Contract
De sociale partners in de Pensioenkamer, te weten de Kabinetssectoren en de Zelfstandige Publieke Werkgevers (ZPW) en de Centrales van Overheidspersoneel te weten de ACOP, de CCOOP, het AC en de CMHF hebben op 15 december 2023 een hoofdlijnenresultaat bereikt over het vernieuwen van de pensioenregeling van het ABP en de overgang op basis van het Pensioenakkoord 2019 en de Wet toekomst pensioenen welke op 1 juli 2023 in werking is getreden.
Partijen zijn de hieronder opgenomen afspraken, uitgangspunten en ambities overeengekomen. Hierbij is het uitgangspunt de huidige pensioenregeling. Als ergens geen afspraken over zijn opgenomen, blijven de bestaande afspraken gelden.
A. Contouren nieuwe pensioenregeling
Contractvorm en ingangsdatum
Sociale partners hebben gekozen voor de solidaire premieregeling (SPR) met solidariteitsreserve. De nieuwe pensioenregeling gaat in per 1 januari 2027.
Aanpassing pensioenuitkeringen
Binnen de SPR is, voor alle pensioenvormen, sprake van variabele uitkeringen die (gedempt) meebewegen met rendementsontwikkelingen. Er is gekozen voor gelijke aanpassingen van alle ingegane uitkeringen.
Premie
Voor de nieuwe pensioenregeling wordt een jaarlijkse premie beschikbaar gesteld van 27,2% van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag is het pensioengevende salaris verminderd met een franchise. De franchise is ongewijzigd en is gelijk aan de huidige premiefranchise OP/NP (burgers) van 16.350 euro (niveau 2023), de jaarlijkse aanpassing verandert niet.
De totaalpremie inclusief kosten van 27,2%, gesplitst in 24,8% OP/NP+ en 2,4% voor de risicopremies, wordt hierna in de diverse componenten uiteengezet. De diverse onderdelen van de totaalpremie worden geheven over hun eigen grondslag.
De verdeling van de premie OP/NP+, NP- en AOP is ongewijzigd en bedraagt 70% werkgever en 30% werknemer.
Ouderdomspensioen
Pensioendoel
Voor het ouderdomspensioen (OP) blijven de ambitie en de kans die te bereiken gelijk aan die in de huidige pensioenregeling. Het ouderdomspensioen wordt gebaseerd op de driehoek premie, pensioendoel, en kans op halen pensioendoel. Het pensioendoel is 80% middelloon met een premie als percentage van de pensioengrondslag en de kans op halen van dat pensioendoel binnen de bandbreedte 60% - 75% (uitgangspunt bij het maken van de afspraken is minimaal 65%), bij een opbouwperiode van 43 jaar en pensioeningang op 68 jaar. Voor elke deelnemer geldt hetzelfde premiepercentage en dezelfde franchise.
Het opgebouwd persoonlijk pensioenvermogen wordt op pensioeningangsdatum omgezet in een variabele uitkering.
Premie OP
De premie voor het ouderdomspensioen is een spaarpremie die wordt berekend als percentage van de pensioengrondslag. De premie bedraagt 21,6% van de pensioengrondslag vanaf 1 januari 2027.
Deze premie OP geldt voor de periode van 1 januari 2027 tot 1 januari 2030. Eind 2026 wordt beoordeeld of de kans om de ambitie te behalen met de premie OP van 21,6% nog binnen de afgesproken bandbreedte van 60%-75% ligt.
• als de kans binnen de afgesproken bandbreedte ligt, blijven de premie OP en ambitie gelijk;
• als de kans buiten de afgesproken bandbreedte ligt, treden sociale partners in overleg of de premie of de ambitie moet worden aangepast.
Vervolgens wordt de pensioendriehoek minimaal elke 5 jaar opnieuw beoordeeld om te bezien of bijstelling van pensioendoel, premie of kans noodzakelijk is op basis van de resultaten. De eerste herbeoordeling vindt plaats in 2029 in verband met mogelijke aanpassingen voor de periode 1 januari 2030 tot 1 januari 2035. Als tussentijds de kans binnen de xxxxxx blijft, blijven pensioendoel en premie OP gelijk.
Nabestaandenpensioen
Partnerpensioen bij overlijden na pensioeningang
Het partnerpensioen bij overlijden na pensioeningang blijft gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen. Hiervoor wordt, samen met het ouderdomspensioen, een kapitaal gevormd uit de in te leggen premie. Uitruil met ouderdomspensioen blijft mogelijk voor dit kapitaalgedekte partnerpensioen.
Wezenpensioen bij overlijden na pensioeningang
- Het wezenpensioen bij overlijden na pensionering blijft voor halfwezen 14% van het ouderdomspensioen en voor volle wezen 28% van het ouderdomspensioen.
- Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de leeftijd van 25 jaar.
- Bij overlijden van de tweede ouder wordt een halfwezenpensioen omgezet in een pensioen voor volle wezen.
- Het wezenpensioen kent geen maximering meer van het aantal wezen.
Premie NP+
De premie voor het partner- en wezenpensioen na pensioeningang is een spaarpremie die wordt berekend als percentage van de pensioengrondslag. De premie NP+ bedraagt 3,0% van de pensioengrondslag vanaf 1 januari 2027. De premie NP+ geldt voor de periode van 1 januari 2027 tot 1 januari 2030. Bij beoordeling van de pensioendriehoek voor het ouderdomspensioen moet in samenhang ook worden bezien of de premie NP+ nog passend is voor de afgesproken dekking.
Partnerpensioen bij overlijden voor pensioeningang
De wet vereist aanpassingen van de systematiek voor het partnerpensioen bij overlijden voor pensioeningang. In de nieuwe regeling bedraagt het partnerpensioen 41% van het pensioengevend inkomen. Dit is op risicobasis verzekerd zolang de werknemer actief deelnemer is.
o Voor dekking tijdens ziekte, arbeidsongeschiktheid, of werkloosheid zie hierna.
Wezenpensioen bij overlijden voor pensioeningang
- De wet vereist aanpassingen van de systematiek voor het wezenpensioen bij overlijden voor pensioeningang. In de nieuwe regeling bedraagt het wezenpensioen voor halfwezen 7% van het pensioengevend inkomen en voor volle wezen 14%. Dit is op risicobasis verzekerd zolang de werknemer actief deelnemer is.
- Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de leeftijd van 25 jaar.
- Bij overlijden van de tweede ouder wordt een halfwezenpensioen omgezet in een pensioen voor volle wezen.
- Het wezenpensioen kent geen maximering van het aantal wezen.
Premie NP-
De premie voor het partner- en wezenpensioen voor pensioeningang is een risicopremie die wordt berekend als percentage van het pensioengevend salaris . Deze is nu berekend op 1,3% van de OP-grondslag voor vergelijkingsdoeleinden (op basis van rts ultimo 2022) en kan jaarlijks variëren door rente- en risicowijzigingen.
Arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid De huidige AOP-regeling wordt niet gewijzigd. Wat wel wordt gewijzigd is dat de AOP- uitkering een variabele uitkering is.
Hoogte van de bestaande en nieuwe dekking in IVA-, LGU en LAU-fase
De huidige AOP-dekking wordt gehandhaafd:
o Inkomen < max. dagloon: 10% * AO% * dagloon
o Inkomen > max. dagloon:
10% * AO% * dagloon plus 70% (dagloon -/- max. dagloon)
Hoogte en duur dekking in VVU-fase
Tijdens de VVU-fase wordt de huidige AOP-regeling gehandhaafd:
o dekking:
65% * AO% *(dagloon -/- minimumloon)
o duur:
maximaal 10 jaar
Premie AOP
Het huidige premiebeleid wordt gehandhaafd. De premie wordt berekend als percentage van de premiegrondslag AOP (na aftrek van de AOP-franchise). De premie wordt jaarlijks per sector vastgesteld. Gemiddeld over de sectoren bedraagt deze 0,7% (op basis van de rts ultimo 2022) van de premiegrondslag AOP.
Premievrije opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
De premievrije opbouw van 50% meetelwaarde wordt gehandhaafd:
o Tijdens arbeidsongeschiktheid is sprake van een lagere meetelwaarde (50%), tenzij sprake is van een arbeidsongeval/beroepsziekte (100%). Hierdoor wordt de pensioenopbouw op een lagere grondslag premievrije voortgezet.
o Tijdens arbeidsongeschiktheid bedraagt de voortzetting risicodekking van NP- niet 50% maar 100%.
Premie PVAO
Het huidige premiebeleid wordt gehandhaafd. De premie wordt berekend als percentage van de pensioengrondslag. Ook deze risicopremie wordt jaarlijks vastgesteld. Deze bedraagt 0,5% (op basis van de rts ultimo 2022) van de pensioengrondslag (niveau 2023).
Voortzetting NP-
De risicodekking van NP- wordt voortgezet voor 100% in plaats van 50% in de volgende situaties:
o Tijdens de WW-periode (wettelijke plicht);
o Tijdens de uitloop van 3 maanden na ontslag (wettelijke plicht).Basis De wetgeving is nog niet afgerond. Drie maanden uitloopdekking is het minimum;
o Tijdens AOP (zie ook hierboven);
o Tijdens UGM, XXX of daarmee vergelijkbare werkloosheidsuitkeringen of andere ontslaguitkeringen;
o Tijdens ziektewetperiode (zgn. vangnetters) (wettelijke plicht).
De huidige premieverdeling bij de bovenstaande situaties blijft ongewijzigd.
Sectorale aanvullingen
De Pensioenkamer heeft de volgende afspraken gemaakt voor sectorale aanvullingen:
Uitgangspunten
• De mogelijkheid tot gebruik maken van sectorale aanvullingen wordt opgenomen in de pensioenregeling.
• In de pensioenregeling wordt opgenomen dat sectorale aanvullingen binnen de fiscale ruimte moeten passen zonder deze expliciet te noemen en los van het al dan niet aanwezig zijn van die ruimte. Hiermee wordt voorkomen dat voor alle nieuwe sectorale aanvullingen binnen de kaders een uitvoeringstoets nodig is.
• Ten aanzien van het gebruik van de fiscale ruimte wordt vastgelegd dat de basisregeling het primaat heeft boven de sectorale aanvulling en de sectorale regeling het primaat heeft boven de individuele aanvulling.
• De kaders voor de aanvullingen worden vastgelegd in de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement.
• De mogelijke sectorale aanvullingen gaan uit van dezelfde uitgangspunten en voorwaarden als die in de basispensioenregeling.
• Het uitgangspunt voor de maximale hoogte van deze aanvullingen: tot fiscaal maximum, in premie (OP/NP+) of dekkingspercentage (NP-, AOP en PVAO).
Sociale partners treden in het eerste kwartaal van 2029 in overleg over de mogelijkheid meer ruimte te bieden aan sectoren met ingang van 1 januari 2030. Elementen die hierbij aan bod kunnen komen zijn onder andere afspraken over het pensioengevend inkomen en over de verdeling van premie tussen werkgever en werknemers.
Inzet sectorale aanvullingen
o De gekozen sectorale aanvulling wordt door CAO-partijen overeengekomen en vastgelegd in betreffende CAO/rechtspositie.
o Deelname is verplicht voor alle werknemers in de betreffende sector/onder de betreffende CAO, de sectorale aanvullingen zijn daarmee onderdeel van de collectieve basispensioenregeling.
o Premiebetaling loopt via werkgever.
o Sectoren kunnen een afwijkende premieverdeling afspreken voor de sectorale aanvullingen.
De volgende mogelijkheden voor sectorale aanvullingen worden opgenomen in de pensioenregeling:
o Aanvullen OP/NP+
o Aanvullen NP-
o Aanvullen AOP (in de praktijk: voor zover fiscaal mogelijk)
o Aanvullen PVAO
o Afwijkende verdeling premie tussen werkgever en werknemers voor deze sectorale aanvulling
Naast sectorale aanvullingen, worden ook de volgende sectorale afspraken mogelijk gemaakt:
o Afwijking definitie van pensioengevend inkomen: een sector kan ervoor kiezen een individueel toegekende, incidentele beloning niet pensioengevend te laten zijn.
Hoe werken sectorale aanvullingen in de praktijk?
o Mogelijkheden tot aanvulling staan in het pensioenreglement, CAO-partijen kunnen hier gebruik van maken binnen de gestelde kaders.
o CAO-partijen leggen de afspraak vast in de CAO en geven dit door aan de Pensioenkamer met tussenkomst van ABP. ABP doet een eerste check op afspraken binnen de gegeven sectorale kaders en stuurt de afspraken vervolgens door naar de Pensioenkamer voor de formele beoordeling. Ook de beëindiging van de afspraak geven CAO-partijen door aan de Pensioenkamer.
o De Pensioenkamer stuurt vervolgens een bevestiging van aanvang (mits binnen de kaders) of einde van de aanvulling aan de betreffende sectoren. Daarna wordt dit door de Pensioenkamer ook bevestigd aan ABP voor de uitvoering.
o De deelname van de sector wordt opgenomen in een bijlage bij het pensioenreglement.
o De betreffende werkgever geeft de deelname van zijn personeel door aan ABP via reguliere gegevensaanlevering. De sectorale aanvullingen kennen eigen productcodes.
o ABP verwerkt de premie/aanvullende dekking op deelnemersniveau en communiceert hierover o.a. via het UPO.
Sector Overig
De sectorale aanvullingen worden niet aangeboden aan de sector Overig. Het aanbieden/stimuleren van een product uit individuele regelingen kan voor deze groep een mogelijke oplossing bieden. De werkgevers die een sector-CAO volgen, vallen voor sectorale aanvullingen onder de afspraken in die CAO.
Individuele aanvullingen
De Pensioenkamer heeft de volgende afspraken gemaakt over mogelijkheden voor individuele aanvullingen:
• Deelnemers krijgen de mogelijkheid om gebruik te maken van individuele aanvullingen.
• De mogelijkheid tot gebruik maken van individuele aanvullingen wordt opgenomen in de pensioenregeling.
Het gaat om de volgende individuele aanvullingen:
• Bijsparen OP/NP+
• Vrijwillige voortzetting na einde deelneming. Daarbij wordt aangesloten op de wettelijk gegeven ruimte op vrijwillige voortzetting voor ZZP’ers.
B. omzetten huidig naar nieuw
Sociale partners hebben besloten alle bestaande aanspraken om te zetten in de nieuwe regeling, het zogenaamde invaren.
Ingegane uitkeringen
Alle ingegane uitkeringen worden op transitiemoment omgezet in variabele pensioenuitkeringen (OP, NP, AOP) binnen de SPR. De PK heeft gekozen voor gelijke aanpassingen van alle ingegane (variabele) pensioenuitkeringen ongeacht de leeftijd van de uitkeringsgerechtigde, zowel voor uitkeringen die voor transitie al zijn ingegaan als die onder de nieuwe regeling ingaan.
Nabestaandenpensioen:
Tot transitiedatum opgebouwd partnerpensioen bij overlijden voor pensioeningangsdatum Het partnerpensioen dat tot transitiedatum is opgebouwd, wordt bij overlijden voor pensioeningangsdatum uitgekeerd bovenop het op risicobasis verzekerde partnerpensioen. Bij pensioeningangsdatum wordt dit toegevoegd aan het in de SPR opgebouwde nabestaandenpensioen. Ook het tot transitiedatum opgebouwde nabestaandenpensioen, inclusief het voor 1 juli 1999 opgebouwde deel dat in de huidige regeling niet uitruilbaar is, kan op pensioeningangsdatum worden uitgeruild.
Compensatie sociale premies
Op het moment van invaren wordt de compensatie vastgesteld op het dan geldende bedrag (bevroren). Deze compensatie wordt na invaren variabel en wordt uitgekeerd tot de AOW- datum.
Anw-compensatie (ingegaan en latent)
Op het moment van invaren worden de lopende Anw-compensaties vastgesteld op het dan geldende bedrag (bevroren) en uitgekeerd tot de AOW-datum van de gerechtigde.
Nabestaanden die op moment van invaren geen Anw-compensatie ontvangen kunnen zich tot 10 jaar na invaren melden bij ABP. Als de gerechtigde aan de voorwaarden voldoet kan een vast bedrag per dienstjaar van de overleden deelnemer (met een maximum van 40) aan Anw-compensatie worden toegekend en uitgekeerd tot de AOW-datum van de gerechtigde. Financiering vindt plaats uit de Reserve Operationele Kosten (ROK).
De coulanceregeling Anw-compensatie wordt voortgezet. De gerechtigde ontvangt vanaf het moment van overlijden van de deelnemer tot de AOW-datum van de gerechtigde een vast uitkeringsbedrag per dienstjaar van de overleden deelnemer (over het aantal dienstjaren tot invaarmoment, met een maximum van 40 dienstjaren).
De drie hierboven vermelde vormen van Anw-compensatie worden na invaren variabel.
Maximering aantal wezen
Het loslaten van de maximering van het aantal wezen in de nieuwe regeling geldt ook voor op transitiedatum lopende wezenpensioenen.
Looptijd ingegane wezenpensioenen < 2018 met eindleeftijd 21
De eindleeftijd van op transitiedatum lopende wezenpensioenen wordt na overgang naar de nieuwe regeling gewijzigd van 21 naar 25 jaar.
Arbeidsongeschiktheidspensioen: omzetten lopende IP- en AOP- uitkeringen van voor 2018 naar nieuwe regeling
De lopende IP- en AOP-uitkeringen van voor 2018 worden, net als de andere pensioenuitkeringen, omgezet naar de SPR, maar eerst in lijn gebracht met de huidige AOP- regeling. Om het verschil in uitkeringshoogte te overbruggen, is een systematiek ontworpen met een correctiebedrag. Dit correctiebedrag kan zowel positief als negatief zijn.
Het correctiebedrag wordt aangepast bij een daling van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij een stijging van het arbeidsongeschiktheidspercentage verandert het correctiebedrag niet. Het correctiebedrag herleeft als een deelnemer na een verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage weer geconfronteerd wordt met een verhoging (als de verhoging gerelateerd is aan dezelfde arbeidsongeschiktheidsoorzaak) tot het niveau bij aanvang.
Bijlage K en OOP
Gepensioneerden met dienstjaren voor 1995 (OP) of 1996 (NP) kunnen door Bijlage K of OOP een aanvulling hebben op hun pensioen. Werknemers, slapers en gepensioneerden zonder AOW met dienstjaren voor 1996 hebben mogelijk latente aanspraken op Bijlage K en Ongehuwd ouderdomspensioen (OOP).
o Voor slapers, actieven en gepensioneerden zonder AOW op invaarmoment, worden latente aanspraken omgezet naar een waarde die wordt toegevoegd aan het persoonlijk vermogen voor OP (OP-aanvullingen) en/of NP (NP-aanvullingen). Voor de waardering van deze latente aanspraken wordt een gemiddelde per dienstjaar bepaald. Deelnemers met meer dienstjaren voor 1995 krijgen per dienstjaar meer toegevoegd aan het persoonlijk pensioenvermogen voor het OP dan deelnemers met minder dienstjaren.
o Voor OP-gepensioneerden met AOW op invaarmoment en lopende aanvullingen, worden deze aanvullingen op transitiemoment vastgesteld op het dan geldende bedrag (bevroren). De aanvullingen worden na invaren variabel en levenslang uitgekeerd.
o Voor NP-gepensioneerden met lopende aanvullingen geldt het volgende. Als de NP- gepensioneerde jonger is dan de AOW-leeftijd, wordt de aanvulling bevroren en uitgekeerd tot AOW-leeftijd. Als de NP-gepensioneerde ouder is dan de AOW-leeftijd, wordt de aanvulling bevroren en levenslang uitgekeerd. Als er op basis van bijlage K een korting wordt toegepast wordt deze geschrapt op het moment van transitie.
o Het VPV-restant uit het OOP is bestemd voor de gehuwde gepensioneerden.
Nettopensioen
In de nieuwe pensioenregeling zal nettopensioen niet worden aangeboden. In de periode tot aan de transitiedatum zal worden onderzocht of de bestaande portefeuille kan worden overgedragen aan een verzekeraar. Daarnaast zal de deelnemer een keuze kunnen maken om de nettopensioenregeling bij die verzekeraar, of elders, voort te zetten. ABP zal zorgdragen voor een zorgvuldige overgang, inclusief de effecten van het vervallen van de PP-dekking ten tijde van de transitiedatum.
Overige besluitvorming
Sociale partners hebben daarnaast afspraken gemaakt over een aantal aanvullende zaken die betrekking hebben op de inrichting van de nieuwe pensioenregelingen op het invaren van de bestaande pensioenrechten en aanspraken in de nieuwe pensioenregeling op 1 januari 2027.
Doelen solidariteitsreserve
De volgende doelen worden benoemd, inclusief volgorde:
1. Voorkomen van negatieve vermogens in de opbouwfase.
2. Aanvullen van een tekort in of het ontvangen van een overschot uit de Reserve Operationele Kosten (ROK).
3. Beperken van nominale verlagingen van uitkeringen.
4. Dempen van grote negatieve (over)rendementen.
5. Dempen van macro-langlevenschokken, dit is het beperken van de financiële gevolgen wanneer de levensverwachting van de ABP-populatie wordt bijgesteld.
Vermogensverdeling
Op het moment van invaren wordt het aanwezige vermogen verdeeld naar de diverse doelen. De Pensioenkamer heeft de volgende doelen gekozen:
• Wettelijke reserves (Minimaal Vereist Eigen Vermogen en Reserve Operationele Kosten)
• Solidariteitsreserve (SR)
• Compensatiedepot voor afschaffing doorsneesystematiek (CDSS)
• Generieke verhoging
• Na-indexatie
De beoogde invaardekkingsgraad is gesteld op 110%. Deze is als volgt opgebouwd:
• 1,5% voor de wettelijke reserves
• 4,5% voor de solidariteitsreserve
• 3% voor het compensatiedepot
• 0,75% voor de na-indexatie
• 0,25% voor de generieke verhoging
De bovengenoemde percentages zijn voor vergelijkingsdoeleinden uitgedrukt in de VPV.
Als op 1 januari 2027 de dekkingsgraad hoger is dan 110% komen andere verdelingen over de doelen in beeld. Dat geldt ook voor de situatie op transitiedatum indien de dekkingsgraad lager is dan 110%. In het transitieplan zal dit nader worden toegelicht. Als de invaardekkingsgraad afwijkt van 110% dan hebben sociale partners de keuzes voor de vermogensverdeling gemaakt zoals opgenomen in het overzicht hieronder.
Verder hebben sociale partners de keuze gemaakt om bij een lagere dekkingsgraad dan de beoogde dekkingsgraad op transitiedatum extra premie beschikbaar te stellen.
Bij lage dekkingsgraden gaat er premie naar CDSS en SR op onderstaande wijze, waarbij deze premie voor 50% uit de spaarpremie komt en 50% wordt gefinancierd door verhoging van de premie. Dit geldt voor maximaal 10 jaar.
SR | CDSS | totaal | |
vanaf 90% tot 101,5% | 0,50% | 2,50% | 3,00% |
vanaf 101,5% tot 107% | 0,25% | 0,75% | 1,00% |
Indien de dekkingsgraad eind oktober 2025 lager is dan 107% of hoger is dan 125%, gaan sociale partners direct in overleg om te beoordelen of er aanvullende afspraken nodig zijn voor een evenwichtige transitie, gelet op de economische omstandigheden op dat moment. Daarbij nemen sociale partners mee:
- de maximale duur van de benodigde extra premieinleg in relatie tot het maximaal benodigde niveau van het compensatiedepot;
- in hoeverre de afgesproken extra premie-inleg zoals in het hoofdlijnenresultaat is opgenomen voldoende is om adequate compensatie te bereiken.
Indien geen aanvullende afspraken worden gemaakt, dan gelden de afspraken zoals uitgewerkt in dit hoofdlijnenakkoord onverkort.
Hoofdlijnenresultaat | |||||
Invaardekkingsgraad | ROK/MVEV | SR | CDSS | Na-indexatie | Gene |
90% | 1,50% | 0,00% | 0,00% | 0,00% |
95% | 1,50% | 0,00% | 0,00% | 0,00% |
101,5% | 1,50% | 0,00% | 0,00% | 0, |
102% | 1,50% | 0,17% | 0,33% | |
103% | 1,50% | 0,50% | 1,00% | |
104% | 1,50% | 0,83% | 1,67% | |
105% | 1,50% | 1,17% | 2,33% | |
106% | 1,50% | 1,83% | 2,6 | |
107% | 1,50% | 2,50% | ||
108% | 1,50% | 3,50% | ||
109% | 1,50% | 4,50% | ||
110% | 1,50% | 4,5 | ||
111% | 1,50% | |||
112% | 1,50% | |||
113% | 1,50% | |||
114% | 1,5 | |||
115% | ||||
116% | ||||
117% | ||||
118% |
119
Bij dekkingsgraden boven de 125% zal het meerdere worden bestemd voor generieke verhogingen.
Compensatiedepot
Sociale partners vinden het van belang om een adequate compensatie te bieden voor het afschaffen van de doorsneesystematiek.
De sociale partners hebben besloten om een vermogen ter grootte 3% van de VPV aan te wenden. Deze compensatie wordt ineens toegevoegd aan de vermogens van deelnemers die pensioen opbouwen en die op 1 januari 2027 40 jaar of ouder zijn. Deze compensatie is niet voor elke leeftijd gelijk.
Indien en voor zover de compensatie uit premie wordt gefinancierd bij een lagere dekkingsgraad dan 107% wordt dat deel van de compensatie uitgekeerd in een periode van maximaal 10 jaar.