DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
nr. 269 104 van 28 februari 2022 in de zaak RvV X / II | ||
In zake: | X | |
Gekozen woonplaats: | ten kantore van advocaat X. XXXX Xxxxxxx Xxxxxx 000 0000 XXXX | |
tegen: de Belgische staat, vertegenwoordigd door de Staatssecretaris voor Asiel en Migratie. | ||
DE WND. VOORZITTER VAN DE IIde KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Wit-Russische nationaliteit te zijn en die handelt als wettelijke vertegenwoordigster van haar minderjarige kinderen X en X, op 25 augustus 2021 heeft ingediend om de nietigverklaring te vorderen van de beslissingen van 26 juli 2021 tot weigering van de afgifte van een visum.
Gezien titel I bis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de beschikking houdende de vaststelling van het rolrecht van 30 augustus 2021 met refertenummer X.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier. Gezien de synthesememorie.
Gelet op de beschikking van 22 november 2021, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 7 december 2021, datum waarop de zaak op tegensprekelijke wijze wordt uitgesteld naar de terechtzitting van 25 januari 2022.
Xxxxxxx het verslag van rechter in vreemdelingenzaken X. XXXXXX.
Gehoord de opmerkingen van advocaat X. XXXX, die verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat X. XXXXXXXX, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Nuttige feiten ter beoordeling van de zaak
In dit geschil treedt de verzoekende partij op als moeder en wettelijke vertegenwoordigster van twee minderjarige kinderen, M.R. en D.R.
Het kind M.R. is geboren op 23 mei 2017. Het kind D.R. is geboren op 15 oktober 2018. Beide kinderen kennen een zeer jonge leeftijd.
De gehuwde ouders van de kinderen waarvoor wordt opgetreden hebben beide de Wit-Russische nationaliteit, en wonen in Wit-Rusland. Thans zouden volgens de verzoekende partij er echtelijke moeilijkheden bestaan en wonen zij niet meer samen. De moeder en de kinderen verblijven en wonen in Wit-Rusland.
De verwerende partij erkent dat op 22 juli 2021 aan de verzoekende partij in eigen naam, en die niet optreedt in huidig geschil, een visum werd toegekend, zijnde voor kort verblijf.
Op 26 juli 2021 worden beslissingen genomen tot weigering van de afgifte van een visum aan de kinderen, met elk eenzelfde volgende redengeving:
“(…)
Het visum wordt geweigerd op basis van artikel 32 van verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke code.
* (2) Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond.
In de context van de huidige COVID-19 problematiek en de daarbij horende reisbeperkingen, wordt het visum geweigerd aangezien het niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën met betrekking tot essentiële reizen.
(…)”
2. Over de ontvankelijkheid
2.1. De verwerende partij werpt in haar nota met opmerkingen de volgende exceptie op:
“De verzoekende partij stelt te handelen als vertegenwoordiger van haar minderjarige kinderen. Artikel 35, § 1, tweede lid en § 2 van het WIPR stelt als volgt:
“De uitoefening van het ouderlijk gezag of van de voogdij wordt beheerst door het recht van de Staat op wiens grondgebied het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip waarop die uitoefening wordt aangevoerd”.
§ 2. Ingeval het in § 1 aangewezen recht niet de mogelijkheid biedt de bescherming te waarborgen die de persoon of diens goederen vereisen, wordt de bescherming beheerst door het recht van de Staat waarvan de persoon de nationaliteit heeft. Het Belgisch recht is van toepassing indien het materieel of juridisch onmogelijk blijkt om de maatregelen te nemen waarin het toepasselijk buitenlands recht voorziet”.
De uitoefening van het ouderlijk gezag is geregeld door de artikelen 371 en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Uit de artikelen 373 en 374 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, ongeacht of ze samenleven of niet. Voor wat betreft de vertegenwoordiging van de minderjarige heeft de wetgever een weerlegbaar vermoeden ingesteld dat elke ouder geacht wordt te handelen met de andere ouder ten opzichte van derden die te goeder trouw zijn. Dit vermoeden betreft in principe echter enkel handelingen over de persoon van het kind (artikel 373, tweede lid van het BW) en daden van beheer van de goederen van het kind (artikel 376, tweede lid van het BW) en betreft niet de mogelijkheid om het kind te vertegenwoordigen in het kader van een procedurele handeling (cf. RvS 18 september 2006, nr 162.503; RvS 4 december 2006, nr. 165.512; RvS 9 maart 2009, nr.
191.171 en RvV AV 2 maart 2010, nr. 39 686). Hieruit volgt dat in het kader van een beroep dat wordt ingesteld tegen een administratieve beslissing, de ouders gezamenlijk moeten optreden in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van hun kind, tenzij verzoekster aantoont dat zij beschikt over het exclusieve ouderlijk gezag, quod non. Er blijkt op geen enkele wijze dat verzoekster het exclusieve ouderlijk gezag zou hebben over de minderjarig kinderen noch waarom de vader niet samen met de moeder de kinderen kan vertegenwoordigen in de huidige procedure. Verwerende partij is dan ook van oordeel dat het beroep onontvankelijk is.”
Ten gronde beantwoordt de verwerende partij de middelen niet.
2.2.1. Artikel 2 van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (hierna: het WIPR) bepaalt:
“Onder voorbehoud van de toepassing van internationale verdragen, van het recht van de Europese Unie of van bepalingen in bijzondere wetten, regelt deze wet voor internationale gevallen de bevoegdheid van de Belgische rechters, de aanwijzing van het toepasselijk recht en de voorwaarden
voor de uitwerking in België van buitenlandse rechterlijke beslissingen en authentieke akten in burgerlijke zaken en in handelszaken.”
Artikel 34 van het WIPR bepaalt:
Ҥ 1. Behalve in aangelegenheden waar deze wet anders bepaalt, worden de staat en de bekwaamheid van een persoon beheerst door het recht van de Staat waarvan hij de nationaliteit heeft. De bekwaamheid wordt evenwel beheerst door het Belgisch recht indien het buitenlands recht tot de toepassing van dit recht leidt. De bekwaamheid verworven volgens het recht dat krachtens het eerste en het tweede lid van toepassing is, wordt niet verloren ten gevolge van een nationaliteitsverandering.
§ 2. Onbekwaamheden betreffende een bepaalde rechtsverhouding worden beheerst door het recht toepasselijk op die verhouding.”
Artikel 35, § 1, van het WIPR stelt:
Ҥ 1. Het ouderlijk gezag, de voogdij en de bescherming van een persoon en de goederen van een persoon die jonger is dan achttien jaar worden beheerst door het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, gesloten te 's- Gravenhage op 19 oktober 1996.
Zulks geldt ook indien de persoon jonger is dan achttien jaar en de internationale bevoegdheid gegrond is op de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 december 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 of op de bepalingen van deze wet.
§ 2. De vaststelling van de onbekwaamheid van een persoon die ouder is dan achttien jaar en de bescherming van zijn persoon of zijn goederen worden beheerst door het Verdrag inzake de internationale bescherming van volwassenen, gesloten te 's-Gravenhage op 13 januari 2000. Zulks geldt ook wanneer de bevoegdheid gegrond is op de bepalingen van deze wet.”
2.2.2. De verzoekende partij beantwoordt deze exceptie in haar wetsconforme synthesenota als volgt:
“c) Vertegenwoordiging minderjarige kinderen 3. Zoals concludente in haar verzoekschrift heeft uiteengezet, kan zij overeenkomstig het Wit-Russische recht als alleenstaande moeder haar kinderen in rechte vertegenwoordigen. Ten onrechte houdt de verwerende partij voor dat beide ouders gezamenlijk dienen op te treden en dat het beroep van concludente om deze reden onontvankelijk zou zijn. Zoals de verwerende partij zelf aangeeft, bepaalt het WIPR dat de vraag inzake de vertegenwoordiging van minderjarigen beantwoord dient te worden aan de hand van het recht van de Staat op wiens grondgebied het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip waarop die uitoefening wordt aangevoerd. Er bestaat geen discussie over het feit dat de beide kinderen van concludente hun gewone verblijfplaats hebben in Wit-Rusland. De vraag inzake de vertegenwoordiging wordt dan ook beheerst door het Wit-Russische recht. De relevante bepalingen vinden we terug in artikel 59 en artikel 184 van het Wit Russische wetboek betreffende de burgerlijke procedure1 (in het Russisch: “epawdaHCKuü npopeccyafibHbiü KodeKC pecnyönuKu 6enapycb"\ in het Engels: “civil procedure code of the Republic of Belarusvrije vertaling naar het Nederlands: “wetboek burgerlijke procedure van de republiek Wit- Ruslandj. ' Een geconsolideerde versie is online te consulteren: xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxxxx0000000 5 Artikel 59 bepaalt: In het Russisch: “CmambH 59. fpawdaHCKasi npoiteccya/ibHan deecnocoÓHoemb CnocoÖHOcmb cboumu deücmeuHMU ocyinecmennmb ceou npaea, ebino/iHnmb oöfi3aHHOcmu e cyde, nopyuamb eedeHue dena npedcmaeumenx) (apawdaHCxan npou,eccyanbHaa deecnocoÖHoemb) npuHadnewum e nonhom oöbeMe apawdaHaM, docmuaujuM coeepuieHHonemun, Hecoeepu/eHHonemHUM - e cnynanx, npedycMompeHHbix HacmonmuM KodexcoM u UHbiM 3aKOHodamenbcmeoM, XDpuduuecxuM nuu,aM, oönadatomuM apa>xdaHcxoü npou,eccyanbHoü npaeocnocoÖHoembK) (uacmb nepean cmambu 58 Hacmomueao Kodexca). npaea u oxpaHneMbie 3axoHOM uHmepecbi HecoeepmeHHonemHUX e eo3pacme om HembipHadu,amu do eoceMHadu,amu nem, a max>xe apa>xdaH, npu3HaHHbix oapaHuneHHO deecnocoÖHbiMu, 3aiu,uLu,aiomcn e cyde ux podumennMu, ycbiHoeumennMu unu nonenumenfiMU. Cyd o6n3aH npuenexamb k ynacrnuto e maxux denax HecoeepiueHHonemHux unu apaxdaH, npu3HaHHbix oapaHuneHHo deecnocoÖHbiMu, 3a ucKntoneHueM cnyuaee, xoada npueneueHue HecoeepiueHHonemHeao k ynacmux) e dene npomueopeuum eao uHmepecaM. HecoeepujeHHonemHue, docmuauiue uembipHadu,amu nem, uMetom npaeo nuuHo oöpamumbcn e cyd c 3aneneHueM o 3aiu,ume ceoux npae u oxpaHneMbix
3axoHOM UHmepecoe u nonb3oeambcn e ntoöoü MOMeHm noMOLu,bX) adeoxamoe u dpysux ceoux npedcmaeumeneü e cyde öe3 coanacun podumeneü, ycbiHoeumeneü, nonenumeneü. Bonpoc o npueneueHuu x yuacmux) e maxux denax podumeneü, ycbiHoeumeneü unu nonenumeneü HecoeepiueHHonemHux dnn oxasanun um noMomu peuiaemcn cydoM. npaea u oxpaHneMbie 3axoHOM UHmepecbi HecoeepiueHHonemHux, He docmuauiux HembipHadu,amu nem, a max>xe epaxdaH, npu3HaHHbix HedeecnocoÖHbiMu, 3aLu,uLu,ax)mcn e cyde ux 3axoHHbiMu npedcmaeumennMU - podumennMu, ycbiHoeumennMu unu onexyHaMu." Vrije vertaling naar het Nederlands: “Artikel 59. Burgerlijke procesbekwaamheid De bekwaamheid om in rechte op te treden, verplichtingen voor de rechtbank na te komen en de behandeling van de zaak toe te vertrouwen aan een vertegenwoordiger (burgerlijke procesbekwaamheid) behoort toe aan meerderjarigen, minderjarigen
- in de gevallen voorzien door dit Wetboek en andere wetgeving, en aan rechtspersonen met burgerlijke procesbevoegdheid (deel één van artikel 58 van dit Wetboek). 6 De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen tussen de veertien en achttien jaar, evenals van burgers van wie wordt erkend dat ze een beperkte handelingsbekwaamheid hebben, worden voor de rechtbank verdedigd door hun ouders, adoptieouders of voogden. De rechtbank is verplicht minderjarigen of burgers met een beperkte handelingsbekwaamheid te laten deelnemen, behalve in gevallen waarin de betrokkenheid van een minderjarige bij de deelname aan de zaak in strijd is met zijn belangen. Minderjarigen die de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, hebben het recht om persoonlijk in beroep te gaan bij de rechtbank met een verzoek tot bescherming van hun rechten en belangen die door de wet worden beschermd en om te allen tijde en zonder toestemming van hun ouders, adoptieouders of voogden de bijstand in te roepen van advocaten of andere vertegenwoordigers. Over de vraag of ouders, adoptieouders of voogden van minderjarigen in dergelijke gevallen worden betrokken om hen bij te staan, beslist de rechtbank. De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen onder de veertien iaar, evenals burgers die als wettelijk handelingsonbekwaam worden erkend, worden voor de rechtbank verdedigd door hun wettelijke vertegenwoordigers - ouders, adoptieouders of voogden.'’ (eigen onderlijning) Overeenkomstig artikel 59 dienen minderjarigen onder de veertien jaar aldus te worden vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordigers. Artikel 184 bepaalt: In het Russisch: “Cmambfi 184. fluita, datomue o6~bncHeHun e Kavecmee cmopoHbi Ecnu cmopoHOÜ, mpembUM nuu,OM unu 3aneumeneM nennemcn topudunecKoe fiuu,o, oöbncHeHun e xanecmee cmopoHbi, mpembeao nuu,a unu 3aneumenn daem pyKoeodumenb smoao topuduuecKoao nuu,a, HadeneHHbiü npaeoM pacnopndumenbHbix u ucnonHumenbHbix deücmeuü, unu ynonHOMOuew-ibiü 3muM pyKoeodumeneM npedcmaeumenb. Ecnu pyKoeodnipuü opaan topuduuecKoao nuu,a nennemcn KonneauanbHbiM, obbncHeHun daem eao npedcmaeumenb. Ecnu cmopoHOÜ, mpembUM nuu,OM unu 3aneumeneM nennemcn HecoeepujeHHonemHuü, cyd c yuemoM oöcmonmenbcme nonyuaem obbncneHun om caMoao HecoeepuieHHonemHeao, eao 3aKOHHoao npedcmaeumenn unu ux oboux." Vrije vertaling naar het Nederlands: 7 “Artikel 184. Personen die als partij verklaringen kunnen afleggen Indien een partij, een derde of een verzoeker een rechtspersoon is, worden de verklaringen namens de partij, de derde of de aanvrager gegeven door de bestuurder van deze rechtspersoon, bevoegd om bestuurs- en uitvoerende handelingen te stellen, of een door deze bestuurder gemachtigde vertegenwoordiger. Indien het bestuursorgaan van de rechtspersoon collegiaal is samengesteld, worden de verklaringen gegeven door de vertegenwoordiger van dit orgaan. Indien een partij, een derde of een verzoeker een minderjarige betreft, worden de verklaringen gegeven aan de rechter, rekening houdend met de omstandigheden, door de minderjarige zelf, door een wettelijke vertegenwoordiger of door beiden (eigen onderlijning) Overeenkomstig artikel 184 dienen minderjarigen aldus niet in rechte te worden vertegenwoordigd door beide wettelijke vertegenwoordigers. Conform het Wit-Russische recht kan concludente m.a.w. als alleenstaande moeder haar kinderen in rechte vertegenwoordigen. Volledigheidshalve wenst concludente nog op te merken dat het ook de facto onmogelijk was om samen met de vader de kinderen in rechte te vertegenwoordigen in huidige procedure. Niet alleen werd de relatie met de vader beëindigd en wonen de kinderen sindsdien voltijds bij concludente, bovendien verblijft de vader thans om professionele redenen in het buitenland. Hij werkt als chauffeur in Zweden. In de maand augustus 2021 was de vader de hele maand in Zweden. Toen concludente begin augustus 2021 kennis kreeg van de bestreden beslissingen kon zij hieromtrent geen overleg plegen met de vader (met wie het contact sinds het beëindigen van de relatie overigens zeer moeilijk verloopt). Gelet op het verstrijken van de beroepstermijn was concludente genoodzaakt om te handelen in het belang van haar kinderen en huidige procedure op te starten. In dit verband wenst concludente wel nog aan te stippen dat de vader toelating heeft verleend opdat de kinderen naar België zouden reizen. Deze schriftelijke toelating van de vader heeft concludente gevoegd bij haar visumaanvraag en bevindt zich aldus in het administratief dossier. Tot slot kan in dit verband nog worden opgemerkt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in eerdere beslissingen heeft geoordeeld dat het volstaat dat een beroep op ontvankelijke wijze wordt ingesteld wanneer één ouder zijn/haar minderjarige kinderen bijstaat (zie bvb. RvV 15 september 2009, arrest nr. 31 532, waarin werd geoordeeld: ”... Inzake de procesbekwaamheid
om in rechte op te treden voor de Raad, gelden er geen bijzondere bepalingen, het gemeen recht is bijgevolg van toepassing. Om een procedure bij de Raad te kunnen instellen, moet verzoeker handelingsbekwaam zijn. Dit maakt dat minderjarigen moeten worden bijgestaan door een ouder of voogd. In casu zijn tweede en derde verzoekers minderjarigen die worden bijgestaan door hun moeder. Dit volstaat opdat het beroep voor de Raad op ontvankelijke wijze is ingesteld in hoofde van de twee minderjarige verzoekers…”
2.3. Aan beide partijen werd toegelaten een aanvullende nota op te stellen aangaande de ontvankelijkheid van het beroep in het kader van de uitvoering van het in rechte vertegenwoordigen van de kinderen voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (hierna: de Raad). Beide partijen erkennen dat de gewone verblijfplaats van de kinderen Wit-Rusland is en dat de kinderen niet de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt.
De verwerende partij betwist dat de Wit-Russische wetgeving voorziet dat elke ouder (apart) de kinderen in rechte kan vertegenwoordigen volgens het Wit-Russische recht. De verzoekende partij houdt staande dat volgens het Wit-Russische recht de ouders niet gezamenlijk moeten optreden in rechte om de kinderen te vertegenwoordigen. Zij stelt dat het voldoende is dat één ouder optreedt.
2.4. Ter terechtzitting van 7 december 2021 werd aan beide partijen de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te spreken nu de verzoekende partij in haar synthesememorie Wit-Russische wetgeving had aangehaald.
2.5. De verzoekende partij heeft op 6 januari 2022 met aangetekend schrijven een aanvullende nota overgemaakt met volgende uitleg:
“(…)
OMTRENT DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP:
a) ratione temporis 1. De bestreden beslissingen d.d. 26 juli 2021 werden per aangetekende post verstuurd. Concludente heeft hiervan op 02 augustus 2021 kennis genomen. Aangezien artikel 39/57, lid
2 van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, een beroepstermijn van 30 dagen na de kennisgeving voorziet, kan er geen twijfel over bestaan dat haar verzoekschrift tijdig ingediend werd. Het verzoekschrift tot nietigverklaring werd immers aangetekend verstuurd op 25 augustus 2021. 2 b) Belang 2. Aangezien de bestreden beslissing tot gevolg heeft voor concludente dat het visum voor haar beide minderjarige kinderen geweigerd wordt, heeft zij een persoonlijk, rechtstreeks, zeker en actueel belang om bij huidig verzoek de nietigverklaring van deze bestuurshandelingen te vorderen. c) Vertegenwoordiging minderjarige kinderen 3. Zoals concludente in haar verzoekschrift heeft uiteengezet, kan zij overeenkomstig het Wit-Russische recht als alleenstaande moeder haar kinderen in rechte vertegenwoordigen. Ten onrechte houdt de verwerende partij voor dat beide ouders gezamenlijk dienen op te treden en dat het beroep van concludente om deze reden onontvankelijk zou zijn. Zoals de verwerende partij zelf aangeeft, bepaalt het WIPR dat de vraag inzake de vertegenwoordiging van minderjarigen beantwoord dient te worden aan de hand van het recht van de Staat op wiens grondgebied het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip waarop die uitoefening wordt aangevoerd. Er bestaat geen discussie over het feit dat de beide kinderen van concludente hun gewone verblijfplaats hebben in Wit-Rusland. De vraag inzake de vertegenwoordiging wordt dan ook beheerst door het Wit-Russische recht. 4. De relevante bepalingen vinden we terug in de artikelen 59, 62, 70, 72,
74 en artikel 184 van het Wit-Russische wetboek betreffende de burgerlijke procedure1 (in het Russisch: “spawdaHCKuü npou,eccyanbHbiü KodeKC pecnyönuKu 6enapycb"\ in het Engels: “civil procedure code of the Republic of Belarusvrije vertaling naar het Nederlands: “wetboek burgerlijke procedure van de republiek Wit-Rusland"). • Artikel 59 bepaalt: In het Russisch: lCmambft 59. TpamdaHCKaft npou,eccyanbHart deecnocoÖHoemb CnocoÖHOcmb cgoumu deücmeuzMu ocymecmennmb ceou npaea, ebinonhmmb o6fl3aHHOcmu e cyde, nopyuamb eedeHue dena npedcmaeumenfo (zpawdaHCKart npou,eccyanbHan deecnocoÖHoemb) npuHadne>Kum e nojiHOM oöbeMe apaxdaHaM, docmuauiuM coeepujeHHonemun, HecoeepLueHHonemHUM - e cnyuanx, npedycMompeHHbix Hacmofmj,uM KodexcoM u UHbiM 3axoHodamenbcmeoM, topuduuecKUM nuu,aM, oönadatomuM apaxdaHCKOü npou,eccyanbHOÜ npaeocnocoÖHocmbto (vacmb nepean cmambu 58 Hacmofmj,e80 Kodexca). 1 Een geconsolideerde versie is online te consulteren: xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/0xxxxxxxXxx0000000 3 ripaea u oxpai-meMbie 3aK0H0M UHmepecbi HecoeepujeHHonemHux e eo3pacme om yembipHadu,amu do eoceMHadu,amu nem, a maioxe spawdaH, npu3HaHHbix oapaHuneHHO deecnocoÖHbiMu, 3aiu,uui,ax3mcn e cyde ux podumennMu, ycbiHoeumenpiMu unu noneuumeriHMU. Cyd oÖH3aH npuenexamb k yuacmux) e maxux denax
HecoeepujeHHonemHux unu 8pa>KdaH, npu3HaHHbix oapaHuueHHO deecnocoÖHbiMU, 3a ucxnxweHueM cnyuaee, xoada npueneueHue HecoeepujeHHonemHeao k yuacmux) e dene npomueopeuum eao UHmepecaM. HecoeepujeHHonemHue, docmuauiue uembipHadu,amu nem, UMexjm npaeo nuuHO oöpamumbcn e cyd c 3anenenuew\ o 3am,ume ceoux npae u oxpaHneMbix 33xohom UHmepecoe u nonb3oeambcn e moöoü MOMeHm noMom,bK) adeoxamoe u dpyaux ceoux npedcmaeumeneü e cyde 6e3 coanacun podumeneü, ycbiHoeumeneü, noneuumeneü. Bonpoc o npueneueHuu k yuacmuto e maxux denax podumeneü, ycbiHoeumeneü unu noneuumeneü HecoeepLueHHonemHux dnn oxa3aHun um noMoui,u peuiaemcn cydoM. flpaea u oxpaHneMbie 3axoHOM uHmepecbi HecoeepujeHHonemHux, He docmusuiux uembipHadu,amu nem, a matoxe apawdaH, npu3HaHHbix HedeecnocoÖHbiMu, 3auj,um,ax)mcn e cyde ux 3axoHHbiMU npedcmaeumennMu - podumenzMu, ycbiHoeumennMu unu onexyHaMu." Vrije vertaling naar het Nederlands: “Artikel 59. Burgerlijke procesbekwaamheid De bekwaamheid om in rechte op te treden, verplichtingen voor de rechtbank na te komen en de behandeling van de zaak toe te vertrouwen aan een vertegenwoordiger (burgerlijke procesbekwaamheid) behoort toe aan meerderjarigen, minderjarigen
- in de gevallen voorzien door dit Wetboek en andere wetgeving, en aan rechtspersonen met burgerlijke procesbevoegdheid (deel één van artikel 58 van dit Wetboek). De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen tussen de veertien en achttien jaar, evenals van burgers van wie wordt erkend dat ze een beperkte handelingsbekwaamheid hebben, worden voor de rechtbank verdedigd door hun ouders, adoptieouders of voogden. De rechtbank is verplicht minderjarigen of burgers met een beperkte handelingsbekwaamheid te laten deelnemen, behalve in gevallen waarin de betrokkenheid van een minderjarige bij de deelname aan de zaak in strijd is met zijn belangen. Minderjarigen die de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, hebben het recht om persoonlijk in beroep te gaan bij de rechtbank met een verzoek tot bescherming van hun rechten en belangen die door de wet worden beschermd en om te allen tijde en zonder toestemming van hun ouders, adoptieouders of voogden de bijstand in te roepen van advocaten of andere vertegenwoordigers. Over de vraag of ouders, adoptieouders of voogden van minderjarigen in dergelijke gevallen worden betrokken om hen bij te staan, beslist de rechtbank. 4 De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen onder de veertien laar, evenals burgers die als wettelijk handelingsonbekwaam worden erkend, worden voor de rechtbank verdedigd door hun wettelijke vertegenwoordigers - ouders, adoptieouders of voogden." (eigen onderlijning) Overeenkomstig artikel 59 dienen minderjarigen onder de veertien jaar aldus te worden vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordigers. • Artikel 62 bepaalt: In het Russisch: “Cmambft 62. Ynacmue e dene Hecxonbxux ucmu,oe unu omeemnuKoe (nponeccyanbHoe coynacmue) B spawdaHCKOM cydonpou3eodcmee donycxaemcn npou,eccyanbHoe coyuacmue, no KomopoMy uck Mowem dbimb npedbneneH coeMecmHo HecKonbKUMu ucmu,aMu unu x HecKonbKUM omeemuuKaM, ecnu: 1) npedMemoM cnopa nenniomcn oöuj,ue dnn hux npaea unu o6n3aHHOcmu; 2) ux npaea u o6n3aHHocmu UMetom oóho cpaxmunecxoe u npaeoeoe ocHoeaHue;
3) npedMemoM cnopa nenniomcn oÔHopoÔHbie npaea u o6n3aHHOcmu, uMetOLpue oduHaKoebie cpaxmuuecxue u npaeoebie ocHoeaHun. Kaxdbiü U3 ucmu,oe unu omeemnuxoe no omHOUjeHUK) k dpyaoü cmopoHe ebicmynaem e npopecce caMocmonmenbHO. flpopeccyanbHoe coyuacmue MO>xem eo3HUKHymb xax no UHuu,uamuee cmopoH, max u no UHUu,uamuee cyda. OnpedeneHue cyda o HedonymeHuu nuu,a k yuacmuto e dene e xauecmee coynacmHuxa Mowern öbimb oöwanoeaHo unu onpomecmoeaHO. CoyuacmHUKu Moeym nopynumb eedeHue dena odHOMy U3 hux. riocne npueneueHun coomeemuuxa (coomeemuuxoe) k yuacmuto e dene meueHue npedycMompeHHoeo HacmonipuM KodexcoM cpoxa paccMompeHun dena HauuHaemcn co dHn ebmeceHun cydoM onpedeneHun o npueneneHUU coomeemuuxa (coomeemuuxoe) x ynacmuxD e dene." Vrije vertaling naar het Nederlands2: “Artikel 62. Het optreden in rechte door meerdere eisers of gedaagden (procedureel co-optreden) 2 Dit artikel handelt over het zogenaamd “procedureel co- optredenDit is een vrije vertaling van de Russische term “nponeccyojibHoe coyvacmuë' die evenwel geen equivalent kent in het Nederlands. In het Engels wordt deze Russische tenu doorgaans vertaald als “procedural complicity". 5 In burgerlijke procedures is procedureel co-optreden toegestaan, in die zin dat een vordering gezamenlijk kan worden ingesteld door meerdere eisers of tegen meerdere gedaagden indien: 1) het onderwerp van het geschil betrekking heeft op hun gemeenschappelijke rechten of verplichtingen; 2) hun rechten en plichten één feitelijke en juridische basis hebben; 3) het onderwerp van het geschil homogene rechten en plichten betreft die dezelfde feitelijke en juridische gronden hebben. Elk van de eisers of gedaagden handelt ten opzichte van de andere partij onafhankelijk in de procedure. Procedureel co-optreden kan zowel op initiatief van partijen als op initiatief van de rechtbank gebeuren. Tegen de uitspraak van de rechtbank over de niet-toelating van een partij om gezamenlijk aan de zaak deel te nemen, kan beroep of bezwaar worden aangetekend. De betrokken procespartijen kunnen één van hen aanwijzen om de zaak te leiden. Nadat de co-eiser (co- gedaagde) werd verzocht om deel te nemen aan de procedure, begint de termijn voor behandeling van de zaak waarin deze wet voorziet te lopen vanaf de dag dat de rechtbank uitspraak doet over de
deelname van de co-eiser (co-gedaagde)." • Artikel 70 bepaalt: In het Russisch: “ Cmambn 70. BedeHue den apawdaHaMU, topudunecKUMU nuu,aMU, a matone opzaHU3au,unMU, He nenniomuMucn topudunecKUMU nugaMu, nepe3 npedcmaeumeneü rpa>KdaHe enpaee eecmu ceou dena e cyde nuuHo unu uepe3 npedcmaeumeneü. JluuHoe yuacmue e dene epawdaH He nuuiaem ux npaea uMemb no emoMy deny npedcmaeumeneü. 3aKOHHbie npedcmaeumenu Moeym nopyuumb eedeHue dena öpyeoMy nuu,y, u3ÖpaHHOMy umu e nauecmee npedcmaeumenn. Jüena topuduuecnux nuu, eedym e cyde ux opaaHbi unu dpyaue npedcmaeumenu topuduuecKux nuu,, deücmeytoLpue e npedenax npae, npedocmaeneHHbix um 3aKOHodamenbcmeoM u yupedumenbHbiMU donyMeHmaMu nuöo doeepeHHoembto. KonneauanbHbie opsaHbi ynpaeneHun topuduuecnux nuu, eedym dena e cyde uepe3 npedcmaeumeneü. 6 PyKoeodumenu lopuduuecKUX nuu,, ebicmynatomue e xanecmee opaaHoe lopudunecKux nuu,, npedbnenniom e cyde doxyMeHmbi, ydocmoeepniOLpue ux cnyyxeÖHoe nonoweHue, a npu coeepuieHuu pacnopndumenbHbix deücmeuü
- yupedumenbHbie doKyMeHmbi, nodmeep>tKauj,UM oöpa30M ocpopMjieHHoe nonHOMonue Ha eedeHue den e cyde, 3a ucK/iioueHueM nuu,, nepeuucneHHbix e cmambe 73 Hacrnonipeso Kodexca. ripedcmaeumennMu e cyde Moaym öbimb: 1) adeoxambi; 2) paöomHUKu topudunecKux nuu, - no denaM smux nuu,; 7 3) ynofiHOMOveHHbie oömecmeeHHbix oöbeduHeHuü (op2aHU3au,uü), KomopbiM 33K0H0M npedocmaeneHO npaeo npedcmaennmb u 3amuuj,amb e cyde npaea u 3aK0HHbie UHmepecbi <-uieHoe amux oömecmeeHHbix oöbeduHeHuü (op2aHU3au,uü) u dpyaux nuu,; 4) yno/iHOMOHeHHbie op2aHU3au,uü, KomopbiM 3aKOHodamenbcmeoM npedocmaeneHO npaeo npedcmaennmb u 3amumamb e cyde npaea u 3aK0HHbie UHmepecbi dpyeux nuu,; 5) 3aKOHHbie npedcmaeumenu; 6) önu3Kue podcmeeHHuxu, cynpye (cynpyaa); 7) npedcmaeumenu, Ha3HaneHHbie cydoM; 8) oduH U3 npou,eccyanbHbix coyuacmHUKoe - no nopyueHuio amux coynacmHUKoe; 9) nameHmHbiü noeepeHHbiü.” Vrije vertaling naar het Nederlands: “Artikel 72. Personen die vertegenwoordiger in de rechtbank kunnen zijn Een vertegenwoordiger in de rechtbank kan een bekwaam persoon zijn die de vereiste bevoegdheid heeft handelingen te stellen in de rechtbank, met uitzondering van de personen vermeld in artikel 73 van dit wetboek. Vertegenwoordigers in de rechtbank kunnen zijn: 1) advocaten; 2) werknemers van rechtspersonen - voor geschillen die deze rechtspersonen aanbelangen; 3) bevoegde openbare verenigingen (organisaties), die bij wet bevoegd zijn om de rechten en wettelijke belangen van leden van deze openbare verenigingen (organisaties) en andere personen te vertegenwoordigen en te verdedigen; 4) bevoegde organisaties, die bij wet bevoegd zijn om de rechten en wettelijke belangen van anderen voor de rechtbank te vertegenwoordigen en te verdedigen; 5) wettelijke vertegenwoordigers; 6) naaste familieleden; 7) door de rechtbank benoemde vertegenwoordigers; 8) één van de procespartijen, namens de procespartijen;
9) een octrooigemachtigde(eigen onderlijning) • Artikel 74 bepaalt: In het Russisch: “ Cmambn 74. 3aKOHHbie npedcmaeumenu flpaea u oxpaHneMbie 33kohom UHmepecbi HedeecnocoÖHbix apawdaH, apawdaH, He oönadafomux nonHOü deecnocoÖHOcmbio, u cpawdaH, npu3HaHHbix oapaHuveHHO deecnocoÖHbiMu, 3am,uuj,aK)m e cyde ux podumenu, ycbmoeumenu, onexyHbi u noneuumenu. 3aK0HHbie npedcmaeumenu coeepuiatom om uMeHu npedcmaenneMbix ece npoi^eccyanbHbie deücmeun, npaeo coeepmeHun Komopbix npuHadnewum npedcmaenneMbiM, c xxxxXxxxXXXXx, xxxxxxXxxxxXXxxXX 0xXXXxXX. 3aK0HHbie npedcmaeumenu nped-bnenïmm cydy doKyMeHmbi, nodmeepwdatomue ux npaeo npedcmaenamb uHmepecbi nodonenHbix. no deny, e xomopoM donwei-i yuacmeoeamb apawdaHUH, npu3HaHHbiu e ycmaHoeneHHOM nopndxe 6e3eecmHO omcymcmeytomuM, e Kanecmee eeo npedcmaeumenn ebicmynaem onexyH, Ha3HaHeHHbid dnn oxpaHbi UMyipecmea 6e3eecmH0 omcymcmeytomeao. no deny, e xomopoM donweH ynacmeoeamb HacnedHUK nuu,a, yMepiueao unu odbneneHHoao e ycmaHoeneHHOM 3axoHOM nopndxe yMepiuuM, ecnu Hacnedcmeo eme HUKeM He npuHnmo, e Kauecmee npedcmaeumenn HacnedHuxa ebicmynaem nuu,o, Ha3HaneHHoe dnn oxpaHbi u ynpaeneHun HacnedcmeeHHbiM UMymecmeoM. nonHOMOHun 3aK0HHbix npedcmaeumeneü HecoeepmeHHonemHeso, npuHUMaioLU,ux ynacmue e dene, npexpamaiomcn e cnynae, ecnu HecoeepiueHHonemHuu npuodpen 2pa>KdaHCKyK) npou,eccyanbHyio deecnocoÔHocmb e nonhom odueMe e xode paccMompeHun dena." Vrije vertaling naar het Nederlands: “Artikel 74. Wettelijke vertegenwoordigers De rechten en wettelijk beschermde belangen van niet-handelingsbekwame burgers, burgers die niet over volledige handelingsbekwaamheid beschikken en burgers waarvan wordt erkend dat ze beperkt handelingsbekwaam zijn, worden voor de rechtbank beschermd door hun ouders, adoptieouders, voogden en vertrouwenspersonen. Wettelijke vertegenwoordigers voeren alle procedurele handelingen uit waarop de vertegenwoordigde recht heeft, met inachtneming van de beperkingen voorzien door de wet. Wettelijke vertegenwoordigers leggen aan de rechtbank de documenten voor die hun recht bevestigen om de belangen van de vertegenwoordigde te vertegenwoordigen. In een zaak waarin een volgens de vastgestelde procedure een als vermist erkende burger moet deelnemen, treedt de voogd op die is aangesteld om de eigendommen van de vermiste persoon te beschermen, als zijn vertegenwoordiger. In het geval waarin de erfgenaam van een persoon
die is overleden of overleden is verklaard volgens de bij de wet vastgestelde procedure moet deelnemen, handelt de persoon die is aangewezen om de geërfde goederen te beschermen en te beheren, als de erfenis nog door niemand is aanvaard, op als de vertegenwoordiger van de erfgenaam. De bevoegdheden van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige die aan de zaak deelnemen, komen te vervallen indien de minderjarige tijdens de behandeling van de zaak volledig handelingsbekwaam is geworden." 9 • Artikel 184 bepaalt: In het Russisch: “CmambB 184. Jlutia, datou^ue oöbncHeHun e Kanecmee cmopoHbi Ecnu cmopoHOü, mpembUM nuu,OM unu 3aneumeneM nennemcn topuduuecxoe nugo, oöbncHeHun e xauecmee cmopoHbi, mpembeao nuga unu 3aneumenn daem pyKoeodumenb amozo topuduuecKoao nuga, HadeneHHbiü npaeoM pacnopndumenbHbix u ucnonHumenbHbix deücmeuü, unu ynonHOMOueHHbiü amuM pyKoeodumeneM npedcmaeumenb. Ecnu pyKoeodnu^uü opaaH topuduuecKoao nuga nennemcn KonneauanbHbiM, oöbncHeHun daem eso npedcmaeumenb. Ecnu cmopoHoü, mpembUM nugoM unu 3aneumeneM nennemcn HecoeepuieHHonemHuü, cyd c yuemoM oöcmonmenbcme nonyuaem obbzcHeHun om caMoeo HecoeepujeHHonemHeao, eso 3aKOHHOso npedcmaeumenn unu ux oöoux." Vrije vertaling naar het Nederlands: Artikel 184. Personen die als partij verklaringen kunnen afleggen Indien een partij, een derde of een verzoeker een rechtspersoon is, worden de verklaringen namens de partij, de derde of de aanvrager gegeven door de bestuurder van deze rechtspersoon, bevoegd om bestuurs- en uitvoerende handelingen te stellen, of een door deze bestuurder gemachtigde vertegenwoordiger. Indien het bestuursorgaan van de rechtspersoon collegiaal is samengesteld, worden de verklaringen gegeven door de vertegenwoordiger van dit orgaan. Indien een partij, een derde of een verzoeker een minderjarige betreft, worden de verklaringen gegeven aan de rechter, rekening houdend met de omstandigheden, door de minderjarige zelf, door een wettelijke vertegenwoordiger of door beiden." (eigen onderlijning) Uit een samenlezing van voormelde artikelen kan worden afgeleid dat minderjarigen aldus niet in rechte dienen te worden vertegenwoordigd door beide wettelijke vertegenwoordigers. In elk geval wordt nergens bepaald dat het optreden door beide ouders/vertegenwoordigers verplicht zou zijn. In sommige artikelen wordt weliswaar gesproken over ouders en vertegenwoordigers (dus meervoud), doch het gebruik van deze meervoudsvorm impliceert geen verplichting dat beide ouders dienen op te treden. In dit verband kan worden verwezen naar de opsomming van mogelijke vertegenwoordigers in artikel 72 waar ook steeds de meervoudsvorm wordt gebruikt. Zo is het bvb. niet omdat wordt gesproken over “advocaten” dat dit betekent dat er steeds meerdere advocaten dienen op te treden als vertegenwoordigers. Conform het Wit-Russische recht kan concludente m.a.w. als alleenstaande moeder haar kinderen in rechte vertegenwoordigen. ÏO 5. Om alle twijfel weg te nemen heeft concludente een Wit-Russische advocate gecontacteerd met verzoek nadere toelichting te geven omtrent de vertegenwoordiging in rechte van minderjarige kinderen in Wit-Rusland. De brief van deze Wit-Russische advocate3 voegt concludente toe als stuk 11.a, samen met een vrije vertaling van de brief naar het Nederlands (stuk 11.b) en een kopie van de licentie van de Wit- Russische advocate (stuk 11 .c). In deze brief verwijst de Wit-Russische advocate naar de hierboven aangehaalde artikelen van het Wit-Russische wetboek betreffende de burgerlijke procedure en bevestigt dat in burgerlijke zaken een minderjarige voor de Wit-Russische rechtbank kan worden vertegenwoordigd door één van de ouders. Het is weliswaar toegelaten dat beide ouders gezamenlijk optreden, doch dit is geen verplichting. De Wit Russische advocate verwijst in dit verband ook naar de relevante artikelen van het Wit-Russisch Wetboek betreffende het huwelijk en het gezin4. 6. Volledigheidshalve wenst concludente nog op te merken dat het ook de facto onmogelijk was om samen met de vader de kinderen in rechte te vertegenwoordigen in huidige procedure. Niet alleen werd de relatie met de vader beëindigd en wonen de kinderen sindsdien voltijds bij concludente, bovendien verblijft de vader thans om professionele redenen in het buitenland. Hij werkt als chauffeur in Zweden. In de maand augustus 2021 was de vader de hele maand in Zweden. Toen concludente begin augustus 2021 kennis kreeg van de bestreden beslissingen kon zij hieromtrent geen overleg plegen met de vader (met wie het contact sinds het beëindigen van de relatie overigens zeer moeilijk verloopt). Gelet op het verstrijken van de beroepstermijn was concludente genoodzaakt om te handelen in het belang van haar kinderen en huidige procedure op te starten. In dit verband wenst concludente wel nog aan te stippen dat de vader toelating heeft verleend opdat de kinderen naar België zouden reizen. Deze schriftelijke toelating van de vader heeft concludente gevoegd bij haar visumaanvraag en bevindt zich aldus in het administratief dossier. Tot slot kan in dit verband nog worden opgemerkt dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in eerdere beslissingen heeft geoordeeld dat het volstaat dat een beroep op ontvankelijke wijze wordt ingesteld wanneer één ouder zijn/haar minderjarige kinderen bijstaat (zie bvb. RvV 15 september 2009, arrest nr. 31 532, waarin werd geoordeeld: "... Inzake de procesbekwaamheid om in rechte op te treden voor de Raad, gelden er geen bijzondere bepalingen, het gemeen recht is bijgevolg van toepassing. Om een procedure bij de Raad te kunnen instellen, moet verzoeker handelingsbekwaam zijn. Dit maakt dat minderjarigen moeten worden bijgestaan door een ouder of voogd. In casu zijn tweede en derde verzoekers minderjarigen die worden bijgestaan door hun moeder.
Dit volstaat opdat het beroep voor de Raad op ontvankelijke wijze is ingesteld in hoofde van de twee minderjarige verzoekers ”).
(…)”
2.6. De verwerende partij heeft met mail van 14 januari 2022 een aanvullende nota verzonden, die ook ter terechtzitting werd neergelegd, met volgend verweer:
“(…)
Betreffende de ontvankelijkheid De verzoekende partij verwijst in haar aanvullende memorie naar de toepasselijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van Wit-Rusland en concludeert dat nergens blijkt dat de minderjarige door beide ouders vertegenwoordigd moet worden. Nochtans wordt in de toepasselijke bepalingen telkens verwezen naar de wettelijke vertegenwoordigers, ouders, adoptieouders of voogden, dit telkens in de meervoudsvorm. Verwerende partij is van oordeel dat de verzoekende partij niet zonder meer kan stellen dat de vertegenwoordiging door één ouder volstaat, nu uit de toepasselijke bepalingen niet blijkt dat de minderjarige door beide ouders vertegenwoordigd moet worden. Er blijkt immers evenmin dat de vertegenwoordiging door één ouder volstaat, integendeel wordt in iedere bepaling telkens toepassing gemaakt van een meervoudsvorm. Waar verzoekende partij verwijst naar artikel 184 van dit wetboek waarin wordt gesteld dat “Indien een partij, een derde of een verzoeker een minderjarige betreft, worden de verklaringen gegeven aan de rechter, rekening houdend met de omstandigheden, door de minderjarige zelf, door een wettelijke vertegenwoordiger of door beiden.”, wenst verwerende partij op te merken dat deze bepaling betrekking heeft op de personen die als partij een verklaring kunnen afleggen en geen betrekking hebben op de wettelijke vertegenwoordiging in het kader van een procedurele handeling. Waar verzoekende partij stelt dat “In sommige artikelen wordt weliswaar gesproken over ouders en vertegenwoordigers (dus meervoud), doch het gebruik van deze meervoudsvorm impliceert geen verplichting dat beide ouders dienen op te treden. In dit verband kan worden verwezen naar de opsomming van mogelijke vertegenwoordigers in artikel 72 waar ook steeds de meervoudsvorm wordt gebruikt. Zo is het bvb. niet omdat wordt gesproken over “advocaten” dat dit betekent dat er steeds meerdere advocaten dienen op te treden als vertegenwoordigers.”, kan verwerende partij de verzoekende partij niet volgen in haar betoog. Hoewel verwerende partij wel kan volgen dat de verwijzing naar “advocaten” niet betekent dat steeds meerdere advocaten dienen op te treden als vertegenwoordigers, is verwerende partij de mening toegedaan dat deze stelling niet kan doorgetrokken worden naar de ouders. Waar verzoekende partij verwijst naar de toelichting die werd gegeven door een Wit Russische advocate, wenst verwerende partij op te merken dat deze toelichting geen bron van recht is en slechts kan aanzien worden als een verklaring op eer, waarvan het gesolliciteerd karakter niet uitgesloten kan worden. Ter staving van deze toelichting worden er bijvoorbeeld geen voorbeelden van arresten gevoegd waaruit zou kunnen blijken dat de vertegenwoordiging door één ouder van de minderjarige zou volstaan, hetgeen nochtans meer duidelijkheid zou geboden hebben dan de loutere verklaring van een Wit-Russische advocate. Verwerende partij wenst te verwijzen naar verschillende bijkomende bepalingen uit het Wit Russisch recht waarin eveneens verwezen wordt naar een vertegenwoordiging door de ouders. Zo wordt onder andere in artikel 66/1 van de “Code of Marriage and Family” van Wit-Rusland verwezen naar de ouders1
. Verder kan in artikel 73 van dit Wetboek het volgende worden gelezen: “Obligations of parents to protect the rights and legitimate interests of children. The protection of the rights and legitimate interests of minor children rests with their parents. Parents are the legal representatives of their minor children and act in defense of their rights and legitimate interests in relations with any persons and organizations, including in courts, without special authority. Parents confirm their authority to protect the rights and legitimate interests of children with documents on paternity and motherhood - a birth certificate of the child, as well as an identity document.”2 (eigen onderlijning, vrije vertaling: Verplichtingen van ouders ter bescherming van de rechten en legitieme belangen van kinderen. De bescherming van de rechten en legitieme belangen van minderjarige kinderen ligt bij hun ouders. Ouders zijn de wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen en treden op ter bescherming van hun rechten en legitieme belangen in betrekkingen met personen en organisaties, inclusief in rechtbanken, zonder speciale bevoegdheid. Ouders bevestigen hun bevoegdheid om de rechten en legitieme belangen van kinderen te beschermen door middel van documenten betreffende het vaderschap en moederschap – een geboorteakte van het kind, alsook een identiteitsdocument). Nu in deze bepaling wordt verwezen naar documenten waarmee het vaderschap en moederschap aangetoond wordt, is verwerende partij van oordeel dat minderjarigen wel degelijk door beide ouders vertegenwoordigd moeten worden. Indien de vertegenwoordiging door één van de ouders zou volstaan, zou er immers gesproken worden over documenten betreffende het vaderschap of moederschap. Nu er verwezen wordt naar het vaderschap en moederschap, en niet naar het vaderschap of moederschap, kan aangenomen worden dat de minderjarige door beide ouders vertegenwoordigd dient te worden. 1 “Article 66/1 . Protection of the
rights and legitimate interests of children. If parents, guardians, trustees fail to fulfill or improperly fulfill their obligations for the upbringing and maintenance of children, or abuse their rights, or negatively influence the behavior of children, or abuse them, children have the right to apply for the protection of their rights and legitimate interests in the commission on juvenile affairs , guardianship and guardianship authorities, the prosecutor's office, and upon reaching the age of fourteen - to the court. Parents, guardians, trustees have the right to apply to the court with a claim for the protection of the rights and legitimate interests of minor children against a legal or natural person who has violated their rights and legitimate interests.”, xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000 2
xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000 Artikel 76 van voornoemd wetboek stelt verder dat de vader en moeder van een minderjarig kind gelijke rechten en verplichtingen hebben ten opzichte van hun kind.3 Met het oog op het garanderen van de rechten en legitieme belangen van hun minderjarige kinderen, kunnen ouders onderling een overeenkomst opstellen.4 Verzoekende partij toont niet aan dat zij dergelijke overeenkomst heeft afgesloten met de vader van haar minderjarige kinderen, evenmin toont zij aan dat de vader van haar minderjarige kinderen ontzet werd uit het ouderlijk gezag. Tot slot kan ook nog gewezen worden op artikel 189 van dit Wetboek, handelend over de rechten van verdediging van minderjarigen, waarin eveneens wordt verwezen naar de wettelijke vertegenwoordigers ter bescherming van de rechten en wettelijke belangen van minderjarigen.5 Zoals hierboven reeds werd weergegeven zijn de ouders van het minderjarig kind de wettelijke vertegenwoordigers. Gelet op bovenstaande bepalingen is de verwerende partij van oordeel dat de minderjarige wel degelijk door de beide ouders vertegenwoordigd moet worden in het kader van een procedurele handeling. Uit geen van deze bepalingen blijkt immers dat de vertegenwoordiging door één van de ouders zou volstaan. 3 “Article 76. Equality of rights and obligations of both parents. Father and mother have equal rights and obligations towards their children. Parents enjoy equal rights and bear equal obligations in relation to their children and in the event of divorce between them, unless otherwise provided in the Children's Agreement. If paternity is established in court, the father acquires rights and obligations from the moment the court decision enters into legal force, with the exception of the obligation to maintain, which may be imposed from the moment a claim is filed to establish paternity. If the parents of the child are not married to each other, the court may entrust the custody of the child to one of them, limiting the rights and obligations of the other in relation to the child.”, xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000. 4 Article 76/1 . Children's agreement. In order to ensure the rights and legitimate interests of their minor children, parents may conclude an Agreement on Children between themselves, if these issues are not resolved by a valid court order or are not regulated by the Marriage Agreement, the Agreement on the maintenance of their minors and (or) disabled adults in need of assistance children (hereinafter referred to as the Agreement on the payment of alimony). In the Agreement on Children, parents can determine with which of them the children will live, the procedure for communicating with children and participation in their upbringing of a separately living parent, the amount of child support, the procedure for leaving the Republic of Belarus for children and other issues of raising and maintaining children, if this does not violate the rights and legitimate interests of children and other persons and does not contradict the law. The agreement on children is concluded by the parents in writing and is subject to notarization. Upon dissolution of marriage, the spouses may also conclude an Agreement on children in the manner prescribed by the Civil Procedure Code of the Republic of Belarus for the conclusion of settlement agreements. In case of violation of the Agreement on Children, the executive document issued on the basis of such an Agreement is subject to execution in the manner prescribed by the legislation on enforcement proceedings.”, xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000. 5 “Article 189. Right to defense. Every child has the right to protection of his personality, honor and dignity from any kind of exploitation and abuse: economic, sexual, political, spiritual, moral, physical, psychological. The child has the right to apply for the protection of his rights and legitimate interests to the commissions for minors, guardianship and guardianship authorities, the prosecutor's office, and from the age of fourteen - to the court, as well as to protect the rights and legitimate interests through his legal representatives.”, xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000. Waar verzoekende partij aangeeft dat het onmogelijk was om overleg te plegen met de vader van de minderjarige kinderen, wenst verwerende partij op te merken dat dit geen afbreuk doet aan de wettelijke verplichtingen. De toestemming die de vader heeft gegeven om samen met de minderjarige kinderen naar België te reizen, betreft geen vertegenwoordiging in het kader van een procedurele handeling. Verwerende partij wenst dan ook te volharden in de exceptie van onontvankelijkheid.
(…)”
2.7. De Raad moet deze exceptie, zelfs ambtshalve, onderzoeken.
2.8. Uit de samenlezing van deze bepalingen blijkt dat de verwerende partij niet heeft nagegaan in welke mate de toepassing van andere internationale verdragen zich opdringt, waaronder “het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, gesloten te 's-Gravenhage op 19 oktober 1996”
Nazicht leert dat Wit-Rusland dit verdrag niet heeft ondertekend (xxxxx://xxx.xxxx.xxx/xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx-xxxxx/?xxxx00). Wit-Rusland is geen verdragsluitende partij.
2.9. De verzoekende partij houdt voor dat ten gevolge van artikel 35, §1, tweede lid en § 2, van het WIPR de uitoefening van het ouderlijk gezag geregeld is door de wetgeving van Wit-Rusland en door het Wit-Russische recht beheerst wordt.
Geen der partijen betwist de vrije vertalingen van de geciteerde wetgeving door de partijen, noch hun gebruikte bronnen.
2.10.2. De verwerende partij stelt dat de Wit-Russische bepalingen telkens voorzien in het gebruik van een meervoud-vorm zodat niet kan aangenomen worden dat het optreden van één ouder volstaat.
2.10.3. De verzoekende partij wijst erop dat alle mogelijke vertegenwoordigers, met inbegrip van advocaten, terug te vinden in de aangehaalde bepalingen, in het meervoud zijn geformuleerd zodat hier niet kan uit afgeleid worden dat het optreden van één ouder alleen niet wordt toegestaan.
2.10.4. De redenering van de verwerende partij lijkt te kort door de bocht. Ook in de Belgische bepalingen is uitdrukkelijk voorzien dat een gezamenlijk optreden van beide ouders noodzakelijk is, wat in de Wit-Russische context niet uitdrukkelijk is voorzien. Nergens in de wetteksten valt te lezen dat beide ouders gezamenlijk moeten optreden. Niet is voorzien dat de wettelijke vertegenwoordiging in rechte door één ouder is verboden.
2.10.5. Een onrechtstreekse verwijzing naar het bepaalde in artikel 66/1 van wat de verwerende partij de Code van huwelijk en familie noemt, volstaat niet. Ook deze bepaling bevat geen uitsluiting van het mogelijke vertegenwoordigen door één ouder.
De vrije vertaling van artikel 66/1 van de Code van de republiek Wit-Rusland betreffende het huwelijk en familie van 9 juli 1999 (Nr. 278-W) luidt als volgt:
“Bescherming van de rechten en legitieme belangen van kinderen
In geval van falen of onbehoorlijke uitvoering door ouders, voogden en trustees van hun plichten voor de opvoeding en het onderhoud van kinderen, of misbruik van hun rechten, of een negatieve invloed op het gedrag van kinderen, of wrede behandeling van hen, hebben kinderen het recht om de bescherming van hun rechten en legitieme belangen aan te vragen bij commissies voor minderjarigenzaken, tutorschaps- en voogdijorganen, het kantoor van de procureur en bij het bereiken van de leeftijd van veertien jaar - bij de rechtbank.
Ouders, voogden en trustees hebben het recht om zich tot de rechter te wenden met een vordering tot bescherming van de rechten en legitieme belangen van minderjarige kinderen tegen een natuurlijke of rechtspersoon die hun rechten en legitieme belangen heeft geschonden.” (xxxxx://xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/?xxxxxxxXX0000000).
In dit geval zijn geen gegevens voorhanden dat de ouders falen of onbehoorlijke uitvoering geven aan hun plichten voor de opvoeding en het onderhoud van kinderen, of misbruik van hun rechten maken, of een negatieve invloed op het gedrag van kinderen, of wrede behandeling begaan. Ter herinnering heeft de vader van de kinderen toestemming verleend aan de kinderen om naar België te reizen. Ook in dit artikel ontbreekt de vereiste van een gezamenlijk optreden.
Artikel 76 van ditzelfde wetboek bepaalt:
“Gelijkheid van rechten en plichten van beide ouders
Xxxxx en moeder hebben gelijke rechten en plichten ten opzichte van hun kinderen.
Ouders genieten gelijke rechten en dragen gelijke verantwoordelijkheden ten opzichte van hun kinderen en in geval van ontbinding van het huwelijk tussen hen, tenzij anders bepaald in de Overeenkomst inzake kinderen.
In het geval van vaststelling van het vaderschap door middel van een gerechtelijke procedure, verwerft de vader rechten en verplichtingen vanaf het moment dat de rechterlijke beslissing in werking treedt, met uitzondering van de onderhoudsverplichting, die kan worden opgelegd vanaf het moment van indiening van een vordering tot vaststelling van het vaderschap.
Als de ouders van het kind niet met elkaar getrouwd zijn, kan de rechtbank het gezag over het kind aan een van hen toevertrouwen, waardoor de rechten en plichten van de ander met betrekking tot het kind worden beperkt.”
Ook uit dit artikel kan niet afgeleid worden dat telkens beide ouders moeten optreden om in rechte de kinderen te vertegenwoordigen. Nergens blijkt uit het administratief dossier dat het huwelijk al is ontbonden en gelijkheid van rechten en gelijke verantwoordelijkheid voor kinderen brengt geen verbod van een vertegenwoordiger door één ouder met zich mee.
De verwijzing naar artikel 189 van hetzelfde wetboek is evenmin dienstig. Deze bepaling luidt in vrije vertaling:
“Recht op verdediging
Elk kind heeft recht op bescherming van zijn of haar persoonlijkheid, eer en waardigheid tegen alle vormen van uitbuiting en geweld: economisch, seksueel, politiek, spiritueel, moreel, fysiek en psychologisch.
Een kind heeft het recht om de bescherming van zijn rechten en legitieme belangen aan te vragen bij commissies voor minderjarigenzaken, tutorschaps- en voogdijautoriteiten, het kantoor van de procureur en vanaf de leeftijd van veertien jaar bij de rechtbank, evenals om de rechten en legitieme belangen te beschermen via zijn wettelijke vertegenwoordigers.”
Ook hier ontbreekt een aanwijzing dat de rechten en de legitieme belangen van de kinderen alleen door beide wettelijke vertegenwoordigers kunnen beschermd worden. Het artikel handelt bovendien over mogelijk andere vertegenwoordigers dan de ouders.
2.11. Wel kan de verwerende partij gevolgd worden in haar stelling dat de bijgebrachte brief van een Wit-Russische advocate geen soelaas biedt omwille van het gesolliciteerd karakter, temeer het niet vergezeld is door rechtspraak van het Wit-Russische rechtssysteem die deze uitleg van de Wit- Russische advocaat objectief had kunnen ondersteunen. Uit de afwezigheid ervan kan evenwel niet het bestaan van een verplicht gezamenlijk optreden van beide ouders worden afgeleid.
2.12. Uit het ontbreken van een overeenkomst met de vader van de kinderen of uit het ontbreken van een bewijs van het ontzetten van het ouderlijk gezag van de vader van de kinderen kan niets afgeleid worden. De verzoekende partij kan bovendien geen negatief bewijs leveren.
Wel is het juist dat de gegeven toestemming van de vader aan diens kinderen om te reizen naar hun grootmoeder in België niets meldt over de vertegenwoordiging in rechte.
2.13. Verder volgt de Raad de stelling van de verwerende partij dat het door de verzoekende partij geciteerde artikel 184 van het Wit-Russische wetboek Burgerlijke Rechtsvordering enkel handelt over het geven van verklaringen en niet over het optreden van ouders in rechte als wettelijke vertegenwoordigers.
Dit artikel handelt slechts over “verklaringen” wat niet hetzelfde is dan in rechte op te treden als wettelijke vertegenwoordiger.
2.14. Ook artikel 59 van dit wetboek voorziet niet in een verplichte gezamenlijk optreden van beide ouders. Dit artikel stelt (vrij vertaald):
“De mogelijkheid om zijn rechten uit te oefenen door middel van iemands acties, om taken uit te voeren voor de rechtbank, om het verloop van de zaak toe te vertrouwen aan een vertegenwoordiger (burgerlijke procesbevoegdheid) behoort volledig toe aan burgers die meerderjarig zijn geworden,
minderjarigen - in gevallen waarin dit wetboek en andere wetgeving voorzien, rechtspersonen met civielrechtelijke procesbevoegdheid (deel één van artikel 58 van dit wetboek).
De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen tussen de veertien en achttien jaar, evenals burgers die worden erkend als burgers met beperkte rechtsbevoegdheid, worden in de rechtbank beschermd door hun ouders, adoptieouders of voogden. De rechter is verplicht om in dergelijke gevallen minderjarigen of burgers te betrekken die als handelingsbekwaam worden erkend, behalve in gevallen waarin de betrokkenheid van een minderjarige bij de zaak in strijd is met zijn belangen.
Minderjarigen die de leeftijd van veertien jaar hebben bereikt, hebben het recht om persoonlijk bij de rechtbank een verzoek in te dienen voor de bescherming van hun rechten en wettelijk beschermde belangen en om op elk moment gebruik te maken van de bijstand van advocaten en hun andere vertegenwoordigers in de rechtbank zonder toestemming van hun ouders, adoptieouders of voogden. De kwestie van het betrekken van ouders, adoptieouders of voogden van minderjarigen in dergelijke gevallen om hen bij te staan, wordt door de rechtbank beslist.
De rechten en wettelijk beschermde belangen van minderjarigen jonger dan veertien jaar, evenals burgers die als wilsonbekwaam worden erkend, worden in de rechtbank beschermd door hun wettelijke vertegenwoordigers - ouders, adoptieouders of voogden.”
Uit de correct weergegeven citaten waarvan de verzoekende partij gebruik maakt in haar aanvullende nota, kan niet afgeleid worden dat in casu een gezamenlijk optreden van beide ouders vereist is.
2.15. Mede gelet op het hoger belang van de kinderen dat een mogelijk optreden in rechte vereist, wordt de exceptie van de verwerende partij verworpen. Het beroep is ontvankelijk ingesteld.
3. Onderzoek van het beroep
3.1. In een wetsconforme synthesememorie voert de verzoekende partij het volgende aan in haar eerste middel:
“Eerste middel: schending van de wet van 29 juli 1991 betreffende de formele en materiële motivering van bestuurshandelingen
1. De beslissing tot weigering van het visum werd genomen door de gemachtigde van de staatssecretaris. Deze dient als administratieve overheid zijn beslissingen te motiveren teneinde willekeur te vermijden.
Met de wet van 29 juli 1991 werd een algemene verplichting voor elke administratieve overheid ingevoerd om in de bestuurshandeling zelf de beslissing te laten voorafgaan door de juridische en feitelijke gegevens waarop de beslissing is gebaseerd. Elke beslissing dient immers op formele wijze gemotiveerd te worden. Dit is een uitvloeisel van het fundamentele recht op informatie van elke burger, die in de mogelijkheid moet gesteld worden om kennis te nemen van de motieven van de beslissing.
Aan de motiveringsplicht is voldaan wanneer de beslissing duidelijk de redenen vermeldt waarop de beslissende overheid haar beslissing steunt en waaruit blijkt dat zij is uitgegaan van gegevens die in rechte en in feite juist zijn, dat zij die correct heeft beoordeeld en dat zij op grond daarvan in redelijkheid tot haar besluit is gekomen.
Ingevolge de formele motiveringsplicht dient elke administratieve overheid in haar beslissing te verwijzen naar:
1) de concrete feiten die aan de grondslag liggen van de beslissing
2) de toepasselijke rechtsregels
3) hoe en waarom juridische regels uitgaande van voormelde feiten tot dergelijke beslissing leiden.
2. De motivering van beide bestreden beslissingen is identiek en luidt als volgt: “Motivatie
Wettelijke referenties:
Het visum wordt geweigerd op basis van artikel 32 van verordening (EG) nr/ 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke code
* (2) Het doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond
In de context van de huidige Covid-19 problematiek en de daarbij horende reisbeperkingen, wordt het visum geweigerd aangezien het niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën met betrekking tot essentiële reizen. ”
Dergelijke motivering kan absoluut niet worden gevolgd.
Zoals blijkt uit het administratief dossier heeft concludente alle duidelijkheid geboden over het doel van de reis naar België.
Dit is zonder enige twijfel ook de reden waarom de visumaanvraag van concludente werd goedgekeurd.
Aangezien de visumaanvraag van concludente werd goedgekeurd, is het de logica zelve dat ook de visumaanvragen voor haar beide minderjarige kinderen hadden moeten worden goedgekeurd.
Concludente heeft één visumaanvraag ingediend voor haar en haar beide kinderen.
De redenen voor de visumaanvraag voor haarzelf en haar kinderen waren uiteraard identiek.
Het houdt dan ook geen steek om het visum voor concludente toe te kennen (wat impliceert dat de redenen voor de visumaanvraag voldoende waren gestaafd) om vervolgens het visum voor haar kinderen te weigeren onder het voorwendsel dat het doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zouden zijn aangetoond. Minstens had moeten worden verduidelijkt waarom het visum voor concludente wel en het visum voor haar kinderen niet kon worden toegekend.
Overigens is het niet enkel concludente die de nodige bijstand aan haar moeder kan verlenen. Ook de aanwezigheid en het contact met haar kleinkinderen biedt aan de moeder van concludente, met name mevrouw N. Y., de nodige mentale ondersteuning in deze voor haar thans zeer moeilijke periode. Voor het welzijn van haar moeder is het daarom zeer belangrijk dat concludente samen met haar kinderen naar België kan reizen.
3. Concludente vermoedt dat de werkelijke reden voor de weigering elders moet worden gezocht. Via de telefonische contacten met de visumcentrale in Moskou (die de administratieve behandeling van de visumaanvragen verwerkt) heeft concludente vernomen dat het visum voor haar kinderen zou zijn geweigerd uit vrees dat zij anders niet naar Wit-Rusland zou terugkeren.
In casu is er evenwel helemaal geen sprake van vestigingsgevaar.
Eerst en vooral kan worden verwezen naar het feit dat concludente al heel vaak met haar kinderen naar België is gereisd (zie ook hoger).
Ten tweede is concludente volledig gesetteld in Minsk. Zij heeft aldaar recent een appartement aangekocht en haar beide kinderen lopen er school.
Hoe dan ook, indien de weigering is gesteund op een vermoeden van vestigingsgevaar, dan hadden de beslissingen anders dienen te worden gemotiveerd. In voorkomend geval had moeten worden verwezen naar artikel 31 1.b) van de Visumcode (“indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum”).
4. Op grond van bovenstaande elementen is het dan ook vaststaand dat de beslissingen niet op afdoende wijze werden gemotiveerd.
Dat het middel bijgevolg ernstig is.”
3.2. De formele motiveringsplicht, zoals voorzien in de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 (en overigens ook in artikel 62, § 2, van de Vreemdelingenwet), verplicht de administratieve overheid ertoe in de akte de juridische en feitelijke overwegingen op te nemen die aan de bestreden beslissing ten gronde liggen en dit op afdoende wijze. Het afdoende karakter van de motivering betekent dat de motivering pertinent moet zijn, dit wil zeggen dat ze duidelijk met de beslissing te maken moet hebben,
en dat ze draagkrachtig moet zijn, met name dat de aangehaalde redenen moeten volstaan om de beslissing te dragen.
De belangrijkste bestaansreden van deze uitdrukkelijk motiveringsplicht bestaat erin dat de betrokkene in de hem aanbelangende beslissing zelf de motieven moet kunnen aantreffen op grond waarvan ze werd genomen, derwijze dat blijkt, of minstens kan worden nagegaan, of de overheid is uitgegaan van de juiste feitelijke gegevens, of zij die correct heeft beoordeeld en of zij op grond daarvan binnen de perken van de redelijkheid tot haar beslissing is gekomen, opdat de betrokkene met kennis van zaken zou kunnen uitmaken of het aangewezen is de beslissing met een annulatieberoep te bestrijden (cf. RvS 30 oktober 2014, nr. 228.963; RvS 17 december 2014, nr. 229.582).
De bestreden beslissing moet duidelijk de determinerende motieven, in rechte en in feite, aangeven op grond waarvan deze genomen is. In casu is hieraan niet voldaan.
Zo verwijst de bestreden beslissing uitdrukkelijk naar artikel 32 van de verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke code (hierna: de Visumcode).
De bestreden beslissing geeft als feitelijke weerslag weer:
“* (2) Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond.
In de context van de huidige COVID-19 problematiek en de daarbij horende reisbeperkingen, wordt het visum geweigerd aangezien het niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën met betrekking tot essentiële reizen.”
Deze motivering is niet afdoende. De bestreden beslissing preciseert niet welke rechtsgrond deze feitelijke bewering heeft en laat na aan te duiden op basis van welke bepaling de kinderen die de verzoekende partij vertegenwoordigt niet behoren tot de uitzonderingsgronden over de beperkingen die vallen onder de uitzondering van de essentiële reizen. Zij duidt niet aan welke wetgeving, waaronder de koninklijk besluiten en/of ministeriële besluiten, van toepassing is op haar loutere stelling.
De loutere verwijzing naar artikel 32 van de Visumcode volstaat in dit geval niet temeer dat aan de moeder van de kinderen (verzoekende partij in eigen naam) wel een visum werd toegekend.
De bestreden beslissing is genomen met toepassing van artikel 32 van de Visumcode, dat in zijn eerste lid luidt als volgt:
“1. Onverminderd artikel 25, lid 1, wordt een visum geweigerd:
a) indien de aanvrager:
i) een vals, nagemaakt of vervalst reisdocument heeft overgelegd;
ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;
iii) niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken, zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen;
iv) in de lopende periode van zes maanden reeds drie maanden op het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven op grond van een eenvormig visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid;
v) ter fine van weigering van toegang in het SIS gesignaleerd staat;
vi) wordt beschouwd als een bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, lid 19, van de Schengengrenscode, of de internationale betrekkingen van één van de lidstaten, en met name of hij om dezelfde redenen met het oog op weigering van toegang gesignaleerd staat in de nationale databanken van de lidstaten;
vii) in voorkomend geval, niet heeft aangetoond te beschikken over een toereikende en geldige medische reisverzekering,
of (…)”
De bestreden beslissing steunt op één weigeringsgrond die luidt dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. In dit verband wordt toegelicht dat door de reisbeperkingen ingevolge COVID-19 de aangereikte omstandigheden niet vallen onder één van de
uitzonderingscategorieën met betrekking tot essentiële reizen. Waarom en welke uitzondering wordt noch feitelijk, noch in rechte weergegeven.
Niet-essentiële reizen naar België zijn verboden voor personen die volgens bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen in en de mogelijke opheffing van die beperking. De lijst van landen die figureren in deze bijlage I wordt om de twee weken bijgewerkt. Wit-Rusland figureert op heden nog niet op deze lijst en de inwoners ervan kunnen derhalve nog geen niet-essentiële reis naar België ondernemen.
In dit verband kan de Raad verwijzen naar het ministerieel besluit van 26 januari 2021 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 28 oktober 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken (hierna: M.B.).
Artikel 7 van voormeld M.B. bepaalt:
“§ 1. Niet-essentiële reizen naar het buitenland zijn verboden voor personen die hun hoofdverblijfplaats hebben in België. Niet-essentiële reizen naar België zijn verboden voor personen die hun hoofdverblijfplaats hebben in het buitenland.
(…)
§ 2. In afwijking van de eerste paragraaf, worden de reizen zoals bepaald in bijlage 3 van dit besluit als essentieel beschouwd voor de reizigers die vanuit een derde land naar België reizen, voor zover ze niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en ze hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking.”
In dit verband wijst de Raad op de bijlage 3, gevoegd aan het M.B. houdende de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken:
“Lijst van essentiële reizen vanuit een derde land naar België toepasselijk op reizigers die niet beschikken over de nationaliteit van een land van de Europese Unie of van de Schengenzone, en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een derde land dat niet is opgenomen in bijlage I bij de Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking. Voor de toepassing van artikel 21, § 2 van dit besluit worden de volgende reizen als essentieel beschouwd:
1° de professionele reizen van gezondheidswerkers, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;
2° de professionele reizen van grensarbeiders;
3° de professionele reizen van seizoenarbeiders in de land- en tuinbouw; 4° de professionele reizen van vervoerspersoneel;
5° de reizen van diplomaten, personeel van internationale organisaties en instellingen en door internationale organisaties en instellingen uitgenodigde personen van wie fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties en instellingen, professionele reizen van militair personeel, van ordediensten, van de douane, van de inlichtingendiensten en magistraten, en van humanitaire hulpverleners en personeel van de civiele bescherming, bij het uitoefenen van hun functie; 6° doorreizen buiten de Schengenzone en de Europese Unie;
7° de reizen om dwingende gezinsredenen, namelijk:
- de reizen die gerechtvaardigd zijn door gezinshereniging in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
- de bezoeken aan een echtgenoot of partner, die niet onder hetzelfde dak woont, voor zover een aannemelijk bewijs geleverd kan worden van een stabiele en duurzaam onderhouden relatie;
- de reizen in het kader van co-ouderschap (met inbegrip van een behandeling in het kader van medisch begeleide voortplanting);
- de reizen in het kader van begrafenissen of crematies van verwanten in eerste en tweede graad;
- de reizen in het kader van burgerlijke of religieuze huwelijken van verwanten in eerste en tweede graad;
8° de professionele reizen van zeevarenden;
9° de reizen om humanitaire reden (met inbegrip van de reizen om dwingende medische redenen of de verderzetting van een dringende medische behandeling alsook om bijstand of zorg te verlenen aan een oudere, minderjarige, gehandicapte of kwetsbare persoon);
10° de reizen die studiegerelateerd zijn, met inbegrip van de reizen van leerlingen, studenten en stagiairs, die in het kader van hun studies een vorming volgen en onderzoekers met een gastovereenkomst;
11° de reizen van gekwalificeerde personen, als hun werk vanuit economisch standpunt noodzakelijk is en niet kan worden uitgesteld; met inbegrip van de reizen van beroepssporters met een topsportstatuut en professionelen uit de cultuursector, wanneer ze beschikken over een gecombineerde vergunning, en journalisten, bij het uitoefenen van hun professionele activiteit. De reizen van de personen die een activiteit in loondienst komen uitoefenen in België, met inbegrip van jonge au pairs, ongeacht de duur van deze activiteit, op voorwaarde dat ze daartoe gemachtigd zijn door het bevoegde Gewest (arbeidsvergunning of bewijs dat de voorwaarden voor een vrijstelling vervuld zijn). De reizen van de personen die een zelfstandige activiteit komen uitoefenen in België, ongeacht de duur van deze activiteit, op voorwaarde dat ze daartoe gemachtigd zijn door het bevoegde gewest (geldige beroepskaart of bewijs dat de voorwaarden voor een vrijstelling vervuld zijn).”
Uit de synthesememorie meent de Raad te kunnen afleiden dat het doel handelt over de zorg en bijstand van de zieke grootmoeder van de kinderen maar de bestreden beslissing laat zich niet in concreto hierover uit.
De verzoekende partij, evenwel in eigen naam en als dusdanig geen partij in dit geschil, houdt voor deze reden te hebben aangehaald, reden die de verwerende partij zou aanvaard hebben door het toekennen van het visum, en meent aldus dat haar reis, ook deze van haar kinderen, als essentieel dient te worden beschouwd.
Het komt de Raad evenwel niet toe te raden of te vermoeden welke toepasselijke wetgeving de verwerende partij bedoelt in haar bestreden beslissing. Evenmin moet de Raad gissen naar de reden waarom aan verzoekende partij in eigen naam een visum kort verblijf wordt toegekend met het oog op het bezoek van haar moeder en waarom aan de kinderen niet.
De formele motiveringsplicht, zoals vervat in deze bepalingen, is geschonden.
3.3. Deze vaststelling leidt tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing. De overige onderdelen van het eerste middel en het tweede middel moeten bijgevolg niet onderzocht worden.
4. Kosten
Gelet op het voorgaande past het de kosten van het beroep ten laste te leggen van de verwerende partij.
OM DIE REDENEN BESLUIT DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN:
Artikel 1
De beslissingen van 26 juli 2021 tot weigering van de afgifte van een visum worden vernietigd.
Artikel 2
De kosten van het beroep, begroot op 372 euro, komen ten laste van de verwerende partij.
Aldus te Brussel uitgesproken in openbare terechtzitting op achtentwintig februari tweeduizend tweeëntwintig door:
mevr. X. XXXXXX, wnd. voorzitter, rechter in vreemdelingenzaken,
dhr. K. VERKIMPEN, griffier.
De griffier, De voorzitter,
K. VERKIMPEN X. XXXXXX