VLAAMS PARLEMENT
Nr. 8
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1996-1997
23 oktober 1996
HANDELINGEN
PLENAIRE VERGADERING
MIDDAGVERGADERING
ACTUELE VRAGEN
DECREET GOEDKEURING SAMENWERKINGSOVEREENKOMST EG EN OEKRAÏNE – STEMMING
DECREET GOEDKEURING PROTOCOL WIJZIGING EUROPEES SOCIAAL HANDVEST – STEM- MING
MET REDENEN OMKLEDE MOTIES – STEMMINGEN
Nr. 8 – omslag 2
Inhoud
Nr. 8 Woensdag 24 oktober 1996
Middagvergadering
Berichten van verhindering 1
Motie van orde
Voorafgaande vraag over de toepassing van de procedure 1
Spreker : xxxxxxx Xxxxx Xxxx
Actuele vragen (Regl. art. 78)
Actuele vraag van de xxxx Xxxxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de vertraging bij de publicatie van het eindrapport over het afval- verminderingsproject van de gemeente Dilbeek 2
Actuele vraag van de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de timing van het nieuwe milieuconvenant met de gemeenten 3
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister
van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over het borstkankeronderzoek 5
Actuele vraag van mevrouw Xxxx Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de omzendbrief van de minister aan de gemeenten inzake de vlotte werking van het openbaar vervoer en het parkeerverbod bij bus- en
tramhaltes 6
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de opzegging door De Lijn van de pachtcontracten
met private busondernemers 8
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxx Xxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Econo- mie, KMO, Landbouw en Media, over de fraude met overheidssubsidies voor Boelwerf Vlaanderen Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de fraude met subsidiegeld van Gimvindus voor de failliete Boel- werf
Actuele vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Econo- mie, KMO, Landbouw en Media, over fraude met reconversiegeld voor de Boelwerf
Actuele vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco- nomie, KMO, Landbouw en Media, over het dossier-Boelwerf en de betrokkenheid van Xxxxxxxxx bij
eventuele fraude 8
Motie van orde
Persoonlijk feit 13
Sprekers : minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx en de xxxx Xxxxx Xxxxx
Actuele vragen (Regl. art. 78)(Voortzetting)
Actuele vraag van de heer Xxxxx Xx Xxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco-
nomie, KMO, Landbouw en Media, over fiscale tegemoetkomingen aan Vlaamse bedrijven 14
Actuele vraag van de heer Xxxxx Xx Xxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenland- se Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over de derdegeneratiestatuten van de inter- communales in de energiesector
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over de bezwaren van de Europese Commissie
tegen het Electrabel-dossier en de nieuwe statuten van de gemengde intercommunales 15
Actuele vraag van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur,
Gezin en Welzijn, over de federale maatregelen inzake schuldbemiddeling 17
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxx Xxxx tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-pre- sident van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, en tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de evaluatie van de wet betreffen-
de de zwangerschapsafbreking en de gevolgen voor het preventiebeleid 18
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden,
Wetenschap en Technologie, over de voorstelling van de taalgebieden in het septembernummer van
het tijdschrift Wallonie/Bruxelles van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest 20
Nr. 8 – omslag 3
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de verantwoor- delijkheid van de scholen bij het protest van scholieren en studenten tegen het zogenaamde spaghetti-
-arrest van het Hof van Cassatie 21
Ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de Partnerschap- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten enerzijds, en Oekraïne anderzijds, met de Bij- lagen I tot V, met het Protocol, en met de Slotakte, ondertekend te Luxemburg op 14 juni 1994
- 349 (1995-1996) - Nrs. 1 en 2
Hoofdelijke stemming 22
Ontwerp van decreet houdende goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Europees Sociaal Handvest, opgemaakt in Turijn op 21 oktober 1991
- 350 (1995-1996) - Nrs. 1 en 2
Hoofdelijke stemming 24
Met redenen omklede motie van de heer Xxxx Xxx Xxxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door xx xxxxx Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxx en Xxxx Xxxxxxxx in commissie gehouden interpel- laties tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, respectievelijk over het doorbreken van het VTM-monopolie, over de gevolgen van de Europese regelgeving inzake televisie en over de Vlaamse mediawetgeving in Europees perspectief
- 421 (1996-1997) - Nr. 1
Hoofdelijke stemming 25
Sprekers : de heren Xxxx Xxx Xxxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxx
Met redenen omklede motie xxx xx xxxxx Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxx en Xxx Xxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx in commissie gehouden interpella- tie tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Xxxxxx- xxxxxxxxxxx, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997
- 423 (1996-1997) - Nr. 1
Hoofdelijke stemming 27
Sprekers : xx xxxxx Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xx Xxxxx, xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxx, mevrouw Xxxx Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx, xx xxxxx Xxxx Xxx xxx Xxxxxxx en Xxxxxx Xx Xxxx
Motie van orde 34
Spreker : de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx
Met redenen omklede motie xxx xx xxxxx Xxxxxx Xx Xxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx en Xxxxx Xxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx in commissie gehouden interpellatie tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997
- 422 (1996-1997) - Nr. 1
Hoofdelijke stemming 34
Regeling van de werkzaamheden 38
-1-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
VOORZITTER : De xxxx Xxxxxxx Xx Xxxxxxxxx
– De notulen van de jongste vergadering worden ter tafel gelegd.
– De vergadering wordt geopend om 14.15 uur.
De voorzitter : Dames en heren, de vergadering is geopend.
AANWEZIG
Xxxxxxxx Xxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxx, Xxxx-Xxxxx Xxxx- xxx, Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxx, Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxx- doen, Xxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx Xx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx Xx Xxxxx, Xxxxx Xx Xxxxx, Xxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xx Xxxx, Xxxx Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx, Xxx Xx Xxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxxxx, Xxxxxx Xx Xxxxx, Xxxxx Xx Xxxxxx, Xxxxx Xx Xxx, Xxx Xx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxx, Xxxxxx Xxxxx- ene, Xxxxxx Xx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxx Xxx, Xxxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxx, Xxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx Xxx- xxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxx, Xxxxx Xxxx, Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxx, Trees Xxxxxx-Xxx Xxxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxx Xxxxxx, Xxxx- aan Xxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxxxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxx- ert, Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxx Xxxx- xxx, Xxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx- xxxx, Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxxx- xxxxxxx, Xxxxxx Xxx Xxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx- gen, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx Xxxxxx- xxxxxx, Xxxx Xxxxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxx- xxxxxxx, Xxxx Xxx xxx Xxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxx, Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx- xxxx, Xxxxx Xxx Xxxxx, Xxx Xxx Xxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxx, Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxx, Xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx Xxx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxx, Xxxx Xxx Xxx-
xxxx, Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx- xxx, Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxx- el, Xxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx- Xxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx.
AFWEZIG MET KENNISGEVING
Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx : gezondheidsredenen ;
Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxx Xxxxx : ambtsver- plichtingen ;
Xxx Xxx Xxx Xxxxxx : familieverplichtingen.
MOTIE VAN ORDE
Voorafgaande vraag over de toepassing van de pro- cedure
De voorzitter : Xxxxxxx Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, krachtens artikel 44 van het Reglement zou ik een beroep willen doen op het Reglement en u iets vra- gen over de orde van de werkzaamheden.
Het voorontwerp van programmadecreet werd door de Vlaamse regering bij het Vlaams Parle- ment ingediend. Ik heb begrepen dat het ondertus- sen ook binnen de Vlaamse regering is goedge- keurd. Ik zou uzelf en de leden willen vragen om – uw eigen toespraak bij het begin van het parlemen- taire jaar indachtig – dat programmadecreet eens kritisch te bekijken. Terecht werd immers geprotes- teerd – onder andere door Steden en Gemeenten – tegen het feit dat dit programmadecreet een aantal decreten ingrijpend wijzigt.
Anderzijds worden met dit programmadecreet belangrijke vernieuwingen geïntroduceerd. Ik denk in dit verband bijvoorbeeld aan de successierech- ten, hoewel deze ontegensprekelijk een financieel karakter hebben. Ik vind echter dat de wijziging van het decreet betreffende de Culturele Centra en dat betreffende de Bibliotheken – om slechts deze twee flagrante voorbeelden te vernoemen – apart,
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-2-
Maes
in de commissie voor Cultuur en sport zou moeten worden behandeld. Dit mag geen soort prelude zijn op een ontwerpdecreet dat de regering nog niet eens heeft ingediend. De sector maakt zich daar terecht zorgen over.
Als parlementslid vind ik dit geen goede parlemen- taire werkwijze. De programmadecreten zouden zich moeten beperken tot strikt beperkte financiële ingrepen, die de geest van de bestaande decreten niet ingrijpend wijzigen. Daarom vraag ik dat het Bureau, met uw goedvinden en onder uw leiding, eens kritisch onderzoekt welk deel van het pro- grammadecreet essentieel dient te worden behou- den en wat beter naar de commissies kan worden verwezen. Dit zou eventueel een grondige herzie- ning van het decreet in kwestie tot gevolg kunnen hebben.
De voorzitter : Vorig jaar hebben we al een deel uit het programmadecreet gelicht. Ik neem aan dat we die oefening kunnen herhalen. We kunnen met name dit decreet grondig bestuderen en onder- scheiden welke elementen al dan niet betrekking hebben op de begroting. De elementen die niet met de begroting zijn verbonden, kunnen dan wor- den verwijderd. We zullen het nodige doen.
ACTUELE VRAGEN (Regl. art. 78)
Actuele vraag van de xxxx Xxxxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de vertraging bij de publicatie van het eindrapport over het afvalverminderingsproject van de gemeente Dil- beek
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de vertraging bij de publicatie van het eindrapport over het afvalverminderingsproject van de gemeente Dilbeek.
De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, mijnheer de minister, zoals u ongetwijfeld weet, heeft de gemeente Dilbeek een project van afvalvermijding. Dit project, dat mede
wordt gepromoot door de OVAM en uiteraard door de gemeente zelf, boekt vrij spectaculaire resultaten. Nu zou naar verluidt het eindrapport voltooid zijn. De publicatie wordt echter vertraagd en uitgesteld, met name door OVAM, een van de medepromotoren. Dit lijkt bizar voor een instelling die precies werd opgericht om de afvalverwerking te bevorderen. Op die manier ontstaat de indruk dat hier belangen in het spel zijn. Het Dilbeekse project streeft immers naar afvalvermijding, dus afvalvermindering, terwijl bijvoorbeeld het Mina- plan en de in de maak zijnde milieuconvenanten eerder zijn gericht op het selectief ophalen.
Het selectief ophalen is de voedingsbodem van Fost Plus, die het geselecteerde afval verwerkt en daardoor de participerende industrie nieuwe mogelijkheden biedt. De verdenking bestaat en groeit dat OVAM eigenlijk in het voordeel van Fost Plus werkt en dat zij daarom de publicatie van dit rapport vertraagt. Men wil tegenspraak vermij- den, omdat de besprekingen over het Minaplan en de in opmaak zijnde milieuconvenanten nu bezig zijn.
Mijn vragen zijn zeer concreet. Mijnheer de minis- ter, kan u OVAM aanmanen dit rapport zo snel mogelijk publiek te maken ? Xxxx u ten tweede bereid om de evaluatie van dit rapport te laten voorafgaan aan het verder ontwikkelen van de milieu-convenanten ? Bent u desnoods bereid om de lopende convenanten met één jaar te verlengen, zodat er eventueel nog correcties kunnen worden aangebracht in functie van de conclusies in Dilbeek over de afvalvermindering ? Ik weet natuurlijk wel dat Fost Plus zijn verdiensten heeft, maar het kan niet de bedoeling zijn dat winstoogmerken voor- rang krijgen op het probleem van de afvalvermin- dering.
De voorzitter : Minister Xxxxxxxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxxxxxxxxxxx : Mijnheer de voorzit- ter, het Minaplan zegt uitdrukkelijk dat de preven- tie van afval de eerste prioriteit moet zijn, zoals ook in de Ladder van Lansink werd voorgesteld. Recyclage en hergebruik vormen de volgende stap. Anderzijds is er ook de Europese verpakkings- richtlijn en het decreet op het verpakkingsafval, waaronder Fost Plus valt. We hebben dit decreet onderschreven en het wordt momenteel trouwens ook in de commissie voor Leefmilieu en Natuurbe- houd besproken. Bij het sectoraal afvalstoffenplan moeten we hier rekening mee houden.
-3-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Kelchtermans
De gemeente Dilbeek en OVAM zijn dit experi- ment inderdaad samen aangegaan. De financiële participatie van OVAM is zeer belangrijk : 2,13 miljoen frank voor het eerste jaar, 1994, 900.000 frank voor 1995 en 870.000 frank voor het lopende jaar 1996. Er was ook een halfjaarlijkse rapporte- ring voorzien, evenals een eindrapport over het uit- gevoerde pilootproject. De vraag is nu of dit een eindrapport of een tussentijds rapport is. Volgens OVAM gaat het hier om een tussentijds rapport. De gemeente Dilbeek heeft dit rapport op 25 sep- tember 1996 opgemaakt. OVAM heeft dit rapport begin oktober ontvangen en besprak het al op 11 oktober met de gemeente Dilbeek. Men heeft dus geen tijd verloren. Er bestaat wel een verschil in interpretatie. Voor OVAM is dit een tussentijds rapport waarin zij een aantal vragen en opmerkin- gen formuleert en de gemeente Dilbeek dient hier- op te antwoorden. Tot op heden heeft de gemeente Dilbeek daar nog niet op geantwoord.
Het gaat vooral om een betere wetenschappelijke onderbouwing. Dit zijn pertinente vragen, reden waarom ik aan mijn diensten en aan de OVAM de
De xxxx Xxxxxx Xxxxxxx : Mijnheer de minister, uw antwoord is bevredigend, behalve wat het laat- ste aspect betreft. De discussie of het nu een eind- of een tussenrapport moet zijn, is van onderge- schikt belang. De kernvraag is of deze resultaten, die op hun waarde moeten worden getoetst, nog kunnen worden verwerkt in de nieuwe milieucon- venanten die momenteel in opmaak zijn. Is het nodig eerst die geverifieerde resultaten te hebben vooraleer men kan doorwerken met die milieucon- venanten ? Anders zullen er misschien milieucon- venanten worden afgesloten die haaks staan op resultaten van wat in Dilbeek zou worden bewe- zen. Is de minister desnoods bereid om de lopende convenanten met één jaar te verlengen en de nieu- we pas een jaar later in voege te laten treden ?
Minister Xxxx Xxxxxxxxxxxx : Normaal gezien heb- ben we volgend jaar een nieuwe convenant. Ik ga daar bij de volgende vraag verder op in. Er is geen enkele reden om de huidige convenant in te trek- ken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
opdracht gegeven heb om de resultaten op te vra- gen en te duiden. Dit rapport kan een zeer interes-
sante voorbeeldfunctie vervullen, maar dan moe- ten we wel juist weten wat de wetenschappelijke
waarde is van dit rapport, dat een eindrapport moet zijn. Bij het rapport rijzen immers onmiddel- lijk vragen over het referentiejaar of het effect van andere reglementeringen die men ondertussen heeft uitgevaardigd. Zo zou een gemeentelijk reglement aan de kmo's verbieden om nog afval op de stoep te zetten. In andere gemeenten mag dat nog wel. Dit heeft enorme gevolgen voor het afval- volume. Zulke vragen blijven voorlopig onvoldoen- de beantwoord. Het is dus wachten op bijkomende gegevens. Als aan die voorwaarde voldaan is, vind ik, net zoals de xxxx Xxxxxxx, dat we aan het eind- rapport de nodige ruchtbaarheid moeten geven. Als de resultaten positief zijn, kunnen we op die manier andere gemeenten ervan overtuigen dat dit de juiste weg is. Op de tweede plaats ben ik van mening dat we ons niet kunnen veroorloven enige twijfel te laten bestaan over de juistheid van de gegevens van een experiment dat gedurende drie jaar met kennis van zaken werd opgevolgd. De OVAM moet de gelegenheid krijgen om pertinente vragen te stellen. Pas als daarop een duidelijk ant- woord wordt gegeven, mag men een eindconclusie trekken. Ik vind het zeker een positief experiment. Een evaluatie moet mijn indruk bevestigen. Als het zover is, belet niets ons om er een grote ruchtbaar- heid aan te geven en om in de eventuele convenant met de gemeenten hier de klemtoon op te leggen.
Actuele vraag van de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de timing van het nieuwe milieuconvenant met de gemeenten
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer Xxxxxxx tot de xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de timing van het nieuwe milieuconvenant met de gemeenten.
De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, heren ministers, mevrouw de minister, collega's, op 31 december 1996 verlopen de huidige milieuconvenanten. De minister van Leefmilieu is bezig met het ontwerp van nieuwe milieuconvenanten voor een looptijd van drie jaar. Ik heb enkele vragen over de timing ervan. Onze gemeentebesturen moeten in hun begroting, die nu wordt opgemaakt, een aantal elementen van deze convenanten opnemen. Ik denk hierbij aan de wer- kingskosten, de toelagen en de uitgavenkosten. Deze convenanten werden overgemaakt aan zowel de MINA-raad als de SERV.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-4-
Cardoen
Deze instanties zijn echter niet bij machte om deze adviezen tijdig uit te brengen. Daarom zou men de einddatum voor het uitbrengen van een advies wil- len verdagen tot 12 november 1996. Hierdoor ont- staat uiteraard nog een groter probleem voor onze gemeenten : ze zijn niet alleen bezig met de opmaak van de begroting, maar ze moeten tevens de beslissing terzake aan de gemeenteraad ter goedkeuring voorleggen. Bovendien dient in vele gemeenten ook de lokale milieuraad te worden geconsulteerd. Ik vraag me dus af hoe de gemeen- tebesturen dat kluwen zullen afwikkelen.
Mijnheer de minister, is het ogenblik niet aange- broken om ons eens grondig te bezinnen over de veelheid van adviesraden waarmee onze gemeen- ten worden geconfronteerd en over de talloze ver- plichtingen die hieruit voor de gemeenten voort- vloeien ? Hoe dient de opmaak van de gemeente- begroting in deze context voor u te verlopen ? Zijn de gemeentebesturen gezien de tijdnood nog ver- plicht de milieuraden te consulteren ? Xxxx u bereid om desgevallend samen met de andere rege- ringsleden een herschikking van de talloze advies- raden in overweging te nemen ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxxxxxxxxxxx : Mijnheer de voorzit- ter, collega's, de convenanten lopen eind december 1996 af. De eerste generatie van convenanten in het algemeen, en de milieuconvenanten meer in het bijzonder, zijn zeer succesvol geweest.
Zoals in de commissie werd beklemtoond is dit succes te danken aan het correcte verloop van de voorbereidende werkzaamheden waarbij alle geïn- teresseerde instanties van bij het begin werden betrokken : het interprovinciaal overleg, Aminal, OVAM, de Vlaamse Milieumaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij, de provinciale coördi- natoren, Milieu en Natuur en de Vlaamse Vereni- ging voor Steden en Gemeenten. Het ontwerp van convenant werd in gemeenschappelijk overleg klaargemaakt voor verzending ter advies naar de SERV en de MINA-raad. Hoewel het voorleggen van het ontwerp aan deze raden niet verplicht is, werd hieraan toch de voorkeur gegeven. De SERV heeft een advies uitgebracht, maar de MINA-raad achtte zich, ondanks de inachtname van de decre- taal vastgelegde termijnen, niet in staat overeen- komstig de geldende termijnen op het einde van deze maand een gemotiveerd advies uit te brengen.
De uitvoering van de convenanten voor 1996, 1997 en 1998 worden tegen midden november door de regering besproken en in de respectieve begrotin- gen ingeschreven. Het zou misschien goed zijn er de gemeenten op te wijzen bij de opmaak van de begroting voor de convenanten 1997 vergelijkbare cijfers op te nemen als voor de convenanten 1996 om zodoende de continuïteit te verzekeren. Even- tueel bijkomende inkomsten die uit de uitvoering van de nieuwe convenant zouden kunnen voort- vloeien, kunnen worden opgenomen in de aanpas- sing van de begroting 1997. Er wordt nergens bepaald dat, als ze de convenant ondertekenen, deze aanpassing vóór 1 januari 1997 op de gemeen- tebegroting moet worden ingeschreven. Dat kan ook nog in de loop van het begrotingsjaar. De onheilsdatum van 31 december 1996 geldt hier dus niet. Om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van de heer Xxxxxxx zal ik de gemeenten hierover inlichten en de onduidelijkheid uit de wereld hel- pen.Voorts zullen de grote lijnen en de basisopties in een basisconvenant worden vastgelegd.
Ook de financiering bevat een gegarandeerd deel : er werd 54 frank voorgesteld per hectare gemeen- te-oppervlakte en 20 frank per inwoner. Daarnaast kan de gemeente nog een aantal opties nemen. Ik verwijs naar het sectoraal akkoord over huishoude- lijke afvalstoffen en het selectief ophalen van afval. De uiteindelijke opties kunnen door de overheid worden aangemoedigd. Gemeentelijke autonomie impliceert dat aan de gemeenten niets mag worden opgedrongen. De gemeenten moeten kunnen kie- zen uit een aantal mogelijkheden, de Vlaamse overheid kan hen hierbij alleen maar aanmoedi- gen.
Als besluit som ik de te nemen stappen op. Ten eerste moeten de gemeenten over deze aangele- genheid worden geïnformeerd. Ten tweede moet het convenant zo vlug mogelijk aan de Vlaamse regering worden voorgelegd. Vermoedelijk zal dit in de loop van november gebeuren. Ten derde moeten de gemeenten zich in de loop van 1997 inschrijven, dit in de mate dat zij de procedure heb- ben gevolgd. Het groot aantal adviesraden is een algemeen probleem. De gemeentelijke milieu- adviesraad, die door de gemeenten zelf wordt samengesteld in uitvoering van het vorige conve- nant, functioneert goed. De oprichting van dit orgaan wordt niet opgedrongen, maar wel gesugge- reerd. Dit alles kadert echter in een veel bredere discussie. De heer Xxxxxxx heeft dit terecht opge- merkt toen hij het had over de participatiemaat- schappij. We kunnen veel voorbeelden aanhalen. We moeten er rekening mee houden dat er zeer
-5-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Kelchtermans
veel verschillende inspraakorganen zijn met een verschillende werking.
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, ik dank de minister en verzoek hem de gemeente- besturen zo vlug mogelijk te informeren, opdat de gemeenten in 1997 hun beleid met betrekking tot de toepassing van het milieuconvenant zouden kunnen voortzetten.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezond- heidsbeleid, over het borstkankeronderzoek
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxxx tot mevrouw Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over het borstkankeronder- zoek.
De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mevrouw de minister, waarde colle- ga's, in België worden jaarlijks 750 vrouwen gecon- fronteerd met erfelijke vormen van borstkanker, en 25 tot 50 vrouwen met erfelijke vormen van ovariumkanker. Sinds ongeveer twee jaar is het mogelijk deze vormen van kanker genetisch op te sporen : DNA-tests kunnen het afwijkend gen detecteren. Dit gebeurt op uitdrukkelijke vraag van de betrokken risicodraagster. Om elke vergis- sing uit te sluiten, wordt de test tweemaal uitge- voerd. Het grote probleem bij deze techniek is dat er enkel informatie kan worden gegeven en dat behandeling onmogelijk is. Er resten de betrokken persoon slechts twee mogelijkheden : een drasti- sche amputatie van beide borsten of het ernstig intensifiëren van het onderzoek.
Het voorbije weekend maakten sommige kranten gewag van ethische problemen bij deze vorm van onderzoek. Ik ben het hiermee eens. Men kan opperen dat de technologie in dienst staat van de vrijheid, de arts en de gebruiker moeten de nodige
conclusies trekken. Dit kan worden beschouwd als een politiek van laissez faire, laissez aller. Er rijzen echter fundamentele vragen die deze specifieke problematiek overstijgen : er bestaat een toene- mende kloof tussen wat men kan opsporen en wat men kan behandelen. Welke ethische rol moet de Vlaamse overheid spelen op het vlak van het col- lectief preventiebeleid ? Xxxxx de minister deze vorm van secundaire preventie aangewezen ? Bestaan hierover richtlijnen ? Hoe wordt dit alles ethisch opgevolgd ? Wordt er ethisch ingegrepen, begeleid of gestuurd door de Vlaamse overheid bij de groeiende kloof tussen de mogelijkheden van opsporing en van behandeling ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx heeft het woord.
Minister Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, collega's, ik dank de xxxx Xxxxxxx voor zijn vraag. Ik zal eerst een gericht antwoord formuleren, daarna zal ik meer in het algemeen antwoorden.
Ook ik heb de nieuwe gegevens gelezen in verband met erfelijke vormen van borstkanker. Het betreft hier wel resultaten van een onderzoek uitgevoerd door het Oncogenetisch Centrum aan de VUB. Het is geen beschrijving van een diagnose. Het is een benadering van een predictie, op basis van kansbe- rekening. Men kan een vaststelling doen, maar er is nog geen behandeling. Dit hebt u perfect beschre- ven.
Daarenboven speelt er nog een tweede element. Het is gebaseerd op vormen van kansberekening. Het is nog niet absoluut zeker dat, als men een vaststelling doet, men ook daadwerkelijk met borstkanker zal worden geconfronteerd. Uw eerste benadering is dus te radicaal, omdat er nog een zekere kansberekening bij te pas komt. Ik wil de verdere resultaten van het onderzoek afwachten vooraleer ik specifieke oplossingen suggereer. De vraag is natuurlijk wel : hoe gaan we om met risi- co's ?
Mijn voorgangster, xxxxxxx Xxxxxxx, heeft een zogenaamde multicenterstudie aangevraagd, waar- aan de diverse onderzoekscentra van de universi- teiten hebben deelgenomen. Met betrekking tot baarmoederhalskanker zal deze studie normaliter tegen het einde van dit jaar zijn afgehandeld. De vragen die door xxxxxxx Xxxxxxx werden gesteld, hadden betrekking op de manier van organiseren van preventieve onderzoeken. Dit kan ook worden gekoppeld aan genetische onderzoeken. De vragen van xxxxxxx Xxxxxxx hadden tevens te maken met
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-6-
Demeester-Xx Xxxxx
kwaliteitsbewaking en met de afbakening van doel- groepen. Voorts vroeg ze waarop een bepaalde screening moet worden uitgeoefend en in welke mate de financiering verantwoord is.
Zo kom ik dan bij het algemene aspect van uw vraag terecht. In welke mate zijn bepaalde onder- zoeken ethisch verantwoord ? In welke mate zijn ze doelmatig ? In welke mate kunnen daar richtlij- nen over worden verstrekt ? Voor deze laatste vraag kan ik u zeggen dat er momenteel geen con- crete richtlijnen bestaan. Moeten onderzoeken spe- cifiek met betrekking tot borstkanker en tot baar- moederhalskanker meer systematisch verlopen ? Ik denk hierbij zowel aan de klinische onderzoe- ken als aan het opsporen van erfelijke aandoenin- gen.
Ik zal proberen hierop een antwoord te formuleren naar aanleiding van het preventiecongres op 7 maart. Een van de thema's die daar werden bena- derd door verscheidene disciplines en universitei- ten, was juist de zogenaamde predictieve genees- kunde. Met andere woorden, in welke mate moet worden omgesprongen met bepaalde voorspellin- gen of bepaalde verwachtingen ?
Hier bestaat ongetwijfeld een ratio tussen enerzijds het risico op zich, en anderzijds het behandelen van een eventueel risico en het leren omgaan met een risico. Het heeft geen zin om een systematische screening uit te voeren. Men stelt dan vast dat er slechts bij benadering bij één op 300 mensen daad- werkelijk een probleem is. Zovele anderen worden ten onrechte ongerust gemaakt. Hier rijst dan een bijkomende ethische vraag. In welke mate veront- rust een algemene screening de mensen meer ?
De materie is eigenlijk te complex om hier in deze korte tijdsspanne een duidelijk antwoord op te geven. Op basis van diverse onderzoeken en van het voorbereidend multidisciplinair werk dat nu wordt verricht in het kader van het preventiecon- gres, zullen wij een antwoord proberen te formule- ren. Dat betekent nog niet dat het beleid zal kun- nen uitmaken of richtlijnen nodig of nuttig zijn. In het leven moet men nog omgaan met een aantal risico's. De vraag is hoe groot de risicograad is die mensen kunnen dragen.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx : Volgens de minister moet de Vlaamse regering het ethisch beleid omtrent gezondheid verder vorm geven. Niet alles zal opge-
lost kunnen worden. Toch moet me van het hart dat er meer aandacht aan dient besteed, gezien de enorme snelheid waarmee we inzake preventie dagelijks met nieuwe ethische vragen worden geconfronteerd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van mevrouw Xxxx Xx Xxxxx-Xxx- xxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx, Vlaams minis- ter van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de omzendbrief van de minister aan de gemeenten inzake de vlotte werking van het openbaar vervoer en het parkeerverbod bij bus- en tramhaltes
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van mevrouw Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx tot de heer Balde- wijns, Vlaams minister van Openbare Werken, Ver- voer en Ruimtelijke Ordening, over de omzend- brief van de minister aan de gemeenten inzake de vlotte werking van het openbaar vervoer en het parkeerverbod bij bus- en tramhaltes.
Mevrouw De Maght heeft het woord.
Mevrouw Xxxx Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx (Op de tribu- ne) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit is misschien een banale vraag, maar ze typeert wel hoe het er in dit huis aan toe gaat.
Op 9 september 1996 schreef de minister aan ver- scheidene burgemeesters dat het voor een vlot openbaar vervoer nodig is om streng toe te zien op het parkeren of stilstaan op haltes van bussen en trams. We moesten immers voor de vlotheid van het openbaar vervoer zorgen en aan de veiligheid van de in- en uitstappers denken. Dat was allemaal nog logisch.
De tweede alinea richtte zich rechtstreeks tot de burgemeester als administratief hoofd van de poli- tie. De minister verzocht de burgemeester om de politie de opdracht te geven om streng tegen der- gelijke inbreuken op te treden, hetzij door de voer- tuigen te laten wegslepen, hetzij door te onderhan- delen met het parket om het rijbewijs in te trek- ken.
Ik veronderstel dat iedereen die een brief van een minister krijgt, hem ernstig neemt en als een opdracht van de hoogste graad beschouwt. Xxx- xxxxxxxxxx burgemeesters hebben vermoedelijk de
-7-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
De Maght-Aelbrecht
richtlijnen van de minister onderzocht en van het parket te horen gekregen dat ze tegen de wet ingaan. Fout parkeren is immers een lichte overtre- ding. Daarvoor kan volgens het parket het rijbewijs niet worden ingetrokken. Datzelfde parket stelt dat het ook niet tussenbeide komt als de politie de wagens laat wegslepen. Wat is mijn conclusie, mijn vrees en bekommernis voor Vlaanderen ? Met een campagne in alle media werd meegedeeld wat een goed initiatief men wel heeft genomen. Dat blijkt nu in de praktijk onmogelijk, want het is in strijd met de wet. Elke burger van dit land wordt nog steeds geacht de wet na te leven, en de wet te doen naleven. Dat geldt ook voor de minister.
Ten derde : voor de gebruiker, en voor diegenen die dat moeten toepassen, is er onzekerheid geschapen. Men brengt zowel de vervoersmaat- schappijen – de Lijn – als de gemeentebesturen – de burgemeester en de politiemensen – in moeilijk- heden. De mensen geloven dat dit allemaal kan, maar in de praktijk kan het niet. Diegenen die zich aan de basis bevinden delen bijgevolg in de klap- pen.
Xxxxxxxx de minister, ik veronderstel dat we hier met een onvoorzichtigheid van uwentwege te doen hebben. Ik wens u bijgevolg enkele vragen te stel- len. Zou u niet best een nieuwe brief schrijven, waarin u de burgemeesters laat weten dat u een fout hebt gemaakt, omwille van de redenen die ik hier heb vermeld ? Zoniet moet ik veronderstellen dat u een bijkomende bevoegdheid hebt gekregen : dat u nu tegelijkertijd minister van Binnenlandse Zaken en minister van Justitie bent geworden. Het zou ons vooruit helpen indien u terzake enige opheldering zou kunnen verschaffen.
Ik zou u, en de hele Vlaamse regering, vooral wil- len vragen om uw voorstellen, onderrichtingen, richtlijnen en brieven goed te controleren op tekortkomingen en fouten. Zij moeten op deskun- dige wijze worden opgesteld, en mogen enkel de waarheid bevatten. Anders moeten wij, die aan de basis werken, er opnieuw voor opdraaien. Dat is niet het soort openheid en correctheid die wij moe- ten toepassen. Ik hoop bijgevolg dat ik een bemoe- digend antwoord van u krijg.
De voorzitter : Minister Xxxxxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxxxxxxxxx : Ik vind het bemoedi- gend dat mevrouw Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx, maar ook
uitoefenen zoveel aandacht besteden aan deze pro- blematiek.
Met ons schrijven aan de burgemeesters en gemeentebesturen streven wij twee objectieven na. Ten eerste, het op- en uitstappen van de passagiers moet op een veilige manier kunnen gebeuren. Ten tweede, het openbaar vervoer moet in de bebouw- de kommen op een vlottere wijze dan nu kunnen verlopen.
De maatregel is niet uit de lucht gegrepen : hij vloeit voort uit de talrijke klachten van gemeente- besturen, de openbare vervoersmaatschappij en de gebruikers van dat openbaar vervoer. De voorge- stelde maatregelen lijken misschien drastisch, maar ze zijn in alle geval wel noodzakelijk om terzake enig effect te kunnen hebben.
Men zou kunnen overgaan tot het wegslepen van het voertuig dat zich in overtreding bevindt, en men zou contact kunnen opnemen met het politie- parket om na te gaan of men geen drastischer ingreep zou kunnen doen – zoals het inhouden van het rijbewijs – op basis van een gecombineerde overtreding. Er is gebleken dat de geheven boetes niet leiden tot een gedragswijziging van de gebrui- ker.
Mijn omzendbrief steunt op artikel 25, 2°, van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement van het politieverkeer.
De voorzitter : Mevrouw Xx Xxxxx heeft het woord.
Mevrouw Xxxx Xx Xxxxx-Xxxxxxxxx : Mijnheer de minister, ik durf te verklaren dat u hier bepaalde onwaarheden of onvolkomenheden verkondigt. Ik zou het Vlaams Parlement het bewijsstuk kunnen voorleggen, maar ik zal me beperken tot een per- soonlijke overhandiging.
Ik denk dat u dit dossier nog eens goed moet bekij- ken. Ik heb het vraagstuk hier op een afgemeten wijze uiteengezet. Wat u ons voorhoudt is echter onwettelijk. Ik hoop dus dat u onderhandelingen zal beginnen om die wetten te veranderen. Wat u hier zegt bevat – en vergeef mij deze woorden – onvolkomenheden. Ik wil er geen ander woord voor gebruiken : wat u hier zegt is onjuist.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
nog andere collega's die een burgemeestersambt
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-8-
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening, over de opzegging door De Lijn van de pachtcontracten met private busondernemers
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxx tot de heer Xxxxxxxxxx, Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruim- telijke Ordening, over de opzegging door De Lijn van de pachtcontracten met private busonderne- mers.
De xxxx Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxx (Op de tribune) : Mijnheer de minister, vandaag raakte bekend dat De Lijn de pachtovereenkomsten met de particuliere buson- dernemingen wil opzeggen.
Dit heeft heel wat deining veroorzaakt. Werkge- vers en werknemers hebben actie gevoerd. Deze sector is niet onbelangrijk. Het gaat immers om negentig bedrijven en ongeveer 2.000 personeelsle- den. Het is niet duidelijk waarom deze overeen- komsten worden opgezegd. Naar mijn mening is er geen Europese wet die ze verbiedt. Uw administra- tie haalt aan dat de Vlaamse kamer van het Reken- hof terzake een aantal opmerkingen heeft gefor- muleerd. De Franstalige kamer van het Rekenhof heeft evenwel nooit opmerkingen geformuleerd ten opzichte van gelijkaardige pachtovereenkom- sten met TEC in Wallonië.
Xxxxxxxx de minister, op welke opmerkingen van het Rekenhof baseert u zich ? U spreekt over een kostenbesparing. Om welke kostenbesparing gaat het precies ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxxxxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, dit is een vrij complex dossier. Het gaat inderdaad om overeenkomsten met ongeveer negentig exploi- tanten van autobusbedrijven, de zogenaamde pach- ters, en een honderdtal contracten die dit jaar een uitgavensom vertegenwoordigen van ongeveer 3,4 miljard frank.
Nagenoeg al deze contracten werden afgesloten in 1979. Op dat ogenblik heeft de toenmalige minister van Verkeer beslist om de vervangingsautobussen van de NMBS, die werden ingezet na het afschaf- fen van bepaalde stations, over te dragen aan de NMVB. Als gevolg van de regionalisering heeft de rechtsopvolger, namelijk de Vlaamse Vervoermaat-
schappij, deze contracten overgenomen. Nagenoeg al deze contracten werden sindsdien vernieuwd, zonder dat de markt hierover werd geraadpleegd. Door deze procedure kwamen heel wat Vlaamse autobusuitbaters niet in aanmerking, wat in strijd is met de geest van de Belgische wet op de Over- heidsopdrachten en van de Europese wetgeving inzake de Mededinging.
In een uitvoerig auditverslag over dit dossier besloot het Rekenhof om deze contracten onmid- dellijk op te zeggen en om, bij de nieuwe vergun- ning, de wet op de overheidsopdrachten te respec- teren. De houding van de Franstalige kamer bleek hiermee overeen te stemmen. Het is mijn eerste betrachting om in deze aangelegenheid de wet op de Overheidsopdrachten te respecteren. De Vlaamse Vervoermaatschappij heeft dan ook de nodige schikkingen getroffen voor een nieuwe aan- besteding.
Op de vraag over de budgettaire voordelen kan ik op het ogenblik geen concreet antwoord geven. Het spreekt vanzelf dat een marktonderzoek gevolgen zal hebben op de prijsvorming en een gunstiger prijsvorming in de hand zou kunnen wer- ken. Om terzake een conclusie te trekken, moeten we de evaluatie van de eerste offertes afwachten.
De xxxx Xxx Xxxxxx : De materie is complex genoeg om er verder over te debatteren in de commissie.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxx Xxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco- nomie, KMO, Landbouw en Media, over de fraude met overheidssubsidies voor Boelwerf Vlaanderen
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de fraude met subsidiegeld van Gimvindus voor de failliete Boel- werf
Actuele vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco- nomie, KMO, Landbouw en Media, over fraude met reconversiegeld voor de Boelwerf
Actuele vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco- nomie, KMO, Landbouw en Media, over het dos-
-9-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
sier-Boelwerf en de betrokkenheid van Xxxxxxxxx bij eventuele fraude
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van xxxxxxx Xxxx tot de heer Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over de fraude met over- heidssubsidies voor Boelwerf Vlaanderen en van de xxxx Xxxxxxx tot minister Xxx Xxxxxx, over de fraude met subsidiegeld van Gimvindus voor de failliete Boelwerf en van de heer Xxxxx tot minis- ter Xxx Xxxxxx, over fraude met reconversiegeld voor de Boelwerf en van de xxxx Xxxxxxxxx tot minister Xxx Xxxxxx, over het dossier-Boelwerf en de betrokkenheid van Xxxxxxxxx bij eventuele fraude.
Xxxxxxx Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, heren ministers, dames en heren, u was wellicht ook verbaasd over de fraude met omscholingssubsidies bij Boelwerf. De schattingen lopen uiteen maar het gaat over een paar honderd miljoen frank.
Daarover is een gerechtelijk onderzoek gestart. De feiten dateren uit de tijd dat Xxxxxxxxx de groot- ste aandeelhouder was van de Vlaamse Gemeen- schap en Boelwerf Vlaanderen feitelijk onder lei- ding stond van Gimvindus. Er zouden facturen voor omscholing zijn opgemaakt door een vrij dubieuze firma, namelijk GTI, Global Training International. Daarover zijn mensen ondervraagd die de leiding hadden over zowel het bedrijf als Gimvindus. De omscholing heeft volgens de vak- bonden niet plaatsgevonden. Daarbij is het niet duidelijk of deze facturen moesten dienen om sub- sidies van de Europese Gemeenschap binnen te rij- ven. Men had geen recht op die subsidies omdat de arbeiders nog in het bedrijf waren, maar de omscholing blijkt nu bovendien een verzinsel te zijn. Nochtans zijn de facturen door de Boelwerf betaald.
Aangezien onze verantwoordelijkheid voor de GIMV hier duidelijk ter discussie staat, wil ik de minister vragen of hij weet heeft van de omscho- ling. Wie moest de facturen voor omscholing nakij- ken ? Is hier sprake van persoonlijke verrijking ? Is hier sprake van slinkse wegen om aan subsidiegeld te raken ? Wie heeft daar dan de voordelen van opgestreken ? Deze kwestie wekt grote beroering in het land van Waas. We merken dat de mensen nog heel goed weten dat het faillissement van Xxxxxxxx werd uitgesproken met een tekort van 163 miljoen frank. Ik ben ongerust. Ik vraag u dit
tot op het bot uit te zoeken. De namen die worden genoemd, doken al op in andere dossiers. Het zijn namen die genoemd werden bij het bestuur van KS, bij het bestuur van VCST, een bedrijf dat onlangs ook zwaar in opspraak kwam wegens over- schatte aandelen en aandelenzwendel. Xxxxxxxx de minister, we kijken uit naar uw antwoord.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx : Eigenlijk had ik de vraag graag gesteld aan de minister-president. Ten eerste omdat hij tijdens de vorige legislatuur verantwoor- delijk was voor deze materie, en nu een lijk nalaat aan de minister van Economie. Ten tweede omwille van de huidige context. Naast de affaires en de benoeming van de Raad Van State enzovoort, wor- den we nu met deze zaak geconfronteerd. De Vlaamse regering en de hele Vlaamse politiek staan voor schut. De minister-president is nu toe- vallig naar de koffiekamer, maar ik zal de vraag toch formuleren.
Hier staat een behoorlijk boze Waaslander voor u. Een aantal dingen loopt de spuigaten uit. Dit staat dan nog los van de algemene sfeer, die genoegzaam bekend is.
In de hoofdstad van het Waasland zit een burge- meester vast voor strafbare feiten. Het Waasland zit in de wurggreep van de Antwerpse haven, met alle gevolgen vandien voor sommige polderdorpen. Nu komt daar nog de affaire met de Boelwerf bovenop. Ik stel me niet tevreden met het ant- woord van gisteren. Dat legde de verantwoorde- lijkheid volledig bij Gimvindus, en stelde dat de regering er geen uitstaans mee had. Het feit dat deze affaire zich voordeed op het moment dat de vorige Vlaamse Raad een KS-commissie had die al het gesjoemel met overheidsgeld onderzocht, is toch wel een samenloop van omstandigheden. De conclusie luidde toen duidelijk : wat misgelopen is bij de KS, bij Superclub enzovoort, mag niet meer gebeuren. De heer Xxxxxxx kan dit beamen want hij was voorzitter van de commissie.
Toen zijn een aantal voorstellen geformuleerd, waaronder interne controle. Op hetzelfde moment liepen de zaken echter mis bij Boelwerf Vlaande- ren, met alle gevolgen vandien. Xxxxxxx Xxxx heeft de situatie geschetst. Ik ga er niet meer nader op in. Ik kom tot mijn vragen. Hoe is dit mogelijk ? Wat zijn uw politieke conclusies ? Wat zal u doen om deze zaak aan te pakken ? Wat gaat u doen met het gerecupereerde geld ? Stort u het terug bij Gimvindus of is het voor het Waasland ?
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-10-
Stassen
Deze situatie verergert de Boelwerfgeschiedenis alleen maar. Erger nog, er is minstens één persoon bij betrokken met politieke connecties, onder andere bij KS en andere dossiers. Zijn naam is genoemd en volgens de kranten heeft hij al bekend.
Ik verwacht van u en van de Vlaamse regering een duidelijk antwoord.
De voorzitter : De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxx (Op de tribune) : Ik vind het bijzonder verdacht dat minister-president Xxx xxx Xxxxxx niet zelf antwoordt. Nochtans maait juist hij vaak het gras voor de voeten van zijn collega's weg. Nu we de vraag expliciet aan hem hebben gesteld, weigert hij te antwoorden. Ik herhaal dat ik dit alles bijzonder verdacht vind, want hij is de eerste politieke verantwoordelijke voor dit dossier. Ik herhaal de feiten niet meer, maar de overheid heeft hier duidelijk gefaald. Ze heeft fraude toege- staan, zoals ook xxxxxxx Xxxx al aangewezen heeft. Dat falen is niet te wijten aan het gerecht, noch aan de politiek. Bij slechts één politicus, met name minister-president Xxx xxx Xxxxxx, ligt de fout. Wat men ook over het gerecht moge zeggen, in dit dossier heeft het zijn werk gedaan. Dankzij het onderzoek van het gerecht zijn wij deze zaak op het spoor gekomen.
Ook de politiek heeft haar werk gedaan. In dit par- lement hebben wij eerder een KS-onderzoekscom- missie gehad. De VLD heeft er de minister-presi- dent toen al op gewezen dat hij te weinig rekening hield met de conclusies van deze commissie. Uw controlemechanismen, mijnheer de minister-presi- dent, hebben betrekking op Xxxxxxxxx zelf, en niet op de bedrijven waarin Xxxxxxxxx participeert. Vanmorgen heeft het Rekenhof mij meegedeeld dat het niet de macht had om dit alles te ontdek- ken, eenvoudigweg omdat het Rekenhof niet het recht had bij Boelwerf Vlaanderen een controle uit te voeren.
Naar aanleiding van de commissieconclusies heeft de VLD nog meer gezegd. In mijn interpellatie van 24 november 1994 heb ik u ook al gewaarschuwd, mijnheer de minister-president, voor het gevaar dat ontstaat doordat Xxxxxxxxx tegelijkertijd de subsi- dies verstrekt en ontvangt, omdat ze zetelt in de besturen. Deze vermenging van de rechterlijke en de participerende functie is een voedingsbodem voor belangenvermenging en fraude.
Ik heb voor u een aantal vragen, mijnheer de minister-president. Ten eerste, wat heeft uw rege- ringscommissaris gedaan bij Gimvindus en Boel- werf Vlaanderen ? De regering beschikt met haar commissaris over een externe controleorganisatie. Heeft die rapporten opgemaakt die aantonen dat bepaalde subsidies op een frauduleuze manier wer- den om- of afgeleid ? Wat hebben uw vertegen- woordigers van Xxxxxxxxx gedaan ? Deze bestuursleden zijn door de Vlaamse regering en de minister-president benoemd.
We krijgen meer en meer de indruk dat de fraudu- leuze praktijken zich ook situeren rond het bestuur van Xxxxxxxxx. Uit het persbericht van gisteren leid ik af dat men de hele zaak in de doofpot wil stoppen. Wat gaat u doen om de mensen die door u zijn benoemd ter verantwoording te roepen ?
Tenslotte, vindt u zelf niet dat uw grote politieke verantwoordelijkheid en de huidige negatieve mening van de burger over de politiek, u verplich- ten om uit dit alles de nodige politieke conclusies te trekken ?
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de minister, in één van onze vorige levens hebben wij vaak de degens gekruist inzake het dos- sier van de Boelwerf. U weet nog heel goed dat wij in 1992, 1993 en 1994 onze uiterste best hebben gedaan om de Boelwerf toch in leven te houden.
Xxxxxxx Xxxx heeft overschot van gelijk door op te merken dat in verhouding tot de momenteel bekende cijfers het toen benodigde bedrag gering was. In dit perspectief zijn de huidige problemen met Xxxxxxxxx en de mogelijke fraude des te pijn- lijker.
Wij stellen vandaag vast dat dit land en zijn poli- tiek in crisis verkeren. De bevolking weet het goed genoeg en komt op straat. Zij geloven de politiek niet meer. De kloof tussen de politiek en de burger is nog nooit zo breed geweest.
Toch heeft de politiek het niet begrepen. Al een paar dagen heeft iedereen er de mond van vol dat er eindelijk eens een einde moet komen aan de politieke benoemingen. Uitgerekend vandaag lees ik in de pers dat de drie traditionele partijen toege- ven aan politieke benoemingen. Als klap op de vuurpijl steekt in een regio die het al zo moeilijk heeft, de affaire Boelwerf nog eens de kop op. De regio heeft nog met andere schandalen te maken,
-11-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Wymeersch
zoals de xxxx Xxxxxxx al zei. We moeten ons er dan ook niet over verwonderen dat de burger dit niet langer neemt. Heeft u als politiek verantwoordelij- ke geen les getrokken uit de verbanden tussen KS, Begemann, Boelwerf en alle betrokken personen ? Bij Gimvindus en bij GIMV zien we steeds dezelf- de afgevaardigde bestuurders terugkeren. Heeft u de politieke moed om daar lessen uit te trekken ? Wat is uw invloed op Xxxxxxxxx ? Heeft u enig idee wat daar bekokstoofd wordt ? Welke vrienden houden de andere bedrijven de hand boven het hoofd ? Wat gaat u daaraan doen, mijnheer de minister ? Sinds de aanstelling van de parlementai- re onderzoekscommissie vragen we dat er schoon schip wordt gemaakt met GIMV en met Gimvin- dus, maar ook daar heeft u en uw regering geen werk van gemaakt. Vandaag zitten we met de brok- stukken. Ik vermeld terloops Xxxxxxx-Xx Xxxxxx, die is betrokken bij het KS-dossier : ook daar is het faliekant afgelopen.
Xxxxxx u niet dat de economische politiek van over- heidsinvesteringen in Vlaanderen volledig fout loopt, zolang de stal niet grondig wordt uitgemest ? Xxxx u bereid om de stal uit te mesten ? Onze frac- tie heeft een motie ingediend met de vraag om een parlementaire onderzoekscommissie op te richten. We hopen dat dit tot op het bot wordt uitgezocht.
De voorzitter : Minister Xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxx Xxxxxx : Mijnheer de voorzit- ter, collega's, het parket van Xxxxxxxxxxx onder- zoekt momenteel de zaak. Het is dus voorbarig om al tot conclusies over te gaan, we kunnen de vol- gende dagen of weken de resultaten vernemen. Ik beperk me tot een definitie van waarover het zou kunnen gaan. Bij het opstarten van de n.v. Boel- werf Vlaanderen in april 1993 werd aan 1.320 werknemers een nieuwe job aangeboden. De socia- le regeling voorzag dat alle werknemers die vijftig jaar zouden worden binnen de twee jaar na de ondertekening van de CAO, op brugpensioen kon- den gaan. Er was daardoor een grote behoefte aan herscholing om de nodige kwalificaties te behou- den en de flexibiliteit bij het inzetten van menselij- ke middelen te verhogen. De zevende EEG-richt- lijn voor subsidiëring van de scheepsbouw voorziet uitdrukkelijk in een subsidiëring van herscholing bij herstructurering.
Het gaat dus niet over Europees geld, maar over subsidies uit de scheepsbouwenveloppe. Die zijn gebruikt voor de afvloeiingskosten en de kosten
van herscholing, zoals bepaald door Europa. Daar- toe werd een bedrag van 443 miljoen frank begroot. 211 werknemers hebben op die manier een herscholing en opleiding gekregen. De steun mocht niet aan de werf worden uitbetaald, maar moest via een uitzendbureau of een opleidingscen- trum verlopen. Het betrof dus on-the-job-training. Daarom werd voor de organisatie en coördinatie van deze herscholing een beroep gedaan op het bureau Global Training International.
Wat is nu gebeurd met die enveloppe van 443 mil- xxxx xxxxx ? Via T-interim werd 105,2 miljoen frank uitbetaald aan mensen die – als ze 48 of 50 jaar werden – vervroegd op brugpensioen zijn gesteld. Dit betreft dus de financiering van lonen ; er bestaan ook staten van.
Dan is er het systeem van de omscholing door Glo- bal Training International. Gedurende de periode van hun herscholing werden de werknemers van Boelwerf Vlaanderen bij GTI geplaatst. GTI bracht voor deze periode de loonlast van de oplei- dingen van de n.v. Boelwerf Vlaanderen in reke- ning. Boelwerf Vlaanderen betaalde deze facturen, en ontving van Gimvindus de subsidiëring voor die herscholing. Op die manier werd voor de periode tussen april 1993 en april 1994 124,3 miljoen frank betaald, en wel op 7 juli 1994. Voor de periode tot en met augustus 1994 werd op 11 augustus 1994 71,4 miljoen frank betaald. Dat is het bewuste bedrag van 176 miljoen frank dat aan Boelwerf Vlaanderen werd betaald en die zij aan GTI door- betaalden. Hier bestaan loonstaten van : het gaat immers om werknemers van de Boelwerf, die bij GTI werden geplaatst. Dat is de informatie die Gimvindus me terzake doorgaf.
Wat gebeurde er met de rest van de scheepsbou- wenveloppe van Xxxxxxxxx ? Maakt men de optel- som, dan is er aan de ene kant ongeveer 176 mil- xxxx xxxxx via GTI en aan de andere kant 105 mil- xxxx xxxxx via T-interim. Dat levert een totaalbe- drag van 301 miljoen frank op. Als dit wordt afge- trokken van de oorspronkelijke 443 miljoen frank, blijft nog 142 miljoen frank over. Dat is wat over- blijft van de enveloppe.
Zoals u weet, hebben we deze enveloppe afgeslo- ten na de sluiting van VSM. Als ik het me goed herinner was dat in het begin van dit jaar. Het par- ket van Dendermonde onderzoekt momenteel welke onregelmatigheden in de hele procedure hebben plaatsgevonden. Het zou erg voorbarig zijn om nu al uitspraken te doen over dit onderzoek. Ik kan slechts vaststellen hoe het mechanisme van die subsidiëring in elkaar zit. We moeten dus het
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-12-
Xxx Xxxxxx
gerechtelijk onderzoek afwachten. Indien ik daar- over, in mijn hoedanigheid van voogdijminister van Xxxxxxxxx, informatie krijg, zal ik die aan het par- lement meedelen.
De voorzitter : Xxxxxxx Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, het gaat er ons niet om het gerechtelijk onderzoek te hinderen of om voorbarige conclusies te trekken. Maar er is blijkbaar iets heel merkwaardigs aan de gang waarvoor toch onmiddellijke verantwoorde- lijken moeten kunnen worden aangewezen. Heeft deze herscholing al dan niet plaatsgevonden ?
De vakbonden beweren dat dit niet het geval is, wat betekent dat de facturen ten onrechte werden betaald. Het kan wel eens voorvallen dat iemand een factuurtje, waarvan hij vergeten is dat het al werd betaald, voor een tweede keer betaalt. Maar bij twee facturen voor een totaal bedrag van 176 miljoen frank lijkt het me vrij normaal dat men eens nagaat of deze ergens op slaan, tenzij men er natuurlijk belang bij heeft dat dit niet wordt onder- zocht.
Daarom wil ik zonder omwegen vragen : wie moest deze facturen nakijken ? En is dit gebeurd volgens de normale regels die in overheidsbedrijven of in door de overheid gecontroleerde bedrijven worden gevolgd ?
De verstrekte antwoorden zijn wel informatief wat de procedure betreft, maar zeggen niets over de werkelijke gebeurtenissen. En het is niet de factu- ratie van T-interim, die volgens uw antwoord betrekking heeft op 105,2 miljoen, die betwist wordt. Het is wel de 176 miljoen frank die betaald werd aan een firma waarvan het bestaan in geen enkel document wordt gestaafd.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx : Ik apprecieer, mijnheer de minister, dat u zegt niet te willen interfereren in juridische zaken. Maar u kunt ontegensprekelijk toch een aantal politieke conclusies trekken, zon- der zich te inspireren op juridische zaken. En dat doet u niet terwijl een aantal zaken er vingerdik op zitten. Als een bedrijf aan mensen, die toch iets kennen van scheepsbouw, nog bijkomend opleiding moet geven, en dat bedrijf bestaat uit mensen die in textiel en andere zaken zitten, dan moet u mij niet wijsmaken dat daar geen reukje aan zit. Het stinkt daar dan behoorlijk. Dat zijn zaken die u
toch allemaal kunt natrekken. En mijn vraag blijft : wat zijn de politieke conclusies die u eruit trekt ? De politiek heeft in deze affaire serieus geblunderd en u moet daar uw politieke conclusies uit trekken. U bent wel verplicht daar een aantal zaken voor aan te pakken. U kunt daarop overigens een ant- woord geven zonder te refereren aan wat zich in de rechtbank van Dendermonde momenteel afspeelt.
De voorzitter : De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, als ik het antwoord van de heer Xxx Xxxxxxx goed ontleed, dan zegt hij twee zaken. Eerst en vooral dat het werk moet worden overgelaten aan het gerecht. Ten tweede, hij neemt de argumentatie over van Xxxxxxxxx. Nu, bij Xxxxxxxxx om advies verzoeken, is te biecht gaan bij de duivel. Iedereen weet dat zij rechter en partij willen zijn in dat dos- sier. Ik heb de indruk dat de Vlaamse regering niet weet wat het signaal van afgelopen zondag bete- kent. En ik vraag me ook af welk debat wij hier hebben gevoerd na de werkzaamheden van de KS- commissie. We hebben toen duidelijk gezegd dat we als politieke overheid controlemechanismen willen om te vermijden wat er gebeurd is bij de KS. Ik stel vast dat die controlemechanismen falen. Het is nu dat we als politieke overheid erop moeten toezien dat Xxxxxxxxx de zaak niet in de doofpot steekt. We moeten die zaak tot op het bot onder- zoeken. Onze fractie wil nog afwachten of we het zware wapen van de parlementaire onderzoeks- commissie moeten gebruiken maar wij verwachten alleszins dat de commissie voor Economische Aan- gelegenheden de betrokkenen zou horen – de Vlaamse regering, de vakbonden, de mensen van Xxxxxxxxx en de curator – om ons toe te laten juist in te schatten op welke wijze dit frauduleuze circuit tot stand is gekomen.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx : Ik besef dat u verveeld zit met het dossier. Het is tenslotte uw dossier niet en u moet uiteindelijk nu de klappen opvangen. Maar ik begrijp ook niet goed dat u uw informatie bent gaan inwinnen bij Gimvindus. Xxxxxxxxx zegt dat op papier alles in orde was en het geld blijk- baar is gebruikt waarvoor het bedoeld was en voor de rest weten zij nergens van af. Nog niet zo heel lang geleden heb ik andere politici horen verklaren dat zij van niets wisten, tot echter het tegendeel werd bewezen.
Het gerecht verklaart dat het om fictieve facturen gaat en de vakbonden houden vol dat er geen
-13-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Wymeersch
omscholingscursussen hebben plaatsgevonden. Bij- gevolg vraag ik me af waarom uw ogen niet open- gaan en waarom u vandaag als minister van Econo- mie niet onmiddellijk beslist in te grijpen bij zowel Xxxxxxxxx als de GIMV. Deze publieke instellin- gen en holdings hebben de jongste jaren toch meer dan eens bewezen niet opgewassen te zijn voor hun taak of hun opdracht voor ongepaste doelen te misbruiken.
Mijnheer de minister, heel wat mensen uit de getroffen streek weten maar al te goed – en de par- lementsleden zouden dat even goed moeten besef- fen – dat de afhandeling van het Boelwerfdossier het werk en het inkomen heeft gekost aan honder- den mensen en gezinnen.
Xxxxxxxx de voorzitter, aan de minister van Econo- mie en aan de hele Vlaamse regering vraag ik het vereiste respect voor deze mensen op te brengen en hun verantwoordelijkheid op te nemen.
MOTIE VAN ORDE
Persoonlijk feit
De voorzitter : Minister-president Xxx xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, na de verklaring van de heer Xxxxx zou ik het woord willen vragen voor een persoon- lijk feit.
Ten eerste vind ik het volkomen correct dat de hui- dige minister van Economie antwoordt op deze vraag. Ik ben mijn verantwoordelijkheid op geen enkel ogenblik uit de weg gegaan en ik aanvaard bijgevolg niet dat de heer Xxxxx deze actuele vraag, waarmee hij zijn parlementair recht en plicht van controle op de regering uitoefent, misbruikt voor persoonlijke aantijgingen en om mijn goede trouw in twijfel te trekken.
Xxxxxxxx Xxxxx, ik heb dit dossier in elk stadium in volledige openheid ten overstaan van het Vlaams Parlement en in overeenstemming met de besluiten van de KS-onderzoekscommissie behan- deld. Ik geef toe dat er bij de operationalisering van een aantal beslissingen vragen konden rijzen.
Het was echter de uitdrukkelijke wil van de Vlaamse regering om bij de behandeling van dit dossier alle besluiten van de KS-onderzoekscom- missie te respecteren.
Ten tweede werd de beslissing – de pijnlijke beslis- sing, Xxxxxxxx Xxxxxxxxx – om niet nog eens 9,5 miljard frank in de Boelwerf te investeren, niet alleen gedekt door een parlementaire meerder- heid, maar kwam ze ook tegemoet aan het advies van talrijke specialisten.
Ten derde genoot het reconversieplan een drievou- dige goedkeuring van de Europese Commissie en werd tot een reconversie-opleiding besloten op uit- drukkelijke vraag van de vakbonden. Het is dus misplaatst deze reconversie in een persoonlijke context te plaatsen.
Mijnheer Xxxxx, ik kan u verzekeren dat de hele Vlaamse regering samen met mij geschokt is en volledig in het duister tast over de ware toedracht van wat nu aan het licht dreigt te komen. Xxx xxx- xxx vanzelfsprekend de volledige klaarheid in dit dossier.
Ten vierde aanvaard ik niet dat u dit dossier kop- pelt aan andere fenomenen in de politieke zeden waarvan u beweert het signaal te hebben begrepen. Hoe durft u een lans te breken voor een zakelijke en a-politieke benadering, terwijl juist uw partij er op dit eigenste ogenblik op aandringt om morgen in de Senaat de raadsheren voor het Arbitragehof zonder meer politiek te benoemen ? (Rumoer)
De voorzitter : Dames en heren, ik zou u willen vragen om het signaal van de bevolking te willen begrijpen en niet op deze manier te discussiëren.
De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, we hebben hier duidelijk te maken met een falen van de overheid. Men mag in geen geval blijven bewe- ren dat de politiek in het algemeen heeft gefaald. Ik verwijs naar twee dossiers waarin de VLD een duidelijke stelling heeft ingenomen. Bij de bespre- king van de controlemechanismen van de KS heb- ben we uitdrukkelijk aangetoond dat deze mecha- nismen nooit zouden functioneren. Via een inter- pellatie hebben we de minister-president ervoor verwittigd dat Xxxxxxxxx subsidies toekent, en er tegelijkertijd ook ontvangt in de raad van bestuur van de n.v. Boelwerf Vlaanderen. Dit creëert een voedingsbodem voor belangenvermenging. De VLD acht zich niet medeverantwoordelijk in dit dossier. We hebben tijdig verwittigd. De politieke
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-14-
Denys
verantwoordelijkheid ligt bij de Vlaamse regering en in het bijzonder bij de minister-president. De Vlaamse regering heeft gefaald, niet de politiek in het algemeen. Er wordt een antipolitieke sfeer gecreëerd. De meerderheidspartijen doen hieraan mee, omdat ze niet willen toegeven dat ze verant- woordelijk zijn. Dit voorbeeld toont duidelijk aan dat niet de politiek in zijn totaliteit heeft gefaald. (Applaus bij de VLD)
De voorzitter : Het incident is gesloten.
ACTUELE VRAGEN (Regl. art. 78)(Voortzetting)
Actuele vraag van de heer Xxxxx Xx Xxxxx tot de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco- nomie, KMO, Landbouw en Media, over fiscale tegemoetkomingen aan Vlaamse bedrijven
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de heer De Gucht tot de heer Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over fiscale tegemoetkomingen aan Vlaamse bedrijven.
De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik kan de evoluties in het dossier van fiscale tege- moetkomingen aan Vlaamse bedrijven niet goed meer volgen. Ten eerste verklaarde de minister enkele dagen geleden dat hij, indien hij voor één november geen antwoord kreeg van de Waalse regering, zou afstappen van de idee om de ven- nootschapsbelasting op een selectieve manier te verlagen voor de bedrijven die de werkgelegenheid instandhouden. Hij zou dit willen vervangen door een tegemoetkoming in het kader van de onroe- rende voorheffing.
Ik vraag me af wie deze mening nog is toegedaan. Ik heb de indruk dat minister Xxx xxx Xxxxxxx het hier niet mee eens is. Op het congres van de SP verklaarde hij dat hij niet akkoord kan gaan met de verlaging van de onroerende voorheffing en dat hierover nog helemaal geen beslissing werd geno- men.
Minister Xxx Xxx xxx Xxxxxxx : In de tekst die ik bij die gelegenheid heb voorgelezen, heb ik dat niet op die manier geformuleerd.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Ik ben in het bezit van deze tekst. Omdat de minister zo vriendelijk was om mij te citeren, heb ik de tekst nagelezen.
Minister Xxx Xxx xxx Xxxxxxx : Dat moet dan een vergissing zijn. Ik geef toe u niet op een vriendelij- ke manier te hebben geciteerd.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Dat had ik ook niet ver- wacht.
Ten tweede verklaart minister Xxx Xxxxxxxxxxxx van de Waalse gewestregering dat minister Xxx Xxxxxx zich vergaloppeert. Hij zou namelijk een studie hebben aangevraagd om na te gaan of deze maatregel een gunstige invloed kan hebben op de werkgelegenheid. Alhoewel hij de resultaten van de studie nog niet heeft ontvangen, lanceert minis- ter Xxx Xxxxxx reeds een ander voorstel.
Ten derde werden in de federale regering, waarin de partij van de minister nochtans de plak zwaait, geen stappen ondernomen om het initiatief van de Vlaamse regering inzake de selectieve verlaging van de vennootschapsbelasting te realiseren. Enke- le weken geleden verklaarde vice-eerste minister Xxxxx Xxxxxxx in een uitzending van het televisie- programma De Zevende Dag uitdrukkelijk dat hij er vanuit ideologisch standpunt tegen is dat een bedrijf dat winst maakt, wordt belast. Xxxxx had ik van de minister vernomen of hij definitief afstapt van de idee van de verlaging van de vennoot- schapsbelasting.
Ten tweede, hebt u al nieuws over deze studie die door het Waalse Gewest werd besteld, en op basis waarvan het Waalse Gewest zijn definitieve stand- punt zal bepalen ?
Ten derde, is uw verklaring dat u een selectieve verlaging van de onroerende voorheffing wilt uw persoonlijk standpunt, of is dit het standpunt van de Vlaamse regering ?
De voorzitter : Minister Xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister Xxxx Xxx Xxxxxx : Ik wil hier niet heel de geschiedenis van Marivlam vertellen. We hebben dit voorstel gedaan namens de volledige Vlaamse regering. Het werd goedgekeurd door de SERV- partners. Ook in het Vlaams Parlement was een ruime meerderheid voorstander van dit plan.
-15-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Xxx Xxxxxx
Om dit te realiseren, hadden we natuurlijk wel een federaal kader nodig met de goedkeuring van de andere gewesten. Op 2 september – en ook op 22 september – heb ik met minister Xxx Xxxxxxxxxx- he gesproken. De Waalse regering heeft eigenlijk nooit uitdrukkelijk neen gezegd. Tijdens het laatste gesprek heeft minister Xxx Xxxxxxxxxxxx wel gezegd dat hij een studie zou laten uitvoeren door twee professoren : de ULB-professoren Xxxxxxxx- me en Muylders. Deze professoren hebben onder- tussen al contact opgenomen met mijn kabinet.
De Vlaamse regering heeft in de Septemberverkla- ring gesteld dat ze klaarheid wilde voor 1 novem- ber. We willen dringend tot uitvoering overgaan. Het bedrag van 1,4 miljard frank is immers inge- schreven in de Vlaamse begroting. Minister Xxx Xxxxxxxxxxxx heeft al gezegd dat de begroting van het Waalse Gewest pas in de loop van decem- ber wordt gefinaliseerd. Ik verwacht dus in deze zaak geen positief antwoord meer van de Waalse regering.
Daarom werk ik momenteel aan een alternatief, met name een verlaging van de onroerende voor- heffing. Dit is nog lang niet in het eindstadium. Ter- zake zal nog heel wat denkwerk moeten worden verricht. We proberen allemaal om tot een vorm van fiscale ontlasting te komen, maar we worden onvermijdelijk geconfronteerd met een aantal technische problemen.
De onroerende voorheffing bestaat uit drie compo- nenten : het Vlaams Gewest, de gemeente en de provincie. De gemeenten en de provincies heffen opcentiemen. Het is niet zo eenvoudig voor het Vlaams gewest om die verlaging van de onroeren- de voorheffing in de praktijk uit te voeren, met als voorwaarde het behoud van werkgelegenheid in de industriële sectoren. De gemeenten hebben immers verschillende soorten opcentiemen.
Ook huldigt de onroerende voorheffing – specifiek gericht op bedrijven – niet altijd het gelijkheidsbe- ginsel. Er zijn verschillen tussen de sectoren, bij- voorbeeld tussen de chemie- en de textielsector. Men zou kunnen werken met forfaitaire bedragen per werknemer.
Het kabinet is momenteel deze zaak aan het bekij- ken vanuit een technisch-economisch standpunt. Het gelijkheidsprincipe is hierin zeer belangrijk. Het aspect van fiscale incentive mag niet enkel een ideologische vlag zijn. Het moet effectief bijdragen
tot het uiteindelijke doel : het geven van een stimu- lans aan het behoud van de werkgelegenheid.
Ik herhaal dat we hier momenteel nog mee bezig zijn. Ik heb ook in de commissie al gezegd dat de Vlaamse regering nog geen definitieve beslissing heeft genomen. Ik heb trouwens zelf nog geen definitief voorstel gedaan.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Als minister Xxx Xxx- xxx een kans wilde maken om dit rond te krijgen met Xxxxxxxx, dan had hij zo wijs moeten zijn om op voorhand met Xxxxxxxx contact op te nemen en niet eerst naar de pers moeten stappen. Daarnaast onthoud ik uit zijn uiteenzetting dat de idee van de verlaging van de onroerende voorheffing de uit- drukking is van zijn meest intieme gedachten, en dat hij daarin op geen enkele manier door de Vlaamse regering wordt gevolgd.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van de heer Xxxxx Xx Xxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnen- landse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huis- vesting, over de derdegeneratiestatuten van de intercommunales in de energiesector
Actuele vraag van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over de bezwaren van de Europese Commissie tegen het Electrabel-dossier en de nieuwe statuten van de gemengde intercommunales
De voorzitter : Aan de orde zijn de samengevoegde actuele vragen van de heer De Gucht tot de xxxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aange- legenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over de derdegeneratiestatuten van de intercommunales in de energiesector en van de heer Xxxxxxx tot minister Xxxxxxx, over de bezwaren van de Europe- se Commissie tegen het Electrabel-dossier en de nieuwe statuten van de gemengde intercommuna- les.
De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, collega's, ik heb twee weken geleden aan de minister-president een vraag
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-16-
De Gucht
gesteld over de derdegeneratiestatuten van de intercommunales. Hij heeft zich daar toen met een kwinkslag vanaf gemaakt. Nu komt hij zelfs niet meer. Dus moet minister Xxxxxxx op mijn vraag antwoorden. Wat de minister-president veertien dagen geleden zei, blijkt intussen helemaal niet waar te zijn. Alle problemen zijn nog niet van de baan. De Europese Commissie heeft blijkbaar nog heel wat problemen met de tekst, die van uw hand blijkt te zijn. Ik heb daar drie vragen over.
Ten eerste : waarom houdt u vast aan die vijftien jaar ? Welk belang heeft de Vlaamse regering erbij om daar een minimumperiode op te plakken ? Naar mijn bescheiden mening wijst niets erop dat dit van invloed is op de energievoorziening. Minis- ter-president Xxx xxx Xxxxxx heeft daar niet op geantwoord. Ik vraag me af of u dat wel zal doen.
Ten tweede : hebt u het financieel effect op de gemeentefinanciën van de fameuze deelname van de gemeenten in 5 percent van het kapitaal van Electrabel, voldoende ingeschat ? Xxxx dat om een Europese reden de periode van vijftien jaar zou worden onderbroken. Dan zou het financiële voor- deel van de gemeenten, dat technisch gesproken niet overeenkomt met een participatie van 5 per- cent maar wel met een meerwaarde op 5 percent van de aandelen, in wind opgaan. Hebt u ingeschat dat de gemeenten de financieringslast van het kapi- taal dat ze zelf nooit hebben geïnvesteerd, wel zelf zouden moeten dragen ? Ik heb de indruk dat de Europese Commissie de hand wil vrij houden en erop staat dat de contracten in de loop van die vijf- tien jaar kunnen worden onderbroken.
Xxxxxx ten slotte houdt de Vlaamse regering vast aan de idee dat ze een soort locomotief moet zijn voor Vlaamse participatie in Tractebel, de controle- rende vennootschap van Electrabel ? De verhou- ding tussen Electrabel en de Vlaamse overheid blijkt nu toch wel ingewikkeld te zijn, in Telenet en in de energiesector. Waarom wil de Vlaamse rege- ring nu per se rechter en partij zijn ?
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het is niet de eerste keer dat wij over dit dossier discussiëren. We zijn daarmee in 1994 begonnen. Ik denk ook dat het niet de laatste keer zal zijn.
Ik onthoud twee zaken uit de debatten die we vooral tijdens het voorjaar in dit parlement hebben
gevoerd. Ik wil niet het debat voeren over de Boel- werf, een debat dat de heer Xxxxx heeft heropend.
De Vlaamse regering heeft, bij monde van minis- ter-president Xxx xxx Xxxxxx, ontroerende verkla- ringen afgelegd. Hij zei dat we niet via de inter- communales zullen participeren, omwille van de Franse dreiging die uitgaat van Suez. Hij verklaar- de dat we alle regels van het Europees recht en de aanbevelingen van de Europese commissie terzake zullen uitvoeren. Handhaaft hij deze verklaringen ?
Ik zie twee krachtlijnen in die verklaringen. We zullen uitvoeren wat Europa beslist, en alles wat we doen is in overeenstemming met wat de com- missie en het Europees recht terzake zeggen. Het recentste zegebulletin dateert van eind juli. Toen werd na een derde beslissing van de Vlaamse rege- ring gezegd dat we in orde zijn. De heer Xx Xxxxx heeft er nu terecht op gewezen dat de minister-pre- sident dat veertien dagen geleden al eens herhaald heeft.
Vandaag blijkt echter dat het licht niet op groen staat. Het licht staat op oranje, zoniet op rood. Mijn vragen luiden dus als volgt. Wat zijn de bezwaren die u via verschillende kanalen, rechtstreeks of onrechtstreeks, vanuit Europese hoek hebt ontvan- gen over de opgezette constructie ? Blijft u trouw aan uw eigen beslissing dat u zal uitvoeren wat Europa voorschrijft inzake concurrentieregels en de liberalisering van de energiemarkten ? Of is het zo dat inzake deze materie de intercommunales beslissen in plaats van het parlement, en Electrabel in plaats van de Vlaamse regering ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Ik wil hier eerst beide vraag- stellers danken voor hun interesse voor deze pro- blematiek. Deze vragen geven mij de gelegenheid om de zaken op een rijtje te zetten.
De heer Xxxxxxx vraagt me welke brief ik heb ont- vangen, en welke aandachtspunten daarin werden aangekaart. De Vlaamse regering en het Vlaams Gewest hebben daarover nog geen bericht ontvan- gen. Ik heb daarover eveneens berichten in de krant gelezen. Ik denk echter niet dat we ons moe- ten steunen op krantenartikels om beleidsbeslissin- gen te nemen. In die krant werd gezegd dat Inter- mixt – als vertegenwoordiger van de gemengde intercommunales – en Electrabel werden aange- schreven. De discussie tussen beide is bezig. Dat gebeurt in het kader van het onderzoek dat werd geopend. Dat onderzoek zal volgens de voorziene juridische procedure moeten worden afgewerkt.
-17-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Peeters
Het Vlaams Gewest krijgt daarover nog geen berichten. Ik verneem nu uit een krantenartikel dat de federale minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte zou zijn gebracht, maar die heeft mij daar- over nog geen enkel bericht overgemaakt. Uw vraag is daarom enigszins prematuur. U weet immers zeer goed dat op dit ogenblik nog geen dossiers zijn voorgelegd aan de voogdijminister. Ik heb u daarover trouwens op de hoogte gehouden.
In de oorspronkelijke statuten werd bijvoorbeeld een termijn van dertig jaar voorzien. In een eerste fase werd die termijn teruggebracht tot een termijn van achttien jaar ; in een tweede fase zelfs tot vijf- tien jaar. Wij vragen een aanpassing van deze statu- ten op de buitengewone algemene vergadering, in overeenstemming met de verschillende voorwaar- den die de Vlaamse regering heeft gesteld. Deze voorwaarden waren vooral belangrijk voor de gemeentebesturen. Ze bevatten eveneens een gespecificeerde vrijwaringsclausule. Er werd geop- teerd voor een periode van vijftien jaar, omdat de Europese commissaris duidelijk heeft gesteld dat er een termijn van vijftien tot twintig jaar moest worden vastgesteld.
Tot op heden ben ik niet gevat door enig dossier in het kader van enig toezicht. Ik kan wel al zeggen dat de aanpassingen die men overweegt, conform zijn aan de voorwaarden van de regering. De rege- ring zal deze aanpassingen dan ook steunen. Dit impliceert evenwel dat de globale voogdij van kracht blijft en dat ieder dossier afzonderlijk zal worden onderzocht.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, ik vraag me af hoe minister Xxxxxxx de globale voogdij zal uitvoeren. Ik heb de indruk dat het hem zelf nog niet duidelijk is en dat hij xxxxxxx nog overleg moet plegen met commissaris Xxx Xxxxx. De minister verdedigt de positie van de Vlaamse regering wel in woorden, maar niet in daden.
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, het is eigenaardig dat een voogdijminister niet beschikt over informatie die rechtstreeks verband houdt met de uitoefening van zijn voogdij.
We hebben duidelijk gevraagd waarom de minis- ter-president veertien dagen geleden verklaarde
dat alles in orde was, terwijl nu blijkt dat dit niet het geval is.
Wat voor zin heeft het dat de Vlaamse regering een standpunt inneemt en zelfs drie maal actualiseert, als ze uiteindelijk in het Vlaams Parlement komt verklaren dat de discussie moet worden gevoerd tussen Electrabel en Intermixt. Op die manier wor- den het openbaar debat en de parlementaire stel- xxxx xxxxxxx geprivatiseerd.
Xxxxxxxx de minister, komt u nu terug op al uw verklaringen omdat u via Electrabel bent veran- kerd tussen het dossier van de intercommunales en dat van Telenet ?
De voorzitter Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, het gaat om preciseringen in het belang van de lokale besturen. Zij hebben meer rechten gekregen. Dit werd overigens door niemand betwist. We eisen dan ook dat deze rechten worden ingeschreven bij de buitengewone vergadering.
Op het ogenblik wordt dit door de Europese Com- missie onderzocht. Het definitieve standpunt zal via de voorziene kanalen worden bekend gemaakt. Pas na een definitieve uitspraak van de Europese Commissie kunnen de gepaste conclusies worden getrokken.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de federale maatregelen inzake schuldbemiddeling
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van de xxxx Xxxxxxxxxx tot de xxxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over de federale maatregelen inzake schuldbemiddeling.
De xxxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, we weten dat de heer Xxxxx Xxxxxxx zich een brede actieradius toemeet en dat hij zich niet altijd gehinderd voelt door bevoegdheidsafbake- ningen. In het dossier dat nu voorligt, is hij toch meer dan één duin te ver gegaan.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-18-
Schuermans
In zijn voorstellen tot uitvoering van de krachtlij- nen van de veiligheidscontracten en de samenle- vingscontracten voor 1997, stelt hij voor om een extra budget van 200 miljoen frank bovenop de vroeger bepaalde twee miljard frank ter beschik- king te stellen van steden en gemeenten die initia- tieven nemen op het vlak van de schuldbemidde- ling. Het zal u niet ontgaan zijn dat dit parlement kort voor het zomerreces op ons voorstel een decreet heeft aangenomen. Dat decreet bepaalt hoe de schuldbemiddeling in Vlaanderen precies wordt georganiseerd. De criteria voor wie in aan- merking komt, werden vastgesteld. Zowel de OCMW's in de openbare sector als de Centra voor Welzijnswerk in de privé-sector, vallen onder die criteria. Uw federale collega doet in zijn voorstel- len een appèl aan de gemeenten om hiervoor nieuw personeel aan te werven. Dit staat haaks op wat het parlement heeft beslist.
Dit lijkt ons om twee redenen niet juist. Inhoude- lijk is het niet wenselijk dat door diverse overhe- den op verschillende niveaus vergelijkbare maatre- gelen worden genomen. Dat is immers niet functio- neel. Bovendien treedt men hier een Vlaamse bevoegdheid met de voeten. Deelt u ons standpunt dat we hier met een Vlaamse bevoegdheid te maken hebben ? Hoe reageert u op de voorstellen van de federale regering ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Het probleem is ons niet ontgaan en de Vlaamse regering heeft dit gisteren besproken.
Deze morgen vond een overleg plaats tussen verte- genwoordigers van de Vlaamse Gemeenschap en de federale minister van Binnenlandse Zaken. Uit dat overleg bleek dat de nieuwe initiatieven in het kader van de veiligheidscontracten niet eenzijdig kunnen worden opgezet. Ze moeten passen in de spelregels en reglementen van de Vlaamse Gemeenschap. We hebben afgesproken dat deze middelen en de bestemming ervan voorwerp zullen uitmaken van overleg. Eind november zullen we in een interministeriële conferentie afspraken maken over de aanpak. In elk geval zullen de initiatieven moeten worden goedgekeurd door de betrokken Vlaamse ministers.
De reeds lopende initiatieven zullen worden geë- valueerd op 8 november. Het is de bedoeling om over de verlenging van deze contracten te onder- handelen en te beslissen in een overleg tussen de
Vlaamse en de federale betrokkenen. Ook de selectie van de gemeenten die aanspraak kunnen maken op de middelen, zal in gemeenschappelijk overleg gebeuren. Het is voor ons evident dat we onze bevoegdheden volledig kunnen uitoefenen. Als de federale overheid over aanvullende bevoegdheden beschikt, willen we de violen op elkaar afstemmen. We zullen op geen enkel moment afstand doen van onze bevoegdheden en reglementen.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxxxxxxxxx : Ik heb begrip voor het overleg dat men nu opstart, maar dat lijkt me over- bodig. Men kan de violen stemmen, maar op fede- raal niveau is er op dit vlak geen sprake van een partij. De federale overheid heeft op dit moment genoeg bekommernissen, zonder op het terrein van andere bestuursniveaus te moeten treden.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxx Xxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx- Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begro- ting en Gezondheidsbeleid, en tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de evaluatie van de wet betreffende de zwangerschapsafbreking en de gevolgen voor het preventiebeleid
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van mevrouw Xxxx tot de xxxx Xxxxxxx, Vlaams minis- ter van Cultuur, Gezin en Welzijn, tot mevrouw Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Finan- ciën, Begroting en Gezondheidsbeleid, en tot de heer Xxx xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Onder- wijs en Ambtenarenzaken, over de evaluatie van de wet betreffende de zwangerschapsafbreking en de gevolgen voor het preventiebeleid.
Mevrouw Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer en mevrouw de minister, dames en heren, de leden van de commissie Wel- zijn, Gezondheid en Xxxxx ontvingen recent het rapport van de evaluatie-commissie inzake de wet op de zwangerschapsafbreking. Naast de vaststel- ling dat veel van de redenen voor zwangerschaps-
-19-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Becq
afbreking te maken hebben met familiale en rela- tionele omstandigheden, maar ook met objectieve en persoonlijke redenen welke blijkbaar in één categorie zijn samengevoegd, trof mij vooral het volgende.
Veel jonge meisjes onder de twintig jaar beslissen tot een zwangerschapsafbreking. Het ging in het rapport van 1995 over een aantal van 1561 – een stijging van 276 gevallen in vergelijking met 1993. Daarnaast is er de vaststelling dat ongeveer de helft van deze meisjes gebruik maken van anticon- ceptie. Vertrekkend vanuit deze gegevens stel ik mij vragen bij het preventief beleid dat xxxxxxx gevoerd wordt, enerzijds inzake informatie, sensibi- lisering en ondersteuning bij het gebruik van anti- conceptie, en anderzijds inzake begeleiding bij een onverwachte of moeilijk te dragen zwangerschap.
Daarom stel ik deze vraag zowel aan de minister van Xxxxxxx als aan de minister van Onderwijs en Volksgezondheid. Bestaat er een inventaris van de genomen maatregelen en is daarover informatie beschikbaar ? Zijn er evaluatiegegevens ? Kan men vanuit de beschikbare gegevens een beleid voorstellen om op preventief vlak verder te wer- ken ?
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, col- lega's, de minister van Onderwijs en ikzelf zijn overeengekomen om samen een antwoord te for- muleren op de vragen van mevrouw Xxxx.
Er bestaat wel degelijk een overzicht van de initia- tieven, vooral met betrekking tot preventie. Met betrekking tot de effecten verwijs ik naar een aan- tal rapporten. Een globaal effectenrapport bestaat echter niet. Er zijn wel een aantal partiële rappor- ten die aangeven op welk punt men tot bepaalde resultaten komt.
Ik begin met de volksgezondheid. Binnen de bevoegdheid van de Vlaamse minister van Gezondheidsbeleid heeft men vijf jaar geleden een overeenkomst gesloten met het Vlaams Huisartse- ninstituut. Ook met het Vlaams Huisartsen Vor- mingsinstituut sloot men een overeenkomst om de preventie van ongewenste zwangerschap te verster- ken. Die overeenkomst heeft betrekking op een aantal aspecten die voor de preventie belangrijk zijn.
Ten eerste is het erop gericht om een aantal metho- dieken en instrumenten voor gezondheidsvoorlich- ting en gezondheidsopvoeding te ontwikkelen, meer in het bijzonder de seksualiteit en de con- traceptie van laaggeschoolde en kansarme jonge- ren. Het is het enige dat in die overeenkomst wordt uitgewerkt.
Ten tweede is er de rol van de Vlaamse huisarts op het terrein van de anticonceptie.
Ten derde is er het correct gebruik van de anticon- ceptie bij migrantenvrouwen.
Ten vierde gaat het over de verwachtingen van de tieners tegenover de huisarts op het vlak van de anticonceptie. Die overeenkomsten worden jaar- lijks geëvalueerd en vinden hun weerslag in een duidelijk rapport. Hierdoor kan men beoordelen tot welke resultaten die overeenkomsten leiden. Tegelijkertijd probeert men een overdracht te realiseren naar de huisartsenpraktijk. Aan de orga- nisaties die daarbij betrokken zijn, wordt trouwens gevraagd bijzondere aandacht te schenken aan kwaliteitsontwikkeling.
Daarnaast wijs ik op de inspanningen die binnen het kader van het gezondheidsbeleid geleverd wor- den door de MST's. Het Medisch Schooltoezicht besteedt systematisch aandacht aan de seksuali- teitsbeleving en de relatiebekwaamheid. Die opdracht is expliciet in de regelgeving van de MST's ingeschreven. Ze leveren ook daadwerkelijk allerlei inspanningen op dit vlak. Ik denk aan de diverse voorlichtingsinitiatieven en aan de vor- mingspakketten die ze klaarstomen voor de leer- krachten.
Daarnaast gebeurt er ook heel wat binnen het kader van welzijn. Bij de Polyvalente Centra voor Algemeen Welzijnswerk zijn er 27 van de 30 erken- de Polyvalente Centra die zich specifiek met ambu- lant gezins- en relationeel werk bezighouden. Ze worden daarin ondersteund door erkende vor- mingscentra zoals het Vormingscentrum voor Con- sulenten in Mechelen en het Vormingscentrum Xxx Xxx Xxxxx in Gent. Daar werkt men met vrouwen die een onverwachte zwangerschap moeten dra- gen. Er worden veel initiatieven opgezet. Er zijn niet minder dan 2.220 vormingsactiviteiten. Aan dit alles wordt het niet onaardige bedrag van 5,6 mil- xxxx xxxxx gespendeerd.
Ik wijs ook op al het werk dat geleverd wordt bin- nen de zes Centra voor Integrale Gezinszorg. Vroe- ger waren deze centra ingebouwd in Kind en Gezin, sinds het begin van 1995 leiden ze een zelf-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-20-
Martens
standig leven. Men werkt er vooral aan de moeilij- ke relatie tussen de moeder en het op komst zijnde kind. Voor deze centra werd een registratieplicht uitgewerkt, maar die functioneert nog niet in de praktijk omdat binnen de Vlaamse administratie gewerkt wordt aan een algemeen registratiepro- ject. De effecten van deze initiatieven zijn dus ook nog niet volledig meetbaar. Wel stelt men een dui- delijke toename van de activiteiten vast.
Tenslotte wijs ik op de inspanningen die binnen het kader van onderwijs worden geleverd. Daar heeft men in de periode 1992 tot 1995 een budget van circa 10 miljoen frank vrijgemaakt voor lespakket- ten. Die werden in de verschillende onderwijsnet- ten aangeboden. Het gaat hier om een pedagogisch project, dat als dusdanig moet worden gerespec- teerd. Deze pakketten moeten als complement met een eerder initiatief uit het onderwijsmilieu wor- den gezien, waarbij in de vroege jaren '90 een videoprogramma liep dat werd opgesteld door de BRTN en het onderwijs. Dit programma speelde in op de nood aan een grotere relatiebekwaamheid. Deze inspanningen werden gezamenlijk tussentijds geëvalueerd in het onderzoeksrapport van profes- sor Xxxxxxxxx van de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij deed interessant onderzoek naar de ontwikkeling van normen, waardepatronen, seksu- eel gedrag en communicatie. Dit sloot aan bij het onderzoek van VUB-professor Xxxxxxx.
Xxxxxx die studies opgevolgd ? Om die vraag te beantwoorden verwijs ik naar de eindtermen van het secundair onderwijs en het basisonderwijs. Voor het secundair onderwijs staan in de eindter- men van het vak biologie de noties relatiebe- kwaamheid en anticonceptie uitdrukkelijk inge- schreven. Dit geldt ook voor het basisonderwijs, waar de opvoeding tot relatiebekwaamheid expli- ciet in de eindtermen van het vak werkelijkheids- onderricht staat ingeschreven.
Een volledig objectief overzicht van de inspannin- gen die tot nog toe werden geleverd, kan ik dus niet geven. Daarvoor werden de initiatieven te fragmentair geregistreerd en lopen ze nog niet lang genoeg. Er is zeker een dynamische aanpak in de gezondheidssector – denk aan de MST's en het glo- bale gezondheidsbeleid dat men in overleg met de huisartsen tracht te voeren -, in de welzijnssector en in het onderwijs.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx : Ik hoop dat men op basis van de gegevens van dit rapport ernstig verder zal werken en dat er een flinke impuls vanuit gaat om
een preventief beleid inzake zwangerschapsafbre- king verder uit te bouwen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Bui- tenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de voorstelling van de taalgebieden in het septembernummer van het tijdschrift Wallonie/Bruxelles van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van mevrouw Xxxxxxxx tot de heer Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de voorstelling van de taalgebieden in het septembernummer van het tijdschrift Wallo- nie/Bruxelles van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest.
Mevrouw Xxxxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx (Op de tribune) : In het jongste nummer van het internationale tijd- schrift van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest wordt een kaart afgebeeld van de Belgi- sche taalgebieden. Tot onze grote verbazing wor- den daarop niet alleen het tweetalig Brussels Gewest, maar ook de faciliteitengemeenten in de Vlaamse rand rond Brussel als Franstalig gebied aangeduid. Ik wil benadrukken dat het gaat om een officiële publicatie van de Franse Gemeenschap en het Waals Gewest. Nadat de Franse Gemeenschap de jongste maanden geneigd was om zich bij Frankrijk aan te sluiten, worden wij nu zelf gecon- fronteerd met een Franstalige anschlussmicrobe. De Vlaamse corridor tussen Brussel en Wallonië wordt zonder boe of ba als Franstalig gebied inge- palmd.
Mijn vragen zijn de volgende. Over welke midde- len beschikt de Vlaamse regering om dergelijke manifest foute en ongrondwettelijke voorstellingen van België tegen te gaan ? Xxx heeft de Vlaamse regering hiertegen gereageerd ? Xxx denkt u dit soort onterechte voorstellingen aan derden van onze federale staatsstructuur recht te zetten ? Ik denk dan vooral aan internationale instellingen, toeristische diensten en het buitenland.
-21-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
De voorzitter : Minister-president Xxx xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx : In dit geval kunnen we spreken van een grensverleggend dossier. Ook ik heb opgemerkt dat de publicatie de werkelijkheid tegenspreekt. Ik heb de bevoegde minister Xxxxx dan ook meteen aangeschreven. Ik heb ook minister Xxxxxxx en de federale eerste minister geïnformeerd, omdat ze het al eens over federale loyauteit hebben. Ze zouden echter beter karig zijn met hun woorden, en consequenter in hun publicaties.
Nog belangrijker : wat doen we zelf ? In afspraak met Xxxxx wordt een vertaling gemaakt van de voornaamste beleidsdocumenten, die vervolgens in Brussel en de hele wereld worden verspreid op de daarvoor aangewezen plaatsen. De brochure Ver- der met Vlaanderen geeft aan hoe de zaken juist in mekaar zitten. Daarnaast wordt ook Flanders, La Flandre, Fländern, ruim verspreid. Ten slotte berei- den we een aantal informatiepakketten voor twee of zelfs drie doelgroepen voor. Het betreft hier de in Brussel geaccrediteerde buitenlandse correspon- denten, mensen die Brussel in meer algemene zin bezoeken en een actie om de buitenlanders die hier voor een korte of lange tijd studeren, de basis- informatie over dit land te bezorgen.
Ik zal dit dossier verder opvolgen. Ik heb gevraagd om het deel van de brochure dat flagrante grond- wettelijke onwaarheden bevat, uit omloop te nemen.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
Actuele vraag van xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de verant- woordelijkheid van de scholen bij het protest van scholieren en studenten tegen het zogenaamde spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie
De voorzitter : Aan de orde is de actuele vraag van xxxxxxx Xxxxxx tot de heer Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenza- ken, over de verantwoordelijkheid van de scholen bij het protest van scholieren en studenten tegen het zogenaamde spaghetti-arrest van het Hof van Cassatie.
Xxxxxxx Xxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, gedurende meer dan een week vinden er in heel wat Vlaamse scholen acties van scholieren plaats tegen het zogenaamde spaghetti-arrest en bepaalde toestanden in het gerecht. De acties vinden vaak plaats op straat en het is onduidelijk of de directies hun toestemming hebben gegeven. Op de meeste plaatsen verliepen de acties rustig en studentikoos. Soms liepen de manifestaties evenwel uit de hand, vaak met schade als gevolg. Ik wil hierover enkele vragen stellen.
Xxxxxxxx de minister, wat is uw standpunt ? Het is immers niet uw gewoonte om op de achtergrond te blijven. De acties blijven duren en vele scholieren missen al anderhalve week les. Hebt u richtlijnen gegeven aan de scholen en zo ja, welke ? De situ- atie is op een aantal plaatsen verschillende keren uit de hand gelopen met schade als gevolg, ik denk dan vooral aan Antwerpen. Er werden een vijftien- tal minderjarigen opgepakt. Normaal gezien zijn de ouders burgerlijk aansprakelijk, behalve wanneer de jongeren geacht worden op school te zijn. Hebt u de scholen gewezen op hun verantwoordelijk- heid ? Hebt u de scholen de opdracht gegeven om de toestemming van de ouders te vragen, vooraleer kinderen de schoolpoort mogen verlaten ?
De voorzitter : Minister Xxx xxx Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxx xxx Xxxxxxx : In tegenstelling tot wat xxxxxxx Xxxxxx beweert, is het niet mijn gewoonte om in het nieuws te komen. Ik zeg vaker neen op vragen voor een interview, dan ja. Toen ik vrijdag positief heb geantwoord op een vraag van de BRT, heb ik de gevolgde redenering uitgelegd. De eerste dagen konden we allemaal, ook directies en leerkrachten, begrip opbrengen voor de sponta- ne acties van de jongeren. Door hun leeftijd voelen ze zich betrokken. Het leek me dan ook niet nodig om die eerste dagen iets te ondernemen. Donder- dag was de drukte wat weggeëbd, maar vrijdag zijn de acties weer sterk toegenomen. Ik heb op dat moment duidelijk gemaakt dat de toestand niet langer kon worden geduld. Het onderwijs moest zijn verantwoordelijkheid opnemen door het pro- bleem in alle openheid te behandelen tijdens de lesuren. Dat men om die reden lesuren verschuift en lessen niet geeft, kan geen kwaad : het betreft hier immers ook een vorm van maatschappelijke bewustwording veroorzaakt door een crisisproces, waarbij leerkrachten en scholen een rol moeten spelen. Dat is wat ik vrijdag heb verklaard. Ik heb
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-22-
Van den Bossche
er duidelijk aan toegevoegd dat men deze crisis niet langer kon gebruiken als geldige reden voor schoolverzuim. Dat is de stelling die ik ook gedu- rende de komende dagen en weken wens te verde- digen.
Behoudens mijn verklaring op televisie heb ik geen bijzondere richtlijnen gegeven, omdat in dit geval de algemene richtlijnen gelden. In principe mag een school aan de leerlingen geen toestemming verlenen om te gaan betogen tijdens de lesuren. Ook de school is immers verplicht de schoolplicht, die voor de meeste van haar leerlingen geldt, na te leven. Wél heb ik in mijn verklaring gezegd dat, hoewel ik vorige week een afwijking van dat prin- cipe aanvaardde, het hierbij moest blijven.
Uw vraag in verband met schade, minderjarigheid en verantwoordelijkheid is terecht. Ik wil me niet in de plaats van de rechtbank stellen, maar volgens de jurist die ik ooit was, zullen minstens de ouders worden aangeduid als eerste verantwoordelijken. De ouders kunnen op dat ogenblik echter vol- maakt de school dagvaarden, indien de school vrij- willig de poorten heeft geopend. Volgens de wet hebben de ouders hun kind immers tijdens de schooluren aan de school toevertrouwd. Normaal mag van de school worden verwacht dat ze de schoolplicht, waaraan de ouders op straffe van strafrechtelijke beteugeling zijn onderworpen, ten uitvoering brengt, en dat ze voor de nodige bewa- king – breed gedefinieerd – van die kinderen zorgt. Door hen de toestemming te geven om de straat op te gaan, blijft de school in feite de verantwoorde-
ten dat ze heel ons juridische systeem zouden beheersen. Zij zijn aangewezen op informatie uit de zoveelste hand, die niet steeds even correct is. Daarom heb ik gisteren samen met de minister van Justitie een initiatief genomen, dat nu verder wordt uitgewerkt. Samen met minister Xx Xxxxxx onder- zoek ik nu onder welke voorwaarden de scholen door magistraten kunnen worden bezocht. Die magistraten zullen, gewapend met hun kennis van het juridisch apparaat, de confrontatie met de leer- lingen aangaan. Op die manier kan de discussie inhoudelijk beter gestoffeerd worden dan tot nu het geval was. Dit werd pas gisteren afgesproken, zodat we nog een aantal dagen nodig hebben om dit plan uit te werken. U krijgt echter de primeur, als antwoord op uw vraag.
De voorzitter : Xxxxxxx Xxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx : Xxxxxxxx de minister, dank u voor uw antwoord en deze primeur. Voor alle duidelijkheid wil ik uitdrukkelijk beklemtonen dat ik veel begrip kan opbrengen voor de acties van de scholieren. Uit de berichtgeving van van- middag bleek echter even duidelijk dat de betogin- gen blijven plaatsvinden, zeker in Antwerpen. Ik betreur dit en vind dat daaraan een einde moet komen. Wel deel ik volledig uw stelling dat de scholen zelfs andere lessen moeten kunnen schrap- pen om de leerlingen zo degelijk mogelijk te infor- meren over een dossier dat, zoals u terecht stelt, vooral de jeugd aanbelangt.
De voorzitter : Het incident is gesloten.
lijkheid op zich nemen. Dat zou impliceren dat men begeleid betoogt. Dat is de logica van ons bur-
gerlijk recht, waarvan de scholen zich terdege bewust moeten zijn.
Indien er dus rechtszaken zouden komen en ouders de school in vrijwaring – minstens in tussen- komst of zelfs tot veroordeling in solidum – zouden dagvaarden, dan vrees ik dat de school zal worden veroordeeld door de rechtbank.
Ik zou niet durven beweren dat de leerlingen anderhalve week lang geen les hebben gevolgd : de manifesterende scholen wisselden elkaar immers af. Er zijn wel een aantal lessen verloren gegaan, maar dat vind ik niet zo erg : laten we hopen dat het verzuim de aanleiding is om de problematiek ten gronde te behandelen. Vanuit sommige scholen kreeg ik de opmerking dat de leerkrachten wel bereid zijn om deze ingewikkelde materie te behandelen, maar dat men moeilijk kan verwach-
ONTWERP VAN DECREET houdende goedkeu- ring van de Partnerschap- en Samenwerkingsover- eenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten enerzijds, en Oekraïne anderzijds, met de Bijlagen I tot V, met het Protocol, en met de Slotakte, ondertekend te Luxemburg op 14 juni 1994
– 349 (1995-1996) – Nrs. 1 en 2
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de Partner- schap- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lidstaten enerzijds, en Oekraïne anderzijds, met de Bijlagen I
-23-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Voorzitter
tot V, met het Protocol, en met de Slotakte, onder- tekend te Luxemburg op 14 juni 1994.
Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen.
Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangele- genheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet :
114 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 114 leden hebben ja geantwoord.
Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangele- genheden bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet :
118 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 118 leden hebben ja geantwoord.
JA hebben geantwoord :
Aers Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxx
Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxx
Xx Xxxx Xxxxxx
De Maght-Xxxxxxxxx Xxxx Xx Xxxxx Xxx
De Reuse Xxxxxx Xx Xxxxxx Xxxxx Xx Xxx Xxxxx
Xx Xxxxxxxxxxxxx Mia De Vilder Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxxx
Xxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxx Xxxx
Xxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxx
Xxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxx
Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Erik Maximus Xxxxx
Xxxxxx-Xxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx
Xxxxxx Xxx Xxxxxxxx Xxxxxxx
Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxx
Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxx
Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx
Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxx Xxxxxx
Xxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxx Xxx xxx Xxxxxxx Mark
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-24-
Voorzitter
Xxx Xxxxx Xxxx
Xxx Xxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxx Xxxxx Xxx Xxxxx Xxxxx
Xxx Xxxx Jef
Xxx Xxxxxxxx Xxxx
Xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx Luk
Xxx Xxxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxx
Xxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Xxxxxxx-Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Dientengevolge neemt het parlement het ontwerp van decreet aan. Het zal aan de Vlaamse regering ter bekrachtiging worden overgezonden.
ONTWERP VAN DECREET houdende goedkeu- ring van het Protocol tot wijziging van het Euro- pees Sociaal Handvest, opgemaakt in Turijn op 21 oktober 1991
– 350 (1995-1996) – Nrs. 1 en 2
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Europees Sociaal Handvest, opgemaakt in Turijn op 21 oktober 1991.
Begin van de stemming.
Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen.
Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangele- genheden bedoeld in artikel 39 van de Grondwet :
114 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 114 leden hebben ja geantwoord.
Ziehier het resultaat voor wat betreft de aangele- genheden bedoeld in de artikelen 127 tot 129 van de Grondwet :
118 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 118 leden hebben ja geantwoord.
JA hebben geantwoord :
Aers Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxx
Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxx
Xx Xxxx Xxxxxx
De Maght-Xxxxxxxxx Xxxx Xx Xxxxx Xxx
De Reuse Xxxxxx Xx Xxxxxx Xxxxx Xx Xxx Xxxxx
Xx Xxxxxxxxxxxxx Mia De Vilder Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxxx
Xxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxx
-25-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Voorzitter
Xxxxxx Xxxxxx Dua Xxxx Xxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxx
Xxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxx
Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Erik Maximus Xxxxx
Xxxxxx-Xxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx
Xxxxxx Xxx Xxxxxxxx Xxxxxxx
Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxx
Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx Xxxx
Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx
Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxx Xxxxxx
Xxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxx Xxx xxx Xxxxxxx Xxxx Xxx Xxxxx Xxxx
Xxx Xxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxx Xxxxx
Xxx Xxxxx Xxxxx Xxx Xxxx Xxx
Xxx Xxxxxxxx Xxxx
Xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx Luk
Xxx Xxxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxxxxx Xxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxx
Xxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Xxxxxxx-Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Dientengevolge neemt het parlement het ontwerp van decreet aan. Het zal aan de Vlaamse regering ter bekrachtiging worden overgezonden.
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de
heer Xxxx Xxx Xxxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door xx xxxxx Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxx en Xxxx Xxxxxxxx in commissie gehouden interpellaties tot de heer Xxxx Xxx Xxx- xxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Land- bouw en Media, respectievelijk over het doorbre- ken van het VTM-monopolie, over de gevolgen van de Europese regelgeving inzake televisie en over de Vlaamse mediawetgeving in Europees perspec- tief
– 421 (1996-1997) – Nr. 1
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omkle- de motie van de heer Xxx Xxxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heren Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxxxx en Decaluwé in commissie gehouden interpellaties tot de heer Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, respectievelijk over het doorbreken van het VTM-monopolie, over de gevolgen van de Europe-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-26-
Voorzitter
se regelgeving inzake televisie en over de Vlaamse mediawetgeving in Europees perspectief.
De heer Xxx Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxx : Door de onduide- lijkheid van de houding van de Europese Commis- sie in deze aangelegenheid, heeft de Vlaamse over- heid een manifest gebrek aan houvast op het Euro- pese niveau.
Wat de Vlaamse regeling inzake het aandeelhou- derschap van VTM betreft, werd VTM – in tegen- stelling met de indruk die hier wordt gewekt – nog niet officieel veroordeeld. De Vlaamse regering heeft toegezegd om de regeling van de aanmel- dingsplicht voor buitenlandse zenders aan te pas- sen. Dit heeft geen uitstaans met het VTM-mono- polie. Op dit vlak werd nog steeds geen uitsluitsel gegeven door de Europese Commissie. Ten tweede is de VT4-procedure van de Raad van State nog steeds aanhangig. Ten derde is de gemengde finan- ciering van openbare omroepen volgens het Euro- pees Parlement legitiem. Ten vierde is de hervor- ming van de Europese televisierichtlijn nog steeds bezig.
We steunen de minister van Media volledig in zijn beleid. We moeten de uitkomsten van de verschil- lende procedures en de wijziging van de televisie- richtlijn afwachten, vooraleer er sprake kan zijn van de aanpassing van de wetgeving. Daarom wenst de CVP-fractie zich te onthouden.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx : Mijnheer de voorzitter, de heer Xxx Xxxxxxx steunt deze tekst volmondig en we zullen zijn voorbeeld volgen. Toch willen we hier nog iets aan toevoegen. Het ogenblik is aange- broken voor Vlaanderen om zijn autonome bevoegdheid ten volle uit te oefenen en interregio- naal samen te werken met de andere Europese regio's, en met de kleinere Europese landen als Denemarken en Finland. De autonome televisie- stations van Catalonië en Baskenland werken reeds in die richting. Op basis van het Groenboek Xxxx kunnen we de kleinere culturen vrijwaren en de krachten bundelen tegen de massatelevisie die de grote staten als koopwaar de ether injagen.
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omkle- de motie van de heer Xxx Xxxxxxxx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heren Xxxxxxxx, Van
Mechelen en Decaluwé in commissie gehouden interpellaties tot de heer Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, respectievelijk over het doorbreken van het VTM-monopolie, over de gevolgen van de Europe- se regelgeving inzake televisie en over de Vlaamse mediawetgeving in Europees perspectief.
Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
118 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 83 leden hebben ja geantwoord ;
22 leden hebben zich onthouden ; 13 leden hebben neen geantwoord.
JA hebben geantwoord :
Aers Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxx Xxxxxxx Jean-Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx
Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxx Xxxxx
Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxxxx Xx Xxxxx Xxxxx
Xx Xxxx Xxxxxx
De Maght-Xxxxxxxxx Xxxx Xx Xxxxxx Xxxxx
De Vilder Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx
Xxxxxx Xxxxxxx Xxx Xxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx Xxx
Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxx
-27-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Voorzitter
Kuijpers Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Kathy Lisabeth Carlos Logist Marcel Maes Jacky
Maes Nelly Malcorps Johan Maximus Lydia Penris Jan Platteau Stefaan Ramoudt Didier Sannen Ludo Sauwens Johan Sleeckx Jef Stassen Jos Stevaert Steve Strackx Felix Swennen Guy Swinnen René
Timmermans Jacques Tobback Bruno
Van Aperen Arnold Van Dijck Kris
Van Eyken Christian Van Grembergen Paul Van Hauthem Joris Van Lindt Sonja
Van Mechelen Dirk
Van Nieuwenborgh Gracienne Van Nieuwenhuysen Luk
Van Nieuwkerke André Van Overmeire Karim Van Vaerenbergh Etienne Van Walleghem Roeland Van Wallendael Tuur Vandenbroeke Christiaan Vanderpoorten Marleen Vanvelthoven Peter Verlinden Mandus Vermeiren Francis Verougstraete Christian Verrijken Emiel
Verwimp-Sillis Cecile Voorhamme Robert Wymeersch Frans
NEEN hebben geantwoord : Beerden Georges
Candries Herman Cardoen Georges Coens Joachim De Roo Johan
Decaluwé Carl Delcroix Leo Deprez Paul Matthys Erik
Merckx-Van Goey Trees Olivier Marc
Sarens Freddy Suykerbuyk Herman
Zich ONTHOUDEN hebben :
Becq Sonja Cannaerts Leo De Meyer Jos
De Schamphelaere Mia Desmet Peter
Doomst Michel Dumez Paul Grouwels Brigitte Heeren Veerle Marsoul Hugo Quintelier Leonard Schuermans Eddy Taylor John
Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet
Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke Van Looy Jef
Van Rompaey Hugo Vandenbossche Walter Vandendriessche Bart Vanleenhove Gilbert
Dientengevolge neemt het parlement de motie aan. Ze zal aan de Vlaamse regering worden over- gezonden.
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de
heren Jean-Marie Bogaert, André Denys en Jos Geysels tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Jean-Marie Bogaert in commissie gehou- den interpellatie tot mevrouw Wivina Demeester- De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begro- ting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997
– 423 (1996-1997) – Nr. 1
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omkle- de motie van de heren Bogaert, Denys en Geysels
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-28-
tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997.
De heer Bogaert heeft het woord.
De heer Jean-Marie Bogaert : Mijnheer de voorzit- ter, door toepassing van de Sint-Michielsakkoor- den van 1993 is het kijk- en luistergeld een gemeenschapsbelasting geworden. De inning ervan voor Vlaanderen zou voortaan door de Vlaamse regering worden georganiseerd. Omdat dit tijdens de eerste helft van dit jaar nog niet was gebeurd, stelde ik hierover op 19 juni laatstleden een actuele vraag aan minister Demeester-De Meyer. Uit haar antwoord bleek dat Belgacom vanaf 1 januari 1997 niet langer zou instaan voor de inning. Na mijn actuele vraag, op 22 juni, beloofde de minister om na te gaan hoe dit in de toekomst het best kan wor- den georganiseerd en hoe de controle hierop kan worden uitgeoefend.
Zij liet tegelijkertijd verstaan geen verplichtingen te hebben ten aanzien van het personeel dat de inning tot op dat ogenblik uitvoerde. De federale overheid had deze diensten immers geprivatiseerd en deze overheid was dan ook verplicht om haar engagementen na te komen. De minister sloot ook echter niet uit dat een deel van de personeelsleden zou worden geselecteerd voor het geprivatiseerde bedrijf. Daarna werd het weer maanden stil.
Pas op 19 september jongstleden besliste de Vlaamse regering, en ik citeer : een beperkte offer- teaanvraag uit te schrijven met voorafgaande oproepen tot kandidaatstelling voor de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1 januari 1997. Einde citaat. De activiteit van het innen van belastingen zou dus worden geprivatiseerd. Dit was voor mij de aanleiding om op dinsdag 8 oktober jongstleden in de commissie voor Financiën en Begroting de ver- antwoordelijke minister te interpelleren. De dag vóór de beslissing van de Vlaamse regering was er in de dienst een interne nota verspreid, waarin stond dat er een interkabinettenvergadering had plaatsgevonden. Tijdens deze vergadering hadden de gemeenschappen hun gezamenlijke beslissing om de inning van het kijk- en luistergeld over te nemen, meegedeeld en hadden ze zich ertoe ver- bonden om de rechten van het personeel te vrijwa- ren.
Naar aanleiding van mijn interpellatie in de com- missie ontspon zich een vinnig, maar tegelijkertijd
ook interessant debat. Dit debat leidde uiteindelijk tot de vaststelling dat alle commissieleden van alle fracties het erover eens waren dat het ongehoord is dat de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement zou experimenteren, laat staan zou improviseren, op het vlak van de organisatie van het innen van belastingen.
Ten tweede stelde ik vast dat men duidelijk begaan was met de onzekerheid – die men eigenlijk zelf had gecreëerd – voor het personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld zoals die tot vandaag functio- neert. Door de verwarde uitspraak van de minister in juni, en door de offerteaanvraag aan derden, heeft men die verwarring extra onderstreept. Als men de minister hierover ondervraagt, zegt hij : het is natuurlijk een feit dat in de huidige dienst Kijk- en Luistergeld de technische kennis aanwezig is om die belasting op de beste manier te innen. Waarom vraagt men dan aan derden om dit te organiseren ? In Aalst zijn er momenteel 173 personeelsleden tewerkgesteld. Waarom wil men daar nog eens extra uitgaven bovenop doen ?
Men kan zich terecht afvragen of een eenvoudige overdracht van de bestaande dienst op termijn de meest efficiënte manier is. Dat is een andere dis- cussie. Mijns inziens moet die organisatie op ter- mijn natuurlijk wel op een meer doeltreffende manier verlopen. Er zijn dus wel degelijk een aan- tal maatregelen nodig. Alle betrokken commissa- rissen waren het daarmee eens.
Eigenlijk volgt dit parlement de essentiële beslis- sing van de Vlaamse regering niet. Integendeel, we hebben een eerste stap gezet op een zeer gevaarlij- ke weg. Gelukkig is er nog niets onherroepelijks gebeurd. Er is alleen nog maar een offerteaanvraag uitgeschreven. Voor zover ik weet, is er zelfs nog geen lastenboek opgemaakt. Ik roep dit Vlaams Parlement op om een aantal dingen zeer duidelijk te omlijnen.
Ten eerste, het kan niet dat we experimenteren met het innen van belastingen. Die opdracht komt in essentie toe aan de overheid. Wanneer daar op ter- mijn verandering in moet komen, kan dit alleen wanneer dit echt aan de orde is. Wanneer de fiscale autonomie verder wordt doorgedreven, zal men zich terecht moeten bezinnen over een volledige reorganisatie. Vandaag kan dit echter niet worden geïmproviseerd.
Ten tweede, we hebben een dienst Kijk- en Luister- geld. We hebben personeel met jarenlange erva- ring, zij het op federaal niveau. Organiseer het dan zo, Vlaamse regering, dat minstens die personeels-
-29-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Bogaert
leden de kans krijgen om overgeheveld te worden naar het Vlaamse niveau. Dan kunnen wij zelf de inning van het kijk- en luistergeld organiseren.
Ten derde, we hebben vanuit het beleidsniveau in Vlaanderen een tiental jaren geleden een strategie gevoerd teneinde de administratie van Brussel te decentraliseren. Deze dienst zou vooral georgani- seerd worden vanuit Aalst. Laten we toch niet om de vijf of tien jaar het geweer van schouder veran- deren en de brave burger voor de gek houden. Eens we die beslissing genomen hebben, moet er een afdoende reden zijn om op die beslissing terug te komen.
Ik besluit met een oproep. Ik heb in overleg met Agalev en de VLD-fractieleider een motie inge- diend. Ik had op dat moment het gevoel dat in feite ook dezelfde bekommernissen leefden bij de colle- ga's van de CVP en de SP.
Zij hebben op hun beurt gezamenlijk ook een motie ingediend. Als we die moties vergelijken, dan is er amper sprake van enige nuancering. Alleen vind ik het in dit geval gevaarlijk. Als u de regering vraagt om geen onomkeerbare beslissingen te nemen zoals in de tekst staat, wat vraagt u dan eigenlijk ? Welke beslissing is in dit geval onom- keerbaar of niet-onomkeerbaar ? Ik vraag gewoon aan de regering dat ze niet verder op de ingeslagen weg verder zou gaan. Zowel in het belang van het personeel als in het belang van een meer doelmati- ge organisatie, vraag ik dat de regering alle maatre- gelen neemt om die inning van het kijk- en luister- geld vanaf 1997 te organiseren. Ik zag dat er daar- net nog amendementen werden rondgedeeld op die motie van de meerderheid. Ik vraag u daarom met aandrang het politieke spel even terzijde te laten. Of het nu van de oppositie komt of van de meerderheid, zou er in deze materie toch absoluut niet mogen toe doen. Ik ben ervan overtuigd dat ook de meerderheid net zoals in de commissie inte- graal achter de standpunten staat zoals wij ze in onze motie hebben verwoord. Vandaar mijn oproep aan iedereen om deze motie los van de politieke spelletjes te steunen en de inning van de dienst kijk- en luistergeld in de toekomst te vrijwa- ren. (Applaus bij de VU, AGALEV en de VLD)
De voorzitter : De heer Denys heeft het woord.
De heer André Denys : Mijnheer de voorzitter, ere wie ere toekomt, ik moet zeggen dat het de heer Bogaert van de VU is geweest die het debat in gang heeft gezet. Hij heeft vermeden dat er in deze
materie een soort van stille, sluipende besluitvor- ming ontstond. Onze fractie is vragende partij om hier een ruim debat te voeren over wat de overheid wel en niet moet doen, over wat de kerntaken van de overheid zijn. We zijn ertegen gekant het debat op een sluipende manier uit te hollen, zoals minis- ter Demeester-De Meyer dat aan het doen was. Daar kan men vragen bij stellen.
Ik wens duidelijk te maken dat wij, als liberale par- tij, niet tegen het principe van het privatiseren zijn. We vinden dat men inzake privatisering zelfs mag innoveren. We sluiten niet uit dat ook heffingen daarvan het voorwerp kunnen uitmaken. Daar bestaan trouwens technieken voor. Wat we duide- lijk niet willen, is een geïmproviseerde privatise- ring. Dat was hier duidelijk het geval. Al improvise- rend was men hier met iets bezig dat asociale gevolgen zou hebben. Privatiseren is niet noodza- kelijk asociaal. Privatiseren impliceert ook dat men, bij de overgang van het ene naar het andere systeem, een sluitende regeling uitwerkt. Dat moet ook voor het personeel gebeuren. Dat moet duide- lijk zijn. Wij zullen nooit een voorstel of een bestek goedkeuren dat niet ook in een gewaarborgde, slui- tende regeling voor het personeel voorziet.
Wij zijn niet tegen privatisering op zichzelf. Daar- om zullen wij enkel de met redenen omklede motie van de heren Bogaert, Denys en Geysels goedkeu- ren. Want in de andere motie wordt duidelijk ver- wezen naar de oprichting van een eigen Vlaamse administratie. Ik wens hier ook nog te benadruk- ken dat wat de vestigingsplaats betreft wij een deconcentratiebeleid voorstaan. Wij vinden dat de Brusselse administratie moet ontvet worden. Er bestaat reeds een gedeconcentreerde dienst in Aalst. We vinden dat het bestek daarmee rekening moet houden. (Applaus bij de VLD)
De voorzitter : De heer Geysels heeft het woord.
De heer Jos Geysels (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik wil hier kort het betoog van de heer Bogaert steunen. Ik wil tevens een oproep richten aan het parlement om een duidelijke uitspraak over een duidelijke probleemstelling goed te keuren. Naast de terechte sociale bekommernis en de sociale dimensie van dit dossier gaat het om een funda- menteel debat over de vraag of een gewestbelas- ting, en alles wat dat meebrengt, kan worden geïnd door een firma met private rechtspersoonlijkheid.
Minister Demeester-De Meyer is steeds erg duide- lijk, ook nu. Ze heeft gezegd dat het om een priva- tisering gaat van de inning van deze belasting. Ze
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-30-
Geysels
heeft dat tweemaal gezegd ; en dat staat ook twee- maal in de Handelingen afgedrukt. Daarop hebben een aantal mensen – ook volksvertegenwoordigers van de meerderheid – gezegd dat dit niet kan. Van- daar deze motie. In die motie wordt benadrukt dat een privatisering niet kan. Dit leidt tot een demo- cratisch deficit. Een probleem dat niet kan worden opgelost met de omfloerste motie van de meerder- heid. Hierin wordt onder meer vermeld dat deze firma de aanslag niet mag doen en dat ze de bezwaarschriften en de klachten niet mag behan- delen. Ik vraag me af waarvoor ze dan wordt betaald. Mijnheer de minister, in de commissie hebt u terzake een duidelijk standpunt ingenomen en ik verzoek u om dit vandaag eveneens te doen.
De voorzitter : De heer Taylor heeft het woord.
De heer John Taylor (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in de motie van de heren Bogaert, Denys en Geysels wordt gesteld dat de beslissing tot uitbesteding van de inning van het kijk- en luistergeld moet worden ingetrokken en dat de rechten van het personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld gevrijwaard moeten worden. Wij zullen deze motie niet goed- keuren omdat ze de overheid verplicht om op haar beslissing terug te komen. Als men vanaf 1 januari 1997 niet kan doorwerken, zal dit de overheid ette- lijke miljarden frank kosten.
Momenteel wordt het kijk- en luistergeld geïnd door Belgacom. In de aandelenovereenkomst die de federale regering met Amerikaanse telecombe- drijven heeft gesloten, staat duidelijk dat Belgacom de dienst Kijk- en Luistergeld moet afstoten vanaf maart of april 1997. Bijgevolg moet ook het perso- neel van deze dienst verdwijnen. Vanaf 1997 kan Belgacom de inning dus niet meer uitvoeren. De Amerikaanse aandeelhouders willen onder geen beding dat dit nog gebeurt. Bijgevolg is het de taak van de federale regering om voor de betrokken personeelsleden een oplossing te zoeken. Dit heeft tot gevolg dat de Vlaamse regering voor de inning van het Vlaamse kijk- en luistergeld evenmin nog een beroep kan doen op de diensten van Belga- com. Hetzelfde geldt voor de Waalse regering en voor de Franse Gemeenschap. Een mogelijke optie voor de toekomst is dat de Vlaamse overheid hier- voor een eigen administratie opricht. Zij zou dan het personeel van Belgacom kunnen overnemen. In dit geval gaat het echter om personeelsleden van een federale autonome overheidsdienst. Wie een beetje vertrouwd is met de statuten van het personeel, weet dat een dergelijke overname niet
zo eenvoudig is. Een rechtstreekse overgang van een federaal autonoom overheidsbedrijf naar de Vlaamse regering is zelfs onmogelijk. Dit moet via de federale overheid, via minister Di Rupo gebeu- ren. Hij zal personeel moeten overnemen. Kortom, dat wordt een zeer omslachtige procedure van enkele maanden.
De heer Jean-Marie Bogaert : Tien maanden heeft men al verloren !
De heer John Taylor : De Vlaamse regering heeft de mogelijkheid geschapen hier een derde partner bij te betrekken. Ze heeft hiervoor een bestek uit- gewerkt en dat gisteren goedgekeurd. Men opteert voor een systeem waarbij de Vlaamse regering een beroep doet op een privé-partner voor het innen van het kijk- en luistergeld. Deze partner kan een aantal essentiële overheidstaken bij het innen van belastingen niet vervullen. Het stemt ons tevreden dat die essentiële taken in handen van de Vlaamse Gemeenschap blijven. Het personeel kan kiezen om te gaan werken voor die partner, maar als fede- raal overheidspersoneel. Dat kan geen definitieve optie zijn. We dringen daarom in onze motie aan op een niet-onomkeerbare oplossing. Het is een oplossing om te kunnen doorgaan met de inning van de belastingen. Als het kijk- en luistergeld niet wordt geïnd in het eerste semester van 1997 ver- liest de Vlaamse Gemeenschap ettelijke miljarden frank die volgens de wet later niet meer inbaar zijn. We durven dan ook voor te stellen dat men voor onze motie stemt.
In onze motie vragen we tevens om duidelijkheid omtrent een aantal zaken. We vinden dat het debat over de kerntaken van de Vlaamse overheid moet worden gestart. We moeten vastleggen wat we zelf willen doen en wat we willen uitbesteden.
Ik vat samen. De uitbesteding is een overgangs- maatregel in afwachting van een eigen fiscale Vlaamse administratie. Enkel de ondergeschikte taken worden uitbesteed. De exclusieve overheids- taken blijven gebeuren door de Vlaamse adminis- tratie. De rechten van het personeel moeten wor- den gevrijwaard. Het blijft voorlopig federaal per- soneel. De federale overheid moet het personeel van Belgacom overnemen. Dat personeel kan dan samenwerken met de Vlaamse overheid en een eventuele privé-partner. Deze maatregel is boven- dien omkeerbaar en de inkomsten moeten verze- kerd blijven. We eisen tenslotte een diepgaand debat over de kerntaken van de Vlaamse overheid.
Ten slotte wil ik even herinneren aan de resolutie in verband met de Vlaamse fiscale autonomie die
-31-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Taylor
we op 10 juli goedkeurden. Deze bepaalt dat Vlaanderen over een fiscaal instrument moet beschikken voor het voeren van een verantwoord sociaal-economisch beleid gericht op werkgelegen- heid, een gezond economisch klimaat, sociale her- verdeling en duurzame ontwikkeling. Vandaag spreken we ons uit over een eerste stap in die Vlaamse fiscale autonomie. We moeten dit op een doordachte manier doen, rekening houdend met de continuïteit en de belangen van het betrokken per- soneel. We moeten echter ook voldoende ruimte laten aan een nieuw en creatief beleid. De Vlaamse regering geeft met dit voorstel niet alleen blijk van haar bezorgdheid om continuïteit en personeel, maar ook van creativiteit. (Applaus)
De voorzitter : De heer De Reuse heeft het woord.
De heer Herman De Reuse : Vandaag heeft men hier met gespleten tong gesproken. Ik heb de com- missievergadering bijgewoond en ik kan de heren Geysels en Bogaert bijtreden, wanneer ze zeggen dat er unanimiteit bestond over deze kwestie. De essentiële vraag was of we de inning van belastin- gen uitbesteden aan derden of als een zaak van de overheid beschouwen. Ik dacht dat daar unanimi- teit over bestond in de commissie. Maar ik vind die eensgezindheid vandaag niet terug, ook niet bij de regering.
Dit alles staat nochtans uitdrukkelijk in de beleids- brief waarin de minister haar beleidsprioriteiten voor de volgende vijf jaar vastlegt. In die brief heeft ze het expliciet over het gebrek aan fiscale autonomie. Ik citeer : aangezien de federale staat instaat voor de controle en de inning, komt de Vlaamse regering niet op het voorplan als heffende overheid. En verder : de Vlaamse overheid komt zelfs binnen Vlaanderen niet over als een souverei- ne overheid, aangezien zij geen belasting lijkt te heffen. De meest directe band tussen overheid en burger loopt immers nog steeds via de belastingen. En dan zegt u dat wij moeten zorgen voor een ver- dere, diepere, betere Vlaamse herkenbaarheid.
U zegt ook : aangezien op dit ogenblik de inning niet gebeurt door een Vlaams organisme, maar wel door de federale instanties, heeft dit gevolgen. We stellen zelfs een neerwaartse evolutie van sommige gewestbelastingen vast, omdat er bij de federale instanties een desinteresse bestaat voor het innen van die belastingen. Als we deze inning aan derden uitbesteden, zullen ze een percentage vragen op die inning. U heeft daar negatief op gereageerd en dat kan ik enigszins begrijpen. Maar dan geeft men
dus geen enkele geldelijke stimulans om die even- tuele privé-inner te motiveren.
In diezelfde beleidsbrief zegt u op pagina 34, en ik citeer : dat de fiscale eigenheid van het Vlaams Gewest dringend moet worden vertaald in de administratieve organisatie met betrekking tot het zetten en innen van de belastingen en heffingen. Een eerste stap in die richting zou kunnen bestaan in het uitbreiden van de taken van de eigen Vlaam- se invorderingscel. Einde citaat. Wat verder hebt u het specifiek over het kijk- en luistergeld, waar u zegt dat er al bepaalde akkoorden zouden bestaan met Belgacom. Op dat ogenblik was die uitspraak wel lichtjes voorbarig, zo hebben we ondertussen begrepen, aangezien men niet tot een akkoord met Belgacom kon komen.
In elk geval zegt u in uw eigen beleidsbrief, mevrouw de minister, dat Vlaanderen zijn fiscale autonomie en herkenbaarheid onder meer zou kunnen uiten door zelf belastingen te innen. U krijgt daarvoor nu voor het eerst daadwerkelijk de kans : de inning van het kijk- en luistergeld die steeds door de federale overheid gebeurde, wordt nu gedeeltelijk naar de deelstaten overgeheveld. U krijgt die kans en u grijpt ze niet. U laat ze hope- loos verloren gaan. U had nochtans ruim de tijd en de mogelijkheden. Ik moet de heer Bogaert bijtre- den als hij zegt dat veel nuttige tijd verloren ging. Maar zelfs nu kan nog een en ander worden gere- geld. Men zou via een versnelde procedure kunnen overgaan tot het aanwerven van personeel. Daar ligt dus nog een kans.
Waarom heeft het Vlaams Blok zelf een motie ingediend ? Deze motie bevat geen overbodige dingen. Ze beperkt zich tot de essentiële zaken die door niemand in dit parlement zullen worden tegengesproken, behalve natuurlijk als we vragen om de regeringsbeslissing in te trekken. Daar vol- gen we de andere oppositiepartijen. Eigenlijk was ook de meerderheid het met die stelling eens, maar ze durft het niet als dusdanig te verwoorden.
We hebben geen boodschap aan omfloerste moties. We vragen onomwonden dat de regeringsbeslissing zou worden ingetrokken. Deze beslissing geldt immers voor vijf jaar en is met nog eens vijf jaar verlengbaar. Zo iets kan voor ons niet. We vragen ook de oprichting van een eigen fiscale administra- tie. En ten slotte vragen we, in het belang van de werkgelegenheid en van de werkzekerheid van het personeel dat de inning van het kijk- en luistergeld steeds heeft verzorgd, dat de administratieve zetel van deze dienst in Aalst gevestigd zou blijven. Tot
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-32-
De Reuse
daar de essentie van onze motie. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : Mevrouw Van Nieuwenborgh heeft het woord.
Mevrouw Gracienne Van Nieuwenborgh (Op de tribune) : We hebben inderdaad de mede door ons neergelegde motie zelf geamendeerd. We hebben dit gedaan om twee voor ons zeer belangrijke prin- cipes, die ook door andere collega's naar voren zijn gebracht, extra te kunnen benadrukken. Ten eerste willen we duidelijk maken dat de zuivere inning van belastingsgelden inderdaad een specifieke overheidstaak is en dat ook zo moet blijven. We blijven vragende partij voor een fundamentele dis- cussie over de taakomschrijving van de Vlaamse administratie en over de voorwaarden van een eventuele uitbesteding.
Ten tweede willen we de huidige rechten van het personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld vrij- waren. Het personeel van de dienst Kijk- en Luis- tergeld zal door Belgacom worden afgestoten op het moment dat de telefoonmaatschappij deze dienst niet meer zal vervullen. Zoals mevrouw de minister in de commissie zelf zei, bestaat er een Koninklijk Besluit dat stipuleert dat deze perso- neelsleden tot het federale personeelskader blijven behoren. Daarom dringen we erop aan om alles in het werk te stellen om het huidige personeel de mogelijkheid te bieden ter beschikking te worden gesteld van de Vlaamse Gemeenschap, dit met behoud van hun statutaire en financiële rechten. Dat laatste is voor ons zelfs het belangrijkste.
Tegelijkertijd willen we alles in het werk stellen om de huidige standplaats Aalst te behouden. Het feit dat ik zelf in Aalst woon, heeft daar niets mee te maken. Ik heb daarvoor de volgende argumenten. Paula D'hondt nam ooit, samen met de toenmalige regering, het gelukkige besluit om in het kader van het mobiliteitsprobleem de druk op Brussel te ver- lichten. Mevrouw De Maght-Aelbrecht heeft het hierover al gehad. Ondertussen bestaat de dienst in Aalst al jaren. Ze beschikt over de knowhow, een gebouw en de nodige werkingsmiddelen. Boven- dien heeft het personeel zich op vrijwillige basis naar Aalst verplaatst. Ze wonen er, hun kinderen lopen er school, ze nemen er deel aan het vereni- gingsleven. Het arrondissement Aalst-Zottegem- Oudenaarde kent bovendien nu al een grote werk- loosheid. Het verdwijnen van 173 jobs is voor ons ontoelaatbaar.
We vragen u ook, mevrouw de minister, om elke informatie over ontwikkelingen in het dossier, bekend te maken. De huidige onzekerheid is onverantwoord. Het personeel wenst zijn taak ver- der te zetten onder voogdij van een overheids- dienst en heeft dit beklemtoond met een petitie die ik daarnet aan u heb overhandigd. Het innen van belastingen is en blijft een overheidsdienst. De behandeling van het personeel blijft belangrijk voor ons. (Applaus bij de SP)
De voorzitter : Mevrouw De Maght-Aelbrecht heeft het woord.
Mevrouw Anny De Maght-Aelbrecht : Degenen die allergisch zijn aan Aalst, zou ik willen vragen om diep in hun binnenste te kijken. Iedereen hier aanwezig is al om een of andere reden in Aalst geweest. Vroeger waren alle redenen goed genoeg om vanuit Brussel en andere delen van het land naar Aalst te komen. Laat ze in Aalst voortwerken. Blijf weg uit Aalst, als je er niet wil zijn. (Applaus bij de SP)
De voorzitter : De heer Van der Poorten heeft het woord.
De heer Mark Van der Poorten : Mijnheer de voor- zitter, geachte collega's, wij worden gevat door een motie waarover wij volgens het Reglement thans tot de stemming moeten overgaan.
Eigenlijk hadden wij over deze problematiek nog verder moeten kunnen debatteren. Zoals de heer Taylor heeft gezegd, mag Belgacom de inning niet meer doen. Welke alternatieven zijn er dan ? Ofwel doet de Vlaamse Gemeenschap dit zelf, ofwel besteedt ze het uit. Het is noodzakelijk dat de con- tinuïteit gewaarborgd wordt en dat er vanaf 1 janu- ari kan worden geïnd : de dienst houdt op 21 maart 1997 op te bestaan. Als we ervoor kiezen de inning zelf te doen, dringt de vraag zich op wie dit zal doen. De Vlaamse Gemeenschap moet een eigen personeelsformatie vormen, maar daartoe rest ons te weinig tijd. Het huidige personeel, mijnheer Bogaert, is Belgacompersoneel, dat bij Belgacom kan blijven of terechtkomt bij de federale overheid die zich daartoe heeft geëngageerd. Interne mobili- teit moet duidelijk maken of het personeel dat ook wil. Wel staat vast dat de Vlaamse overheid niet rechtstreeks het personeel kan overnemen van een federaal, gedeeltelijk geprivatiseerd overheidsbe- drijf, zonder de medewerking van het federale niveau. Deze medewerking is er momenteel nog niet. Zelfs als die medewerking van de bevoegde minister Di Ruppo er zou zijn, zijn de verschillen in de rechtspositieregeling van het Belgacomperso-
-33-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Van der Poorten
neel én van de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap van die aard dat een integratie in de Vlaamse administratie onmogelijk is. Men zou immers twee soorten personeelsleden creëren. Daarbij zou trouwens het syndicaal overleg moe- ten worden ingeschakeld. Er moet dus eerst in de overdracht naar een federaal departement voor- zien worden, van waaruit een overheveling naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kan geregeld worden. Gezien de omvangrijke procedu- res vraagt dit echter heel wat tijd, waardoor de continuïteit en de inning van zestien miljard frank niet kan worden gewaarborgd.
De voorzitter : Mijnheer Van der Poorten, mag ik vragen om af te ronden ?
De heer Mark Van der Poorten : Het alternatief dat door de Vlaamse regering werd uitgewerkt, namelijk de overname van het personeel door de federale overheid om het vervolgens ter beschik- king te stellen van een derde, met behoud van hun verworven rechten en hun huidig statuut, biedt perspectief aan het personeel, ook naar een eigen opvangstructuur binnen de Vlaamse administratie. Daarom ben ik de mening toegedaan dat het hier om een goede oplossing gaat. (Applaus bij de CVP)
De voorzitter : De heer De Loor heeft het woord.
De heer Herman De Loor : Mijnheer de voorzitter, ik geloof dat ik mijn mening voldoende heb weer- gegeven in de commissie. Ik wil de regering en de toekomstige regeringen waarschuwen dat we een gevaarlijke weg dreigen te bewandelen als we in de toekomst belastinggelden laten innen door de privé-sector. (Applaus bij AGALEV, de VU en de SP)
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omkle- de motie van de heren Bogaert, Denys en Geysels tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997.
Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen.
Ziehier het resultaat :
119 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 59 leden hebben ja geantwoord ;
60 leden hebben neen geantwoord.
JA hebben geantwoord :
Aers Wilfried Avontroodt Yolande Beysen Ward Bogaert Jean-Marie Bril Louis
Browaeys Jozef Caubergs Jan Ceysens Patricia Cordeel Marc Creyelman Frank De Groot Etienne De Gucht Karel
De Maght-Aelbrecht Anny De Reuse Herman Demeulenaere Julien Denys André
Deswaene Roland Devolder Jacques Dewinter Filip Dillen Marijke Dua Vera
Feytons Freddy Gabriels Jaak Geysels Jos Goovaerts Leo Huybrechts Pieter Keulen Marino Kuijpers Willy Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques Maes Nelly Malcorps Johan Penris Jan Platteau Stefaan Ramoudt Didier Sannen Ludo Sauwens Johan Stassen Jos Strackx Felix
Van Aperen Arnold Van Dijck Kris
Van Eyken Christian Van Grembergen Paul Van Hauthem Joris Van Lindt Sonja
Van Mechelen Dirk
Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Vaerenbergh Etienne
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-34-
Voorzitter
Van Walleghem Roeland Vandenbroeke Christiaan Vanderpoorten Marleen Verlinden Mandus Vermeiren Francis Verougstraete Christian Verrijken Emiel Verwimp-Sillis Cecile Wymeersch Frans
NEEN hebben geantwoord : Becq Sonja
Beerden Georges
Bossuyt Gilbert Candries Herman Cannaerts Leo Cardoen Georges Coens Joachim
De Batselier Norbert De Loor Herman
De Meyer Jos De Ridder Peter De Roo Johan
De Schamphelaere Mia De Vilder Freddy Decaluwé Carl Delcroix Leo
Desmet Peter Dielens Fred Doomst Michel Dumez Paul Goos Johnny Grouwels Brigitte Heeren Veerle Hostekint Patrick Kenzeler André Lindekens Kathy Lisabeth Carlos Logist Marcel Maes Jacky Marsoul Hugo Matthys Erik Maximus Lydia
Merckx-Van Goey Trees Olivier Marc
Quintelier Leonard Sarens Freddy Schuermans Eddy Sleeckx Jef Stevaert Steve
Suykerbuyk Herman Swennen Guy Swinnen René Taylor John Timmermans Jacques
Tobback Bruno
Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet
Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke Van Looy Jef
Van Nieuwenborgh Gracienne Van Nieuwkerke André
Van Peel Marc
Van Rompaey Hugo Van Wallendael Tuur Vandenbossche Walter Vandendriessche Bart Vanleenhove Gilbert Vanvelthoven Peter Voorhamme Robert
Dientengevolge neemt het parlement de motie niet aan.
MOTIE VAN ORDE
De heer Paul Van Grembergen : Mijnheer de voor- zitter, bij motie van orde zal de gezamenlijke oppo- sitie dit parlement verlaten, omdat uit de stemver- klaringen zeer duidelijk bleek dat men het eens was omtrent het principe van onze motie. Alleen omdat het voorstel groeide vanuit de oppositie wordt het afgekeurd. Dit is een niet-parlementaire en niet-correcte manier van werken. (Applaus bij de oppositie. De oppositie verlaat het halfrond)
MET REDENEN OMKLEDE MOTIE van de
heren Herman De Reuse, Christian Verougstraete en Felix Strackx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Jean-Marie Bogaert in commis- sie gehouden interpellatie tot mevrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Finan- ciën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997
– 422 (1996-1997) – Nr. 1
Hoofdelijke stemming
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omkle- de motie van de heren De Reuse, Verougstraete en
-35-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Voorzitter
Strackx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpella- tie tot mevrouw Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheids- beleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997.
Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
60 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 60 leden hebben neen geantwoord.
AANWEZIG :
Becq Sonja Beerden Georges Bossuyt Gilbert Candries Herman Cannaerts Leo Cardoen Georges Coens Joachim
De Batselier Norbert De Loor Herman
De Meyer Jos De Ridder Peter De Roo Johan
De Schamphelaere Mia De Vilder Freddy Decaluwé Carl Delcroix Leo
Desmet Peter Dielens Fred Doomst Michel Dumez Paul Goos Johnny Grouwels Brigitte Heeren Veerle Hostekint Patrick Kenzeler André Lindekens Kathy Lisabeth Carlos Logist Marcel Maes Jacky Marsoul Hugo Matthys Erik Maximus Lydia
Merckx-Van Goey Trees Olivier Marc
Quintelier Leonard
Sarens Freddy Schuermans Eddy Sleeckx Jef Stevaert Steve
Suykerbuyk Herman Swennen Guy Swinnen René Taylor John Timmermans Jacques Tobback Bruno
Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet
Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke Van Looy Jef
Van Nieuwenborgh Gracienne Van Nieuwkerke André
Van Peel Marc
Van Rompaey Hugo Van Wallendael Tuur Vandenbossche Walter Vandendriessche Bart Vanleenhove Gilbert Vanvelthoven Peter Voorhamme Robert
AFWEZIG :
Aers Wilfried Avontroodt Yolande Beysen Ward Bogaert Jean-Marie Bril Louis
Browaeys Jozef Caubergs Jan Ceysens Patricia Cordeel Marc Creyelman Frank De Groot Etienne De Gucht Karel
De Maght-Aelbrecht Anny De Reuse Herman Demeulenaere Julien Denys André
Deprez Paul Deswaene Roland Devolder Jacques Dewinter Filip Dillen Marijke Dua Vera
Feytons Freddy Gabriels Jaak Geysels Jos Goovaerts Leo Huybrechts Pieter Keulen Marino Kuijpers Willy
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-36-
Voorzitter
Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques Maes Nelly Malcorps Johan Penris Jan Platteau Stefaan Ramoudt Didier Sannen Ludo Sauwens Johan Stassen Jos Strackx Felix
Van Aperen Arnold Van Dijck Kris
Van Eyken Christian Van Grembergen Paul Van Hauthem Joris Van Lindt Sonja
Van Mechelen Dirk
Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Vaerenbergh Etienne Van Walleghem Roeland Vandenbroeke Christiaan Vanderpoorten Marleen Verlinden Mandus Vermeiren Francis Verougstraete Christian Verrijken Emiel
Verwimp-Sillis Cecile Wymeersch Frans
AFWEZIG met kennisgeving :
Lootens-Stael Dominiek Van Den Heuvel Ria Vandenbussche Michiel Weyts Johan
Het quorum zoals bepaald in artikel 48, paragraaf 2 werd niet bereikt.
Met toepassing van artikel 48, paragraaf 4 wordt de vergadering geschorst.
– De vergadering wordt geschorst om 17.20 uur.
– De vergadering wordt hervat om 17.40 uur.
Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie van de heren De Reuse, Verougstraete en Strackx tot besluit van de op 8 oktober 1996 door de heer Bogaert in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Demeester-De Meyer, Vlaams minister
van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid, over de inning van het kijk- en luistergeld vanaf 1997.
Mag ik de leden van de oppositie die zich op de openbare tribune bevinden, verzoeken hetzij het halfrond te verlaten, hetzij aan de stemming deel te nemen.
Begin van de stemming. Heeft iedereen gestemd ? (Ja)
Einde van de stemverrichtingen. Ziehier het resultaat :
61 leden hebben aan de stemming deelgenomen ; 61 leden hebben neen geantwoord.
AANWEZIG :
Becq Sonja Beerden Georges Bossuyt Gilbert Candries Herman Cannaerts Leo Cardoen Georges Coens Joachim
De Batselier Norbert De Loor Herman
De Meyer Jos De Ridder Peter De Roo Johan
De Schamphelaere Mia De Vilder Freddy Decaluwé Carl Delcroix Leo
Deprez Paul Desmet Peter Dielens Fred Doomst Michel Dumez Paul Goos Johnny Grouwels Brigitte Heeren Veerle Hostekint Patrick Kenzeler André Lindekens Kathy Lisabeth Carlos Logist Marcel Maes Jacky Marsoul Hugo Matthys Erik Maximus Lydia
Merckx-Van Goey Trees
Olivier Marc
-37-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
Voorzitter
Quintelier Leonard Sarens Freddy Schuermans Eddy Sleeckx Jef Stevaert Steve
Suykerbuyk Herman Swennen Guy Swinnen René Taylor John Timmermans Jacques Tobback Bruno
Tyberghien-Vandenbussche Maria Van Cleuvenbergen Riet
Van der Poorten Mark Van Hecke Mieke Van Looy Jef
Van Nieuwenborgh Gracienne Van Nieuwkerke André
Van Peel Marc
Van Rompaey Hugo Van Wallendael Tuur Vandenbossche Walter Vandendriessche Bart Vanleenhove Gilbert Vanvelthoven Peter Voorhamme Robert
AFWEZIG :
Aers Wilfried Avontroodt Yolande Beysen Ward Bogaert Jean-Marie Bril Louis
Browaeys Jozef Caubergs Jan Ceysens Patricia Cordeel Marc Creyelman Frank De Groot Etienne De Gucht Karel
De Maght-Aelbrecht Anny De Reuse Herman Demeulenaere Julien Denys André
Deswaene Roland Devolder Jacques Dewinter Filip Dillen Marijke Dua Vera
Feytons Freddy Gabriels Jaak Geysels Jos Goovaerts Leo
Huybrechts Pieter Keulen Marino Kuijpers Willy Lachaert Patrick Lauwers Herman Laverge Jacques Maes Nelly Malcorps Johan Penris Jan Platteau Stefaan Ramoudt Didier Sannen Ludo Sauwens Johan Stassen Jos Strackx Felix
Van Aperen Arnold Van Dijck Kris
Van Eyken Christian Van Grembergen Paul Van Hauthem Joris Van Lindt Sonja
Van Mechelen Dirk
Van Nieuwenhuysen Luk Van Overmeire Karim Van Vaerenbergh Etienne Van Walleghem Roeland Vandenbroeke Christiaan Vanderpoorten Marleen Verlinden Mandus Vermeiren Francis Verougstraete Christian Verrijken Emiel
Verwimp-Sillis Cecile Wymeersch Frans
AFWEZIG met kennisgeving :
Lootens-Stael Dominiek Van Den Heuvel Ria Vandenbussche Michiel Weyts Johan
Aangezien het quorum niet werd bereikt, zal met toepassing van artikel 48 van ons Reglement, de zonder gevolg gebleven hoofdelijke stemming wor- den herhaald bij het begin van de volgende op een zo nabij mogelijk gelegen tijdstip vastgelegde ver- gadering. We zullen dus opnieuw stemmen op 12 of 13 november eerstkomend.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 8 – 23 oktober 1996
-38-
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
De voorzitter : Dames en heren, hiermede zijn wij aan het einde gekomen van onze werkzaamheden voor deze voormiddag.
Ik stel voor het bepalen van datum, uur en agenda voor de volgende plenaire vergadering aan het Bureau en uw voorzitter over te laten.
Geen bezwaar ? (Instemming)
De vergadering is gesloten.
– De vergadering wordt gesloten om 17.42 uur.