
Bescherming tegen industrie-, weg- of spoorweglawaai | Karakteristieke geluidwering is niet kleiner dan het verschil tussen in hw- besluit vermelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting en 35 dB(A) bij industrielawaai en 33 dB bij weg- of spoorweglawaai | Geluidisolatiewaarde RA ten minste 23 dB | |
Bescherming tegen luchtvaartlawaai | Karakteristieke geluidwering is niet kleiner dan 30 dB. Het karakteristieke geluidniveau in een verblijfsgebied is ten hoogste 33 dB | Niet onderzocht | |
3.5 | Wering van vocht van buiten | Waterdicht volgens NEN 2778 | Maximale toepassingshoogte |
3.9 | Beperking van de aanwezigheid van schadelijke stoffen en ioniserende straling | Volgens voorschriften Ministeriële Regeling | Geen vermelding prestatie |
3.10 | Bescherming tegen ratten en muizen | Openingen ≤ 0,01 m | Geen openingen > 0,01 m |
4.4 | Bereikbaarheid en toegankelijkheid | Vrije breedte doorgang ≥ 0,85 m en vrije hoogte ≥ 2,1 m of ≥ 2,3 m | Vrije breedte ≥ 0,85 m Vrije hoogte ≥ 2,1of 2,3 m incl. eventuele slijtstrip |
Hoogteverschil ≤ 0,02 m | Drempelhoogte ≤ 0,02 m |
Nr. | Afdeling | Grenswaarde/bepalingsmethode | Prestaties |
5.1 | Energiezuinigheid | Warmtedoorgangscoëfficiënt ≤ 1,65 W/m2.K volgens NEN 1068 | Voldoet aan Bouwbesluit |
Luchtvolumestroom van het totaal aan gebieden en ruimten ≤ 0,2 m3/s volgens NEN 2686 | Bijdrage van kieren en naden aan de luchtvolumestroom ≤ 0,5 m3/h per m1 naad en ≤ 9 m3/h per m1 kier | ||
6.6 | Vluchten bij brand | Deur in vluchtroute te openen d.m.v. lichte druk | Voldoet aan de voorschriften |
6.11 | Tegengaan van veel voorkomende criminaliteit | De toegang tot een woongebouw heeft een zelfsluitende deur en draait niet tegen de vluchtrichting in | Voldoet aan de voorschriften |
3.1 Algemeen
De hieronder vermelde prestaties gelden indien de in bijlage A.1 gespecificeerde gevelelementen overeenkomstig de toepassingsvoorwaarden zijn toegepast in de uitwendige scheidingsconstructie. Hierbij is voor afgehangen en volledig beglaasde gevelelementen (daar waar van toepassing) gebruik gemaakt van de productkenmerken die bepaald zijn in het kader van de Verordening Bouwproducten conform NEN-EN 14351-1.
Ten aanzien van niet afgehangen en/of niet beglaasde gevelelementen zijn de declaraties in relatie tot het Bouwbesluit gebaseerd op een toepassing waarbij:
- Een beglazing is uitgevoerd volgens de eisen van de NEN 3576 (beglazing uitgevoerd volgens de NPR 3577 voldoet hieraan);
- Ramen en deuren zijn afgehangen volgens de voorschriften.
3.2 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN VEILIGHEID
ALGEMENE STERKTE VAN DE BOUWCONSTRUCTIE; BB-Afdeling 2.1
3.2.1 Sterkte; BB-artikel 2.2, BB-artikel 2.3 en BB-artikel 2.4
Het gevelelement geplaatst in een buitengevel:
- voldoet ten aanzien van de sterkte aan de eisen van het Bouwbesluit;
- is geschikt om als vloerafscheiding te dienen.
De uiterste grenstoestand van de gevelelementen wordt niet overschreden bij de fundamentele belastingcombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990.
Toepassingsvoorbeelden
Gevelelementen met een maximale overspanning van tussenstijlen en -dorpels volgens katern 30 van de KVT voldoen aan de eisen met betrekking tot de algemene sterkte van de bouwconstructie. De afmetingen van draaiende of schuivende delen uitgevoerd overeenkomstig katern 20 en katern 24 van de KVT en
SHR-rapport 11.0376-3 voldoen aan de eisen met betrekking tot de algemene sterkte van de bouwconstructie. AFSCHEIDING VAN VLOER, TRAP EN HELLINGBAAN; BB-Afdeling 2.3
3.2.2 Vloerafscheiding; BB-artikel 2.17 en BB-artikel 2.18
Het gedeelte wat fungeert als vloerafscheiding, in nieuwbouwsituaties, ter plaatse van een al dan
niet beweegbaar raam, heeft een hoogte van ten minste 0,85 m en is geschikt om als vloerafscheiding te dienen.
BEPERKING VAN ONTWIKKELING VAN BRAND EN ROOK; BB-Afdeling 2.9
3.2.3 Binnenoppervlak; BB-artikel 2.67
De gevelelementen voldoen voor die zijden die grenzen aan de binnenlucht aan de eisen met betrekking tot de beperking van ontwikkelen van brand en rook.
3.2.4 Buitenoppervlak; BB-artikel 2.68
De gevelelementen voldoen voor die zijden die grenzen aan de buitenlucht aan de eisen met betrekking tot de beperking van ontwikkelen van brand.
3.2.5 Vrijgesteld; BB-artikel 2.70
Ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de gevel(s) van elke afzonderlijke ruimte is vrijgesteld van de vereiste brand- en rookklasse. Onverminderd het eerste lid van BB-artikel 2.70 is voor een aantal in
BB-tabel 2.66 nader aangegeven gebruiksfuncties op ten hoogste 10% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte waardoor geen beschermde vluchtroute voert,
BB-artikel 2.67 niet van toepassing.
(VERDERE) BEPERKING VAN UITBREIDING VAN BRAND EN BEPERKING VAN VERSPREIDING VAN
ROOK; BB-Afdeling 2.10 en BB-Afdeling 2.11
3.2.6 Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO); BB-artikel 2.84 en BB-artikel 2.94
De brandwerendheid van gevelelementen, welke dient te voldoen aan een brandwerendheid ≥ 30 minuten, is bepaald overeenkomstig NEN 6069.
Toepassingsvoorbeelden
Elementen opgenomen in SKH-Publicatie 08-06 voldoen aan de eisen met betrekking tot brandwerendheid. Tevens kunnen elementen zoals weergegeven in onderstaande tabel brandwerend worden uitgevoerd.
Uitvoering van deze elementen dient plaats te vinden overeenkomstig de voorwaarden vermeld in de AOK 001 ‘Aanvulling op KVT. Brandwerende gevelelementen’ en de daarin vermelde classificatie en beoordelingsrapporten.
Type elemement | classificatie | Maximale afmetingen (dagmaat) | Uitvoering volgens bijlage AOK 001 | |||
Van binnen naar buiten | Van buiten naar binnen | Breedte (mm) | Hoogte (mm) | Opper- vlak (m²) | ||
Vastglas buitenbeglazing | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 01.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 01.02 | |
Vastglas binnenbeglazing | E30 en EW30 | E45-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 02.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 02.02 | |
Buiten draaiend raam1 | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 03.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 03.02 | |
Uitzetraam1 | E30 en EW30 | E60-ef en EW60-ef | 1400 | 1208 | 2,27 | 04.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1400 | 1208 | 2,27 | 04.02 | |
Draaivalraam2 | E30 en EW30 | E45-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 05.01 |
E30 en EW30 | E30-ef en EW30-ef | 1208 | 2070 | 2,27 | 05.02 |
1combineerbaar met vastglas buitenbeglazing
2combineerbaar met vastglas binnenbeglazing
De brandwerendheid is uitsluitend van toepassing na plaatsing conform de verwerkingsvoorschriften van de leverancier. De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag geldt in afgesloten toestand. Van elementen die niet zijn opgenomen in de SKH-Publicatie 08-06 of zijn omschreven in AOK 001 ‘Aanvulling op KVT. Brandwerende gevelelementen’ is de brandwerendheid niet onderzocht.
INBRAAKWERENDHEID, NIEUWBOUW; BB-Afdeling 2.15
3.2.7 Inbraakwerendheid: BB-artikel 2.130
Gevelelementen waarvan is aangetoond dat deze overeenkomstig NEN 5096 voldoen aan weerstandsklasse 2 of 3 dan wel geschikt zijn voor weerstandsklasse 2 kunnen worden toegepast voor elementen die overeenkomstig NEN 5087 bereikbaar zijn.
Toepassingsvoorbeelden
Gevelelementen uitgevoerd overeenkomstig SKH-Publicatie 98-08 voldoen minimaal aan weerstandsklasse 2 volgens NEN 5096.
3.3 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN GEZONDHEID
BESCHERMING TEGEN GELUID VAN BUITEN; BB-Afdeling 3.1
3.3.1 Karakteristieke geluidwering; BB-artikel 3.2 en BB-artikel 3.3
De geluidwering van gevelelementen (RA) moet minimaal 23 dB zijn voor het berekenen van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie overeenkomstig NEN 5077, zoals vermeld in artikel 3.2 en 3.3 van het Bouwbesluit.
Toepassingsvoorbeelden
Kozijnen, ramen en borstweringen zijn exclusief ventilatievoorzieningen, inclusief aansluitingen met een negge, geschikt om de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, voor zover die constructie de scheiding vormt met de buitenlucht, bepaald volgens NEN 5077 te laten voldoen. Voor het berekenen van de geluidwering van de totale uitwendige scheidingsconstructie (GA) kunnen waarden voor de andere onderdelen (zoals ventilatieroosters, suskasten etc.) voor standaard buitengeluid (RA) ontleend worden aan andere kwaliteitsverklaringen en aan ‘Geluidwering in de woningbouw’, ‘Herziening rekenmethode verkeerslawaai en woningen - geluidwering gevels’, of aan ‘Rekenmethode GGG 97' van de Intergemeentelijke Werkgroep Bouwfysica van grote gemeenten. Deze publicaties geven bovendien berekeningsmethoden voor het berekenen van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA). Voor de omrekening van de geluidwering GA naar de karakteristieke geluidwering GA;K zie NEN 5077 en ‘Geluidwering in de woningbouw’.
WERING VAN VOCHT VAN BUITEN; BB-Afdeling 3.5
3.3.2 Wering van vocht van buiten; BB-artikel 3.21
De uitwendige gevelelementen en gevelelementen tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte,
of een badruimte en een kruipruimte zoals weergegeven in bijlage A.2.3.1, zijn bepaald overeenkomstig NEN 2778 waterdicht.
Toepassingsvoorbeelden
Gevelelementen zoals omschreven in bijlage A.2.3.1 voldoen aan de eisen m.b.t. wering van vocht van buiten tot de maximale hoogte zoals genoemd in de tabel.
BEPERKING VAN DE AANWEZIGHEID VAN SCHADELIJKE STOFFEN EN IONISERENDE
STRALING; BB-Afdeling 3.9
3.3.3 Ministeriële regeling; BB-artikel 3.63
Vanwege het ontbreken van een ministeriële regeling ter zake worden geen uitspraken gedaan. BESCHERMING TEGEN RATTEN EN MUIZEN; BB-Afdeling 3.10
3.3.4 Bescherming tegen ratten en muizen; BB-artikel 3.115
In de toegepaste gevelelementen komen geen niet-afsluitbare openingen voor die groter zijn dan 0,01 m.
3.4 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN BRUIKBAARHEID
BEREIKBAARHEID EN TOEGANKELIJKHEID; BB-Afdeling 4.4
3.4.1 Vrije doorgang; BB-artikel 4.22
Gevelelementen (deurkozijnen) met een dagmaat van ten minste 850 mm breed en 2100 mm respectievelijk 2300 mm hoog zijn geschikt voor de voorgeschreven vrije doorgang.
Toepassingsvoorbeelden
Deuren toegepast in nieuwbouwsituaties met een minimale afmeting van 880x2330 mm bij woningen en/of woongebouwen en deuren met een minimale afmeting van 880x2130 mm bij andere gebruiksfuncties voldoen aan de vrije doorgang.
3.4.2 Hoogteverschillen; BB-artikel 4.27
De drempelhoogte bedraagt ten hoogste 0,02 m ter plaatse van de toegang van de woning of woongebouw of een (bijzondere) toegankelijkheidssector.
Toepassingsvoorbeelden
Houten gevelelementen met een daartoe geschikte laag-reliëfdorpel beperken de hoogteverschillen tot deze drempelhoogte, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein.
3.5 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN ENERGIEZUINIGHEID
ENERGIEZUINIGHEID; BB-Afdeling 5.1
3.5.1 Thermische isolatie; BB-artikel 5.3
De warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn, bepaald overeenkomstig NEN 1068, bedraagt maximaal 1,65 W/m2.K(1). De warmtedoorgangscoëfficiënt van een raam, deur of kozijn voor toepassing in bestaande bouw bedraagt maximaal 2,2 W/m2.K.
Toepassingsvoorbeelden
Niet beglaasde en/of niet afgehangen gevelelementen voldoen aan de vereiste warmtedoorgangscoëfficiënt(1)
indien:
- kozijnen en ramen worden voorzien van glas met een Ugl-waarde ≤ 1,1 W/m2.K (op basis van een forfaitaire waarde Ufr = 2,4 W/m2.K en Ψgl = 0,06 W/m.K)(2);
- kozijnen voorzien van een deur moet de combinatie van de warmtedoorgangscoëfficiënt van de deur (Upaneel-waarde) en de warmtedoorgangscoëfficiënt van het kozijn (Uframe-waarde) voldoen aan de grenswaarde;
- kozijnen worden voorzien van een opgebouwde vakvulling met een maximale warmtegeleidingscoëfficiënt van het isolatiemateriaal van 0,040 en een minimale dikte van het isolatiemateriaal van 40 mm bij een percentage vulhout van maximaal 20 % of 50 mm bij een maximaal houtpercentage van het vulhout van 30%;
- kozijnen worden voorzien van een sandwichpaneel met een U-waarde ≤ 1,1 W/m2.K.
Indien is afgeweken van de omschreven toepassingsvoorwaarden of de declaratie van een lagere warmtedoorgangscoëfficiënt vereist is dient een aparte berekening te worden aangeleverd overeenkomstig de NEN 1068 waaruit blijkt dat aan de eisen wordt voldaan. De berekening dient ter goedkeuring aan de certificatie-instelling te worden voorgelegd.
(1) Indien op gebouwniveau wordt uitgegaan van een gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt voor ramen, deuren en kozijnen van 1,65 W/m2.K is een grotere warmtedoorgangscoëfficiënt van individuele gevelelementen toelaatbaar tot een maximum van 2,2 W/m2.K. In dat geval dient de warmtedoorgangscoëfficiënt van de gevelelement aan de afnemer kenbaar gemaakt te worden zodat op gebouwniveau kan worden getoetst of aan de gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt is voldaan.
(2) Kozijnen voorzien van een glasdeur (glasoppervlakte ≥ 65% van totale oppervlakte deur inclusief kozijn) worden beschouwd als een raam voorzien van glas en voldoen derhalve met bovenstaande waarden aan de vereiste warmtedoorgangscoëfficiënt. Hefschuifpuien kunnen afhankelijk van hun glaspercentage ook beschouwd worden als een glasdeur.
3.5.2 Luchtvolumestroom; BB-artikel 5.4
De bijdrage aan de luchtvolumestroom bepaald overeenkomstig NEN-EN 1026 bedraagt ten hoogste 9,0 m3/h per m1 kier (hang- en sluitnaden) en ten hoogste 0,5 m3/h per m1 naad (aansluitvoeg). De bijdrage aan de luchtvolumestroom aan het totaal van luchtlekkage door naden en kieren voor gevels met uitsluitend vaste delen is in absolute zin niet groter dan 1,8 m3/h per m2 voor gevelelementen gerelateerd aan het totaal van het oppervlak van de gevel zoals die gevel aan de beschouwende gevel grenst. De bijdrage aan de luchtvolumestroom aan het totaal van luchtlekkage door naden en kieren voor gevels met beweegbare delen is in absolute zin niet groter dan 6,5 m3/h per m2 gerelateerd aan het totaal van het oppervlak van de gevel zoals die gevel aan de beschouwende gevel grenst. De bijdrage aan de luchtvolumestroom per lengte eenheid van maximaal 100 mm over de omtrek van de kieren overschrijdt de 1,8 m3/h niet. Het gevelelement is geschikt om de luchtvolumestroom van het bouwwerk te beperken tot ten hoogste 0,2 m3/s bepaald overeenkomstig NEN 2686. Indien het element is voorzien van een laag-reliëfdorpel of een ventilatierooster, kan de bijdrage aan de luchtvolumestroom hiervan worden ontleend aan bijvoorbeeld een geldige kwaliteitsverklaring die mede is gebaseerd op NEN 2686.
Toepassingsvoorbeelden
Gevelelementen zoals omschreven in bijlage A.2.3.1 voldoen aan de eisen m.b.t. de luchtvolumestroom tot de maximale hoogte zoals genoemd in de tabel. Aansluitingen van gevelelementen op het bouwkundig kader gerealiseerd overeenkomstig SBR publicatie ‘luchtdicht bouwen’, behoren tot luchtdichtheidsklasse 1 (redelijk luchtdicht) uit NEN 2687.
3.6 PRESTATIES UIT HET OOGPUNT VAN INSTALLATIES
VLUCHTEN BIJ BRAND; BB-afdeling 6.6
3.6.1 Deuren in vluchtroutes; BB-artikel 6.25
Gevelelementen, voorzien van een deur, op een vluchtroute kunnen worden geopend d.m.v. lichte druk, of zijn voorzien van een ontsluitingsmechanisme.
Toepassingsvoorbeelden
Een deur op een vluchtroute vanaf de uitgang van een wooneenheid naar de uitgang van de woonfunctie voor kamergewijze verhuur kan in de vluchtrichting worden geopend door een lichte druk tegen de deur of met een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 179 of NEN-EN 1125. Een deur op een vluchtroute, niet zijnde een woonfunctie, draait niet tegen de vluchtrichting in indien meer dan 37 personen op die uitgang zijn aangewezen. Deze deur kan geen schuifdeur zijn. In het geval dat meer dan 100 personen op deze deur zijn aangewezen kan deze deur worden geopend met een lichte druk of dient te zijn voorzien van een ontsluitingsmechanisme dat voldoet aan NEN-EN 1125.
TEGENGAAN VAN VEEL VOORKOMENDE CRIMINALITEIT; BB-Afdeling 6.11
3.6.2 Voorkomen van veel voorkomende criminaliteit in een woongebouw; BB-artikel 6.51 Gevelelementen geplaatst als toegang tot een woongebouw zijn zelfsluitend, mogen niet tegen de vluchtrichting indraaien en dienen van buitenaf met een sleutel te worden geopend.
4 BOUWBESLUIT
De uitspraken in dit aansluitdocument zijn gebaseerd op de volgende versie van het bouwbesluit: Bouwbesluit 2012 Stb. 2011 416, 676; Stb. 2012, 125, 256, 441, 643; Stb.2013, 75,
244, 462; Stb. 2014, 51, 211, 232, 233; 333, 342, 358, 539; Stb
2015, 92, 249, 425 en de Ministeriële Regelingen Stcrt. 2011,
23914; Stcrt. 2012, 13245 Stcrt. 2013, 5457, 16919; Stcrt. 2014,
4057, 34076, 37003; Stcrt. 2015, 17338, 45221
Bijlage A: technische specificatie en toepassingsvoorwaarden
A.1 TECHNISCHE SPECIFICATIE
De uitspraken in dit erkende BB-aansluitdocument zijn gebaseerd op de in deze technische specificatie omschreven gevelelementen. Voor gevelelementen die afwijken van deze specificatie zijn de uitspraken in dit document niet van toepassing.
A.1.1 Kenmerken gevelelementen
Uitgangspunt voor de in deze verklaring uitgewerkte aansluiting met het Bouwbesluit zijn de volgende, door de leverancier gedeclareerde, kenmerken van de gevelelementen:
.
Kenmerk | Uitgangspunt |
Weerstand tegen windbelasting | De gevelelementen hebben een weerstand tegen windbelasting van ten minste klasse 1B volgens NEN-EN 12211 |
Beperking van het ontwikkelen van brand en rook | De gevelelementen hebben een brandklasse ten minste D en rookklasse ten minste s2 volgens NEN-EN 13501-1 |
Akoestische eigenschappen (van buiten) | Dee gevelelementen hebben een geluidwering van ten minste 23 dB volgens EN-EN-ISO 10140-3 |
Waterdichtheid | De gevelelementen hebben een waterdichtheid van ten minste klasse 2A volgens NEN-EN 1027 |
Warmteoverdracht | De gevelelementen hebben een warmtedoorgangscoëfficiënt van maximaal 1,65 W/m2.K volgens NEN-EN-ISO 10077-1/2 of NEN-EN-ISO 12567-1/2 |
Luchtdoorlatendheid | De gevelelementen hebben een luchtdoorlatendheid van ten minste klasse 3 volgens NEN-EN 1026 |
Ten aanzien van de essentiële kenmerken zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm dient te worden uitgegaan van de waarden zoals opgenomen in de Prestatieverklaring van de betreffende producent. Bovenstaande vermelding ervan is slechts bedoeld om de uitgangspunten van de gemaakte aansluiting met het bouwbesluit kenbaar te maken. Essentiele kenmerken zijn geen onderdeel van de verklaring van dit BB-aansluitdocument.
A.1.2 Productspecificatie
Dit BB-aansluitdocument heeft betrekking op gevelelementen vervaardigd van hout.
De gevelelementen kunnen zijn uitgevoerd overeenkomstig:
- de detaillering zoals die is weergegeven in de KVT
- type zoals die is weergegeven in bijlage 1 en 2
A.2 VERWERKINGSVOORSCHRIFTEN
A.2.1 Transport naar de bouwplaats
De gevelelementen moeten op zodanige wijze worden geladen dat zich tijdens het transport geen schadelijke vervormingen kunnen voordoen of beschadigingen kunnen ontstaan. Bewegingen tijdens het transport moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Gevelelementen moeten in verticale stand worden vervoerd, met uitzondering van kleine stijve elementen. De daarvoor in aanmerking komende tijdelijke beschermende voorzieningen dienen, voordat tot belading van het transportmiddel wordt overgegaan, te zijn aangebracht en moeten gedurende de verdere verplaatsing naar en verwerking op de bouwplaats worden gehandhaafd.
Bij levering van stel- en montagekozijnen moeten de stelkozijnen voorafgaande aan de montagekozijnen worden geleverd.
A.2.2 Opslag op de bouwplaats
De opslag van gevelelementen moet verticaal geschieden. De opslag dient zodanig plaats te vinden dat het houtvochtgehalte gehandhaafd blijft. Indien alleen opslag buiten mogelijk is, dan moet dit plaatsvinden op een verharde ondergrond met een goede waterafvoer, waarbij de onderkanten van de elementen vrij moeten zijn van de ondergrond, zodanig dat geen contact met water mogelijk is (circa 0,3 m vrij van de ondergrond).
De gevelelementen moeten aan de bovenzijde en zijdelings tegen zon, regen- of sneeuwval worden beschermd. Indien de gevelelementen onder zeilen worden opgeslagen geldt als aanvullende voorwaarde dat tussen de zeilen en de gevelelementen een zodanige ruimte aanwezig is, dat natuurlijke droging van de gevelelementen mogelijk is. Bij een permanente vochtbelasting zal het houtvochtgehalte extreem toenemen en zal het hout evenredig gaan zwellen. Een en ander kan resulteren in gevolgschade en afbreuk doen aan de functionaliteit van het geveltimmerwerk
A.2.3 Montage in de bouw
Voor zover niet hieronder aangegeven moet de montage plaatsvinden overeenkomstig de, met de gevelelementen meegeleverde, verwerkingsvoorschriften.
A.2.3.1 Maximale toepassingshoogte van kozijnuitvoeringen in m1 boven maaiveld
Kozijnen met buitensponning (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Vaste beglazing (nat) | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering sandwich | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering samengesteld | - | - | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
Buitendraaiend raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
66 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Dubbel buitendraaiende ramen | 54 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
66 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 | |
Xxxxxxxxxx | 00 | Xx | x4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
66 | Ja | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 | |
Verhuis- en/of vast raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
66 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Buitendraaiende deur4 | 38 | Nee | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 |
54 | Ja | ≥5A | - | - | 15 | - | 10 | 20 | 20 | 30 | |
66 | Ja | ≥5A | - | - | 15 | - | 10 | 20 | 20 | 30 | |
Dubbel buitendraaiende deuren4 | 38 | Nee | ≥0X | - | - | - | - | - | - | - | 0 |
54 | Ja | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 | |
66 | Ja | ≥0X | - | - | 0 | - | - | 00 | - | 10 | |
Hardglazen isolatie klep/raam | - | Nee | -3 | ||||||||
Hardglazen isolatie klep/raam | - | Ja | -3 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de gedeclareerde prestaties van het desbetreffende product
4 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de gedeclareerde prestaties van de (stapeldorpel)deur
Kozijnen met binnensponning (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Vaste beglazing (nat) | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering sandwich | - | - | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Borstwering samengesteld | - | - | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
Binnendraaiend raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 | |
Dubbel binnendraaiende ramen | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Xxxxxxxxxxxx | 00 | Xx | x8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
67 | Ja | ≥E650 | 150 | 150 | 150 | 300 | 300 | 300 | 300 | 300 | |
Draai-draaivalraam | 54 | Ja | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
67 | Ja | ≥8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 | |
Valraam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 | |
Verhuis- en/of vast raam | 54 | Ja | ≥6A | - | 8 | 20 | 8 | 20 | 30 | 35 | 45 |
67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 | |
Binnendraaiende deur (laag- reliëfdorpel)4 | 38 | Nee | -3 | ||||||||
54 | Ja | -3 | |||||||||
66 | Ja | -3 | |||||||||
Dubbel binnendraaiende deuren (laag-reliëfdorpel)4 | 38 | Nee | -3 | ||||||||
54 | Ja | -3 | |||||||||
66 | Ja | -3 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de gedeclareerde prestaties van het desbetreffende product
4 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de gedeclareerde prestaties van de (stapeldorpel)deur.
5 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
Overige kozijn type (uitgevoerd volgens KVT) | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Kust | Onbebouwd | Bebouwd | Onbebouwd | Bebouwd | ||||
Schuifraam | 67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 |
Ventilatieroosters | - | - | -3 | ||||||||
Koppeldetail horizontaal | - | - | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
Koppeldetail verticaal | - | - | ≥4A | - | - | 10 | - | - | 15 | 10 | 20 |
Hefschuifdeur | 54 | Ja | ≥0X | - | - | - | - | - | - | - | 0 |
(Parallel) schuifkiepdeur | 67 | Ja | ≥7A | - | 10 | 30 | 15 | 30 | 45 | 55 | 70 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 de toepassingsmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de gedeclareerde prestaties van het desbetreffende product.
5 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
Maximale toepassingshoogte van kozijnuitvoeringen in m1 boven maaiveld.
Kozijnen volgens eigen ontwerp. | Dikte beweegbaar deel (mm) | Rondgaand kaderprofiel5 | Minimale klasse waterdichtheid volgens EN 12208 | Maximale toepassingshoogte1 gerelateerd aan het windsnelheidsgebied² (in m¹) | |||||||
I | II | III | |||||||||
kust | Onbebouwd | bebouwd | kust | Onbebouwd | bebouwd | Onbebouwd | bebouwd | ||||
Draaivalraam in enkel en stolpuitvoering | 67 | Ja | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel met aluminium profiel Vastglas (binnenbeglazing) | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel met aluminium profiel (Draai-)draaivalramen | 68 | ja | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel zonder aluminium profiel Vastglas (binnenbeglazing) | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Speciaal profiel zonder aluminium profiel Draaivalramen | 68 | ja | ≥ 8A | 30 | 45 | 60 | 95 | 95 | 110 | 190 | 190 |
Kopdetail horizontaal | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
Kopdetail verticaal | - | - | ≥ 9A | 110 | 110 | 120 | 250 | 250 | 250 | 300 | 300 |
¹ toepassingshoogte gemeten van maaiveld tot aan bovenzijde kozijn
² voor de definitie van de windsnelheidsgebieden zie NEN 2778
3 afstand buitenaanslag-luchtdichting bedraagt voor 54 mm dikke beweegbare delen minimaal 15 mm en voor 67 mm dikke beweegbare delen minimaal 20 mm
A.2.3.2 Stellen
In de spouwlatten bevestigd aan de kozijnstijlen, voorzien van het grondlaksysteem of voorlaksysteem, mogen alleen beperkt draadnagels worden aangebracht ten behoeve van het stellen, als de ontstane gaten later afdoende worden gerepareerd. Stelhout mag niet leiden tot capillairvorming.
A.2.3.3 Bevestigen
Elementen mogen niet zodanig worden bevestigd, dat hierdoor de kwaliteit negatief wordt beïnvloed. De uitvoering en het aantal bevestigingsmiddelen moet daarop zijn afgestemd.
A.2.3.4 Beglazen
Voorafgaande aan het beglazen moeten het grondlaksysteem of het voorlaksysteem alsmede het houtvochtgehalte aantoonbaar worden gecontroleerd. In geval van slijtage of beschadiging, moet het grondlaksysteem of voorlaksysteem tot de oorspronkelijke laagdikte worden hersteld. De beglazing moet voldoen aan de functionele eisen voor de beglazing van kozijnen, ramen en deuren in buitengevels, die zijn gesteld in NEN 3576. Indien de beglazing wordt uitgevoerd conform de NPR 3577 wordt aan deze eisen voldaan.
A.2.4 Onderhoud
Afhankelijk van het gekozen beschermsysteem en de expositie-omstandigheden moet periodiek deskundig onderhoud plaats vinden. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van het verftechnisch onderhoudsadvies van de fabrikant/leverancier van de eindafwerking en de onderhoudsvoorschriften van de producent. Voorts dient het hang- en sluitwerk periodiek op bevestiging en functioneren te worden gecontroleerd en te worden onderhouden.