Laatstelijk gewijzigd per
Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland Groep
Pensioenreglement 2018
Laatstelijk gewijzigd per
- 1 juni 2018
- 1 januari 2019
- 1 juli 2020
Inhoudsopgave
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 4
Artikel 2. Deelnemer Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 6
Artikel 3. Gemeenschappelijke huishouding 6
Artikel 4. Bijdragen van de deelnemer Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 7
Artikel 7A Overgangsbepaling voor ZA-deelnemers 9
Artikel 9. Pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2018 Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 9
Artikel 10. Pensioengrondslag Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 9
Artikel 11. Ouderdomspensioen 10
Artikel 12. Partnerpensioen 10
Artikel 13. Vervallen vanaf 1-1-2020 11
Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen 11
Artikel 15. Beëindiging van het partnerschap, pensioenverevening en conversie 12
Artikel 16A. Prepensioen en Overbruggingspensioen 13
Artikel 17. Aanspraken voor aspirant-deelnemers Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 14
Artikel 18. Toeslagverlening 14
Artikel 19 Vervallen vanaf 1 juli 2020 15
Artikel 20. Voortzetting deelneming bij arbeidsongeschiktheid Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing voor deelnemers voor wie op 31-12-2019 de deelneming reeds werd voortgezet wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid 15
Artikel 21. Arbeidsongeschiktheidspensioen Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing op deelnemers die op 31-12-2019 reeds recht hadden op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen 16
Artikel 22. Flexibele elementen van de pensioenregeling 16
Artikel 23. Financiering van de pensioenregeling Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 18
Artikel 24. Voorbehoud financiering werkgever Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 18
Artikel 25. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten 18
Artikel 26. Informatieverstrekking door de (gewezen) deelnemer of belanghebbende(n) 19
Artikel 27. Informatieverstrekking door het fonds 19
Artikel 28. Einde van de deelneming vóór de pensioenrichtleeftijd 20
Artikel 29. Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioenaanspraken 20
Artikel 30. Waardeoverdracht 20
Artikel 31. Uitbetaling van de pensioenen 21
Artikel 32. Samenloop van uitkeringen 21
Artikel 33. Wettelijke bepalingen 21
Artikel 34. Bestuursbesluiten 21
Artikel 36. Inwerkingtreding 22
Bijlage 1. Overige inkomensbestanddelen Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020 23
Bijlage 2 Kerncijfers per jaar 24
Bijlage 3. Duur partnerrelatie en tijdsevenredige afbouw van de vermindering 25
Bijlage 4. Beleid voorwaardelijke toeslag pensioenrechten en pensioenaanspraken 26
Bijlage 6. Rekenfactoren inzake vervroegen of uitstellen pensioenaanspraken 28
Bijlage 7. Afkoopfactoren per € pensioen 31
Bijlage 8. Collectieve uitruilfactoren 32
Op 1 juni 2018 zijn Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland (SPAN) en Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan (SPB) gefuseerd. SPAN was bij die fusie de verkrijger van het vermogen van SPB. Dat betekent dat op 1 juni 2018 alle pensioenaanspraken en pensioenrechten van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden van SPB van rechtswege zijn overgegaan naar SPAN. Vanaf 1 juni 2018 worden de tot 1 juni 2018 in SPB opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten beheerst door dit pensioenreglement.
De verwerving van pensioenaanspraken door de werknemers die voorheen deelnemer waren in SPB vindt met ingang van 1 juni 2018 plaats op basis van dit pensioenreglement. Waar nodig wordt in dit pensioenreglement onderscheid gemaakt tussen de deelnemers die vóór 1 juni 2018 deelnemer in SPAN waren en de deelnemers die vóór 1 juni 2018 deelnemer in SPB waren.
SPAN heeft op 1 juni 2018 in verband met de fusie haar naam gewijzigd in Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland Groep (SPANG).
Per 1 januari 2020 is de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgevers beëindigd. Daardoor zijn alle werknemers van de werkgevers die op 31 december 2019 deelnemer in het pensioenfonds waren, met ingang van 1 januari 2020 gewezen deelnemer in het pensioenfonds geworden.
Bepalingen in dit pensioenreglement waaraan deelnemers aanspraken en/of rechten kunnen ontlenen zijn daardoor met ingang van 1 januari 2020 niet meer van toepassing, althans materieel uitgewerkt. Niet meer van toepassing zijnde bepalingen zijn zo veel als mogelijk als zodanig aangeduid in het pensioenreglement.
Een uitzondering geldt voor de deelnemers van wie de deelneming op 31 december 2019 werd voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid; voor hen blijft de deelneming vanaf 1 januari 2020 voorgezet worden met inachtneming van het bepaalde in dit pensioenreglement. Voor deze (gesloten) groep blijven de bepalingen die voor deelnemers als buiten toepassing zijn aangeduid wel van toepassing.
Met ingang van 1 juli 2020 zijn de pensioenaanspraken en pensioenrechten verzekerd bij Klaverblad Levensverzekeringen N.V.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
AOW-datum: de op grond van artikel 7A van de Algemene Ouderdomswet geldende datum waarop de AOW-uitkering ingaat;
Aspirant deelnemer: de werknemer jonger dan 18 jaar, die overeenkomstig artikel 2 lid 2 van het pensioenreglement als zodanig wordt aangemerkt;
Bestuur: het bestuur van het fonds;
CAO-Binnendienst: de laatst overeengekomen Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf Binnendienst;
CAO-Buitendienst: de laatst overeengekomen Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf Buitendienst;
CAO-loonontwikkeling: in de CAO-Binnendienst en CAO-Buitendienst overeengekomen algemene verhoging van de salarissen;
Deelnemer: - de werknemer die overeenkomstig artikel 2 lid 1 van het pensioenreglement als zodanig wordt aangemerkt;
- de gewezen werknemer van wie de deelneming op grond van dit pensioenreglement wordt voortgezet;
Deeltijdfactor: de verhouding tussen de overeengekomen arbeidstijd van de werknemer en de volledige arbeidstijd;
Fonds of Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Allianz Nederland Groep,
gevestigd te Rotterdam;
Franchise: het bedrag dat op het pensioengevend inkomen in mindering wordt gebracht in verband met de basisvoorziening vanuit de sociale verzekeringswetgeving (AOW);
Gelieerde onderneming: een onderneming die door het bestuur op verzoek van de
vennootschap tot gelieerde onderneming is verklaard;
Gepensioneerde of pensioengerechtigde: degene wiens pensioen krachtens dit pensioenreglement is ingegaan;
Gewezen deelnemer: degene wiens deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de pensioendatum is geëindigd en premievrije pensioenaanspraken heeft behouden op het fonds;
Kind: ieder kind dat in een familierechtelijke betrekking staat tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, alsmede een stief- of pleegkind dat ten tijde van overlijden werd onderhouden;
Oude pensioenreglement het pensioenreglement zoals dat gold op 31 december
2017;
Partner: - de echtgenoot of echtgenote van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
- de geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
- de partner waarmee de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert die voldoet aan de in artikel 3 van het pensioenreglement beschreven voorwaarden;
Pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen;
Pensioendatum: de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen; Pensioengevend inkomen: het pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 10;
Pensioenovereenkomst: hetgeen de werkgever en de werknemer inzake pensioen
zijn overeengekomen;
Pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
Pensioenreglement: de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde;
Pensioenrichtleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 68 jaar wordt;
Uitkeringsovereenkomst: een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde
pensioenuitkering;
Vennootschap: Allianz Nederland Groep N.V., gevestigd te Rotterdam;
Xxxxx wees: kind van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde waarvan ook de partner is overleden;
Volledige arbeidstijd: het aantal uren per week zoals dat bij de werkgever voor voltijds werknemers geldt;
Wees: kind van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
Werkgever: de vennootschap of de gelieerde onderneming;
Werknemer: degene met arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst van de werkgever;
Artikel 2. Deelnemer Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. Als deelnemer wordt aangemerkt:
a. de werknemer van 18 jaar en ouder die bij de werkgever in dienst is;
b. de werknemer die voor 1 januari 2003 in dienst is getreden bij Zwolsche Algemeene Schadeverzekeringen N.V. en vanaf 1 januari 2003 steeds werknemer is gebleven.
De deelnemers onder a. worden in dit pensioenreglement ook aangeduid als ‘Allianz-deelnemer’. De deelnemers bedoeld onder b. worden in dit pensioenreglement ook aangeduid als ’ZA- deelnemer’.
Tenzij anders aangegeven worden in dit pensioenreglement onder deelnemer verstaan de Allianz-deelnemer en de ZA-deelnemer.
2. Als aspirant deelnemer wordt aangemerkt:
de werknemer in dienst van de werkgever, die jonger is dan 18 jaar, in het geval deze werknemer een partner heeft in de zin van dit reglement en/of een kind.
3. De deelneming aan dit pensioenreglement door een deelnemer vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoet en niet eerder dan 1 januari 2018.
Artikel 3. Gemeenschappelijke huishouding
1. Van een gemeenschappelijke huishouding tussen een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en een ander is sprake indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
- zowel de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als de ander is ongehuwd;
- de ander is geen bloed- of aanverwant van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde in de rechte lijn of in de eerste of tweede graad van de zijlijn;
- de ander is noch met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde noch met een andere persoon een geregistreerd partnerschap aangegaan;
- de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen voor de pensioendatum en heeft tenminste 6 maanden geduurd;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ander voeren uitsluitend met elkaar en eventueel hun kinderen een huishouding;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de ander hebben zich uitsluitend wegens de tussen hen bestaande affectieve relatie verbonden tegenover elkaar het nodige te verschaffen;
- de (gewezen) deelnemer en de ander hebben de ander gezamenlijk schriftelijk bij het pensioenfonds aangemeld als partner in de zin van het pensioenreglement;
- de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde en de ander wonen op hetzelfde adres en ten bewijze daarvan heeft de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aan het pensioenfonds een uittreksel overgelegd uit het bevolkingsregister;
- de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft aan het pensioenfonds een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst overgelegd, of een gewaarmerkt uittreksel hiervan, waarin tenminste zijn opgenomen:
a. de volledige naam en geboortedatum van de deelnemer en de ander;
b. een regeling inzake de verdeling van de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde dient in te staan voor de juistheid van de gegevens zoals die in de overlegde stukken zijn vermeld.
Het vereiste van een notarieel verleden akte geldt niet indien de gemeenschappelijke huishouding – uiteraard behoudens de twee genoemde vereisten – aantoonbaar reeds 5 jaar of langer bestaat.
Zodra niet meer aan één of meerdere van bovenstaande voorwaarden wordt voldaan eindigt de gemeenschappelijke huishouding.
De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en diens partner dienen een eventuele beëindiging van hun gemeenschappelijke huishouding onmiddellijk schriftelijk aan het pensioenfonds door te geven.
2. Ten bewijze dat nog sprake is van een gemeenschappelijke huishouding dienen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner tenminste eens in de vier jaar, op een door het pensioenfonds te bepalen moment, een verklaring in te leveren waarin zij gezamenlijk verklaren dat de gemeenschappelijke huishouding voortduurt. Indien geen gezamenlijke verklaring door het pensioenfonds wordt ontvangen, wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht te zijn beëindigd op de datum van ondertekening van de laatste gezamenlijke verklaring die het fonds heeft ontvangen.
Artikel 4. Bijdragen van de deelnemer Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
De Allianz-deelnemer als bedoeld in artikel 2 lid 1 is een eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd ter grootte van 5,5% van de overeenkomstig artikel 10 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
De ZA-deelnemer als bedoeld in artikel 2 lid 1 is een eigen bijdrage in de pensioenpremie verschuldigd ter grootte van 4,5% van de overeenkomstig artikel 10 voor de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag.
De deelnemersbijdrage maakt onderdeel uit van de totale door de werkgever verschuldigde premie. De eigen bijdrage van de deelnemer wordt middels inhouding op het (bruto)loon aan de werkgever voldaan.
Artikel 5. Vervallen
De deelneming aan dit pensioenreglement eindigt:
a. door het ingaan van het volledige ouderdomspensioen krachtens dit reglement;
b. door overlijden;
c. door het eindigen van de dienstbetrekking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de beëindiging heeft plaatsgehad, tenzij voortzetting van de deelneming op grond van artikel 20 lid 1 plaatsvindt.
d. op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de voortzetting op grond van artikel 20 is beëindigd;
e. door het eindigen van de tussen de werkgever en het pensioenfonds gesloten uitvoeringsovereenkomst.
x. xxxxx de gelieerde onderneming, waarbij de desbetreffende werknemer in dienst is, bij een daartoe strekkend besluit van het bestuur ophoudt gelieerde onderneming te zijn.
De deelneming eindigt in ieder geval op de pensioenrichtleeftijd.
1. Dit pensioenreglement van het fonds is in werking getreden per 1 januari 2018. De verwerving van pensioenaanspraken door Allianz-deelnemers vindt met ingang van 1 januari 2018 plaats op basis van dit pensioenreglement. In dit artikel wordt beschreven hoe voor Allianz-deelnemers wordt omgegaan met tot 1 januari 2018 opgebouwde pensioenaanspraken en vóór 1 januari 2018 ingegane pensioenrechten.
2. Op de tot 1 januari 2018 opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten blijft tot 1 maart 2018 het oude pensioenreglement van toepassing. Het oude pensioenreglement treedt op 1 maart 2018 buiten werking.
3. Voor de volgende pensioenaanspraken vindt per 1 maart 2018 een omzetting plaats naar pensioenaanspraken overeenkomstig dit pensioenreglement:
a. Ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar of lager wordt omgezet in ouderdomspensioen met een pensioenrichtleeftijd van (de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer) 68 jaar (wordt);
b. Alleenstaandentoeslag met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar of lager wordt omgezet in alleenstaandentoeslag met een pensioenrichtleeftijd van (de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer) 68 jaar (wordt).
De omzetting vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dit geschiedt aan de hand van door het bestuur vastgestelde factoren (bijlage 8).
Op de aldus omgezette pensioenaanspraken is met ingang van 1 maart 2018 dit pensioenreglement van toepassing. Het omgezette ouderdomspensioen vormt tezamen met het op grond van dit pensioenreglement opgebouwde ouderdomspensioen de aanspraak op ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer.
4. Op de volgende pensioenaanspraken en pensioenrechten is met ingang van 1 maart 2018 dit pensioenreglement van toepassing:
a. vóór 1 maart 2018 ingegane pensioenrechten en daarbij horende pensioenaanspraken;
b. vóór 1 januari 2018 ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen;
c. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op prepensioen en/of overbruggingspensioen;
d. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op partner- en/of wezenpensioen;
e. tot 1 januari 2018 opgebouwde aanspraken op bijzonder partnerpensioen;
De hoogte van de genoemde pensioenaanspraken en pensioenrechten wijzigt niet per 1 maart 2018 door de toepassing van dit pensioenreglement op die pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De partner die vóór 1 januari 2018 aanspraak had op een verhoging van partnerpensioen als bedoeld in artikel 13, behoudt vanaf 1 maart 2018 aanspraak op een verhoging van partnerpensioen tot 70% van het ouderdomspensioen zoals dat gold op 31 december 2017.
Het tot 1 januari 2018 opgebouwde partner- en/of wezenpensioen vormt tezamen met het op grond van dit pensioenreglement opgebouwde partner- en/of wezenpensioen de aanspraak op partner- en/of wezenpensioen van de (gewezen) deelnemer.
Artikel 7A Overgangsbepaling voor ZA-deelnemers
1. De verwerving van pensioenaanspraken door ZA-deelnemers vindt met ingang van 1 juni 2018 plaats op basis van dit pensioenreglement. In dit artikel wordt beschreven hoe voor ZA-deelnemers wordt omgegaan met tot 1 juni 2018 in SPB verworven pensioenaanspraken en vóór 1 juni 2018 bij SPB ingegane pensioenrechten.
(De verworven pensioenaanspraken zijn zowel de opgebouwde pensioenaanspraken als de op risicobasis gedekte pensioenaanspraken.)
2. Op de tot 1 juni 2018 in SPB verworven pensioenaanspraken en ingegane pensioenrechten van ZA- deelnemers is met ingang van 1 juni 2018 dit pensioenreglement van toepassing. De hoogte van de genoemde pensioenaanspraken en pensioenrechten wijzigt niet per 1 juni 2018 door de toepassing van dit pensioenreglement op die pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De tot 1 juni 2018 verworven pensioenaanspraken vormen tezamen met de op grond van dit pensioenreglement verworven pensioenaanspraken de pensioenaanspraken van de (gewezen) ZA- deelnemer.
Artikel 8. Vervallen
Artikel 9. Pensioenaanspraken vanaf 1 januari 2018 Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De deelnemer verwerft met ingang van 1 januari 2018, dan wel vanaf de daarna gelegen datum waarop de deelneming aanvangt, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement aanspraken op:
a. Ouderdomspensioen Artikel 11
b. Partnerpensioen Artikel 12
c. Verhoging van het ingegane partnerpensioen
Artikel 13
d. Wezenpensioen Artikel 16
e. Arbeidsongeschiktheidspensioen Artikel 21
2. Bovengenoemde pensioenaanspraken worden verworven op grond van een uitkeringsovereenkomst in de zin van Pensioenwet. Het betreft een middelloonregeling.
Artikel 10. Pensioengrondslag Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend inkomen zoals bedoeld in lid 3 verminderd met de franchise zoals bedoeld in lid 5 en wordt op de eerste dag van elke maand vastgesteld.
2. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt de pensioengrondslag vastgesteld door de in lid 1 gevonden pensioengrondslag te vermenigvuldigen met de deeltijdfactor van die deelnemer.
3. Het pensioengevend inkomen is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris, vermeerderd met de overige in bijlage 1 vermelde inkomensbestanddelen, de vakantietoeslag en, indien en voor zover overeengekomen tussen de werkgever en de deelnemer of indien de CAO-Buitendienst op de deelnemer van toepassing is verklaard, het provisie-inkomen. Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. Het in enig jaar geldende maximum pensioengevend inkomen is opgenomen in Bijlage 2.
4. Voor de deelnemer die minder dan de volledige arbeidstijd werkzaam is, wordt het pensioengevend inkomen vastgesteld alsof de deelnemer wel de volledige arbeidstijd werkzaam is.
5. De in enig jaar geldende franchise is opgenomen in Bijlage 2. De franchise wordt steeds per 1 januari aangepast aan de CAO-loonontwikkeling van het voorgaande kalenderjaar. Het bestuur kan, met inachtneming van de fiscale wetgeving, besluiten de franchise op een lager dan het volgens de vorige volzin bepaalde bedrag vast te stellen.
1. Aanspraak op ouderdomspensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gewezen deelnemer;
c. de gewezen partner die met toepassing van de Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding een eigen aanspraak op ouderdomspensioen heeft verkregen (conversie).
2. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het ouderdomspensioen wordt door een deelnemer gedurende het jaar tijdsevenredig opgebouwd over de pensioengrondslag. Het in enig jaar geldende opbouwpercentage is opgenomen in Bijlage 2.
4. Op de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen vindt toeslagverlening plaats overeenkomstig en met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 (.
5. De alleenstaandentoeslag gaat in op
a. de AOW-datum indien de pensioendatum is gelegen vóór de AOW-datum;
b. de pensioendatum indien de pensioendatum is gelegen op of na de AOW-datum.
De alleenstaandentoeslag wordt alleen uitgekeerd indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum geen partner heeft. Indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum wel een partner heeft gaat de alleenstaandentoeslag in op de eerste dag van de maand waarin hij na de pensioendatum geen partner (als bedoeld in artikel 1) meer heeft.
1. Aanspraak op partnerpensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gewezen deelnemer;
c. de gepensioneerde die niet heeft gekozen voor uitruil van het volledige partnerpensioen in extra ouderdomspensioen zoals bedoeld in artikel 22.
2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd aan de partner tot en met de maand van overlijden van de partner.
3. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het partnerpensioen wordt opgebouwd tijdens de deelneming en bedraagt 60% van het volgens het artikel 11 lid 3 op te bouwen ouderdomspensioen. Op het opgebouwde partnerpensioen wordt het bijzonder partnerpensioen in mindering gebracht. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd wordt voor de berekening van de hoogte van het partnerpensioen verondersteld dat het ouderdomspensioen vanaf het moment van overlijden van de deelnemer tot aan de pensioenrichtleeftijd zonder wijziging van de deeltijdfactor en de pensioengrondslag zou zijn opgebouwd. Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen zonder dat een verevening of conversie ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft plaatsgevonden.
4. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Op een ingegaan partnerpensioen van een partner van een deelnemer wordt tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-datum bereikt een toeslag verleend in verband met compensatie van het verschil in de heffing "loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen" in de periode vóór en ná het bereiken van de AOW-datum. De (hoogte van de) toeslag kan jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld. Verlening van de toeslag in het ene jaar is geen garantie voor toeslagverlening in andere jaren.
5. [Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020] Het ingegane partnerpensioen wordt verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat de partner meer dan 10 jaar jonger is dan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Indien de partnerrelatie 10 jaar of langer heeft geduurd, wordt de hierboven vermelde vermindering van 2,5% niet toegepast. Indien de partnerrelatie korter dan 10 jaren heeft geduurd, wordt de vermindering tijdsevenredig conform bijlage 3 vastgesteld.
Artikel 13. Vervallen vanaf 1-1-2020
Artikel 14. Bijzonder partnerpensioen
1. Aanspraak op bijzonder partnerpensioen heeft:
a. de gewezen partner, van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een deelnemer is beëindigd;
b. de gewezen partner, van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een gewezen deelnemer is beëindigd;
c. de gewezen partner van wie het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een gepensioneerde, die aanspraak heeft op partnerpensioen, is beëindigd.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt aan de gewezen partner uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner.
3. Het bijzonder partnerpensioen is in geval van lid 1 sub a gelijk aan het partnerpensioen, dat overeenkomstig artikel 28 zou zijn vastgesteld indien op het tijdstip van beëindiging van het partnerschap de deelneming zou zijn geëindigd. Het bijzonder partnerpensioen is in geval van lid 1 sub b gelijk aan het partnerpensioen. Het bijzonder partnerpensioen is in geval van lid 1 sub c gelijk aan het partnerpensioen dat de gepensioneerde heeft behouden vanaf de pensioendatum.
4. Het bijzonder partnerpensioen wordt zelfstandig verhoogd conform artikel 19.
5. Op het bijzonder partnerpensioen is het bepaalde in artikel 12 lid 4 van overeenkomstige toepassing.
6. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer en partner bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of bij schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. De voorwaarden of overeenkomst is slechts geldig indien fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
7. De gewezen partner ontvangt een bewijs van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen en de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt hierover geïnformeerd.
8. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen kan niet worden verminderd bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds of de werkgever zonder toestemming van de rechthebbende. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige zin is nietig.
9. [niet meer van toepassing vanaf [1 juli 2020] Het ingegane bijzonder partnerpensioen wordt verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat de rechthebbende meer dan 10 jaar jonger is dan de deelnemer. Indien de partnerrelatie 10 jaar of langer heeft geduurd wordt de hierboven vermelde vermindering van 2,5% niet toegepast. Indien de partnerrelatie korter dan 10 jaren heeft geduurd wordt de vermindering tijdsevenredig conform bijlage 3 vastgesteld.
Artikel 15. Beëindiging van het partnerschap, pensioenverevening en conversie
1. Onder beëindiging van het partnerschap wordt verstaan:
a. beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
b. beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing; of
c. einde van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 3.
2. In geval van beëindiging van het partnerschap de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) van toepassing is, verkrijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig de bepalingen van deze wet op pensioendatum een recht op uitbetaling van de helft van het tijdens de duur van het partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen en van de opgebouwde aanspraken op prepensioen dan wel overbruggingspensioen. Het recht op uitbetaling jegens het fonds ontstaat mits binnen 2 jaar na de beëindiging van het partnerschap door een van beide partners mededeling is gedaan aan het fonds door middel van het in de WVPS voorgeschreven formulier.
3. Het bepaalde in lid 2 vindt niet plaats, indien de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner de toepasselijkheid van de WVPS hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding en zij een gewaarmerkt afschrift of uittreksel daarvan aan het fonds overleggen.
Het bepaalde in lid 2 vindt volgens een andere verdeling plaats, indien de (gewezen) deelnemer en de gewezen partner dit bij schriftelijke overeenkomst in verband met de beëindiging van het partnerschap zijn overeengekomen of dit reeds bij het aangaan van het partnerschap waren overeengekomen. Van de afwijkende overeenkomst dient een gewaarmerkt afschrift of uittreksel aan het fonds te worden overgelegd.
4. In geval van beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding kan het fonds dit artikel slechts toepassen onder de voorwaarde dat beide partijen dit zijn overeengekomen in een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.
5. Het in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde te verevenen deel van het ouderdomspensioen en het prepensioen dan wel overbruggingspensioen kan tezamen met het bijzonder partnerpensioen worden omgezet in een ouderdomspensioen voor de gewezen partner (conversie). Zowel de (gewezen) deelnemer als de gewezen partner dienen met de omzetting in
te stemmen. Het bestuur is bevoegd nadere voorwaarden en/of gezondheidswaarborgen vast te stellen.
6. Het na conversie ontstane ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen partner de pensioenrichtleeftijd bereikt en wordt aan de gewezen partner uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gewezen partner. De hoogte van het geconverteerde pensioen wordt op actuarieel neutrale wijze vastgesteld. De conform dit lid vastgestelde pensioenaanspraak komt in aanmerking voor waardeoverdracht volgens artikel 30. De gewezen partner kan er voor kiezen het na conversie ontstane ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd in te laten gaan volgens artikel 22.
Indien de gewezen partner reeds de pensioenrichtleeftijd heeft bereikt gaat het pensioen direct in.
7. Bij de toepassing van dit artikel zullen de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding steeds in acht worden genomen.
1. Aanspraak op wezenpensioen heeft:
a. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] de deelnemer;
b. de gepensioneerde;
c. de gewezen deelnemer.
2. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand na die waarin de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd aan de wees tot en met de maand waarin de wees 18 jaar wordt of eerder overlijdt.
3. In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt aan de wees die studerend is in de zin van de Wet op de Studiefinanciering of arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de wees 27 jaar wordt of eerder overlijdt of ophoudt studerend of arbeidsongeschikt te zijn.
4. [Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020] Het wezenpensioen wordt opgebouwd tijdens de deelneming en bedraagt 14% van het volgens het artikel 11 lid 3 op te bouwen ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioenrichtleeftijd wordt voor de berekening van de hoogte van het wezenpensioen verondersteld dat het ouderdomspensioen vanaf het moment van overlijden van de deelnemer tot aan de pensioenrichtleeftijd zonder wijziging van de deeltijdfactor en de pensioengrondslag zou zijn opgebouwd. Hierbij wordt onder ouderdomspensioen verstaan het ouderdomspensioen zonder dat een verevening of conversie ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding heeft plaatsgevonden. Onder ouderdomspensioen in dit lid wordt voorts verstaan het ouderdomspensioen zoals dat geldt voordat eventuele flexibele elementen zoals bedoeld in artikel 22 zijn toegepast.
Indien er meer dan 5 wezen aanspraak op wezenpensioen hebben, vindt de uitkering naar evenredigheid plaats.
5. Het jaarlijkse wezenpensioen wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand dat de wees volle wees is.
Artikel 16A. Prepensioen en Overbruggingspensioen
1. Voor aanspraken op prepensioen en/of overbruggingspensioen waarop een (gewezen) deelnemer aanspraak heeft gehouden geldt het volgende.
2. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het prepensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62-jarige
leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd bereikt.
3. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Buitendienst van toepassing was gaat het prepensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 61-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd bereikt.
4. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het overbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 62- jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
5. Voor de (gewezen) deelnemer op wie de CAO-Binnendienst van toepassing was gaat het overbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 61- jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Artikel 17. Aanspraken voor aspirant-deelnemers Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De deelname van de aspirant-deelnemer aan het fonds vangt aan op de eerste dag van de maand waarin hij voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2 lid 2 en eindigt indien:
a. de aspirant-deelnemer overlijdt;
b. de aspirant-deelnemer toetreedt tot het fonds overeenkomstig artikel 2 lid 1;
c. het dienstverband van de aspirant-deelnemer met de werkgever wordt beëindigd, tenzij en zolang de aspirant-deelnemer een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt;
d. de aspirant-deelnemer niet meer voldoet aan artikel 2 lid 2.
2. De aspirant-deelnemer heeft in geval van zijn overlijden recht op partnerpensioen en wezenpensioen ten behoeve van de partner dan wel het kind van de aspirant-deelnemer overeenkomstig de bepalingen in het reglement die gelden in geval van overlijden van een deelnemer.
3. Na beëindiging van de aspirant-deelneming anders dan door overlijden kunnen geen aanspraken aan dit reglement worden ontleend, tenzij lid 1c van toepassing is.
4. Op het aspirant-deelnemerschap zijn de bepalingen van dit pensioenreglement overeenkomstig van toepassing.
1. Op de opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt jaarlijks op 1 januari een toeslag verleend, voor het eerst op 1 januari 2021.
2. De jaarlijkse toeslag is 59% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar gedeeld door de Europese Prijsindex voor oktober van het jaar daarvoor, waarbij het quotiënt rekenkundig wordt afgerond op drie decimalen. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT.
3. In geval op grond van lid 2 de toeslag negatief is, wordt geen toeslag verleend in dat jaar. De toeslag is negatief indien het in lid 2 bedoeld quotiënt kleiner is dan 1.
4. Toeslagverlening vindt nadat in enig jaar op grond van lid 3 geen toeslag is toegekend, pas weer plaats op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de Europese Prijsindex voor oktober hoger is dan de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening
heeft plaatsgevonden. Alsdan bedraagt per 1 januari de toeslagverlening 59% van de Europese Prijsindex voor oktober in het voorgaande jaar gedeeld door de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening heeft plaatsgevonden.
5. Indien op 1 januari 2021 geen toeslag wordt verleend omdat op grond van lid 2 de toeslag negatief is, wordt voor de toepassing van lid 4 de Europese Prijsindex voor oktober 2019aangemerkt als de Europese Prijsindex voor oktober in het jaar voordat de laatste toeslagverlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 19 Vervallen vanaf 1 juli 2020
Artikel 20. Voortzetting deelneming bij arbeidsongeschiktheid Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing voor deelnemers voor wie op 31-12-2019 de deelneming reeds werd voortgezet wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
1. Indien en zolang een deelnemer (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, wordt de deelneming voortgezet.
2. Een deelnemer wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn, indien en zolang hij een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt.
3. De deelneming vindt tijdens de voortzettingsperiode plaats op basis van de laatstgeldende pensioengrondslag en deeltijdfactor direct voorafgaand aan het intreden van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en de mate van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Indien en voor zolang door het UWV alleen een arbeidsgeschiktheidspercentage is vastgesteld, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende formule bepaald: (100% -/- het door UWV vastgestelde arbeidsgeschiktheidspercentage).
4. De volgens lid 3 vastgestelde pensioengrondslag wordt eenmalig vastgesteld en nadien jaarlijks per 1 januari verhoogd met 100% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT. De leden 3, 4 en 5 van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. Het bepaalde omtrent deelnemers met een minder dan volledige arbeidstijd is ook op de voortzetting van de deelneming wegens arbeidsongeschiktheid van toepassing.
6. Bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid vindt de deelneming plaats volgens onderstaande tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Voortzetting van de deelneming |
minder dan 35% | 0% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
7. Wijzigingen in het pensioenreglement zijn ook van toepassing op de deelnemer voor wie de deelneming wordt voortgezet.
Artikel 21. Arbeidsongeschiktheidspensioen Vanaf 1-1-2020 alleen nog van toepassing op deelnemers die op 31-12-2019 reeds recht hadden op een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die vanwege arbeidsongeschiktheid als werknemer een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt en wiens pensioengevend inkomen op de dag voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd zoals bedoeld in artikel 23 van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) uitgaat boven het jaarloon waarover een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering maximaal wordt berekend. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het pensioengevend inkomen zonder de maximering als bedoeld in artikel 10 lid 3.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in, indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 104 weken onafgebroken heeft geduurd, op de eerste dag van de maand waarin de 105de week na aanvang van de arbeidsongeschiktheid is aangevangen en eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt of op de eerdere pensioendatum.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid 70% van het pensioengevend inkomen zoals vastgesteld in lid 1, voor zover dat uitgaat boven het op dat moment geldende jaarloon waarover een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering maximaal wordt berekend.
4. Het in lid 1 genoemde pensioengevend inkomen wordt eenmalig vastgesteld en nadien jaarlijks per 1 januari verhoogd met 100% van de Europese Prijsindex voor oktober van het voorgaande jaar. De Europese Prijsindex is de Harmonised Index of Consumer Prices excluding Tobacco zoals gepubliceerd door eurostat. (Op te zoeken als HICP, alle artikelen behalve tabak (code: teicp240), eurozone (veranderende samenstelling). De afkorting van deze index is HICPxT. De leden 3, 4 en 5 van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.
5. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid zoals vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Indien en voor zolang door het UWV alleen een arbeidsgeschiktheidspercentage is vastgesteld, wordt de mate van arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende formule bepaald: (100% -/- het door UWV vastgestelde arbeidsgeschiktheidspercentage).
6. De hoogte van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld overeenkomstig de volgende tabel:
Mate van arbeidsongeschiktheid volgens WIA | Arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd voor |
minder dan 35% | 0% |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 72,5% |
80% of meer | 100% |
7. De gewezen deelnemer heeft geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 22. Flexibele elementen van de pensioenregeling
Algemeen
1. De (gewezen) deelnemer heeft eenmalig de mogelijkheid de hierna genoemde flexibele elementen toe te passen mits
- de fiscale grenzen niet worden overschreden,
- de uitkomsten actuarieel neutraal zijn en
- het partnerpensioen en wezenpensioen niet door de flexibele elementen worden aangetast, tenzij lid 7 van dit artikel van toepassing is.
Onder dezelfde voorwaarden en begrenzingen kan de gewezen partner het na conversie ontstane ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd laten ingaan.
2. De (gewezen) deelnemer of gewezen partner maakt zijn keuze(s) kenbaar maximaal 12 maanden voor de in de volgende leden genoemde pensioendata. Bij beëindiging van de deelneming voor de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer het recht op uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen. Een keuze voor uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen moet binnen drie maanden na de beëindiging van de deelneming worden gemaakt.
3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is, met uitzondering van het gestelde in lid 7, slechts van toepassing voor de arbeidsongeschikte deelnemer in de mate waarin deze arbeidsgeschikt is.
Keuze pensioendatum
4. De (gewezen) deelnemer of gewezen partner kan de pensioendatum met behulp van de in Bijlage 6 opgenomen actuariële omrekenfactoren eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd vaststellen.
De (gewezen) deelnemer of gewezen partner dient ten minste 3 maanden voor de gewenste pensioendatum zijn keuze te melden aan het fonds.
Voorts dient de deelnemer die de pensioendatum eerder dan de pensioenrichtleeftijd wil vaststellen dit ten minste een half jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum aan de werkgever mede te delen.
Bij pensionering voor de pensioenrichtleeftijd vindt over de periode tussen de pensioendatum en de pensioenrichtleeftijd geen voortzetting van pensioenopbouw plaats.
Deeltijdpensioen
5. De deelnemer kan na overeenstemming met de werkgever met deeltijdpensioen gaan.
De gewezen deelnemer, kan na overeenstemming met het fonds met deeltijdpensioen gaan. De uitkering van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld op basis van de met de (gewezen) deelnemer overeengekomen deeltijdfactor.
6. De overeenstemming over het deeltijdpensioen dient ten minste 3 maanden voor de gewenste (deeltijd) pensioendatum te zijn bereikt.
Bepalingen in dit pensioenreglement die betrekking hebben op ingegane pensioenen worden ten aanzien van de deelnemer die met deeltijdpensioen is gegaan, toegepast op het ingegane deel van diens pensioen. De betreffende deelnemer wordt voor het ingegane deel van het pensioen aangemerkt als gepensioneerde.
Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen
7. De (gewezen) deelnemer kan zijn opgebouwde aanspraken op partnerpensioen geheel of gedeeltelijk aanwenden voor ouderdomspensioen. Dit ouderdomspensioen kan worden aangewend voor de vervroeging van de pensioendatum ten opzichte van de pensioenrichtleeftijd en/of voor de verhoging van het ouderdomspensioen op pensioenrichtleeftijd. De (gewezen) deelnemer dient deze eenmalige mogelijkheid ten minste 3 maanden voor de gewenste pensioendatum aan het fonds te melden.
8. Het omzetten van het partnerpensioen in ouderdomspensioen vindt plaats op basis van de actuariële omrekenfactoren zoals in Bijlage 5 is weergegeven.
9. De partner van de (gewezen) deelnemer dient met de uitruil van het partnerpensioen in te stemmen.
Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
10. De (gewezen) deelnemer wordt tevens de keuze geboden om het opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen. De keuze hiertoe dient de (gewezen) deelnemer ten minste 3 maanden voor de pensioendatum aan het fonds te melden.
11. Het omzetten van het ouderdomspensioen in partnerpensioen vindt plaats op basis van de actuariële omrekenfactoren zoals in Bijlage 5 is weergegeven. Het partnerpensioen na uitruil bedraagt maximaal 70 procent van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
Variatie in de hoogte van pensioenuitkeringen
12. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioendatum de keuzemogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen te variëren. De variatie moet binnen de wettelijk gestelde bandbreedte van 100:75 vallen. Het bestuur stelt nadere voorwaarden vast.
13. De (gewezen) deelnemer dient de keuze tot variatie in de hoogte van pensioenuitkeringen uiterlijk 3 maanden voor de pensioendatum schriftelijk te melden aan het fonds.
14. De in Bijlage 5 en 6 opgenomen actuariële omrekenfactoren worden door het bestuur jaarlijks vastgesteld.
Artikel 23. Financiering van de pensioenregeling Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De financiering van de pensioenregeling vindt plaats met inachtneming van de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde regels.
2. De opbouw van de pensioenaanspraken vindt gedurende het deelnemerschap evenredig plaats.
Artikel 24. Voorbehoud financiering werkgever Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
1. De werkgever kan de betaling van de premie voor deze pensioenregeling, voor zover deze betrekking heeft op de bijdrage van de werkgever, verminderen of geheel staken, indien naar haar oordeel het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
2. Een ingrijpende wijziging van omstandigheden wordt in ieder geval aanwezig geacht indien:
a. de overheid maatregelen treft op pensioengebied, ten gevolge waarvan het handhaven van de in lid 1 bedoelde premie niet meer of niet meer in dezelfde mate gevergd kan worden;
b. de financiële resultaten van de werkgever daartoe noodzaken;
c. de werkgever verplicht wordt tot het aansluiten bij een verplicht gesteld bedrijfs(tak)pensioenfonds.
3. Indien de werkgever tot het in lid 1 van dit artikel vermelde wenst over te gaan stelt de werkgever het fonds, alsmede de personen waarvan pensioenaanspraken of pensioenrechten daardoor worden getroffen, hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
Artikel 25. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het pensioenfonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet beschikt over het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zoals bedoeld in de Pensioenwet; en
b. dit ook niet binnen een redelijke termijn gerealiseerd kan worden zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, zoals is gedefinieerd in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
2. Het fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot korting als bedoeld in lid 1.
3. De korting als bedoeld in lid 1, kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
Artikel 26. Informatieverstrekking door de (gewezen) deelnemer of belanghebbende(n)
1. Een ieder die aan dit pensioenreglement pensioenaanspraken en/of recht op enige betaling jegens het fonds wil ontlenen, is gehouden alle inlichtingen en/of bewijsstukken te verschaffen, die door het bestuur voor een juiste uitvoering van dit reglement noodzakelijk worden geacht, alsmede (ook ongevraagd) het bestuur binnen 30 dagen in te lichten over wijzigingen die voornoemde rechten en/of aanspraken kunnen beïnvloeden.
2. Komt de betrokken (gewezen) deelnemer of rechthebbende(n) de verplichtingen krachtens het vorige lid niet na, waartoe geen formele ingebrekestelling vereist is, dan kunnen diens pensioenaanspraken en rechten door het bestuur worden opgeschort.
Artikel 27. Informatieverstrekking door het fonds
1. Het fonds zal de deelnemers op de hoogte stellen van wijzigingen in de statuten en reglementen. Tevens stelt het fonds alle belanghebbenden in staat desgewenst kennis te nemen van de geldende statuten en reglementen.
2. Het fonds verstrekt op schriftelijk verzoek van een gewezen deelnemer binnen 3 maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken. Het fonds kan voor deze opgave een vergoeding vragen.
3. De deelnemer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stand van zijn pensioenaanspraken. Deze informatieverplichting moet in ieder geval voldoen aan de eisen die de Pensioenwet er aan stelt. De deelnemer ontvangt jaarlijks kosteloos een door het fonds af te geven schriftelijke opgave van (onder andere):
a. de per 31 december verworven pensioenaanspraken;
b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken;
c. informatie over toeslagverlening;
d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 Wet inkomstenbelasting 2001 (factor A);
e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten; en
f. de reglementaire pensioenleeftijd.
4. De informatie wordt verstrekt in de vorm van een Uniform Pensioenoverzicht (UPO).
5. Bij beëindiging van deelname aan de pensioenregeling, en daarna minimaal eens per jaar, ontvangt de gewezen deelnemer van het fonds ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
6. Het fonds verstrekt aan de pensioengerechtigde bij pensioeningang en daarna jaarlijks ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
7. Het fonds verstrekt aan de partner op het moment dat deze de status van gewezen partner als bedoeld in artikel 14 verkrijgt, en daarna minimaal eens in de 5 jaar, ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
8. Het fonds stelt op zijn website voor de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde beschikbaar:
a. het geldende pensioenreglement;
b. het bestuursverslag en de jaarrekening van het fonds;
c. de uitvoeringsovereenkomst tussen vennootschap en het fonds;
d. een Verklaring inzake de beleggingsbeginselen;
e. het eventuele herstelplan als bedoeld in de Pensioenwet;
f. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad;
g. andere informatie die op grond van wetgeving moet worden verstrekt.
9. Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde op verzoek de op grond van de Pensioenwet te verstrekken informatie.
Artikel 28. Einde van de deelneming vóór de pensioenrichtleeftijd
1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden vóór de pensioenrichtleeftijd, krijgt de deelnemer premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en indien van toepassing prepensioen of overbruggingspensioen,.
2. De gewezen deelnemer ontvangt een bewijs van bovengenoemde pensioenaanspraken.
Artikel 29. Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioenaanspraken
1. De pensioenaanspraken voortvloeiend uit dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. De aanspraak op ouderdomspensioen die een wettelijk vastgesteld bedrag niet te boven gaat kan door het fonds na 2 jaar na beëindiging van het deelnemerschap, dan wel eerder bij het ingaan van het pensioenrecht, worden afgekocht. Het in enig jaar geldende bedrag waaronder het fonds tot afkoop kan overgaan is opgenomen in bijlage 2.
3. Het fonds heeft de mogelijkheid om het partnerpensioen van de partner bij ingang en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner af te kopen, mits het partnerpensioen respectievelijk de aanspraak op bijzonder partnerpensioen het in lid 2 bedoelde bedrag niet te boven gaat.
4. De afkoopwaarde wordt vastgesteld op basis van de sekseneutrale factoren die door het bestuur wordt vastgesteld. De hoogte van de factoren is opgenomen in Bijlage 7 bij dit pensioenreglement.
5. De in Bijlage 7 opgenomen actuariële afkoopfactoren worden door het bestuur jaarlijks vastgesteld.
1. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner. Het eventuele bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
2. Op verzoek van de deelnemer kan de waarde van de pensioenaanspraken die bij de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar het fonds. Overdracht vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement.
3. De wijze waarop een waardeoverdracht plaatsvindt, evenals het vaststellen van de overdrachtswaarde, geschiedt in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.
4. Bij beëindiging van de deelneming behoudt de gewezen deelnemer de tot dat moment op grond van dit pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken.
5. Op verzoek van de gewezen deelnemer kan de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken worden overgedragen, met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet.
Artikel 31. Uitbetaling van de pensioenen
1. De pensioenen worden betaald in maandelijkse termijnen op een bankrekening van de pensioengerechtigde of rechthebbende, uiterlijk op de laatste dag van de maand waarop de uitkering betrekking heeft, voor het eerst over de maand waarin het pensioen ingaat. De pensioenen worden vastgesteld en uitbetaald in Euro’s.
2. De betaling vindt plaats op een door het bestuur te bepalen wijze.
3. Op de uitkeringen worden de wettelijk verschuldigde belastingen en andere verplichte heffingen ingehouden.
4. Indien de pensioenuitkering op verzoek van de betrokkene naar een bankrekening van de pensioengerechtigde of rechthebbende buiten Nederland wordt overgemaakt, kan het bestuur besluiten de transactiekosten die daaruit voortvloeien op de uitbetaling in mindering te brengen.
Artikel 32. Samenloop van uitkeringen
Indien de pensioendatum ligt voor de AOW-datum en er sprake is van een (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, een bij de werkgever geldende aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering, een arbeidsongeschiktheidspensioen en/of enige aanvulling door of namens de werkgever op een uitkering krachtens een sociaalrechtelijke wet, zal het uit te keren ouderdomspensioen in de periode van de pensioendatum tot de AOW-datum op een zodanige wijze worden vastgesteld dat de uitkeringen tezamen maximaal 80% bedragen van het laatst vastgestelde pensioengevend inkomen op de dag voorafgaande aan de eerste dag van de wachttijd zoals bedoeld in artikel 23 van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
Artikel 33. Wettelijke bepalingen
Indien aanspraken op pensioen ontleend kunnen worden aan wettelijke bepalingen, welke na het in werking treden van dit reglement van kracht worden, is het bestuur bevoegd (mits wettelijk toegestaan) deze op de aanspraken op pensioen krachtens dit reglement in mindering te brengen. Van deze vermindering wordt binnen 6 maanden na het van kracht worden van die bepalingen aan de deelnemers mededeling gedaan.
Het bestuur is bevoegd onder van geval tot geval te stellen voorwaarden en met inachtneming van het bepaalde bij de Pensioenwet:
a. ten gunste van een deelnemer af te wijken van de bepalingen van dit reglement;
b. werknemers, die niet aan de in artikel 2 genoemde toetredingsvoorwaarden voldoen, als deelnemers tot het fonds te laten toetreden.
CAO-partijen en/of De Nederlandsche Bank
1. Bij het aangaan van iedere Collectieve Arbeidsvoorwaarden Overeenkomst voor het verzekeringsbedrijf (CAO) beslissen de CAO-partijen of eventueel opgenomen garantieregelingen nog van toepassing zijn of aangepast dienen te worden.
Het bestuur behoudt zich het recht voor om deze regelingen aan te passen indien blijkt dat de uitleg van de CAO door CAO-partijen en/of De Nederlandsche Bank anders is dan het bepaalde in het desbetreffende artikel. In dat geval worden de bovenbedoelde regelingen aangepast aan de bij CAO gemaakte afspraken.
Aanvulling op prepensioen/overbruggingspensioen [niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020]
2. Als gevolg van de invoering van de prepensioenregeling op 1 januari 2001is voor de deelnemers die daarvoor deel hebben genomen aan de pensioenregeling die gold vóór 1 januari 2001, een hiaat ontstaan aangezien de vóór 1 januari 2001 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen ingaan op pensioenleeftijd 65. Dit bestaande prepensioenhiaat (over de diensttijd tot 1 januari 2001) werd vanaf 1 januari 2001 tot 1 januari 2006 regulier en onvoorwaardelijk opgebouwd in vorm van een aanvullend prepensioen.
Vanwege de invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) is het voor werknemers geboren op of na 1 januari 1950 vanaf 1 januari 2006 niet meer mogelijk een prepensioenhiaat op te bouwen. Ter compensatie van het per 1 januari 2006 nog niet opgebouwde deel van het bestaande prepensioenhiaat wordt vanaf 2006 gebruik gemaakt van het bepaalde in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004.
Het per 1 januari 2006 nog niet opgebouwde deel van het bestaande prepensioenhiaat wordt vanaf 1 januari 2006 tijdsevenredig tot de voormalige prepensioenleeftijd gefinancierd. Dit prepensioenhiaat wordt pas opgebouwd op het moment en voor zover de toegekende aanspraken zijn gefinancierd. Indien de voormalige prepensioenleeftijd is gelegen na 31 december 2020 wordt het nog niet opgebouwde deel van het prepensioenhiaat op 31 december 2020 gefinancierd. [voor de werknemers van wie de voormalige prepensioenleeftijd is gelegen na 31 december 2020 is het nog niet opgebouwde deel van het prepensioenhiaat per 31 december 2019 gefinancierd.]
Wanneer de deelname aan de pensioenregeling eindigt voordat het prepensioenhiaat volledig is gefinancierd, bestaat er alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel.
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2018.
2. Dit pensioenreglement is laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2020.
Bijlage 1. Overige inkomensbestanddelen Niet meer van toepassing vanaf 1-1-2020
Het pensioengevend inkomen is conform artikel 10 lid 3 gelijk aan 12 maal het laatst vastgestelde vaste maandsalaris, vermeerderd met de overige in deze bijlage vermelde inkomensbestanddelen, de vakantietoeslag en, indien en zover overeengekomen tussen werkgever en de deelnemer of indien de CAO-Buitendienst op de deelnemer van toepassing is verklaard, het provisie-inkomen. Het pensioengevend inkomen bedraagt maximaal het bedrag genoemd in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964.
Conform artikel 10 lid 3 van het pensioenreglement hanteert:
Werkgever | Als overig inkomensbestanddeel |
Allianz Nederland Groep NV | 13e maand of gratificatie * |
Allianz Benelux (vestiging Nederland) | - 13e maand voor medewerkers Allsecur. - 2 en 4/100 maanden (factor 14.004) voor medewerkers voormalig Aegon |
Allianz Europe B.V. | 13e maand |
Allianz Global Corporate & Specialty SE (vestiging Nederland) | n.v.t. |
Allianz Global Investors (vestiging Nederland) | n.v.t. |
Allianz Technology (vestiging Nederland) | 13e maand of gratificatie * |
* = of een werknemer een pensioengevende 13e maand of een pensioengevende gratificatie ontvangt is beschreven in de arbeidsovereenkomst van de betreffende medewerker.
Bijlage 2 Kerncijfers per jaar
Jaar | Franchise | Maximum salaris | Opbouwpercentage Ouderdomspensioen | Afkoopgrens |
2015 | €13.334 | €100.000 | 1,75% | €462,88 |
2016 | €13.467 | €100.000 | 1,75% | €465,94 |
2017 | €13.670 | €100.000 | 1,75% | €467,89 |
2018 | €13.840 | €100.000 | 1,75% | €474,11 |
2019 | €14.118 | €100.000 | 1,75% | €484,09 |
Bijlage 3. Duur partnerrelatie en tijdsevenredige afbouw van de vermindering
[Niet meer van toepassing vanaf 1 juli 2020]
Bijlage 4. Beleid voorwaardelijke toeslag pensioenrechten en pensioenaanspraken
[Vervallen vanaf 1 juli 2020]
Het omzetten van het ouderdomspensioen (OP) in partnerpensioen (PP) en partnerpensioen (PP) in ouderdomspensioen (OP) vindt, conform artikel 22 plaats op basis van onderstaande tabel.
Leeftijd | Uitruil 1.000 euro ouderdomspensioen in extra xxx,- partnerpensioen | Uitruil 1.000 euro partnerpensioen in extra xxx,- ouderdomspensioen | Leeftijd | Uitruil 1.000 euro ouderdomspensioen in extra xxx,- partnerpensioen | Uitruil 1.000 euro partnerpensioen in extra xxx,- ouderdomspensioen |
18 | € 4.386 | - | 43 | € 3.524 | - |
19 | € 4.345 | - | 44 | € 3.498 | - |
20 | € 4.305 | - | 45 | € 3.474 | - |
21 | € 4.265 | - | 46 | € 3.450 | - |
22 | € 4.225 | - | 47 | € 3.427 | - |
23 | € 4.186 | - | 48 | € 3.405 | - |
24 | € 4.147 | - | 49 | € 3.384 | - |
25 | € 4.108 | - | 50 | € 3.365 | - |
26 | € 4.070 | - | 51 | € 3.347 | - |
27 | € 4.032 | - | 52 | € 3.332 | - |
28 | € 3.995 | - | 53 | € 3.318 | - |
29 | € 3.959 | - | 54 | € 3.307 | - |
30 | € 3.923 | - | 55 | € 3.299 | € 104 |
31 | € 3.888 | - | 56 | € 3.294 | € 108 |
32 | € 3.854 | - | 57 | € 3.292 | € 113 |
33 | € 3.820 | - | 58 | € 3.293 | € 117 |
34 | € 3.787 | - | 59 | € 3.297 | € 122 |
35 | € 3.755 | - | 60 | € 3.304 | € 126 |
36 | € 3.724 | - | 61 | € 3.316 | € 131 |
37 | € 3.693 | - | 62 | € 3.331 | € 137 |
38 | € 3.663 | - | 63 | € 3.351 | € 142 |
39 | € 3.634 | - | 64 | € 3.375 | € 147 |
40 | € 3.605 | - | 65 | € 3.403 | € 153 |
41 | € 3.577 | - | 66 | € 3.438 | € 159 |
42 | € 3.550 | - | 67 | € 3.478 | € 165 |
68 | € 3.524 | € 171 |
Voorbeeld 1
Op de leeftijd van 55 jaar kan € 1.000 ouderdomspensioen worden omgezet in € 3.299 partnerpensioen.
Voorbeeld 2
Op een leeftijd van 62 jaar kan € 1.000 partnerpensioen worden omgezet in € 137 ouderdomspensioen.
Bijlage 6. Rekenfactoren inzake vervroegen of uitstellen pensioenaanspraken
a. Vervroegen ouderdomspensioen
Vervroeging 1.000 euro OP in eerder ingaand xxx,- OP | |||||||||||||
55 | 56 | 57 | 58 | 59 | 60 | 61 | 62 | 63 | 64 | 65 | 66 | 67 | |
68 | € 533 | € 555 | € 579 | € 604 | € 631 | € 661 | € 693 | € 727 | € 764 | € 804 | € 847 | € 894 | € 945 |
Bij vervroeging van het ouderdomspensioen van de leeftijd in de eerste kolom naar de leeftijd in de rij, zal de pensioenaanspraak per € 1.000 veranderen in € xxx,- zoals omschreven in de tabel.
Voorbeeld
Bijvoorbeeld: als een deelnemer zijn ouderdomspensioen van €1.000 ingaand op leeftijd 68 jaar wil vervroegen naar leeftijd 65 jaar, wordt de uitkering verlaagd naar €847.
b. Uitstellen premievrij prepensioen/overbruggingspensioen in hoger ouderdomspensioen
Uitruil per 1.000 euro gederfde prepensioenuitkeringen / overbruggingspensioen in een extra ouderdomspensioen ter grootte van xxx,- vanaf de gekozen pensioenleeftijd | ||||||
65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | |
62 | € 161 | € 170 | € 179 | € 190 | € 203 | € 216 |
Bij uitstel van het premievrij prepensioen/overbruggingspensioen van de leeftijd uit de eerste kolom naar de leeftijd in de rij, zullen de gederfde uitkeringen een extra ouderdomspensioen vanaf de in de tabel gekozen pensioenleeftijd.
Voorbeeld
Als iemand met een premievrij prepensioen of overbruggingspensioen op basis van leeftijd 62 jaar doorwerkt tot de pensioenrichtleeftijd van 68 jaar, kunnen de gederfde uitkeringen worden omgezet in een extra levenslang ouderdomspensioen vanaf 68 jaar. Deze persoon zal vanaf 68 jaar een extra ouderdomspensioenuitkering ontvangen van € 190 per € 1.000 van de oorspronkelijke prepensioenuitkeringen/overbruggingspensioenuitkering.
c. Uitstellen ouderdomspensioen
Uitruil gederfde uitkeringen in een hogere OP-uitkering vanaf de werkelijke pensioendatum | ||||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
68 | € 61 | € 129 | € 206 | € 293 |
Als de pensioenleeftijd van 68 jaar wordt verhoogd naar de leeftijd in de rij, zal per € 1.000 in ouderdomspensioenuitkering deze verhoogd worden met € xxx,- in de tabel.
Voorbeeld
Als iemand met pensioenleeftijd 68 jaar langer doorwerkt en zijn gederfde ouderdomspensioenuitkeringen van € 10.000 in laat gaan op 69-jarige leeftijd, zal zijn aanspraak 1 jaar later tot uitkering komen. De nieuwe pensioenuitkering is dan €10.610.
d. Hoog-laag constructie
Volgens artikel 63 Pensioenwet en artikel 18d Wet op de loonbelasting, is het mogelijk te variëren in de hoogte van de pensioenuitkering. De hoogte van een pensioen kan na ingang variëren mits de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen wordt vastgesteld.
Hoge uitkering | ||||||||||
Leeftijd waarop de hoge uitkering ingaat* | Leeftijd waarop de lage uitkering ingaat | |||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
62 jaar | € 1.333 | € 1.293 | € 1.275 | € 1.256 | € 1.239 | € 1.222 | € 1.206 | € 1.191 | € 1.176 | € 1.163 |
63 jaar | € 1.312 | € 1.292 | € 1.273 | € 1.254 | € 1.236 | € 1.219 | € 1.202 | € 1.187 | € 1.172 | |
64 jaar | € 1.312 | € 1.291 | € 1.271 | € 1.251 | € 1.233 | € 1.215 | € 1.199 | € 1.183 | ||
65 jaar | € 1.311 | € 1.289 | € 1.269 | € 1.249 | € 1.230 | € 1.212 | € 1.195 | |||
66 jaar | € 1.310 | € 1.288 | € 1.266 | € 1.246 | € 1.227 | € 1.208 | ||||
67 jaar | € 1.309 | € 1.286 | € 1.264 | € 1.243 | € 1.223 | |||||
68 jaar | € 1.308 | € 1.284 | € 1.261 | € 1.240 | ||||||
69 jaar | € 1.307 | € 1.282 | € 1.259 | |||||||
70 jaar | € 1.306 | € 1.280 |
Lage uitkering | ||||||||||
Leeftijd waarop de hoge uitkering ingaat* | Leeftijd waarop de lage uitkering ingaat | |||||||||
63 | 64 | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | 71 | 72 | |
62 jaar | € 1.000 | € 970 | € 956 | € 942 | € 929 | € 917 | € 905 | € 893 | € 882 | € 872 |
63 jaar | € 984 | € 969 | € 955 | € 940 | € 927 | € 914 | € 902 | € 890 | € 879 | |
64 jaar | € 984 | € 968 | € 953 | € 939 | € 925 | € 912 | € 899 | € 887 | ||
65 jaar | € 983 | € 967 | € 952 | € 937 | € 922 | € 909 | € 896 | |||
66 jaar | € 983 | € 966 | € 950 | € 934 | € 920 | € 906 | ||||
67 jaar | € 982 | € 965 | € 948 | € 932 | € 917 | |||||
68 jaar | € 981 | € 963 | € 946 | € 930 | ||||||
69 jaar | € 980 | € 962 | € 944 | |||||||
70 jaar | € 980 | € 960 |
* is gelijk aan de gekozen pensioenleeftijd
Bij ingang van een hoge uitkering vanaf de pensioenleeftijd uit de eerste kolom tot de leeftijd uit één van de andere kolommen (leeftijd waarop de lage uitkering ingaat) zal € 1.000 ouderdomspensioen een ouderdomspensioen opleveren zoals benoemd bij de gekozen leeftijd in de bovenste tabel. Vanaf die gekozen leeftijd zal er een lage uitkering ingaan zoals benoemd in de onderste tabel (75% van de hoge uitkering).
Voorbeeld 1
Als een deelnemer recht heeft op een levenslange uitkering van € 1.000 vanaf de 63-jarige leeftijd kan dit omgezet worden in een uitkering van € 1.236 vanaf de 63-jarige tot de 68-jarige leeftijd en € 927 (€
1.236 * 0,75) vanaf de 68-jarige leeftijd.
Voorbeeld 2
Als een deelnemer recht heeft op een levenslange uitkering van € 1.000 vanaf de 65-jarige leeftijd kan dit omgezet worden in een uitkering van € 1.230 vanaf de 65-jarige tot de 70-jarige leeftijd en € 922 (€
1.230 * 0,75) vanaf de 70-jarige leeftijd.
Bijlage 7. Afkoopfactoren per € pensioen
Het afkopen van pensioenaanspraken vindt, conform artikel 29, plaats op basis van de door het bestuur vastgestelde omrekenfactoren zoals die in onderstaande tabel is weergegeven.
Xxxxxxx x | Xxxxxxxxx -pensioen vanaf 67 jaar | Tijdelijk ouderdomspensioe n (62-65) | Uitgesteld partnerpensioe n | Ingegaan partnerpensioe n | Leeftij d | Ingegaan partnerpensioe n |
18 | € 7,3 | € 1,3 | € 1,7 | € 42,8 | 69 | € 17,6 |
19 | € 7,4 | € 1,4 | € 1,7 | € 42,5 | 70 | € 16,9 |
20 | € 7,6 | € 1,4 | € 1,8 | € 42,3 | 71 | € 16,2 |
21 | € 7,7 | € 1,4 | € 1,8 | € 42,0 | 72 | € 15,5 |
22 | € 7,9 | € 1,5 | € 1,9 | € 41,7 | 73 | € 14,8 |
23 | € 8,0 | € 1,5 | € 1,9 | € 41,4 | 74 | € 14,2 |
24 | € 8,2 | € 1,5 | € 2,0 | € 41,0 | 75 | € 13,5 |
25 | € 8,3 | € 1,6 | € 2,0 | € 40,7 | 76 | € 12,8 |
26 | € 8,5 | € 1,6 | € 2,1 | € 40,4 | 77 | € 12,1 |
27 | € 8,7 | € 1,6 | € 2,2 | € 40,1 | 78 | € 11,4 |
28 | € 8,8 | € 1,7 | € 2,2 | € 39,7 | 79 | € 10,7 |
29 | € 9,0 | € 1,7 | € 2,3 | € 39,4 | 80 | € 10,1 |
30 | € 9,2 | € 1,7 | € 2,3 | € 39,0 | 81 | € 9,4 |
31 | € 9,3 | € 1,8 | € 2,4 | € 38,6 | 82 | € 8,8 |
32 | € 9,5 | € 1,8 | € 2,5 | € 38,2 | 83 | € 8,2 |
33 | € 9,7 | € 1,8 | € 2,5 | € 37,8 | 84 | € 7,6 |
34 | € 9,9 | € 1,9 | € 2,6 | € 37,4 | 85 | € 7,1 |
35 | € 10,1 | € 1,9 | € 2,7 | € 37,0 | 86 | € 6,5 |
36 | € 10,2 | € 2,0 | € 2,8 | € 36,6 | 87 | € 6,0 |
37 | € 10,4 | € 2,0 | € 2,8 | € 36,2 | 88 | € 5,5 |
38 | € 10,6 | € 2,0 | € 2,9 | € 35,7 | 89 | € 5,1 |
39 | € 10,8 | € 2,1 | € 3,0 | € 35,3 | 90 | € 4,7 |
40 | € 11,0 | € 2,1 | € 3,0 | € 34,8 | 91 | € 4,3 |
41 | € 11,2 | € 2,1 | € 3,1 | € 34,4 | 92 | € 3,9 |
42 | € 11,4 | € 2,2 | € 3,2 | € 33,9 | 93 | € 3,6 |
43 | € 11,6 | € 2,2 | € 3,3 | € 33,4 | 94 | € 3,3 |
44 | € 11,8 | € 2,2 | € 3,4 | € 32,9 | 95 | € 3,0 |
45 | € 12,0 | € 2,3 | € 3,4 | € 32,4 | 96 | € 2,8 |
46 | € 12,2 | € 2,3 | € 3,5 | € 31,9 | 97 | € 2,5 |
47 | € 12,4 | € 2,4 | € 3,6 | € 31,4 | 98 | € 2,3 |
48 | € 12,6 | € 2,4 | € 3,7 | € 30,8 | 99 | € 2,2 |
49 | € 12,8 | € 2,5 | € 3,8 | € 30,3 | 100 | € 2,0 |
50 | € 13,0 | € 2,5 | € 3,9 | € 29,7 | ||
51 | € 13,2 | € 2,6 | € 3,9 | € 29,1 | ||
52 | € 13,4 | € 2,6 | € 4,0 | € 28,6 | ||
53 | € 13,6 | € 2,7 | € 4,1 | € 28,0 | ||
54 | € 13,8 | € 2,7 | € 4,2 | € 27,4 | ||
55 | € 14,0 | € 2,8 | € 4,2 | € 26,8 | ||
56 | € 14,2 | € 2,8 | € 4,3 | € 26,2 | ||
57 | € 14,5 | € 2,9 | € 4,4 | € 25,6 | ||
58 | € 14,7 | € 2,9 | € 4,5 | € 24,9 |
59 | € 14,9 | € 2,9 | € 4,5 | € 24,3 | ||
60 | € 15,2 | € 3,0 | € 4,6 | € 23,7 | ||
61 | € 15,4 | € 3,0 | € 4,7 | € 23,0 | ||
62 | € 15,7 | € 3,0 | € 4,7 | € 22,4 | ||
63 | € 16,0 | € 2,0 | € 4,8 | € 21,7 | ||
64 | € 16,2 | € 1,0 | € 4,8 | € 21,0 | ||
65 | € 16,5 | € - | € 4,8 | € 20,4 | ||
66 | € 16,8 | € 4,9 | € 19,7 | |||
67 | € 17,1 | € 4,9 | € 19,0 | |||
68 | € 17,3 | € 4,9 | € 18,3 |
Voorbeeld
Op de leeftijd van 55 jaar kan € 10 ouderdomspensioen ingaand op pensioenleeftijd 68 worden afgekocht tegen € 140; € 10 tijdelijk pensioen (62-65 jaar) tegen € 28; € 10 uitgesteld partnerpensioen tegen € 42 en € 10 ingegaan partnerpensioen tegen € 268.
Bijlage 8. Collectieve uitruilfactoren
De omzetting per 1 maart 2018 van aanspraken op ouderdomspensioen en alleenstaandentoeslag als bedoeld in artikel 7 van het pensioenreglement vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Dit geschiedt aan de hand van de volgende door het bestuur vastgestelde uitruilfactoren:
leeftijd | Ouderdomspensioen vanaf 67 jaar naar Ouderdomspensioen vanaf 68 jaar | Alleenstaandentoeslag vanaf 67 jaar naar Alleenstaandentoeslag vanaf 68 jaar |
18 | 105,7% | 102,6% |
19 | 105,8% | 102,6% |
20 | 105,8% | 102,7% |
21 | 105,8% | 102,7% |
22 | 105,8% | 102,7% |
23 | 105,8% | 102,8% |
24 | 105,8% | 102,8% |
25 | 105,8% | 102,8% |
26 | 105,8% | 102,9% |
27 | 105,9% | 102,9% |
28 | 105,9% | 102,9% |
29 | 105,9% | 103,0% |
30 | 105,9% | 103,0% |
31 | 105,9% | 103,0% |
32 | 105,9% | 103,1% |
33 | 105,9% | 103,1% |
34 | 105,9% | 103,1% |
35 | 106,0% | 103,2% |
36 | 106,0% | 103,2% |
37 | 106,0% | 103,2% |
38 | 106,0% | 103,3% |
39 | 106,0% | 103,3% |
40 | 106,0% | 103,3% |
41 | 106,0% | 103,4% |
42 | 106,0% | 103,4% |
43 | 106,0% | 103,4% |
44 | 106,0% | 103,4% |
45 | 106,0% | 103,5% |
46 | 106,0% | 103,5% |
47 | 106,0% | 103,5% |
48 | 106,0% | 103,6% |
49 | 106,0% | 103,6% |
50 | 106,0% | 103,6% |
51 | 106,0% | 103,7% |
52 | 106,0% | 103,7% |
53 | 106,1% | 103,7% |
54 | 106,1% | 103,7% |
55 | 106,1% | 103,8% |
56 | 106,1% | 103,8% |
57 | 106,1% | 103,9% |
58 | 106,2% | 103,9% |
59 | 106,2% | 103,9% |
60 | 106,2% | 104,0% |
61 | 106,2% | 104,0% |
62 | 106,2% | 104,0% |
63 | 106,1% | 104,1% |
64 | 106,1% | 104,1% |
65 | 106,1% | 104,1% |
66 | 106,0% | 104,2% |
67 | 105,9% | 104,2% |
68 | 100,0% | 100,0% |