OMST
OMST
S
voor de periode 2016-2018 tussen de Belgische Staat en
BES UU
OVE
de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
Inhoudstafel
Inleiding 5
TITEL I: Begripsbepalingen 7
TITEL II: Algemene bepalingen 11
TITEL III: Beleidsondersteuning 13
Hoofdstuk 1: Voorbereiden en uitvoeren van nieuwe socio-
economische maatregelen 13
Hoofdstuk 2: De bevoegdheidsoverdrachten naar de gewesten optimaal begeleiden om de 6de staatshervorming mee uit te voeren 15
Hoofdstuk 3: Beleidsadvies geven en samenwerken met de partners 16
TITEL IV: Uitvoering en optimalisering van de basisopdrachten 17
Hoofdstuk 1: Ondersteunen van transities op de arbeidsmarkt 17
Afdeling I: Tijdig en correct uitspraak doen over het recht van de sociaal verzekerden 17
Afdeling II: Vergoeden van de in geval van sluiting van ondernemingen
ontslagen werknemers 18
Afdeling III: Ter beschikking stellen van e-governmenttoepassingen 19
Afdeling IV: Administratieve vereenvoudiging nastreven 21
Hoofdstuk 2: Het systeem handhaven en verder ontwikkelen van
een preventieve en gerichte aanpak van misbruiken en fraude om reguliere tewerkstelling te ondersteunen 22
Afdeling I: Verifiëren van de betalingen verricht door de uitbetalingsinstellingen 22
Afdeling II: Controleren van de boekhoudingen van de uitbetalingsinstellingen 22
Afdeling III: Behandelen van dossiers afstand en beslag 23
Afdeling IV: Uitvoeren van het controlebeleid 24
Afdeling V: Uitvoeren van controles en terugvorderen van onterechte betalingen 24
Afdeling VI: Optimaliseren van controletechnieken 26
TITEL V: Good governance 28
Hoofdstuk I: Toepassen van het gëintegreerd beheersmodel 28
Hoofdstuk 2: Een gestructureerde klantenstrategie ontwikkelen 29
Afdeling I: Ter beschikking stellen van informatie aan de klanten 29
Afdeling II: Verbeteren van de dienstverlening 30
Hoofdstuk 3: Investeren in de ontwikkeling van de medewerkers en in innovatieve werkwijzen om een aantrekkelijke
werkgever te zijn 32
Hoofdstuk 4: Interne controle 33
Hoofdstuk 5: Maatschappelijk verantwoord ondernemen 34
Hoofdstuk 6: Optimaliseren van processen en diensten om de efficiëntie
te verhogen 35
TITEL VI: Meetinstrumenten voor de opvolging van
de doelstellingen en de naleving van de gedragsregels 37
TITEL VII: Algemene gemeenschappelijke bepalingen
voor beide partijen 38
TITEL VIII: Specifieke gemeenschappelijke verbintenissen
en synergieën tussen OISZ 43
TITEL IX: Budgettair, financieel en boekhoudkundig luik 51
TITEL X: Medewerking aan transversale projecten 59
TITEL XI: Slotbepalingen 60
Bijlage 1: De wettelijke opdrachten van de RVA 63
Bijlage 2: De missie en visie van de RVA 64
INLEIDING
Inleiding
Bestuursovereenkomst voor de periode 2016 - 2018 tussen de Belgische Staat en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
Overwegende,
• dat de bestuursovereenkomst geen betrekking heeft op de inhoudelijke aspecten van de sociale zekerheid, noch op de vastlegging van het bedrag van de ontvangsten of uitgaven in de op- drachtenbegroting, maar de optimalisering beoogt van de dagelijkse werking en het beheer van de instellingen en om dat doel te bereiken een grotere marge toekent inzake personeelsbeleid en financieel beheer;
• dat de overeenkomstsluitende partijen zichzelf beschouwen als partners die, slechts samen met andere partners, de opdrachten die aan de Rijksdienst zijn opgelegd, uitvoeren en kunnen uit- voeren;
• dat de huidige overeenkomst geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheden, opdrachten en verantwoordelijkheden van andere partijen die bij de toepassing van het stelsel van de werk- loosheidsverzekering betrokken zijn;
• dat de overeenkomst de partijen slechts bindt in het kader van de bestaande bevoegdheidsver- deling tussen de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en de uitbetalingsinstellingen, zoals die reglementair bepaald is;
• dat de uitbetalingsinstellingen bevoegd en verantwoordelijk blijven voor de opdrachten toege- kend in toepassing van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het handvest van de sociaal verzekerde, met name de werknemer informeren betreffende zijn rechten en plichten met betrekking tot de werkloosheidsverzekering, het dossier van de werknemer indienen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, de voorgeschreven formulieren ter beschikking van de werkne- mer houden, aan de werknemer of aan de bevoegde diensten alle voorgeschreven mededelingen verstrekken en voorgeschreven documenten overmaken en de werkloosheidsuitkeringen en de andere gelijkgestelde uitkeringen die aan de werknemer toekomen, uitbetalen op grond van de aanduidingen vermeld op de uitkeringskaart, met inachtneming van de wettelijke en de regle- mentaire bepalingen;
• dat beide overeenkomstsluitende partijen zich engageren om een optimale omgeving te creëren voor de realisatie van de verbintenissen, meer bepaald door akkoorden te sluiten met de Gewes- ten en de Gemeenschappen en deze te respecteren en te doen respecteren;
• dat de overeenkomstsluitende partijen zich engageren om de beschikkingen te respecteren in- zake het paritair beheer dat versterkt wordt, aangezien in het kader van de responsabilisering van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid belangrijker verantwoordelijkheden en meer autonomie toegekend worden aan de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid;
• dat de wil bestaat om een avenant of avenanten toe te voegen aan de huidige overeenkomst indien nieuwe beleidsinitiatieven of beleidswijzigingen in werking treden na de ondertekening van de huidige overeenkomst;
gelet op het advies van het Tussenoverlegcomité, gegeven op 26/02/2016;
gelet op de goedkeuring van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gege- ven tijdens zijn zitting van 04/06/2015 van het voorontwerp van de bestuursovereenkomst en op 03/03/2016 van het ontwerp van bestuursovereenkomst waarover met de regering is onderhandeld;
gelet op het akkoord van het College van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, gegeven op 15/06/2015, inzake de onderlinge coördinatie en consistentie van de ontwerpen van bestuursove- reenkomst van de onderscheiden Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid;
gelet op de goedkeuring van de regering, na beraadslaging in de Ministerraad, van 11/03/2016;
wordt in uitvoering van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en de vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels,
tussen:
• de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxx Xxxxxxx, Vice-eersteminister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel, door xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx, Minister van Begroting, belast met de Nationale Loterij en door de xxxx Xxxxxx Xxxxxxxx, Minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken
en
• de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, vertegenwoordigd door
• de stemgerechtigde beheerders, aangeduid door het beheersorgaan: de heer Xxxx Xxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx en de heer Xxx Xxxx, als vertegenwoordigers van de werknemers, en xxxxxxx Xxxxxx Xx Xxxxxx, als vertegenwoordiger van de werkgevers;
• de administrateur-generaal, Xxxxxxx Xxxxxxx, en de adjunct-administrateur-generaal,
Xxxxxxxxx Xx Xxxxxxx
voor de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2018 overeengekomen wat volgt:
TIT EL
I:
Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze bestuursovereenkomst wordt verstaan onder:
1) “De Rijksdienst”: de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (RVA) zoals bedoeld in artikel 7, §1 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
2) “Entiteit”: in het kader van de geleidelijke reorganisatie van de RVA worden de 30 werkloosheidsbu- reaus van de RVA vanaf 01.01.2016 gegroepeerd in 16 entiteiten. In elke entiteit is er een coördine- rend bureau aangeduid. In de 16 coördinerende bureaus worden zowel back-office als front-office activiteiten uitgevoerd. Er zijn er 7 in Wallonië, 7 in Vlaanderen, 1 in Xxxxxxx xx 0 xx Xxxxxxxx, bevoegd voor de Duitstalige gemeenschap. In de andere 14 bureaus is de back-office in geleidelijke afbouw en op termijn zal het accent liggen op de front-office. Het Beheerscomité van de RVA ging akkoord met deze reorganisatie tijdens zijn zitting van 10.07.2014 en de Minister van Werk op 15.07.2014;
3) “Fonds voor Sluiting van Ondernemingen” (FSO): het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers zoals bedoeld in artikel 27 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen;
4) “Beheerscomité”: het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zoals bedoeld in ar- tikel 1, 5° van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, dat tevens het Beheerscomité vormt van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen;
5) “Bijzonder Comité”: het Comité opgericht door het koninklijk besluit van 18 juli 2007 tot benoeming van de leden van het Bijzonder Comité in uitvoering van het KB van 23 maart 2007 tot uitvoering van artikel 28 §2 van de wet van 26 juni 2002. Het Bijzonder Comité oefent de bevoegdheid van het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen uit in de social-profitsector en voor de vrije beroepen;
6) “Uitbetalingsinstellingen”(UI): de uitbetalingsinstellingen zoals bepaald door artikel 7, §2 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
7) “Boordtabellen”: de boordtabellen zoals bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en de vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;
8) Afwerkingstermijnen “maand” en “dag”: in de artikels van deze overeenkomst zijn verbintenissen opgenomen in verband met de termijnen waarbinnen dossiers worden afgewerkt. De term “dag” staat voor een kalenderdag. Voor de termijnen uitgedrukt in dagen worden de weekends en feest- dagen opgenomen in de vermelde termijn. Voor de term “maand” wordt de termijn tussen de dag van ontvangst en de dag voorafgaand aan dezelfde dag van de volgende maand beschouwd als één maand. De termijn van één maand kan naargelang de maand 28, 29, 30 of 31 kalenderdagen bedragen. De weekends en feestdagen zijn eveneens opgenomen in deze termijn;
9) “Statistical Process Control”-methode (SPC): de methode waarbij op basis van willekeurige statis- tische steekproeven de correctheid van administratieve beslissingen wordt nagegaan;
10) “Toekennen van het recht op werkloosheidsuitkeringen”: de opdracht die alle activiteiten omvat in verband met de behandeling van de aanvragen om werkloosheidsuitkeringen, uitkeringen met bedrijfstoeslag en activeringsuitkeringen, en de behandeling van de aangiften over de gewijzigde situatie van de uitkeringsgerechtigden;
11) “Behandelen van dossiers loopbaanonderbreking en tijdskrediet”: de opdracht die alle activiteiten omvat in verband met de behandeling van aanvragen voor het onderbreken of verminderen van de arbeidsprestaties in het kader van de loopbaanonderbreking (overheidssector) of het tijdskrediet (pri- vésector) en het geven van de opdracht tot betaling van de gerechtigden. De materie loopbaanon- derbreking, kan in toepassing van de zesde staatshervorming, evenwel overgenomen worden door de gemeenschappen en gewesten voor personeelsleden die onder hun bevoegdheid vallen;
12) ”Behandelen van dossiers pleegverlof”: de opdracht die alle activiteiten omvat in verband met de aanvragen om uitkeringen voor de dagen van afwezigheid op het werk van een pleegouder, met het oog op het verstrekken van pleegzorgen;
13) “Behandelen van dossiers afstand en beslag”: de opdracht waarbij de Rijksdienst als schuldenaar van inkomsten inhoudingen verricht op de uitkeringen die ofwel rechtsreeks door hem betaald wor- den ofwel via de uitbetalingsinstellingen. Het betreft hoofdzakelijk uitvoerende derdebeslagen, uit- voeringsprocedures inzake onderhoudsgelden (loondelegatie) en overdrachten (in toepassing van de wet van 12 april 1965 op de bescherming van het loon van werknemers);
14) “Verifiëren van de uitgaven van de uitbetalingsinstellingen”: de opdracht waarbij de Rijksdienst controleert of de betaling van uitkeringen/vergoedingen door de uitbetalingsinstellingen correct is gebeurd. Het betreft de gevallen waarin de uitkeringen of vergoedingen niet rechtstreeks door de Rijksdienst aan de sociaal verzekerde worden betaald, maar door de uitbetalingsinstelling (die hier- voor voorschotten van de Rijksdienst krijgt);
15) “OASIS” (Organisatie Anti-fraude van de Sociale Inspectiediensten): het samenwerkingsakkoord tussen de FOD’s Sociale zekerheid, Financiën, Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO), RSZ, RVA, Kruispuntbank van de Sociale zekerheid en Smals. Er werd een datawarehouse ontwik- keld waarin gegevens uit verschillende gegevensbanken gegroepeerd worden (LATG, Dimona, DMFA, BTW …). Dit datawarehouse moet de betrokken diensten in staat stellen om, enerzijds, op basis van potentiële fraude-indicatoren doelgerichte controles uit te voeren en, anderzijds, analyses te verrich- ten op gerelateerde gegevens afkomstig van verschillende socialezekerheidssectoren. De inspectie- diensten krijgen zo gedetailleerde informatie (“alarmen”) over werknemers en werkgevers, wat een indicatie kan zijn van mogelijke misbruiken en in voorkomend geval aanleiding kan geven tot een onderzoek ter plaatse;
16) “GENESIS” (Gathering Evidences from National Enquiries Social Inspection Services):
1) het synthetisch kadaster van de onderzoeken, een database die informatie bevat over de lopende of afgesloten onderzoeken bij de inspectiediensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de FOD Sociale Zekerheid en de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening. Door het synthetisch kadaster van de onderzoeken te raadplegen, kan men ge- gevens consulteren betreffende de ondernemingen en de natuurlijke personen die het onderwerp van een onderzoek zijn, of zijn geweest, in minstens één van de bovengenoemde inspectiediensten;
2) een platform dat de sociaal inspecteurs toegang biedt tot de sociale databases: de sociaal inspec- teurs kunnen op geïntegreerde, gebruiksvriendelijke en beveiligde wijze informatie raadplegen die afkomstig is uit deze verschillende databases en die rechtstreeks verband houdt met het behandelde dossier;
8
17) “DOLSIS“: DOLSIS is een toepassing waarmee men gegevens kan raadplegen in het Rijksregister en het Bisregister, in de werkgeversrepertoria van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de Dienst voor Bijzondere Sociale Zekerheidsstelsels, in het Interactief personeelsregister, in de DMFA en in het Limosakadaster. De toegang tot de toepassing DOLSIS is strikt voorbehouden aan bepaalde medewer- kers van federale, regionale en communautaire diensten die bevoegd zijn voor het uitvoeren van verschillende verificaties om fraude tegen te gaan;
18) “Terugvorderen”: de opdracht die alle activiteiten omvat die gepaard gaan met de invordering van bedragen waarvan bij controle of door spontane aangifte gebleken is dat ze ten onrechte verkregen werden;
19) “Uitspraak over betwiste zaken”: de opdracht die alle activiteiten omvat in verband met de behan- deling van de dossiers waarin de sociaal verzekerde wel toelaatbaar is tot het recht op uitkeringen maar niet vergoedbaar doordat hij sommige van zijn verplichtingen (zoals ingeschreven zijn als werk- zoekende, beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, juiste aangifte van de gezinstoestand, verplichtin- gen inzake controle) niet heeft nageleefd of niet voldoet aan de vergoedbaarheidsartikels (bijvoor- beeld werkloos wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil). Vooraleer de Rijksdienst definitief beslist of de werkloze vergoedbaar is of was, krijgt hij, overeenkomstig de vigerende regelgeving, de kans om zijn argumenten uiteen te zetten. Zodra de Rijksdienst een beslissing heeft genomen wordt deze betekend aan de betrokkene;
20) “Geïntegreerd beheer”: het beheersmodel dat door de Rijksdienst ontwikkeld werd om gekwanti- ficeerde resultaten te behalen in de verschillende activiteitsdomeinen en dat hem toelaat de basis- opdrachten te beheersen via genormeerde beheersindicatoren en tegelijk structurele verbeterings- projecten op te zetten;
21) “Kostprijsberekening”: het model dat een gedetailleerd inzicht biedt in de structuur van de wer- kingskosten van de Rijksdienst per kostenplaats, kostensoort en basisopdracht door de koppeling van 3 soorten gegevens:
1. volumegegevens op basis van de activiteitenopvolging binnen de boordtabellen;
2. gegevens over de werkelijke allocatie van personeels- en andere werkingsmiddelen per opdracht en
3. de uitvoeringsresultaten van de begroting;
22) “Financieel beheer”: de opdracht die alle activiteiten omvat met betrekking tot het beheer van de financiële middelen van de Rijksdienst;
23) “Gewest- en gemeenschapsinstellingen”: de instellingen bevoegd voor de arbeidsbemiddeling (een gewestmaterie) en de beroepsopleiding (een gemeenschapsmaterie) zijn:
• de VDAB, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, regelt de arbeidsbe- middeling en de beroepsopleiding in de Vlaamse Gemeenschap. Ook in het Brussels Hoofdstede- lijk Gewest organiseert de VDAB de beroepsopleiding voor Nederlandstaligen;
• de FOREM, l’Office Wallon de la Formation professionnelle et de l’Emploi, organiseert de arbeids- bemiddeling voor Franstaligen in het Waals Gewest, alsook de beroepsopleiding in het Waals Gewest;
• ACTIRIS, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling is enkel bevoegd voor arbeids- bemiddeling zowel voor Nederlands- als Franstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
• het IBFFP, l’Institut Bruxellois Francophone pour la Formation Professionnelle, organiseert de beroepsopleiding van Franstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
• het ADG, het Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft is bevoegd voor de organisatie van de arbeidsbemiddeling voor Duitstalige werkzoekenden in het Waals Gewest en regelt de beroepsopleiding in de Duitstalige Gemeenschap;
De voormelde instellingen zijn ingevolge de Zesde Staatshervorming eveneens bevoegd voor som- mige materies die werden overgedragen aan de Gewesten, inzonderheid voor de controle van de actieve, passieve en aangepaste beschikbaarheid en voor de beslissingen inzake vrijstelling van be- schikbaarheid voor het volgen van studies en opleidingen.
24) “Aangifte van sociale risico’s” (ASR): de aangifte van de scenario’s binnen de sector werkloosheid laten de werkgever in geval van een sociaal risico toe de gegevens mee te delen, noodzakelijk voor:
• het vaststellen van het recht op uitkeringen (bijvoorbeeld het recht op uitkeringen volledige werkloosheid na een tewerkstelling) of het recht op een bepaald statuut (bijvoorbeeld het sta- tuut van deeltijds werknemer met behoud van rechten);
• het maandelijks berekenen van de uitkeringen. Het kan hier enerzijds gaan om situaties waarbij werknemers worden vergoed tijdens een schorsing van hun arbeidsovereenkomst (bijvoorbeeld uitkeringen tijdelijke werkloosheid, jeugd- of seniorvakantie-uitkering) en, anderzijds om situa- ties waarbij werk wordt gecombineerd met een uitkering (bv. activeringsuitkeringen of de inko- mensgarantie-uitkering voor de deeltijdse werknemer);
25) “Tijdelijke werkloosheid”: de opdracht die alle activiteiten omvat in verband met de behandeling van de mededelingen tijdelijke werkloosheid door de werkgever en de toekenning van uitkeringen aan de tijdelijk werkloze. Een tijdelijk werkloze is een werknemer die door een arbeidsovereenkomst is verbonden en waarvan de uitvoering tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst is door overmacht, collectieve jaarlijkse vakantie, technische stoornis, slecht weer, economische oorzaken, staking of lock-out. In de meeste gevallen is de werkgever verplicht een tijdige mededeling te doen aan het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de plaats waar de exploitatie- zetel van de onderneming gevestigd is;
26) “UNIPROC”: een procedure die werd afgesproken met de uitbetalingsinstellingen en de OCMW’s om OCMW-voorschotten te vermijden. Aanvragen om werkloosheidsuitkeringen door sociaal verzeker- den die tegelijk een beroep doen op het OCMW voor het leefloon worden prioritair onderzocht. Wan- neer iemand bij het OCMW een voorschot vraagt, wint het OCMW met een fax informatie in bij de UI over de stand van het werkloosheidsdossier. Indien de UI niet gekend is, wordt de informatie bij de RVA gehaald. Om eventueel een voorschot te vermijden, zal de UI of de RVA meedelen of betrokkene recht heeft op uitkeringen en, indien dit zo is, wanneer dit recht ingaat;
27) “Interne controle” moet begrepen worden in de zin van ‘beheersing’ van de organisatie en haar risico’s. Interne controle is het geheel van maatregelen die door het management en het personeel worden genomen om de strategie en de doelstellingen van de organisatie te kunnen bereiken. Het interne controlesysteem is daarbij gericht op:
• de effectiviteit, efficiëntie en zuinigheid van de processen en activiteiten
• de beheersing van de risico’s
• het doen naleven van reglementen en procedures
• de kwaliteit van de beheersinformatie en, meer algemeen, het naleven van de verplichting tot rekenschap afleggen
• de bescherming van de middelen of activa tegen verlies, wangebruik en schade;
28) “Interne audit” houdt toezicht op de kwaliteit van het risicobeheer en de interne controlesystemen van de organisatie. Een professionele interne auditfunctie voegt aan het eerstelijnstoezicht door het management zelf, een tweedelijns-, onafhankelijke garantie toe dat het interne controlesysteem goed werkt (‘independent assurance’). De interne auditfunctie zal daarbij ook advies geven aan het management om het bestaande systeem en de maatregelen van interne controle te optimaliseren (‘consultancy’) met het oog op het bereiken van de organisatiedoelstellingen. De interne auditfunctie wenst vanuit haar opdracht en perspectief bij te dragen tot een goede beheersing van de strate- gische, operationele, administratieve, financiële, informaticatechnische, etc. processen, om zo de werking en resultaten (diensten en producten) van deze processen te optimaliseren. Om deze ambitie te kunnen waarmaken, wordt de interne auditfunctie opgenomen door een actor binnen de organi- satie die evenwel onafhankelijk is van elke functionele dienst en het management;
29) “eDeduction”: een project dat beheerd wordt door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Er zal een platform gecreëerd worden voor de elektronische uitwisseling van gegevens in het kader van gedwongen inhoudingen op sociale uitkeringen (beslag onder derden, loonoverdracht …).
10
TIT EL
II:
Algemene Bepalingen
Artikel 2
De missie omschrijft beknopt de bestaansreden en activiteiten van de RVA:
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is een Openbare Instelling van Sociale Zekerheid. De RVA is verantwoordelijk voor één van de basissectoren van de Sociale Zekerheid. Hij past het stelsel van de werkloosheidsverzekering en het stelsel van loopbaanonderbreking en tijdskrediet toe. De RVA voert de regelgeving ter zake uit. Hierbij moet uiteraard ook rekening gehouden worden met de Europese context die een steeds belangrijker rol speelt binnen het werkgelegenheidsbeleid.
De lijst met de belangrijkste wettelijke opdrachten is opgenomen als bijlage 1. De RVA is actief op 6 grote domeinen:
• preventie
• vergoeding
• (her)inschakeling
• verzoening van het privéleven met het beroepsleven
• informatie
• controle.
De RVA werkt op al deze zes domeinen nauw samen met de politieke beleidsverantwoordelijken en in het bijzonder met zijn Voogdijminister, de Minister van Werk. Hij neemt actief deel aan de voor- bereiding en de evaluatie van de reglementeringen waarvoor hij bevoegd is.
In de visie beschrijft de RVA waar hij naartoe wil tegen 2020: “Samen voor een activerende sociale bescherming.” De visie geeft duidelijk de richting aan waarin de RVA, samen met zijn medewerkers, wil evolueren en is gesteund op twee pijlers.
De RVA wil:
• sociale bescherming bieden en transities op de arbeidsmarkt ondersteunen,
• een referentiepunt zijn inzake goed beheer en klantgerichtheid.
11
De strategie vloeit voort uit de visie en bepaalt hoe de RVA zijn visie stapsgewijs zal realiseren. Voor de volgende 3 jaren heeft de RVA 5 strategische doelstellingen bepaald:
• Een gestructureerde klantenstrategie ontwikkelen om transities op de arbeidsmarkt te onders- teunen
• De preventieve en gerichte aanpak van misbruiken en fraude verder uitbreiden om reguliere tewerkstelling te ondersteunen
• De bevoegdheidsoverdrachten naar de gewesten optimaal begeleiden om de 6e staatshervor- ming mee uit te voeren
• Optimaliseren van processen en diensten om de efficiëntie te verhogen
• Investeren in de ontwikkeling van de medewerkers en in innovatieve werkwijzen om een aantrek- kelijke werkgever te zijn.
De waarden geven aan welke principes en ideeën het intern gedrag van de medewerkers en de rela- ties van de RVA met de buitenwereld bepalen.
De volledige teksten van de missie, de visie en de strategie van de RVA, zijn opgenomen als bijlage 2
bij deze bestuursovereenkomst.
Artikel 3
Bij de uitvoering van zijn opdrachten en van deze bestuursovereenkomst werkt de RVA constructief samen met zijn partners en in het bijzonder met:
• de uitbetalingsinstellingen
• de gewestinstellingen
• de OCMW’s …
TIT EL
III:
Beleidsondersteuning
De RVA wil de regering optimaal adviseren en ondersteunen bij de voorbereiding en de uitvoering van het regeringsbeleid voor wat de bevoegdheidsdomeinen van de RVA betreft.
Hoofdstuk 1: Voorbereiden en uitvoeren van nieuwe socio-economische maatregelen
Artikel 4
De RVA ondersteunt de bevoegde overheden en beleidsverantwoordelijken bij de voorbereiding van hervormingen en van de reglementering.
De administratie:
• wijst pistes aan die gevolgd kunnen worden om de politieke doelstellingen te bereiken, inzon- derheid rekening houdend met de technische en juridische haalbaarheid,
• verleent technische bijstand aan politieke onderhandelingen,
• ontwikkelt verder politiek weerhouden pistes, inzonderheid door te wijzen op hun juridische, maatschappelijke, economische en budgettaire consequenties en op de gevolgen voor wat de middelen, het personeel en de toepasbaarheid betreft,
• neemt actief deel aan het opstellen van ontwerpen van regelgeving, in het bijzonder in sa- menwerking met de bevoegde directies van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
Artikel 5
De administratie zal haar beheerders ondersteunen in hun beheers- en adviesopdracht, door hen maximaal te informeren. Dit gebeurt door het opstellen van analyses, statistieken en commentaren en door de deelname van experten aan de vergaderingen van het Beheerscomité van de RVA en van commissies van de Nationale Arbeidsraad, of door deelname aan ad hoc vergaderingen.
De administratie zal haar beheerders, op basis van een objectieve evaluatie van de genomen of nog te nemen maatregelen, gemotiveerde adviezen geven over de haalbaarheid van de beoogde maatre- gelen, hun juridische, maatschappelijke, economische en budgettaire consequenties en hun gevolgen voor wat de middelen en het personeel betreft.
De administratie doet dit inzonderheid, binnen de door de Minister gestelde termijn, voor de ontwer- pen van regelgeving die door de voogdijoverheid voor advies aan het Beheerscomité worden voor- gelegd.
De administratie organiseert op eigen initiatief of op initiatief van het Beheerscomité, technische werkgroepen teneinde complexe materies toe te lichten. Zonodig maakt de administratie, op eigen initiatief of op vraag van het Beheerscomité, bovendien een gedetailleerde technische analyse omtrent de voorgestelde maatregel en zijn implicaties op andere aspecten van de werkloosheids- verzekering en op andere regelgeving.
Artikel 6
De RVA zal, met het oog op de optimale uitvoering van de maatregelen die de regering neemt, tel- kens een informatiedocument opstellen dat de basisinformatie bevat aangaande de reglementering (infoblad).
De RVA verspreidt concrete informatie door toegankelijke documenten te publiceren op zijn website (xxx.xxx.xx) en door, binnen de perken van de middelen waarover hij beschikt, opleidingen en infor- matiesessies te geven voor ondernemingen, uitbetalingsinstellingen en andere overheidsdiensten, …
De RVA zal meewerken aan de bekendmaking van de maatregelen die de regering neemt.
Hoofdstuk 2: De bevoegdheidsoverdrachten naar de gewesten optimaal begeleiden om de 6de staatshervorming mee uit te voeren
Artikel 7
De RVA neemt vanuit zijn expertise actief deel aan de uitvoering van de overdracht van bevoegdhe- den naar de gefedereerde entiteiten, zoals voorzien in de bijzondere wetten betreffende de Zesde Staatshervorming.
Deze deelname gebeurt tijdens de overgangsperiode conform het Protocol van 04/06/2014, geslo- ten tussen de federale staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, bevattende verbintenissen die betrekking hebben op de overdracht aan de gemeenschappen en aan de gewesten van de bevoegdheden inzake het arbeidsmarktbeleid, die tot dusver uitgeoefend worden door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
Deze deelname omvat inzonderheid:
• de medewerking aan de opstelling van ontwerpen van regelgeving en van samenwerkingsak- koorden, en het ondersteunen van de beheerders van de RVA in hun adviesopdracht terzake,
• de deelname aan het overleg tussen de federale overheid en de gefedereerde entiteiten, binnen het College van Leidend Ambtenaren en eventueel binnen andere instanties,
• de opstelling van technische dossiers betreffende de overgedragen materies en het beantwoor- den van de vragen van de gefedereerde entiteiten om toelichting omtrent de onderrichtingen, formulieren en infobladen opgesteld door de RVA en omtrent de gebruikte procedures en werk- instrumenten,
• de overdracht van gegevens betreffende de individuele dossiers bij het verstrijken van de over- gangsperiode, in overeenstemming met de afspraken genomen ter uitvoering van het Protocol;
• deelname aan de uitwerking van informatiestromen tussen de RVA en de gewestinstellingen met het oog op gegevensoverdrachten in materies waarin de RVA ook na de overgangsperiode als operator optreedt of belast is met de materiële uitvoering van beslissingen van de gewest- instellingen.
Artikel 8
De administratie ondersteunt haar beheerders in hun adviesbevoegdheid door regelmatig de gege- vens over te maken die nodig zijn voor de evaluatie van het proces van de bevoegdheidsoverdracht en de gevolgen ervan.
Artikel 9
De RVA zal de betrokken doelgroepen (sociaal verzekerden, werkgevers, gebruikers van diensten- cheques en PWA-cheques, partners …) tijdig en correct informeren over de gevolgen van de be- voegdheidsoverdrachten.
Hoofdstuk 3: Beleidsadvies geven en samenwerken met de partners
Artikel 10
De RVA verbindt er zich toe op zijn website (xxx.xxx.xx), binnen de maand na de betaalverrichtin- gen, relevante statistieken ter beschikking te stellen op basis van de betaalgegevens.
Hij verbindt er zich eveneens toe in de loop van 2017 een gebruiksvriendelijkere interactieve statistiek ter beschikking te stellen tot op het niveau van de gewesten, de gemeenschappen en de gemeenten.
Artikel 11
De financiële resultaten en het jaarverslag van het voorbije jaar zijn respectievelijk vóór het einde van de maand maart en vóór het einde van de maand april beschikbaar.
Artikel 12
De RVA rapporteert regelmatig, op basis van de maandelijkse monitoring, aan het Beheerscomité en aan de Voogdijminister over de evolutie van de vergoede werkloosheid en over de uitvoering van beleidsmaatregelen die betrekking hebben op zijn bevoegdheden.
Hierover wordt onder meer gerapporteerd via:
• de brochure “Trimestriële indicatoren van de arbeidsmarkt” (publicatie 4 x/jaar);
• het jaarverslag.
Artikel 13
De RVA evalueert de socio-economische maatregelen die onder zijn bevoegdheid vallen door middel van ad hoc verslagen en studies.
Artikel 14
De administratie werkt procedures uit voor de consultatie van de medewerkers en de stakeholders met het oog op het verzamelen van voorstellen tot verbetering van het systeem (vereenvoudiging, detectie van anomalieën, verbeteringsvoorstellen …).
Artikel 15
De administratie formuleert jaarlijks ten minste één voorstel tot vereenvoudiging met een belang- rijke impact op het functioneren van de RVA, en desgevallend op de meewerkende partners, en dit met een zo groot mogelijke neutraliteit wat de rechten en plichten van de sociaal verzekerden en de werkgevers betreft.
Artikel 16
De RVA organiseert op nationaal niveau, in de schoot van het College Leidend Ambtenaren en via ad hoc werkgroepen, en op lokaal niveau vergaderingen met de gewest- en gemeenschapsinstellingen om de samenwerking tussen de instellingen en de dienstverlening aan de sociaal verzekerden te optimaliseren.
Artikel 17
De RVA staat in voor de materiële uitvoering van alle door de gewestinstellingen genomen beslis- singen met naleving van het principe van de federale loyauteit, en die langs elektronische weg of op papier bezorgd worden, met betrekking tot:
• de beschikbaarheid;
• de vrijstelling van beschikbaarheid voor het volgen van studies;
• de activeringsuitkeringen.
16
Titel IV:
Uitvoering en optimalisering van de basisopdrachten
Voorafgaande opmerking:
Bepaalde verbintenissen opgenomen in deze bestuursovereenkomst bevatten verschillende doelstel- lingen of helpen meerdere doelstellingen te bereiken. Daardoor kunnen ze worden ondergebracht onder verschillende hoofdstukken. Voor de leesbaarheid van het document wordt ervoor geopteerd de verbintenis slechts één keer te vermelden, onder het meest pertinente hoofdstuk.
Hoofdstuk 1: Ondersteunen van transities op de arbeids- markt
Afdeling I:
Tijdig en correct uitspraak doen over het recht van de sociaal verzekerden
Artikel 18
Onverminderd de wettelijke termijnen waarbinnen de beslissingen inzake de toekenning van het recht op uitkeringen dienen te worden genomen, neemt de RVA 95% van de beslissingen over de toekenning van het recht op werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag binnen een termijn van 24 dagen na indiening van het volle- dige dossier.
De uitkeringsaanvragen van werklozen die beschouwd worden als een eerste aanvraag zullen priori- tair behandeld worden. 90% van deze aanvragen wordt behandeld binnen:
• 18 dagen in 2016;
• 16 dagen in 2017;
• 14 dagen in 2018.
Artikel 19
De RVA controleert steekproefsgewijs of de beslissingen over de toekenning van het recht op uitke- ringen genomen werden in overeenstemming met de geldende wettelijke en reglementaire bepalin- gen.
Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”-methodologie.
Het aantal correcte beslissingen in verband met het recht op uitkeringen bedraagt minstens 95%.
Artikel 20
De RVA maakt minstens 95% van de negatieve beslissingen over tijdelijke werkloosheid over aan de werkgevers binnen de 7 dagen na ontvangst van de volledige mededeling.
17
Artikel 21
De RVA geeft voor de personen die vóór de aanvangsdatum van hun onderbreking een volledige aanvraag loopbaanonderbreking of tijdskrediet hebben ingediend, een opdracht tot betaling in de maand volgend op de maand waarin de onderbreking aanvangt.
Indien de volledige aanvraag wordt ingediend bij de RVA na de aanvangsdatum van de onderbreking geeft de RVA een opdracht tot betaling in de maand volgend op de maand van de ontvangst van de volledige aanvraag.
Het aantal personen met loopbaanonderbreking of tijdskrediet waarvan de opdracht tot eerste beta- ling wordt gegeven binnen bovenvermelde termijnen, bedraagt minstens 95%.
Dit geldt eveneens voor de personen die een aanvraag om uitkeringen als pleegouder voor het ver- strekken van pleegzorgen hebben ingediend.
Artikel 22
De RVA controleert steekproefsgewijs of de aanvragen om loopbaanonderbreking, tijdskrediet of pleegverlof, evenals de aangiften over de gewijzigde situatie van de uitkeringsgerechtigden, worden behandeld in overeenstemming met de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”-methodologie.
Het aantal correcte beslissingen in verband met het recht op uitkeringen bedraagt minstens 95%.
Artikel 23
Wat loopbaanonderbreking en tijdskrediet betreft, verstrekt de RVA algemene informatie over de rechten en plichten van de sociaal verzekerde, overeenkomstig het Handvest van de sociaal verze- kerde.
Artikel 24
Inzake het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag controleert de RVA steekproefsgewijs de naleving van de wettelijke vervangingsplicht.
Artikel 25
Op vraag van de regering wordt de RVA bijkomend belast met, enerzijds, de berekening van de loopbaanjaren voor werklozen-SWT (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) en oudere werk- lozen ingevolge de inwerkingtreding van nieuwe regels voor de aangepaste beschikbaarheid en de gewone beschikbaarheid en, anderzijds, met de berekening van de loopbaanjaren voor de landings- banen in het kader van loopbaanonderbreking/tijdskrediet.
De RVA verbindt er zich toe om deze bijkomende opdrachten zo optimaal mogelijk uit te voeren en hiervoor een informaticatoepassing te ontwikkelen. Hiertoe moet de regelgeving vereenvoudigd worden, met respect voor het evenwicht van het systeem en in overleg met de sociale partners.
Afdeling II:
Vergoeden van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers
Artikel 26
Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen meet de termijn waarbinnen het resultaat van de onder- zoeken naar de toepasbaarheid van de sluitingswetten aan het Beheerscomité wordt meegedeeld.
Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen werkt de ondernemingsonderzoeken na de datum van het faillissement af binnen volgende termijnen:
• in 2016: minstens 80% binnen de 10 maanden;
• in 2017: minstens 85% binnen de 10 maanden;
• in 2018: minstens 85% binnen de 9 maanden.
18
Artikel 27
De betaling van de door het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen verschuldigde sommen inzake sluitingspremies en de contractuele vergoedingen voor individuele dossiers die volledig zijn, zal ge- beuren binnen volgende termijnen:
• betaling van 95% van de dossiers binnen 2 maanden na de beslissing van het Beheerscomité, indien het gaat om een sluitingspremie;
• betaling van 95% van de dossiers binnen 2 maanden na de beslissing van het Beheerscomité, indien het gaat om individuele aanvragen voor contractuele vergoedingen die ingediend werden vóór de beslissing van het Beheerscomité of van het Bijzonder Comité
of betaling van 95% van de dossiers binnen 2 maanden na de indiening van de volledige aan- vraag voor de individuele aanvragen voor contractuele vergoedingen, die ingediend werden na de beslissing van het Beheerscomité of van het Bijzonder Comité.
Artikel 28
Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen controleert steekproefsgewijs of de beslissingen over werknemersdossiers houdende de toelaatbaarheid en berekening van de uitkeringen, werden geno- men overeenkomstig de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”-methodologie.
Het aantal correcte beslissingen i.v.m. de toelaatbaarheid en berekening van de vergoedingen be- draagt:
• in 2016: minstens 90%°;
• in 2017: minstens 91%°;
• in 2018: minstens 92%.
De Statistical Process Control-methode zal ook stapsgewijs worden uitgebreid naar de dossiers van werkgevers en naar de terugvorderingen bij werknemers.
Artikel 29
Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen werkt in 2016 een voorstel uit om de procedure te wij- zigen of af te schaffen, die hij moet toepassen om een overname na faillissement te onderzoeken, en dit met de bedoeling om de betalingstermijn gevoelig in te korten.
Bij dit voorstel zal maximaal rekening worden gehouden met de beschermingsmaatregelen die op heden bestaan voor de overgenomen werknemers.
Afdeling III:
Ter beschikking stellen van e-governmenttoepassingen
Artikel 30
De RVA stelt een e-governmenttoepassing ter beschikking waardoor de werkgevers, de sociale secre- tariaten en de andere betrokken partners de verplichting kunnen naleven om de aangifte van sociale risico’s elektronisch te verrichten.
Artikel 31
De RVA stelt aan de werkgevers een e-governmenttoepassing ter beschikking om hun verplichtingen in het kader van tijdelijke werkloosheid te kunnen vervullen.
De elektronische aangiften worden opgeslagen in een gegevensbank waarin ook de papieren aangif- ten geëncodeerd worden. Deze gegevens worden meegedeeld aan de uitbetalingsinstellingen zodat zij de betalingen binnen de maand kunnen uitvoeren.
Voetnoot °: Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen is daartoe genoodzaakt gezien het Europees Comité voor de Sociale Rechten een negatief advies heeft afgeleverd over de gemiddelde betalingstermijn, wegens het niet conform zijn met artikel 25 van het Europees Sociaal Handvest.
19
Artikel 32
De RVA stelt een e-governmenttoepassing ter beschikking van de werkgever en de burger waardoor de burger een aanvraag om loopbaanonderbreking of tijdskrediet elektronisch kan indienen en eveneens zijn individueel dossier online kan consulteren. Het gaat om volgende types dossiers:
• loopbaanonderbreking;
• tijdskrediet;
• ouderschapsverlof;
• medische bijstand;
• palliatief verlof.
Na een evaluatie van de bestaande toepassing in 2016, zal de RVA onderzoeken of de elektronische indiening van de aanvragen in 2017 verplicht kan gemaakt worden.
In het kader van de loopbaanrekening verbindt de RVA er zich eveneens toe om de huidige e- governmenttoepassing tegen eind 2016 in die zin uit te breiden dat de werknemer kan nagaan welke periodes van loopbaanonderbreking/tijdskrediet en thematische verloven reeds opgenomen werden en welke periodes er nog resten, onder voorbehoud van het respecteren van de toekennings- voorwaarden.
Artikel 33
Het FSO stelt een e-governmenttoepassing ter beschikking waardoor de burger en, mits zijn toestem- ming, ook zijn vakbondsvertegenwoordiger zijn individueel dossier Fonds voor Sluiting van Onder- nemingen online kan consulteren.
Het FSO zal deze e-governmenttoepassing, in samenwerking met de partners, uitbreiden met een elektronische versie van het aanvraagformulier F1, zodat alle tussenkomende partijen deze aan- vragen op elektronische wijze kunnen behandelen:
• in 2016: uitvoeren van de behoefte- en technische analyse en ontwikkelen van de toepassing;
• in 2017: ter beschikking stellen van het e-F1 aanvraagformulier.
Daarnaast stelt hij een e-governmenttoepassing ter beschikking voor de curatoren waardoor deze hun faillissementsdossiers, gekend bij het FSO, online kunnen consulteren.
Het FSO biedt de curatoren bovendien de mogelijkheid om via deze toepassing elektronisch en inter- actief te communiceren en verwittigt de curator per e-mail indien er belangrijke wijzigingen zijn in hun dossiers.
Artikel 34
De RVA ontwikkelt, samen met de uitbetalingsinstellingen, een e-governmenttoepassing die toelaat om werkloosheidsuitkeringen of gelijkgestelde uitkeringen elektronisch aan te vragen. Deze toepas- sing wordt ter beschikking gesteld in 2017.
Artikel 35
De RVA stelt een e-governmenttoepassing ter beschikking als elektronisch alternatief voor de papie- ren controlekaart C3, die de werkloze op het einde van elke maand moet indienen om een uitkering te kunnen ontvangen.
Deze elektronische controlekaart C3 kan reeds gebruikt worden door volledig werklozen. De RVA breidt, in samenwerking met de uitbetalingsinstellingen, de bestaande e-governementtoepassing uit naar andere types controlekaarten.
20
Afdeling IV:
Administratieve vereenvoudiging nastreven
Artikel 36
In overeenstemming met de geldende reglementering en samenwerkingsakkoorden en met het oog op administratieve vereenvoudiging, is er een regelmatige elektronische gegevensuitwisseling tussen de RVA en de gewestinstellingen.
Deze uitwisseling gaat onder meer over:
• de controle op de beschikbaarheid van de werklozen;
• de beslissingen van de gewestinstellingen die de Rijksdienst betreffen;
• de beslissingen van de Rijksdienst die de gewestinstellingen betreffen;
• de werklozen die voor een bepaalde maand uitkeringen hebben ontvangen, voor zover zij be- schikbaar moeten zijn voor de arbeidsmarkt;
• de persoonsgegevens nodig voor het opmaken van statistieken met betrekking tot personen die uitkeringen genieten en die al dan niet werkzoekend zijn.
Deze uitwisseling van gegevens gebeurt met het oog op de optimalisatie van de werking van de RVA en van de gewestinstellingen.
Artikel 37
De RVA werkt actief mee aan de realisatie van het Federaal Actieplan Administratieve Vereenvoudi- ging 2015-2019.
Artikel 38
De RVA zal meewerken aan het project in verband met de ambtshalve inschrijving als werkzoekende via de uitbetalingsinstelling, bij een uitkeringsaanvraag als volledig werkloze, indien de gewestinstel- lingen akkoord zijn met dit voorstel.
Artikel 39
De RVA besteedt aandacht aan de leesbaarheid van de formulieren en van de informatie die hij ver- spreidt via infobladen naar de werklozen, werknemers en werkgevers.
In voorkomend geval formuleert de RVA vereenvoudigingsvoorstellen van de reglementering in dit verband.
21
Hoofdstuk 2: Het systeem handhaven en verder ontwikkelen van een preventieve en gerichte aanpak van misbruiken en fraude om reguliere tewerkstelling te ondersteunen
De RVA draagt ook bij aan de ondersteuning van de werkgelegenheid door de bevoegdheidsover- drachten naar de gefedereerde entiteiten te begeleiden (Titel III, Hoofdstuk 2).
Afdeling I:
Verifiëren van de betalingen verricht door de uitbetalingsinstellingen
Artikel 40
De RVA voorziet de uitbetalingsinstellingen van de noodzakelijke financiële middelen om de sociale uitkeringen binnen de gestelde termijnen aan de gerechtigden te kunnen betalen en hun eigen wer- king te kunnen financieren.
Artikel 41
De RVA verifieert de betalingen, verricht door de uitbetalingsinstellingen, volledig en binnen de wettelijke termijnen.
Bij de verificatie van deze betalingen worden vanaf de indieningsmaand januari 2016 al de boekhoudkundige verantwoordingsstukken in de entiteiten elektronisch ondertekend. Deze verant- woordingsstukken worden vervolgens enkel nog elektronisch verzonden en bewaard bij de RVA en bij de uitbetalingsinstellingen.
De RVA doet op eigen initiatief aan de bevoegde uitbetalingsinstelling een voorstel tot bijpassing aan de reeds toegekende uitkering, wanneer blijkt dat het ingediende bedrag lager is dan het bedrag dat betaald zou moeten zijn volgens de berekeningswijze van de RVA, behalve wanneer het gaat om minimale verschillen.
Artikel 42
De RVA controleert steekproefsgewijs of de beslissingen over de verificatie van de uitgaven van de uitbetalingsinstellingen werden genomen in overeenstemming met de geldende wettelijke en regle- mentaire bepalingen.
Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”-methodologie.
Het aantal correcte beslissingen in verband met de verificatie van de uitgaven bedraagt minstens 98%.
Afdeling II:
Controleren van de boekhoudingen van de uitbetalingsinstellingen
Artikel 43
De RVA voert in de afdelingen van de uitbetalingsinstellingen minstens de hierna vermelde controles op de boekhoudhouding uit:
1. Sociale uitkeringen.
Binnen de twaalf maanden volgend op de datum van de ter beschikkingstelling van de boekhou- dingen wordt in elke afdeling een standaardcontrole uitgevoerd op de boekhouding “sociale uit- keringen”.
Een standaardcontrole omvat:
• De controle van de bewegingen op de financiële rekeningen van het volledige boekjaar;
• De controle van de inventaris van de rekeningen;
• De controle van de spontane overschrijving van de niet betaalde goedgekeurde uitkeringen, de ten laste te nemen bedragen, de te betalen geblokkeerde beslagleggingen, …
Het minimumvolume dat bij iedere standaardcontrole gecontroleerd wordt zal zo bepaald wor- den dat het risico op fouten en fraude tot een aanvaardbaar niveau wordt herleid, dat een correct verslag wordt gegarandeerd en dat de continuïteit van de controlemethodes wordt gewaarborgd.
2. Rekeninguittreksels.
Vóór 31 december van het jaar volgend op het boekjaar wordt in elke afdeling de controle uitge- voerd op de boeking van de voorschotten en de resultaten van de verificatie en op de overeens- temming tussen de rekeningen ’RVA’ van de uitbetalingsinstellingen en de ‘rekeningen-courant’ bij de RVA.
3. Beheersboekhouding.
Binnen de twaalf maanden volgend op de datum van de ter beschikkingstelling van de boekhou- dingen wordt in elke afdeling van de erkende uitbetalingsinstellingen een standaardcontrole uitgevoerd op de “beheersboekhouding”.
Een standaardcontrole is gebaseerd op de bepalingen van het ministerieel besluit van 22.12.1995 en varieert volgens het gewicht van de afdeling.
Het minimumvolume dat bij iedere standaardcontrole gecontroleerd wordt, zal zo bepaald wor- den dat op een redelijke wijze het werkelijkheidsgetrouw karakter van de kosten en opbrengsten, de continuïteit van de controlemethodes en de kwaliteit van het jaarlijks verslag aan de Minister van Werk wordt gewaarborgd.
4. Interestenprovisie.
In elke afdeling wordt de controle van de voor de interestenprovisie ingediende gevallen uitge- voerd, teneinde de notificatie van de interestenprovisie te kunnen doen tegen het einde van het jaar volgend op het jaar van de indiening.
In samenwerking met de private uitbetalingsinstellingen, zal de RVA zorgen dat het financieel risico dat de RVA loopt bij de financiering van de sociale uitkeringen, wordt beperkt.
Afdeling III:
Behandelen van dossiers afstand en beslag
Artikel 44
De RVA waarborgt een eenvormige en correcte behandeling van alle procedures inzake beslag en afstand, met inachtneming van de regels inzake de volgorde van uitvoering bij samenloop van ver- schillende procedures en met de nodige informatie naar alle betrokken partijen toe.
Wat de inhoudingen op werkloosheidsuitkeringen betreft, heeft de RVA met de uitbetalingsinstel- lingen een protocol afgesloten dat de verantwoordelijkheden bij de uitvoering van beslagprocedures vastlegt.
De RVA controleert steekproefsgewijs of de beslissingen houdende de beslagprocedures of de loon- overdrachten werden genomen overeenkomstig de geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.
Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”- methodologie.
Het aantal correcte beslissingen inzake beslagprocedures of loonoverdrachten bedraagt:
• in 2016: minstens 94%;
• vanaf 2017: minstens 95%.
Artikel 45
Het project eDeduction, dat beheerd wordt door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, is een platform voor de elektronische uitwisseling van gegevens in het kader van gedwongen inhoudingen op sociale uitkeringen (beslag onder derden, loonoverdracht,…). In deze context verbindt de RVA er zich toe, rekening houdend met de beschikbare financiële middelen, om:
• zodra de reglementering het toelaat, de haalbaarheid te analyseren van het automatiseren van de behandeling van gedwongen inhoudingen op de uitkeringen die hij betaalt;
• indien deze analyse positief is en de schuldeisers ze aanvaarden, deze automatisering door te voeren;
• het platform eDeduction te promoten bij de schuldeisers.
Afdeling IV:
Uitvoeren van het controlebeleid
Artikel 46
De RVA draagt bij tot de realisatie van het federale actieplan voor de strijd tegen de sociale en fiscale fraude.
De RVA neemt hiervoor deel aan de werkgroepen en realiseert de engagementen uit dit plan die onder zijn bevoegdheid vallen.
Artikel 47
De RVA bepaalt zijn prioriteiten in een strategisch plan controle.
Bovenop de prioriteiten van het voornoemde federaal actieplan bevat dit strategisch plan ten minste de volgende onderwerpen:
• controle van de tijdelijke werkloosheid;
• controle van de gezinstoestand;
• controle van niet-aangegeven werk en inkomsten;
• controle van grensoverschrijdende fraude.
Artikel 48
De RVA implementeert zijn strategie inzake controle door middel van operationele plannen.
In functie van de beschikbare middelen en van de prioriteiten bepalen deze plannen concrete en meetbare doelstellingen en pertinente en uniforme benaderingen inzake preventie, detectie en be- teugeling van inbreuken.
De resultaten van de operationele plannen worden opgevolgd via specifieke boordtabellen. Over de resultaten wordt ook jaarlijks gerapporteerd in het RVA-jaarverslag. Indien nodig worden de opera- tionele plannen geactualiseerd.
Afdeling V:
Uitvoeren van controles en terugvorderen van onterechte betalingen
Artikel 49
De RVA voert jaarlijks minstens 6.000 controles tijdelijke werkloosheid uit. Het gaat hoofdzakelijk om de 3 volgende types controle:
• onderzoeken bij de eerste kennisgeving tijdelijke werkloosheid;
• onderzoeken bij structurele tijdelijke werkloosheid;
• onderzoeken bij tijdelijke werkloosheid in fraudegevoelige sectoren.
Artikel 50
De RVA controleert systematisch en preventief, samen met de uitbetalingsinstellingen, de correctheid van de aangegeven gezinstoestand, onder meer door de kruising van gegevensbanken. Hierdoor kun- nen misbruiken vermeden worden.
De RVA controleert daarenboven a posteriori de correctheid van de aangegeven gezinstoestand voor minstens 6.000 dossiers op jaarbasis. Dit gebeurt op basis van datamining, toevallige steekproeven of het onderzoek van ontvangen klachten.
De RVA werkt in deze materie tevens samen met de gemeentelijke administratie en de lokale politie.
Artikel 51
De RVA stelt, in voorkomend geval samen met de uitbetalingsinstellingen, preventieve systemen in werking om niet-toegestane cumuls van uitkeringen met inkomsten uit betaalde arbeid of uit werk als zelfstandige of uit andere vervanginginkomens te vermijden. Deze systemen zijn gebaseerd op de consultatie van gegevensbanken voor de toekenning van het recht of voor de betaling van de uitkeringen, om onverschuldigde betalingen te vermijden.
De RVA stelt eveneens gestructureerde systemen in werking voor de detectie a posteriori van niet toegestane cumulaties en dit door middel van kruising van databanken.
Artikel 52
In de strijd tegen uitkeringsfraude analyseert en behandelt de RVA alle dossiers, waarin er aanwij- zingen zijn van fraude met werkloosheidsuitkeringen, op basis van fictieve arbeidsprestaties of fic- tieve loongegevens. Deze analyse gebeurt hoofdzakelijk op basis van vaststellingen van de bevoegde administraties voor het innen van sociale bijdragen. De informatie over werkgevers en werknemers die frauderen met fictieve gegevens wordt doorgegeven aan de RSZ, het RIZIV, Famifed en de FOD Financiën.
Artikel 53
De RVA controleert steekproefsgewijs op basis van objectieve criteria en bij aanwijzingen van fraude de dossiers van uitkeringsaanvragen, die arbeidsprestaties of gelijkgestelde prestaties uitgevoerd in het buitenland, bevatten.
De RVA controleert steekproefsgewijs en bij aanwijzing van fraude of werklozen effectief in België verblijven.
De RVA ontwikkelt en intensifieert zijn contacten en de informatie-uitwisseling met de bevoegde Belgische en buitenlandse autoriteiten teneinde situaties van grensoverschrijdende fraude te voor- komen, te ontdekken en te beteugelen.
Artikel 54
Wanneer de RVA vaststelt dat de aanvrager werkloos is wegens omstandigheden afhankelijk van zijn wil, zal de beslissing over het recht op uitkeringen voor 66% van deze dossiers worden genomen binnen de 40 dagen na de indiening van de aanvraag.
Wanneer de RVA vaststelt dat de uitkeringsgerechtigde de verplichtingen om vergoedbaar te zijn niet naleeft, zal de beslissing over het recht op uitkeringen voor 66% van deze dossiers worden genomen binnen de 2 maanden na ontvangst van het volledige dossier.
Artikel 55
De RVA neemt 95% van de beslissingen over de vrijstelling van bepaalde vergoedbaarheidsvoorwaar- den binnen een termijn van 24 dagen na indiening van het volledige dossier.
Artikel 56
De RVA stelt bij vaststelling van onterechte betalingen op basis van vergelijkingen met andere gege- vensbanken of bij vaststelling van fouten of fraude door de sociaal verzekerde of de werkgever, alles in het werk om de onterecht ontvangen sommen terug te vorderen.
Op vraag van het Rekenhof zal de RVA de problematische invordering van een groot deel van de onverschuldigde uitkeringen vanuit het principe van de voorzichtigheid in de rekeningen van de RVA tot uiting brengen. De RVA zal hierbij beroep doen op de regels die, inzake het beheer van dubieuze debiteuren, zijn vastgelegd door de Boekhoudcommissie bij de invoering van het nieuw genorma- liseerd boekhoudplan voor de OISZ.
Artikel 57
De RVA maakt de dossiers van weerspannige debiteuren over aan de Administratie van de niet-fiscale invorderingen. De RVA werkt actief samen met deze administratie zodat ze op een optimale wijze de onterecht ontvangen betalingen kan terugvorderen.
Artikel 58
Indien een uitkering moet worden teruggevorderd, streeft de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ernaar de beslissing tot terugvordering samen met de vermelding van het terug te vorderen bedrag te versturen.
Het aantal dossiers waarbij de beslissing tot terugvordering en het gekende bedrag gezamenlijk wor- den verstuurd, bedraagt minstens 80%.
Artikel 59
Met betrekking tot de vragen van schuldenaars tot afzien van terugbetaling zal, voor zover de begro- ting het mogelijk maakt, voor 95% van de dossiers de beslissing aan de schuldenaar betekend worden binnen een termijn van 4 maanden vanaf de indiening van het volledige aanvraagdossier.
In een geest van loyale deelname aan de collectieve schuldenregeling (wet van 5 juli 1998) wordt de beslissing over het voorstel tot verzaking aan de schuldbemiddelaar betekend binnen de kortst mogelijke termijn en zeker, voor meer dan 95% van de beslissingen, binnen de 2 maanden na de verzending van het voorstel.
Artikel 60
De RVA verbindt zich ertoe om via een nieuwe elektronische procedure op structurele en systematische wijze de mogelijkheid te controleren of er inhoudingen kunnen uitgevoerd worden op sociale uitkerin- gen die betaald zijn aan debiteuren van de RVA door andere instellingen van sociale zekerheid.
Afdeling VI:
Optimaliseren van controletechnieken
Artikel 61
De RVA ontwikkelt en optimaliseert het gebruik van technieken van datamining.
Deze technieken tonen verbanden aan tussen uit databanken gehaalde informatie, die het mogelijk maken risicosituaties te ontdekken en controles beter te richten.
Artikel 62
De RVA:
• onderzoekt verschillende scenario’s van fraude of misbruik in de materies die binnen de be- voegdheid van de RVA vallen;
• detecteert xxxxxx’x op fraude of misbruik in nieuwe reglementeringen;
• bepaalt een pertinente aanpak op het vlak van preventie en detectie van inbreuken en neemt deze op in de operationele plannen en in andere controleacties.
Deze activiteiten geven in voorkomend geval tevens aanleiding tot voorstellen tot aanpassing van de reglementering.
26
Artikel 63
De RVA optimaliseert de samenwerking met andere inspectiediensten onder coördinatie van de So- ciale Inlichtingen- en Opsporingsdienst.
De RVA voert, in samenwerking met de andere inspectiediensten, controles uit op grote evenementen met een commercieel karakter.
De RVA werkt ook actief mee aan de controles die georganiseerd worden op initiatief van de Arbeids- auditeur.
Binnen het wettelijk kader, stuurt de RVA informatie die verzameld wordt tijdens deze controles door naar andere administraties zoals de RSZ, het RIZIV, Famifed, FOD Financiën, de gemeenten, OCMW’s, gewestinstellingen,… waardoor oneigenlijk gebruik en bedrog kan worden voorkomen en opgespoord.
Artikel 64
De RVA werkt actief mee aan de optimalisering van de gegevensbanken die ter beschikking staan van de controlediensten (OASIS, GENESIS, DOLSIS …) en gebruikt de informatie van deze gegevensbanken in de uitvoering van zijn controleopdrachten.
Artikel 65
De RVA controleert steekproefsgewijs de kwaliteit van de uitgevoerde controleonderzoeken. Deze controle is gebaseerd op de “Statistical Process Control”-methodologie.
Op basis van deze methode kunnen gerichte of structurele verbeteringsacties geïdentificeerd en uitgevoerd worden.
27
TITEL V:
Good governance
Hoofdstuk I: Toepassen van het gëintegreerd beheersmodel
Artikel 66
De RVA maakt voor zijn intern beheer gebruik van een geïntegreerd beheersmodel dat toelaat op een systematische manier de strategie te bepalen en op te volgen inzake:
• de efficiënte uitvoering van de dagelijkse kernactiviteiten
• de uitvoering van noodzakelijke verbeteringsprojecten om de interne werking en de dienstver- lening aan de klanten te optimaliseren.
Artikel 67
De RVA bepaalt zijn strategie voor een periode van 3 jaar. De strategie wordt vertaald in een opera- tioneel plan met specifieke doelstellingen en indicatoren.
Ook de operationele entiteiten en supportdirecties van de RVA stellen jaarlijks een operationeel plan op dat de RVA-strategie vertaalt in lokale doelstellingen en indicatoren.
Artikel 68
Om op een gestructureerde manier aan strategische planning te doen, maakt de RVA gebruik van een strategische kalender waarin meerdere cycli op elkaar worden afgestemd: de voornaamste be- slissingsmomenten in verband met de strategie, de begroting, de evaluatiecyclus en de bestuursau- tonomie.
De uitvoering van de strategie wordt twee maal per jaar geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd tijdens een strategisch seminarie. Over de beslissingen van elk strategisch seminarie wordt binnen de maand intern gecommuniceerd en wordt er een verslag opgemaakt.
28
Hoofdstuk 2: Een gestructureerde klantenstrategie ontwikkelen
Afdeling I:
Ter beschikking stellen van informatie aan de klanten
Artikel 69
De RVA stelt via zijn website (xxx.xxx.xx) up-to-date informatie ter beschikking voor de burgers en werkgevers:
1. de adrescoördinaten van de entiteiten / werkloosheidsbureaus, alsook de informatie over hun be- reikbaarheid en toegankelijkheid;
2. de bijgewerkte reglementering voorgesteld in overzichtelijke infobladen en folders;
3. publicaties, studies en statistische gegevens van de RVA;
4. formulieren van de RVA in een downloadbare versie;
5. interactieve programma’s die het mogelijk maken om o.m. het bedrag van bepaalde uitkeringen te berekenen.
Artikel 70
De RVA stelt een gespecialiseerde website ter beschikking van zijn partners en van professionele ge- bruikers waarop technische en reglementaire documenten gepubliceerd en geactualiseerd worden.
Artikel 71
De RVA stelt kosteloos informatieve documenten ter beschikking van het publiek over zijn activiteits- domeinen, de te vervullen formaliteiten en de meest voorkomende situaties (folders,…).
Deze informatie is afgestemd op de verschillende doelgroepen, zoals werklozen, werknemers, werkge- vers,…
Artikel 72
De RVA geeft, met inachtneming van de wettelijk voorziene taakverdeling tussen de RVA en de uit- betalingsinstellingen en van de onderscheiden verantwoordelijkheden van de diverse instellingen, een schriftelijk antwoord op elk schriftelijk verzoek van de sociaal verzekerde en van de werkgever inzake zijn rechten en plichten. Dit schriftelijk antwoord zal in meer dan 80% van de gevallen binnen een termijn van 14 dagen verzonden worden naar de verzoeker.
Onverminderd de bepalingen van het eerste lid wordt 95% van de antwoorden verstuurd binnen de 21 kalenderdagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek.
Artikel 73
Bij elk schriftelijk verzoek om informatie of advies, of bij elke schriftelijke aanvraag om uitkeringen, die verkeerdelijk aan de RVA is gericht, zal de RVA dit verzoek of deze aanvraag onverwijld aan de bevoegde instelling overmaken, en zal hij tegelijkertijd de verzoeker daarvan in kennis stellen. Minstens 95% van de verzoeken of aanvragen moet binnen een termijn van 14 dagen doorgestuurd worden, op voorwaarde dat de bevoegde instelling gekend is.
Indien de bevoegde instelling niet gekend is, zal het schriftelijk verzoek om informatie of advies of de aanvraag om uitkeringen worden teruggestuurd naar de afzender en dit binnen dezelfde termijn.
Artikel 74
Indien de directeur van de entiteit door de sociaal verzekerde, rechtstreeks of via de uitbetalingsinstel- ling, of door de werkgever schriftelijk om informatie wordt verzocht met betrekking tot een concrete situatie, waarbij eerstgenoemde over een appreciatiebevoegdheid beschikt, zal deze een voorafgaand schriftelijk akkoord geven omtrent de behandeling die hij zal geven, ingeval deze situatie zich in werke- lijkheid zou voordoen. Deze procedure wordt toegepast onder de naam “Ruling”. De strafmaat voor een inbreuk of een betwistbare situatie, kan in geen geval het voorwerp van deze “ruling”-procedure zijn.
90% van de vragen om ruling wordt beantwoord binnen de 14 dagen, na ontvangst van het volledige verzoek.
29
Afdeling II:
Verbeteren van de dienstverlening
De Rijksdienst garandeert dat elk werkloosheidsbureau minimum 17,5 uur per week toegankelijk is voor het publiek.
Onverminderd de bevoegdheid van de directeur van de entiteit om de openingsuren te bepalen, zal ieder werkloosheidsbureau in elk geval alle werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 8u30 en 11u30 en minimum één dag tussen 14u00 en 16u30 toegankelijk zijn.
Een onderhoud op afspraak is eveneens mogelijk, rekening houdend met de vereisten inzake vei- ligheid.
Artikel 76
Teneinde de behandeling van briefwisseling, mails en telefonische oproepen te optimaliseren zal de RVA de oprichting van een contactcenter voorbereiden. De RVA verbindt er zich toe dit contactcen- ter ten laatste in 2018 op te richten.
Artikel 77
De RVA en het FSO voeren binnen de looptijd van deze bestuursovereenkomst op regelmatige basis enquêtes uit bij hun klanten.
De klantengroepen die bevraagd zullen worden in verband met hun tevredenheid, behoeften en verwachtingen zijn:
• bezoekers van de bureaus
• personen die telefonisch contact hebben gehad met de RVA/het FSO
• uitkeringstrekkers loopbaanonderbreking/tijdskrediet
• werkgevers en sociaal secretariaten in het kader van tijdelijke werkloosheid
• bezoekers van de website
• gebruikers van e-governmenttoepassingen
• werknemers, curatoren en werknemersorganisaties die een beroep doen op het FSO.
De resultaten van deze enquêtes worden onderzocht en geëvalueerd en leiden tot acties gericht op het verbeteren van de dienstverlening.
Artikel 78
De RVA optimaliseert zijn systeem van klachtenmanagement.
Een klacht is een uiting van ontevredenheid over een dienstverlening (of een dienst die had moeten worden geleverd) door de RVA.
De klacht moet verband houden met de werking van de RVA of met de kwaliteit van zijn producten of diensten.
De klant, een sociaal verzekerde of een werkgever, kan zijn klacht indienen via meerdere kanalen: via brief, mail, onlineformulier op de RVA-website of door overhandiging aan het onthaal.
De klant ontvangt een definitief antwoord op zijn klacht of een vraag tot bijkomende inlichting binnen de 20 dagen na de ontvangst van de volledige klacht bij de RVA.
De RVA haalt uit de klachten van zijn klanten de nodige informatie inzake de evolutie van hun verwachtingen en inzake eventuele disfuncties die zich in de diensten kunnen voordoen, om snel te reageren door middel van verbeteringsacties.
De RVA organiseert een interne audit van zijn systeem van klachtenmanagement. Op basis van de bevindingen wordt het systeem geoptimaliseerd.
Artikel 79
De RVA maakt deel uit van het Federaal Netwerk Klachtenmanagement.
Jaarlijks rapporteert de RVA de resultaten van een meting van de door het Federaal Netwerk Klach- tenmanagement vastgelegde indicatoren aan de verantwoordelijke van het netwerk, die de rappor- tering van de eerstelijnsbehandeling van de klachten van de aangesloten organisaties centraliseert.
Artikel 80
De RVA bevordert bij de behandeling van klachten de samenwerking met de Federale ombudsman, overeenkomstig het samenwerkingsprotocol voor de relaties tussen de Federale ombudsman en de Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid bij de behandeling van klachten.
Bij een vraag om informatie met betrekking tot een klacht, verschaft de bevoegde dienst van de RVA de Federale ombudsman de gewenste inlichtingen.
In het kader van een onderzoek, voorstel tot bemiddeling of een suggestie, neemt de bevoegde dienst van de RVA de nodige maatregelen om op de gestelde vragen te antwoorden.
De bevoegde dienst van de RVA antwoordt ten laatste binnen een termijn van vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van de vraag, tenzij er bij de toepassing van artikel 11, 1e lid van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van de federale ombudsmannen een kortere termijn wordt opgelegd.
Het klachtenmanagement van de RVA in de eerste lijn, wordt afgestemd op de interventies van de Federale ombudsman in de tweede lijn.
Hoofdstuk 3: Investeren in de ontwikkeling van de medewerkers en in innovatieve werkwijzen om een aantrekkelijke werkgever te zijn
Om zijn opdrachten goed uit te voeren, beschikt de RVA over competente en gemotiveerde me- dewerkers. Om hun taken in optimale omstandigheden uit te voeren, kunnen ze ook rekenen op de nodige ondersteuning: bekwame leidinggevenden, werkmiddelen aangepast aan hun behoeften, opleidingen …
Artikel 81
Om competente medewerkers te behouden en om de betrokkenheid, de tevredenheid en het wel- zijn van de medewerkers te verbeteren, organiseert de RVA om de twee jaar een enquête bij alle medewerkers, waarbij ze zich kunnen uitspreken over hun tevredenheid over de RVA als werkgever en over de verschillende domeinen van hun job (xxxxxxxxx, directe chef, verloning …).
De resultaten worden geanalyseerd en vervolgens worden er verbeteringsacties opgestart.
Artikel 82
De RVA maakt gebruik van een personeelsallocatiemodel dat transparant is en wordt opgemaakt op basis van objectieve criteria.
Dit personeelsallocatiemodel wordt jaarlijks herzien en maandelijks opgevolgd.
Artikel 83
De RVA implementeert een Globaal Ontwikkelingsplan om competentie-ontwikkelingsacties, nodig voor het bereiken van de strategische doelstellingen van de organisatie en de individuele doelstellin- gen, op een proactieve manier te plannen, te realiseren en op te volgen.
Het Globaal Ontwikkelingsplan bepaalt de opleidingsprioriteiten voor een periode van 3 jaar en wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd.
Artikel 84
De medewerkers van de RVA moeten een reglementering en procedures toepassen die steeds in- gewikkelder worden.
Om hen te helpen ontwikkelt de RVA praktisch bruikbare tools die de dossierbeheerders ondersteu- nen bij het behandelen van hun dossiers, zodat ze autonoom en op het gewenste ogenblik alle nut- tige en correcte informatie over reglementering en procedures samen terugvinden.
Artikel 85
De RVA zal tijdens de looptijd van deze bestuursovereenkomst een competentiemanagementmodel ontwikkelen. Dit moet toelaten om de visie, missie en strategie van de organisatie te vertalen tot op het niveau van de gewenste competenties van de medewerkers.
Alle aspecten van het personeelsbeleid (werving en selectie, ontwikkeling, evaluatie …) zullen opge- nomen worden in het competentiemanagementmodel en op elkaar afgestemd worden.
Hoofdstuk 4: Interne controle
Artikel 86
De boordtabellen zijn beheersinstrumenten die het de RVA mogelijk maken de kwaliteit van de uit- voering van de kerntaken op te volgen en onder controle te houden (behandelingstermijnen, saldo’s, geproduceerde hoeveelheden, correctheid van beslissingen …).
Voor alle basisopdrachten van de entiteiten zijn uniforme indicatoren en doelstellingen bepaald. Deze worden dagelijks opgevolgd in de diensten en er wordt maandelijks over gerapporteerd. De resultaten van de boordtabellen zijn in principe 7 dagen na de laatste dag van de maand beschikbaar in het data warehouse.
De directeurs van de entiteiten stellen daarenboven maandelijks een verslag op. Hierin leggen zij uit welke vastgestelde evoluties en problemen in de voorbije maand de resultaten van de boordtabellen hebben beïnvloed of zullen beïnvloeden.
Iedere maand wordt er een analyse gemaakt van de resultaten van de boordtabellen om na te gaan of er problemen zijn om de doelstellingen van de bestuursovereenkomst of de normen van de boord- tabellen te behalen.
Aan de hand van deze analyse kan de RVA nagaan of er gepaste en voldoende maatregelen werden genomen om dreigende moeilijkheden te vermijden of er structureel dient te worden bijgestuurd, of er bijkomende ondersteuning nodig is of dat er middelen dienen te worden herschikt.
Tijdens het jaarlijks strategisch herfstseminarie worden de indicatoren van de boordtabellen en de behaalde resultaten onderzocht met het oog op een eventuele bijsturing en aanpassing van de doelstellingen per basisopdracht.
Artikel 87
De RVA stelt onderrichtingen op met richtlijnen over hoe de reglementering moet toegepast worden.
Door gebruik te maken van volgende instrumenten controleert de RVA systematisch of de reglemen- tering en de geldende procedures uniform, efficiënt en correct worden toegepast:
• boordtabellen
• steekproefsgewijze kwaliteitscontrole door het toepassen van de SPC-methode
• workshops
• ad hoc analyses
• procesmatig beheer.
Hoofdstuk 5: Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Artikel 88
De RVA past de federale deontologische code toe, zoals voorzien in artikel 14ter van het koninklijk besluit van 14 juni 2007. Deze deontologische code werd omgezet in concrete richtlijnen voor de verschillende diensten van de RVA.
Artikel 89
De RVA ontvangt in het kader van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid leerlingen, studenten en werkzoekenden om stage te lopen in de diensten.
Jaarlijks onthaalt de RVA stagiairs waarvan het aantal overeenstemt met 10% van de voltijdse equi- valenten van het RVA-personeel, exclusief hulp-en onderhoudspersoneel.
Na de stage wordt er een elektronische tevredenheidsenquête gehouden bij de stagiairs om de kwa- liteit van hun onthaal te verbeteren.
Artikel 90
De RVA engageert zich in de strijd tegen de armoede. Hiertoe werkt de RVA samen met de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW’s).
Deze samenwerking behelst:
• de jaarlijkse organisatie van een vergadering op entiteitsniveau waarop alle OCMW’s worden uitgenodigd;
• de deelname van de entiteit aan een provinciale vergadering van de OCMW’s die georganiseerd wordt op initiatief van de verantwoordelijke overheid;
• de aanstelling van een contactpersoon in elke entiteit waarvan de naam aan de OCMW’s zal worden meegedeeld;
• de toepassing van de procedure UNIPROC om OCMW-voorschotten te vermijden: indien een volledige aanvraag wordt ingediend vóór 15 uur geeft de RVA diezelfde dag nog een antwoord aan het OCMW;
• het in kaart brengen van de impact van de regeringsmaatregelen, samen met de organiserende overheid, op de OCMW’s door enerzijds de raming vooraf van de begrotingsimpact (ex ante) en anderzijds de evaluatie nadien van de reële impact (ex post) op basis van elektronische stromen via de Kruispuntbank van de Sociale zekerheid.
Daarnaast werkt de RVA mee aan het Federaal Plan Armoedebestrijding door de organisatie van sen- sibiliseringsacties voor medewerkers van de RVA rond het armoedefenomeen, in samenwerking met de ervaringsdeskundigen.
Hoofdstuk 6: Optimaliseren van processen en diensten om de efficiëntie te verhogen
Artikel 91
De RVA hanteert een systeem van kostprijsberekening waardoor hij een gedetailleerd overzicht heeft van de structuur van de werkingskosten van de Rijksdienst. Er is een opsplitsing volgens kostenplaats, kostensoort en basisopdracht.
Door de kostprijsberekening te linken aan de boordtabellen kan het verband gelegd worden tussen financiële informatie en operationele informatie en kan men de prijs per eenheid product berekenen.
De resultaten van de kostprijsberekening van het voorbije jaar worden vóór eind september gepu- bliceerd en kunnen aanleiding geven tot verbeteringsacties om de efficiëntie te verhogen.
Artikel 92
De RVA laat de beschikbare tegoeden op de financiële rekening van het globaal financieel beheer niet meer dan twee werkdagen van de maand 0,42% en niet meer dan één werkdag van de maand 0,83% van het initieel uitgavenbudget sector sociale zekerheid van de RVA overschrijden.
De overschrijding van de liquiditeitspercentages die te wijten is aan een externe factor, zoals bijvoor- beeld de ten onrechte storting van bedragen of de laattijdige uitvoering van betaalorders door de financiële instellingen, wordt beschouwd als overmacht.
Artikel 93
De boekhouding van de RVA zal verder worden gemoderniseerd door een digitalisering van alle boekhoudkundige bewijsstukken en door de verwerking van de e-factuur mogelijk te maken. Immers, overeenkomstig het regeerakkoord van 10.10.2014 zal de elektronische facturatie, in het kader van de administratieve vereenvoudiging, voor de overheid verplicht worden vanaf 2016.
Daarenboven zal de RVA in de loop van 2016 de nodige voorbereidingen treffen om een elektronisch documentmanagementsysteem te implementeren.
Artikel 94
De RVA past de principes van procesmanagement en Lean management toe op organisatieniveau te- neinde de efficiëntie en uniformiteit van de processen te verhogen en de kwaliteit van de dienstver- lening te verbeteren.
In een eerste fase worden de processen van de operationele entiteiten in kaart gebracht, beschreven en geanalyseerd. Het gaat om de processen waarbij het grootste deel van de RVA-personeelsleden betrokken zijn:
• 5 back-office processen;
• 1 front-office proces;
• 1 support proces.
Om de processen en de dienstverlening te optimaliseren zullen na de analysefase de nodige verbete- ringsacties worden uitgevoerd.
Artikel 95
De RVA heeft belangrijke inspanningen gedaan om een rigoureus beleid te voeren in de loop van de vorige bestuursovereenkomsten. De RVA zal deze inspanningen voortzetten, rekening houdend met de reeds bereikte resultaten, nieuwe opdrachten, hun complexiteit en het werkvolume. De RVA verbindt zich ertoe, ondanks de beperkte budgettaire middelen, de verbintenissen van deze ove- reenkomst te behalen tijdens de duur van haar geldigheid. Het niet behalen van een verbintenis in verband met de kernactiviteiten van de RVA zal evenwel niet als dusdanig beschouwd worden indien dit het aanwijsbare gevolg is van:
• een stijging van het aantal aanvragen met minstens 20% ten opzichte van de 12 laatste maan- den ingevolge de conjuncturele evolutie;
• een significante stijging van de complexiteit van de dossiers ingevolge een nieuwe beleids- maatregel;
• een uitzonderlijke situatie waarbij het aantal dagen waarop niet gewerkt wordt binnen de fede- rale overheid in de loop van eenzelfde maand meer dan 3 dagen bedraagt (uitgezonderd zater- dagen en zondagen).
Artikel 96
Om de opgelegde besparingen te kunnen realiseren die in het kader van de budgettaire beperkin- gen op de federale overheid zijn toegepast, zet de RVA de geleidelijke reorganisatie van zijn bui- tendiensten verder in overeenstemming met het reorganisatieplan dat werd goedgekeurd door het RVA-Beheerscomité tijdens zijn zitting van 10.07.2014 en door de Minister van Werk op 15.07.2014.
De huidige 30 werkloosheidsbureaus worden vanaf 01.01.2016 gegroepeerd in 16 entiteiten, waarbij de back-office activiteiten geleidelijk aan gecentraliseerd zullen worden in een centraliserend bureau.
In de overige 14 werkloosheidsbureaus wordt de back-office geleidelijk afgebouwd en op termijn zal daar het accent liggen op de front-office dienstverlening.
Artikel 97
De RVA zal een actor zijn in het project G-Cloud en zal erover waken dat zijn informaticasysteem en zijn netwerkdiensten zoveel als mogelijk ontwikkeld worden in een gemeenschappelijke, open en beveiligde infrastructuur. De RVA zal de evolutie van zijn informaticasysteem afstemmen op de verschillende componenten van dit gemeenschappelijk platform. De RVA stelt een roadmap op die aangeeft hoe hij G-Cloud en zijn diensten zal gebruiken.
De RVA voert een studie uit om na te gaan hoe de informaticatoepassingen die gebruik maken van de mainframetechnologie geleidelijk kunnen vervangen worden door toepassingen die gebruik maken van nieuwe technologieën. Op basis van de resultaten van deze studie verbindt de RVA er zich toe over te gaan tot de concrete realisatie ervan via een projectmatige aanpak in 3 fasen:
• opstart vanaf 2016: migratie van het proces Loopbaanonderbreking/tijdskrediet
• opstart vanaf 2017: migratie van het proces Toelaatbaarheid
• opstart vanaf 2018: migratie van het proces Verificatie.
De RVA werkt samen met de KSZ om het gebruik van de eBox te laten toenemen door administratieve documenten zoveel als mogelijk ter beschikking te stellen in de eBox van de burger of de onderne- ming.
TITEL VI:
Meetinstrumenten voor de opvolging van
de doelstellingen en de naleving van
de gedragsregels
Artikel 98
De in deze bestuursovereenkomst opgenomen verbintenissen slaan steeds op de RVA in zijn geheel en niet op een entiteit, werkloosheidsbureau of directie afzonderlijk, tenzij dit uitdrukkelijk anders wordt vermeld.
De vooropgestelde doelstellingen moeten behaald worden op jaarbasis, tenzij dit uitdrukkelijk anders wordt vermeld.
Voor de naleving van de verbintenissen wordt geen rekening gehouden met uitzonderlijke gevallen waarbij het om minder dan 5 dossiers gaat.
Artikel 99
De RVA realiseert de projecten of studies, vermeld in de artikels 10, 25, 32, 33, 34, 35, 45, 61, 76, 85 en 96, die de RVA onderneemt om bepaalde doelstellingen na te komen, vóór het einde van de looptijd van deze bestuursovereenkomst en integreert de projecten in de basisactiviteiten.
Artikel 100
De in deze bestuursovereenkomst opgenomen doelstellingen en gedragsregels worden op de hierna vermelde wijze gevolgd en gemeten:
1. de RVA beschikt permanent over boordtabellen waarmee de output van de activiteiten gemeten wordt, zoals de behandelingstermijn van een dossier, de correctheid van de genomen beslissingen, het saldo van de nog te behandelen dossiers, de kostprijs van de activiteiten,…;
2. de meetgegevens van de operationele plannen “controle” worden opgenomen in boordtabellen en worden besproken tijdens de maandelijkse vergadering boordtabellen. De activiteiten en resul- taten van de controlediensten, die niet binnen een operationeel plan vallen, worden eveneens op regelmatige basis opgevolgd en besproken. Op basis van deze meetgegevens zal de RVA het uitgestippelde controlebeleid evalueren en bijsturen waar nodig;
3. de RVA meet op basis van enquêtes en steekproeven de tevredenheidsgraad van de bezoekers en gebruikers van de diensten van de RVA en de tevredenheidsgraad van zijn medewerkers;
4. de RVA volgt de verbeteringsprojecten op via een specifieke rapportering.
Deze instrumenten zijn de basis van een specifiek opvolgingssysteem dat de regeringscommissarissen toelaat om te toetsen of de verbintenissen van de bestuursovereenkomst worden gerespecteerd. Dit opvolgingssysteem wordt ter beschikking gesteld van de regeringscommissarissen.
TITEL VII:
Algemene gemeen- schappelijke bepalingen voor beide partijen
Juridisch kader van de overeenkomst
Artikel 101
De beleidskeuze voor de rechtsfiguur van de overeenkomst leidt tot een vervanging van de klassieke gezagsverhouding door een meer contractuele verhouding. Beide partijen verbinden zich dus tot structureel overleg en wederzijdse akkoorden als evenwaardige partners.
Opdat de instelling haar opdracht op een kwaliteitsvolle wijze kan uitvoeren, verbindt de federale Staat zich ertoe de instelling de overeengekomen middelen ter beschikking te stellen. Dit is een substantiële voorwaarde opdat de instelling zou kunnen worden gehouden tot de naleving van de verbintenissen van deze overeenkomst.
Daartegenover verbinden de OISZ er zich toe om de toegekende middelen op een zo efficiënt moge- lijke wijze te gebruiken om maximaal het geheel van de opgenomen doelstellingen die hen met toepassing van het voorliggend contract zijn opgelegd te vervullen.
Beheersprincipes
Artikel 102
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de principes van het paritair beheer na te leven. Het Beheerscomité en de verantwoordelijken voor het dagelijks bestuur treden op als echte partners.
Artikel 103
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe alles in het werk te stellen om gunstige voorwaarden te scheppen met het oog op de uitvoering van de wederzijdse verbintenissen die in deze overeenkomst zijn vastgelegd. Op dat vlak vormt het eerbiedigen van het voorafgaande overleg bedoeld in artikel 112 een kritische succesfactor.
Indien de instelling in het kader van een wettelijke opdracht moet samenwerken met een federale overheidsinstelling, verbindt de federale Staat zich ertoe alle acties te ondernemen om de samenwer- king van de overheidsinstelling met de instelling te waarborgen.
Artikel 104
De Staat en de OISZ verbinden zich ertoe erop toe te zien dat de reglementeringen en procedures worden vereenvoudigd. De OISZ verbinden zich ertoe analyses te maken en voorstellen te formuleren aangaande administratieve en reglementaire vereenvoudigingen. De federale Staat engageert zich om zoveel mogelijk rekening te houden met de voorstellen die hem daartoe worden voorgelegd door de RVA.
De OISZ verbinden zich ertoe de inspanningen inzake e-government verder te zetten en op elkaar af te stemmen zodat maximale synergieën kunnen worden gecreëerd. De Staat verbindt zich ertoe het gebruik van de e-governmenttoepassingen die werden ontwikkeld voor de werkgevers, de sociaal verzekerden of de meewerkende instellingen door de RVA zoveel mogelijk aan te moedigen of te veralgemenen.
Inwinnen van adviezen, voorafgaand overleg en informatieverstrekking door de federale Staat
Artikel 105
In overeenstemming met de bepalingen van de wet van 25 april 1963 legt de federale Staat elk voor- ontwerp van wet of besluit tot wijziging van de wetgeving die de instelling moet toepassen voor advies aan het beheersorgaan van de instelling voor. In dit kader verbindt de federale Staat zich ertoe de instelling op de hoogte te houden van de verschillende relevante legistieke fasen en de eventuele in de loop van de procedure aangebrachte wijzigingen mee te delen.
De Staat verbindt zich ertoe contacten te leggen met de instelling om, enerzijds, rekening te houden met de technische aspecten en de haalbaarheid op het vlak van de toepassing van de overwogen wettelijke en reglementaire wijzigingen en anderzijds, haar in staat te stellen de nodige aanpassingen voor te bereiden binnen een redelijke tijdspanne. Na overleg met de instelling legt de federale Staat de datum van inwerkingtreding van de overwogen wijzigingen of nieuwe maatregelen vast, onder meer rekening houdend met de nodige tijd die vereist is om eventuele informatica-aanpassingen uit te voeren en een goede informatie aan de betrokkenen te verzekeren.
Verbintenissen over de wijzigingen van de overeenkomst
Wijziging van de overeenkomst
Artikel 106
De aanpassingen ingevolge objectieve parameters voorzien in de bestuursovereenkomst, namelijk de aanpassingen van opdrachten, taken, doelstellingen of indicatoren vermeld in de overeenkomst die geen weerslag hebben op de globale enveloppen voorzien in de overeenkomst, zullen worden uitgevoerd volgens de procedure voorzien in artikel 8, § 3, van het koninklijk besluit van 3 april 1997. Deze aanpassingen zullen worden meegedeeld aan de Voogdijminister die zijn beslissing binnen de 30 werkdagen zal nemen en ze zullen ter informatie worden overgemaakt aan de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenza- ken behoren. Na deze termijn en indien geen beslissing wordt genomen, worden de aanpassingen beschouwd als zijnde goedgekeurd.
Artikel 107
Iedere nieuwe opdracht toegewezen aan de instelling, bij of krachtens een wet, wordt in een aan- hangsel bij de overeenkomst opgenomen. Over dit aanhangsel wordt onderhandeld door de Voogdij- minister, de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, de stemgerechtigde beheerders aangewezen door het beheersorgaan, evenals door de personen belast met het dagelijks beheer. Dit aanhangsel wordt pas gesloten na goedkeuring van het beheersorgaan en treedt pas in werking na goedkeuring door de Koning en op de door Hem bepaalde datum.
Iedere andere aanpassing, voorgesteld door één van de partijen of door beide partijen, gebeurt ove- reenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 april 1997.
Indien de nieuwe opdracht mogelijk aanleiding kan geven tot verhoogde beheersuitgaven zal de procedure conform artikel 135 of 136, naargelang de omstandigheden worden gevolgd.
Artikel 108
Voor een vlotte opvolging van de verbintenissen van beide partijen zullen alle wijzigingen bij de uitvoering van de overeenkomst worden geconsolideerd in eenzelfde document.
Verbintenissen over de mededeling van de beslissingen van een begro- tingsconclaaf
Artikel 109
De federale Staat verbindt zich ertoe de budgettaire notificaties genomen tijdens het begrotings- conclaaf binnen een termijn van vijf werkdagen met de nodige toelichting aan de instelling mee te delen.
Verbintenissen over de opvolging van de uitvoering van de overeenkomst
Opvolging van het bereiken van de doelstellingen en het uitvoeren van de projecten
Artikel 110
De federale Staat en de instelling verbinden zich ertoe het bereiken van de doelstellingen en het uitvoeren van de projecten zoals beschreven in de bestuursovereenkomst aandachtig op te volgen. De timing van artikel 113 wordt hierbij gerespecteerd.
Artikel 111
Met het oog op de jaarlijkse toetsing van de uitvoering van de wederzijdse verbintenissen verbinden de overeenkomstsluitende partijen zich ertoe overeenkomstig artikel 8, § 3, derde lid, van het konin- klijk besluit van 3 april 1997 jaarlijks en per instelling, een overlegvergadering te beleggen tussen de Regeringscommissarissen en de vertegenwoordigers van de instelling. Over de resultaten van dit overleg wordt door de deelnemers een tegensprekelijk en gemotiveerd verslag opgesteld, dat met betrekking tot de aangelegenheden waarover geen overeenstemming wordt bereikt, de onderschei- den standpunten weergeeft.
Periodiek overleg georganiseerd door de federale Staat
Artikel 112
Om de correcte en adequate uitvoering van deze bestuursovereenkomst door de federale Staat en door de openbare instellingen van sociale zekerheid mogelijk te maken, zal de federale Staat minstens tweemaal per jaar een overleg organiseren met de administratie-generaal en de vertegenwoordi- gers van het beheerscomité van de openbare instellingen van sociale zekerheid met betrekking tot iedere maatregel (budgettair, inzake het openbaar ambt of andere) die een betekenisvolle impact kan hebben op de instellingen. Dit overleg wordt georganiseerd op vraag van 1 van de partijen.
Planning voor de rapporterings- en opvolgingsopdrachten
Artikel 113
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich er toe een planning na te leven voor de rappor- terings- en opvolgingsopdrachten waarmee de Regeringscommissarissen en de instelling zijn belast. De planning wordt vastgelegd in gezamenlijk overleg tussen de Regeringscommissarissen en de instelling. Zij wordt voorgelegd aan de Voogdijminister(s), aan de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
Deze planning voor de jaarlijkse evaluatie mag evenwel geen termijnen voorzien die de hieronder vermelde termijnen overschrijden :
• bezorgen van een ontwerp van toetsing van de uitvoering van de wederzijdse verbintenissen door de instelling aan de Regeringscommissarissen ten laatste op 31 maart van het jaar dat volgt op het te evalueren jaar;
• overlegvergadering binnen de 15 werkdagen volgend op de indiening van het ontwerp van toet- sing van de uitvoering van de wederzijdse verbintenissen door de instelling;
• bezorgen van het tegensprekelijk en gemotiveerd verslag over de resultaten van het overleg binnen de 15 werkdagen die volgen op de overlegvergadering;
• in voorkomend geval, aanpassing van de bestuursovereenkomst aan de gewijzigde situatie ter uitvoering van artikel 8, § 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997.
40
Onverminderd de rapportering aan de regeringscommissarissen zullen het College van de OISZ en de federale Staat in de loop van 2016 een model van samenwerkingsprotocol op punt stellen waarin een eenvormig kader voor de opvolging van de bestuursovereenkomst wordt vastgesteld, met inbegrip van de gemeenschappelijke bepalingen.
Verbintenissen in het kader van de evaluatie van de uitvoering van de overeenkomst
Weerslag van maatregelen die niet opgenomen zijn in de overeenkomst
Artikel 114
In het kader van de jaarlijkse toetsing van de uitvoering van de wederzijdse verbintenissen opgeno- men in de bestuursovereenkomst en conform de logica van het sluiten van bestuursovereenkomsten zal de federale Staat rekening houden met de weerslag van de maatregelen waarover werd beslist of die werden ingevoerd na het sluiten van de overeenkomst en die hebben geleid tot een relevante en meetbare stijging van de taken, van hun complexiteit of van sommige uitgaven, voor zover de instelling de weerslag van deze wijzigingen tijdig heeft meegedeeld.
Naleving van de verbintenissen opgenomen in de bestuursovereenkomst
Artikel 115
Wanneer één van de partijen de aangegane verbintenissen niet volledig of slechts gedeeltelijk kan naleven, zal deze partij de andere partij hiervan onmiddellijk op de hoogte brengen en zal ze met de andere partij overleg plegen om maatregelen af te spreken om die situatie te verhelpen of op te vangen.
In geval van een geschil over de al dan niet naleving van alle of een gedeelte van de in deze overeen- komst opgenomen verbintenissen of in geval van een fundamenteel meningsverschil over de maatre- gelen die moeten worden genomen om een tekortkoming te verhelpen, zullen de partijen trachten, in de mate van het mogelijke, het met elkaar eens te worden. In geval van blijvende onenigheid worden de partijen het in een tegensprekelijk verslag eens over de beste manier om hierover te beslissen.
Bij gebrek aan een afgesproken akkoord of in geval van niet-naleving van het gevolg dat aan der- gelijk akkoord wordt gegeven, zal het dossier worden voorgelegd aan de Ministerraad, na advies van het Beheerscomité van de betrokken instelling en van het College van OISZ.
Verbintenissen over veiligheidsnormen
Artikel 116
De instelling verbindt zich ertoe om de minimale veiligheidsnormen na te leven die binnen het netwerk van de sociale zekerheid van toepassing zijn.
Verbintenissen over de Staatsfinanciering
Artikel 117
Na overleg met de RSZ en het RSVZ, verbindt de Staat er zich toe het betalingsplan dat jaarlijks opgesteld wordt (alsook de wettelijke en reglementaire bepalingen) voor de storting van de finan- ciële middelen (rijkstoelagen, alternatieve financiering en andere) door de federale overheid aan de globale financiële beheren van de werknemers en van de zelfstandigen, na te leven.
Verbintenissen over de opmaak van de opdrachtenbegroting
Artikel 118
De Staat verbindt zich ertoe aan de openbare instellingen van sociale zekerheid de noodzakelijke parameters tijdig mee te delen voor het opmaken van de opdrachtenbegroting, conform de wette- lijke en reglementaire bepalingen. Het gaat hier om de basishypotheses die door het Wetenschappe- lijk Comité voor de economische begroting worden vastgelegd. De parameters worden minstens 15 werkdagen, of 20 werkdagen wanneer meerjarenramingen verwacht worden, vóór de vergadering van het Beheerscomité van de sociale zekerheid (bij de RSZ) of van de Raad van beheer van het RSVZ meegedeeld, zodat de instellingen hun verplichtingen kunnen nakomen.
In de mate van het mogelijke zal elke OISZ een vergadering van het beheerscomité organiseren om de termijnen te kunnen respecteren die worden gevraagd door de federale regering.
41
Overheveling van bevoegdheden
Artikel 119
De Staat verbindt zich ertoe de overheveling van bevoegdheden, voorzien in het kader van de staatshervorming of van de fusieoperaties, te laten verlopen in overleg met de betrokken instellin- gen, met eerbiediging van het paritair beheer, om een optimale overheveling te garanderen, namelijk voor de personeelsleden die thans werkzaam zijn bij deze instellingen, en om de sociaal verzekerde verder een doeltreffende en kwaliteitsvolle dienstverlening te kunnen aanbieden.
De instelling verbindt zich ertoe om deel te nemen aan elke technische werkgroep met betrekking tot de overdracht van bevoegdheden en om nuttige inlichtingen te verschaffen tijdens de voorbe- reidende fase van deze overdracht. De Staat verbindt zich ertoe om de instelling in elke opgerichte werkgroep op te nemen met het oog op de voorbereiding van de overheveling van bevoegdheden.
42
De instellingen die betrokken zijn bij de overdracht van bevoegdheden moeten de in het kader van de gemeenschappelijke bepalingen aangegane verbintenissen echter slechts naleven als die verenigbaar zijn met de beleidsbeslissingen die in het kader van die overdrachten zullen worden genomen.
TITEL
Specifieke gemeenschappelijke verbintenissen en synergieën tussen OISZ
Verbintenissen over het personeelsbeleid (HRM)
Artikel 120
1. Loonmotor
In het kader van de synergieën tussen OISZ werd binnen de RSZ een gemeenschappelijke loondienst opgericht
De hoofdtaak van deze dienst bestaat erin de wedden van alle personeelsleden van de deelnemende OISZ op basis van een uniek reglementair kader te berekenen. Deze taak zal geleidelijk vanaf 1 januari 2016 worden verzekerd.
In de optiek van de beperking van de papierstromen zal de dienst erop toezien dat de wedde- en belastingsfiches in een elektronische versie ter beschikking worden gesteld, via het gebruik van de e-box Burger.
De deelnemende OISZ verbinden zich ertoe om geleidelijk de bevoegdheden van deze dienst uit te breiden met het oog op de uitvoering van de reportingopdrachten, met name Pdata, Fed20, Medex- bestanden, OFO, monitoring van de personeelskredieten.
De integratie van de OISZ in de gemeenschappelijke loonmotor zal verder moeten geconcretiseerd worden volgens het schema in bijlage van het actieplan bedoeld in artikel 126.
Iedere OISZ rapporteert via zijn Regeringscommissarissen.
2. Studie van impact en operationele haalbaarheid van de organisatie van de Selectie, de Aanwerving, de Vorming en de Ontwikkeling via shared services
Een studie van de impact en de operationele haalbaarheid met betrekking tot de evolutie van de HR- ondersteuningsdiensten op het vlak van selectie, aanwerving, vorming en ontwikkeling naar shared services, met inbegrip van de beoogde efficiëntiewinsten en mogelijke synergie met PersoPoint, zal gerealiseerd worden tegen 31 december 2017. Bij de uitvoering wordt rekening gehouden met de wettelijke en contractuele verplichtingen van de instellingen alsook met de door hen te realiseren investeringen.
Indien uit de studie van de impact en de operationele haalbaarheid een batig kostenresultaat blijkt, zal een gemeenschappelijke structuur worden gecreëerd tegen het einde van de overeenkomst.
3. Federale monitoring van het risico van overschrijding van de personeelskredieten
De OISZ verbinden er zich toe om gebruik te maken van het instrument ter monitoring van hun personeelskredieten, ontwikkeld door het College in overleg met de Task Force P&O, zich daarbij inspirerend op de principes van de SEPP-methodologie, zoals voorzien door de circulaires nr. 644bis en nr. 650.
De Staat verbindt er zich toe om te voorzien in eenvoudige, snelle en soepele procedures, die moeten toelaten om de beschikbare begrotingsmarge overeenkomstig de hierboven vermelde monitoring te gebruiken.
De Staat verbindt er zich toe dat de regeringscommissaris van Xxxxxxxxx iedere adviesaanvraag be- treffende de besteding van deze beschikbare begrotingsmarge zal behandelen binnen de termijnen zoals voorzien in artikel 132.
4. Werkmeting
De OISZ engageren zich om tegen het einde van de bestuursovereenkomst een werkmeting uit te voeren voor de prioritaire diensten of processen, volgens de principes die gemeenschappelijk door het College werden vastgelegd. Als prioritair worden beschouwd:
• de diensten of processen die het grootste aandeel van de middelen aanwenden;
• de diensten of processen die kritisch zijn voor het functioneren van de organisatie;
• de diensten of processen die in aanmerking komen voor de redesign binnen de federale overheid.
De resultaten van de werkmeting zullen op termijn als objectieve basis dienen voor het opstellen van het personeelsplan voor deze diensten of processen.
Een methodiek voor de werkmeting in de ondersteunende diensten, daaronder te verstaan de finan- ciële, HR-, ICT- en logistieke diensten, zal worden uitgewerkt voor het einde van de bestuursovereen- komst.
5. New Way of Working
De OISZ verbinden zich ertoe om een gemeenschappelijk ondersteuningsaanbod uit te werken (ex- pertise, pilootprojecten en goede praktijken, opleiding, stappenplan, advies en begeleiding, intervisie, tools, meetinstrumenten,…) om de uitrol te begeleiden van de nieuwe werkmethodes (werk dat niet plaatsgebonden is of niet gebonden is aan bepaalde uurregelingen) in het kader van people mana- gement, change management en de uitbouw van de organisatie; we denken daarbij aan het ter beschikking stellen van tools en informatie, aan de hiërarchische meerdere en aan de medewerkers, die hen in staat moeten stellen om prestatiedoelstellingen vast te leggen en de verandering en de nieuwe organisatie te ondersteunen.
Elke OISZ verbindt zich ertoe om aan minstens 30% van haar medewerkers de mogelijkheid te bieden om te telewerken, thuis of in een satellietkantoor.
De OISZ ontwikkelen een methodologie voor het meten van de impact van de New Way of Working wat betreft de kosten en de gevolgen voor het personeel.
6. Selectie & Werving
Het College van OISZ zal jaarlijks, van zodra het budgettaire kader vaststaat, op basis van de afzon- derlijke personeelsplannen, afspraken maken omtrent gemeenschappelijke initiatieven voor het orga- niseren van wervings- en/of bevorderingsselecties, overeenkomstig de samenwerkingsovereenkomst met Selor. De wervingsselecties kunnen zowel extern als via de interne markt georganiseerd worden en zullen het diversiteitsbeleid van de regering ondersteunen.
44
Er wordt systematisch overleg gepleegd tussen de OISZ en Selor op alle gebieden van het personeels- beheer, namelijk om de nieuwe taken waarmee Selor zou belast worden over te dragen aan de OISZ, in voorkomend geval door de nodige reglementaire aanpassingen aan te brengen of door SLA’s te sluiten, zoals voorzien bij voormelde samenwerkingsovereenkomst tussen de OISZ en Selor.
7. Opleiding & Ontwikkeling
• Jaarlijks zal het College van OISZ de, in de afzonderlijke instellingen, bestaande opleidingen die in synergie kunnen aangeboden worden aan de medewerkers van de verschillende OISZ, bunde- len en delen.
• Het College van OISZ zal jaarlijks van zodra het budgettaire kader vaststaat, op basis van de opleidingsplannen van de verschillende OISZ, afspraken maken omtrent nieuwe gemeenschap- pelijke initiatieven met betrekking tot opleiding en ontwikkeling van hun medewerkers.
De OISZ werken samen met het OFO een e-learning uit die ervoor zorgt dat de medewerkers van de OISZ hun kennis van de Belgische sociale zekerheid kunnen uitbreiden of actualiseren.
8. Diversiteit
De OISZ moeten een inclusief diversiteitsbeleid voeren om ervoor te zorgen dat de maatschappij in hun personeel wordt vertegenwoordigd:
• door positieve acties door te voeren voor gehandicapte personen door ervoor te zorgen dat ze toegang tot de gebouwen hebben, door de werkposten aan te passen en door de specifieke lijst van de aparte wervingsreserve van Selor te raadplegen;
• door te vermijden dat het geslacht een rol kan spelen bij het loon, bevorderingen of aanwer- vingen;
• door ook ongelijkheden weg te werken op het vlak van toegang tot werk tussen de Belgen op basis van een Belgische herkomst of een immigratieachtergrond.
Daartoe verbinden de OISZ zich meer bepaald tot het voortzetten van de al eerder ondernomen acties om te streven naar:
• een tewerkstellingsgraad van 3% personen die erkend zijn als personen met een handicap, door het systematisch raadplegen van de specifieke lijst van de aparte wervingsreserve van Selor. Daarbij kan ook rekening gehouden worden met de overheidsopdrachten die aan instellingen worden gegund die met gehandicapte personen werken;
• en een vertegenwoordiging van één derde van het ondervertegenwoordigde geslacht in A3- tot A5-functies (of gelijkgestelden). De OISZ waar deze vertegenwoordiging niet bereikt wordt in de bezetting van functies van een niveau van A3 tot A5 zullen de nodige acties nemen om een beter genderevenwicht tot stand te brengen.
Het College verbindt zich ook tot het deelnemen aan de werkgroepen die door de federale stuur- groep inzake diversiteit werden opgericht.
De OISZ verbinden zich ten slotte tot het deelnemen aan de sensibiliseringsacties in het kader van de Federale Dag van de Diversiteit.
9. Begeleiding op de werkvloer
De OISZ werken een gemeenschappelijke strategie uit om de medewerkers te begeleiden tijdens hun loopbaan. Deze begeleiding heeft niet enkel betrekking op de integratie van de medewerker bij de start van zijn loopbaan, op zijn integratie op de werkplek, op de kennisoverdracht en de ontwikkeling van de generieke competenties, maar ook op zijn ontwikkeling tijdens de volledige duur van zijn loopbaan.
Deze strategie heeft zeker betrekking op de re-integratie van arbeidsongeschikte personeelsleden en op een leeftijdsbewust personeelsbeleid, waarbij aan de medewerkers een boeiende loopbaan wordt aangeboden tot aan hun uittreding en waarbij er mogelijkheden worden voorzien voor de uitwisse- ling van ervaringen en voor een evoluerend beleid.
De OISZ zullen een actieplan ontwikkelen met betrekking tot het welzijn op de werkvloer. Hierbij zal niet alleen aandacht worden besteed aan het voorkomen van lichamelijke en psychische arbeidson- geschiktheid maar ook aan een beleid van snelle re-integratie na arbeidsongeschiktheid.
10. Kennismanagement
De OISZ werken een gezamenlijke kennismanagementstrategie uit. Hierdoor kan de aanwezige ex- pertise optimaal gebruikt worden, en wordt het risico op kennisverlies door uitstroom beperkt, in het bijzonder wat betreft de kritieke functies.
Het College zal een strategie inzake kennisbeheer concretiseren die gemeenschappelijk is voor de OISZ, die toegespitst is op de toegang tot de kennis voor de uitvoering van het werk, op het delen van deze kennis binnen de OISZ en tussen de OISZ onderling en op het behoud van die kennis en die gebaseerd is op het delen van de goede praktijken dienaangaande tussen de OISZ.
11. Crescendo
Behalve indien er een gelijkwaardige informatietool bestaat die de zelfde rapportering naar de FOD P&O verzekert, zullen de OISZ vanaf januari 2016 starten met het gebruik van de toepassing Cres- cendo om de evaluatiecycli te beheren en om de competenties van hun personeelsleden in op te nemen, in de mate dat dit gebruik gratis is en een toegevoegde waarde biedt. Aldus moeten 85 % van de plannings- en evaluatiegesprekken zich in Crescendo bevinden. Alle personeelsleden van de OISZ, die over een actieve gebruikersaccount beschikken, moeten een generiek competentieprofiel in Cres- cendo hebben. De nieuwe technische competentieprofielen zullen in Crescendo opgenomen worden.
In dit verband verbindt de Staat zich om tegen het einde van de bestuursovereenkomst de nodige aanpassingen uitgevoerd te hebben aangaande de gebruiksvriendelijkheid van de software na ana- lyse van het systeem op basis van feedback van de OISZ en andere overheidsinstellingen.
Verbintenissen over het ICT-beheer
Artikel 121
1. Virtualisatie en G-Cloud
Het project G-Cloud is een gemeenschappelijk project tussen de federale overheidsdiensten met als doel om de globale informaticakosten terug te schroeven via het delen van infrastructuur en diensten.
Het project G-Cloud werd opgesplitst in verschillende fasen om de integratie van de informatica- structuur en –diensten geleidelijk te laten evolueren:
a) Het eerste traject bestaat uit de vermindering van het aantal rekencentra en de omschakeling naar een gemeenschappelijke IT-infrastructuur.
b) Het tweede traject (IaaS en XXxxX) bestaat in het ter beschikking stellen van processingmoge- lijkheden (virtuele servers en machines) en opslagmogelijkheden aan de instanties zodanig dat ze hun eigen toepassingssoftware kunnen uitrollen. Deze terbeschikkingstelling gebeurt in de vorm van diensten.
c) Het derde traject (SaaS) bestaat uit de vermeerdering en de standaardisering van de diensten die worden aangeboden om in te spelen op een maximum aantal niet-specifieke behoeften van de verschillende overheidsdiensten.
In functie van hun toegekende investeringsmogelijkheden, verbinden de openbare instellingen van sociale zekerheid zich ertoe om de ICT-infrastructuurkosten verder te doen dalen via de virtualisatie van de servers, hetgeen een noodzakelijke stap is voor de integratie in een gemeenschappelijk fede- raal platform (G-Cloud).
De RVA is één van de actoren van dit project en zal erop toezien dat zijn informaticasysteem en netwerkdiensten zoveel mogelijk binnen een gemeenschappelijke, open en beveiligde infrastructuur geïmplementeerd worden.
Het blijft wel aan de instelling en zijn beheerscomité om de regels van zijn business te bepalen en in te staan voor de financiële consequenties. Er moeten ook voldoende garanties zijn dat een instelling zijn eigen businessprioriteiten kan bepalen.
46
De openbare instellingen van sociale zekerheid zullen de evolutie van hun informatica inplannen en afstemmen op de aanwezigheid van de verschillende componenten van dit gemeenschappelijk platform.
Elke openbare instelling van sociale zekerheid zal een roadmap opstellen waarin gepreciseerd wordt hoe de G-Cloud en de diensten gebruikt zullen worden, volgens het principe van “comply or explain”.
In geval van discussie zal in gezamenlijk overleg naar een oplossing gezocht worden.
Om maximaal synergieën te creëren en de IT-kosten te verminderen verbindt de federale Staat zich ertoe om bij het federaal administratief openbaar ambt het principe van mutualisering van de diensten aan te moedigen, overal waar gemeenschappelijke diensten gevaloriseerd kunnen worden.
De federale Staat verbindt zich ertoe om de noodzakelijke informatica-investeringen van de OISZ te be- vorderen die, voor hogervermelde doeleinden, een migratie van hun informatica-infrastructuur moeten realiseren.
2. Gemeenschappelijke ontwikkeling van de ICT-aankopen en het ICT-beheer Voor alle uitbreidingen of hernieuwingen van hun informaticaoplossingen doen de OISZ zoveel moge- lijk een beroep op de verschillende diensten van de G-Cloud en de raamovereenkomsten. De OISZ orga-
niseren binnen het kader van het G-Cloud-initiatief een gemeenschappelijke aanschaf van ICT-midde- len en –diensten via raamovereenkomsten om zo gunstig mogelijke aanschafvoorwaarden te bekomen.
De openbare instellingen van sociale zekerheid en de federale overheidsdiensten zullen samen onder- handelen met de belangrijkste hardware- en softwareleveranciers teneinde de beste voorwaarden en prijzen te verkrijgen voor alle federale administraties.
Daartoe verbinden de OISZ er zich toe om de verschillende opdrachten inzake ICT, eventueel via Smals, te gunnen in de hoedanigheid van aankoopcentrale opdat elke OISZ zou kunnen genieten van de voor- uitgang van de andere OISZ en zo hun infrastructuur gemeenschappelijk zouden kunnen laten evolue- ren. De OISZ verbinden er zich toe om prioritair een beroep te doen op reeds bestaande opdrachten.
3. Elektronisch documentbeheer en elektronisch beheer van de workflow
Het gebruik van de digitale brievenbus voor de elektronische communicatie met de burger zal zoveel mogelijk worden aangemoedigd, bij voorkeur in evenwichtige omgevingen die herkenbaar en toegan- kelijk zijn voor de burger. Er wordt bij voorkeur op een elektronische en interactieve manier gecommu- niceerd met de burger, waarbij evenwel rekening wordt gehouden met de digitale kloof. Deze elektro- nische communicatie wordt ook doorgetrokken naar de professionals toe (ondernemingen, sociale secretariaten of ander partners (advocaten, …)).
De initiatieven van de OISZ dienen te worden afgestemd met andere gelijkaardige initiatieven met het oog op een uniformisering van de “digitale brievenbus”.
In dit kader wordt de rol van iedere actor in de workflow gerespecteerd.
De OISZ verbinden zich ertoe om te onderzoeken of het al dan niet noodzakelijk is om de aangetekende verzendingen te handhaven. Voor zover mogelijk en rekening houdende met de rechtszekerheid zullen de aangetekende verzendingen worden verminderd en/of vervangen door elektronische aangetekende verzendingen, mits een eventuele aanpassing van het regelgevingskader.
Verbintenissen over het logistiek beheer
Artikel 122
1. Overheidsopdrachten
De OISZ verbinden er zich toe om prioritair gebruik te maken van de globale federale opdrachten (FOR-CMS) of een reeds bestaande opdracht voor alle aankopen van courante leveringen en dien- sten, behalve indien dat nadeliger zou blijken voor de OISZ.
De OISZ maken gebruik van het bestaande gemeenschappelijke platform met betrekking tot overheids- opdrachten voor het stockeren van lastenboeken, de inventaris van diverse lopende contracten en het delen van kennis.
47
Voor het plaatsen van overheidsopdrachten zal het gebruik van een “model van aankoopcentrale of een opdrachtencentrale” bevorderd worden. Telkens een nieuwe overheidsopdracht voor leve- ringen of diensten wordt gelanceerd onderzoeken de XXXX of het werken met een aankoopcentrale of opdrachtencentrale mogelijk is en/of er een gezamenlijke opdracht kan uitgevoerd worden. De bestekken zullen modulair gemaakt worden zodat zowel kleine als grote bestellingen kunnen, even- tueel met gedifferentieerde prijzen.
In deze zin wordt als overheidsopdracht aanzien: de overeenkomst onder bezwarende titel die wordt gesloten tussen één of meer leveranciers of dienstverleners en één of meer aanbestedende overhe- den of overheidsbedrijven, en die betrekking heeft op het leveren van producten of het verlenen van diensten met een totale opdrachtwaarde groter dan 31.000 EUR inclusief BTW.
De OISZ verbinden zich tot het respecteren van de instructies voor de aankoopdiensten die de ver- sterking van de duurzaamheid van de federale overheidsopdrachten beogen en zijn opgenomen in de omzendbrief van 16/5/2014 waar tevens aandacht geschonken wordt aan sociale clausules en maatregelen ten voordele van kleine en middelgrote ondernemingen. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan opdrachten die toegekend worden aan organisaties die werken met personen met een handicap, zoals in de sociale economie.
De OISZ zullen de ontwikkelingen in e-Procurement incluis e-catalogue opvolgen en verder toepassen.
2. Gebouwenbeheer / Shared Services ivm logistiek
Het bestaande kadaster van het onroerend patrimonium van het geheel van de OISZ wordt actueel gehouden. Elk vraag tot huur, koop, verkoop en grondige renovatie van gebouwen moet vooraf wor- den voorgelegd aan het College van OISZ. Het kadaster kan uitgebreid worden met andere elementen zoals bv EPC (energieprestatiecertificaat).
De OISZ engageren zich om bij renovaties en nieuwe huisvesting:
• de normen vastgesteld door de Regie der Gebouwen maximaal na te leven,
• bij de inrichting van de lokalen de mogelijkheid te voorzien van een aangepaste configuratie en aangepast materieel om het concept van NWOW te kunnen toepassen.
De OISZ lijsten minimum standaarden op met betrekking tot het beheer van gebouwen. Deze stan- daarden zullen opgenomen worden in de vorm van een checklist.
In dit kader wordt verwezen naar het specifieke regeringsbeleid inzake huur van gebouwen.
De OISZ zullen tegen 1 januari 2017 een actieplan opstellen teneinde een antwoord te bieden op de aanbevelingen die in de audit van het Rekenhof over het vastgoed van de OISZ werden geformuleerd. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan een verdere rationalisering van het gebouwenpark in functie van de evolutie van het personeel, de geldende oppervlaktenormen en de toepassing van de principes van NWOW. Hierbij zullen ook de effecten op het vlak van facility management worden in kaart gebracht en zal de mogelijkheid tot een shared aanpak worden onderzocht.
Een werkgroep zal op periodieke basis bijeenkomen om best practices uit te wisselen en verbeterings- voorstellen door te voeren. Op volgende domeingebieden wordt gefocust:
• energie (energieaudit, energieperformantie, reglementering …)
• afval
• EMAS
• FMIS (facilitair management information system)
• centraal meldpunt
• verzekeringen (audit)
• optimalisatie van beschikbare resources en technische competentie binnen de OISZ
• bewaking
De OISZ streven ernaar om e-invoicing (binnenkomende facturen) te implementeren.
De OISZ streven ernaar om een beheer met respect voor het milieu te implementeren en de voor- beeldfunctie van de federale overheid te versterken.
48
De OISZ verzekeren een duurzame mobiliteit.
Verbintenissen over interne audit
Artikel 123
Wat de synergie inzake de uitbouw van de interne auditfuncties en auditcomités in hun instellingen betreft, engageren de OISZ zich tot de volgende gemeenschappelijke doelstellingen:
• tegen het einde van de looptijd van de Bestuursovereenkomst 2016-2018 zal een Gemeen- schappelijk Auditcomité de werking van alle interneauditdiensten binnen de OISZ onderworpen hebben aan een toetsing;
• het jaarlijkse activiteitenrapport en de gemeenschappelijke aanbevelingen van het Gemeen- schappelijk Auditcomité worden na kennisname door de beheerscomités door de regeringscom- missarissen aan de Voogdijminister overgemaakt,
• periodiek wordt door elke instelling een auditplan en een jaarverslag meegedeeld aan het Ge- meenschappelijk Auditcomité. Met het oog op deze rapportering, zullen er op niveau van het PLATINA netwerk templates worden uitgewerkt;
• tijdens de looptijd van de Bestuursovereenkomst 2016-2018 zullen, onder de coördinatie van het College van OISZ, verdere initiatieven worden genomen met het oog op de afstemming van de planning en methoden van de interneauditfuncties met de activiteiten van de andere toe- zichtsactoren bevoegd voor de OISZ. In eerste instantie zal het samenwerkingsprotocol met het Rekenhof in de praktijk worden gebracht;
• er zullen per kalenderjaar minstens 4 bijeenkomsten van het PLATINA-netwerk worden georga- niseerd met het oog op de gemeenschappelijke opbouw, afstemming en uitwisseling tussen de interneauditfuncties van de OISZ van kennis en goede praktijken op conceptueel, methodolo- gisch en organisatorisch vlak;
• voor het einde van het eerste trimester van elk jaar zal het PLATINA-netwerk ten behoeve van het College van OISZ en de afzonderlijke auditcomités een rapport opmaken met daarin een overzicht van de activiteiten van het netwerk in het voorbije kalenderjaar, de voornaamste evoluties op vlak van interne audit binnen de afzonderlijke OISZ, alsook de initiatieven die werden genomen op vlak van de afstemming en samenwerking met de andere toezichtsactoren in de OISZ.
Verbintenissen over het openstellen van synergieën voor andere partners (secundair netwerk)
Artikel 124
De OISZ wensen de synergieën open te stellen voor hun partners van het secundaire netwerk zodat die kunnen profiteren van de effectieve besparingen die daaruit kunnen voortvloeien op het vlak van hun werkingskosten, in samenhang met hun financieringsniveau, zodat het optimale beheer van hun opdrachten gewaarborgd blijft.
In het kader daarvan stellen de OISZ voor om met hun secundaire netwerk overleg te plegen over een uitwisseling van de goede praktijken inzake synergieën en na te gaan in welke domeinen die zouden kunnen worden ontwikkeld.
Er zou daarbij een gemeenschappelijk actieplan of een plan voor de uitbreiding van de synergieën kunnen worden uitgewerkt, rekening houdend met de respectieve statuten van de instellingen van de secundaire netwerken. De OISZ informeren de Voogdijministers over de vooruitgang van de gesprekken met het secundaire netwerk.
Verbintenissen over de aanpassing van de administratieve organisatie van de sociale zekerheid
Artikel 125
Het College van OISZ en de sociale gesprekspartners zullen nauw betrokken worden bij de besprekin- gen over de optimalisatie van de federale overheid die een impact kunnen hebben op de OISZ.
De Staat verbindt er zich toe om het College van OISZ, de sociale gesprekspartners en de geïm- pacteerde meewerkende instellingen te betrekken bij de besprekingen over de optimalisatie van de federale overheid die een impact kunnen hebben op de OISZ. De OISZ verbinden zich om proactief mee te werken aan deze werkzaamheden.
49
Verbintenissen over gemeenschappelijke rapportering
Artikel 126
Het College van OISZ en de sociale partners delen tegen 30 juni 2016 een gezamenlijk actieplan mee aan de regering met betrekking tot de synergieën bedoeld in de artikelen 120, 121, 122 en 123. Hierin worden de initiatieven, de ingezette middelen, de deelnemende OISZ en de voorziene timing opgelijst.
Jaarlijks zullen het College van de OISZ en de sociale partners tegen 31 maart een gemeenschappelijk verslag opstellen over de vooruitgang ervan en de bereikte resultaten. In de periodieke rapportering van de OISZ zal aandacht worden besteed aan de inspanningen die door de instelling werden gele- verd en aan de bereikte impact.
Het algemeen evenwicht tussen mannen en vrouwen binnen de OISZ zal als genderindicator opge- nomen worden in dit gemeenschappelijk verslag.
Diensten ontwikkelen of gebruiken in het kader van de synergieën
Artikel 127
Het behoort tot de opdracht van elke openbare instelling van sociale zekerheid die diensten (geheel of gedeeltelijk) zelf ontwikkelt of met toepassing van de regelgeving inzake de gunning van overheidsopdrachten gebruik maakt van diensten van derden, binnen haar mogelijkheden, die diens- ten, ongeacht hun aard, in het kader van de beoogde synergieën tegen kostprijs aan te bieden aan andere administratieve overheden, ongeacht hun bevoegdheidsniveau (waaronder, niet exhaustief, de overheidsdiensten van de federale regering en de gemeenschaps- en gewestregeringen, de open- bare instellingen met rechtspersoonlijkheid die onder de federale overheid, de gemeenschappen of de gewesten ressorteren, de provincies, de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn), aan de privaatrechtelijke instanties die erkend zijn om mee te werken aan de toepassing van de sociale zekerheid en aan de sectorale fondsen voor bestaanszekerheid.
TIT EL
Budgettair, financieel en boekhoudkundig luik
De inhoud van dit hoofdstuk wordt geregeld bij:
• het KB van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid;
• het KB van 22 juni 2001 (gewijzigd door het KB van 26 januari 2014) tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de OISZ die zijn onderwor- pen aan het bovenvermelde KB van 3 april 1997;
• het KB van 26 januari 2014 tot vaststelling van het genormaliseerd boekhoudplan van de OISZ die zijn onderworpen aan het bovenvermelde KB van 3 april 1997;
• en de respectievelijke omzendbrieven.
De beheersbegroting
Artikel 128
De beheersbegroting omvat het geheel van de ontvangsten en uitgaven die op het beheer van de instelling betrekking hebben, zoals opgesomd in bijlage 1 van het bovengenoemd KB van 26 janua- ri 2014 en verduidelijkt in de richtlijnen vastgesteld door de Commissie voor normalisatie van de boekhouding van de OISZ.
Artikel 129
De verdeling van de begrotingsartikelen in de verschillende categorieën geschiedt in overeenstem- ming met de bijlage 2 van het gewijzigd KB van 22 juni 2001.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
• de personeelsuitgaven;
• de gewone werkingsuitgaven;
• de informaticawerkingsuitgaven;
• de investeringsuitgaven verdeeld in drie delen : onroerende goederen, informatica en roerende goederen;
• de niet-limitatieve werkingsuitgaven.
De Commissie voor normalisatie van de boekhouding van de OISZ wordt belast met de vastlegging van de concrete inhoud van de begrippen limitatieve kredieten en niet-limitatieve kredieten.
Artikel 130
De beheersbegroting bevat enkel limitatieve kredieten, met uitzondering van de kredieten met be- trekking tot :
• de directe en indirecte belastingen,
• vergoedingen verschuldigd als gevolg van fiscale bepalingen,
• uitgaven in het kader van gerechtelijke procedures of uitspraken, voor zover zij niet vallen onder de opdrachtenbegroting.
De niet-limitatieve kredieten kunnen van nature nooit het voorwerp van lineaire besparingen of compensatie uitmaken en worden in een aparte categorie vermeld van de beheersbegroting.
Artikel 131
Indien er budgettaire of boekhoudkundige wijzigingen betreffende de verdeling tussen de opdrach- tenbegroting en de beheersbegroting tijdens de looptijd van de bestuursovereenkomst zouden optre- den, verbindt de Staat er zich toe rekening te houden met de budgettaire of operationele gevolgen hiervan op de werking van de betrokken OISZ, desnoods door middel van de aanpassingsprincipes en
-procedure voorzien in de artikelen 135 en 136.
De adviezen van de Regeringscommissaris van Xxxxxxxxx in verband met begroting, boekhouding, personeel, ICT ...
Artikel 132
De Staat verbindt er zich toe dat de Regeringscommissaris van Begroting de in artikel 12, 14 en 19 van het KB van 3 april 1997 voorziene termijnen respecteert.
De termijnen voor het uitbrengen van een advies door de regeringscommissaris van Begroting voor andere adviesaanvragen worden in overleg tussen de instelling en de regeringscommissaris vastgelegd in het samenwerkingsprotocol dat in de loop van de bestuursovereenkomst zal worden opgesteld. De Staat verbindt er zich toe dat de regeringscommissaris van Begroting de afgesproken termijnen respecteert.
In uiterst dringende gevallen kan de instelling de hoogdringendheid inroepen voor adviesaanvragen. De instelling verantwoordt duidelijk deze hoogdringendheid. In dit laatste geval tracht de regerings- commissaris van Begroting zo snel als mogelijk een advies te verlenen.
Artikel 133
Elke aanvraag die het akkoord vereist van de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort (zoals bijvoorbeeld een beroep tegen een negatief advies van een commissaris, een vraag tot akkoord over de begroting of een vraag tot herverdeling) zal vooraf of op hetzelfde moment aan de Voogdij- minister worden gecommuniceerd.
De aanpassing van de beheersbegroting ingevolge herschikkingen tussen begrotingsartikelen
Artikel 134
De overdrachten tijdens eenzelfde begrotingsjaar tussen de kredieten, zoals voorzien in artikel 14,
§ 1, van het KB van 3 april 1997, worden door de regeringscommissaris van Begroting behandeld, binnen de in het eerste lid van het artikel 132 bepaalde termijn.
Om een goed beheer mogelijk te maken wordt maximale flexibiliteit toegestaan tussen werkings- en investeringskredieten (met inbegrip van de enveloppe gebouwen). De opgelegde besparingen, de ROI en de bijkomende kredieten voor het geheel van de begrotingsartikelen inzake uitgaven binnen de beheersbegroting mogen herverdeeld worden, opdat zij op optimale wijze de 5e bestuursovereen- komst zouden kunnen uitvoeren.
Herschikkingen tussen begrotingsartikelen tijdens eenzelfde begrotingsjaar kunnen het ganse jaar door gebeuren. Het is eveneens toegelaten over te gaan tot een kredietherverdeling bij de afsluiting van het boekjaar, die plaatsvindt in het jaar n+1.
De aanpassing van de beheersbegroting ingevolge gewijzigde omstan- digheden
Artikel 135
De volgende thematieken zullen op initiatief van de instelling besproken worden met de Voogdijminister(s), de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en indien noodzakelijk de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, zodanig dat bijkomende kredieten voorafgaandelijk aan de inwerkingtreding eventueel kunnen worden toegekend na een regerings- beslissing:
• Nieuwe opdrachten
• Indien tijdens de looptijd van de bestuursovereenkomst de instelling een bijkomende op- dracht moet uitvoeren en na een voorafgaande toetsing vastgesteld wordt dat deze niet kan uitgevoerd worden binnen de toegekende beheersenveloppe en bijgevolg aanleiding zal geven tot verhoogde beheersuitgaven (rekening houdend met de eenmalige opstartkosten, hoofdzakelijk informatica, en met recurrente jaarlijkse personeels- en werkingskosten op kruissnelheid),
• Personeel
• Indien het globaal bedrag van het personeelskrediet berekend volgens de formule van arti- kel 144 evenwel lager is dan het bedrag bekomen door middel van de berekeningsmethode eigen aan de instelling, vermeld in artikel 143 van deze bestuursovereenkomst en voor zover dat het bereiken van bepaalde doelstellingen of de realisatie van bepaalde projecten zoals opgenomen in deze overeenkomst in gevaar zou brengen. De verplichte, noodzakelijke en onvoorziene bijkomende personeelsuitgaven die het gevolg zijn van een beslissing van de Regering zullen aan de personeelskredieten worden toegevoegd,
• Werking en investering
• Indien door de toepassing van de evolutie van de werkings- en investeringskredieten in functie van het gezondheidsindexcijfer van artikel 144 het bereiken van bepaalde doelstel- lingen of de realisatie van bepaalde projecten opgenomen in deze overeenkomst in gevaar zou komen.
• In het geval van nieuwe uitgaven voor het zich in regel stellen met wettelijke verplichtingen (zoals bijvoorbeeld de milieubepalingen, de risicoanalyse van de liften, de sociale bijdragen, de verzekeringen).
De verlaging of de niet-aanpassing van de beheersbegroting ingevolge een nieuwe opdracht of zonder nieuwe opdracht
Artikel 136
Indien de beschikbare middelen (inzake personeel of budget) worden verminderd of de opdrachten worden uitgebreid zonder dat de kredieten worden verhoogd, kan dit gebrek aan middelen zijn weerslag hebben op de uitvoering van de doelstellingen van de overeenkomst.
• Indien de federale Staat het bij het artikel 141 afgesproken begrotingskader niet in acht kan nemen binnen de context van het begrotingsbeleid van de Staat, indien de beschikbare midde- len (inzake personeel of budget) worden verminderd.
• Indien de opdrachten worden uitgebreid zonder dat de kredieten worden verhoogd.
• Indien bijkomende noodzakelijke kredieten niet toegekend kunnen worden.
Dit enkel voor zover deze beslissingen de realisatie van bepaalde in deze overeenkomst opgenomen projecten of doelstellingen in gevaar zouden kunnen brengen.
Bij de evaluatie van de overeenkomst zal rekening worden gehouden met de tussentijdse aanpassing van de doelstellingen.
De verhoging van de beheersbegroting van het lopende jaar ingevolge de toekenning van eigen beheersontvangsten
Artikel 137
§ 1.
De eigen ontvangsten, die voortvloeien uit prestaties die kaderen binnen de opdrachten van de instelling, en geleverd worden aan derden op basis van een terugvordering van de kosten, worden toegevoegd aan de beheersenveloppe van het lopende jaar mits naleving van de procedure inzake bepaling en aanpassing van de budgetten, zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 3 april 1997.
§ 2.
Vanaf 2016 mogen de andere hierna opgesomde in de begroting van het lopende jaar voorziene eigen beheersontvangsten van de instelling jaarlijks worden toegevoegd aan de beheersenveloppe van het lopende jaar mits gunstig advies van de regeringscommissaris van Begroting, binnen de in het eerste lid van het 132 bepaalde termijn.
Dit gunstig advies betreft een akkoord over zowel het bedrag van de in het lopende jaar voorziene eigen beheersontvangsten als over de bestemming van dit bedrag door de instelling in het lopende jaar.
Volgende types van eigen beheersontvangsten, waarvoor een principedossier met inbegrip van een raming van de voorziene bedragen vooraf werd goedgekeurd door het beheerscomité/raad van beheer, worden hier bedoeld:
1. éénmalige beheersontvangsten ingevolge de verkoop van een onroerend goed op basis van de integrale verkoopprijs, waarbij de bijzondere voorwaarden van artikel 145 werden gerespecteerd
2. periodieke beheersontvangsten ingevolge de verhuur op contractuele basis van een onroerend goed (b.v. een gebouw of een verdieping van een gebouw) worden toegevoegd aan de beheersen- veloppe, ofwel volledig in geval van verhuur tegen kostprijs aan een andere overheidsdienst, ofwel voor de helft in geval van verhuur tegen marktprijs aan een andere derde
3. periodieke beheersontvangsten ingevolge de detachering van personeelsleden (b.v. naar een be- leidscel - buiten deze van de Voogdijminister(s) - of naar een syndicale organisatie) of ingevolge de ter beschikkingstelling van personeelsleden (b.v. voor een gemeenschappelijke Auditdienst of voor SIOD,…) worden toegevoegd aan de toegekende personeelskredieten
4. beheersontvangsten die voortvloeien uit de levering van diensten tegen kostprijs aan derden en aan andere OISZ (b.v. het scannen van dossiers voor derden)
5. periodieke beheersontvangsten ingevolge de verdere uitvoering door de instelling van bepaalde opdrachten voor rekening van de gefedereerde entiteiten tijdens of na de overgangsfase van de zesde staatshervorming, in het kader van de samenwerkingsakkoorden die werden gesloten met de gefedereerde entiteiten.
§ 3.
De gerealiseerde andere eigen beheersontvangsten van het vorige jaar (b.v. ingevolge de levering van drukwerken, het verhuren van vergaderzalen, het afleveren van attesten of de opmaak van statistie- ken,…), de bij deze levering gemaakte personeels- en andere werkingskosten mogen integraal worden toegevoegd aan de beheersenveloppe van het lopende jaar. Als incentive voor goed beheer, mag het verschil tussen de gefactureerde marktprijs en de gemaakte personeels- en andere werkingskosten voor de helft worden toegevoegd aan de beheersenveloppe van het aan de beheersenveloppe van het lopende jaar mits gunstig advies van de regeringscommissaris van Begroting, binnen de in het eerste lid van het artikel 132 bepaalde termijn.
Dit gunstig advies betreft een akkoord over zowel het bedrag van de tijdens het vorige jaar geboekte andere eigen beheersontvangsten als over de bestemming van dit bedrag door de instelling in het lopende jaar.
54
§ 4.
Voor de synergieprojecten, die momenteel opgenomen zijn in de gemeenschappelijke bepalingen, worden de nodige middelen voorzien op de beheersbegroting van de deelnemende OISZ. De impact van synergieprojecten (b.v. de loonmotor) op de beheersbegrotingen van de deelnemende OISZ wordt voorafgaandelijk geregeld op het begrotingsplan binnen het College OISZ. Deze beheersontvangs- ten komen bovenop de beheersenveloppe van de instelling die de prestaties levert voor de andere OISZ, mits gunstig advies van de regeringscommissaris, en worden ter informatie meegedeeld aan de Voogdijminister(s) en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort en aan de Minis- ter tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort.
Dezelfde principes zijn toepasselijk op de synergieprojecten buiten de sociale zekerheid en op de fusieoperaties zoals zij worden gedefinieerd in de bestuursovereenkomst.
§ 5.
De bedragen van bovenvermelde voorziene en gerealiseerde eigen beheersontvangsten, alsook de bestemming van deze bedragen, welke een positief advies gekregen hebben van de regeringscom- missaris van Begroting, mogen door de instelling worden ingeschreven in een aanpassingsblad van de beheersbegroting van het lopende jaar.
De verhoging van de beheersbegroting ingevolge de overdracht van kre- dieten van het vorige begrotingsjaar
Artikel 138
De overdracht van kredieten van het vorige begrotingsjaar naar het lopende jaar wordt onder de voorwaarden voorzien in artikel 14, § 2, van het KB van 3 april 1997 toegestaan mits gunstig advies van de regeringscommissaris van Begroting, binnen de in het artikel 132 bepaalde termijn.
Bij gunstig advies van de regeringscommissaris van Begroting mogen de goedgekeurde overdrachten door de instelling worden toegevoegd aan de kredieten van het lopende jaar.
Om het mogelijk te maken voor de Regeringscommissarissen om de voortgang van de opgenomen projecten te volgen en te kunnen oordelen over de opvolging ervan alsook over de opportuniteit van de herinschrijvingen zal de OISZ ervoor zorgen dat de Regeringscommissarissen frequent toegang hebben tot de planning en tot de resultaten van het investeringsprogramma. De instelling zal elk semester een stand van zaken van het investeringsprogramma overmaken. Dit zal het voorwerp van een eenvormige toepassing in elke instelling uitmaken.
De aanpassing van de beheersbegroting ingevolge een wijziging van de sociale bijdragen
Artikel 139
Indien de sociale bijdragen betreffende de personeelsleden (hoofdzakelijk pensioenbijdragen voor de Pool der parastatalen) wijzigen, zal de beheersbegroting aangepast worden. De bedragen die zullen dienen als basis voor de berekening, zullen instelling per instelling bepaald worden in overleg met het College, (desgevallend PDOS) en de FOD Budget en Beheerscontrole. Ter info: de betaling door de OISZ van de patronale pensioenbijdragen voor de Pool der parastatalen vormt een neutrale financiële en budgettaire operatie.
Voor de uitgaven inzake de Pool der parastatalen zal een nieuw begrotingsartikel worden voorgesteld door de Commissie voor de normalisatie van de boekhouding om de toegekende begrotingskredieten op te nemen bij deze bijdragen.
De verhoging van de beheersbegroting ingevolge de betalingen van achterstallige competentiepremies
Artikel 140
Voor zover dit mechanisme nog toepasselijk is en in de mate dat dit het geval zal zijn, zal jaarlijks een provisie voor de uitbetaling van de achterstallige competentiepremies die verschuldigd zullen zijn, bij de FOD Budget en beheerscontrole worden aangelegd. Het bedrag van de per OISZ toegestane personeelsuitgaven, zoals vermeld in de bestuursovereenkomst, zal worden verhoogd met het nodige bedrag van de achterstallige competentiepremies die tussen januari en september uitbetaald werden (eerste schijf), voor zover het totaal van de bedragen van alle instellingen het totaal bedrag van de provisie niet overschrijdt. Een tweede schijf voor de achterstallen betaald tussen oktober en decem- ber kan ook nog toegekend worden.
Deze verhogingen zullen ten laatste op 31 januari van het volgende jaar worden toegestaan door de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, op voorstel van de Voogdijminister(s) van de betrokken instelling en op basis van bewijsstukken voor de verrichte uitbetalingen en op advies van de Regeringscommissaris die bij de instelling de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort vertegenwoordigt.
Beheersbegroting voor de jaren 2016, 2017 en 2018
Artikel 141
De beheersbegroting van de instelling voor de jaren 2016, 2017 en 2018, die overeenkomstig artikel 128 en de beslissing van de Ministerraad van 18/12/2015 werd bepaald, wordt als volgt vastgelegd:
In EUR
2016 | 2017(1) | 2018 (1) | |
Personeelsuitgaven | 190 998 134 | 188 088 541 | 184 000 575 |
Werkingsuitgaven | 39 647 501 | 39 517 554 | 38 722 068 |
waarvan: Gewone werking | 15 460 401 | 15 007 659 | 13 831 597 |
Informatica SMALS | 12 166 100 | 11 873 250 | 12 691 782 |
Informatica andere | 12 021 000 | 12 636 645 | 12 198 689 |
Xxxxxxxxxxxxx | 00 199 000 | 9 999 600 | 9 506 855 |
waarvan: Roerende investeringen | 578 055 | 547 774 | 496 064 |
Informatica-investeringen | 3 540 000 | 3 518 100 | 3 221 340 |
Onroerende investeringen | 6 080 945 | 5 933 726 | 5 789 451 |
Niet-limitatieve werkingsuitgaven | 269 750 | 264 000 | 259 000 |
Xxxxxx met projecten | 241 114 385 | 237 869 695 | 232 488 498 |
(1) voor de begrotingsjaren 2017 en 2018 : berekening in prijzen van 2016
Deze beheersenveloppe omvat eveneens de kredieten voor de uitvoering van goedgekeurde rege- ringsmaatregelen en voor de uitvoering van moderniseringsprojecten, zoals beschreven in de bestuursovereenkomst.
De uitvoering van de begroting 2016 zal geschieden overeenkomstig de beslissingen van de Minis- terraad van 18/12/2015.
Maximumbedrag van de kredieten voor het statutair personeel
Artikel 142
Overeenkomstig artikel 5 van het KB van 3 april 1997 wordt het maximumbedrag van de kredieten voor het statutair personeel vastgelegd op 144.658.000 EUR voor het jaar 2016, op 141.765.000 EUR voor het jaar 2017 en op 138.930.000 EUR voor het jaar 2018.
Jaarlijkse herziening
Artikel 143
De begrotingsbedragen voor de jaren 2017 en 2018 worden verkregen op basis van de berekenings- methode eigen aan de instelling en op basis van de huidige hypotheses. Deze bedragen kunnen jaarlijks worden herzien en worden dus ter informatie vermeld. In de mate van het mogelijke en binnen de mogelijkheden van het begrotingsbeleid van de federale Staat verbindt de federale Staat zich niettemin ertoe de ingeschreven bedragen (of de opnieuw geschatte bedragen in geval van her- schatting) maximaal in acht te nemen voor de werkingsjaren 2017 en 2018.
Indien de federale Staat dit afgesproken begrotingskader niet in acht kan nemen binnen de context van het begrotingsbeleid van de Staat wordt de bestuursovereenkomst aangepast overeenkomstig artikel 136.
Artikel 144
Bij ongewijzigd beleid zullen voor de jaren 2017 en 2018 de bedragen van elke uitgavencategorie op de volgende manier herzien worden, na toepassing van de begrotingsbesparingen die beslist worden door de overheid en eventuele verdere heronderhandeling van de verbintenissen van de OISZ:
a. Personeelskredieten
De personeelskredieten zullen in functie van de evolutie van de gemiddelde vereffeningscoëfficiënt geparametriseerd worden volgens de formule :
Gemiddelde vereffeningscoëfficiënt van de lonen jaar N (1)
Gemiddelde vereffeningscoëfficiënt van de lonen jaar N-1 (2)
(1) hypothese van het economisch budget van het Planbureau
(2) reële coëfficiënt
Als de evolutie van de personeelskredieten het bereiken van bepaalde doelstellingen of de realisatie van bepaalde projecten zoals opgenomen in deze overeenkomst in het gedrang zou brengen wordt de bestuursovereenkomst aangepast overeenkomstig artikel 135 of artikel 136, naargelang de oms- tandigheden.
b. Werkings- en investeringskredieten met inbegrip van de onroerende inves- teringskredieten
De kredieten van het vorige jaar evolueren in functie van het gezondheidsindexcijfer, die beschreven wordt in het economisch budget, dat als basis dient voor de vaststelling van het budget van het betrokken jaar.
Als de evolutie van de werkings- en/of investeringskredieten het bereiken van bepaalde doelstellin- gen of de realisatie van bepaalde projecten zoals opgenomen in deze overeenkomst in het gedrang zou brengen wordt de bestuursovereenkomst aangepast overeenkomstig artikel 135 of artikel 136, naargelang de omstandigheden.
Onroerende verrichtingen
Artikel 145
Binnen de grenzen van haar opdrachten kan de instelling beslissen over de verwerving, de aanwen- ding of de vervreemding van lichamelijke en onlichamelijke goederen en de vestiging of de opheffing van zakelijke rechten op deze goederen, alsmede over de uitvoering van dergelijke beslissingen.
Elke beslissing tot verwerving, oprichting, renovatie of vervreemding van een onroerend goed of recht, waarvan het bedrag 5 miljoen euro overschrijdt, is onderworpen aan de voorafgaande machti- ging van de Voogdijminister(s) en van de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort.
Voor zover de instelling behoort tot het Globaal beheer, vereisen de bestemming van de opbrengst van een vervreemding van deze onroerende goederen waarvan het bedrag 5 miljoen euro overschrijdt, en de toevoeging van deze opbrengst aan de beheersenveloppe van het lopende jaar het voorafgaand akkoord van de Voogdijminister(s) en van de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort. Deze bijkomende beheersenveloppe moet worden gebruikt voor de oprichting of aankoop van een ander gebouw of voor renovatiewerken in een bestaand gebouw, in het kader van een beleid van optimaal gebruik van de onroerende goederen (b.v. bij de uitrol van telewerk of van new way of working) of in het kader van een fusie.
Algemene en analytische boekhouding
Artikel 146
De instelling verbindt zich ertoe een boekhoudplan toe te passen conform het genormaliseerd boekhoudplan voor de openbare instellingen van sociale zekerheid, zoals bepaald in het KB van 26 januari 2014. Het genormaliseerd boekhoudplan wordt verder uitgediept door de Commissie voor de Normalisatie van de boekhouding van de OISZ, in samenwerking met de FOD Begroting en Beheer- controle en de FOD Sociale Zekerheid en volgens de in de Commissie voor de Normalisatie van de boekhouding van de OISZ afgesproken termijnen.
De instelling zal het systeem van analytische boekhouding gebruiken om de kosten van de voor- naamste basisactiviteiten te bepalen en te evalueren. Bovendien zal dit systeem ook gebruikt worden om de kost van ontwikkeling en onderhoud van nieuwe projecten te bepalen.
Bezorgen van periodieke staten
Artikel 147
De instelling zal, overeenkomstig de richtlijnen van de Regering, aan de Voogdijminister(s) en aan de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort, evenals aan de FOD Sociale Zekerheid en aan de FOD Budget en Beheerscontrole, maandelijks een staat van de ontvangsten en uitgaven aan- gaande het beheer bezorgen.
De OISZ zetten een maandelijkse of eventueel driemaandelijkse opvolging op in gestandaardiseerd formaat van hun opdrachtenbegroting en vragen de nodige gegevens aan de meewerkende organi- saties van sociale zekerheid als dat nodig is.
In het kader van een gecentraliseerde communicatie van de jaarrekeningen aan de EU verbinden de OISZ zich ertoe om, in samenwerking met de FOD Sociale Zekerheid en de FOD Begroting, het systeem e-BMC te implementeren en te gebruiken.
Artikel 148
De instelling verbindt er zich toe om voor elke begrotingsoefening van het monitoringcomité de gevraagde synoptische tabellen voor de opdrachten en voor het beheer kwaliteitsvol, volledig en tijdig op te sturen en conform de structuren die gedefinieerd worden in de bijlagen van de KB’s van 26 januari 2014 en 22 juni 2001.
TITEL X:
Medewerking aan transversale projecten
Artikel 149
De OISZ engageren zich ertoe, ieder wat hen betreft, om mee te werken aan de uitvoering van de programma’s inzake administratieve vereenvoudiging, inzake armoedebestrijding en inzake bestrijding van sociale fraude.
Ze zullen ook in hun dagdagelijks beheer aandacht hebben voor initiatieven met betrekking tot het beleid van duurzame ontwikkeling.
Specifieke aandacht zal daarbij gaan naar de toepassing van het beginsel van “handistreaming”, in overeenstemming met de bepalingen van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij op transversale wijze de integratie van personen met een handicap in alle domei- nen van het maatschappelijk leven bevorderd wordt en in de verschillende fasen van beleidsvoering rekening gehouden wordt met de dimensie handicap. Hiervoor zal de instelling in het bestuursplan aandacht besteden aan “Handistreaming”. Bij dit alles zal een beroep gedaan worden op het aan- spreekpunt “Handicap” dat in elke instelling en bij elke beleidscel aangeduid werd en zal samen- gewerkt worden met het federale coördinatiemechanisme opgericht bij de FOD Sociale Zekerheid en met het maatschappelijk middenveld.
De instelling zal zich ook inschrijven in het nastreven en intensifiëren van het actuele beleid inzake gender mainstreaming, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 7 januari 2007 strekkende tot controle op de toepassing van de resoluties van de wereldvrouwenconferentie die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de federale beleidslijnen en van haar uitvoeringsbesluiten.
Artikel 150
De OISZ engageren zich om verder actief deel te nemen aan de Federale Netwerken Klantgerichtheid en Klachtenmanagement en daarbij deel te nemen aan de jaarlijkse rapportering van de indicatoren klachtenmanagement en actief bij te dragen aan de realisatie van het Federaal Plan Klantgerichtheid dat voor 2016 de focus zal leggen op de optimalisatie van het onthaal en de product- en diensten- catalogus.
De OISZ engageren zich om minstens 1 maal tijdens de duur van de bestuursovereenkomst de klantentevredenheid te meten, met het oog op het verbeteren van hun product- en dienstverlening.
Gedurende de uitvoering van deze bestuursovereenkomst, om de rechten van de sociaal verzekerden te optimaliseren en om de uitoefening van deze rechten aan te passen in functie van de maatschap- pelijke en technologische evoluties, verbinden het College van de OISZ en de sociale partners er zich toe om aan de federale regering concrete voorstellen tot actualisering van het Handvest van de sociaal verzekerde mee te delen, met de actieve steun van de werkgroep College – FOD Sociale Zekerheid die de monitoring van de toepassing van dat handvest verzekert. Tijdens deze oefening zal de werkgroep College – FOD Sociale Zekerheid zo proactief mogelijk zowel de sociaal verzekerden als de andere instellingen van sociale zekerheid betrekken.
TITEL XI:
Slotbepalingen
Artikel 151
De verbintenissen van deze bestuursovereenkomst doen geen afbreuk aan de verplichting van de instelling om de diverse wettelijke en reglementaire teksten na te leven die algemene richtlijnen bevatten voor de instellingen van sociale zekerheid bij het onderzoek van de rechten op prestaties en in de relaties met de sociaal verzekerden, met name:
• de wet van 29 juli 1991 op de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen;
• het Handvest van de gebruiker van overheidsdiensten van 4 december 1992;
• de wet van 11 april 1994 met betrekking tot de openbaarheid van bestuur;
• de wet van 11 april 1995 tot invoering van het Handvest van de sociaal verzekerde.
Voor iedere dienst waarvoor er contacten met de sociaal verzekerden zijn, gelden de bepalingen van het Handvest van de sociaal verzekerde en moeten de verbintenissen nageleefd worden.
Binnen de werkloosheidsverzekering gebeurt dit, conform de specifieke bepalingen die hieromtrent werden uitgevaardigd bij het koninklijk besluit van 30 april 1999 tot aanpassing van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering aan het Handvest van de sociaal verzekerde, en bij ministerieel besluit van 30 april 1999 tot aanpassing van de artikelen 92 en 93 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering aan het Handvest van de sociaal verzekerde.
Enkel de bepalingen die verder gaan dan de reglementaire verbintenissen, die de sociaal verzekerden betere waarborgen bieden, worden als verbintenissen beschouwd.
De in deze bestuursovereenkomst vervatte verbintenissen doen geen afbreuk aan de verplichting van de instelling om op een efficiënte manier de andere wettelijke opdrachten uit te voeren waarvoor geen specifieke doelstelling wordt bepaald.
In naam van de Belgische Staat:
De Minister van Werk,
X. XXXXXXX
De Minister van Begroting,
X. XXXXXX
De Minister van Defensie, belast met Ambtenarenzaken,
X. XXXXXXXX
In naam van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening:
De stemgerechtigde beheerders aangeduid door het Beheerscomité:
K. MEESTERS
X. XXXXXXX
X. XXXX
M. XX XXXXXX
De administrateur-generaal,
G. CARLENS
De adjunct-administrateur-generaal,
C. DE KONINCK
Bijlage 1: De wettelijke opdrachten van de RVA
De opdrachten van de RVA zijn vastgelegd in de artikels 7 tot 9 van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
De Rijksdienst is betrokken bij de betaling van verschillende uitkeringen, al of niet met de tussen- komst van de erkende uitbetalingsinstellingen, zoals:
• vervangingsuitkeringen of aanvullende uitkeringen
• bij volledige werkloosheid; de RVA is ook belast met het nazicht en de uitbetaling van com- penserende betalingen aan andere EU-lidstaten, voor grensarbeiders die gewerkt hebben in België en in een andere lidstaat uitkeringen hebben genoten;
• bij tijdelijke werkloosheid;
• in het kader van activering van de werkloosheidsuitkeringen;
• als vergoeding voor onthaalouders;
• seniorvakantie-uitkering en jeugdvakantie-uitkering;
• uitkeringen in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en aanvullende uitkeringen aan bejaarde grensarbeiders;
• uitkeringen loopbaanonderbreking, waaronder ook uitkeringen wegens ouderschapsverlof, me- dische bijstand of palliatief verlof, tijdskrediet en tussenkomst in pleegzorgverlof;
• de ontslaguitkering in geval van ontslag van een arbeider;
• wisselkoerstoeslag aan grensarbeiders in Frankrijk;
• sector- of bedrijfsgebonden tussenkomsten zoals vergoedingen bestaanszekerheid van de werk- lieden uit het bouwbedrijf.
Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen heeft als voornaamste opdracht de overname van de financiële verplichting van de werkgever ten opzichte van de werknemer indien de werkgever door sluiting van de onderneming in gebreke blijft. Het heeft de opdracht verschillende types van vergoe- dingen uit te betalen zoals:
• sluitingsvergoedingen;
• contractuele vergoedingen;
• overbruggingsvergoedingen;
• aanvullende vergoeding brugpensioen;
• tegemoetkoming bij overmacht;
• bijkomende vergoedingen verschuldigd aan sommige beschermde werknemers.
Het Fonds stort de vergoedingen aan de werknemers en vordert ze daarna, in de mate van het moge- lijke, terug bij de werkgever of bij zijn vertegenwoordiger (de curator of de vereffenaar).
Bijlage 2: De missie en visie van de RVA
De missie van de RVA
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is een Openbare Instelling van Sociale Zekerheid. De RVA is verantwoordelijk voor één van de basissectoren van de sociale zekerheid. Hij wordt paritair beheerd door vertegenwoordigers van de werknemers en werkgevers en valt onder de voogdij van de Minister van Werk. De RVA past het stelsel van de werkloosheidsverzekering en de stelsels van loopbaanon- derbreking en tijdskrediet toe. Hij voert de Belgische federale regelgeving ter zake uit. Bovendien moet de RVA ook rekening houden met de Europese context die een steeds belangrijkere rol speelt binnen het werkgelegenheidsbeleid.
De RVA is actief op 6 grote domeinen:
1. Preventie
Preventie heeft als doel werkloosheid te vermijden door de contractuele band tussen een werkne- mer en zijn werkgever te behouden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij slecht weer in de bouwsector, bij een tekort aan werk in een onderneming door een daling van het aantal bestellingen of in geval van ‘overmacht’ of technische storingen, waardoor de gebouwen of technische installaties tijdelijk onbruikbaar zijn.
De RVA beheert de verschillende stelsels van tijdelijke werkloosheid en kent uitkeringen toe tijdens periodes van tijdelijke werkloosheid. Zowel arbeiders als bedienden kunnen gebruik maken van be- paalde vormen van tijdelijke werkloosheid. Zolang de situatie echt tijdelijk is en niet structureel wordt, kan men zo volledige werkloosheid en problemen met herinschakeling vermijden. De uitbeta- ling van die uitkeringen gebeurt door één van de vier erkende uitbetalingsinstellingen (Xxxxxxx voor Werkloosheidsuitkeringen en de uitbetalingsinstellingen opgericht door de drie vakbonden).
De RVA kent ook andere uitkeringen toe om werkloosheid te voorkomen of werkgelegenheid te ondersteunen: opvanguitkeringen, inschakelingsvergoedingen, …
2. Vergoeding
De RVA beheert het stelsel van de werkloosheidsverzekering en het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere brugpensioen). De RVA bepaalt of iemand recht heeft op uitkeringen, wat het bedrag van de uitkering is en kent de uitkeringen toe. De uitbetaling ervan gebeurt door één van de vier erkende uitbetalingsinstellingen.
Ook het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen maakt deel uit van de RVA. Als een werkgever bij sluiting van een bedrijf in gebreke blijft, neemt dat Fonds de financiële verplichtingen ten opzichte van de werknemers over. Het gaat om de toekenning én de betaling van sluitingsvergoedingen, contractuele vergoedingen (achterstallig loon, verbrekingsvergoedingen, vakantiegeld), aanvullende uitkeringen bij werkloosheid met bedrijfstoeslag (het vroegere brugpensioen) en overbruggingsuit- keringen.
64
3. (Her)inschakeling
De RVA spoort mensen aan om toe te treden tot de arbeidsmarkt of om weer aan het werk te gaan na een periode van werkloosheid. Hij blijft – na de overdracht van bevoegdheden in het kader van de 6de Staatshervorming – de technische operator voor de betaling van sommige uitkeringen, al dan niet samen met de uitbetalingsinstellingen. Hij voert deze opdracht uit:
• wanneer de werkloosheidsuitkering geactiveerd wordt in de vorm van een loonsubsidie;
• door het betalen van werkloosheidsuitkeringen bij een hervatting van een opleiding of studies;
• door het betalen van uitkeringen aan werklozen die tewerkgesteld zijn in het kader van de Plaatselijke Werkgelegenheidsagenschappen.
De RVA kent ook uitkeringen toe aan sommige deeltijdse werknemers, aan werklozen die vrijwilligers- werk uitvoeren, aan werknemers die recht hebben op senior- of jeugdvakantie. Hij ondersteunt ook de zelfstandige starters en de oprichters van een onderneming via de toekenning van uitkeringen tijdens de voorbereidende fase of na de stopzetting van de activiteit.
Tot slot levert de RVA attesten af aan werklozen met het oog op een tewerkstelling of andere voordelen.
4. Verzoening van het privéleven met het beroepsleven
In België kunnen werknemers er zelf voor kiezen om hun loopbaan even te onderbreken of minder te gaan werken (bijvoorbeeld om voor de kinderen te zorgen). Soms worden ze daar echter toe gedwongen door bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld om voor een zwaar ziek familielid te zorgen).
Dankzij die mogelijkheden van loopbaanonderbreking wordt een maximale deelname aan de arbeids- markt nagestreefd doordat werknemers het hoofd kunnen bieden aan bepaalde situaties zonder hun werk te verliezen. In dat kader is de RVA verantwoordelijk voor het beheer van de stelsels, de toekenning én de betaling van uitkeringen voor loopbaanonderbreking (openbare sector, waarvan een deel zal overgenomen worden door de Gewesten en Gemeenschappen, in het kader van de 6de Staatshervorming) - en tijdskrediet (privésector). Hij is ook verantwoordelijk voor de zogenaamde specifieke vormen van loopbaanonderbreking, namelijk ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand en palliatief verlof.
5. Informatie
De RVA moet zijn klanten inlichten over hun rechten en plichten, in voorkomend geval samen met de uitbetalingsinstellingen.
Werklozen, werkgevers en werknemers hebben behoefte aan juiste informatie. Hoewel de informa- tieverstrekking aan de werklozen in eerste instantie tot het takenpakket van de uitbetalingsinstellin- gen behoort, beschouwt de RVA het als zijn plicht optimaal aan de vraag naar informatie te voldoen. Het streven naar een klantgerichte dienstverlening omvat o.a. correcte en duidelijke antwoorden geven, bereikbaar zijn en een kwalitatief goed onthaal bieden.
6. Controle
De RVA heeft als taak om na te gaan of de reglementering correct wordt toegepast. Hij doet dat op verschillende manieren.
Hij verifieert de door de uitbetalingsinstellingen betaalde uitkeringen.
De RVA heeft ook de opdracht om misbruiken en fraude met uitkeringen, zwartwerk,… zoveel moge- lijk te voorkomen door aan doelgerichte preventie te doen. De RVA gebruikt eveneens moderne technieken om inbreuken te detecteren, gebaseerd op het gebruik van databanken. In samenwerking met de andere inspectiediensten wordt de strijd tegen de sociale fraude opgevoerd en wordt er doel- treffend gesanctioneerd.
Onterecht ontvangen uitkeringen worden teruggevorderd.
De RVA werkt op alle zes domeinen nauw samen met de politieke beleidsverantwoordelijken, in het bijzonder met zijn Voogdijminister, de minister van Werk en met de sociale partners. Hij neemt actief deel aan de voorbereiding en de evaluatie van de reglementeringen waarvoor hij bevoegd is.
De visie van de RVA
De RVA biedt sociale bescherming bij transities op de arbeidsmarkt
Sociale bescherming
Sociale bescherming bieden is historisch gezien de eerste opdracht van de RVA.
Het bieden van sociale bescherming is een fundamentele opdracht van de RVA. Werknemers die hun werk onvrijwillig kwijt zijn, ontvangen een vervangingsinkomen dat hen toelaat om een nieuwe en gepaste job te zoeken. Daardoor wordt inkomenszekerheid geboden.
• Waar wil de RVA naartoe?
De RVA wil een actieve bijdrage leveren tot de vrijwaring van het Bel- gisch sociaal model en de werkloosheidsverzekering. Het bieden van so- ciale bescherming is en blijft zijn hoofdopdracht en het snel en correct toekennen van uitkeringen is prioritair. De RVA-medewerkers stellen alles in het werk om uitkeringsaanvragen tijdig en in overeenstemming met de geldende reglementering af te werken. Zij krijgen de nodige ondersteuning om die opdracht goed te kunnen uitvoeren (opleiding, coaching, informaticatoepassingen, werkinstrumenten, infrastructuur,
…). De RVA hecht veel belang aan de uniforme toepassing van de regle- mentering en streeft naar rechtvaardige en billijke beslissingen in over- eenstemming met het verzekeringsbeginsel en het solidariteitsbeginsel. Hij levert ook een bijdrage aan de sociale bescherming van de meest zwakke werknemers en aan de strijd tegen discriminatie, armoede en kwetsbaarheid.
Daarnaast moet voortdurend worden geïnvesteerd in de bestrijding van misbruiken en sociale fraude om ook in de toekomst sociale bescher- ming te kunnen blijven garanderen (preventie, ontrading, controle, sanctionering).
De RVA biedt sociale bescherming bij transities op de arbeidsmarkt
Transities
Als gevolg van de globalisering, technologische evoluties en wijzigingen in onze levensstijl is ook de arbeidsmarkt sterk geëvolueerd.
Jobzekerheid neemt af en van werkgevers en werknemers wordt een grotere flexibiliteit verwacht om soepeler te kunnen inspelen op eco- nomische evoluties en wijzigingen in de arbeidsmarkt. Daardoor wor- den steeds meer werknemers geconfronteerd met veranderingen in hun loopbaan, zogenaamde transities. Dagelijks merken de RVA-me- dewerkers dat voltijdse jobs en stabiele loopbanen bij één en dezelfde werkgever eerder uitzonderlijk worden: dossiers worden ingewikkelder doordat werknemers regelmatig van job (moeten) veranderen, tijdelijk werkloos zijn, deeltijds gaan werken, opteren voor zelfstandige arbeid of opleiding. Daarnaast kunnen werknemers ook zelf kiezen om hun loopbaan te onderbreken. Verzoening tussen werk en privéleven vereist namelijk dat er mogelijkheden zijn om de loopbaan te onderbreken of te herschikken om bijvoorbeeld de kinderen op te voeden of zorg te dragen voor ouderen.
• Waar wil de RVA naartoe?
De RVA wil deze loopbaantransities beter begeleiden en ondersteunen. Hij ondersteunt de herinschakeling van werkzoekenden door, samen met de bevoegde instanties, de verbetering van hun opleidingsniveau, hun mobiliteit en hun omschakeling te stimuleren.
De RVA wil partnerschappen en synergieën verder ontwikkelen, onder meer in het kader van de overdracht van bevoegdheden naar de Gewes- ten, met het oog op een vlottere (her)inschakeling op de arbeidsmarkt en jobcreatie.
De RVA moedigt administratieve vereenvoudiging aan door voorstellen tot aanpassing van de reglementering te formuleren en zijn eigen pro- cessen en procedures te analyseren en, waar nodig, te verbeteren. Zo worden werknemers en werkgevers niet belemmerd door overbodige formaliteiten om deel te nemen aan de arbeidsmarkt en worden pro- fessionele transities ondersteund.
De RVA is een referentiepunt inzake goed beheer en klant- gerichtheid
Een referentiepunt inzake goed beheer
De RVA wordt reeds erkend als een mo- derne en performante overheidsorganisatie maar zal ook in de toekomst moeten blijven investeren in goed beheer.
De RVA wordt erkend als een moderne en performante overheidsdienst. Om administratieve excellentie te bereiken, moet de RVA investeren in 3 kritische succesfactoren: innovatie, het beheer van veranderingen en het beheer van risico’s die op ons afkomen. Die drie elementen moeten op een systematische en geïntegreerde manier worden aangepakt.
Cruciaal daarbij zijn: de juiste personen met de juiste competenties op de juiste plaats, efficiënte en klantgerichte processen en procedures en het gebruik van nieuwe technologieën.
• Waar wil de RVA naartoe?
De RVA moet resoluut gericht zijn op de toekomst en “mee zijn” met evo- xxxxxx en tendensen die een meerwaarde opleveren voor de belangheb- benden (klanten, partners, medewerkers, beleidsverantwoordelijken …) .
De RVA wil excellente resultaten behalen bij de uitvoering van zijn op- drachten en maakt daarvoor gebruik van gepaste beheersinstrumenten en managementmethodes (zoals boordtabellen, EFQM ...). Daarnaast investeert hij in veranderingsprojecten om de medewerkers verder te ondersteunen bij de uitvoering van het werk, de dienstverlening te ver- beteren en innovaties door te voeren.
De RVA wil een aantrekkelijke werkgever zijn. Hij wil zijn medewerkers goede werkomstandigheden bieden, gericht op flexibiliteit, autonomie, verantwoordelijkheid en vertrouwen. Om dit te bereiken:
• ontwikkelt hij nieuwe manieren om het werk te organiseren, met meer flexibiliteit op het vlak van werktijd en werkplek;
• investeert hij in de infrastructuur en de beschikbare werkin- strumenten;
• waakt hij over hun omkadering en waardering;
• investeert hij in hun opleiding en ontwikkeling;
• stimuleert hij hun betrokkenheid en spoort hij hen aan om zelf initiatieven te nemen, creatief te zijn en beslissingen te nemen.
Inzake goed beheer hecht de RVA ook belang aan de volgende elementen:
• het efficiënte en rigoureuze beheer van de middelen die hem worden toegekend;
• de modernisering en optimalisering van de processen;
• de handhaving van het stelsel door een preventieve aanpak en een rigoureuze opvolging van de correcte toepassing van de reglementering;
• duurzame ontwikkeling en maatschappelijke verantwoorde- lijkheid;
• benchmarking en deelname aan de laatste evoluties inzake managementtechnieken en moderne en performante be- heersinstrumenten.
De RVA wil een referentiepunt zijn op het vlak van goed beheer en er- kend worden voor zijn expertise en resultaten. Het is ook daarom dat de RVA ervoor zorgt dat zijn opdrachten en werking beter bekend raken.
De RVA is een referentiepunt inzake goed beheer en klant- gerichtheid
Een referentiepunt inzake klantgerichtheid
De burger-klant stelt steeds hogere eisen aan de dienstverlening die geleverd wordt door overheidsdiensten.
Klantgerichtheid is een voortdurend aandachtspunt en één van de waarden die de RVA actief promoot naar zijn medewerkers toe.
Klanten verwachten een professioneel onthaal, vlot toegankelijke en bereikbare diensten, correcte informatie, eenvoudige procedures, korte behandelingstermijnen …
• Waar wil de RVA naartoe?
De RVA wil een dienstverlening van hoge kwaliteit aanbieden aan zijn klanten, ongeacht of het nu werkzoekenden, werknemers of werkge- vers zijn.
Dat betekent:
• een snelle, correcte en gelijke behandeling van aanvragen;
• snelle, transparante en begrijpbare informatie;
• een zo proactief mogelijke aanpak en zo eenvoudig mogelijke procedures;
• een vriendelijk en professioneel onthaal in makkelijk toegan- kelijke gebouwen;
• een optimaal telefonisch onthaal via nieuwe technologieën;
• een groeiend aantal performante online-diensten;
• een objectieve en billijke behandeling van klachten, sugges- ties en andere feedback.
De RVA wil daarom regelmatig het niveau van de geleverde kwaliteit meten op een transparante en objectieve manier: via de boordtabellen, via de opvolging van de kwaliteit van de genomen beslissingen en via de uitvoering van tevredenheidsenquêtes. De RVA optimaliseert het ni- veau van de dienstverlening door meer te luisteren naar de verwachtin- gen en behoeften van de (interne en externe) klanten. Dat gebeurt op basis van interne analyses van klantenresultaten, externe audits en regelmatige consultaties van de klanten en de medewerkers.