REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE
Reglement van Inwendige Orde Huur garage/autostaanplaats
REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE
Het reglement van inwendige orde (RIO) is een essentieel onderdeel van de huurovereenkomst. Het doel van het reglement is de leefbaarheid voor alle huurders te optimaliseren. Leefbaarheid omvat onderling respect, de orde, de rust en netheid van de sociale woningen en de gemeenschappelijke delen. Als we correct met elkaar omgaan en de garages/autostaanplaatsen goed onderhouden zoals een voorzichtig en redelijk persoon, is het goed voor iedereen.
Het RIO omschrijft de wederzijdse rechten en plichten tussen de huurder en de sociale huisvestingsmaatschappij als verhuurder. Het geeft ook richtlijnen over een goede omgang tussen de huurders.
Op deze artikels kunnen de huurder en de sociale huisvestingsmaatschappij zich beroepen als er eventueel problemen zouden ontstaan. Xxxx het dus zeer aandachtig.
Wooncomplexen waar de sociale huisvestingsmaatschappij niet de enige eigenaar is van alle woongelegenheden, vallen onder de reglementering van mede-eigendom. Dit betekent dat het reglement van inwendige orde dat deel uitmaakt van de basisakte van toepassing is op deze panden. De bewoners dienen zowel het RIO van de basisakte, als dit RIO na te leven. Bij tegenstrijdigheden geldt het RIO van de basisakte.
ARTIKEL 1 Plaatsbeschrijving bij aanvang huur
1.1 Plaatsbeschrijving en sleutels
Als de huurder de garage of autostaanplaats in huur neemt, stelt de sociale huisvestingsmaatschappij samen met de huurder een plaatsbeschrijving op. Hierna ontvangt de huurder de sleutels of toegangsbadges en eventueel een afstandsbediening. Het aantal wordt vermeld in de plaatsbeschrijving. Als de huurder de garage of autostaanplaats niet meer huurt, wordt er opnieuw een plaatsbeschrijving opgemaakt (zie ook art. 8). Na het opstellen van de ingaande plaatsbeschrijving heeft de huurder nog één maand de tijd om verborgen gebreken te melden aan de sociale huisvestingsmaatschappij (bv. stopcontact dat niet werkt,…).
Belangrijk!
De sociale huisvestingsmaatschappij heeft zelf geen sleutels.
Standaardsleutels moet de huurder zelf, op eigen kosten, laten bijmaken. Sleutels met een sleutelkaart (veiligheidscilinders) en toegangsbadges kan de huurder enkel via de sociale huisvestingsmaatschappij laten bijmaken en hiervoor moet hij/zij zelf de kosten betalen.
ARTIKEL 2 Onderhuur
Alleen huurders mogen de door hen gehuurde garage/autostaanplaats gebruiken. De huurder mag de garage/autostaanplaats, of een deel ervan, niet onderverhuren. Het is ook verboden om de huur over te dragen.
ARTIKEL 3 Toezicht en inspectie
De vertegenwoordigers van de verhuurder behouden zich het recht voor de garage/autostaanplaats te bezoeken om er de goede uitvoering van de verplichtingen van de huurder alsmede de staat van het goed na te gaan.
De sociale huisvestingsmaatschappij bezit geen sleutels, maar mag wel controleren. De sociale huisvestingsmaatschappij brengt de huurder ten laatste acht dagen voor de controle schriftelijk op de hoogte. Tijdens de controle gaat men na of de huurder alle regels van de huurovereenkomst en van
het reglement inwendige orde respecteert. De toestemming van de huurder is altijd nodig maar de huurder is verplicht om het bezoek van de sociale huisvestingsmaatschappij toe te laten. Natuurlijk moet de huurder in geval van hoogdringendheid onmiddellijk toegang verlenen tot het gehuurde goed.
3.1 Betreden van de garage/autostaanplaats in geval van hoogdringendheid
In geval van hoogdringendheid laat de huurder onmiddellijk personeel of vertegenwoordigers van de sociale huisvestingsmaatschappij in de garage/autostaanplaats binnen.
Hoogdringendheid wil zeggen dat er onmiddellijke actie nodig is. Dat kan zijn bij:
− een ernstig vermoeden dat iemand in de garage/autostaanplaats dringend hulp nodig heeft (bv. brand, ernstig ziek,…);
− voor de veiligheid of om verdere grote schade of ernstige risico’s te vermijden (bv. een gaslek, een breuk in de waterleiding,…);
− ernstige overlast voor de medebewoners;
− controle van de schade door de verzekeringsmaatschappij (expertise).
ARTIKEL 4 Brandverzekering en afstand van verhaal
De huurder verbindt zich ertoe bij een Belgische of in België erkende verzekeringsmaatschappij voor de volledige duur van de huurovereenkomst een brandverzekering af te sluiten voor de inboedel.
De huurder moet in het contract het kapitaal voorzien dat hem een volledige vergoeding waarborgt in geval van een ramp. De huurder verzekert zich voor de nodige poets-, reinigings- en opruimkosten en tijdelijke opslagplaats voor de gestalde goederen.
Hij is verplicht bij elke vraag van de verhuurder een afschrift van de polis alsmede het bewijs van de betaling van de premie voor te leggen zonder dat dit nazicht enige verantwoordelijkheid voor de verhuurder meebrengt.
De sociale huisvestingsmaatschappij sluit een brandverzekering af voor schade aan het gebouw.
In de brandverzekering van de sociale huisvestingsmaatschappij is een afstand van verhaal tegenover de huurder opgenomen. Dit betekent dat de sociale huisvestingsmaatschappij bij schade aan het gebouw - waarvoor de huurder aansprakelijk is - zich niet tegen de huurder keert voor deze gebouwschade. De verzekeringsmaatschappij zal aan de sociale huisvestingsmaatschappij de schade vergoeden. Ze vordert de vergoeding daarna niet terug aan de verantwoordelijke voor de schade (bv. de huurder). Dit natuurlijk met uitzondering van kwaadwilligheid of opzet of indien de huurder dit risico toch ook zelf verzekerd heeft.
De huurder moet zich dus niet zelf verzekeren voor schade aan het gebouw. De sociale huisvestingsmaatschappij rekent de meer-premie voor afstand van verhaal t.a.v. de gebouwschade wel aan de huurder door via de huurlasten.
Afstand van verhaal geldt alleen voor schade aan het gebouw en niet voor schade aan de inboedel. Het is dus belangrijk dat de huurder zijn/haar eigen inboedel zelf nog verzekert.
Een voorbeeld: er is een brand in de garage/autostaanplaats door de fout van de huurder. Er is schade aan het gebouw (poort, verlichting,…). De verzekering van de sociale huisvestingsmaatschappij zal de schade aan het gebouw vergoeden, en omdat de sociale huisvestingsmaatschappij verzekerd is met afstand van verhaal, zal de verzekeraar deze schade niet bij de aansprakelijke huurder verhalen. Voor de schade aan de eigen inboedel van de huurder zal de verzekeraar van de sociale huisvestingsmaatschappij niet tussenkomen en moet de huurder wel zijn/haar eigen verzekeraar aanspreken.
In de brandverzekering van de sociale huisvestingsmaatschappij is ook het verhaal van derden uitgebreid naar de huurders, d.w.z. de mogelijke schade die door een ongeval wordt veroorzaakt aan goederen van derden, met inbegrip van de buren en zijn/haar eventuele gasten die tevens een garage huren (cfr. art. 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek). Deze waarborg komt tussen wanneer bij de verzekerde schade is ontstaan en deze schade overslaat op de goederen van derden of buren. Dit
komt voor bij een overslaande brand, of bij een lek uit waterleidingen, of na een ontploffing enz. Het verhaal van derden dekt enkel materiële schade.
Een voorbeeld: in de garage van de buren is er ook rookschade aan hun inboedel door een gedekte schade bij de huurder. De verzekeraar van de garage van de buren betaalt de schade aan de inboedel en kan daarna dit bedrag van de huurder (als schadeverantwoordelijke) terugeisen. Dit mogelijke verhaal aan ‘derden’ is eveneens gedekt door de verzekering van de sociale huisvestingsmaatschappij.
Indien er schade is aan de garage/autostaanplaats moet de huurder de sociale huisvestingsmaatschappij onmiddellijk verwittigen zodat deze haar verzekeringsmaatschappij kan informeren en de nodige maatregelen kan treffen om de schade te beperken. De huurder is verplicht iemand van de verzekeringsmaatschappij of zijn aangestelde in de garage/autostaanplaats binnen te laten voor expertise van de schade.
De sociale huisvestingsmaatschappij is niet aansprakelijk voor waterschade in de (parkeer)garage. Franchise (vrijstelling)
In geval er schade is bij derden (bv. de huurders van omliggende garages of autostaanplaatsen) door toedoen van de huurder, dan moet de huurder een deel van de kosten betalen. Dit wordt vrijstelling genoemd. Dit bedrag kan dus nog steeds op de huurder worden verhaald als hij/zij aansprakelijk is.
Aanbeveling
Aanvullend op de brandpolis voor de inboedel raadt de sociale huisvestingsmaatschappij alle huurders ook aan om een familiale polis of gezinspolis af te sluiten met een verzekeraar.
Deze verzekering kan tussenkomen voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de huurder bij eventuele niet gedekte schadegevallen in de brandpolis van de sociale huisvestingsmaatschappij.
4.1 brandveiligheid
De brandblusapparaten en brandalarmen zijn er voor de veiligheid en mogen niet worden beschadigd of verwijderd. Stelt de sociale huisvestingsmaatschappij misbruik vast, dan betaalt de huurder zelf de kosten.
Vluchtwegen moeten altijd vrij zijn. Dat zijn de traphallen en doorgangen naar een brandladder of evacuatieweg. Hier mag nooit iets in de weg staan zoals fietsen, kasten, planten of kinderwagens. Dit is van levensbelang in geval van brand.
Als de sociale huisvestingsmaatschappij dit toch vaststelt, vraagt zij de huurder deze te verwijderen. Doet de huurder dit niet, dan verwijdert de sociale huisvestingsmaatschappij deze voorwerpen zelf. De huurder betaalt dan wel de rekening.
Weigert de huurder de vluchtwegen vrij te maken, dan kan dit een reden zijn om de huurovereenkomst stop te zetten. De huurder begaat immers een ernstige overtreding.
Het is verboden om gelijkvloerse gemeenschappelijke inkom-, garage- of sasdeuren op nachtslot te doen. De hulpdiensten moeten altijd het gebouw binnen kunnen.
Het is verboden om brandvertragende deuren te beschadigen. Het is verboden:
− te roken in de parkeergarages en gemeenschappelijke delen;
− te verwarmen met petroleumkachels of butaangasflessen;
− verplaatsbare verwarmingstoestellen te gebruiken in de garage/autostaanplaats;
− gasflessen of andere gevaarlijke en brandbare producten op te slaan in de garage/autostaanplaats;
− in de lokalen of aanhorigheden van het pand enig brandbaar, gevaarlijk, ongezond of hinderlijk product of materiaal op te slaan;
− in de stook- en tellerlokalen goederen van welke aard dan ook op te stapelen of te bewaren;
− doorgebrande smeltveiligheden of automatische zekeringen te hergebruiken door ze zelf te herstellen, of deze veiligheden te versterken. Doorgebrande of defecte veiligheden moeten door een bevoegde dienst of door de sociale huisvestingsmaatschappij worden vervangen. Indien de huurder deze toch zelf zou versterken of herstellen, zal hij/zij verantwoordelijk worden gesteld voor alle nadelige gevolgen.
4.2 Rookmelders
Op elke bouwlaag is er in de hal één rookmelder geplaatst. Bij rookontwikkeling waarschuwt de rookmelder alle bewoners/huurders met een hard en scherp geluid. Zo kan men de garage/autostaanplaats tijdig verlaten en de brandweer verwittigen.
De batterij kan niet worden vervangen. Als de batterij leeg is (1 herhaaldelijke pieptoon) moet er een volledig nieuwe rookmelder geplaatst worden. De huurder moet hiervoor contact opnemen met de sociale huisvestingsmaatschappij.
Het is toegestaan aan huurders om zelf rookmelders bij te plaatsen in de garage/autostaanplaats. Op het einde van het huurcontract moeten de zelf geplaatste rookmelders worden verwijderd en indien nodig het pleisterwerk worden hersteld.
De huurder verwijdert regelmatig het stof in de rookmelder en drukt op dat moment ook de testknop in, zodat hij/zij zeker is van de goede werking van de melder en van zijn/haar veiligheid.
De rookmelder mag in geen geval worden geverfd, afgeplakt of verwijderd.
ARTIKEL 5 Preventie van inbraak en vandalisme
De huurder zorgt ervoor dat dieven het gebouw niet binnen kunnen. Inkomdeuren mogen niet openstaan. Gemeenschappelijke inkomdeuren met een deurdranger, die de deur automatisch dichtduwt, mogen nooit worden geblokkeerd.
De huurder mag geen onbekende personen binnen laten. Aan medewerkers van de sociale huisvestingsmaatschappij kan de huurder altijd vragen om zich te identificeren.
De sociale huisvestingsmaatschappij is niet aansprakelijk voor schade door inbraak en vandalisme wanneer bovenstaande richtlijnen niet worden nageleefd.
Als de huurder inbraak of vandalisme vaststelt, moet hij/zij aangifte doen bij de politie en het volledig proces-verbaal (PV), inclusief de afgelegde verklaring, onmiddellijk (binnen de 24u) bezorgen aan de sociale huisvestingsmaatschappij. Doet de huurder dit niet, dan worden de kosten voor de herstelling doorgerekend aan de huurder.
ARTIKEL 6 Onderhoud en gebruik
6.1 Onderhoud
De huurder moet het gehuurde goed onderhouden als een voorzichtig en redelijk persoon:
- Het gehuurde goed moet ten alle tijden zuiver en opgeruimd zijn;
- Er mag niet geboord worden in de binnen- en buitenmuren en er mag niets aan bevestigd worden;
- Vloeren mogen niet beschadigd worden en vlekken moeten verwijderd worden;
- Structurele veranderingen mogen niet zelf uitgevoerd worden zonder schriftelijke goedkeuring van de sociale huisvestingsmaatschappij. De sociale huisvestingsmaatschappij kan wel eisen om alles terug in oorspronkelijke staat te brengen, zelfs als de huurder vooraf
van de sociale huisvestingsmaatschappij een goedkeuring kreeg;
- Aanduidingen over de huurder aan de garage of autostaanplaats moeten uniform blijven en worden beheerd door de sociale huisvestingsmaatschappij.
Belangrijke voorwaarden bij werkzaamheden:
− de huurder is verantwoordelijk voor eventuele ongevallen tijdens de werken. Ook als hier andere mensen bij betrokken zijn, is de huurder verantwoordelijk;
− beschadigt de huurder tijdens de werken het gebouw (of onderdelen ervan), dan vallen de herstelkosten ten zijne/hare laste.
Gedurende de duur van deze overeenkomst zal de huurder de herstellingen laten uitvoeren die de wet of de gebruiken hem opleggen. Herstellingen die nodig zijn wegens normale slijtage, wegens ouderdom of wegens overmacht vallen niet ten zijn laste. De huurder zal tevens de herstellingen laten uitvoeren die normaal ten laste vallen van de verhuurder, doch verzaakt werden door zijn fout of door een persoon voor wie hij moet instaan.
De huurder zal de verhuurder verwittigen van het bestaan van beschadigingen waarvan het herstel ten laste van de verhuurder valt.
De huurder staat in voor het behoud van de goede werking van de garagepoort.
Bij het einde van de huurovereenkomst dient de huurder het pand terug in oorspronkelijke en zuivere toestand achter te laten.
De huisvestingsmaatschappij volgt het onderhoud in de (parkeer)garages op. Indien medewerkers vaststellen dat het pand niet goed wordt onderhouden, kan de sociale huisvestingsmaatschappij de huurovereenkomst beëindigen.
6.2 Sluikstorten
Sluikstorten is een asociaal verschijnsel waarvoor de hele gemeenschap moet opdraaien. Het verstoort de leefbaarheid in een gebouw en de onmiddellijke omgeving. De sociale huisvestingsmaatschappij beschouwt dit dan ook als een ernstig feit. De huurder moet de garage/autostaanplaats zo gebruiken dat de leefbaarheid niet in het gedrang komt en dat er geen overmatige hinder is voor de omgeving. Betrapt de sociale huisvestingsmaatschappij iemand op sluikstorten, dan volgen er sancties en eventueel gerechtelijke procedures. De kosten voor het opruimen zullen in geval van nalatigheid aan de dader worden doorgerekend. Op sluikstorten in een gebouw, de omgeving of de tuin staan zware gasboetes.
Het achterlaten van papier, plastic, kauwgom, sigarettenpeuken, drankblikjes, reclamefolders enz. in de gemeenschappelijke delen van het wooncomplex of de omgeving ervan wordt beschouwd als sluikstorten.
Het is verboden om kuis-, was-, huishoudwater of welke vloeistoffen ook uit te gieten in de gemene delen.
6.3 Gebruik
De gemeenschappelijke ruimtes (inkomhal, trappenhallen, gangen) zijn geen speelplaatsen. Kinderen horen hier dan ook niet te spelen. Het is ook geen verzamelplaats. Veel lawaai stoort.
De huurder brengt geen opzettelijke beschadigingen toe aan de gemeenschappelijke delen.
De gemeenschappelijke ruimtes moeten omwille van brandveiligheid altijd vrij zijn. Plaats geen afval of andere voorwerpen (fietsen, kinderwagens,…) in deze ruimtes. Als de sociale huisvestingsmaatschappij dit toch vaststelt, zal zij deze voorwerpen verwijderen en de kosten hiervoor aanrekenen.
Het is de huurder verboden affiches of andere zaken op de ramen van de gemeenschappelijke delen te kleven.
Het is verboden om stroom en/of water te gebruiken van de gemeenschappelijke elektrische contactdozen en/of waterkranen, behoudens voor het uit te voeren onderhoud van de
gemeenschappelijke delen. Dit geldt niet voor buitenkranen die aangesloten zijn op regenwater.
6.3.1 (Parkeer)garage
− enkel auto’s en moto’s mogen in de garage worden gestald. Garages zijn geen woon-, slaap-, werk- of opslagplaatsen;
− op standplaatsen in een gemeenschappelijke garage mogen enkel 1 auto of maximaal 2 moto’s staan binnen de daarvoor voorziene omlijning;
− wrakken of voertuigen zonder geldige nummerplaat zijn niet toegestaan;
− het is verboden om motorrijwielen, brommers, moto's e.d. onder te brengen in andere dan door de verhuurder daartoe bestemde lokalen of deze te parkeren op andere dan daartoe bestemde plaatsen;
− indien aanplanting wordt beschadigd doordat wagens, aanhangwagens enz. hierop worden gepar- keerd zal de heraanplanting worden verhaald op de huurder;
− verkeerd geparkeerde voertuigen of voertuigen zonder nummerplaat kunnen in opdracht van de sociale huisvestingsmaatschappij worden getakeld. De kosten worden doorgerekend aan de huurder;
− alle andere spullen (vb. fietsen, auto-onderdelen,…) worden verwijderd door de sociale huisvestingsmaatschappij. De kosten worden doorgerekend aan de huurder.
− het is verboden om gasflessen of andere gevaarlijke of brandbare producten in de (parkeer)garage te plaatsen;
− de brandblusapparaten en brandalarmen zijn er voor de veiligheid. Deze mogen niet worden beschadigd of verwijderd en dienen niet om de wagen mee te wassen;
− alleen huurders mogen de door hen gehuurde garage of parkeerplaats gebruiken. Het is verboden garages verder te verhuren of te laten gebruiken door niet-huurders; sleutels of toegangsbadges van garages en autostaanplaatsen mag de huurder aan niemand doorgeven;
− het reinigen (wassen, simoniseren enz.) en onderhouden van wagens en moto’s in ondergrondse garages is niet toegestaan, evenals het uitvoeren van eender welk werk, dat zou vereisen dat de verlichting langer brandt dan voorzien voor het binnenkomen of verlaten van de garageruimte;
6.3.2 Gemeenschappelijke delen (traphallen) en liften
- de huurder is altijd voorzichtig bij het gebruik van de lift;
- de huurder mag alleen kleine en lichte voorwerpen met de lift vervoeren;
- en mag niet meer dan het maximum toegelaten gewicht vervoeren;
- wanneer de huurder de lift, gang of trappenhal vuilmaakt, poetst hij/zij deze zo snel mogelijk zelf. De huurder laat geen vuil liggen;
- kinderen onder de 12 jaar mogen de lift niet zonder begeleiding van een volwassene gebruiken. Het is verboden om te spelen met de lift;
- de huurder mag de liftdeuren niet blokkeren door bv. voorwerpen tegen de deur te plaatsen;
- de huurder zal er op letten om de trappenhallen niet te beschadigen. Eventuele schade wordt aangerekend aan de huurder;
- het is verboden deuren, voorzien van een veerpomp (zelfsluitende deuren), dicht te duwen of zelf bij te regelen. Het dichtduwen ontregelt het mechanisme. Deze deuren zijn branddeuren en mogen ook niet worden opengezet, zelfs niet voor verluchting van de gangen. Deze deuren zorgen er immers voor dat brand zich minder snel verspreidt over het ganse gebouw;
- het is verboden te roken in de lift en traphallen.
ARTIKEL 7 Onderhouds-en herstellingswerken
7.1 Ten laste van de huurder
De huurder moet het gehuurde goed onderhouden als een voorzichtig en redelijk persoon: De huurder heeft de plicht alle defecten tijdig te melden, zoals:
− lekken aan daken, goten, afvoeren e.d.;
− defecten aan o.a. installaties, toevoer- en afvoerleidingen;
− schade aan vloeren, plafonds, buitenschrijnwerk enz. .
De verhuurder behoudt zich het recht voor om, ingeval de huurder het nalaat deze defecten tijdig te melden aan de verhuurder, de herstellingskosten van/of de gevolgschade op de huurder te verhalen.
De huurder staat in voor de onderhouds- en herstellingswerken die volgens de wetgeving ten zijne/hare laste zijn.
Hieronder volgt een niet-limitatieve lijst van onderhouds- en herstellingswerken die ten laste vallen van de huurder:
− het onderhoud van deuren, ramen, sloten, scharnieren, ventilatieroosters, poorten enz.;
− het smeren van scharnieren van ramen, deuren en poorten;
− het smeren van raampompen, deur- en poortsloten;
− het smeren van looprails van wentelpoorten, evenals de kabels en alle andere draaiende delen;
− het periodiek reinigen van verluchtingsroosters en vrijhouden van stof en andere verontreinigingen;
− de onderhoudsschilderwerken aan de binnenzijde van de garage/autostaanplaats dienen te gebeuren volgens de geldende esthetische normen, door de huurder en op kosten van de huurder;
Deze omvatten:
• het roestwerend behandelen en schilderen van de binnenzijde van metalen wentelpoorten;
• het roestwerend behandelen en schilderen van metalen constructies zoals leidingen enz;
− het regelmatig onderhouden en reinigen van vloeren;
− het onderhoud en het ontstoppen van leidingen en de jaarlijkse reiniging ervan evenals bij het verlaten van de garage of autostaanplaats;
− de bescherming van leidingen en installaties tegen vorst;
− herstellingen door normaal gebruik: kleine onderhoudswerken en herstellingen die ontstaan door normale slijtage of gebruik zoals bewegende delen van deuren of poorten…;
− herstellingen die nodig zijn omdat de huurder iets hebben kapot gemaakt;
− het vernieuwen (ernstig) beschadigde metalen garagepoorten, zelfs indien de oorzaak te wijten is aan toeval;
− het vernieuwen van gebroken of verloren sleutels;
− het herstellen van lakschade buizen enz.;
− de vervanging van dichtingsringen, filters, elektrische zekeringen, bij de behorende armaturen en de lampen ervan;
− het vastzetten van losgekomen schakelaars en/of stopcontacten;
− de herstelling van deuropeners en de vervanging bij beschadiging met hetzelfde merk en type;
− herstelling van schade voortvloeiend uit onbehoorlijk of slecht gebruik van waterleidings-, gasleidings-, en elektrische installatie;
− de herstellingen aan bezetwerken e.d.
Indien de huurder voornoemde werken zelf uitvoert of door derden laat uitvoeren, dan moeten de werken steeds op een professionele wijze worden uitgevoerd.
7.2 Ten laste van de verhuurder
− beschadigingen door overmacht: dit zijn onverwachte gebeurtenissen of situaties die volledig buiten de wil van de huurder gebeuren, bv. vandalisme en diefstal. Indien er schade ontstaat door overmacht, dan moet de huurder onmiddellijk (binnen de 24 uur) een proces verbaal (PV) laten opmaken en aan de sociale huisvestingsmaatschappij bezorgen. Het moet duidelijk zijn dat het om een (poging tot) inbraak of opzettelijke beschadiging door derden gaat. Alleen het notitienummer van de klacht bezorgen is niet voldoende. De huurder moet een volledige kopie van het PV van verhoor, inclusief de afgelegde verklaring, opvragen. Hij/zij moet dit wel zelf duidelijk vragen bij het einde van het verhoor. De huurder toont de overmacht aan en moet bewijzen dat hij/zij alles gedaan heeft wat van een zorgvuldig huurder in deze situatie mag worden verwacht. Als de huurder geen overmacht kan bewijzen, moet hij/zij zelf de
herstellingskosten betalen;
− onderdelen of toestellen die omwille van ouderdom moeten worden vervangen;
− herstellingen door verborgen gebreken (bv. een watertoevoerleiding die lekt onder de vloer) of die nodig zijn omwille van constructiefouten;
Indien de huurder iets opzettelijk beschadigt, kan de sociale huisvestingsmaatschappij de huurovereenkomst beëindigen en/of een schadevergoeding vragen via de rechtbank.
Elke schade aan gemeenschappelijke delen zoals trappenhallen, buitengevels, kelders, daken, buitenschrijnwerk, glaswerk, elektriciteit, aanplantingen moet worden vergoed door de dader.
De huurder is aansprakelijk voor alle schade die door zijn/haar toedoen aan het gebouw en/of de aanhorigheden, de vertrekken evenals aan de vaste toestellen in eigendom van de verhuurder, wordt aangebracht. Als de huurder in gebreke blijft om de schade te (laten) herstellen, zullen de noodzakelijke herstellingswerken op zijn/haar kosten worden uitgevoerd. Daarenboven zal de huurder verantwoordelijk worden gesteld voor de eventuele gevolgen van zijn/haar nalatigheid.
Voor het collectieve onderhoud van de gemeenschappelijke delen en voor het verbruik op de gemeenschappelijke tellers wordt een pro-rata-rekening opgesteld, dewelke voor zijn/haar deel voor rekening van de huurder valt. Ook de herstelkosten van schade veroorzaakt aan de gemeenschappelijke delen worden hierin opgenomen, tenzij het bewijs kan worden geleverd wie verantwoordelijk is voor de schade.
Onder collectieve herstellingen wordt o.m. verstaan: de schade veroorzaakt aan of de onderhoudskosten van gemeenschappelijke delen, trapzalen, vuilniskokers, afvoeren (o.a. verstoppingen), buitengevels, aanplantingen, glaswerk, schrijnwerk, pleisterwerk, elektriciteit, , verlichting en deurduwers.
De verhuurder kan op elk ogenblik, en zeker op het einde van de huur, de voorlegging vragen van de bewijzen dat is voldaan aan de onderhoudsverplichtingen.
Een herstelling wordt steeds vooraf aangekondigd of afgesproken. Wanneer een huurder zonder voorafgaandelijke verwittiging niet aanwezig is op het aangekondigde of afgesproken tijdstip, zal de nutteloze verplaatsing worden aangerekend.
7.3 Noodzakelijke of dringende herstellingen
Soms moeten er noodzakelijke of dringende herstellingen worden uitgevoerd, die niet kunnen wachten tot het einde van de huur. Het kan dat de huurder hierdoor bepaalde delen van de garage/autostaanplaats tijdelijk niet kan gebruiken. De huurder moet deze herstellingen of renovaties zonder vergoeding gedogen, zolang de werken niet langer dan 30 dagen duren.
De verhuurder behoudt steeds het recht om bepaalde verbeterings- of herstellingswerken aan het verhuurde goed uit te voeren zonder dat deze werken dringend dienen worden genoemd of zonder de toestemming van de huurder.
ARTIKEL 8 Einde van de huurovereenkomst
8.1 Plaatsbeschrijving & overname nutsvoorzieningen
Bij vertrek van de huurder stelt de sociale huisvestingsmaatschappij samen met de huurder een tegensprekelijke plaatsbeschrijving op. Bij deze gelegenheid moet de huurder ook alle sleutels toegangsbadges en afstandsbedieningen terug bezorgen aan de sociale huisvestingsmaatschappij. Ontbrekende sleutels, toegangsbadges en afstandsbedieningen worden aangerekend aan de huurder. De huurder is verantwoordelijk voor eventuele huurschade, ook wanneer deze groter zou zijn dan de gestelde huurwaarborg.
Indien de uittredende huurder op de voor de plaatsbeschrijving gestelde dag en uur niet aanwezig is, brengt deze afwezigheid de onvoorwaardelijke erkenning van zijnentwege van de juistheid van deze plaatsbeschrijving met zich mee.
8.2 Aandachtspunten bij het einde van de huur & huurwaarborg
De huurder moet de garage/autostaanplaats zorgvuldig poetsen en volledig leegmaken bij het einde van de huurovereenkomst.
De huurder moet de garage/autostaanplaats achterlaten in de toestand zoals ze is beschreven in de plaatsbeschrijving bij intrek (zie ook art. 1).
Schade door overmacht, slijtage en ouderdom is ten laste van de sociale huisvestingsmaatschappij. Alle andere kosten om de garage/autostaanplaats terug te herstellen in zijn oorspronkelijk staat, worden aangerekend aan de huurder.
Binnen de 3 maanden na het einde van de huur krijgt de huurder zijn/haar eindafrekening. De huurwaarborg wordt, na aftrek van eventuele schulden of kosten, teruggestort aan de huurder.
ARTIKEL 9 Overtreding van het reglement van inwendige orde en/of de huurovereenkomst
Als de huurder de richtlijnen van dit reglement van inwendige orde en/of de huurovereenkomst niet respecteert, kan de sociale huisvestingsmaatschappij een schadevergoeding eisen of kan ze de huurovereenkomst beëindigen.
De verhuurder heeft het recht de huur op te zeggen, de huurder te ontzetten, het huurpand te laten ontruimen en het in zijn oorspronkelijke staat te laten herstellen. Alle hieraan verbonden kosten zullen worden verhaald op de huurder.
Een niet limitatief overzicht van enkele ernstige tekortkomingen die kunnen leiden tot het beëindigen van het contract:
− onderverhuring;
− de huurder veroorzaakt onveilige situaties (niet vrijhouden van vluchtwegen,...);
− de huurder doet aan sluikstorten;
− de huurder zorgt voor vandalisme aan de deuren van de inkomhal zoals het instampen ervan;
− de huurder beschadigt opzettelijk de lift of gemeenschappelijke delen;
− het stallen van (auto)wrakken, (auto)onderdelen,… waarvoor de autostaanplaats niet mag worden gebruikt;
Ook het ernstig wangedrag van een huurder of een deel van zijn/haar gezin is een ernstige tekortkoming die aanleiding kan geven tot de beëindiging van de huurovereenkomst.
Bv.: verstoring van de rust, straatlawaai, dronkenschap, ontucht, agressief gedrag die een ernstige bedreiging vormen voor de fysische of psychische integriteit van de andere huurders of andere ernstige feiten die de leefbaarheid verstoren, zowel van de andere huurders als van een complex of buurt.
Huurders zijn aansprakelijk voor hun bezoekers en dus ook voor het ernstig wangedrag van de bezoekers.
Uit het louter gedogen door de verhuurder, mede-eigenaar en/of huurders van een bepaalde toestand kan geen enkel recht noch precedent ontstaan, wat ook de duur ervan zou zijn.
Met het oog op het voorkomen van wantoestanden, verkeerde interpretaties van het huidig reglement en in het algemeen belang kan de verhuurder te allen tijde het huidig reglement aanvullen, wijzigen of verbeteren. Deze wijzigingen zijn van toepassing op zowel nieuwe als zittende huurders. De huurder kan de laatste versie van het RIO altijd terugvinden op de website van de verhuurder (xxx.xxx.xx).