SZW
SZW
Arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO), inzake de aanpak van arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie
Xxx Xxxx, 00 augustus 2003
Ondergetekenden,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de xxxx xxx. X. Xxxxx,
hierna te noemen: de overheid enerzijds
en
Algemene Bond
Uitzendondernemingen (ABU), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer drs. J.A. Xxxxx, voorzitter; FNV Bondgenoten, rechtsgeldig ver- tegenwoordigd door de heer H. T.
xxx xxx Xxxx, voorzitter;
Dienstenbond CNV, rechtsgeldig ver- tegenwoordigd door de heer G. F.
xxx Xxxxxx, arbeidsvoorwaardencoör- dinator;
De Unie, rechtsgeldig vertegenwoor- digd door de heer W.M.M. Xxxxxx, coördinator arbeidsvoorwaarden;
hierna te noemen: sociale partners anderzijds,
alsmede het UWV, rechtsgeldig verte- genwoordigd door mevrouw mr. A.G. Dümig, lid van de Raad van Bestuur,
Verder te noemen: partijen Overwegende dat,
• goede arbeidsomstandigheden bij-
dragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede
aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;
• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;
• verdere verbetering van de arbeids- omstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maat- werk op bedrijfstakniveau en in indi- viduele bedrijven tot stand moet
komen;
• uitzendorganisaties, die werknemers tijdelijk ter beschikking stellen van inlenende bedrijven, als formele werk-
gever mede een verantwoordelijkheid dragen met betrekking tot arbopre- ventiebeleid en maatregelen gericht
op de uitzendkrachten;
• bovengenoemde uitzendorganisaties bij de huidige wet- en regelgeving
tevens een belang hebben (voor fase 1 & 2), dan wel verantwoordelijk zijn
(voor fase 3 & 4), in afstemming met de uitvoeringsorganisatie of arbo- dienst, voor een effectieve verzuim-
aanpak en vroegtijdige reïntegratie in het eerste ziektejaar;
• daarnaast ook inlenende bedrijven, onder wier leiding en toezicht de
werkzaamheden van de uitzendkracht feitelijk worden uitgevoerd, op grond van de Arbowet 1998 met betrekking tot deze doelgroep een goed arbobe-
leid moeten voeren;
• maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn;
• het toenmalige kabinet Xxx XX in het regeerakkoord voor de periode 1998 – 2002 extra geld beschikbaar heeft gesteld voor convenanten die leiden tot:
i) een reductie van het aantal werkne- mers dat is blootgesteld aan de arbeidsrisico’s tillen, geluid, RSI,
werkdruk, kwarts, OPS en allergenen, en/of
ii) een brede toepassing van maatre- gelen die zo dicht mogelijk bij de
bron worden aangewend;
iii) reductie van het ziekteverzuim en de WAO-instroom;
• de organisaties op 21 mei 2001 met de toenmalige staatssecretaris de
intentieverklaring inzake de aanpak van arbopreventie, ziekteverzuim en vroegtijdige reïntegratie van zieke
werknemers in de uitzendbranche
hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboconvenant
Uitzendbranche (ABU-CAO) zoals
bedoeld in de nota ‘Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)’;
Komen het volgende overeen:
Definities
Artikel 1
Werkgever: een werkgever, zoals
bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; werknemer: een werknemer, zoals
bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998; branchebegeleidingscommissie (BBC): een commissie, bestaande uit verte-
genwoordigers van de ondertekenen- de partijen, ingesteld bij de vaststel- ling van de intentieverklaring inzake de aanpak van arbopreventie, ziekte- verzuim en vroegtijdige reïntegratie van zieke werknemers in de
Uitzendbranche, aangevuld met
UWV, ten behoeve van de totstand- koming, aansturing en begeleiding
van het convenant, zoals bedoeld in artikel 9 van dit convenant; nulmeting: meting waarbij de uit-
gangssituatie wordt vastgesteld met betrekking tot de afspraken uit het
convenant over vermindering van het ziekteverzuim en de WAO-instroom en over te nemen maatregelen. Deze meting dient als referentiepunt voor
het meten van de effecten die behaald worden met het uitvoeren van de
afspraken uit onderhavig convenant; arboconvenant: vierpartijenovereen- komst op bedrijfstakniveau tussen
werkgeversvertegenwoordigers, werk- nemersvertegenwoordigers, UWV en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico’s en het terugdringen
van het ziekteverzuim en de WAO-
instroom in de uitzendbranche (ABU- CAO);
Plan van Xxxxxx: bijlage die onlos- makelijk deel uitmaakt van het con- venant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie en monitoring van de voorgenomen maatregelen;
arbeidsplaats: elke plaats die in ver- band met het verrichten van arbeid wordt of pleegt te worden gebruikt (Arbeidsomstandighedenwet 1998, Art. 1, derde lid, onder g).
Kwantitatieve doelstellingen
Artikel 2
1. Partijen stellen zich met betrekking tot arbopreventie het volgende ten
doel ten aanzien van bedrijven die zijn aangesloten bij de ABU:
a) uiterlijk 1juli 2006 zijn alle uitzend- bureaus bekend met de in het kader
van dit arboconvenant ontwikkelde arbochecklist (in het bijzonder over wanneer de arbochecklist toegepast
moet worden) en 90% van de uitzend- bureaus passen deze toe daar waar relevant;
b) uiterlijk 1 juli 2006 is arboinstruc- tie gegeven aan 30.000 uitzendkrach- ten in het kader van de pilot Aarbo- instructie, zoals bedoeld in hoofdstuk
2.5 van het Plan van Xxxxxx;
c) uiterlijk 1 juli 2006 hebben alle
intercedenten die vanaf de datum van ondertekening van dit convenant zijn ingestroomd bij uitzendbureaus die
zijn aangesloten bij de ABU, een opleiding gevolgd volgens de nieuwe eindtermen.
2. Partijen stellen zich met betrekking tot verzuimreductie ten doel het ver- zuimpercentage van alle uitzend-
krachten (fase 1 & 2 en fase 3 & 4) met 1 procentpunt te reduceren per 1 juli 2006, ten opzichte van het gemid- delde verzuimpercentage in 2002.
Voor het verzuimpercentage van fase 1 & 2 worden UWV-cijfers voor het verzuim bij de ABU-leden gebruikt. Voor fase 3 & 4 gelden de verzuim- percentages van de arbodiensten als
informatiebron1. Deze doelstelling wordt gecorrigeerd voor veranderin-
gen in het landelijk verzuimpercenta- ge, bijvoorbeeld door conjunctureel bepaalde stijging of daling van het verzuim.
3. Op het gebied van een reductie van de WAO-instroom stellen partijen
zich ten doel uiterlijk 1 juli 2006 een reductie te hebben bereikt van 15
procent van het aantal mensen dat 52 weken ziek is, als aandeel van het
aantal ziekmeldingen, ten opzichte
van 2002. Als informatiebron geldt de rapportage van UWV over de sector uitzend. Per jaar streven partijen naar een reductie met 5 procent van het
aantal mensen dat 52 weken ziek is, ten opzichte van het aantal ziekmel- dingen.
Overige doelstellingen
Artikel 3
Partijen stellen zich ten doel om maatregelen op de volgende vijf
onderwerpen, verbetering verzuimge- gevens, verbetering informatievoorzie- ning over arbo aan uitzendkrachten,
verbetering verzuimbegeleiding uit- zendkrachten, reductie WAO-
instroom en contact met inleners,
zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig convenant, uiter- lijk op 1 juli 2006 te hebben gereali- seerd.
Maatregelen Algemeen
Artikel 4
1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplich- ten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlos- makelijk deel uitmaakt van onderha- vig convenant.
2. Met betrekking tot het onderwerp verbetering verzuimgegevens zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) het vergelijkbaar maken van ver- zuimgegevens;
b) het uitvoeren van een haalbaar-
heidsstudie naar een verzuimsystema- tiek in de uitzendbranche, zoals
omschreven in hoofdstuk 1 van het Plan van Xxxxxx;
c) het uitwerken van de aanbevelin- gen van de haalbaarheidsstudie in de vorm van pilots en de uitrol daarvan bij een positieve evaluatie.
3. Met betrekking tot het onderwerp verbetering informatievoorziening
over arbo aan uitzendkrachten zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) voorlichting over het belang van goede informatievoorziening aan uit- zendkrachten, zoals omschreven in
hoofdstuk 2 van het Plan van Xxxxxx;
b) ontwikkeling en verspreiding van
instrumenten voor de intake van inle- ners door de intercedent, waaronder een branchebrochure, arbochecklist
en inwerktools voor inleners, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Xxxxxx;
c) het uitvoeren van een pilot arbo-
instructie, zoals omschreven in hoofd- stuk 2 van het Plan van Xxxxxx;
d) stimulering van scholing van inter- cedenten en kader van uitzendbu-
reaus, zoals omschreven in hoofdstuk 2 van het Plan van Aanpak.
4. Met betrekking tot het onderwerp verbetering verzuimbegeleiding uit-
zendkrachten zijn de volgende activi- teiten in het Plan van Xxxxxx opge- nomen:
a) de landelijke opschaling van de (effectieve onderdelen van) de pilot ‘Samen meer, verzuim minder’, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van het Plan van Aanpak;
b) het opstellen van een Service Level Agreement met een aantal arbodien-
sten, zoals omschreven in hoofdstuk 3 en 4 van het Plan van Aanpak.
5. Met betrekking tot het onderwerp reductie WAO-instroom zijn de vol- gende activiteiten in het Plan van
Aanpak opgenomen:
a) het vergroten van het inzicht in de aard, oorzaken en effectieve remedies tegen verzuim wegens psychische
klachten, zoals omschreven in hoofd- stuk 4 van het Plan van Xxxxxx;
b) het opstellen van een protocol handelingen bij psychisch verzuim voor UWV, zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van
Aanpak;
c) monitoring van de invulling die
UWV geeft aan zijn arborol voor uit- zendkrachten fase 1 & 2, zoals
omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Xxxxxx;
d) ondersteuning van uitzendbureaus bij de contractering van arbodiensten;
e) het uitvoeren van een pilot reïnte- gratiebegeleiding van uitzendkrachten fase 1 & 2 na zes weken verzuim,
zoals omschreven in hoofdstuk 4 van het Plan van Aanpak.
6. Met betrekking tot het onderwerp contact met inleners zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen (hoofdstuk 5):
a) activiteiten met andere BBC’s;
b) contact met inlenende bedrijven
via kader- en OR-leden van de vakor- ganisaties;
c) contact tussen uitzendbureaus en
inleners, gericht op arbo en reïntegra- tie.
7. Met betrekking tot het onderwerp monitoring zijn de volgende activitei- ten in het Plan van Xxxxxx opgeno- men (hoofdstuk 7):
a) een eindmeting;
b) een jaarlijkse tussenmeting van de stand van zaken.
Communicatie
Artikel 5
1. Om de in artikel 2 genoemde doel- stellingen te realiseren, verplichten
partijen zich het convenant met
gerichte communicatie te ondersteu- nen. Daartoe is in het Plan van
Aanpak (hoofdstuk 6) de afspraak
opgenomen dat partijen een commu- nicatiebureau opdracht zullen geven om een communicatieplan op te stel- len voor de communicatie gedurende de gehele looptijd van het convenant.
2. De volgende activiteiten maken deel uit van het communicatieplan:
a) het gericht geven van voorlichting ter bevordering van de bewustwor- ding bij werkgevers en werknemers van het belang van arbopreventie-,
verzuim- en reïntegratiebeleid, leidend tot kennis over de wettelijke plichten, verantwoordelijkheden en de kosten
en baten van goed beleid;
b) het gericht geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de instrumenten om invulling te
geven aan goed arbobeleid, leidend tot gebruik van de instrumenten die vanuit het convenant hiervoor wor- den aangereikt;
c) het monitoren van afspraken over voorlichting in de tussen- en eindme- ting van het arboconvenant, zoals
bedoeld in artikel 10.
Betrokkenheid werknemersvertegen- woordigingen
Artikel 6
1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplich- ten partijen zich de op bedrijfsniveau aanwezige werknemersvertegenwoor- digingen (WVT’en) actief bij de
implementatie van het Plan van
Aanpak te betrekken, in het bijzonder bij de maatregelen op bedrijfsniveau. Hiertoe bespreken WVT en werkge-
ver minstens één keer per jaar de con- sequenties van het arboconvenant
voor de eigen organisatie, conform de Wet op de Ondernemingsraden
(WOR).
2. Partijen spreken af WVT’en op de volgende wijze te betrekken bij de implementatie:
a) het vormgeven van structureel con- tact tussen uitzendwerkgever en WVT over implementatie van convenantaf- spraken, waaronder de kwaliteit van de arbodienstverlening en afspraken met arbodiensten;
b) het in gezamenlijk overleg en op
termijn uitvoeren van een bewustwor- dingscampagne over de afspraken uit het convenant richting WVT’en van de belangrijkste inlenende sectoren en bedrijven en hun achterban, zoals
omschreven in hoofdstuk 5 van het Plan van Xxxxxx;
c) het monitoren van afspraken over
betrokkenheid van WVT’en in de tus- sen- en eindmeting van het arbocon- venant, zoals bedoeld in artikel 10.
Rol van de Arbeidsinspectie
Artikel 7
De Arbeidsinspectie zal in alle geval- len en volgens het daarvoor geldende handhavingsbeleid handhaven op de bestaande wettelijke normen en zal
reageren op meldingen van klachten of ongevallen. Tevens zal de
Arbeidsinspectie te allen tijde optre- den bij constatering van misstanden.
Bekendmaking
Artikel 8
1. De werkgevers- en werknemersor- ganisaties informeren hun leden zo
spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig convenant door mid- del van publicaties in hun periodieken over het convenant in het algemeen
en over de afspraken van het conve-
nant, zoals bedoeld in artikel 4, in het bijzonder.
2. De tekst van onderhavig convenant wordt zo spoedig mogelijk na onder-
tekening gepubliceerd in de Staatscourant.
BBC
Artikel 9
1. De BBC bestaat uit vertegenwoor- digers van werkgeversorganisaties,
werknemersorganisaties, UWV en de overheid. Iedere ondertekenende par- tij benoemt maximaal twee leden in de BBC.
2. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van
onderhavig convenant bijeen. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de
BBC in de tot dan toe gebruikelijke samenstelling wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstel-
xxxx wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in elk geval alle ondertekenen- de partijen vertegenwoordigd te zijn.
3. De BBC kan, indien nodig en
gewenst, uit haar midden werkgroe-
pen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.
4. Gedurende de looptijd van het
convenant vergadert de BBC ten min- ste tweemaal per jaar, en verder zo
vaak als nodig wordt geacht.
5. De BBC bepaalt de wijze waarop
de evaluatie, bedoeld in artikel 15
van dit convenant, wordt uitgevoerd.
6. De BBC wijst conform art. 7 van de Subsidieregeling convenanten
arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die
optreedt als opdrachtgever van de in art. 4 omschreven activiteiten.
7. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van externe deskundigen of een extern
projectbureau noodzakelijk is.
Monitoring
Artikel 10
1. Gedurende de looptijd van het
convenant bepalen partijen in augus- tus 2004 en augustus 2005 aan de
hand van de resultaten van monitor- onderzoek de feitelijke voortgang en toetsen die aan de doelstellingen,
bedoeld in artikel 2 en 3. De eindme- ting zal worden gedaan aan de hand van standaard vragenlijsten, die over- eenkomen met relevante onderdelen van de lijsten die gebruikt zijn voor
de nulmeting ‘Aard en oorzaken ziek- teverzuim uitzendbranche’ van
Ecorys/NEI. Tevens worden de analy- ses van de gegevens op telkens een- duidige wijze uitgevoerd. Op deze wijze wordt daadwerkelijke vergelij-
king van de resultaten op de verschil- lende momenten mogelijk, waardoor conclusies getrokken kunnen worden over de voortgang.
2. De resultaten van de eindmeting
worden vastgelegd in een onderzoeks- rapport, dat wordt gepubliceerd in de zogenaamde SZW
Arboconvenantenreeks van uitgeverij Reed Elsevier (Reed Business
Information BV). De gegevens van de nulmeting worden beschikbaar gesteld aan het bureau dat de uiteindelijke
evaluatie van de doeltreffendheid van de convenantenaanpak als geheel zal gaan uitvoeren.
3. Indien partijen vaststellen dat de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstelling, beraadt de BBC
zich over welke maatregelen noodza- kelijk worden geacht om de voort-
gang in lijn te brengen met de doel-
stelling en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.
Financiering
Artikel 11
1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoe-
ring en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal
€ 2.727.900,- (incl. BTW) ter beschik- king. De ABU stelt voor de uitvoe-
ring en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal
€ 2.192.400,- (incl. BTW) ter beschik- king. Sociale partners (ABU, FNV
Bondgenoten, CNV Dienstenbond en De Unie) stellen voor de uitvoering
en evaluatie van dit convenant vanuit de scholingsgelden een bedrag van
maximaal € 535.500,- (incl. BTW) ter beschikking.
2. Voor de uitvoering van de activi- teiten genoemd in artikel 3 van de
Subsidieregeling convenanten arbeids- omstandigheden (Stcrt. 1999, 187)
draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kos-
ten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voor-
waarden en criteria, met inachtne- ming van het onder lid 1 vermelde subsidieplafond.
3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen
activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten
arbeidsomstandigheden tot een maxi- mum van 50% subsidie worden ver-
strekt. De totale subsidie voor activi- teiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals
genoemd onder lid 1.
4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in
aanmerking genomen die tot subsidië- ring kunnen leiden. Bestaande projec- ten en individuele bedrijfsinvesterin-
gen worden niet in aanmerking genomen.
5. De financiering van de afzonderlij- ke activiteiten is vastgelegd in een
van het Plan van Aanpak onlosmake- lijk onderdeel uitmakende begroting.
De begroting volgt de indeling van
het Plan van Aanpak en is op jaarba- sis opgesteld.
6. De partijen dragen er zorg voor
dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidie- aanvrager zal optreden de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU).
7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt inge- diend met behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden,
vergezeld van een door de BBC goed- gekeurde subsidieplanning.
8. Uiterlijk drie maanden nadat het convenant tot stand is gekomen
wordt door de BBC een activiteiten- planning opgesteld ter nadere invul- ling van het Plan van Aanpak en de
daarin opgenomen begroting. De sub- sidieaanvragen worden ingediend op basis van deze activiteitenplanning en conform de daarvoor door SZW ver- strekte uitvoeringsregels Subsidies
Relatie tot CAO
Artikel 12
Partijen bevorderen dat betrokken werkgevers- en werknemersorganisa- ties in de eerstvolgende na in werking treden van dit convenant af te sluiten CAO, voorzieningen treffen die de
maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 3 gericht op verbetering van de informatievoorziening over arbo aan uitzendkrachten en daarbij horende arbotrainingen, de maatregelen zoals genoemd in artikel 4 lid 4 gericht op verbetering van verzuimbegeleiding
van uitzendkrachten en daarbij
horende verplichtingen van werkgever en werknemer/uitzendkrachten en de maatregelen, zoals genoemd in artikel 4 lid 5 gericht op de reductie van de WAO-instroom ondersteunen naar de uitvoering hiervan. Daaronder wor- den begrepen mogelijke financiële
prikkels voor zowel werknemers als werkgevers ter bevordering van de
effecten van ingezet beleid op grond van dit convenant.
Inwerkingtreding en looptijd
Artikel 13
Dit convenant treedt in werking
onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 juli 2006.
Wijziging of voortijdige beëindiging
Artikel 14
1. De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit con- venant indien:
a) de verplichtingen uit dit convenant niet worden nagekomen;
b) er zich onvoorziene omstandighe-
den voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regel- geving) die van dien aard zijn dat het
convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;
c) door anderen dan de convenant- partijen de wens te kennen wordt
gegeven om tot dit convenant toe te treden.
2. De BBC treedt in overleg over uit- breiding van dit convenant wanneer door één van de convenantpartijen
een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het convenant.
3. De BBC komt in vergadering bij- een voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft ken-
baar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het convenant schrif- telijk op te zeggen.
4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.
Evaluatie en vervolg
Artikel 15
1. De partijen evalueren na beëindi- ging van het convenant en in elk
geval vóór 1 december 2006 de uit-
voering en de resultaten van onderha- vig convenant. De resultaten van deze evaluatie worden neergelegd in een
onderzoeksrapport en gepubliceerd in de zogenaamde SZW
Arboconvenantenreeks van Xxxx
Elsevier (Reed Business Information BV).
2. De bij dit convenant betrokken partijen treden uiterlijk 1 oktober 2006 in overleg over een mogelijk vervolg op dit convenant.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
X. Xxxxx.
Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU),
J.A. Kamps.
FNV Bondgenoten,
X. X. xxx xxx Xxxx. De Unie,
W. M. M. Engels. Dienstenbond CNV,
X. X. xxx Xxxxxx. UWV,
mw. A.G. Dümig.
1 Wanneer het project verbetering verzuimregistra- tie meer betrouwbare gegevens uit andere bronnen zal opleveren, zullen die worden gebruikt als para- meter.