Statuten 2019
Stichting Pensioenfonds Sagittarius
Statuten 2019
Inhoud
Artikel 1 Begripsbepalingen 3
Artikel 2 Naam en zetel 3
Artikel 3 Doel 4
Artikel 4 Werkwijze 4
Artikel 5 Vermogen 4
Artikel 6 Beleggingen van gelden 4
Artikel 7 Vorderingen en bewaring 5
Artikel 8 Bestuur: taak en bevoegdheden 5
Artikel 9 Bestuur: bestuursmodel, samenstelling, voordracht, benoeming, schorsing en ontslag 5
Artikel 10 Bestuur: functies 7
Artikel 11 Bestuur: vertegenwoordiging 7
Artikel 12 Directeur 8
Artikel 13 Bestuursvergaderingen 8
Artikel 14 Verantwoordingsorgaan: benoeming en ontslag 9
Artikel 15 Verantwoordingsorgaan: taak en bevoegdheden 10
Artikel 16 Vergaderingen van het verantwoordingsorgaan 11
Artikel 17 Intern toezicht: visitatiecommissie 12
Artikel 18 Wijziging van de statuten en/of het pensioenreglement 12
Artikel 19 Verslaggeving 12
Artikel 20 Ontbinding en vereffening 13
Artikel 21 Handhaving verbondenheid derden 14
Artikel 22 Onvoorziene gevallen 14
Artikel 23 Klachten- en geschillenprocedure 14
Artikel 24 Inwerkingtreding 14
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. bestuur: het bestuur van het pensioenfonds;
b. bestuurslid A: het bestuurslid dat vertegenwoordiger is namens de werkgever;
c. bestuurslid B: het bestuurslid dat vertegenwoordiger is namens de deelnemers;
d. bestuurslid C: het bestuurslid dat vertegenwoordiger is namens de
pensioengerechtigden;
e. B.V.: de besloten vennootschap Rexel Holding Netherlands B.V., statutair gevestigd te Amsterdam;
x. xxxxxxxxx: de werknemer of gewezen werknemer die op grond van een
pensioenovereenkomst met de werkgever pensioenaanspraken verwerft jegens het pensioenfonds;
g. deelnemersleden: de leden van het verantwoordingsorgaan die vertegenwoordiger zijn namens de deelnemers;
h. directeur: de directeur van het pensioenfonds;
i. gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie geen pensioen
meer wordt verworven en die bij beëindiging van het deelnemerschap een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het pensioenfonds;
j. pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Sagittarius;
k. pensioengerechtigde: de persoon voor wie het pensioen is ingegaan;
l. pensioengerechtigdenleden: de leden van het verantwoordingsorgaan die vertegenwoordiger
zijn namens de pensioengerechtigden;
m. pensioenreglement: één of meer van de pensioenreglementen van het pensioenfonds;
o. toezichthouder: Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche
Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitvoering van het toezicht krachtens de Pensioenwet;
p. uitvoeringsovereenkomst: de overeenkomst tussen werkgever en het pensioenfonds over de
uitvoering van een of meer pensioenovereenkomsten;
q. verantwoordingsorgaan: het medezeggenschapsorgaan dat wordt gevormd door
vertegenwoordigers van deelnemers en pensioengerechtigden;
r. werkgever: Rexel Nederland B.V. en Rexel Holding Netherlands B.V.;
s. werknemer: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is bij
de werkgever.
Artikel 2 Naam en zetel
1. Het pensioenfonds is genaamd: Stichting Pensioenfonds Sagittarius.
2. Het pensioenfonds is gevestigd in Bussum, gemeente Gooise Meren.
Artikel 3 Doel
1. Het pensioenfonds heeft ten doel uitvoering te geven aan de pensioenovereenkomsten die tussen de werkgever en de werknemers zijn gesloten, één en ander op de wijze als omschreven in de uitvoeringsovereenkomst en de pensioenreglementen.
2. Het pensioenreglement mag geen bepalingen inhouden die strijdig zijn met de statuten of de wet.
Artikel 4 Werkwijze
1. Het pensioenfonds is bevoegd haar doel te bereiken door onder meer:
a. het vormen van een vermogen, bestemd om daaruit de pensioenaanspraken en -rechten te voldoen;
b. het overdragen of herverzekeren van de uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico’s door het sluiten van overeenkomsten van overdracht of herverzekering met een verzekeraar.
2. Het pensioenfonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota betreffende het te voeren beleid, waarin de financiële opzet en de grondslagen waarop het rust gemotiveerd zijn omschreven, conform de voorschriften die in de Pensioenwet of daarop gebaseerde regelgeving ten aanzien van genoemde nota worden gesteld.
Artikel 5 Vermogen
1. Het vermogen van het pensioenfonds wordt gevormd door:
a. het bij de oprichting van het pensioenfonds verkregen vermogen;
b. de bijdragen van de werkgever op basis van de tussen hem en het pensioenfonds gesloten uitvoeringsovereenkomst;
c. de eventuele bijdragen van deelnemers verschuldigd ingevolge het pensioenreglement;
d. de inkomsten uit het vermogen van het pensioenfonds;
e. opvorderbare uitkeringen uit hoofde van overeenkomsten van overdracht of herverzekering als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b;
f. hetgeen het pensioenfonds door erfstelling, legaat of schenking of op enige andere wijze verkrijgt;
g. vrijwillige stortingen van de werkgever;
h. andere inkomsten.
2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Artikel 6 Beleggingen van gelden
Belegging van de daartoe beschikbare gelden van het pensioenfonds moet op solide wijze plaatsvinden met inachtneming van daartoe door het bestuur op te stellen richtlijnen, die in overeenstemming zijn met de prudent-person regel.
Artikel 7 Vorderingen en bewaring
1. Vorderingen op de werkgever, zijnde beleggingen van het pensioenfonds, alsmede belegging in aandelen in diens onderneming, zijn niet toegelaten tenzij het pensioenfonds geen directe invloed heeft op het aantal te houden aandelen, doordat primair belegd wordt in een algemeen erkende index waar de aandelen van de werkgever in opgenomen zijn.
2. De bewaring van effecten, eigendomsbewijzen en andere waardepapieren vindt plaats ten name van het pensioenfonds bij een bankinstelling of op een andere door het bestuur veilig geachte wijze. Niet belegde gelden van het pensioenfonds worden gestort op een ten name van het pensioenfonds staande bankrekening.
Artikel 8 Bestuur: taak en bevoegdheden
1. Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds alsmede met het beheer en de beschikking over haar vermogen.
2. Ieder bestuurslid is bevoegd om een deskundige te raadplegen. De kosten verbonden aan het raadplegen van een deskundige en de bijstand door een deskundige ter vergadering als bedoeld in artikel 13, vierde lid, tweede volzin, komen voor rekening van het pensioenfonds tot een nader door het bestuur jaarlijks vast te stellen bedrag.
3. Bij het vervullen van hun taak richten het bestuur en de directeur zich op de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever en zorgt het bestuur ervoor dat zij zich door het bestuur op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
4. Het bestuur voert het beleid van het pensioenfonds uit overeenkomstig de actuariële en bedrijfstechnische nota.
5. Het bestuur is bevoegd zich in de uitoefening van zijn taken te doen bijstaan door een administrateur, een actuaris, een accountant of een andere deskundige. De taken, bevoegdheden en de honorering van de in de vorige zin bedoelde deskundigen worden door het bestuur vastgesteld. Het bestuur kan te allen tijde de in de vorige zin bedoelde deskundigen van hun taken en bevoegdheden ontheffen.
6. Het is bestuursleden verboden datgene waarvan zij uit hoofde van hun functie met betrekking tot het pensioenfonds, de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever kennis hebben gekregen, verder bekend te maken dan hun functie nodig maakt.
Artikel 9 Bestuur: bestuursmodel, samenstelling, voordracht, benoeming, schorsing en ontslag
1. Het pensioenfonds heeft een paritair bestuur.
2. Het bestuur bestaat uit een door het bestuur vast te stellen aantal leden, waarvan het aantal bestuursleden A ten hoogste gelijk is aan het aantal bestuursleden B en bestuursleden C tezamen. Het aantal bestuursleden C is ten hoogste gelijk aan het aantal bestuursleden B.
3. Het bestuur stelt een profielschets op voor leden van het bestuur. Het bestuur kan een kandidaat- bestuurslid afwijzen indien deze niet aan de profielschets voldoet.
4. Bestuursleden A worden op voordracht van de B.V. benoemd door het bestuur.
5. Bestuursleden B worden op voordracht van de deelnemersleden benoemd door het bestuur.
6. Bestuursleden C worden op voordracht van de pensioengerechtigdenleden benoemd door het bestuur.
7. Bestuursleden treden periodiek af volgens een door het bestuur opgesteld rooster, dusdanig dat de zittingsperiode van ieder hunner ten hoogste vier jaren bedraagt. Het aantal volledige zittingsperioden na 1 juli 2014 bedraagt ten hoogste drie.
8. Het bestuur kan een bestuurslid A direct na afloop van diens zittingsperiode benoemen voor een volgende zittingsperiode. Het bestuur neemt het besluit tot herbenoeming na evaluatie door het bestuur, gehoord de B.V. De evaluatie vindt plaats als omschreven in lid 11.
9. Het bestuur kan een bestuurslid B direct na afloop van diens zittingsperiode benoemen voor een volgende zittingsperiode. Het bestuur neemt het besluit tot herbenoeming na evaluatie door het bestuur, gehoord de deelnemersleden. De evaluatie vindt plaats als omschreven in lid 11.
10. Het bestuur kan een bestuurslid C direct na afloop van diens zittingsperiode benoemen voor een volgende zittingsperiode. Het bestuur neemt het besluit tot herbenoeming na evaluatie door het bestuur, gehoord de pensioengerechtigdenleden. De evaluatie vindt plaats als omschreven in lid 11.
11. De evaluatieprocedure vindt plaats in de laatste vergadering binnen de zittingsperiode van het desbetreffende bestuurslid. De procedure houdt in dat in een besloten vergadering zonder aanwezigheid en stemrecht van het desbetreffende bestuurslid wordt beoordeeld of een volgende zittingsperiode van dit bestuurslid gewenst is. Bij deze beoordeling zullen in elk geval in aanmerking worden genomen:
a. beschikbaarheid voor en bijdragen aan vergaderingen;
b. geschiktheid van dit bestuurslid, met inachtneming van de daartoe door de toezichthouder gestelde eisen; en
c. een evenwichtige samenstelling van het bestuur.
Na deze evaluatie vindt met betrekking tot de gewenstheid een stemming plaats, waarvan de uitslag vervolgens met het desbetreffende bestuurslid besproken wordt. Indien naar het oordeel van het bestuur het betreffende bestuurslid onvoldoende functioneert, kan het bestuur de B.V. in het geval een bestuurslid A, de deelnemersleden in het geval van een bestuurslid B, of de pensioengerechtigdenleden in het geval van een bestuurslid C vragen een ander bestuurslid voor te dragen.
12. Het bestuurslidmaatschap eindigt:
a. door overlijden;
b. door vrijwillig aftreden;
c. doordat het bestuurslid failliet wordt verklaard of surseance van xxxxxxxx aanvraagt;
d. door ondercuratelestelling van het bestuurslid;
e. door het niet meer vervullen van de eisen die aan dit lidmaatschap zijn gesteld;
f. door het verstrijken van de benoemingstermijn zonder herbenoeming;
x. door het ontslag in de hoedanigheid van bestuurslid;
h. na ontheffing van de B.V.
Het bestuur ontslaat een bestuurslid om gewichtige redenen, na het horen van het desbetreffende lid en de B.V. in geval van een bestuurslid A, de deelnemersleden in geval van een bestuurslid B, of de pensioengerechtigdenleden in geval van een bestuurslid C. Een besluit tot ontslag kan door het bestuur slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen.
13. In geval van disfunctioneren van een bestuurslid kan het bestuur besluiten tot schorsing van het desbetreffende lid. Een besluit tot schorsing kan, na het horen van het desbetreffende bestuurslid, door het bestuur slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen. Indien niet binnen drie maanden na schorsing van het bestuurslid een besluit van het bestuur volgt, eindigt de schorsing.
14. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures zal zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zes maanden na het ontstaan van een vacature, worden voorzien.
15. Het bestuur meldt elke voorgenomen benoeming van een bestuurslid aan de toezichthouder. De benoeming wordt niet doorgevoerd indien de toezichthouder aan het bestuur bekend maakt dat hij niet met de benoeming instemt.
16. De voornemens, handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de toezichthouder geen aanleiding geven tot het oordeel dat met het oog op de belangen bedoeld in artikel 8, lid 3, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet in de antecedenten, stelt het bestuur de toezichthouder daarvan schriftelijk in kennis, zodra het bestuur van de wijziging kennis neemt.
17. De geschiktheid van de bestuursleden dient naar het oordeel van de toezichthouder voldoende te zijn met het oog op de belangen bedoeld in artikel 8 lid 3. Met het oog daarop stelt het bestuur een geschiktheidsplan op dat voldoet aan de eisen zoals gesteld in de betreffende wet- en regelgeving.
18. Het bestuur zendt de door de wet vereiste stukken inzake de toetsing van de betrouwbaarheid en geschiktheid van beoogde nieuwe bestuursleden zo spoedig mogelijk naar de toezichthouder.
19. De leden 15 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de directeur.
Artikel 10 Bestuur: functies
1. De bestuursleden A wijzen, gehoord de B.V., uit hun midden een voorzitter en een secretaris aan. De voorzitter heeft geen dienstverband met de werkgever.
2. De bestuursleden B en C wijzen uit hun midden een penningmeester aan.
3. Een aanwijzing als in dit artikel genoemd kan te allen tijde worden herroepen.
4. Het bestuur stelt een bezoldiging van de bestuursleden vast. De vaststelling vindt plaats in een besloten vergadering, zonder aanwezigheid en stemrecht van het betrokken bestuurslid, onverminderd het bepaalde in artikel 15 lid 3 sub a.
Artikel 11 Bestuur: vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt het pensioenfonds, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan een bestuurslid A tezamen handelend met een bestuurslid B of C.
Voorts kan het pensioenfonds worden vertegenwoordigd door een bestuurslid gezamenlijk handelend met de directeur, met inachtneming van de grens van zijn bevoegdheden conform het directiereglement.
2. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van registergoederen als bedoeld in artikel 2:291 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan één of meer bestuursleden alsook aan derden om het pensioenfonds binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 12 Directeur
1. De dagelijkse leiding van het pensioenfonds berust bij een door het bestuur te benoemen directeur, welke geen lid is van het bestuur, en een door het bestuur aan te wijzen bestuurslid.
2. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur zijn vastgelegd in het directiereglement.
Artikel 13 Bestuursvergaderingen
1. Vergaderingen van het bestuur worden gehouden zo dikwijls de voorzitter dat nodig acht, echter ten minste éénmaal per kalenderjaar. De voorzitter is tot het bijeenroepen en houden van een vergadering verplicht wanneer hem dat door ten minste de helft van het aantal in functie zijnde bestuursleden wordt verzocht.
2. De vergaderingen worden door of namens de voorzitter bijeengeroepen, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste veertien dagen. Indien de bijeenroeping niet schriftelijk heeft plaatsgevonden, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping heeft plaatsgevonden op een termijn korter dan veertien dagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits de vergadering voltallig is en geen van de bestuursleden zich alsdan tegen besluitvorming verzet.
3. Bestuursvergaderingen worden gehouden ter plaatse te bepalen door de voorzitter.
4. Toegang tot de vergaderingen hebben de bestuursleden, alsmede zij die door ten minste één vierde van de ter vergadering aanwezige bestuursleden worden toegelaten. Xxxxx bestuurslid is bevoegd zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan, mits ten minste één vierde van de bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken. Een bestuurslid kan zich door een bij geschrift door hem daartoe gevolmachtigd medebestuurslid ter vergadering doen vertegenwoordigen. Een bestuurslid kan ten hoogste één medebestuurslid ter vergadering vertegenwoordigen.
5. Alle besluiten waaromtrent bij de statuten niet anders is bepaald, worden door het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Ter bestuursvergadering heeft ieder bestuurslid A het recht op het uitbrengen van evenveel stemmen als er bestuursleden B en C tezamen aanwezig of vertegenwoordigd zijn en omgekeerd, met dien verstande dat ieder bestuurslid recht heeft op het uitbrengen van ten minste één stem.
6. Alle stemmingen vinden als regel mondeling plaats. De voorzitter kan bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming vindt plaats door middel van ongetekende stembriefjes. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden geacht niet te zijn uitgebracht.
7. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter; bij diens afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
8. Van het verhandelde in de vergadering worden door een daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen opgemaakt, die in een volgende vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist worden ondertekend.
9. Het bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle bestuursleden gedurende een redelijke termijn in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij allen schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen deze wijze van besluitvorming te verzetten. Een besluit is alsdan genomen zodra alle bestuursleden zich schriftelijk vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een document opgemaakt dat in de eerstvolgende bestuursvergadering wordt vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering wordt ondertekend. Het aldus vastgestelde document wordt tezamen met de in de eerste zin van dit lid bedoelde stukken bij de notulen gevoegd.
Artikel 14 Verantwoordingsorgaan: benoeming en ontslag
1. Het pensioenfonds heeft een verantwoordingsorgaan. Een bestuurslid kan geen lid zijn van het verantwoordingsorgaan.
2. Het verantwoordingsorgaan benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris.
3. De leden van het verantwoordingsorgaan worden door het verantwoordingsorgaan (her)benoemd uit:
a. de deelnemers; en
b. de pensioengerechtigden;
en wel zodanig dat beide groepen in het verantwoordingsorgaan zoveel mogelijk naar evenredigheid op basis van onderlinge getalsverhoudingen zijn vertegenwoordigd.
4. Leden van het verantwoordingsorgaan worden (her)benoemd voor de tijd van maximaal vier jaar en treden af volgens een door het verantwoordingsorgaan vast te stellen rooster van aftreden. Leden van het verantwoordingsorgaan kunnen voor een volgende zittingsperiode worden herbenoemd met inachtneming van de in lid 7 opgenomen evaluatieprocedure. Herbenoeming is maximaal twee maal mogelijk.
5. De benoeming van de leden van het verantwoordingsorgaan vindt plaats door het verantwoordingsorgaan zelf, met inachtneming van de volgende voorschriften:
a. ten minste vier weken voor het voorzienbaar ontstaan van een vacature, respectievelijk ten hoogste vier weken na het onvoorzienbaar ontstaan van een vacature, stelt het verantwoordingsorgaan een kandidaat voor als beoogd lid van het verantwoordingsorgaan;
b. de deelnemers en de pensioengerechtigden hebben het recht om voor vertegenwoordigers van hun eigen groep één of meer tegenkandidaten voor te dragen en het verantwoordingsorgaan is verplicht zodanige tegenkandidaten in de definitieve voordracht op te nemen. De voordracht dient schriftelijk bij het verantwoordingsorgaan te worden ingediend en aldaar te zijn binnengekomen uiterlijk vier weken na het informeren van de deelnemers dan wel de pensioengerechtigden van de desbetreffende voorlopige voordracht door het verantwoordingsorgaan.
6. In het geval dat na toepassing van het voorgaande lid geen tegenkandidaat in de voordracht behoeft te worden opgenomen, wordt de door het verantwoordingsorgaan voorgedragen kandidaat geacht te zijn benoemd.
Indien evenwel één of meer tegenkandidaten in de voordracht dienen te worden opgenomen, doet het verantwoordingsorgaan daarvan onverwijld schriftelijk opgave aan de deelnemers dan wel pensioengerechtigden, onder mededeling dat zij gerechtigd zijn om binnen vier weken na datum van verzending van de opgave schriftelijk aan het verantwoordingsorgaan hun keuze voor de vertegenwoordiger van hun groep bekend te maken op een gelijktijdig daartoe door het verantwoordingsorgaan beschikbaar te stellen gewaarmerkt biljet, hetwelk zodanig moet zijn ingericht dat bij ontvangst niet kan blijken van wie het afkomstig is.
De kandidaat die meer stemmen op zich heeft verenigd dan enig andere, wordt geacht door het verantwoordingsorgaan te zijn benoemd.
7. De in dit artikel bedoelde evaluatieprocedure vindt plaats in de laatste vergadering van het verantwoordingsorgaan binnen de zittingsperiode van het desbetreffende lid van het verantwoordingsorgaan en houdt in dat in een besloten vergadering, zonder aanwezigheid van het desbetreffende lid, wordt beoordeeld of een volgende zittingsperiode van dit lid gewenst is. Bij deze beoordeling zullen in elk geval in aanmerking worden genomen:
a. beschikbaarheid voor en bijdragen aan vergaderingen;
b. een evenwichtige samenstelling van het verantwoordingsorgaan; en
c. een zekere mate van vertrouwdheid met de pensioenmaterie.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt:
a. door overlijden;
b. door vrijwillig aftreden;
c. doordat het lid failliet wordt verklaard of surseance van betaling aanvraagt;
d. door ondercuratelestelling van het lid;
e. door het niet meer vervullen van de eisen die aan dit lidmaatschap zijn gesteld;
f. door het verstrijken van de benoemingstermijn zonder herbenoeming.
Artikel 15 Verantwoordingsorgaan: taak en bevoegdheden
1. Het verantwoordingsorgaan geeft een oordeel over het handelen van het bestuur aan de hand van het bestuursverslag, de jaarrekening, en andere informatie, waaronder de bevindingen van het intern toezicht, over het door het bestuur gevoerde beleid, alsmede de beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met een reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het jaarverslag opgenomen.
2. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende rechten:
a. het recht op overleg met het intern toezicht;
b. het recht op overleg met het bestuur, waartoe het bestuur ten minste tweemaal per kalenderjaar de aangelegenheden bespreekt waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht;
c. het recht op inlichtingen en gegevens die het verantwoordingsorgaan voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
3. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan het recht advies uit te brengen over:
a. het beleid inzake beloningen;
b. de vorm en inrichting van het intern toezicht;
c. het vaststellen en wijzigen van de interne klachten- en geschillenprocedure;
d. het vaststellen en wijzigen van het communicatiebeleid;
e. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
f. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;
g. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
h. het omzetten van het pensioenfonds in en andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; en
i. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten.
4. Het advies van het verantwoordingsorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het in het derde lid bedoelde door het bestuur te nemen besluit.
5. Bij het vragen van advies wordt aan het verantwoordingsorgaan een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zal hebben.
6. Het bestuur deelt het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee of het een advies niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt medegedeeld waarom van het advies of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken.
Artikel 16 Vergaderingen van het verantwoordingsorgaan
1. Vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden door of namens de voorzitter van het verantwoordingsorgaan bijeengeroepen, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste veertien dagen.
2. Het verantwoordingsorgaan vergadert ten minste twee maal per jaar tezamen met het bestuur. Tijdens deze vergaderingen worden aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
3. Bij afwezigheid van de voorzitter van het verantwoordingsorgaan voorziet het verantwoordingsorgaan zelf in zijn voorzitterschap.
4. Toegang tot de vergaderingen hebben de leden van het verantwoordingsorgaan en, indien het een vergadering als bedoeld in lid 2 van dit artikel betreft, de leden van het bestuur. Voorts hebben toegang tot de vergadering, zij die door ten minste één vierde van de ter vergadering aanwezigen worden toegelaten. Echter, de voorzitter van het verantwoordingsorgaan kan, behoudens vergaderingen als bedoeld in lid 2 van dit artikel, bepalen dat de ter vergadering aanwezige leden van het bestuur zich, al dan niet tijdelijk, uit de vergadering terugtrekken.
5. Van het verhandelde in de vergadering worden notulen gehouden door de secretaris van het verantwoordingsorgaan. De notulen worden in dezelfde of een volgende vergadering van het verantwoordingsorgaan vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de secretaris van het verantwoordingsorgaan ondertekend.
6. Ieder lid van het verantwoordingsorgaan heeft één stem. Alle besluiten van het verantwoordingsorgaan worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Alle stemmingen vinden als regel mondeling plaats. De voorzitter van het verantwoordingsorgaan kan bepalen dat de stemmen schriftelijk, door middel van ongetekende stembriefjes worden uitgebracht.
Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden geacht niet te zijn uitgebracht.
Artikel 17 Intern toezicht: visitatiecommissie
1. Het bestuur heeft als intern toezicht een jaarlijkse visitatie ingesteld door een visitatiecommissie, bestaande uit drie onafhankelijke personen.
2. De leden van de visitatiecommissie worden na een bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan door het bestuur benoemd. Een lid van de visitatiecommissie wordt door het bestuur ontslagen na het horen van het desbetreffende lid en na een bindend advies van het verantwoordingsorgaan. Een lid van de visitatiecommissie is maximaal acht jaar betrokken bij het pensioenfonds.
3. De visitatiecommissie heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De visitatiecommissie is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.
4. De visitatiecommissie legt aan het verantwoordingsorgaan, aan de werkgever en in het jaarverslag verantwoording af over de uitvoering van haar taken.
5. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de visitatiecommissie tijdig alle inlichtingen en gegevens, desgevraagd schriftelijk, die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft.
Artikel 18 Wijziging van de statuten en/of het pensioenreglement
1. Het bestuur is bevoegd om de statuten en/of het pensioenreglement te wijzigen, mits ter vergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Een besluit tot wijziging kan door het bestuur slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen.
2. Indien ter vergadering niet het minimaal vereiste aantal bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd is, wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen – te houden op een termijn van ten minste vier weken na de eerste vergadering – waarin het besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden, mits met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen.
3. De oproeping voor de nieuwe vergadering vindt plaats op een termijn van ten minste veertien dagen. Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden.
Artikel 19 Verslaggeving
1. Het boekjaar valt samen met het kalenderjaar.
2. Jaarlijks worden vóór één juli de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens – die samen een volledig beeld van de financiële toestand van het pensioenfonds geven – over het afgelopen boekjaar vastgesteld door het bestuur.
Uit genoemde stukken dient ten genoegen van de toezichthouder te blijken dat wordt voldaan aan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde en dat de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. De verslagstaten worden jaarlijks vóór één juli aan de toezichthouder overlegd.
3. De jaarrekening als bedoeld in het vorige lid moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door een accountant als bedoeld in artikel 393 eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
4. Het samenstellen en het overleggen van de in lid 2 van dit artikel bedoelde bescheiden dient plaats te vinden met inachtneming van de terzake door de toezichthouder gegeven aanwijzingen.
Artikel 20 Ontbinding en vereffening
1. Het bestuur is bevoegd het pensioenfonds te ontbinden.
Een besluit tot ontbinding kan door het bestuur slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een bijzondere daartoe uitgeschreven bestuursvergadering waarin alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Bij het verzoek om goedkeuring wordt door het bestuur een liquidatieplan overlegd.
2. Indien ter vergadering niet alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen – te houden op een termijn van ten minste vier weken na de eerste vergadering – waarin het besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden, mits met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen.
De oproeping voor de nieuwe vergadering vindt plaats op een termijn van ten minste veertien dagen. Bij de oproeping tot de nieuwe vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden.
3. Na de ontbinding vindt de vereffening van het vermogen van het pensioenfonds plaats door het bestuur. Tijdens de vereffening zullen ten laste van de middelen van het pensioenfonds geen andere verplichtingen kunnen worden aangegaan dan die welke met de vereffening verband houden. Het bestuur is verplicht gedurende de vereffening het pensioenreglement toe te passen.
De bepalingen van de statuten ten aanzien van de bevoegdheden van het bestuur en de besluitvorming door het bestuur blijven gedurende de tijd dat het pensioenfonds in liquidatie verkeert, voor zover van toepassing, van kracht.
4. De reeds opgebouwde pensioenaanspraken of -rechten zullen door het pensioenfonds worden overgedragen aan een pensioenuitvoerder in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet. De ontbinding kan geen verder nadeel aan die pensioenaanspraken of -rechten toebrengen dan uit deze overdracht mocht voortvloeien.
Alle belanghebbenden zullen in het bezit worden gesteld van een bewijsstuk van hun pensioenaanspraken of -rechten, waaruit tevens zal blijken jegens welke instantie zij deze pensioenaanspraken of -rechten geldend kunnen maken.
5. Indien de polissen voortvloeiende uit verzekeringen als bedoeld in lid 4 van dit artikel aan de belanghebbenden, dan wel aan enige werkgever worden overgedragen zal door het bestuur worden zorg gedragen dat door de desbetreffende verzekeraar op de polissen wordt aangetekend dat ten aanzien van de daarin belichaamde pensioenaanspraken of -rechten de voorschriften van de Pensioenwet van kracht blijven.
6. Indien de vereffening een overschot laat, komt dit ten goede aan de uitkeringen van pensioenen voor de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, met inachtneming van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van het ontbonden pensioenfonds gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon.
8. Op de vereffening zijn voor het overige de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Artikel 21 Handhaving verbondenheid derden
Uitsluitend op verzoek van de B.V. kunnen werknemers van een onderneming die niet meer met haar gelieerd, geaffilieerd of geassocieerd is als deelnemers aan het pensioenfonds verbonden blijven, hetgeen zal plaatsvinden op basis van een tussen het bestuur en die onderneming te sluiten overeenkomst, waarvan de voorwaarden voor de betrokken onderneming niet gunstiger zullen zijn dan het pensioenreglement toestaat.
Artikel 22 Onvoorziene gevallen
In een incidenteel geval van niet algemene aard zijnde waarin niet door de statuten en/of het pensioenreglement mocht zijn voorzien, handelt en beslist het bestuur naar de eisen van redelijkheid en billijkheid en voorts zoveel mogelijk naar de geest van de bepalingen van de statuten en/of het pensioenreglement.
Artikel 23 Klachten- en geschillenprocedure
Het pensioenfonds kent een klachten- en geschillenprocedure.
Artikel 24 Inwerkingtreding
De statuten zijn op zesentwintig september tweeduizendnegentien (26 september 2019) gewijzigd en vervangen per deze datum de voorgaande statuten (30 juni 2014).