Nijmegen (BVO DRAN)
Nijmegen (BVO DRAN)
Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN)
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar, hierna te noemen de deelnemers;
Overwegende dat
Deelnemers besloten hebben om samen te gaan werken op het gebied van het regionale doelgroepenvervoer;
De verwachting is dat samenwerking de kwaliteit van dienstverlening naar zowel de eigen organisaties als de inwoners zal vergroten;
De verwachting is dat samenwerking ook zal leiden tot kostenbesparingen en een verhoging van de efficiency;
Deelnemers willen samenwerken ter behartiging van de sturing en beheersing van hun ondersteunende processen en van uitvoeringstaken;
Deelnemers hebben besloten om deze samenwerking vorm te geven middels een bedrijfsvoeringsorganisatie;
Gelet op
Artikel 1 en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluiten
te treffen de
regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN)
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
1. college: het college van burgemeester en wethouders van een deelnemer;
2. doelgroepenvervoer: vervoer voor inwoners die geen of niet altijd gebruik kunnen maken van regulier openbaar vervoer. Hiermee wordt bedoeld vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, het leerlingenvervoer, maatwerkvervoer in het kader van de Participatiewet;
3. DRAN: bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen
4. medewerkers: ambtenaren/medewerkers werkzaam bij de DRAN;
5. regeling: de regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer regio Arnhem-Nijmegen (DRAN)
6. Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie
1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Wgr, genaamd Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN).
2. De DRAN is statutair gevestigd te Arnhem.
Hoofdstuk 2: Belangen, taken en bevoegdheden van de DRAN
Artikel 3 Te behartigen belangen
De DRAN is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken doelgroepenvervoer.
Artikel 4 Doelen en taken
1. De DRAN heeft tot doel de gezamenlijke sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer voor de deelnemers.
2. De sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer worden overgedragen aan de DRAN.
Artikel 5 Vervallen
Artikel 6 Bevoegdheden
1. Aan het Bestuur van de DRAN worden de volgende bevoegdheden gedelegeerd door de deelnemers:
- het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen op het terrein van doelgroepenvervoer;
- de vertegenwoordiging in en buiten rechte van de deelnemers in het kader van de in artikel 4 opgedragen taken.
2. De DRAN is behoudens instemming van alle deelnemers niet bevoegd tot:
a. het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten;
b. het afgeven van garanties of andere waarborgen;
c. het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken;
d. het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken;
e. het oprichten van en het deelnemen in een rechtspersoon;
f. commerciële dienstverlening aan private partijen.
Hoofdstuk 3: Inrichting, samenstelling en werkwijze van het Bestuur
§ 1. Het Bestuur
Artikel 7 Samenstelling
1. De deelnemers wijzen uit hun midden elk één lid voor het Bestuur aan.
2. De deelnemers wijzen voor de door hen benoemde leden van het Bestuur plaatsvervangende leden aan. Het bepaalde in deze regeling ten aanzien van de leden van het Bestuur is op de plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.
3. Het Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan alsmede diens plaatsvervanger.
4. De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het Bestuur en de vergaderorde binnen het Bestuur, onverminderd het bepaalde bij of krachtens artikel 9, eerste lid.
5. De voorzitter en de secretaris ondertekenen de stukken die namens het Bestuur uitgaan.
6. Het Bestuur kan de voorzitter machtigen om namens het Bestuur te handelen.
7. Het Bestuur wordt bijgestaan door een secretaris.
Artikel 8 Aanwijzing en ontslag
1. De leden van het Bestuur hebben zitting voor dezelfde periode als waarvoor het betreffende college wordt benoemd.
2. Het lidmaatschap van het Bestuur eindigt van rechtswege, zodra het lid ophoudt lid van het college te zijn of de deelnemer die het lid heeft aangewezen uittreedt.
3. Een lid van het Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Dit gebeurt door mededeling aan het Bestuur. Het lid blijft zijn functie waarnemen totdat in zijn opvolging is voorzien.
4. Indien tussentijds de plaats van een lid vacant komt, wijst de daartoe bevoegde deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.
Artikel 9 Bevoegdheden Bestuur
1. Het Bestuur heeft de bevoegdheden voor zover benodigd voor de uitoefening van de in artikel 4, tweede lid genoemde taken.
2. Het Bestuur kan haar bevoegdheden mandateren c.q. volmacht verlenen aan de directeur van de DRAN met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10 Vergaderingen
1. De vergaderingen van het Bestuur zijn openbaar.
2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste vijf van de aanwezige bestuursleden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
3. Besluiten van het Bestuur zijn in beginsel openbaar.
4. Het Bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar en zo dikwijls als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste één lid de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoekt. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.
5. De leden van het Bestuur hebben ieder één stem. Bij stemming wordt besloten op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
6. Een lid van het Bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in het vijfde lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt, voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan voorafgaande aan de vergadering een gemotiveerd en beargumenteerd schriftelijk verzoek indienen om via de escape-procedure te stemmen.
7. Bij stemming via de escape-procedure geldt dat besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen waarbij de leden van het Bestuur stemrecht hebben conform bijlage 1.
8. Voor het tot stand komen van een besluit via de escape-procedure zijn er ten minste vijf bestuursleden vereist die voor het besluit hebben gestemd.
9. Het bepaalde in artikel 28, eerste tot en met derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Voor de raad dient het Bestuur te worden gelezen.
10. Het Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.
11. Artikel 10, zesde lid tot en met achtste lid zijn niet van toepassing op de artikelen 25 tot en met 28.
§ 2 Informatie en verantwoording
Artikel 11 Informatie en verantwoordingsplicht
1. Het Bestuur verstrekt een deelnemer halfjaarlijks een rapportage over de verrichte werkzaamheden en de verlangde inlichtingen. Een lid van het Bestuur geeft de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, mondeling of schriftelijk de door één of meer leden, overeenkomstig het reglement van orde van dat college, verlangde inlichtingen.
2. Een verzoek om inlichtingen kan schriftelijk worden ingediend bij het Bestuur.
3. Het Bestuur verstrekt de gevraagde inlichtingen schriftelijk of mondeling zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek.
4. Een lid van het Bestuur voorziet de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, van alle informatie die, in relatie tot het door het gevoerde en te voeren beleid en de daarbij door het aangewezen lid ingenomen dan wel in te nemen standpunt, noodzakelijk is.
5. Een lid van het Bestuur is aan de deelnemer, die hij vertegenwoordigt, verantwoording verschuldigd voor de wijze waarop het lid de deelnemer in het Bestuur heeft vertegenwoordigd, naar de door de deelnemer, die hij vertegenwoordigt vastgestelde dan wel te stellen regels.
6. De raden wordt alleen om zienswijzen gevraagd voor zover wettelijk voorgeschreven.
7. Het Bestuur stelt de Rekenkamer of rekenkamercommissie van de deelnemende gemeenten afzonderlijk en in gezamenlijkheid in staat om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke uitoefening van de rekenkamer- of rekenkamercommissietaak nodig is.
Hoofdstuk 4: Ambtelijke organisatie DRAN Artikel 12 Directeur DRAN
1. Het Bestuur heeft de bevoegdheid tot het aanstellen, tewerkstellen, het schorsen en ontslaan van de directeur van de DRAN. De directeur fungeert tevens als secretaris voor het Bestuur.
2. De directeur staat het Bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak met raad en daad terzijde.
3. De directeur heeft in de vergadering van het Bestuur een adviserende stem.
4. De dagelijkse leiding van de DRAN berust bij de directeur.
5. De directeur is voor zijn handelen verantwoording verschuldigd aan het Bestuur.
6. Het Bestuur regelt de vervanging van de directeur.
Artikel 13
Vervallen
Artikel 14
Vervallen
Hoofdstuk 5: Financiële bepalingen Artikel 15 Organisatie financieel beheer
1. Het Bestuur stelt de nodige voorschriften vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het geldelijk beheer van de DRAN.
2. Bij de in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt bepaald welke ambtenaren van DRAN met het doen van ontvangsten en betalingen voor de DRAN en met zorg voor de boekhouding zijn belast.
Artikel 16
Vervallen
Artikel 17 Procedure bij wijziging begroting
1. Het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid van de Wgr is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerp- wijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit.
2. Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid worden door het Bestuur vastgesteld.
Artikel 18 Gemeentelijke bijdragen
1. In de begroting van inkomsten en uitgaven wordt de raming van de verschuldigde bijdrage van elke gemeente voor het jaar waarvoor de begroting dient opgenomen.
2. Het Bestuur stelt de jaarlijkse verdeling van de kosten zoals worden opgenomen in de begroting, vast op basis van de volgende uitgangspunten:
□ De structurele kosten van de DRAN worden verdeeld over de deelnemers waarbij gewerkt gaat worden met een drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt vastgesteld door het Bestuur. Het bedrag wat resteert wordt verdeeld op basis van inwonersaantallen per 1 januari van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar over de gemeenten die dat betreft (dat wil zeggen die in de kostenverdeling alleen op basis van inwoners boven het drempelbedrag uitkomen).
□ De kosten voor het callcenter worden verdeeld over de deelnemers waarbij gewerkt gaat worden met een drempelbedrag. Het drempelbedrag wordt vastgesteld door het Bestuur. Het bedrag wat resteert wordt verdeeld op basis van een prognose van de hoeveelheid declarabele ritten vraagafhankelijk vervoer (dat wil zeggen die in de kostenverdeling alleen op basis van ritten boven het drempelbedrag uitkomen).
3. Het Bestuur stelt jaarlijks de prognose van de vervoerskosten, zoals opgenomen in de begroting, vast op basis van het verwachte gebruik.
4. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot, jaarlijks vóór 15 januari, 15 april, 15 juli en 15
oktober telkens één vierde gedeelte van de voor dat jaar geraamde bijdrage.
5. Bij het niet overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid tijdig voldoen van de voorschotten kan aan die gemeente rente in rekening worden gebracht. Het Bestuur stelt hiertoe nadere regels vast.
Artikel 19
Vervallen
Artikel 20
Vervallen
Artikel 21
Vervallen
Hoofdstuk 6: Geschillen en aansprakelijkheid Artikel 22 Geschillen
De deelnemers zullen geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wgr in onderling overleg proberen
op te lossen, alvorens deze voor te leggen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland.
Artikel 23 Aansprakelijkheid
1. De DRAN verzekert zich tegen:
a. civielrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen;
b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade;
2. De deelnemers ontvangen van de directeur de verzekeringspolissen.
Hoofdstuk 7: Archief
Artikel 24 Zorg voor archiefbescheiden
1. Het college van Burgemeester en Xxxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxx Xxxxxx is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de DRAN en haar organen overeenkomstig de door de gemeenteraad van de gemeente Arnhem vastgestelde regeling.
2. Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland oefent op grond van artikel 124 en artikel 273a van de Gemeentewet interbestuurlijk toezicht uit op de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van de DRAN en haar organen overeenkomstig de voor het interbestuurlijk toezicht op de zorg en het beheer vastgestelde provinciale regeling.
3. De directeur van de DRAN is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de DRAN en haar organen.
4. De gemeentearchivaris van de gemeente Arnhem oefent toezicht uit op het in het derde lid bedoelde beheer overeenkomstig de door de gemeenteraad van de gemeente Arnhem vastgestelde regeling.
5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de DRAN wordt de archiefbewaarplaats van de gemeente Arnhem aangewezen.
6. De gemeentearchivaris van de gemeente Arnhem is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de DRAN en haar organen die zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
7. De aan de uitvoering van bedoeld archiefbeheer verbonden kosten komen ten laste van de DRAN, die dit doorberekent aan de deelnemers.
Hoofdstuk 8: Wijzigingen, toetreding, uittreding, opheffing en evaluatie Artikel 25 Wijziging van de regeling
1. Elke deelnemer kan een voorstel voor wijziging indienen.
2. Iedere wijziging van de regeling vereist unanimiteit.
Artikel 26 Toetreding door andere gemeenten
1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling geschiedt als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit.
2. De deelnemers kunnen bij hun besluit de voorwaarden bepalen waaronder de toetreding van een gemeente mogelijk is.
3. Toetreding van een gemeente is gebonden aan de volgende procedure:
a. het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit
verzoek vergezeld van een advies doorstuurt aan de deelnemers;
b. de deelnemers beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming;
c. het Bestuur stelt de verzoekende gemeente in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder b.
Artikel 27 Uittreding
1. Indien een deelnemer geheel of deels (per doelgroep) uit wenst te treden, zal het Bestuur in het kader van de in het vierde lid bedoelde afwikkeling van de gevolgen daarvan op basis van een sociaal plan personeel aan deze deelnemer toewijzen.
2. De uittreding kan op twee manieren plaatsvinden:
a. gedurende de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal één jaar, met ingang van 1 januari van het opvolgende jaar.
b. bij afloop van de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal 15 maanden voordat het contract afloopt.
3. Met de uittredende deelnemer dient een vaststellingsovereenkomst gesloten te worden.
4. Bij het uittreden wordt door het Bestuur een uittredingsplan vastgesteld. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college van de deelnemer die wenst uit te treden. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van de deelnemer die wenst uit te treden.
5. Onderdeel van het uittredingsplan is het berekenen van de uittredingssom. Daaronder wordt verstaan de meerkosten, voor de komende 5 jaar of zoveel korter als de resterende duur van de contract(en), die de resterende gemeenten moeten maken om de werkzaamheden uit te kunnen blijven voeren zonder de uittredende gemeente. Bij uittreding gedurende de looptijd van contract(en) zullen de financiële gevolgen van de uittreding voor rekening van de uittredende deelnemer komen. Bij een uittreding na afloop van de looptijd van het contract zullen alleen de directe kosten voor rekening van de uittredende deelnemer komen.
6. De kosten die niet direct aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, worden berekend door de totalen per kostensoort naar rato te berekenen. Middelen die onderdeel uitmaken van een reserve, worden naar rato in mindering gebracht op de uittredingssom. Voor het bepalen van de kostenverdeelsleutel wordt aangesloten bij de kostenverdeelsleutel van de begroting.
7. Bij uittreding blijft de uittredende deelnemer maximaal vijf jaar na uittreding aansprakelijk voor het intreden van risico’s voortvloeiende uit de periode dat de betreffende deelnemer deelnam aan de regeling indien en voor zover deze intredende risico’s leiden tot een kostenverhoging voor de basistaken in zijn geheel of voor de overige deelnemer.
8. Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het tweede lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een of meerdere doelgroepen. Voor uittredingsplan moet in dat geval deeluittredingsplan worden gelezen.
Artikel 28 Opheffing
1. De regeling wordt opgeheven als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit na toestemming van hun raden.
2. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een opheffingsplan op te stellen.
3. Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling en in de personele gevolgen van de opheffing.
4. Het opheffingsplan wordt vastgesteld door het Bestuur.
5. Het Bestuur is belast met de uitvoering van het vastgestelde opheffingsplan.
Artikel 29 Evaluatie regeling
1. Elke deelnemer kan vragen om een evaluatie van de regeling.
2. Evaluatie geschiedt als het bestuur daartoe besluit.
3. Het bestuur stelt gezamenlijk de onderzoeksopdracht vast.
Artikel 30 Participatie
1. Gebruikers van Avan en belanghebbenden kunnen inspreken tijdens de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze openbaar zijn en zover de inspraak betrekking heeft op de taken van de BVO.
2. Verzoeken om inspraak dienen uiterlijk 3 dagen voor de vergadering gemeld te zijn bij de
secretaris.
Hoofdstuk 9: Slotbepalingen
Artikel 31 Toezending en bekendmaking
Arnhem is belast met bekendmaking in het Gemeenteblad.
Artikel 32 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking van deze regeling.
Artikel 33 Citeerwijze
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling DRAN.
TOELICHTING
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen Artikel 2 Bedrijfsvoeringsorganisatie
Omdat de DRAN een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Handelsregister. Daarvoor is nodig dat een statutaire vestigingsplaats wordt gekozen. Ook om te bepalen bij welke bestuursrechter men in beroep kan gaan. Artikel 10, derde lid van de Wgr vereist dat in de regeling de plaats van vestiging wordt aangewezen.
De gemeente van de plaats van vestiging is op grond van artikel 31 belast met de toezending van de regeling aan GS en de bekendmaking van de regeling in het Gemeenteblad.
Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden van de DRAN Artikel 3 Te behartigen belangen
Artikel 10, eerste lid van de Wgr vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij zijn getroffen vermeldt.
Hoofdstuk 3: Inrichting, samenstelling en werkwijze van het Bestuur
§ 1. Het Bestuur
Artikel 10 Vergaderingen
De Wgr vereist dat het Bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststelt.
§ 2 Informatie en verantwoording
Artikel 11 Informatie en verantwoordingsplicht
Artikel 18 juncto 16 en 19, eerste lid van de Wgr vereisen het volgende. In de regeling moeten bepalingen worden opgenomen omtrent de wijze waarop een lid van het Bestuur ter verantwoording kan worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. Daarnaast moet de regeling bepalingen bevatten over de wijze waarop (een lid van) het Bestuur de door raadsleden gevraagde inlichtingen dient te verstrekken.
Hoofdstuk 5 Financiële bepalingen Artikel 15 Organisatie financieel beheer
De artikelen 34 t/m 35 van de Wgr bevatten bepalingen over de financiën van een BVO. In
Hoofdstuk 5 van de gemeenschappelijke regeling zijn alleen bepalingen opgenomen, die een aanvulling vormen op de wettelijke bepalingen.
Artikel 35, zevende lid van de Wgr bepaalt dat de artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn. Dit houdt in dat ook bij een BVO de financiële verordeningen als bedoeld in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet moeten worden vastgesteld.
Artikel 17 Procedure bij wijziging begroting
De taken van de DRAN horen, wanneer ze binnen de eigen gemeente worden uitgevoerd, veelal binnen één (bedrijfsvoerings)programma. In dat geval hebben de colleges het mandaat om binnen het programma te schuiven met budgetten. Conform deze systematiek wordt voorgesteld om het Bestuur van de DRAN eveneens het mandaat te verstrekken tot verschuivingen binnen de begroting, mits dit past binnen de gemeentelijke bijdragen.
Artikel 18 Gemeentelijke bijdragen
De DRAN dient te beschikken over voldoende liquide middelen om haar taken uit te voeren. In dit artikel is dit afgedekt door te kiezen voor bevoorschotting per kwartaal vooraf.
Hoofdstuk 6 Geschillen en aansprakelijkheid Artikel 22 Geschillen
Artikel 28 van de Wgr bepaalt dat geschillen omtrent de toepassing van een regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het Bestuur van de DRAN door GS worden beslist (voor zover op grond van de wet de rechterlijke macht niet bevoegd is). In een regeling kan een voorportaal worden opgenomen, dat moet
worden aangewend voordat het geschil aan GS wordt voorgelegd. Dit kan zijn ‘onderling overleg’ zoals voorgesteld, maar ook bijvoorbeeld mediation of niet-bindend deskundigenadvies. In laatste instantie beslist GS over een geschil.
Hoofdstuk 7 Archief
Artikel 24 Zorg voor archiefbescheiden
Op grond van artikel 41, eerste lid van de Archiefwet is het Bestuur belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de DRAN. Artikel 15 van het Archiefbesluit bepaalt dat het Bestuur ten aanzien van zijn archiefbescheiden beheersregels moeten vaststellen.
Hoofdstuk 8 Wijziging, toetreding, uittreding, opheffing en evaluatie
Artikel 9, eerste lid van de Wgr vereist dat een regeling bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding, de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van uittreding. Waaronder de bepalingen omtrent de gevolgen voor het vermogen van de bedrijfsvoeringsorganisatie, met inachtneming van artikel 1 van de Wgr.
Artikel 27 Uittreding
Het is verstandig om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan. Dit kan een onafhankelijke registeraccountant zijn, maar ook een andersoortig een financieel adviseur of een mediator behoort tot de mogelijkheden.
De in het tweede en vijfde lid van artikel 27 van de Regeling genoemde contracten doelen op de contracten inkoop van het vervoer, zoals het vraagafhankelijk vervoer, routevervoer en callcenter.
Artikel 28 Opheffing
Artikel 9, tweede lid van de Wgr vereist dat de regeling waarbij een BVO wordt ingesteld bepalingen inhoudt omtrent de vereffening van het vermogen ingeval de BVO wordt ontbonden. Lid 3 bepaalt dat de rechtspersoon DRAN na zijn ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen nodig is.
Artikel 29 Evaluatie regeling en 30 Participatie
Artikel 10, zevende lid en 11a van de Wgr eisen dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over evaluatie en participatie. Aangezien participatie hierbij gericht is op beleid en de BVO een beleidsarme regeling betreft is in de regeling enkel opgenomen welke mogelijkheden er zijn voor belanghebbende als het gaat om inspraak op de taken van de BVO.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 31 Toezending en bekendmaking
Gelet op artikel 26 van de Wgr moet een keuze gemaakt worden welk gemeentebestuur de gemeenschappelijke regeling bekendmaakt. Dit is ofwel het gemeentebestuur dat daarbij bij gemeenschappelijke regeling is aangewezen ofwel de gemeente van de plaats van vestiging.
Bijlage 1 stemverhouding DRAN
Inwoneraantal per 1-1-2021 CBS | Reguliere procedure | Escape procedure | ||||
Stemverdeling reguliere situatie | Stemmen op basis van (ongewogen) inwoners in bijzondere situaties | Minimaal aantal gemeenten | ||||
Gemeente | abs. | % | ||||
Arnhem | 162.424 | 20,6% | 1 | 21 | 5 | |
Berg & Dal | 35.010 | 4,4% | 1 | 4 | 5 | |
Beuningen | 26.157 | 3,3% | 1 | 3 | 5 | |
Doesburg | 11.064 | 1,4% | 1 | 1 | 5 | |
Druten | 18.991 | 2,4% | 1 | 2 | 5 | |
Duiven | 25.066 | 3,2% | 1 | 3 | 5 | |
Heumen | 16.569 | 2,1% | 1 | 2 | 5 | |
Lingewaard | 46.822 | 5,9% | 1 | 6 | 5 | |
Montferland | 36.031 | 4,6% | 1 | 5 | 5 | |
Mook en Middelaar | 7.909 | 1,0% | 1 | 1 | 5 | |
Nijmegen | 177.359 | 22,5% | 1 | 23 | 5 | |
Overbetuwe | 48.214 | 6,1% | 1 | 6 | 5 | |
Renkum | 31.417 | 4,0% | 1 | 4 | 5 | |
Rheden | 43.525 | 5,5% | 1 | 6 | 5 | |
Rozendaal | 1.726 | 0,2% | 1 | 1 | 5 | |
Westervoort | 15.014 | 1,9% | 1 | 2 | 5 | |
Wijchen | 41.216 | 5,2% | 1 | 5 | 5 | |
Zevenaar | 44.096 | 5,6% | 1 | 6 | 5 | |
Totaal | 788.610 | 100,00% | 18 | 101 |