Contract
23 (2008) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2008 Nr. 153
A. TITEL
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en de Republiek Servië, anderzijds;
(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen) Luxemburg, 29 april 2008
B. TEKST1)
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds
Het Koninkrijk België, De Republiek Bulgarije,
De Tsjechische Republiek, Het Koninkrijk Denemarken, De Bondsrepubliek Duitsland, De Republiek Estland, Ierland,
De Helleense Republiek,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Mal- tese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Servische taal zijn niet afgedrukt.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en zijn te vinden op xxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxx/xxx.
Het Koninkrijk Spanje, De Franse Republiek, De Italiaanse Republiek, De Republiek Cyprus, De Republiek Letland, De Republiek Litouwen,
Het Groothertogdom Luxemburg, De Republiek Hongarije,
Malta,
Het Koninkrijk der Nederlanden, De Republiek Oostenrijk,
De Republiek Polen,
De Portugese Republiek, Roemenië,
De Republiek Slovenië, De Slowaakse Republiek, De Repulbiek Finland, Het Koninkrijk Zweden,
Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „lidstaten” genoemd, en
De Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoom- energie,
hierna „de Gemeenschap” genoemd, enerzijds, en De Republiek Servië,
hierna „Servië” genoemd, anderzijds, tezamen „de partijen” genoemd,
Gelet op de sterke banden tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun verlangen deze banden nog te versterken en op wederkerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrekkingen tot stand te brengen die Servië in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap en haar lidstaten te versterken en uit te breiden;
Gelet op het belang van deze overeenkomst voor het stabilisatie- en associatieproces (SAP) met de landen van Zuidoost-Europa voor de tot- standbrenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde sta- biele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en voor het Stabiliteitspact;
Gezien de bereidheid van de Europese Unie om Servië zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en gezien de status van het land als een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Euro- pese Unie (hierna „het EU-Verdrag” genoemd) en het voldoen aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria en de voor- waarden in het kader van het SAP, onder voorbehoud van de succesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regio- nale samenwerking;
Gelet op het Europees Partnerschap, waarin de prioriteiten zijn vast- gesteld voor acties ter ondersteuning van de inspanningen die het land doet voor een nauwere aansluiting bij de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen dat zij met alle mogelijke mid- delen zullen bijdragen tot politieke, economische en institutionele stabi- lisatie in Servië en in de gehele regio, door de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en door democratisering, institutionele op- bouw en hervorming van het openbaar bestuur, regionale handels- integratie en meer economische samenwerking, alsmede door samenwer- king op veel uiteenlopende gebieden, met name op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, en versterking van de nationale en regio- nale veiligheid;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de politieke en economi- sche vrijheden te stimuleren als grondslag van deze overeenkomst, de mensenrechten te eerbiedigen en de rechtsstaat te handhaven, inclusief de rechten van leden van nationale minderheden, alsmede de democra- tische beginselen, op basis van een meerpartijenstelsel met vrije en eer- lijke verkiezingen;
Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Ver- enigde Naties, de OVSE, met name die van de Slotakte van de Confe- rentie voor veiligheid en samenwerking in Europa (hierna „de Slotakte van Helsinki” genoemd), de slotdocumenten van de conferenties van
Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, teneinde bij te dragen tot regionale stabiliteit en samenwerking tussen de landen van de regio;
Opnieuw bevestigend dat alle vluchtelingen en binnenlandse ont- heemden recht hebben op terugkeer en op de bescherming van hun eigendom en andere hiermee verband houdende mensenrechten;
Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie duurzame ontwikkeling en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Servië bij te dragen;
Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeen- komstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaat- schap van de WTO;
Gelet op de wens van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en beter samen te werken in de strijd tegen terrorisme, op basis van de verklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001;
Overtuigd dat de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (hierna: „deze overeenkomst” genoemd) een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwik- keling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering;
Gelet op de toezegging van Servië om zijn wetgeving op de relevante terreinen aan te passen aan die van de Gemeenschap en om die daad- werkelijk ten uitvoer te leggen;
Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap om door- slaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormin- gen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand, op een brede, indicatieve meerjarige basis;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „het EG-Verdrag” genoemd) vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdrag- sluitende partijen, en niet als lidstaten van de Europese Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Servië ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk of Ierland is
gebonden als deel van de Europese Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;
Eraan herinnerend dat de top van Thessaloniki het stabilisatie- en associatieproces heeft bevestigd als het beleidskader voor de betrekkin- gen van de Europese Unie met de landen op de westelijke Balkan en dat die landen naargelang van hun individuele voortgang en prestaties met betrekking tot de hervormingen uitzicht hebben op toetreding tot de Europese Unie, wat werd herhaald in de hiernavolgende conclusies van de Europese Raad van december 2005 en december 2006;
Wijzend op de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend, als middel om de regio beter in staat te stellen investeringen aan te trekken en haar inte- gratie in de wereldeconomie te bevorderen;
Wijzend op de inwerkingtreding op 1 januari 2008 van de overeen- komst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië inzake de versoepeling van de afgifte van visa1) en de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven2) (hierna de „overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië” genoemd);
Gezien de wens om de culturele samenwerking te intensiveren en de uitwisseling van informatie te bevorderen,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap- pen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Servië, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. de inspanningen van Servië te ondersteunen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;
b. bij te dragen aan de politieke, economische en institutionele stabi- liteit in Servië, alsmede aan de stabilisatie van de regio;
1) PB L 334 van 19.12.2007, blz. 137.
2) PB L 334 van 19.12.2007, blz. 46.
c. een passend kader voor de politieke dialoog tot stand te brengen, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
d. de inspanningen van Servië voor de ontwikkeling van de economi- sche en internationale samenwerking te ondersteunen, onder meer door de aanpassing van zijn wetgeving aan die van de Gemeenschap;
e. de inspanningen van Servië te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien;
f. harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleide- lijk een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Servië in te stellen;
g. de regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze over- eenkomst vallen te bevorderen.
TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 2
Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag betreffende de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationale recht (waaronder volledige medewerking aan het Internationaal Strafhof voor het voormalige Joegoslavië) en de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormt de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.
Artikel 3
De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigings- wapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengings- middelen, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van de internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwape- ning en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplich- tingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element is van deze overeenkomst en deel uitmaakt van de politieke dialoog die deze elementen begeleiden en consolideren.
De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dra- gen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en hun overbrengings- middelen:
– door maatregelen te nemen, gericht op de ondertekening of de rati- ficatie van alle andere internationale instrumenten ter zake, of, in voor- komend geval, op aansluiting daarbij, en op de volledige tenuitvoerleg- ging daarvan;
– door de instelling van een effectief stelsel van nationale export- controles met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goe- deren die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van tech- nologieën voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op over- treding van de exportcontroles.
De politieke dialoog hierover kan op regionale basis plaatsvinden.
Artikel 4
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan het nakomen van internationale verplichtingen, met name volledige samen- werking met het Internationale Strafhof voor voormalig Joegoslavië.
Artikel 5
Internationale en regionale vrede en stabiliteit, de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, mensenrechten en de bescherming van minderheden staan centraal in het stabilisatie- en associatieproces, als bedoeld in de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 21 juni 1999. De sluiting en de tenuitvoerlegging van deze overeen- komst geschieden in het kader van de conclusies van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1997, en zijn gebaseerd op de afzonderlijke verdiensten van Servië.
Artikel 6
Servië verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio te blijven bevor- deren, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse con- cessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en dat projecten van wederzijds belang wor- den ontwikkeld, met name inzake grensbeheer, de bestrijding van ge- organiseerde misdaad, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkel, met name van mensen, lichte wapens en drugs. Deze ver- bintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrek- kingen en de samenwerking tussen de partijen en draagt bij tot de regio- nale stabiliteit.
Artikel 7
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan de bestrijding van terrorisme en de nakoming van internationale verplich- tingen op dit gebied.
Artikel 8
De associatie wordt geleidelijk volledig verwezenlijkt gedurende een overgangsperiode van maximaal zes jaar.
De overeenkomstig artikel 119 opgerichte Stabilisatie- en associatie- raad onderzoekt op gezette tijden, normaal gezien jaarlijks, de tenuit- voerlegging van deze overeenkomst en de goedkeuring en uitvoering door Servië van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economi- sche hervormingen, in het licht van de preambule en in overeenstem- ming met de algemene principes van deze overeenkomst. Daarbij zal rekening worden gehouden met de voor deze overeenkomst relevante prioriteiten die in het kader van het Europees Partnerschap zijn vastge- steld en zal worden toegezien op de samenhang met de mechanismen die in het kader van het stabilisatie- en associatieproces zijn ingesteld, met name het voortgangsverslag dat in dat verband wordt opgesteld.
Op basis van deze toetsing doet de Stabilisatie- en associatieraad aan- bevelingen en neemt hij besluiten. Als de toetsing bijzondere problemen aan het licht brengt, kunnen deze worden onderworpen aan de mecha- nismen voor geschillenbeslechting die bij de overeenkomst zijn inge- steld.
De volledige associatie zal geleidelijk tot stand worden gebracht. Uiterlijk in het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst verricht de Stabilisatie- en associatieraad een grondige toetsing van de toepassing van de overeenkomst. Op basis van deze toetsing evalueert de Stabilisatie- en associatieraad de vorderingen die Servië heeft ge- maakt en kan hij besluiten nemen over de volgende fasen van het associatieproces.
Deze toetsing geldt niet voor het vrije verkeer van goederen, waarvoor in titel IV een aparte regeling wordt vastgesteld.
Artikel 9
De overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de Algemene Overeen- komst betreffende tarieven en handel van 1994 (GATT 1994) en arti- kel V van de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS), en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
TITEL II POLITIEKE DIALOOG
Artikel 10
1. In het kader van deze overeenkomst wordt de politieke dialoog tus- sen de partijen verder ontwikkeld. Deze dialoog begeleidt en consoli- deert de toenadering tussen de Europese Unie en Servië en draagt bij tot nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.
2. De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van:
a. volledige integratie van Servië in de gemeenschap van democrati- sche naties en de geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;
b. convergentie van de standpunten van de partijen inzake internatio- nale kwesties, waaronder op het gebied van het GBVB, mede door de uitwisseling van informatie, voor zover van toepassing, met name inzake kwesties die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de partijen;
c. regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;
d. gezamenlijke standpunten inzake veiligheid en stabiliteit in Eu- ropa, met inbegrip van samenwerking op de gebieden die vallen onder het GBVB van de Europese Unie.
Artikel 11
1. De politieke dialoog vindt plaats binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen hem voorleggen.
2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de vol- gende vormen aannemen:
a. vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Servië en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeen- schappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en de Europese Commissie;
b. optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Ver- enigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;
c. alle andere middelen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de consolidatie, ontwikkeling en intensivering van de dialoog, zoals
onder meer vastgesteld in de agenda van Thessaloniki, die werd vastge- steld in de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003.
Artikel 12
Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het bij artikel 125 ingestelde parlementair Stabilisatie- en associatie- comité.
Artikel 13
De politieke dialoog kan plaatsvinden in multilateraal verband en als regionale dialoog waarbij andere landen in de regio worden betrokken, onder meer in het kader van het forum tussen de EU en de westelijke Balkan.
TITEL III REGIONALE SAMENWERKING
Artikel 14
In overeenstemming met zijn verbintenis op het gebied van interna- tionale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrek- kingen van goed nabuurschap, bevordert Servië actief de regionale samenwerking. Ook kan de Gemeenschap via haar programma’s voor technische bijstand projecten steunen met een regionale of grens- overschrijdende dimensie.
Telkens wanneer Xxxxxx voornemens is de samenwerking met een van de in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde landen te intensiveren, stelt het de Gemeenschap en haar lidstaten daarvan in kennis en voert het overleg met hen overeenkomstig de bepalingen van titel X.
Servië zorgt voor de volledige tenuitvoerlegging van de Midden- Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boeka- rest werd ondertekend.
Artikel 15
Samenwerking met andere landen die een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben gesloten
Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Servië met de landen die reeds een Stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend, onderhandelingen over de sluiting van bilaterale overeen- komsten inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samen- werking tussen de betrokken landen uit te breiden.
De hoofdelementen van dergelijke overeenkomsten zijn:
a. politieke dialoog;
b. de totstandbrenging van met de relevante WTO-bepalingen vere- nigbare vrijhandelszones;
c. wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en an- dere beleidsterreinen die betrekking hebben op het verkeer van perso- nen, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat in deze overeenkomst;
d. bepalingen inzake samenwerking op andere al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie, vrijheid en veilig- heid.
Deze overeenkomsten zullen in voorkomend geval bepalingen omvat- ten met betrekking tot de oprichting van de nodige institutionele mecha- nismen.
Deze overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Servië om deze overeenkomsten te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikke- ling van de betrekkingen tussen Servië en de Europese Unie.
Servië opent vergelijkbare onderhandelingen met de resterende landen van de regio, zodra deze landen een Stabilisatie- en associatieovereen- komst hebben ondertekend.
Artikel 16
Samenwerking met andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen
Servië streeft naar regionale samenwerking met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken staten op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsgebieden, met name die van wederzijds belang. Deze samenwerking moet te allen tijde ver- enigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeen- komst.
Artikel 17
Samenwerking met kandidaat-lidstaten van de EU die niet bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn
1. Servië zou met elke kandidaat-lidstaat van de Europese Unie de samenwerking moeten versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst val- lende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Servië en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.
2. Servië moet onderhandelingen openen met Turkije, dat een douane- unie met de Europese Gemeenschap heeft ingesteld, om op een tot wederzijds voordeel strekkende basis een overeenkomst te sluiten, waar- bij een vrijhandelszone tussen beide partijen wordt ingesteld overeen- komstig artikel XXIV van de GATT 1994, alsmede vestiging en dienst- verlening tussen de partijen te liberaliseren op een niveau dat gelijkwaardig is aan dat van deze overeenkomst, volgens artikel V van de GATS.
Deze onderhandelingen moeten zo snel mogelijk worden geopend om de bovengenoemde overeenkomst voor het einde van de in artikel 18, lid 1, genoemde overgangsperiode te kunnen sluiten.
TITEL IV
VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
Artikel 18
1. De Gemeenschap en Servië brengen in de loop van een overgangs- periode van ten hoogste zes jaar na de inwerkingtreding van de overeen- komst geleidelijk een bilaterale vrijhandelszone tot stand overeenkom- stig de bepalingen van deze overeenkomst, de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen.
2. In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen inge- deeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten douanerechten en heffingen van gelijke werking alle rechten en heffingen op de in- of uitvoer van goederen, met inbegrip van eventuele aanvullende heffingen of belastingen, maar geen:
a. heffingen die gelijk zijn aan een binnenlandse belasting die wordt geheven overeenkomstig artikel III, lid 2, van de GATT 1994;
b. antidumpingrechten of compenserende rechten;
c. retributies of andere rechten evenredig aan de kosten van verleende diensten.
4. Het basisrecht waarop de in de overeenkomst vastgestelde opeen- volgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product:
a. het overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/873) van de Raad gemeenschappelijk douanetarief van de Gemeenschap dat erga omnes daadwerkelijk wordt toegepast op de dag van ondertekening van de overeenkomst;
3) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1352/2007 van de Commissie (PB L 303 van 21.11.2007, blz. 3).
b. het door Servië toegepaste tarief4).
5. Als na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die:
a. voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO,
b. voortvloeien uit de toetreding van Servië tot de WTO, of
c. worden ingevoerd na de toetreding van Servië tot de WTO, komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen
worden toegepast in de plaats van de in lid 4 bedoelde basisrechten.
6. De Gemeenschap en Servië delen elkaar hun respectieve basis- rechten en eventuele veranderingen daarin mede.
HOOFDSTUK I INDUSTRIEPRODUCTEN
Artikel 19
Definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Servië, vermeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van de pro- ducten genoemd in bijlage 1, punt I, onder ii), van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
2. De handel tussen de partijen in producten die onder het Euratom- Verdrag vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat Verdrag.
Artikel 20
Concessies van de Gemeenschap voor industrieproducten
1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepas- sing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oor- sprong uit Servië, worden bij de inwerkingtreding van deze overeen- komst afgeschaft.
2. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oorsprong uit Servië en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afge- schaft.
4) Staatsblad nr. 62/2005 en 61/2007 van Servië.
Artikel 21
Concessies van Servië voor industrieproducten
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Servië van niet in bijlage I vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
2. Heffingen van gelijke werking als douanerechten die van toepas- sing zijn bij invoer in Servië van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap, worden bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
3. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Servië van de in bijlage I vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk afgeschaft volgens het tijdschema in die bijlage.
4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Servië van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking wor- den bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
Artikel 22
Rechten en beperkingen op uitvoer
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Ge- meenschap en Servië alle douanerechten bij uitvoer en heffingen die een- zelfde effect op hun onderlinge handel hebben af.
2. De Gemeenschap en Servië schaffen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst wederzijds alle kwantitatieve beperkingen bij de uit- voer en alle maatregelen van gelijke werking af.
Artikel 23
Versnelde verlaging van het douanerecht
Servië verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 21 bepaald, als de algemene economische situatie in Servië en de situatie in de betrok- ken sector van de economie dat toelaten.
De Stabilisatie- en associatieraad analyseert de situatie dienaangaande en doet daarover aanbevelingen.
HOOFDSTUK II
LANDBOUW EN VISSERIJ
Artikel 24
Definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de handel in landbouw- en vis- serijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Servië.
2. Met „landbouw- en visserijproducten” worden de producten be- doeld die vermeld zijn in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage I, punt I, onder ii), bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw.
3. Deze definitie omvat vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, de posten 1604 en 1605, en de posten 0511 91, 2301 20 en ex 1902 20 („gevulde deegwaren, bevattende meer dan 20 gewichtsper- centen vis, schaal- of weekdieren of andere ongewervelde waterdieren”).
Artikel 25
Bewerkte landbouwproducten
Protocol 1 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde be- werkte landbouwproducten.
Artikel 26
Concessies van de Gemeenschap voor de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Servië
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- producten van oorsprong uit Servië.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oor- sprong uit Servië, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.
Voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douane- tarief in een „ad valorem”-douanerecht en een specifiek douanerecht voorziet, is de afschaffing uitsluitend van toepassing op het „ad valorem”- deel van de douanerechten.
3. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Gemeen- schap de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeen- schap van de in bijlage II gedefinieerde producten van de categorie
„baby beef” van oorsprong uit Servië vast op 20% van het recht ad valo- rem en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschap- pelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, binnen een jaar- lijks tariefcontingent van 8 700 ton geslacht gewicht.
4. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst verleent de Gemeenschap rechtenvrije toegang aan invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit Servië van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 180 000 ton (nettogewicht).
Artikel 27
Concessies van Servië voor landbouwproducten
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.
2. Bij de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat Servië over tot
a. afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III a) vermelde landbouwproducten van oor- sprong uit de Gemeenschap;
b. geleidelijke afschaffing van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III b) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap volgens het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema;
c. geleidelijke verlaging van de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III c) en d) vermelde landbouwpro- ducten van oorsprong uit de Gemeenschap volgens het voor ieder pro- duct in die bijlage vastgestelde tijdschema.
Artikel 28
Het protocol inzake wijn en gedistilleerde dranken
In protocol 2 is de regeling neergelegd die van toepassing is op de daarin genoemde wijn en gedistilleerde dranken.
Artikel 29
Concessies van de Gemeenschap voor vis en visserijproducten
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van vis en vis- serijproducten van oorsprong uit Servië.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking op de niet in bijlage IV vermelde vis en visserijproducten van oorsprong uit Servië af. Op de in bijlage IV vermelde producten zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.
Artikel 30
Concessies van Servië voor vis en visserijproducten
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke wer- king af die van toepassing zijn op de invoer van vis en visserijproduc- ten van oorsprong uit de Gemeenschap.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Servië alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking op de niet in bijlage V vermelde vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap af. Op de in bijlage V vermelde producten zijn de daarin opgenomen bepalingen van toepassing.
Artikel 31
Herzieningsclausule
Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoe- ligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Servië, de rol van landbouw en visserij in de Servi- sche economie en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, alsmede de eventuele toetreding van Servië tot de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en Servië binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de Stabilisatie- en associatieraad per product, systematisch en op basis van passende we- derkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verle- nen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te libe- raliseren.
Artikel 32
Vrijwaringsclausule betreffende landbouw en visserij
1. Onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, met name artikel 41, plegen beide partijen, indien, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de conces- sies uit hoofde van de artikelen 25 tot en met 30 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de binnenlandse regelingen van de andere partij, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het probleem. In afwachting van deze oplos- sing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.
2. Wanneer de omvang van de invoer van de in bijlage V bij proto- col 3 genoemde producten van oorsprong uit Servië samen 115% bereikt van het gemiddelde van de drie voorgaande kalenderjaren, treden Servië en de Gemeenschap binnen vijf werkdagen in overleg om de handels- stromen van deze producten naar de Gemeenschap te analyseren en te evalueren en eventueel passende oplossingen te vinden om verstoring van de handel in deze producten te voorkomen.
Wanneer de omvang van de invoer van de in bijlage V bij protocol 3 genoemde producten van oorsprong uit Servië samen gedurende een kalenderjaar met meer dan 30% toeneemt vergeleken met het gemid- delde van de drie voorgaande kalenderjaren, kan de Gemeenschap on- verminderd lid 1 overgaan tot stopzetting van de preferentiële behande- ling van de producten die de stijging veroorzaken.
Als besloten wordt de preferentiële behandeling stop te zetten, stelt de Gemeenschap het Stabilisatie- en associatiecomité binnen vijf werkda- gen in kennis van deze maatregel en treedt zij in overleg met Servië om maatregelen te vinden om verstoring van de handel in de in bijlage V bij protocol 3 genoemde producten te voorkomen.
De Gemeenschap herstelt de preferentiële behandeling zodra de ver- storing van de handel is opgelost door effectieve implementatie van de overeengekomen maatregelen of door andere door de partijen getroffen passende maatregelen.
De leden 3 tot en met 6 van artikel 41 zijn van overeenkomstige toe- passing op maatregelen uit hoofde van dit lid.
3. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst evalueren de partijen de werking van het in lid 2 beschreven mecha- nisme. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten het in lid 2 beschreven mechanisme aan te passen.
Artikel 33
Bescherming van geografische aanduidingen voor landbouw- en visserijproducten en voedingsmiddelen andere dan wijn en gedistilleerde dranken
1. Servië beschermt de geografische aanduidingen van de Gemeen- schap die in de Gemeenschap zijn geregistreerd uit hoofde van Verorde- ning (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen5), overeenkomstig dit artikel. Geografische aanduidingen van Servië kunnen in de Gemeenschap wor- den geregistreerd onder de voorwaarden zoals beschreven in genoemde verordening.
2. Servië verbiedt het gebruik op zijn grondgebied van de in de Gemeenschap beschermde namen voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de kenmerken van de geografische aanduiding. Dit geldt ook wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld, wanneer de betrokken geografische aanduiding in een andere taal is ver- taald of wanneer de benaming vergezeld gaat van uitdrukkingen als
„genre”, „type”, „wijze”, „stijl”, „imitatie”, „methode” of soortgelijke uitdrukkingen.
3. Servië weigert de registratie van handelsmerken in gevallen zoals beschreven in lid 2.
4. Handelsmerken die overeenkomen met de in lid 2 beschreven gevallen en die in Servië zijn geregistreerd of gangbaar zijn, mogen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst niet meer worden gebruikt. Dit geldt echter niet voor handelsmerken die in Servië zijn geregistreerd of gangbaar zijn en die eigendom zijn van onderdanen van derde landen, mits het publiek niet wordt misleid met betrekking tot de aard, de kenmerken of de geografische oorsprong van de producten.
5. Overeenkomstig lid 1 beschermde geografische aanduidingen die in de omgangstaal van Servië gebruikelijk zijn voor dergelijke produc- ten, mogen vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst niet meer worden gebruikt.
6. Servië zorgt ervoor dat de goederen die na vijf jaar na de inwer- kingtreding van de overeenkomst uit zijn grondgebied worden uitge- voerd geen inbreuk maken op dit artikel.
5) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
7. Servië waarborgt de in de leden 1 tot en met 6 bedoelde bescher- ming op eigen initiatief alsmede op verzoek van een betrokken partij.
HOOFDSTUK III GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 34
Toepassingsgebied
Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in proto- col 1 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.
Artikel 35
Gunstigere concessies
De bepalingen van deze titel vormen in geen geval een belemmering voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een par- tij.
Artikel 36
Standstill
1. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, mogen in het handels- verkeer tussen de Gemeenschap en Servië geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking worden inge- steld, noch mogen de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn, worden verhoogd.
2. Zodra deze overeenkomst in werking treedt, mogen in het handels- verkeer tussen de Gemeenschap en Servië geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen reeds bestaande beperkingen restrictiever worden gemaakt.
3. Onverminderd de overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 30 verleende concessies vormen de leden 1 en 2 van dit artikel in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het landbouwbeleid van Servië en van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid, voor zover de invoerregeling in de bijlagen II tot en met V en protocol 1 daardoor niet wordt beïnvloed.
Artikel 37
Verbod op fiscale discriminatie
1. De Gemeenschap en Servië onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discri- mineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij, en schaffen der- gelijke bestaande maatregelen of praktijken af.
2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor produc- ten die naar het grondgebied van een van de partijen worden uitgevoerd, mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.
Artikel 38
Rechten van fiscale aard
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
Artikel 39
Douane-unies, vrijhandelszones, regelingen voor grensverkeer
1. De overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grens- verkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. Gedurende de in artikel 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de spe- cifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een of meer lidstaten en Servië en Montenegro, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door Servië zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.
3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 bedoelde overeenkomsten en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve han- delspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeen- schap, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de Gemeenschap en Servië als omschreven in deze overeenkomst.
Artikel 40
Dumping en subsidiëring
1. De bepalingen in deze overeenkomst beletten de partijen niet handelsbeschermingsmaatregelen overeenkomstig lid 2 van dit artikel en artikel 41 te treffen.
2. Als een partij constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt en/of tot compenserende maatregelen aanlei- ding gevende subsidies worden gegeven, kan die partij passende maat- regelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-overeenkomst betreffende de tenuitvoerlegging van artikel VI van de GATT 1994, de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, en haar eigen wetgeving ter zake.
Artikel 41
Vrijwaringsclausule
1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en van de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing in de betrekkingen tussen de partijen.
2. In afwijking van lid 1 geldt dat, wanneer een product uit een van de partijen in het grondgebied van de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. ernstige moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt voor binnenlandse producenten van soortgelijke of recht- streeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of
b. bepaalde sectoren van de economie ernstig worden verstoord of dreigen te worden verstoord of moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een regio van de invoerende partij ten gevolge kunnen hebben.
De invoerende partij passende bilaterale vrijwaringsmaatregelen kan nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
3. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen die gericht zijn tegen invoer uit de andere partij mogen niet meer inhouden dan wat nodig is om de als gevolg van de toepassing van deze overeenkomst gerezen moeilijkheden zoals beschreven in lid 2 te compenseren. Deze vrijwaringsmaatregelen bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verhoging of ver- laging van de preferentiemarges krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product tot een maximum dat overeenkomt met het in artikel
18, lid 4, onder a) en b), en in artikel 18, lid 5 bedoelde basisrecht voor dat product. Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en mogen voor een periode van maximaal twee jaar worden genomen.
In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen dergelijke maatregelen met maximaal twee jaar worden verlengd. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen zijn geno- men, mogen gedurende een periode die gelijk is aan de duur van de eer- dere vrijwaringsmaatregelen niet opnieuw bilaterale vrijwarings- maatregelen worden genomen, waarbij deze maatregelen ten minste twee jaar verstreken moeten zijn.
4. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Servië, vóór de in dit artikel bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 5, onder b), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie ten- einde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
5. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 4 gelden de volgende bepalingen:
a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden onmiddellijk ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden.
Indien binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd, deze raad of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden en geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstem- ming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Vrijwarings- maatregelen die overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, dienen het niveau en de marges van de bij deze overeenkomst toege- kende preferenties in stand te houden.
b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek on- mogelijk maken, kan de betrokken partij, in de in dit artikel vermelde omstandigheden, onmiddellijk de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tij-
den aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat mogelijk maken.
6. Wanneer de Gemeenschap of Servië de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rijzen aan een administratieve procedure onderwerpen die ten doel heeft snel informa- tie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stelt de betrok- ken partij de andere partij daarvan in kennis.
Artikel 42
Tekortclausule
1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot:
a. een ernstig tekort of een dreigend ernstig tekort aan levensmidde- len of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn, of
b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovenge- noemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij,
kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voor- waarden en procedures van dit artikel.
2. Bij de keuze van deze maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen mogen niet wor- den toegepast op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrechtvaardige discriminatie of een verkapte beperking van het han- delsverkeer zou inhouden, en moeten worden opgeheven zodra de om- standigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen.
3. Alvorens de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de Gemeenschap of Servië de Stabilisatie- en associatieraad alle rele- vante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden. De partijen kunnen in de Stabilisatie- en associatieraad besluiten tot maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden te beëindigen. Indien dertig dagen nadat de zaak aan het Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd geen overeen- stemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit arti- kel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddel- lijk maatregelen vereisen voorafgaande informatie of voorafgaand on- derzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Servië om het pro- bleem op te lossen onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen, waarvan de andere partij onmiddellijk in kennis wordt gesteld.
5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en wor- den in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
Artikel 43
Staatsmonopolies
Met betrekking tot staatsmonopolies van commerciële aard zorgt Ser- vië er geleidelijk voor dat er drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen sprake meer is van discriminatie tussen onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en onderdanen van Servië ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht.
Artikel 44
Oorsprongsregels
Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst in protocol 3 vastgesteld.
Artikel 45
Toegestane beperkingen
Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaar- digd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationale artis- tieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Dergelijke verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
Artikel 46
Niet-verlening van administratieve medewerking
1. De partijen komen overeen dat administratieve samenwerking es- sentieel is voor de uitvoering van en controle op de preferentiële behan- deling die op grond van deze titel wordt verleend en benadrukken zich te zullen inzetten om onregelmatigheden en fraude in douane- en aan- verwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de con- clusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich uit hoofde van deze titel onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk opschorten.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichtingen om de oor- sprong van de betrokken producten te controleren,
b. het herhaaldelijk weigeren de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren toestemming te verlenen om adminis- tratieve samenwerkingsmissies uit te voeren om de authenticiteit van documenten of de juistheid van informatie te controleren die van belang zijn voor de betrokken preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.
In het kader van dit artikel is onder andere sprake van onregelmatig- heden of fraude wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, wanneer die invoer het gebrui- kelijke niveau van de productie- en uitvoercapaciteit van de andere par- tij te boven gaat, en de stijging verband houdt met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, moet het Stabilisatie- en associatiecomité onverwijld in kennis stellen van haar conclusies, en deze kennisgeving vergezeld doen gaan van de objectieve informatie en in overleg treden met het Stabilisatie- en associatiecomité, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplos- sing te vinden;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven in overleg zijn getre- den in het kader van het bovengenoemde Stabilisatie- en associatie- comité en het niet binnen drie maanden na die kennisgeving eens zijn geworden over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Stabilisatie- en associatiecomité moet onverwijld van een tijdelijke schorsing in kennis worden gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel mogen alleen dienen ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij. De schorsingen duren uiterlijk zes maanden, maar zij mogen wel worden verlengd. Tijdelijke schorsingen moeten onmiddellijk na goedkeuring ervan worden gemeld aan het Stabilisatie- en associatiecomité. Binnen het Stabilisatie- en associatiecomité moet hierover periodiek overleg plaatsvinden, met name om tot beëindiging ervan te komen, zodra de omstandigheden die aanleiding gaven tot toepassing ervan, niet meer gelden.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Stabilisatie- en associatie- comité overeenkomstig lid 4, onder a), moet de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs publiceren. De voor de importeurs bestemde kennisgeving moet voor het betrokken pro- duct aangeven dat op basis van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Artikel 47
Indien de bevoegde autoriteiten de preferentiële uitvoerregeling niet op de juiste wijze hebben beheerd, en met name indien zij protocol 3 bij de overeenkomst niet juist hebben toegepast en dit gevolgen heeft voor de overeenkomstsluitende partij die te maken krijgt met die consequen- ties in de vorm van invoerrechten, mag de Stabilisatie- en associatieraad verzoeken de mogelijkheden van de goedkeuring van passende maatre- gelen te onderzoeken om de situatie op te lossen.
Artikel 48
De toepassing van deze overeenkomst laat de toepassing van de bepa- lingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden onverlet.
TITEL V
VERKEER VAN WERKNEMERS, VESTIGING, VERRICHTEN VAN DIENSTEN, KAPITAAL
HOOFDSTUK I VERKEER VAN WERKNEMERS
Artikel 49
1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:
a. is de behandeling van werknemers die onderdaan van Servië zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen van die lidstaat;
b. hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lid- staat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 50 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.
2. Servië verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die daar legaal verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling.
Artikel 50
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten, hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkom- sten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor Servische werkne- mers behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. Na drie jaar onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad of andere verbeteringen, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeen- komstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inacht- neming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap tot stand kunnen worden gebracht.
Artikel 51
1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de sociale- zekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Servië zijn en hun legaal in die lidstaat verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en associatieraad, dat alle rechten en ver- plichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat in- dien deze in een gunstigere behandeling voorzien, de volgende bepalin- gen ingevoerd:
a. alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten ver- vulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invali- diteit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden;
b. alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongevallen of beroepsziekten dan wel wegens daaruit voort- vloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;
c. de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.
2. Servië kent aan legaal op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun aldaar legaal verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in lid 1, onder b) en c), wordt omschreven.
HOOFDSTUK II VESTIGING
Artikel 52
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. „communautaire vennootschap” respectievelijk „Servische ven- nootschap”: een volgens de wetgeving van een lidstaat respectievelijk Servië opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap respectievelijk Servië opgerichte vennoot- schap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Ge- meenschap respectievelijk Servië heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Servische vennoot-
schap beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en perma- nente band met de economie van een van de lidstaten respectievelijk van Servië blijkt;
b. „dochteronderneming”: een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft;
c. „filiaal”: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kenne- lijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moeder- maatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat die derden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er zo nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het bui- tenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
d. „vestiging”:
i. voor onderdanen: het recht op toegang tot economische activi- teiten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, als- mede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te richten en daadwerkelijk te besturen. De toegang tot werk- zaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeids- markt van een andere partij en geeft geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personen die ook in loondienst werkzaam zijn;
ii. voor communautaire respectievelijk Servische vennootschap- pen: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochteronderne- mingen en filialen in Servië respectievelijk de Gemeenschap;
e. „werkzaamheden”: het verrichten van economische activiteiten;
f. „economische activiteiten”: in beginsel activiteiten met een indus- trieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;
g. „onderdaan van de Gemeenschap” respectievelijk „onderdaan van Servië”: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat res- pectievelijk van Servië;
Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toe- passing op buiten de Gemeenschap of Servië gevestigde onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië, en op buiten de Gemeenschap of Servië gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië, indien hun vaartuigen in die lidstaat respectievelijk in Servië in overeenstemming met de respectieve wetgevingen zijn ingeschreven;
h. „financiële diensten”: de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en associatieraad kan de werkingssfeer van die bijlage uit- breiden of wijzigen.
Artikel 53
1. Servië vereenvoudigt het op zijn grondgebied opzetten van werk- zaamheden door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap. Servië verleent daartoe vanaf de inwerkingtreding van deze overeen- komst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op het grondgebied van Servië een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die het verleent aan de eigen vennootschappen, of de behan- deling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op het grondgebied van Servië geves- tigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemingen of filia- len van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gun- stiger is.
2. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerking- treding van de overeenkomst:
a. voor de vestiging van Servische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan eigen vennootschappen of de behandeling die zij verlenen aan vennoot- schappen uit derde landen, indien die behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde doch- terondernemingen en filialen van Servische vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verle- nen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
3. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatrege- len in die discriminerend zijn ten aanzien van de vestiging van com- munautaire of Servische vennootschappen op hun grondgebied of ten aanzien van de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde communautaire of Servische vennootschappen in vergelijking tot de eigen vennootschappen.
4. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de voorwaarden vast voor de uitbreiding
van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderdanen van de Gemeenschap en van Servië die economische activiteiten anders dan in loondienst wensen uit te oefenen.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:
a. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Servië onroerend goed te huren en te gebruiken;
b. hebben dochterondernemingen van vennootschappen uit de Ge- meenschap vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genie- ten als Servische vennootschappen en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als Servische vennoot- schappen, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de eco- nomische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben;
c. onderzoekt de Stabilisatie- en Associatieraad vier jaar na de inwer- kingtreding van de overeenkomst of de onder b) bedoelde rechten kun- nen worden uitgebreid tot filialen van vennootschappen uit de Gemeen- schap.
Artikel 54
1. Met inachtneming van artikel 56 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondge- bied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderda- nen van de andere partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.
2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maat- regelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzeke- ringsnemers of personen jegens wie een fiduciaire verplichting is aange- gaan, te beschermen, of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit deze overeenkomst voort- vloeiende verplichtingen te onttrekken.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrek- ken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van indivi- duele xxxxxxxx, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.
Artikel 55
1. Onverminderd de multilaterale overeenkomst voor een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte6) (hierna: „ECAA” genoemd), is dit hoofdstuk niet van toepassing op het luchtvervoer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.
2. De Stabilisatie- en associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en voor het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.
Artikel 56
1. De artikelen 53 en 54 vormen geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en uitoefening van acti- viteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtsper- soonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste par- tij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.
2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.
Artikel 57
Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde acti- viteiten in het kader van vrije beroepen in Servië respectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Servië te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onder- linge erkenning van diploma’s. De raad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
6) Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lid- staten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Servië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3).
Artikel 58
1. Een op het grondgebied van Servië respectievelijk de Gemeen- schap gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk Ser- vische vennootschap heeft het recht, met inachtneming van de wetge- ving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van Servië respectievelijk de Gemeenschap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Servië in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend een dienstver- band hebben met vennootschappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovenge- noemde vennootschappen, hierna „organisaties” genoemd, zijn „binnen de organisatie overgeplaatste personen” als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de orga- nisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhou- ders met een meerderheidsbelang) waren:
a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een orga- nisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder leiding en algemeen toezicht van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde perso- nen, met inbegrip van personeelsleden die:
i. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafde- ling van de vestiging;
ii. belast zijn met toezicht en controle op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverle- ning van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaam- heden of het management. Afgezien van de specifieke kennis met betrek- king tot de betrokken vestiging, kan deze kennis betrekking hebben op de bekwaamheid om bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardighe- den en eventueel het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep vereist zijn;
c. een „binnen de organisatie overgeplaatste persoon” is een natuur- lijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van econo- mische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de betrok- ken organisatie dient haar belangrijkste handelsactiviteit op het grond- gebied van een partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming, filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke eco- nomische handelingen verricht.
3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Servië van onderdanen van respectievelijk Servië en de Gemeenschap wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordi- gers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), binnen een vennootschap, die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeen- schap van een Servische vennootschap, respectievelijk een dochteron- derneming of filiaal in Servië van een vennootschap uit de Gemeen- schap, mits:
a. deze vertegenwoordigers zich niet bezig houden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening en geen vergoeding ontvangen vanuit een bron binnen het grondgebied van het gastland, en
b. de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Ge- meenschap respectievelijk Servië heeft, en geen andere vertegenwoordi- gers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk Servië heeft.
HOOFDSTUK III
HET VERLENEN VAN DIENSTEN
Artikel 59
1. De Gemeenschap en Servië verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrichten van diensten mogelijk te maken door vennoot- schappen en onderdanen van de Gemeenschap en Servië die zijn geves- tigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.
2. Naarmate de in lid 1 genoemde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpo- sitie bekleden als omschreven in artikel 58, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onder- daan van de Gemeenschap of Servië en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het
aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.
3. Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst neemt de Stabilisatie- en associatieraad de nodige maatregelen om het bepaalde in lid 1 geleidelijk ten uitvoer te leggen. Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.
Artikel 60
1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door vennootschap- pen of onderdanen van de Gemeenschap of Servië die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht aanmerkelijk restrictiever maken ten op- zichte van de situatie op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verrichten van diensten aan- merkelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om over- leg verzoeken.
Artikel 61
Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Servië zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Wat het vervoer over land betreft, stelt protocol 4 de regels vast die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in onbeperkt transitoverkeer over de weg door Servië en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepassing van het verbod op discri- minatie en de geleidelijke aanpassing van de Servische vervoerswetge- ving aan die van de Gemeenschap.
2. Op het gebied van internationaal zeevervoer verbinden de partijen zich ertoe het beginsel van onbeperkte toegang tot de markt en het ver- keer op commerciële basis toe te passen en de internationale en Euro- pese verplichtingen op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieu- normen na te komen.
De partijen bevestigen een omgeving van vrije concurrentie na te stre- ven als een essentieel aspect van internationaal zeevervoer.
3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginse- len van lid 2:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen;
b. bij de inwerkingtreding van de overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal mari- tiem vervoer;
c. door onderdanen en vennootschappen van de andere partij geëx- ploiteerde schepen onder meer geen minder gunstige behandeling te verlenen dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aan- zien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de interna- tionale handel, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.
4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften moeten de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer wor- den vastgelegd in de ECAA.
5. Alvorens de ECAA te sluiten nemen de partijen geen maatregelen die meer beperkingen of discriminatie tot gevolg hebben dan de situatie op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.
6. Servië zal zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aanpassen aan de com- munautaire wetgeving op het gebied van het vervoer door de lucht, over zee, via binnenwateren en over land, zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de liberalisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.
7. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de noodzakelijke voorwaarden voor het vergroten van de vrijheid van dienstlening in het vervoer door de lucht, over land en via de binnenwateren tot stand kunnen worden gebracht.
HOOFDSTUK IV BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 62
De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen
tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Ser- vië.
Artikel 63
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans garanderen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapi- taal dat verband houdt met directe investeringen in ondernemingen die in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en met investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, als- ook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kre- dieten die verband houden met handelstransacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, als- mede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.
3. Vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst staat Servië, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande procedures, onder- danen van de Europese Unie toe onroerend goed te verwerven op het grondgebied van Servië. Gedurende de vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst past Servië zijn wetgeving inzake de verwerving van onroerend goed door onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie geleidelijk aan, zodat deze dezelfde behandeling genieten als Ser- vische onderdanen.
4. De Gemeenschap en Servië waarborgen voorts vanaf het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.
5. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Servië, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.
6. Onverminderd het bepaalde in artikel 62 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Servië in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaal- verkeer tussen de Gemeenschap en Servië ernstige moeilijkheden ver- oorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoers- beleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Servië,
vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tus- sen de Gemeenschap en Servië voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
7. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.
8. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Servië te vergemakkelijken met het oog op de verwe- zenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
Artikel 64
1. Gedurende de eerste vier jaar volgend op de inwerkingtreding van de overeenkomst nemen de Gemeenschap en Servië maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de communautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.
2. Aan het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst gaat de Stabilisatie- en associatieraad na op welke wijze de communautaire regelgeving betreffende het kapitaalverkeer in Servië volledig kan worden toegepast.
HOOFDSTUK V ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 65
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing onder voorbehoud van de beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op werkzaamheden die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag op het grondgebied van de partijen.
Artikel 66
Voor de toepassing van deze titel belet geen enkele bepaling van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toela- ting en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, met
name wat betreft het toekennen, verlengen of weigeren van een verblijfs- vergunning, mits zij ze niet toepassen op een manier die de voor een partij uit een specifieke bepaling van de overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietdoet of beperkt. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 65 onverlet.
Artikel 67
Deze titel is eveneens van toepassing op vennootschappen die geza- menlijk door Servische en communautaire vennootschappen of onderda- nen worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn.
Artikel 68
1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meest- begunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoorde- len waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.
2. Geen van de bepalingen van deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontdui- king overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of Servië om bij de toepassing van de desbetreffende bepalin- gen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belasting- plichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.
Artikel 69
1. De partijen spannen zich waar mogelijk in om het opleggen van beperkende maatregelen te vermijden, waaronder maatregelen met be- trekking tot de invoer om met de betalingsbalans verband houdende redenen. Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten of van Servië ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of Servië in overeenstemming met de in de WTO-overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatre- gelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer,
die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans te corrigeren. De andere partij wordt daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.
3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, met name de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en van daaruit voort- vloeiende inkomsten van ongeacht welke aard.
Artikel 70
De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die in artikel V van de GATS worden gesteld.
Artikel 71
De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan toepas- sing door elke partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voorko- men dat de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.
TITEL VI
HARMONISATIE VAN WETGEVING, RECHTSHANDHAVING EN MEDEDINGINGSREGELS
Artikel 72
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de be- staande wetgeving van Servië aan die van de Gemeenschap en van de doeltreffende toepassing daarvan. Servië streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. Servië ziet erop toe dat de bestaande en toekomstige wetgeving naar behoren ten uitvoer wordt gelegd en nageleefd.
2. Deze aanpassing begint bij de inwerkingtreding van de overeen- komst en wordt in de loop van de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 8 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in de overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeen- schap.
3. In eerste instantie richt deze aanpassing zich op fundamentele ele- menten van het acquis betreffende de interne markt, justitie, vrijheid en veiligheid, alsmede handelsgerelateerde vraagstukken. In een later sta- dium zal Servië zich op de resterende delen van het acquis richten.
De aanpassing vindt plaats op basis van een programma waarover de Europese Commissie en Servië overeenstemming moeten bereiken.
4. Xxxxxx stelt tevens, in overeenstemming met de Europese Commis- sie, de voorwaarden vast voor het toezicht op de uitvoering van de aan- passing van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen.
Artikel 73
Bepalingen betreffende de concurrentie en andere economische aspecten
1. Onverenigbaar met de goede werking van de overeenkomst zijn, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Servië daardoor ongun- stig kan worden beïnvloed:
i. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolg hebben dat de mede- dinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
ii. misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Servië, of op een wezenlijk deel daarvan;
iii. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen.
2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoor- deeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het EG-Verdrag en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Ge- meenschap zijn vastgesteld.
3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhan- kelijk kan optreden, de nodige bevoegdheden krijgt voor de volledige toepassing van lid 1, onder i) en ii), ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere rechten zijn verleend.
4. Binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze over- eenkomst stelt Servië een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die wordt voorzien van de bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder iii). Deze instantie beschikt onder meer over de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid, overeenkomstig lid 2, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheidssteun te vorderen.
5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, met name door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. Op verzoek van een van de par- tijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Servië stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die vóór de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan volgens de in lid 2 van dit artikel bedoelde cri- teria.
7. a. Voor de toepassing van lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle door Servië toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Servië wordt beschouwd als een regio zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.
b. Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst ver- strekt Servië de Europese Commissie de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau. De in lid 4 bedoelde instantie en de Europese Commissie zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio’s van Servië voor overheidssteun in aanmerking komen, als- mede hoeveel de maximale steun voor die regio’s mag bedragen, ten- einde op basis van de desbetreffende communautaire richtsnoeren het regionale steunoverzicht op te stellen.
8. In protocol 5 worden de regels vastgesteld voor staatssteun in de staalindustrie in geval van steun voor herstructurering. Hierbij ligt de nadruk op het uitzonderlijke karakter van deze steun; de steun moet beperkt in tijd zijn en verband houden met capaciteitsverminderingen in het kader van haalbaarheidsprogramma’s.
9. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV:
a. is het bepaalde in lid 1, onder iii), niet van toepassing;
b. dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te wor- den beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het EG-Verdrag en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vast- gesteld.
10. Als een van de partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1, kan zij, na overleg in de Stabilisatie- en
associatieraad, of 30 werkdagen na het verzoek om dergelijk overleg, passende maatregelen nemen. Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compen- serende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, of hun interne wetgeving op dit gebied.
Artikel 74
Overheidsondernemingen
Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Servië op overheidsondernemingen en onderne- mingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, de beginselen van het EG-Verdrag toe, en met name artikel 86.
De bijzondere rechten van overheidsondernemingen tijdens de over- gangsperiode omvatten niet de mogelijkheid tot instelling van kwantita- tieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking op de invoer in Servië van goederen van oorsprong uit de Gemeenschap.
Artikel 75
Intellectuele, industriële en commerciële eigendom
1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en bijlage VII beves- tigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiënte bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendoms- rechten.
2. Ten aanzien van de erkenning en bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom kennen de partijen vanaf de inwer- kingtreding van deze overeenkomst aan elkaars ondernemingen en on- derdanen een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen toekennen.
3. Servië treft de nodige maatregelen om te garanderen dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten af te dwingen.
4. Servië verbindt zich ertoe binnen bovengenoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII bedoelde multilaterale overeenkomsten in- zake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten Servië te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.
5. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commer- ciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongun- stig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onver- wijld aan de Stabilisatie- en associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
Artikel 76
Overheidsopdrachten
1. De partijen beschouwen het openstellen van de aanbesteding van overheidsopdrachten op basis van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.
2. Servische vennootschappen krijgen, ongeacht of zij in de Gemeen- schap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkom- stig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschappen wordt verleend.
Zodra de regering van Xxxxxx de wetgeving heeft goedgekeurd waar- bij de communautaire regels op dit terrein worden ingevoerd, zullen bovenstaande bepalingen ook van toepassing zijn op contracten in de nutssector. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Servië deze wetgeving inderdaad heeft ingevoerd.
3. Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de be- palingen van hoofdstuk II van titel V in Servië zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures, en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschap- pen wordt verleend.
4. Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Servië zijn ge- vestigd, krijgen uiterlijk 5 jaar na de inwerkingtreding van deze over- eenkomst, toegang tot aanbestedingsprocedures in Servië en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan Servische vennootschappen wordt verleend.
Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst zet Servië eventuele bestaande voordelen voor binnenlandse bedrijven om in prijspreferenties, die binnen 5 jaar geleidelijk worden afgebouwd volgens onderstaand schema:
– aan het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 15% bedragen;
– aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 10% bedragen;
– aan het einde van het vierde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst mag de preferentie ten hoogste 5% bedragen; en
– aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden de preferenties volledig afgeschaft.
5. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Servië om alle vennootschappen van de Gemeen- schap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Servië. Servië brengt jaarlijks verslag uit aan de Stabilisatie- en associatieraad over de maatregelen die zijn genomen om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat besluiten met betrekking tot overheidsopdrachten effectief juridisch worden getoetst.
6. Op de vestiging, de activiteiten en de verlening van diensten tus- sen de Gemeenschap en Servië, alsmede de werkgelegenheid en het ver- keer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsop- drachten zijn de artikelen 49 tot en met 64 van toepassing.
Artikel 77
Normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling
1. Servië neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.
2. In dit verband verbinden de partijen zich tot:
a. het bevorderen van het gebruik van communautaire technische regelgeving en Europese normen en conformiteitsbeoordelingspro- cedures;
b. het verlenen van bijstand bij het bevorderen van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;
c. het stimuleren van de betrokkenheid van Servië bij de activiteiten van gespecialiseerde organisaties op het gebied van normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en dergelijke gebieden (bijv. CEN, XXXXXXX, ETSI, EA, WELMEC, EUROMET)7);
d. indien mogelijk, het sluiten van een overeenkomst inzake conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten zodra Servië zijn wetgeving en procedures voldoende heeft aangepast aan die van de Gemeenschap en voldoende deskundigheid beschikbaar is.
7) Europese Commissie voor normalisatie, Europees Comité voor elektrotech- nische normen, Europees Instituut voor telecommunicatienormen, Europese Sa- menwerking voor accredidatie, Europese Samenwerking in wettelijke metrologie, Europese Organisatie voor wettelijke metrologie.
Artikel 78
Consumentenbescherming
De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Servië aan te passen aan die in de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed func- tionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en wetshandhaving.
Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen sti- muleren de partijen:
a. een beleid gericht op actieve bescherming van de consument over- eenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap, waaronder betere voor- lichting en het opzetten van onafhankelijke organisaties;
b. harmonisatie van de wetgeving inzake de bescherming van de con- sument in Servië met die in de Gemeenschap;
c. efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheids- normen in stand te houden;
d. toezicht op de naleving van de regels door bevoegde autoriteiten en toegang tot juridische procedures in geval van geschillen;
e. uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten.
Artikel 79
Arbeidsomstandigheden en gelijke kansen
Servië moet zijn wetgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden geleidelijk aanpassen aan die van de Gemeenschap, met name op de gebieden gezondheid en veiligheid op het werk en gelijke kansen.
TITEL VII
JUSTITIE, VRIJHEID EN VEILIGHEID
Artikel 80
Institutionele versterking en de rechtsstaat
Bij de samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij de rechtshandhaving en het justitiële apparaat in het bijzonder. De samenwerking is met name gericht op de versterking van de onafhankelijkheid van het justitiële apparaat en de verbetering van de doeltreffendheid daarvan, de verbetering van het functioneren van
de politie en andere rechtshandhavingsinstanties, het voorzien in ade- quate opleiding en bestrijding van corruptie en de georganiseerde mis- daad.
Artikel 81
Bescherming van persoonsgegevens
Zodra deze overeenkomst in werking is getreden, past Servië zijn wet- geving inzake de bescherming van persoonsgegevens aan de Gemeenschapswetgeving en internationale wetgeving op het gebied van privacy aan. Servië richt een of meer onafhankelijke toezichthoudende organen op die over voldoende financiële en personele middelen be- schikken om efficiënt te kunnen toezien op de naleving van de wetge- ving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De partijen zullen samenwerken om dit doel te bereiken.
Artikel 82
Visa, grensbeheer, asiel en migratie
De partijen werken samen op het gebied van visa, grenstoezicht, asiel en migratie en zetten een kader op voor deze samenwerking, ook op regionaal niveau, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehou- den met en optimaal geprofiteerd wordt van bestaande initiatieven op dit vlak.
De samenwerking op bovengenoemde gebieden is gebaseerd op we- derzijds overleg en nauwe coördinatie van de activiteiten van de partijen en omvat tevens technische en administratieve bijstand bij:
a. de uitwisseling van statistieken en informatie over wetgeving en praktijken;
b. het opstellen van wetgeving;
c. de vergroting van de capaciteit en de verbetering van de efficiëntie van de instellingen;
d. de opleiding van personeel;
e. beveiliging van reisdocumenten en de herkenning van valse docu- menten;
f. grensbeheer.
De samenwerking is vooral gericht op:
a. op het gebied van asiel: de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen en het Protocol van New York van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen, zodat het beginsel van non-refoulement alsmede andere rechten van asielzoekers en vluchtelingen gerespecteerd worden;
b. op het gebied van legale migratie: toelatingsregels en de rechten en de status van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie
komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.
Artikel 83
Preventie en controle van illegale immigratie; overname
1. De partijen werken samen met oog op de preventie en controle van illegale immigratie. Daartoe verbinden Servië en de lidstaten zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij ver- blijven over te nemen en de overnameovereenkomst tussen de Gemeen- schap en Servië volledig uit te voeren, evenals de bilaterale overeenkom- sten tussen de lidstaten en Servië, voor zover de bepalingen daarvan in overeenstemming zijn met de overnameovereenkomst tussen de Ge- meenschap en Servië, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze personen.
De lidstaten en Servië verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en verlenen hun toegang tot de administratieve faciliteiten die daartoe vereist zijn.
Specifieke procedures in verband met de overname van elkaars onder- danen, onderdanen van derde landen en staatlozen worden vastgesteld in het kader van de overnameovereenkomst tussen de Gemeenschap en Servië.
2. Xxxxxx zegt toe overnameovereenkomsten te sluiten met de andere landen van het stabilisatie- en associatieproces en zegt toe alle noodza- kelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle in dit artikel bedoelde overnameovereenkomsten flexibel en snel worden uitgevoerd.
3. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt welke andere geza- menlijke inspanningen kunnen worden geleverd met het oog op de pre- ventie en controle van illegale immigratie, met inbegrip van mensen- handel en illegale migratienetwerken.
Artikel 84
Witwassen van geld en financiering van terrorisme
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële sys- temen en relevante niet-financiële sectoren worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder, alsmede voor de financiering van terrorisme.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en techni- sche bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en het efficiënt functioneren van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terro- risme die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).
Artikel 85
Samenwerking op het gebied van drugs
1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aan- pak van drugsvraagstukken. Beleid en maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om illegale drugs te bestrijden, waaronder het beperken van het aanbod aan, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aange- pakt en precursoren beter gecontroleerd worden.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden geba- seerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeleid van de EU.
Artikel 86
Voorkoming en bestrijding van georganiseerde misdaad en andere illegale activiteiten
De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:
a. mensensmokkel en mensenhandel;
b. illegale economische activiteiten, met name valsemunterij en na- maak van niet-contante betaalmiddelen, illegale transacties met produc- ten als industrieel afval en radioactief materiaal, en transacties met ille- gale of namaakproducten;
c. corruptie, zowel in de publieke als in de particuliere sector, met name in verband met niet-transparante administratieve praktijken;
d. belastingfraude;
e. identiteitsdiefstal;
f. illegale handel in drugs en psychotrope stoffen;
g. illegale wapenhandel;
h. het vervalsen van documenten;
i. smokkel van en illegale handel in goederen, waaronder auto’s;
j. computercriminaliteit.
Regionale samenwerking en de naleving van internationaal erkende normen op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad worden bevorderd.
Artikel 87
Bestrijding van terrorisme
Overeenkomstig de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en hun eigen wet- en regelgeving komen de partijen overeen samen te wer- ken aan de voorkoming en bestrijding van terroristische daden en de financiering daarvan:
a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad (2001) en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;
b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internatio- nale recht;
c. door ervaringen uit te wisselen over manieren om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme.
TITEL VIII SAMENWERKINGSBELEID
Artikel 88
1. De Gemeenschap en Servië werken nauw samen om de ontwikke- ling en het groeipotentieel van Servië te bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen.
2. Het beleid en de andere maatregelen zijn gericht op de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Servië. Daarbij dient ervoor te worden gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en moet rekening worden gehouden met een harmonieuze sociale ontwikkeling.
3. Het samenwerkingsbeleid moet in een regionaal samenwerkingska- der worden geïntegreerd. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Servië en zijn buurlanden, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regionale sta- biliteit. De Stabilisatie- en associatieraad bepaalt welk van de hierna omschreven samenwerkingsterreinen prioriteit heeft, en wat prioriteit heeft binnen de verschillende terreinen, overeenkomstig het Europees partnerschap.
Artikel 89
Economisch beleid en handelspolitiek
De Gemeenschap en Servië vergemakkelijken het proces van econo- mische hervormingen door middel van samenwerking die beoogt het inzicht in de basiselementen van hun respectieve economieën en het for- muleren en uitvoeren van economisch beleid in een markteconomie te verbeteren.
De Gemeenschap en Servië werken daarom samen op de volgende ter- reinen:
a. uitwisseling van informatie over macro-economische prestaties en vooruitzichten en over ontwikkelingsstrategieën;
b. gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang, met inbegrip van het uitstippelen van een economisch beleid en de instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan; en
c. bevordering van bredere samenwerking om de instroom van ken- nis en de toegang tot nieuwe technologieën te versnellen.
Servië streeft ernaar een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en zijn beleid geleidelijk aan te passen aan het op stabiliteit gerichte beleid in het kader van de Europese Economische en Monetaire Unie. Op verzoek van de autoriteiten van Servië kan de Gemeenschap bijstand verlenen ter ondersteuning van de inspanningen van Servië in dit verband.
De samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechts- staat op zakelijk gebied door middel van een stabiel en niet- discriminerend wetgevingskader voor de handel.
Samenwerking op dit gebied omvat ook de uitwisseling van informa- tie over de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.
Artikel 90
Statistische samenwerking
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeen- schap op het gebied van de statistiek. De statistische samenwerking is met name gericht op de ontwikkeling van efficiënte en duurzame statis- tische stelsels die in staat zijn de betrouwbare, objectieve en nauwkeu- rige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Servië te plannen en te controleren. Ook moet de statistische samenwerking het bureau voor de statistiek van Servië in staat stellen beter te voldoen aan de behoeften van nationale en interna- tionale afnemers (overheid en particuliere sector). Het statistisch stelsel moet de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitgevaardigd, de Europese praktijkcode voor statistieken en de bepalin-
gen van de Europese statistiekwetgeving eerbiedigen en zich ontwikke- len in de richting van het acquis. De partijen werken met name samen om de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens te waarborgen, de ver- zameling van gegevens en doorgifte daarvan aan het Europees statistisch systeem geleidelijk te intensiveren en informatie uit te wisselen inzake methoden, kennisoverdracht en opleiding.
Artikel 91
Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten
De samenwerking tussen Servië en de Gemeenschap is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis voor het bank- en verzekeringswezen en financiële diensten. De partijen werken samen om een passend kader tot stand te brengen en verder te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en de sector financiële diensten in Servië, op basis van eerlijke concurren- tie en de waarborging van gelijke marktvoorwaarden.
Artikel 92
Interne controle en externe boekhoudkundige controle
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van interne controle van de overheidsfinanciën (PIFC) en externe boekhoud- kundige controle. De partijen werken door het uitwerken en goedkeuren van relevante regelgeving met name samen aan de ontwikkeling van efficiënte systemen voor PIFC (waaronder financieel beheer en financiële controle en operationeel onafhankelijke interne boekhoudkundige con- trole) en onafhankelijke externe boekhoudkundige controle in Servië overeenkomstig internationaal erkende normen en methoden en de op Europees niveau overeengekomen beste praktijken. De samenwerking zal zich ook richten op de opbouw van capaciteit voor de hoogste audit- instantie in Servië. Om de uit bovenstaande eisen voortvloeiende taken met betrekking tot coördinatie en harmonisatie te kunnen uitvoeren, moet de samenwerking zich ook richten op de oprichting en versterking van centrale harmonisatie-eenheden voor financieel beheer, financiële controle en interne boekhoudkundige controle.
Artikel 93
Stimulering en bescherming van investeringen
De samenwerking tussen de partijen, binnen de reikwijdte van hun respectieve bevoegdheden, op het gebied van de bevordering en bescher- ming van investeringen is erop gericht een gunstig klimaat te creëren
voor binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, die essen- tieel zijn voor de economische en industriële revitalisering van Servië. Servië zal zich met name toeleggen op de verbetering van het juridisch kader dat investeringen stimuleert en beschermt.
Artikel 94
Industriële samenwerking
De samenwerking richt zich op stimulering van de modernisering en herstructurering van de industrie van Servië en van individuele sectoren. Hieronder valt ook industriële samenwerking tussen het bedrijfsleven aan beide zijden om de particuliere sector te versterken, waarbij de bescherming van het milieu gewaarborgd moet zijn.
Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van prioriteiten die door de partijen zijn vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de regionale aspecten van indus- triële ontwikkeling en worden, zo nodig, transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creëren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter manage- ment, stimulering van markten, transparantie van de markt en het onder- nemingsklimaat. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan het opzet- ten van efficiënte exportpromotieactiviteiten in Servië.
In het kader van de samenwerking wordt ook op passende wijze reke- ning gehouden met het communautair acquis op het gebied van indus- triebeleid.
Artikel 95
Midden- en kleinbedrijf
De partijen streven ernaar het midden- en kleinbedrijf in de particu- liere sector te ontwikkelen en te versterken, nieuwe ondernemingen op te richten op terreinen met groeipotentieel en de samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf in de Gemeenschap en Servië te vergroten. In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met prioritaire gebieden met betrekking tot het communautair acquis op het gebied van het midden- en kleinbedrijf en met de tien beginselen die zijn vastgelegd in het Europees Handvest voor kleine
ondernemingen.
Artikel 96
Toerisme
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van toerisme is voornamelijk gericht op de intensivering van de informatiestroom over
toerisme (via internationale netwerken, databanken, enz.), waarbij de totstandbrenging van infrastructuur wordt gestimuleerd die tot investe- ringen in de toeristische sector kan leiden, en op deelname van Servië aan belangrijke Europese organisaties voor toerisme. Ook zullen de mogelijkheden worden onderzocht voor gemeenschappelijke activitei- ten, de versterking van de samenwerking tussen de toeristische sector, deskundigen, regeringen en overheidsinstanties op het gebied van toe- risme en kennisoverdracht (door middel van opleiding, uitwisselingen, workshops). In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis in verband met deze sector.
De samenwerking kan in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd.
Artikel 97
De landbouw en de agro-industriële sector
Op alle prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op landbouwgebied zal samenwerking tussen de partijen worden ontwikkeld, alsmede op veterinair en fytosanitair gebied. De samenwer- king is met name gericht op de modernisering en herstructurering van de landbouw en levensmiddelensector, zodat wordt voldaan aan de gezondheidsvoorschriften van de Gemeenschap, de verbetering van het waterbeheer en plattelandsontwikkeling, alsmede de ontwikkeling van de bosbouwsector in Servië en op de ondersteuning van de geleidelijke aanpassing van de Servische wetgeving en praktijk aan de communautaire regels en normen.
Artikel 98
Visserij
De partijen onderzoeken de mogelijkheid om in de visserijsector gebieden van wederzijds belang aan te wijzen waarop samenwerking voor elk van hen voordeel zou opleveren. In het kader van de samen- werking wordt op passende wijze rekening gehouden met het com- munautair acquis op visserijgebied, waaronder de naleving van interna- tionale verplichtingen betreffende regels van de internationale en de regionale visserijorganisaties inzake het beheer en de instandhouding van de visbestanden.
Artikel 99
Douane
De samenwerking tussen de partijen op dit gebied is erop gericht de naleving te waarborgen van de op handelsgebied in te voeren bepalin-
gen en het douanesysteem van Servië aan te passen aan dat van de Gemeenschap, teneinde zo de weg vrij te maken voor de in het kader van deze overeenkomst geplande liberaliseringsmaatregelen en de gelei- delijke aanpassing van de Servische douanewetgeving aan het acquis.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op douanegebied.
In protocol 6 worden de regels vastgesteld inzake wederzijdse admi- nistratieve bijstand tussen partijen op het gebied van douane.
Artikel 100
Belastingen
De door de partijen tot stand te brengen samenwerking op belasting- gebied omvat maatregelen die gericht zijn op de verdere hervorming van het Servische belastingstelsel en de herstructurering van de belasting- dienst, teneinde de efficiëntie van de belastinginning te verbeteren en belastingfraude te bestrijden.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met de prioritaire gebieden met betrekking tot het com- munautair acquis op fiscaal gebied en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. Schadelijke belastingconcurrentie moet tegenge- gaan worden op basis van de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die de Raad op 1 december 1997 heeft goedgekeurd.
De samenwerking richt zich ook op het vergroten van de transparan- tie en het bestrijden van corruptie, alsmede het uitwisselen van informa- tie met de lidstaten, teneinde de handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude, -ontwijking of -ontduiking te verge- makkelijken. Servië zal ook het netwerk van bilaterale overeenkomsten met de lidstaten voltooien, overeenkomstig de laatste versie van het OESO-modelverdrag inzake belasting naar inkomen en vermogen en de OESO-modelovereenkomst betreffende de uitwisseling van belasting- gegevens, voor zover de verzoekende lidstaat hierbij aangesloten is.
Artikel 101
Samenwerking op sociaal gebied
Op het gebied van de werkgelegenheid heeft de samenwerking tussen de partijen voornamelijk betrekking op het verbeteren van de diensten voor arbeidsbemiddeling en loopbaanadvies, ondersteuningsmaatregelen en het stimuleren van de plaatselijke ontwikkeling om de herstructure- ring van industrie en arbeidsmarkt te begeleiden. De samenwerking vindt tevens plaats in de vorm van studies, detachering van deskundi- gen, voorlichting en opleiding.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op de vergemakkelij- king van de hervorming van het Servische werkgelegenheidsbeleid in het kader van versterkte economische hervorming en integratie. De samenwerking is ook gericht op de ondersteuning van de aanpassing van het Servische stelsel van sociale zekerheid aan de nieuwe economische en sociale vereisten, en betreft eveneens de aanpassing van de Servische wetgeving inzake arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor vrouwen en mannen, mensen met een handicap en mensen die behoren tot een minderheid of een andere kwetsbare groep, alsmede de verbetering van het beschermingsniveau voor de gezondheid en veiligheid van werkne- mers, waarbij het bestaande beschermingsniveau in de Gemeenschap maatstaf is.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 102
Onderwijs en opleiding
De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en van beroepsonderwijs en -opleiding, alsmede van het jongerenbeleid en jongerenwerk, waaronder niet-formeel onderwijs, in Servië te verhogen. De verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Bo- logna (die in het kader van het intergouvernementele proces van Bo- logna is aangenomen) is een prioriteit voor het hoger onderwijs.
De partijen streven er ook naar dat iedereen in Servië gelijke toegang heeft tot alle onderwijsniveaus, zonder onderscheid naar sekse, huids- kleur, etnische afkomst of religie.
De relevante communautaire programma’s en instrumenten dragen bij tot de verbetering van de onderwijs- en opleidingsstructuren en
-activiteiten in Servië.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
Artikel 103
Samenwerking op cultureel gebied
De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt onder meer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en vol- keren te doen toenemen. De partijen verbinden zich er eveneens toe om samen te werken om de culturele diversiteit te bevorderen, met name in het kader van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming en bevorde- ring van de diversiteit van culturele uitingen.
Artikel 104
Samenwerking op audiovisueel gebied
De partijen werken samen ter bevordering van de audiovisuele indus- trie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.
De samenwerking kan programma’s en faciliteiten omvatten voor de opleiding van journalisten en andere mensen die werkzaam zijn in de media, alsmede technische bijstand voor publieke en particuliere media, zodat hun onafhankelijkheid, hun professionele vaardigheden en hun contacten met Europese media worden versterkt.
Servië stemt zijn beleid inzake de regulering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende televisie af op dat van de EG en past zijn wetgeving aan het EU-acquis aan. Servië besteedt daarbij bijzondere aandacht aan vraagstukken in verband met de verwerving van intellec- tuele-eigendomsrechten voor satelliet-, kabel- of etheruitzendingen.
Artikel 105
Informatiemaatschappij
Op alle gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van de informatiemaatschappij zal samenwerking worden ontwikkeld. Er wordt voornamelijk steun verleend voor de geleidelijke aanpassing van beleid en wetgeving van Servië in deze sector aan beleid en wetgeving van de Gemeenschap.
De partijen werken tevens samen met het oog op de verdere ontwik- keling van de informatiemaatschappij in Servië. Algemene doelstellin- gen zijn de voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en het zorgen voor de inter- operabiliteit van netwerken en diensten.
Artikel 106
Netwerken en diensten voor elektronische communicatie
De samenwerking is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen moeten met name de samenwerking op het gebied van elektronische-communicatienetwerken en -diensten versterken, waarbij het uiteindelijke doel is dat Servië het communautaire acquis op deze gebieden drie jaar na inwerkingtreding van deze overeenkomst over- neemt.
Artikel 107
Informatie en communicatie
De Gemeenschap en Servië nemen de nodige maatregelen om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit wordt verleend aan programma’s die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informa- tie aan professionele doelgroepen in Servië.
Artikel 108
Vervoer
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van ver- voer.
De samenwerking kan met name worden gericht op de herstructure- ring en modernisering van de Servische vervoerssystemen, de verbete- ring van het vrij verkeer van reizigers en goederen, de verbetering van de toegang tot de vervoersmarkt en -voorzieningen, met inbegrip van havens en luchthavens. Daarnaast kan steun worden verleend voor de ontwikkeling van multimodale infrastructuurvoorzieningen in verband met de voornaamste trans-Europese netwerken, met name ter versterking van regionale verbindingen in Zuidoost-Europa, overeenkomstig het memorandum van overeenstemming inzake het kernnetwerk voor regio- naal vervoer. Gestreefd wordt naar exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap en naar de ontwikkeling in Servië van een vervoerssysteem dat compatibel is met dat in de Gemeenschap en daarop aansluit, alsmede een betere bescherming van het milieu in de context van het vervoer.
Artikel 109
Energie
De samenwerking is voornamelijk gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op milieugebied. De samenwerking wordt gebaseerd op het regionale Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en zal gericht zijn op de geleidelijke inte- gratie van Servië in de Europese energiemarkten. De samenwerking omvat met name:
a. formulering en planning van energiebeleid, modernisering van in- frastructuur, verbetering en diversificatie van de voorziening, verbetering van de toegang tot de energiemarkt, alsmede vergemakkelijking van doorvoer, transmissie en distributie, en herstel van koppelingen van regionaal belang met de energienetten van de buurlanden;
b. de bevordering van energiebesparing en een efficiënt energie- gebruik, duurzame energie en onderzoek naar de milieueffecten van energieproductie en -verbruik;
c. formulering van randvoorwaarden voor de herstructurering van energiebedrijven en samenwerking tussen bedrijven in die sector.
Artikel 110
Nucleaire veiligheid
De partijen werken samen op het gebied van nucleaire veiligheid en splijtstofbewaking. De samenwerking kan de volgende onderwerpen omvatten:
a. verbetering van de wet- en regelgeving van de partijen inzake stralingsbescherming, nucleaire veiligheid, kernmateriaalboekhouding en de controle daarop, alsmede versterking van de toezichthoudende instan- ties en hun middelen;
b. bevordering van het sluiten van overeenkomsten tussen de lidsta- ten of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Servië over vroegtijdige kennisgeving en uitwisseling van informatie bij nucleaire ongevallen en over paraatheid bij rampen, en waar nodig nucleaire veiligheidskwesties in het algemeen;
c. aansprakelijkheid van derden bij kernrampen.
Artikel 111
Milieu
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op milieu- gebied, vooral om de achteruitgang van het milieu een halt toe te roe- pen en te beginnen met het milieu te verbeteren met het oog op duur- zame ontwikkeling.
De partijen werken met name samen met het oog op de versterking van de bestuurlijke structuren en procedures om strategische planning van milieuvraagstukken en coördinatie tussen de relevante actoren te waarborgen; de nadruk zal liggen op de aanpassing van de wetgeving van Servië aan die van de Gemeenschap. De samenwerking kan ook worden toegespitst op de ontwikkeling van strategieën om plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging aan- zienlijk te verminderen, de totstandbrenging van een kader voor efficiënte, duurzame en schone energieproductie en -gebruik en de uit- voering van milieu-effectrapportage en strategische milieu-effect- beoordelingen. Bijzondere aandacht zal worden geschonken aan ratifica- tie en tenuitvoerlegging van het Kyoto-protocol.
Artikel 112
Samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), met wederzijds voordeel als uitgangspunt en rekening houdend met de be- schikbaarheid van hulpmiddelen en adequate toegang tot elkaars programma’s, waarbij erop wordt toegezien dat intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten goed worden beschermd.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.
Artikel 113
Regionale en plaatselijke ontwikkeling
De partijen zetten zich in voor de versterking van de regionale en plaatselijke ontwikkelingssamenwerking, teneinde bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de vermindering van regionale verschil- len. Specifieke aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdende, internationale en interregionale samenwerking.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van regionale ontwikkeling.
Artikel 114
Openbaar bestuur
De samenwerking is erop gericht dat de ontwikkeling van efficiënt en verantwoordelijk openbaar bestuur in Servië wordt gegarandeerd, zodat met name ondersteuning wordt verleend aan de invoering van de rechts- staat, het juist functioneren van de staatsinstellingen ten behoeve van de Servische bevolking in het algemeen en de vlotte ontwikkeling van de verhoudingen tussen de EU en Servië.
De samenwerking is voornamelijk gericht op institutionele opbouw, waaronder de ontwikkeling en uitvoering van transparante en eerlijke wervings- en selectieprocedures, personeelsbeheer en loopbaanontwik- keling voor ambtenaren, permanente educatie en de bevordering van ethisch openbaar bestuur. De samenwerking zal betrekking hebben op alle overheidsniveaus, met inbegrip van lokaal bestuur.
TITEL IX FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 115
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 5, 116 en 118 komt Servië in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Euro- pese Investeringsbank. De steun van de Gemeenschap is afhankelijk van de vorderingen met betrekking tot de politieke criteria van Kopenhagen, en met name de verwezenlijking van de specifieke prioriteiten van het Europees Partnerschap. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de resultaten van het jaarlijks onderzoek van de landen van het stabilisatie- en associatieproces, met name wat betreft de toezeggingen van de begunstigde landen om democratische, economische en institutionele hervormingen door te voeren, en met andere conclusies van de Raad, met name ten aanzien van de naleving van aanpassingsprogramma’s. De steun aan Servië wordt afgestemd op de geconstateerde behoeften, de overeengekomen prioriteiten, het vermogen tot opneming en terugbeta- ling en de maatregelen die worden getroffen om de economie te hervor- men en te herstructureren.
Artikel 116
De financiële bijstand in de vorm van subsidies wordt verleend via operationele maatregelen die bij de relevante verordening van de Raad worden ingesteld, binnen een door de Gemeenschap na overleg met Ser- vië vast te stellen meerjarig indicatief planningsdocument, met jaarlijkse evaluaties.
De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle samenwerkings- terreinen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan justitie, vrijheid en veiligheid, harmonisatie van wetgeving, duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding en milieubescherming.
Artikel 117
In het geval van bijzondere noodzaak kan de Gemeenschap op ver- zoek van Servië, in overleg met de internationale financiële instellingen, onderzoeken of bij wijze van uitzondering macrofinanciële bijstand kan worden verleend, op bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de beschikbaarheid van alle financiële middelen. Deze bijstand wordt dan vrijgegeven op bepaalde voorwaarden, die in het kader van een door Ser- vië en het Internationaal Monetair Fonds overeen te komen programma worden vastgesteld.
Artikel 118
Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden ver- strekt in nauwe coördinatie met andere financieringsbronnen, zoals lid- staten, andere landen en internationale financiële instellingen.
Daartoe wisselen de partijen regelmatig informatie uit over alle bron- nen van bijstand.
TITEL X
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 119
Er wordt een Stabilisatie- en associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van de overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
Artikel 120
1. De Stabilisatie- en associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, en anderzijds leden van de regering van Servië.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. De leden van de Stabilisatie- en associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.
4. De Stabilisatie- en associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschap en een vertegenwoor- diger van Servië, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
5. De Europese Investeringsbank neemt, voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, als waarnemer deel aan de werkzaam- heden van de Stabilisatie- en associatieraad.
Artikel 121
Om de doelstellingen van de overeenkomst te bereiken, heeft de Stabilisatie- en associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in de overeenkomst vermelde gevallen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen. De besluiten en aanbevelingen van de raad worden vastgesteld in onderlinge overeen- stemming tussen de partijen.
Artikel 122
1. De Stabilisatie- en associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en ver- tegenwoordigers van de Europese Commissie, en anderzijds vertegen- woordigers van Servië.
2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en associatieraad de taken van het Stabilisatie- en associatiecomité, waaronder de voorbe- reiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.
3. De Stabilisatie- en associatieraad mag bevoegdheden aan het Stabilisatie- en associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 121.
Artikel 123
Het Stabilisatie- en associatiecomité kan subcomités oprichten. Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van de overeen- komst zet het Stabilisatie- en associatiecomité de nodige subcomités op voor de adequate uitvoering van de overeenkomst.
Er wordt een subcomité ingesteld voor aangelegenheden met betrek- king tot migratie.
Artikel 124
De Stabilisatie- en associatieraad kan tot de oprichting besluiten van andere speciale comités of lichamen die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. In zijn reglement van orde legt de Stabilisatie- en associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.
Artikel 125
Er wordt een parlementair Stabilisatie- en associatiecomité opgericht. Dit zal als forum dienen waar leden van het Servische parlement en het Europese Parlement elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen. Dit comité komt met door hemzelf te bepalen tussenpozen bij- een.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van het Servische parlement.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
Het parlementair Stabilisatie- en associatiecomité wordt beurtelings voorgezeten door een lid van het Europees Parlement en een lid van het Servische parlement, overeenkomstig de in het reglement van orde neer te leggen bepalingen.
Artikel 126
Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.
Artikel 127
Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of produc- tie die absoluut vereist is voor defensiedoeleinden, mits deze maatrege- len geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid, in geval van ernstige binnenlandse onlusten die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogs- dreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
Artikel 128
1. Op de door de overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen mogen:
a. de regelingen die Servië ten opzichte van de Gemeenschap toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
b. de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Servië toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van Servische onder- danen of vennootschappen.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de des- betreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats.
Artikel 129
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij verzekeren dat de in de overeenkomst beschreven doelstel- lingen worden bereikt.
2. De partijen komen overeen op verzoek van elk van de partijen onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeen- komst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de par- tijen te bespreken.
3. De partijen leggen geschillen die verband houden met de toepas- sing of de interpretatie van deze overeenkomst voor aan de Stabilisatie- en associatieraad. In dat geval geldt artikel 130, en eventueel protocol 7.
De Stabilisatie- en associatieraad kan een dergelijk geschil door mid- del van een bindend besluit beslechten.
4. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit de overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bij- zonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vin- den.
Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van de overeenkomst het minst versto- ren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij besproken in de Stabilisatie- en associatieraad, het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander op grond van de artikelen 123 of 124 opgericht orgaan.
5. De leden 2, 3 en 4 hebben geen invloed op en gelden onvermin- derd de artikelen 32, 40, 41, 42 en 46 en protocol 3 (Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking).
Artikel 130
1. Wanneer tussen de partijen een meningsverschil ontstaat over de interpretatie of de tenuitvoerlegging van de overeenkomst, dient de ene partij bij de andere partij en bij de Stabilisatie- en associatieraad een for- meel verzoek tot geschillenbeslechting in.
Wanneer een partij van mening is dat een maatregel van de andere partij of het niet-optreden van de andere partij een inbreuk vormt op haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, moet in het formele verzoek tot geschillenbeslechting worden vermeld waarom de eerste par- tij deze mening is toegedaan en dat zij maatregelen kan nemen zoals bedoeld in artikel 129, lid 4.
2. De partijen streven ernaar geschillen op te lossen via overleg te goeder trouw binnen de Stabilisatie- en associatieraad en de andere in lid 3 beschreven organen, teneinde zo snel mogelijk tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
3. De partijen verstrekken de Stabilisatie- en associatieraad alle rele- vante informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situa- tie.
Zolang het geschil niet is beslecht, wordt het tijdens elke vergadering van de Stabilisatie- en associatieraad besproken, tenzij de in protocol 7 beschreven arbitrageprocedure is ingeleid. Een geschil wordt geacht beslecht te zijn wanneer de Stabilisatie- en associatieraad een bindend besluit heeft genomen zoals bedoeld in artikel 129, lid 3, of wanneer hij heeft verklaard dat het geschil niet langer bestaat.
In overleg tussen de partijen of op verzoek van een van de partijen kan een geschil ook worden besproken tijdens een vergadering van het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander relevant comité of orgaan dat is opgezet op grond van artikel 123 of 124. Overleg kan ook schrif- telijk plaatsvinden.
Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
4. Voor vraagstukken die onder protocol 7 vallen, kan een partij het geschil voor arbitrage voordragen overeenkomstig het protocol wanneer de partijen er niet in slagen binnen twee maanden na de inleiding van de in lid 1 bedoelde procedure voor geschillenbeslechting een oplossing te vinden.
Artikel 131
Zolang onder deze overeenkomst geen gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemers, doet de overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande overeen- komsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Servië, anderzijds.
Artikel 132
De bijlagen I tot en met VII en de protocollen 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.
De op 21 november 2004 ondertekende kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Servië en Montenegro inzake de algemene beginselen voor de deelname van Servië en Montenegro aan com- munautaire programma’s en de bijlage daarbij vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst. De in artikel 8 van deze kader- overeenkomst bedoelde evaluatie wordt uitgevoerd binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die bevoegd is om de kaderovereenkomst eventueel te wijzigen.
Artikel 133
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij van deze opzegging in kennis te stellen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.
Elk van beide partijen kan de overeenkomst met onmiddellijke ingang schorsen wanneer de andere partij een essentieel element van deze over- eenkomst schendt.
Artikel 134
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden onder „partijen” verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, ener- zijds, en de Republiek Servië, anderzijds.
Artikel 135
Deze overeenkomst is enerzijds van toepassing op het grondgebied waarop de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn, on- der de in die Verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Servië.
De overeenkomst is niet van toepassing op Kosovo, dat momenteel onder internationaal bestuur staat overeenkomstig Resolutie nr. 1244 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 10 juni 1999. Dit doet geen afbreuk aan de huidige status van Kosovo of de vaststelling van de definitieve status in het kader van de genoemde resolutie.
Artikel 136
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depo- sitaris van deze overeenkomst.
Artikel 137
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Spaanse, de Tsjechische, de Deense, de Duitse, de Estse, de Griekse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Hongaarse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Finse, de Zweedse en de Servische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Artikel 138
De overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedu- res goedgekeurd.
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
Artikel 139
Interimovereenkomst
De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooi- ing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van sommige gedeelten van deze overeen- komst, met name die inzake het vrije verkeer van goederen, alsmede de relevante bepalingen inzake vervoer, door middel van een interim- overeenkomst tussen de Gemeenschap en Servië ten uitvoer worden gelegd, voor de toepassing van titel IV, van de artikelen 73, 74 en 75 van deze overeenkomst en van de protocollen 1, 2, 3, 5, 6 en 7 alsmede de relevante bepalingen van protocol 4, onder de datum van inwerking- treding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwerking- treding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de verplichtingen die in deze artikelen en protocollen zijn opgenomen.
GEDAAN te Luxemburg, de negenentwintigste april tweeduizend acht.
Lijst van bijlagen en protocollen
Bijlagen1)
– Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Servië voor industrie- producten uit de Gemeenschap
– Bijlage II (artikel 26) – Omschrijving van producten van de cate- gorie „baby beef”
– Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Servië voor land- bouwproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage IV (artikel 29) – Tariefconcessies van de Gemeenschap voor visserijproducten uit Servië
– Bijlage V (artikel 30) – Tariefconcessies van Servië voor visserij- producten uit de Gemeenschap
– Bijlage VI (artikel 52) – Vestiging: „Financiële diensten”
– Bijlage VII (artikel 75) – Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten
Protocollen
– Protocol 1 (artikel 25) – Handel in bewerkte landbouwproducten
– Protocol 2 (artikel 28) – Wijn en gedistilleerde dranken
– Protocol 3 (artikel 44) – Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking
– Protocol 4 (artikel 61) – Vervoer over land
– Protocol 5 (artikel 73) – Staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
– Protocol 6 (artikel 99) – Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
– Protocol 7 (artikel 129) – Beslechting van geschillen
Protocol 1
Inzake de handel tussen de Gemeenschap en Servië in bewerkte landbouwproducten
Artikel 1
1. De Gemeenschap en Servië passen op bewerkte landbouwproduc- ten de in bijlage I respectievelijk bijlage II vermelde rechten toe in over- eenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of beper- kingen in het kader van een contingent van toepassing zijn.
2. De Stabilisatie- en associatieraad beslist inzake:
1) Zie noot 1 op blz. 1.
a. uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende bewerkte landbouwproducten;
b. wijziging van de in de bijlagen I en II vermelde rechten;
c. verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan de bij dit protocol vastge- stelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen van de Gemeenschap en Servië voor landbouw- producten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit pro- tocol vallende bewerkte landbouwproducten zijn gebruikt.
Artikel 2
De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en associatieraad worden verlaagd:
a. wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Servië de op de basisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of
b. naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van weder- zijdse concessies voor bewerkte landbouwproducten.
De onder het eerste streepje bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat over- eenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardi- ging van de bedoelde bewerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten gel- dende rechten.
Artikel 3
De Gemeenschap en Servië stellen elkaar in kennis van de adminis- tratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol val- lende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.
Protocol 2
Betreffende wederzijdse preferentiële handelsconcessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen
Artikel 1
Dit protocol omvat:
1. een overeenkomst betreffende wederzijdse preferentiële handels- concessies voor bepaalde wijnen (bijlage I bij dit protocol);
2. een overeenkomst betreffende de wederzijdse erkenning, bescher- ming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen (bijlage II bij dit protocol).
Artikel 2
De in artikel 1 bedoelde overeenkomsten zijn van toepassing op:
1. wijnen van verse druiven die vallen onder code 22.04 van het op 14 juni 1983 in Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codificering van goederen;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en geproduceerd overeen- komstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt1), en Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Euro- pese Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoerings- bepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad hou- dende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische pro- cédés en behandelingen2);
of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de regels inzake oenologische procédés en behandelingen, zoals gefor- muleerd in de Servische wetgeving. Deze regels inzake oenologische procédés en behandelingen moeten in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving.
2. gedistilleerde dranken die vallen onder code 22.08 van het in lid 1 bedoelde verdrag;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en in overeenstemming met Verordening (EEG) nr.1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vast- stelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken3), en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Europese Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de
1) PB L 179 van 14.07.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Ver- ordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
2) PB L 194 van 31.07.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Ver- ordening (EG) nr. 1300/2007 (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 8).
3) PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Ver- ordening (EG) nr. 2061/96 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 277 van 30.10.1996, blz. 1).
aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken4); of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de Servische wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de com- munautaire wetgeving;
3. gearomatiseerde wijnen die vallen onder code 22.05 van het in lid 1 bedoelde verdrag;
a. van oorsprong uit de Gemeenschap en in overeenstemming met Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, ge- aromatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten5)
of
b. van oorsprong uit Servië en geproduceerd overeenkomstig de Servische wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de com- munautaire wetgeving.
Protocol 3
Betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van de overeenkomst tussen de Gemeenschap en Servië
INHOUD TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities
TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2 Algemene eisen
Artikel 3 Cumulatie in de Gemeenschap Artikel 4 Cumulatie in Servië
Artikel 5 Geheel en al verkregen producten Artikel 6 Toereikende bewerking of verwerking Artikel 7 Ontoereikende bewerking of verwerking
4) PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Ver- ordening (EG) nr. 2140/98 van de Commissie (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 9).
5) PB L 160 van 12.6. 1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Ver- ordening (EG) nr. 3378/94 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 366 van 31.12.1994, blz. 1).
Artikel 8 Determinerende eenheid
Artikel 9 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap Artikel 10 Stellen en assortimenten
Artikel 11 Neutrale elementen
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12 Territorialiteitsbeginsel Artikel 13 Rechtstreeks vervoer Artikel 14 Tentoonstellingen
TITEL IV TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15 Verbod op de teruggave of vrijstelling van douane- rechten
TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 16 Algemene voorwaarden
Artikel 17 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 18 Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenver- keer EUR.1
Artikel 19 Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 20 Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgege- ven bewijs van oorsprong
Artikel 21 Gescheiden boekhouding
Artikel 22 Het opstellen van een factuurverklaring Artikel 23 Toegelaten exporteurs
Artikel 24 Geldigheid van bewijzen van oorsprong Artikel 25 Overlegging van bewijzen van oorsprong Artikel 26 Invoer in deelzendingen
Artikel 27 Vrijstelling van bewijs van oorsprong Artikel 28 Bewijsstukken
Artikel 29 Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken
Artikel 30 Verschillen en vormfouten Artikel 31 Bedragen in euro
TITEL VI ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 32 Wederzijdse bijstand
Artikel 33 Controle van de bewijzen van oorsprong Artikel 34 Beslechting van geschillen
Artikel 35 Sancties Artikel 36 Vrije zones
TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 37 Toepassing van dit protocol Artikel 38 Bijzondere voorwaarden
TITEL VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 39 Wijzigingen van dit protocol
LIJST VAN BIJLAGEN1)
Bijlage I: Aantekeningen bij de lijst in bijlage II
Bijlage II: Lijst van be- of verwerkingen die moeten worden uitge- voerd ten aanzien van niet van oorsprong zijnde materi- alen, teneinde het vervaardigde product het karakter van product van oorsprong te verlenen
Bijlage III: Modellen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en aanvraag van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1
Bijlage IV: Tekst van de factuurverklaring
Bijlage V: Producten uitgesloten van de cumulatie waarin is voor- zien bij de artikelen 3 en 4
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN
Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Vorstendom Andorra Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Xxxxxx
1 Zie noot 1 op blz. 1.
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „vervaardiging”: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. „materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. „product”: het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. „goederen”: zowel materialen als producten;
e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Servië in wiens bedrijf de laat- ste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het ver- kregen product wordt uitgevoerd;
g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleer- bare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Servië is betaald;
h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dien- overeenkomstige toepassing is;
i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Servië voor deze materialen werd betaald;
j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (vier- cijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem in- zake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol
„het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;
k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. „zending”: producten die gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van één vervoersdo- cument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, één factuur;
m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP „PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2
Algemene eisen
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toerei- kend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Servië:
a. geheel en al in Servië verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in Servië verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Servië een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van arti- kel 6.
Artikel 3
Cumulatie in de Gemeenschap
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 1, worden producten als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Ser- vië, de Gemeenschap of een ander land of grondgebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1), of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Beschikking nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 decem- ber 19952) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde verte- genwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.
1) Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Europese Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces met de Westelijke Balkan.
2) Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 is van toepassing op producten niet zijnde landbouwproducten als omschreven in de Overeenkomst tot oprichting van een associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije en producten niet zijnde kool- en staalproducten als omschreven in de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije betreffende handel in producten die vallen onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde lan- den en grondgebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of ver- werking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toe- gepast indien:
a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het ver- werven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit proto- col;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Servië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumu- latie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Gemeenschap zal Servië door tussenkomst van de Europese Com- missie nadere gegevens verstrekken over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 ge- noemde landen worden toegepast.
De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
Artikel 4
Cumulatie in Servië
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 2, worden producten als van oorsprong uit Servië beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeen- schap, Servië of een ander land of grondgebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1, of door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Turkije waarop Beschik- king nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 19951) van toepassing is, mits deze materialen in de Gemeenschap bewerkingen
1 Zie noot 1 op blz. 1.
1) Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Europese Commissie van mei 1999 over het stabilisatie- en associatieproces met de Westelijke Balkan.
hebben ondergaan die ingrijpender zijn dan die bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkin- gen hebben ondergaan.
2. Indien de in Servië verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen, wordt het verkre- gen product alleen als van oorsprong uit Servië beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materia- len van oorsprong uit een van de andere in lid 1 bedoelde landen en gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product be- schouwd als van oorsprong uit het land dat de meeste waarde heeft toe- gevoegd aan de materialen van oorsprong die bij de vervaardiging in Servië gebruikt zijn.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde lan- den en grondgebieden die in Servië geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze lan- den worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toe- gepast indien:
a. tussen de landen of grondgebieden die betrokken zijn bij het ver- werven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit proto- col;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Servië volgens de eigen procedures van dat land berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumu- latie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Servië verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere bijzonderheden over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkingtreding en de erin opgenomen oorsprongsregels, die met de andere in lid 1 genoemde landen worden toegepast.
De cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
Artikel 5
Geheel en al verkregen producten
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Servië verkregen wor- den beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d. producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wate- ren van de Gemeenschap of Servië door hun schepen uit de zee gewon- nen producten;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwin- ning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte ban- den die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieks- bewerkingen;
j. producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de ter- ritoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze boden of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder
f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Servië zijn ingeschre- ven of geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Servië voeren;
c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Servië of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerders), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Servië en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschap- pen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d. waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lid- staat van de Gemeenschap of onderdaan van Servië;
en
e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderda- nen van lidstaten of van Servië.
Artikel 6
Toereikende bewerking of verwerking
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Die voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oor- sprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft vol- daan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaar- diging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materia- len die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:
a. wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;
b. wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstuk- ken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 7.
Artikel 7
Ontoereikende bewerking of verwerking
1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of ver- werkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. het splitsen en samenvoegen van xxxxx;
c. het wassen, schoonmaken; het stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d. het strijken of persen van textiel;
e. het schilderen of polijsten;
f. het ontvliezen of doppen, het geheel of gedeeltelijk bleken, het polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g. het kleuren van suiker of het vormen van suikerklonten;
h. het pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. het aanscherpen, vermalen of versnijden;
j. het zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen);
k. het bottelen, verpakken in blikken, flesjes, zakken, dozen of andere omhulsels, het bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvou- dige verrichtingen in verband met de opmaak;
l. het aanbrengen of opdrukken op de producten zelf of hun verpak- king van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke merkte- kens;
m. het mengen van producten, ook van verschillende soorten; het mengen van suiker met andere stoffen;
n. het samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel het uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o. twee of meer van de onder a) tot en met n) vermelde behandelin- gen tezamen;
p. het slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Servië heeft ondergaan tezamen genomen.
Artikel 8
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b. wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzon- derlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 9
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschap
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, wor- den geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de inter- pretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodza- kelijk de oorsprong na te gaan van bij de vervaardiging gebruikte:
a. energie en brandstof;
b. fabrieksuitrusting;
c. machines en werktuigen;
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 12
Territorialiteitsbeginsel
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Ser- vië zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4, en in lid 3 van dit artikel.
2. Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Servië naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b. de goederen tijdens de periode dat zij waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodza- kelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Servië verrichte be- of verwerking van de uit de Gemeenschap of Servië uitgevoerde en later weder- ingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oor- sprong overeenkomstig het bepaalde in titel II indien:
a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Ser- vië zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde hebben ondergaan;
en
b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen;
en
ii. de totale buiten de Gemeenschap of Servië toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is het bepaalde in titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeen- schap of Servië verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het betrok-
xxx eindproduct een regel is opgenomen die de maximumwaarde van alle gebruikte niet van oorsprong zijnde materialen vaststelt, mogen de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt en de totale buiten de Gemeenschap of Servië overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van het bepaalde in de leden 3 en 4 wordt onder
„totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Servië gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de toege- voegde materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts kunnen worden aangemerkt als toereikend te zijn be- of verwerkt door toepas- sing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. Buiten de Gemeenschap of Servië verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling pas- sieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 13
Rechtstreeks vervoer
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uit- sluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Servië of over het grondgebied van een in de artikelen 3 en 4 genoemd ander land of gebied zijn vervoerd. Goederen die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met over- slag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover zij in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grond- gebied dan dat van de Gemeenschap of van Servië worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:
a. een enkel vervoerdocument dat het vervoer dekt van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of
b. een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgege- ven certificaat:
i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;
ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen;
en
iii. met een verklaring over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer verbleven; of
c. hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijs- stuk.
Artikel 14
Tentoonstellingen
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander of grondgebied dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoon- stelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Servië worden inge- voerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Servië naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft ten- toongesteld;
b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op een andere wijze heeft afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Servië;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in de- zelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn ver- zonden;
en
d. de goederen vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling wer- den verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de produc- ten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soort- gelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agra- risch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in
winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE EN VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 15
Verbod op de teruggave of vrijstelling van douanerechten
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de ver- vaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Servië niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor terug- betaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Servië van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkre- gen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze produc- ten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstel- ling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en ge- reedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materi- alen van de soort waarop deze overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van land- bouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 16
Algemene voorwaarden
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Servië worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Servië die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 17
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegen- woordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand wor- den ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De pro- ducten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goede- renverkeer EUR.1 verzoekt, dient op verzoek van de douane van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Gemeenschap of van Servië indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de arti- kelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaar- den van dit protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te contro- leren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formu- lieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
Artikel 18
Afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere om- standigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de pro- ducten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Vóór de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht:
„ISSUED RETROSPECTIVELY”.
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
„Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 19
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de vol- gende aantekening aangebracht: „DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
„Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenver- keer EUR.1.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oor- spronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.
Artikel 20
Afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Servië onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspron- kelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goe- derenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze produc-
ten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Servië. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
Artikel 21
Gescheiden boekhouding
1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onder- ling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oor- sprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
2. Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal producten
„van oorsprong” wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voor- xxxxx xxxxxx waren gescheiden.
3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het ge- bruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.
4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden be- schouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douane- autoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de ver- gunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
Artikel 22
Het opstellen van een factuurverklaring
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23; of
b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 euro bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Servië of uit een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebie- den, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kun- nen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgeno- men, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bij- lage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig onder- tekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schrifte- lijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrek- king heeft in het land van invoer worden aangeboden.
Artikel 23
Toegelaten exporteurs
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toege- laten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuur- verklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken produc- ten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bie- den met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toe- gelaten exporteur afhankelijk stellen van door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrek- ken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet, of de vergunning oneigenlijk gebruikt.
Artikel 24
Geldigheid van bewijzen van oorsprong
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode wor- den ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden inge- diend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behan- deling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de pro- ducten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aange- bracht.
Artikel 25
Overlegging van bewijzen van oorsprong
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen om een vertaling van dit bewijs vragen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepas- sing van deze overeenkomst voldoen.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane- autoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gede- monteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27
Vrijstelling van bewijs van oorsprong
1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulie- ren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, voor zover aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor post- zendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/ CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt be- schouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reizi- ger of de leden van hun gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijzen.
3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedra- gen dan 500 euro voor kleine zendingen of 1.200 euro voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Bewijsstukken
De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certifi- caat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Servië of een
van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhou- ding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrij- gen;
b. in de Gemeenschap of in Servië afgegeven of opgestelde en vol- gens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in de Gemeenschap of in Servië afgegeven of opgestelde en vol- gens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwer- king in de Gemeenschap of in Servië blijkt;
d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeen- komstig dit protocol in de Gemeenschap of in Servië zijn afgegeven of opgesteld, of die in een van de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden zijn opgesteld overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;
e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Ge- meenschap of Servië overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.
Artikel 29
Bewaring van de bewijzen van oorsprong en de andere bewijsstukken
1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde docu- menten ten minste drie jaar te bewaren.
2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar.
3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 afgeeft, bewaart het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar.
4. De douane van het land van invoer bewaart de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden inge- diend gedurende ten minste drie jaar.
Artikel 30
Verschillen en vormfouten
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oor- sprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oor- sprong leiden niet tot weigering van dit document indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 31
Bedragen in euro
1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Servië of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eer- ste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commis- sie voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende tegenwaarden.
4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwij- ken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegen- waarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag onge- wijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, een stij- ging van minder 15% van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegen-
waarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omreke- ning tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De in euro uitgedrukte bedragen worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Servië herzien. Bij deze herziening onderzoekt het comité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de in euro uitgedrukte bedragen te wijzigen.
TITEL VI ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 32
Wederzijdse bijstand
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Servië doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adres- sen van de douanediensten die belast zijn met de controle van deze cer- tificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Servië elkaar via de bevoegde douane-instanties bij- stand bij de controle op de echtheid van certificaten inzake goederenver- keer EUR.1 en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop ver- melde gegevens.
Artikel 33
Controle van de bewijzen van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecon- troleerd, alsmede wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de rede- nen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze
aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uit- voer. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatrege- len.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk mede- gedeeld aan de douanedienst die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Servië of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet vol- doende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aan- vragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 34
Beslechting van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepas- sing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Artikel 35
Sancties
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de pre- ferentiële regeling te doen vallen.
Artikel 36
Vrije zones
1. De Gemeenschap en Servië nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oor- sprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen wor- den vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke ge- bruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geven de bevoegde autori- teiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Ser- vië die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 37
Toepassing van dit protocol
1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrek- king op Ceuta of Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Servië die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van protocol 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeen- schappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douane- gebied van de Gemeenschap. Servië past op onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.