In de zaak:
In de zaak:
S.L.,
wonende te (…).
Eisende partij - ter zitting in persoon aanwezig en bijgestaan door mr. H. XXXXXX, advocaat met kantoor te 0000 XXXXXXXXX, Xxxxxxxxxxxxx 00-00 bus 5.
tegen
V.F (…) NV, X.X.X.xx (….), Met maatschappelijke zetel te (…)
Verwerende partij - ter zitting vertegenwoordigd door mr. J. D loco xx. X. XXXXXXX, advocaat met kantoor te 0000 XXXXXXX (XXXXXXXXX), City Link Posthofbrug 12.
1. Procedure
De wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken werd toegepast.
De stukken van het geding werden gevoegd bij het dossier van rechtspleging en vermeld op de inventaris ervan.
De partijen werden gehoord ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2018.
Substituut arbeidsauditeur, K. XXX XXXXXXXX, gaf namens het openbaar ministerie een mondeling advies op 24 oktober 2018. Er was geen repliek van partijen.
De voorafgaande verzoeningspoging conform artikel 734 Ger. W, heeft geen resultaat opgeleverd.
2. Voorwerp van de vordering
Mevrouw X.X. xxxxxxx met verzoekschrift, neergelegd ter griffie op 3 oktober 2017, de veroordeling van V.F (…) NV, tot betaling van het bedrag van 2 982,49 EUR ten titel van aanvullende opzeggingsvergoeding, het bedrag van 229,17 EUR ten titel van schadevergoeding wegens niet afgifte van ecocheques, het bedrag van 33 546,23 EUR ten titel van uitwinningsvergoeding alsmede het bedrag van 50 319,35 EUR ten titel van schadevergoeding wegens discriminatoir ontslag, meer de wettelijke intresten c.q.
vergoedende intresten, de gerechtelijke intresten vanaf 30 april 2017 en de kosten van het geding, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding.
Mevrouw X.X. xxxxxxx tevens de veroordeling van V.F(...) NV, tot afgifte van volgende sociale documenten, aangepaste loonbrief, individuele rekening 2017, vakantieattesten, fiscale fiche
281.10 en het formulier C 4, uiterlijk binnen de maand na de betekening van het tussen te komen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van 50 EUR per dag vertraging en per document.
Mevrouw X.X. xxxxxxx tenslotte om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, niettegenstaande elk rechtsmiddel zonder borgstelling en met uitsluiting van het kantonnement.
3. Feiten
Mevrouw S.L. is op 1 december 2011 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van V.F(...) NV (hierna kortweg de N.V. genoemd) met een arbeidsovereenkomst voor bedienden voor onbepaalde duur.
Haar functie werd in de arbeidsovereenkomst aangeduid als vertegenwoordiger P, voor heel België (cfr. stuk 1 bundel eiseres).
De N.V. is actief in de pharma-industrie en richt haar activiteiten op de promotie en verkoop van pharmaceutische producten die…
In haar functie bezocht mevrouw X.X. artsen-specialisten om hen te informeren over de Pharma-producten en hen deze te doen voorschrijven.
Mevrouw S.L. bezocht ook ziekenhuisapothekers om hen aan te zetten de producten aan te kopen.
Mevrouw S.L. stelt dat ze ook de producten aan groothandelaars verkocht die de stadsapotheken beleveren.
Deze groothandelaars kochten rechtstreeks bij de N.V. en daar onderhield mevrouw S.L. contacten mee.
Beperkt sloot mevrouw S.L. ook sponsorcontracten met artsen-specialisten, waarbij C.m.b.t. nieraandoeningen werden gefinancierd door de N.V.
De arbeidsovereenkomst van mevrouw S.L. werd op 1 november 2015 overgenomen door de
N.V. en mevrouw X.X. had laatst de functie van Key accountmanager regio Vlaanderen en Nederlandstalige apothekers Brussel (cfr. stuk 2 bundel eiseres).
Vóór 1 november 2015 was mevrouw X. de verantwoordelijke voor de Key accountmanagers en haar leidinggevende.
De periode nadien was de verantwoordelijke mevrouw X., xxxxxxx vanuit de hoofdzetel in Zwitserland werkte.
Met de nieuwe structuur kwamen er ook nieuwe werkingssystemen.
Na de mondelinge rapporteringen vanaf 7 oktober 2016 werd er gevraagd om wekelijks een schriftelijk rapport op te stellen en besliste de General manager, de heer X. dat voor alle sponsoraanvragen een contract diende te worden opgesteld door de juridische dienst.
Mevrouw S.L. werd meermaals geprezen voor haar goede prestaties (cfr. stukken 3,5,6 en 7 bundel eiseres en stukken 10,11 en 12 bundel verweerster).
Op 5 oktober 2016 werd mevrouw X.X., tijdens haar doktersbezoeken begeleid door haar rechtstreeks leidinggevende, de heer X., xxxxxxx van dat bezoek een verslag uitbracht met positieve en negatieve punten (cfr. stuk 13 bundel verweerster).
Mevrouw S.L. behaalde een gemiddelde score van 70 % en er werden 6 verbeterpunten aangegeven (met een score 50 tot 55 %).
De N.V. verweet mevrouw S.L. een gebrekkige invulling van de weekrapporten (cfr. stuk 3 bundel verweerster), de niet-naleving van de procedure m.b.t. de sponsoraanvragen (cfr. stukken 5,6,7 en 8 bundel verweerster), de gebrekkige aanlevering van informatie rondom account tracking (opvolgen business) en het benoemen van target accounts (mogelijke nieuwe business - cfr. stuk 9 bundel verweerster), een deconstructieve houding en een beperkte omzet voor het product V., één van de producten waarmee mevrouw S.L. artsen bezocht, in november 2016, na één jaar slechts 10 000 EUR voor geheel België.
Mevrouw S.L. werd arbeidsongeschikt vanaf 6 december 2016, aanvankelijk wegens kaakoperatie en nadien verlengd tot 15 januari 2017.
In december 2016 ontvingen alle werknemers van de groep een brief met hun loon (cfr. stuk 15 bundel verweerster).
Mevrouw S.L. ontving geen bonus.
Op 16 januari 2017 hervatte mevrouw X.X. opnieuw het werk.
Vervolgens werd mevrouw X.X. opnieuw arbeidsongeschikt op 20 januari 2017, tekens verlengd tot en met 30 april 2017 wegens burn -out (cfr. stukken 48 bundel eiseres).
De N.V. stelt dat zij reeds tijdens de jaarwisseling had besloten om de arbeidsovereenkomst van mevrouw S.L. te beëindigen wegens ondermaatse prestaties en dat haar afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid die beslissing niet heeft beïnvloed, doch wel heeft uitgesteld.
Met aangetekende brief dd. 28 april 2017 beëindigde de N.V. de arbeidsovereenkomst met ingang van 30 april 2017 en mits betaling van een opzeggingsvergoeding van 3 maanden en 13 weken (cfr. stuk 17 bundel verweerster en stuk 49 bundel eiseres).
Er werd een beëïndigingsovereenkomst opgesteld m.b.t. de opzeggingsvergoeding ten bedrage van 47 078,88 EUR (cfr. stuk 50 bundel verweerster).
Daarbij werd ook bepaald dat ze afstand zou doen van haar andere vorderingen.
Mevrouw S.L. heeft geweigerd deze overeenkomst te ondertekenen.
Met brief dd. 10 mei 2017 heeft de raadsman van mevrouw S.L. de N.V. in gebreke gesteld tot betaling van de opzeggingsvergoeding ten bedrage van 49 919,33 EUR, een uitwinningsvergoeding ten bedrage van 33 279,55 EUR, pro rata eindejaarspremie + vakantiegeld hierop, feestdagenloon + vakantiegeld hierop, pro rata premie koopkracht, pro rata ecocheques, vertrekvakantiegeld en een schadevergoeding wegens discriminatoir ontslag.
Tevens werd de N.V. verzocht de redenen tot ontslag mee te delen (cfr. stuk 19 bundel eiseres).
Met brief dd. 30 mei beantwoordde de raadsman van de N.V. deze brief van de raadsman van mevrouw S.L. met opgave van de redenen tot ontslag.
Vervolgens werden een aantal posten m.b.t. het in aanmerking te nemen jaarloon voor de berekening van de opzeggingsvergoeding betwist.
De raadsman van de N.V. betwistte verder dat mevrouw S.L. de hoedanigheid van handèlsvertegenwoordiger had.
Er werd tevens betwist dat er sprake kon zijn van een discriminatoir ontslag (cfr. stuk 201 bundel verweerster).
In antwoord op deze brief heeft de raadsman van mevrouw X.X. op uitgebreide wijze gereageerd met brief dd. 14 juni 2017 (cfr. stuk 53 bundel eiseres en stuk 21 bundel verweerster) met mededeling van stavingsstukken (cfr. stukken 3-20 bundel eiseres).
Uiteindelijk ontving mevrouw X.X. op 16 juni 2017 betaling van een opzeggingsvergoeding van 47 336,86 EUR, de pro rata eindejaarspremie, de koopkrachtpremie, het feestdagenloon en het vertrekvakantiegeld.
Vermits tussen partijen geen overeenkomst kon bereikt worden is mevrouw S.L. tot een procedure voor de arbeidsrechtbank overgegaan door neerlegging van een verzoekschrift op 3 oktober 2017.
Volgens mevrouw S.L. werd op 20 december 2017 een niet correct formulier C 4 afgeleverd met vermelding van verschillende data voor ontslag (cfr, stuk 65 bundel eiseres).
De ecocheques werden op 27 februari 2018 aan mevrouw S.L. overgemaakt (cfr. stuk 66 bundel eiseres).
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX -00/ 0000/X Pagina 7
4. Beoordeling
4.1. Ontvankelijkheid
De vordering werd naar tijd en vorm regelmatig ingesteld en zijn derhalve ontvankelijk.
4.2. Overlegging stukken
De N.V. betwist dat mevrouw S.L. handelsvertegenwoordiger was.
Deze stelt dat door haar ziekte ze al maanden geen toegang meer had tot haar agenda en e- mails zodat het moeilijk is haar functie en de aangebrachte klanten te bewijzen.
Mevrouw X.X. xxxxxxxx dan ook dat de rechtbank zou bevelen om, in toepassing van artikel 871 Ger. W. de agenda en bestelorders voor te leggen alsmede de werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering.
Minstens verzoekt mevrouw X.X. dat de N.V., in toepassing van artikel 877 Ger., W. deze stukken zou voorleggen m.n. een uittreksel uit de agenda, een overzicht van de door haar geplaatste bestelorders alsmede een overzicht van de werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering.
De N.V. laat gelden dat elke partij het bewijs dient te leveren van de feiten die zij aanvoert. Zij haalt aan dat mevrouw S.L. de artikelen 871 en 877 afwendt van hun eigenlijke doel.
De N.V. stelt dat het niet meer mogelijk is om dergelijke stukken nog over te leggen omdat het account van mevrouw S.L. werd afgesloten na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst (wetgeving verwerking persoonsgegevens).
Bovendien stelt de N.V. dat zij reeds voldoende stukken neerlegt waaruit blijkt dat mevrouw
S.L. geen handelsvertegenwoordiger was en ook geen klanten heeft aangebracht.
De verzekeraar hospitalisatie zou bevestigd hebben dat het bedrag van de werkgeversbijdrage 18,27 EUR per maand bedraagt.
De artikelen 871 en 877 Ger. W. verlenen aan de rechter de mogelijkheid doch geen verplichting om de overlegging te bevelen van bepaalde stukken.
Hij kan evenwel oordelen dat de stukken niet nuttig zijn voor de vorming van zijn oordeel cfr. Cass. 18 januari 2005, Arr. Cass 2005, afl. 1,123).
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX -00/ 0000/X Pagina 8
Artikel 877 Ger. W. bepaalt het volgende:
"Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens bestaan dat een partij of een derde een stuk onder zich heeft dat het bewijs inhoudt van een ter zake dienend feit, kan de rechter bevelen dat het stuk of een eensluidend verklaard afschrift ervan bij het dossier van de rechtspleging wordt gevoegd."
Terecht laat de N.V. gelden dat het mevrouw S.L. is die de feiten die ze aanvoert dient te bewijzen overeenkomstig artikel 1315 B.W.
De arbeidsrechtbank is van oordeel dat de N.V. voldoende stukken bijbrengt om de al dan niet hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger van mevrouw S.L. te bewijzen.
Wat de agenda betreft kan het standpunt van de N.V. gevolgd worden waar zij voorhoudt hierover niet meer te beschikken nu het account van mevrouw S.L. werd afgesloten.
Wat de werkgeversbijdragen in de hospitalisatieverzekering betreft kan mevrouw S.L. gevolgd worden.
Het kan voor de N.V. niet moeilijk zijn om de bevestiging van de verzekeraar, waarnaar ze verwijst, op geschrift voor te brengen.
4.3. Aanvullende opzeggingsvergoeding
De N.V. heeft aan mevrouw X.X. een opzeggingsvergoeding van 47 336,86 EUR betaald.
Mevrouw X.X. xxxxxxx een opzeggingsvergoeding van 50 319,35 EUR zodat er nog een saldo blijft van 2 982,49 EUR.
Mevrouw S.L. gaat uit van een basisjaarloon van 100 638,69 EUR terwijl de N.V. van oordeel is dat dit 94 412,97 EUR bedraagt.
Er bestaat tussen partijen betwisting over enkele posten:
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX - 00/ 0000/X Pagina 9
• laptop + Ipad + internet:
Mevrouw S.L. had de beschikking over een laptop + Ipad dewelke volgens haar ook voor privédoeleinden mochten gebruikt worden nu dit nergens verboden werd.
Zij vordert hiervoor 100 EUR voor beide toestellen.
Voor de internetaansluiting bij haar thuis vordert mevrouw S.L. een bedrag van 42,91 EUR, dat door de N.V. werd betaald.
Volgens de N.V. had mevrouw X.X. niet het recht op privégebruik en zij bewijst dat ook niet. Vastgesteld dient te worden dat de internetaansluiting door de N.V. voorbehoudloos werd betaald.
De N.V. brengt geen enkel stuk voor waaruit blijkt dat het privégebruik uitgesloten was.
De ter beschikkingstelling van een laptop en IPad is in de eerste plaats bestemd voor professioneel gebruik.
Wel mag worden aangenomen dat zij die ook voor privégebruik mocht aanwenden en heeft aangewend.
Bij gebrek aan bewijskrachtige stukken m.b.t. dat privégebruik kan dit worden vastgesteld op 50 EUR per maand of 600 EUR op jaarbasis.
Wat de internetaansluiting betreft dient enkel rekening te worden gehouden met het privégebruik hetwelk in alle redelijkheid kan vastgesteld worden op 20 EUR per maand of 240 EUR op jaarbasis.
• Bedrijfswagen:
Mevrouw S.L. had de beschikking over een bedrijfswagen BMW 318 touring 318 d. met tankkaart dewelke volgens artikel 11 van de arbeidsovereenkomst ook voor privédoeleinden mocht gebruikt worden, ook tijdens vakanties.
Er werd in datzelfde artikel bepaald dat hiervoor maandelijks een voordeel in natura zou aangegeven worden.
Mevrouw S.L. stelt dat dit de enige wagen van het gezin was zodat veel privékilometers werden afgelegd.
Rekening houdend met de aankoopwaarde en de kosten van onderhoud en brandstof kan het voordeel volgens mevrouw S.L. begroot worden op 580 EUR, hetgeen nog aan de lage kant is.
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX -00/ 0000/X Pagina 8
De maandelijkse kost voor een dergelijk voertuig bedraagt volgens mevrouw S.L. 721,44 EUR (cfr. stuk 67 bundel eiseres).
Volgens de N.V. kan het voordeel op 375 EUR worden begroot.
Bij de begroting van het voordeel van een firmawagen dient rekening te worden gehouden met de besparingen die dit voordeel meebrengt voor de werknemer en niet met de kostprijs voor de werkgever.
Er dient hierbij geen rekening te worden gehouden met de raming pro fisco (cfr. Cass. 29/1/96,
J.T.T. 1996,188 ; Xxx. Xxx Xxxxxxxxx 00/0/00, Xxx. Kron. 1995,267).
Dit zijn de werkelijke kosten die Mevrouw S.L. zou moeten maken hebben om het voordeel te verwerven.
Een simulatieberekening via de website van "de Autogids" kan hierbij als betrouwbaar aanzien worden (cfr. Arb. Xxx Xxxxxxxxx, 0 december 2012, A.R. 2012/AA/303, onuitgegeven).
De kostprijs per km wordt in die gids bepaald op 0,39 EUR per km.
Indien rekening wordt gehouden met een gematigd gemiddelde van ongeveer 12 000 privékilometers per jaar voor een dergelijk voertuig, de brandstofkosten, het onderhoud, de verzekeringen en taksen (cfr. De Autogids voor de berekening van dit type wagen) kan het voordeel, redelijkerwijze vastgesteld worden op 400 EUR per maand of 4 800 EUR op jaarbasis.
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX -00/ 0000/X Pagina
11 • Hospitalisatieverzekering:
Volgens de N.V. bedraagt de maandelijkse werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering 18,27 EUR.
Volgens mevrouw S.L. bedraagt deze bijdrage voor haar gezin maandelijks 106,67 EUR. Zij vraagt de voorlegging van het attest waaruit de bijdrage blijkt. Op dit verzoek kan worden ingegaan.
• Telefoon:
Mevrouw S.L. had de beschikking over een gsm dewelke ook voor privédoeleinden mocht gebruikt worden
Zij stelt dat ze maandelijks over 100 EUR belkrediet kon beschikken zodat het voordeel dient te worden begroot op 100 EUR.
De N.V. laat gelden dat tijdens de tewerkstelling het voordeel werd begroot op 12,50 EUR, zodat enkel met dit bedrag rekening dient te worden gehouden.
Bij gebrek aan bewijskrachtige stukken m.b.t. dat privégebruik kan dit worden vastgesteld op 25 EUR per maand of 300 EUR op jaarbasis.
De samenstelling van het in aanmerking te nemen jaarloon voor de berekening van de opzeggingsvergoeding doet zich als volgt voor:
- vast loon: 71827,20 EUR (niet betwist)
- privégebruik laptop + iPad + internet: 840 EUR
- privégebruik G.S.M: 300,00 EUR
- werkgeversbijdragehospitalisatieverzekering: 1,00 EUR (provisioneel)
- werkgeversbijdrage groepsverzekering: 1 807,32 EUR
- aandelenopties: 13 984,00 EUR
- werkgeversbijdrage maaltijdcheques: 1 365,21 EUR
- ecocheques: 250
EUR
- premie koopkracht: 250
EUR
- privégebruik bedrijfswagen: 4800,00 EUR
Totaal: 95 424,73
EUR
Het betreft een provisioneel bedrag dat nog geen rekening houdt met het correcte bedrag van de werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering.
Mevrouw S.L. kan aanspraak maken op een opzeggingsvergoeding van 3 maanden en 13 weken.
Mevrouw S.L. kan reeds aanspraak maken op een bedrag van 95 424,73 EUR x 3/12 = 23 856,18 EUR
Het maandloon bedraagt 7 952,06 EUR en het weekloon 7 952,06 EUR x 3/13 = 1 835,09 EUR.
Voor een opzeggingstermijn van 13 weken bedraagt de opzeggingsvergoeding 23 856,18 EUR hetgeen een totale opzeggingsvergoeding van 47 712,36 EUR geeft - 47 336,86 EUR (reeds betaald) = 375,49 EUR.
4.4. Schadevergoeding niet- afgifte ecocheques
Mevrouw S.L. erkent de ecocheques ter waarde van 156,75 EUR te hebben ontvangen op 27 februari 2018.
Door de laattijdige afgifte is volgens mevrouw S.L. gebleken dat een procedure noodzakelijk was.
Overeenkomstig artikel 4 § 4 van de C.A.O. van 9 juni 2016, zoals die van toepassing is binnen het xxxxxxxx xxxxxx xx. 000 wordt het bedrag van de ecocheques voor bedienden met een onvolledige referteperiode pro rata van de werkelijk prestaties en de daarmee volgens de cao nr.98 gelijkstelde periodes betaald (artikel6,§3).
Volgens mevrouw X.X. gaat het om een te laag bedrag aangezien ze in dienst was tot eind april zodat ze aanspraak kan maken op een bedrag van 229,17 EUR.
Zij vordert een schadevergoeding voor het resterende saldo.
Mevrouw S.L. geeft echter niet aan op welke wijze zij tot haar berekening komt.
Bij gebreke hieraan kan enkel het bedrag worden toegekend dat door de N.V. wordt erkend. De vordering m.b.t. dit onderdeel is dan ook ongegrond.
4.5. Uitwinningsvergoeding
Mevrouw S.L. vordert betaling van een uitwinningsvergoeding gelijk aan 4 maanden loon, hetzij een bedrag van 33 279,55 EUR.
De N.V. betwist dat mevrouw S.L. de hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger had.
Volgens mevrouw S.L. blijkt reeds uit de bewoordingen van de arbeidsovereenkomst dat zij werd in dienst genomen in de hoedanigheid van vertegenwoordiger voor heel België.
Nochtans werd de arbeidsovereenkomst benoemt als een arbeidsovereenkomst voor bedienden.
Het artikel 4 Arbeidsovereenkomstenwet definieert de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers als een overeenkomst waarbij een werknemer, de handelsvertegenwoordiger, zich verbindt tegen loon cliënteel op te sporen en te bezoeken met het oog op het onderhandelen over en het sluiten van zaken, onder het gezag, voor rekening en in naam van één of meer opdrachtgevers.
In dit verband herinnert de rechtbank aan de principes dat wie aanspraak maakt op het statuut van handelsvertegenwoordiger moet bewijzen dat hij cliënteel opspoort en bezoekt met het oog op het onderhandelen over of het sluiten van zaken voor rekening en in naam van één of meer opdrachtgevers.
Noch de benaming van de functie in de arbeidsovereenkomst noch de vermeldingen op de loonbrieven (handelsvertegenwoordiger) zijn van aard de hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger aan te tonen.
De aard van de functie dient echter te worden vastgesteld aan de hand van de werkelijk verrichte arbeid en niet van de benaming die eraan gegeven werd (cfr. Cass. 10/3/80, Arr. Cass. 1980,851)
Degene die zich op het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordiger beroept moet zijn hoedanigheid bewijzen
Verder moet de bediende die zich op het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers beroept, bewijzen dat de handelsvertegenwoordiging het voornaamste voorwerp van zijn overeenkomst uitmaakt.
De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de handelsvertegenwoordiger cliënteel opspoort en bezoekt.
De twee activiteiten moeten bijgevolg samen worden uitgeoefend (cfr. J. Petit, De arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers, Reeks Arbeidsrecht, Die Keure, 1986, 16-11-8, nr. 8; Ph. Xxxxxxxx, De arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers, Aanwerven, Tewerkstellen, Ontslaan, Actuele Voorinformatie, Ced. Samsom, nr. 33, 4 september 1998, p. 19).
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 88 Arbeidsovereenkomstenwet kan alleen de handelsvertegenwoordiger die in dienst werd genomen om op bestendige wijze zijn beroep uit te oefenen zich beroepen op artikel 101, zelfs indien hij door zijn werkgever wordt belast met bijkomend werk dat van andere aard is.
Het prospecteren van klanten veronderstelt dat de handelsvertegenwoordiger zich naar de klant begeeft (cfr. X. xxx Xxxxxxxxxx, Sociaal Compendium 2016-2017, Arbeidsrecht, Wolters Kluwer, nr. 4820).
Er kan geen sprake zijn van handelsvertegenwoordiging wanneer de activiteit wordt uitgeoefend op een plaats waar potentiële klanten samen komen, zoals een vakbeurs, nu de verkoper de klant niet effectief bezoekt.
Wat de notie bezoeken van klanten betreft, is vereist dat er een rechtstreeks contact met het cliënteel bestaat: het volstaat niet dat de handelsvertegenwoordiger contact opneemt met de eindgebruiker (die geen klant van de werkgever is) om zodoende onrechtstreeks de verkoop van de producten van de werkgever te bevorderen.
De tekst van artikel 4 van de Arbeidsovereenkomstenwet onderstelt dat de handelsvertegenwoordiger personen of instellingen bezoekt die klant zijn of kunnen worden van de werkgever (cfr. D. R., Het juridisch statuut van de handelsvertegenwoordiger, Or. 2004,115).
Mevrouw S.L. beweert wel dat ze als Key accountmanager cliënteel opspoorde om te onderhandelen over en het afsluiten van zaken doch brengt daarvan geen bewijs bij.
Zij stelt dat ze rechtstreeks contact had met ziekenhuisapothekers en dus met eindklanten vermits het de ziekenhuisapothekers zijn die de producten aankopen.
Het grootste gedeelte van de taken van mevrouw S.L. bestond uit het bezoeken van artsen- specialisten dewelke medicatie voorschrijven aan de patiënten en die ze informeerde over de
V.F producten, enkel en alleen met het oog op het kenbaar maken van de producten en daarover informatie te verstrekken, zonder te onderhandelen over en het afsluiten van zaken, is geen handelsvertegenwoordiger.
Dat mevrouw S.L. de verkoop van de producten van de N.V. en dus ook de omzet indirect kon beïnvloeden is correct en dat er naar verkoopresultaten werd gekeken is eveneens correct doch hieruit volgt niet per definitie dat mevrouw S.L. handelsvertegenwoordiger was.
Om te bewijzen dat ze met eindklanten in contact kwam verwijst mevrouw S.L. naar e- mailverkeer tussen de apotheek van AZ (…) over een probleem waarbij compensaties werden beloofd aan de hoofdapotheker (cfr. stuk 36 bundel eiseres).
Deze e-mail levert echter niet het bewijs van de hoedanigheid van handelsvertegenwoordiger nu de hoofdapotheker enkel een factuur vraagt.
Ook het verslag van de heer R. m.b.t. het duobezoek (cfr. stuk 4 bundel eiseres) bewijst veeleer dat mevrouw X.X. ziekenhuisapothekers bezocht om informatie te verstrekken en hen te ondersteunen.
Ook de e-mail dd. 6 oktober 2016 van de ziekenhuisapotheek aan de heer X. bewijst niet dat mevrouw S.L. op bestendige wijze zich bezig hield met het opsporen en bezoeken van cliënteel in de zin zoals uiteengezet (cfr. stuk 46 bundel eiseres).
Mevrouw S.L. dient te bewijzen dat ze zelf een onderhandelingsmarge had, hetgeen ze niet doet.
Het was integendeel de heer X. die daartoe bevoegd was.
Overigens werd de bewuste compensatie, waarvan sprake reeds afgesproken in 2014 tussen de betrokken apotheek en de heer X. in aanwezigheid van mevrouw S.L. (cfr. stuk 44 bundel eiseres).
Volgens mevrouw X.X. xxxxx ze ook contracten af met groothandelaars,
Hiertoe verwijst ze naar een e-mail van 6 juni 2016 m.b.t. een groothandel over open R-orders, een belangrijke afnemer van de producten van de N.V.
Industrie-apotheker N. had mevrouw S.L. gecontacteerd over een bepaald product dat ten einde liep en of ze R. als alternatief van P. konden voorstellen.
Daarover werd feedback gevraagd.
Uit het voorgaande blijkt dat mevrouw X.X. informatie vergaarde en de ziekenhuisapothekers ondersteunde bij het opnemen van een bepaald farmaceutisch product of op een protocol.
Mevrouw S.L. verwijst nog naar een e-mail van mevrouw X. aan de heer H. m.b.t. een verzoek voor 2 nieuwe klanten (cfr. stuk 34 bundel eiseres).
Uit deze e-mail blijkt echter niet dat deze klanten door mevrouw S.L. werden aangebracht.
In een e-mail dd. 8 november 2016 aan de heer X., xxxxxxx had vastgesteld dat de weekrapporten voor het merendeel niet waren ingevuld, schreef mevrouw S.L. dat dit inderdaad het geval was, dat ze wel het aantal afspraken kon opgeven maar dat de V.trial accounts een grote gok blijven daar ze geen zicht had op de verkopen (cfr. stuk 9 bundel eiseres).
Uiteraard dient een handelsvertegenwoordiger juist wel zicht te hebben op geplaatste en uitgevoerde orders waarrond hij/zij onderhandelingen heeft gevoerd.
Mevrouw S.L. verwijst naar haar beweerde bevoegdheid om contracten af te sluiten in een aantal stukken doch deze hebben betrekking op sponsorcontracten (cfr. stukken 11,16 en 29 bundel eiseres).
Het gaat hier geenszins om de verkoop van producten van de N.V. aan de eindafnemers, zoals apothekers en groothandelaars.
Tenslotte dient te worden aangestipt dat mevrouw X.X. ook niet aantoont dat haar activiteiten, waarvan ze beweert dat deze het opsporen en bezoeken van cliënteel met het oog op het onderhandelen over of het sluiten van zaken op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op bestendige wijze werden verricht.
Overeenkomstig artikel 101 Arbeidsovereenkomstenwet is, wanneer de overeenkomst wordt beëindigd door de werkgever zonder dringende reden of door de handelsvertegenwoordiger om een dringende reden, een vergoeding wegens uitwinning verschuldigd aan de handelsvertegenwoordiger die een cliënteel heeft aangebracht tenzij de werkgever bewijst dat uit de beëindiging van de overeenkomst geen enkel nadeel volgt voor de handelsvertegenwoordiger.
Mevrouw X.X. xxxxxxx de functie van Key account manager uit.
Algemeen wordt aanvaard dat de begrippen aanbrengen, het scheppen of het ontwikkelen van een cliënteel gelijk staat met het begrip aanbreng van cliënteel.
In casu bewijst mevrouw S.L. niet een nieuw cliënteel te hebben opgespoord of aangebracht en evenmin het bestaande cliënteel te hebben behouden of verder te hebben ontwikkeld in waarde of een cliënteel te hebben bezocht dat bestellingen hernieuwt.
Het aanbrengen van cliënteel veronderstelt dat de handelsvertegenwoordiger door hoofdzakelijk eigen prestaties aan de firma cliënteel aanbracht, dat niet tot het patrimonium van de werkgever behoorde op het ogenblik dat de handelsvertegenwoordiger in dienst trad.
Het louter behouden van een bestaand cliënteel is dan ook niet voldoende. (M. B. en R.D. "Uitwinningsvergoeding", in A.T.O., Antwerpen, Kluwer rechtswetenschappen,(…); L.P., "De
arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers", A.T.O., Actuele voorinformatie,(…) , nr. (…)
Het stuk 34 dat door de N.V. wordt voorgebracht toont aan dat het overgrote aantal van de bezoeken van mevrouw S.L. artsen-specialisten waren, die geen klanten zijn van de N.V.
Bij gebrek aan bewijs van de aanbreng van cliënteel kan mevrouw S.L. geen aanspraak maken op een uitwinningsvergoeding.
Dat mevrouw X.X. aanspraak kon maken op een jaarlijkse bonus, uitbetaald in aandelenopties kan niet ontkend worden en dat deze afhankelijk is van de omzet evenmin.
Zoals reeds eerder werd aangehaald kon mevrouw S.L. indirect de verkoop van producten van de N.V. en dus ook de omzet beïnvloeden doch dit houdt niet in dat zij handelsvertegenwoordiger was.
4.6. Schadevergoeding discriminatoir ontslag
Mevrouw X.X. xxxxxxx een forfaitaire schadevergoeding gelijk aan 6 maanden loon op grond van artikel 18 § 2,2° van de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007, hetzij een bedrag van 50 319,35 EUR.
Mevrouw X.X. xxxxx aan dat ze werd gediscrimineerd omwille van haar gezondheidstoestand waardoor ze afwezig was op het werk.
Artikel 28 § 1 Antidiscriminatiewet bepaalt het volgende:
"§ 1. Wanneer een persoon die zich slachtoffer acht van een discriminatie, het Centrum of een van de belangenverenigingen voor het bevoegde rechtscollege feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie op grond van een van de beschermde criteria kunnen doen vermoeden, dient de verweerder te bewijzen dat er geen discriminatie is geweest."
De huidige en toekomstige gezondheidstoestand van een werknemer is één van de beschermde criteria in de wet van 10 mei 2007 (B.S. 30 mei 2007).
De vraag stelt zich of mevrouw X.X. feiten aanvoert die discriminatie doen vermoeden. Hiervoor kan verwezen worden naar het feitenrelaas.
In eerste instantie is er de timing van het ontslag.
Mevrouw S.L. was arbeidsongeschikt sinds 6 december 2016, eerst wegens een kaakoperatie en later wegens burn- out.
Na een korte periode van werkhervatting werd mevrouw X.X. opnieuw arbeidsongeschikt op 20 januari 2017 tot en met 26 februari 2017 en nadien nog tweemaal verlengd tot en met 30 april 2017 (cfr. stuk 16 bundel verweerster).
De N.V. stelt nu dat er bij de opmaak van het budget voor 2017 er op 20 januari 2017 aan het sociaal scretariaat werd gevraagd om een gedetailleerde berekening van de ontslagkost te maken:
%..)
Wij zijn voornemens het contract van mevr. S.L. te ontbinden, echter zij heeft zich gisteren ziek gemeld tenminste t/m 26 februari.
Zou jij ons kunnen adviseren hoe nu het beste te handelen, alsmede met het opstellen van de beëindigingsovereenkomst + bijbehorende berekening ? (...)" (cfr. stuk 33 bundel verweerster).
Nochtans had mevrouw X.X. op 20 januari 2017 het sociaal secretariaat verwittigd dat ze terug was uitgevallen met een burn- out.
Uit de e-mail van dezelfde datum van de heer X. aan het sociaal secretariaat blijkt veeleer dat de N.V. mevrouw S.L. wou ontslaan niet wegens ondermaatse prestaties maar omwille van haar ziekte.
Indien de N.V. mevrouw X.X. werkelijk wenste te ontslaan omwille van ondermaatse prestaties en gedrag zou ze niet gewacht hebben met het ontslag.
Mevrouw S.L. werd door de heer X. uitgenodigd voor een gesprek op 26 april 2017.
Tijdens dat gesprek is de N.V. overgegaan tot het ontslag van mevrouw X.X. zonder toelichting te geven over de redenen tot ontslag.
Wel werd haar een document voorgelegd getiteld "beëindiging van de arbeidsovereenkomst'
(cfr. stuk 50 bundel eiseres).
Mevrouw S.L. heeft geweigerd dat document te ondertekenen omdat zij geen genoegen kon nemen met de inhoud ervan en met de voorgestelde bedragen.
Bovendien vermeldde artikel 5 van deze overeenkomst dat de werkneemster uitgebreid werd geïnformeerd met betrekking tot de motieven die aan de grondslag liggen van het ontslag door de werkgever en dat de werkneemster deze redenen aanvaardde en begreep zodat deze niet kennelijk onredelijk zijn.
De ontslagbrief dd. 28 april 2017 vermeldt geen ontslagmotieven (cfr. stuk 49 bundel eiseres).
De N.V. verwijst nu naar het ondermaats presteren van mevrouw S.L. en een problematische houding.
Nochtans heeft mevrouw X.X. nooit enige waarschuwing ontvangen i.v.m. ondermaats presteren of andere tekortkomingen in tegenstelling tot twee andere voormalige collega's.
Integendeel, mevrouw X.X. ontving niets dan lof over haar prestaties zoals o.m. blijkt uit het formulier van werkafspraken bij de e-mail dd. 9 oktober 2016 van de heer X. (cfr. stuk 4 bundel eiseres).
Het is opvallend dat de N.V. voor het eerst over een ontslag van mevrouw S.L. begint in haar e-mail dd. 20 januari 2017 nadat deze nog maar pas had laten weten dat ze terug arbeidsongeschikt was, minstens tot 26 februari 2017 en dit nadat ze nog maar pas het werk had hervat na een arbeidsongeschiktheid van één maand.
Verdere correspondentie volgend op die e-mail tussen de N.V. en het sociaal secretariaat wordt niet bijgebracht.
Alleszins is de N.V. tot ontslag overgegaan op 28 april 2017, zoals reeds tijdens het gesprek van 26 april 2017 meegedeeld.
Op dat ogenblik was de arbeidsongeschiktheid van mevrouw S.L. reeds tweemaal verlengd en liep nog tot 30 april 2017.
Deze feiten en de chronologie ervan zijn voldoende objectief om te doen vermoeden dat mevrouw S.L. werd gediscrimineerd omwille van haar gezondheidstoestand.
Vervolgens dient te worden nagegaan of de N.V. er in slaagt het tegenbewijs te leveren.
Zoals hoger reeds werd aangehaald werd mevrouw S.L., zoals later zal blijken, ontslagen wegens ondermaatse prestaties, haar problematische houding en de omzetcijfers.
Hierbij wordt door de N.V. verwezen naar volgende stukken:
• een e-mail van 8 november 2016 waarin de heer H. mevrouw S.L. er op wijst dat het weekrapport niet volledig is ingevuld en vraag hierop te letten voor de toekomst, (cfr. stuk 3 bundel verweerster).
• een e-mail van 6 augustus 2016 van de heer X. aan mevrouw S.L. en mevrouw X. over afspraken rond de afhandeling van sponsorcontracten. Deze mail heeft een neutrale toon (cfr. stuk 4 bundel verweerster).
• een document inzake een Compliance training dat 9 deelnemers vermeldt, waaronder mevrouw S.L. en de heer X. (cfr. stuk 5 bundel verweerster).
• een powerpoint presentatie inzake Medical-legal & Compliance training (cfr. stuk 6 bundel verweerster).
• e-mails tussen mevrouw X.X. en de heer X. i.v.m. een aantal praktische zaken die moeten geregeld worden voor een afspraak (cfr. stukken 7 en 8 bundel verweerster).
Met uitzondering van de e-mail over het invullen van de weekrapporten dragen de andere stukken niets bij over de prestaties of de houding van mevrouw S.L..
Door de N.V. worden ook eventuele evaluaties niet bijgebracht.
Het stuk 3 van de N.V., dat handelt over het uitvoeren van de taken door mevrouw S.L. is op zich niet overtuigend om de stelling van de N.V. te kunnen aantonen.
De N.V. tracht nog te verwijzen naar de tegenvallende resultaten voor het product V. dat mevrouw S.L. aan de artsen voorstelde, m.n. in november 2016 na één jaar een opbrengst 10 000 EUR voor geheel België.
Daarbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat mevrouw S.L. instond voor de verkoop in Vlaanderen, die naar ze beweert, procentueel veel hoger lag dan in Wallonië.
Bovendien verwijst zij in dat verband naar een e-mail van de heer H. van 1 december 2016 waarin hij het team feliciteert met de november resultaten voor V. met een groei in alle landen (cfr. stuk 20 bundel eiseres).
Als bijlage bij de e-mail werd een overzicht van de verkoopresultaten gegeven in februari 2016 (ongeveer 2 000 EUR) terwijl in november het vijfvoudige werd verkocht.
De toon in de-mail van de heer X. wijst veeleer op erg goede resultaten i.p.v. ontgoochelende resultaten
Aan mevrouw B. L. werd wel een waarschuwing gestuurd dat haar houding te wensen overliet terwijl dat niet het geval was bij mevrouw S.L..
Toch werd mevrouw X.X. xxxxxxxxx terwijl mevrouw X. wel nog werkt voor de N.V.
De N.V. slaagt er niet in om het vermoeden van discriminatie te weerleggen zodat de vordering tot betaling van een schadevergoeding kan ingewilligd worden.
Mevrouw S.L. kan aanspraak maken op een schadevergoeding gelijk aan 6 maanden loon, hetzij op het bedrag van 95 424,73 EUR x 6/12 = 47 712,37 EUR.
Het betreft hier een provisioneel bedrag gelet op de ontbrekende post werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering.
4.7. Afgifte sociale documenten
Mevrouw X.X. xxxxxxx de veroordeling van de N.V., tot afgifte van volgende sociale documenten, aangepaste loonbrief, individuele rekening 2017, vakantieattesten, fiscale fiche(…) en het formulier C 4, uiterlijk binnen de maand na de betekening van het tussen te komen vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van 50 EUR per dag vertraging en per document.
Vermits de vorderingen van mevrouw S.L. gedeeltelijk gegrond zijn dient de N.V. nog over te gaan tot afgifte de gevorderde sociale documenten met uitzondering van het formulier C 4 dat laattijdig werd afgeleverd.
Met betrekking tot de aflevering van de fiscale fiche(…) bepaalt artikel 93 § 1 K.B.W.I.B. dat deze fiche dient te worden afgeleverd vóór 1 maart van het jaar na dat waarop die fiche betrekking heeft.
Het artikel 21, derde lid van het K.B. van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten bepaalt de wettelijke termijn inzake de afgifte van een afschrift van de individuele rekening:
"De werkgever die xxxx xxxx of enig ander bedrag na beëindiging van de overeenkomst aan de werknemer uitbetaalt, moet aan deze laatste een afschrift van de rekening betreffende betaling bezorgen binnen de 2 daarop volgende maanden."
Vermits de andere sociale documenten correct werden afgeleverd is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat om een dwangsom op te leggen, zoals door de N.V. wordt gevraagd.
4.8. Rechtsplegingsvergoeding
Beide partijen zijn het eens dat, gelet op het bedrag van de vordering, de rechtsplegingsvergoeding aan het basisbedrag 3 600 EUR bedraagt.
Er bestaat geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De vordering van mevrouw X.X. werd grotendeels gegrond verklaard en de in het ongelijk gestelde partij dient te worden veroordeeld tot de gerechtskosten met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding.
Evenwel dienen te debatten te worden heropend zodat de kosten nog niet begroot worden.
ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING XXXXXXXXX -00/ 0000/X Pagina
23 4.9. Uitvoerbaarheid bij voorraad
Mevrouw X.X. xxxxxxx om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, niettegenstaande elk rechtsmiddel zonder borgstelling en met uitsluiting van het kantonnement.
De N.V. vraagt om het tussen te komen vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren nu er geen enkele reden is om te twijfelen aan haar solvabiliteit en evenmin dat zij zich zou onttrekken aan de uitvoering.
Ondergeschikt vordert de N.V. dat haar de mogelijkheid wordt geboden om de verschuldigde bedragen te mogen kantonneren.
Artikel 1397 Ger. X. xxxxx na de wet van 6 juli 2017 (Potpourri V- B.S. 24 juli 2017) als volgt:
"Behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt of tenzij de rechter, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, bij met bijzondere redenen omklede beslissing xxxxxx xxxxxxx, onverminderd artikel 1414, zijn de eindvonnissen uitvoerbaar bij voorraad, zulks niettegenstaande hoger beroep en zonder zekerheidsstelling indien de rechter deze niet heeft bevolen.
Behoudens de uitzonderingen die de wet bepaalt of tenzij de rechter, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, bij met bijzondere redenen omklede beslissing xxxxxx xxxxxxx en onverminderd artikel 1414, schorsen verzet of hoger beroep van de verstek latende partij tegen eindvonnissen die bij verstek zijn gewezen daarvan de tenuitvoerlegging.
Vonnissen alvorens recht te doen, waartoe alle voorlopige maatregelen behoren, zijn van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad."
Het nieuwe artikel 1397 Ger. W. is in werking getreden op 1 november 2015 en is, zoals in casu van toepassing op zaken die aanhangig zijn gemaakt vanaf de datum van inwerkingtreding (1 november 2015).
Artikel 1397 Ger. X. werd herschikt en aangevuld en is in werking getreden op 3 augustus 2017 maar er wordt niet getornd aan de regeling van Xxxxxxxxx X.
De N.V. haalt geen specifieke redenen aan op grond waarvan zou dienen te worden afgeweken van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
De N.V. vraagt echter dat haar het recht op kantonnement zou worden toegekend. Artikel 1404 Ger. W. bepaalt het volgende:
"Met uitzondering van schuldvorderingen tot levensonderhoud, komt hetzelfde recht op dezelfde wijzen, onder dezelfde voorwaarden, volgens dezelfde rechtspleging toe aan de
schuldenaar die veroordeeld Is bij een uitvoerbare rechterlijke beslissing waartegen verzet of hoger beroep is ingesteld, alsook wanneer schorsing van die vervolgingen is bevolen.
De storting heeft plaats met bijzondere bestemming van de som tot afdoening van de schuldvordering van de beslaglegger en geldt als betaling voor zover de beslagene erkent schuldenaar te zijn of als zodanig wordt erkend."
De rechter die uitspraak doet over de vordering zelf, kan beslissen dat er geen reden is tot kantonnement voor alle veroordelingen die hij uitspreekt of voor een deel ervan, indien de vertraging in de regeling de schuldeiser aan een ernstig nadeel blootstelt, (cfr. artikel 1406 Ger. W.)
In casu dient vastgesteld te worden dat dit niet het geval is.
Het recht op kantonnement kan aan de N.V. niet worden ontzegd en kan worden toegekend.
5. Beslissing
Na beraadslaging beslist de rechtbank op tegenspraak als volgt:
Verklaart de vordering ontvankelijk en gegrond in de mate zoals hierna bepaald:
Veroordeelt V.F(...) NV, om aan mevrouw X.X. te betalen het provisioneel bedrag van 375,49 EUR ten titel van aanvullende opzeggingsvergoeding alsmede het provisioneel bedrag van 47 712,37 EUR ten titel van schadevergoeding wegens discriminatoir gedrag, meerde wettelijke intresten vanaf 30 april 2017, de vergoedende intresten vanaf 14 juni 2017 en de gerechtelijke intresten op deze bedragen
Bedragen te verminderen met de wettelijk verplichte sociale en fiscale inhoudingen, in zoverre verschuldigd.
Veroordeelt V.F(...) NV. tot afgifte aan mevrouw X.X. xxx:
- een verbeterde loonfiche m.b.t. de toegekende bedragen op het ogenblik van betaling.
- de fiscale fiche 281,10 m.b.t, de toegekende bedragen vóór 1 maart van het jaar volgend op het jaar van betaling van de toegekende bedragen.
- een afschrift van de individuele rekening binnen de 2 maanden na betaling van de toegekende bedragen.
De vakantieattesten op het ogenblik van betaling
Vooraleer verder uitspraak te doen over de definitieve opzeggingsvergoeding beveelt V.F(...) NV. om, met toepassing van artikel 877 Ger. W., de documenten met betrekking tot de werkgeversbijdrage in de hospitalisatieverzekering ten gunste van mevrouw X.X. xxxx te
leggen ter griffie van deze Rechtbank binnen de maand na kennisneming van dit vonnis teneinde deze te laten voegen bij het dossier van de rechtspleging.
Houdt de beslissing over de kosten aan.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel, zonder zekerheidsstelling doch met mogelijkheid tot kantonnement.
Dit vonnis werd gewezen door:
F. DE ROEP, rechter in de arbeidsrechtbank Antwerpen, voorzitter van de kamer
X. XXXXXXX, rechter in sociale zaken werkgever
B. XXX XXXXXXX, rechter in sociale zaken werknemer - bediende met bijstand van X. XXXXXXXX, griffier.
en uitgesproken op eenentwintig november tweeduizend achttien in openbare terechtzitting van de tweede kamer van de ARBEIDSRECHTBANK ANTWERPEN - AFDELING ANTWERPEN
door X. DE ROEP, rechter, voorzitter van de tweede kamer, met bijstand van X. XXXXXXXX. griffier.