Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex)...
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►B OVEREENKOMST BETREFFENDE EEN GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE
(PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2)
Gewijzigd bij:
Publicatieblad
nr. blz. datum
Besluit nr. 1/89 van de Gemengde Commissie EEG-EVA „Gemeenschappelijk douanevervoer” van 3 mei 1989 | ||||
►M6 | Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de wijziging van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, het Koninkrijk Zweden en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer | L 25 | 27 | 2.2.1993 |
►M15 | Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat houdende wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer | L 91 | 14 | 5.4.1997 |
Besluit nr. 2/97 van de Gemengde Commissie EG-EVA „Gemeenschappelijk douanevervoer” van 23 juli 1997 | ||||
Besluit nr. 3/97 van de Gemengde Commissie EG-EVA „Gemeenschappelijk douanevervoer” van 23 juli 1997 | ||||
Besluit nr. 2/99 van de Gemengde Commissie EG-EVA Gemeenschappelijk douanevervoer van 30 maart 1999 | ||||
Gerectificeerd bij:
►C1 Rectificatie PB L 13 van 16.1.2002, blz. 36 (1/2000)
►C2 Rectificatie PB L 45 van 19.2.2015, blz. 22 (1/2008)
OVEREENKOMST BETREFFENDE EEN GEMEENSCHAPPE- LIJKE REGELING INZAKE DOUANEVERVOER
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE REPUBLIEK FINLAND, DE REPU- BLIEK IJSLAND, HET KONINKRIJK NOORWEGEN, HET KONINKRIJK ZWEDEN, DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,
hierna „de EVA-landen” genoemd, en
DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,
hierna „de Gemeenschap” genoemd,
GELET OP de vrijhandelsovereenkomsten tussen de Gemeenschap en ieder van de EVA-landen,
GELET OP de gemeenschappelijke verklaring waarin wordt opgeroepen tot de oprichting van een Europese economische ruimte, die op 9 april 1984 te Luxem- burg door de ministers van de EVA-landen en van de Lid-Staten van de Ge- meenschap en de Commissie van de Europese Gemeenschappen werd aange- nomen, en met name wat de vereenvoudiging van de grensformaliteiten en de regels van oorsprong betreft,
GEZIEN de overeenkomst betreffende de vereenvoudiging van de formaliteiten in het handelsverkeer die tussen de EVA-landen en de Gemeenschap is gesloten, waarbij in dit handelsverkeer een enig administratief document wordt ingevoerd,
OVERWEGENDE dat het gebruik van dit enig document in het kader van een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer voor het vervoer van goede- ren tussen de Gemeenschap en de EVA-landen en tussen de EVA-landen onder- ling tot vereenvoudigingen leidt;
OVERWEGENDE dat de meest passende wijze om deze doelstelling te bereiken erin bestaat de regeling inzake douanevervoer die momenteel bij het vervoer van goederen binnen de Gemeenschap evenals tussen de Gemeenschap en Oostenrijk en Zwitserland en tussen Oostenrijk en Zwitserland onderling van toepassing is, uit te breiden tot de EVA-landen welke deze regeling nog niet toepassen;
OVERWEGENDE dat eveneens rekening wordt gehouden met de Noordse re- geling voor douanevervoer welke tussen Finland, Noorwegen en Zweden van toepassing is,
HEBBEN BESLOTEN de hierna volgende Overeenkomst te sluiten:
Algemene bepalingen
Artikel 1
1. In deze Overeenkomst zijn bepalingen neergelegd voor het vervoer van goederen in doorvoer tussen de Gemeenschap en de EVA-landen evenals ►M38 tussen de landen die deelnemen aan het gemeenschap- pelijk douanevervoer onderling ◄, met inbegrip van, in voorkomend geval, goederen die worden overgeladen, doorgezonden of opgeslagen in een douane-entrepot, in de vorm van een gemeenschappelijke rege- ling inzake douanevervoer voor goederen van om het even welke aard en oorsprong.
2. Onverminderd het bepaalde in deze Overeenkomst, en in het bij- zonder het bepaalde inzake zekerheidstelling, wordt het goederenverkeer binnen de Gemeenschap geacht te zijn geplaatst onder de regeling
►M38 Uniedouanevervoer ◄.
3. Onder voorbehoud van de artikelen 7 tot en met 12 is de gemeen- schappelijke regeling inzake douanevervoer in de Aanhangsels I en II neergelegd.
4. De aangiften en documenten voor douanevervoer voor de toepas- sing van de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer beant- woorden aan en worden opgesteld overeenkomstig het bepaalde in Aan- hangsel III.
▼M6
Artikel 2
1. De gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer wordt hierna, al naar gelang van het geval, T1-regeling of T2-regeling genoemd.
2. De Tl-regeling kan worden gebruikt voor alle goederen die over- eenkomstig artikel 1, lid 1, worden vervoerd.
3. De T2-regeling is van toepassing op goederen die overeenkomstig artikel 1, lid 1, worden vervoerd:
▼M38
a) in de Gemeenschap:
uitsluitend wanneer het Uniegoederen betreft. Onder „Uniegoederen” worden verstaan goederen behorende tot een van de volgende cate- gorieën:
— goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap zonder toevoeging van goederen die zijn inge- voerd uit landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap;
— goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht uit landen of gebieden buiten dat gebied en die in het vrije verkeer zijn gebracht;
— goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn ver- kregen of geproduceerd, hetzij uitsluitend uit goederen als be- doeld in het tweede streepje, hetzij uit goederen als bedoeld in het eerste en het tweede streepje.
▼M6
Onverminderd de onderhavige Overeenkomst of andere door de Gemeenschap gesloten overeenkomsten, worden ook als niet-
►M38 Uniegoederen ◄ beschouwd goederen die, hoewel zij voldoen aan de in een van de drie voorgaande streepjes gestelde voorwaarden, opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht na uit dit gebied te zijn uitgevoerd;
▼M38
b) in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer:
uitsluitend wanneer de goederen in dit land zijn aangekomen met toepassing van de T2-regeling en worden doorgezonden onder de bijzondere voorwaarden bedoeld in artikel 9.
▼M6
4. De bijzondere voorwaarden welke in deze Overeenkomst zijn vast- gesteld ten aanzien van de plaatsing van goederen onder de T2-regeling zijn eveneens van toepassing op de afgifte van de documenten ten bewijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄; goederen die onder geleide van een document van dit type worden vervoerd, krijgen dezelfde behandeling als goederen welke met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, met dit verschil dat dergelijke goede- ren niet noodzakelijk vergezeld dienen te gaan van het document ten bewijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄.
▼M11
Artikel 3
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:
▼M38
a) „douanevervoer”: een douaneregeling voor het vervoer van goederen onder douanetoezicht van één land naar hetzelfde of een ander land, waarbij ten minste één grens wordt overschreden;
b) „land”: elk land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk dou- anevervoer, elke lidstaat van de Gemeenschap of elke andere staat die tot deze overeenkomst is toegetreden;
▼M11
c) „derde land”: elke Staat die geen partij bij deze Overeenkomst is ;
▼M38
d) „land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer”: elk ander land dan een lidstaat van de Gemeenschap dat partij is bij deze overeenkomst.
▼M11
3. Bij de toepassing van de in deze Overeenkomst neergelegde be- palingen ten aanzien van de T1- en de T2-regeling hebben ►M38 de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer ◄ en de Gemeenschap en haar Lid-Staten dezelfde rechten en verplichtingen.
▼M6
Artikel 4
1. Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing van enige andere internationale overeenkomst die een regeling inzake dou- anevervoer behelst, onder voorbehoud van de beperkingen welke aan deze toepassing worden opgelegd met betrekking tot het vervoer van goederen van een plaats in de Gemeenschap naar een andere plaats in de Gemeenschap en van de beperkingen op de afgifte van documenten ten bewijze van het communautaire karakter van de goederen.
2. Deze Overeenkomst doet evenmin afbreuk aan:
a) goederenbewegingen in het kader van een regeling voor tijdelijke invoer, en
b) overeenkomsten betreffende grensverkeer.
▼B
Artikel 5
Bij gebreke van een overeenkomst tussen de Overeenkomstsluitende Partijen en een derde land op grond waarvan goederen die tussen de Overeenkomstsluitende Partijen worden vervoerd, door dat land mogen worden doorgevoerd onder de T1- of T2-regeling, is een dergelijke regeling slechts van toepassing op het vervoer dat plaatsvindt door het betrokken derde land, indien de doorvoer door dat land geschiedt onder dekking van op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij afgegeven enig transportdocument en de werking van die regeling op het grondgebied van het derde land wordt opgeschort.
▼M6
Artikel 6
Mits de toepassing van alle maatregelen waaraan de goederen zijn onder- worpen verzekerd is, kunnen de landen in het kader van de Tl- of T2- regeling door middel van bilaterale of multilaterale regelingen overeenkom- stig zo nodig in ►M21 aanhangsel I ◄ nader vast te stellen criteria ver- eenvoudigde procedures voor bepaalde goederenbewegingen of bepaalde ondernemingen vaststellen. Deze regelingen worden de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de andere landen ter kennis gebracht.
▼B
▼M6
Tenuitvoerlegging van de regeling inzake douanevervoer
Artikel 7
▼M38
1. Behoudens eventuele bijzondere bepalingen van deze Overeen- komst zijn de bevoegde douanekantoren van de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer gerechtigd de functies van douanekantoor van vertrek, douanekantoor van doorgang, douanekan- toor van bestemming en douanekantoor van zekerheidstelling te vervullen.
2. De bevoegde douanekantoren van de lidstaten van de Gemeen- schap zijn gerechtigd documenten T 1 of T 2 af te geven voor dou- anevervoer naar een in een EVA-land gevestigd kantoor van bestem- ming. Behoudens eventuele bijzondere bepalingen van deze Overeen- komst zijn zij eveneens gerechtigd documenten T 2 L af te geven voor goederen welke naar een EVA-land worden verzonden.
3. Wanneer een aantal zendingen wordt gegroepeerd en op één enkel vervoermiddel in de zin van artikel 16, lid 2, van Aanhangsel I wordt geladen en vervolgens als groepagezending door eenzelfde aangever, in het kader van één enkel T 1- of T 2-vervoer, van eenzelfde kantoor van vertrek naar eenzelfde kantoor van bestemming wordt verzonden en aldaar aan eenzelfde geadresseerde wordt geleverd, kan een Overeen- komstsluitende Partij eisen dat deze zendingen, behalve in uitzonder- lijke, naar behoren gemotiveerde gevallen, met de overeenkomstige la- dingslijsten op eenzelfde aangifte T 1 of T 2 worden vermeld.
▼M6
4. Niettegenstaande het vereiste dat, in voorkomend geval,
►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ dient te worden aange- toond, is een persoon die de uitvoerformaliteiten aan het grenskantoor van een overeenkomstsluitende partij vervult, niet gehouden de zending onder de Tl- of T2-regeling te plaatsen, ongeacht de douaneprocedure waaronder de goederen in het belendende grenskantoor zullen worden geplaatst.
▼M6
5. Niettegenstaande het vereiste dat, in voorkomend geval,
►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ dient te worden aange- toond, kan het grenskantoor van de overeenkomstsluitende partij waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, weigeren de goederen onder de Tl- of T2-regeling te plaatsen wanneer deze regeling wordt beëindigd in het belendende grenskantoor.
▼B
Artikel 8
Aan goederen die ►M21 onder de T1- of T2-regeling ◄ worden vervoerd mogen geen goederen worden toegevoegd of onttrokken, noch mogen deze goederen worden vervangen, met name in geval van splitsing, overlading of groepage.
▼M6
Artikel 9
1. Goederen die ►M38 een land dat deelneemt aan het gemeen- schappelijk douanevervoer ◄ worden binnengebracht met toepassing van de T2-regeling en die eventueel in het kader van deze regeling worden doorgezonden, blijven onder hét bestendig toezicht van de au- toriteiten van het betrokken land, ten einde hun identiteit en hun on- geschonden staat te waarborgen.
▼M38
2. Wanneer dergelijke goederen uit een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, worden doorgezonden na in dat land onder een andere douaneregeling dan een douanevervoer- of entrepot- regeling te zijn geplaatst, mag de T2-regeling niet worden toegepast.
▼M6
Deze bepaling is echter niet van toepassing op goederen die tijdelijk werden toegelaten om op een tentoonstelling, jaarbeurs of soortgelijke openbare manifestatie te worden getoond en die geen andere behan- delingen hebben ondergaan dan die welke nodig zijn om de goederen in hun oorspronkelijke staat te bewaren of die welke erin bestaan de goederen in onderscheidene partijen te splitsen.
3. Voor goederen die na opslag in douane-entrepot ►M38 uit een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, ◄ wor- den doorgezonden, mag de T2-regeling slechts worden toegepast onder de hierna volgende voorwaarden:
— de opslag mag niet langer dan vijf jaar geduurd hebben; voor de goederen van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de nomenclatuur voor de indeling van goederen in de douanetarieven (Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de om- schrijving en de codering van goederen van 14 juni 1983) wordt deze duur evenwel tot zes maanden beperkt,
— de goederen moeten op daartoe aangewezen plaatsen opgeslagen zijn geweest en mogen geen andere behandelingen hebben onder- gaan dan die welke nodig zijn om de goederen in hun oorspronke- lijke staat te bewaren of die welke erin bestaan de goederen, zonder de verpakking te vervangen, in onderscheidene partijen te splitsen,
— de behandelingen moeten onder douanetoezicht hebben plaatsgevonden.
4. Iedere T2-aangifte die wordt aanvaard of ieder document ten be- wijze van de douanestatus van Uniegoederen dat wordt afgegeven door een bevoegd kantoor van een land dat deelneemt aan het gemeenschap- pelijk douanevervoer, dient een verwijzing te bevatten naar de overeen- komstige T2-aangifte of het overeenkomstige document ten bewijze van de douanestatus van Uniegoederen onder geleide waarvan de goederen zijn aangekomen in dit land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, evenals alle bijzondere vermeldingen die daarop voorkomen.
▼M6
▼M21
Artikel 10
1. Tenzij in lid 2 van dit artikel of in de aanhangsels anders is bepaald, dient voor elk vervoer onder geleide van een document Tl of T2 een zekerheid te worden gesteld die geldig is voor alle overeen- komstsluitende partijen welke bij dat vervoer zijn betrokken.
2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht:
a) van de overeenkomstsluitende partijen onderling afspraken te maken waarbij ontheffing van de verplichting tot zekerheidstelling wordt verleend voor vervoer onder geleide van documenten Tl of T2 dat uitsluitend over hun grondgebied plaatsvindt,
b) van een overeenkomstsluitende partij geen zekerheid te eisen voor het gedeelte van het vervoer onder geleide van een document Tl of T2 tussen het kantoor van vertrek en het eerste kantoor van doorgang.
▼M6
Artikel 11
1. De identificatie van de goederen wordt in de regel verzekerd door middel van verzegeling.
2. Verzegeling geschiedt:
▼M38
a) per laadruimte, wanneer het vervoermiddel of de container op grond van andere voorschriften is goedgekeurd of door het douanekantoor van vertrek geschikt is bevonden voor verzegeling;
▼M6
b) per collo, in de andere gevallen.
▼M38
3. Het douanekantoor van vertrek beschouwt vervoermiddelen en containers onder de volgende voorwaarden als zijnde geschikt voor verzegeling:
a) de verzegelingen kunnen eenvoudig en doeltreffend op het vervoer- middel of de container worden aangebracht;
b) het vervoermiddel of de container is zodanig gebouwd dat wanneer goederen worden onttrokken of toegevoegd de onttrekking of toe- voeging zichtbare sporen nalaat, de onttrekking of toevoeging niet mogelijk is zonder dat de verzegelingen worden verbroken of teke- nen van manipulatie vertonen, of een elektronisch bewakingssysteem de onttrekking of toevoeging registreert;
c) het vervoermiddel of de container bevat geen geheime ruimten waarin goederen kunnen worden verborgen;
d) de laadruimten zijn gemakkelijk toegankelijk voor controle door de douaneautoriteiten.
▼M30
4. Het ►M38 douanekantoor van vertrek ◄ kan van verzegeling afzien, wanneer het, rekening houdend met eventuele andere identifica- tiemaatregelen, mogelijk is de goederen te identificeren aan de hand van de omschrijving ervan in de aangifte voor douanevervoer of de bij- gevoegde stukken.
▼B
▼M38
Artikel 12
▼B
▼M6
3. Op verzoek van de ter zake van de statistiek van het douanever- voer bevoegde nationale diensten is de ►M38 houder van de rege- ling ◄ of zijn gevolmachtigde verplicht alle voor het opstellen van de betreffende statistieken benodigde inlichtingen over ►M21 de T1- of T2-aangifte ◄ te verstrekken.
Administratieve bijstand
Artikel 13
1. De bevoegde autoriteiten van de betrokken landen wisselen alle beschikbare informatie uit die van belang is om de goede werking van deze Overeenkomst te verzekeren.
2. Voor zover nodig geven de bevoegde autoriteiten van de betrok- ken landen elkaar kennis van de vaststellingen, zenden elkaar documen- ten, rapporten en processen-verbaal toe en verstrekken elkaar inlichtin- gen betreffende het vervoer dat met toepassing van de Tl- of T2-rege- ling heeft plaatsgevonden en doen zij elkaar mededeling van de on- regelmatigheden en de overtredingen met betrekking tot deze regeling begaan.
Bovendien stellen zij elkaar, voor zover nodig, in kennis van alle vast- stellingen die zijn gedaan ten aanzien van goederen waarvoor de admi- nistratieve bijstand is voorgeschreven en die in douane-entrepots opge- slagen werden.
3. Bij vermoeden van onregelmatigheid of overtreding in verband met goederen die een land worden binnengebracht vanuit een ander land of die over het grondgebied van een land zijn vervoerd of aldaar met toepassing van een entrepotregeling werden opgeslagen, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de betrokken landen elkaar op verzoek alle inlichtingen betreffende:
▼M6
a) de voorwaarden waaronder deze goederen werden vervoerd:
— toen zij het land waaraan het verzoek is gericht, onder geleide van een ►M21 T1-, T2-regeling ◄ of een document ten be- wijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄, bin- nenkwamen, ongeacht de wijze waarop zij zijn doorgezonden, of
— toen zij onder geleide van een ►M21 T1-, T2-regeling ◄ of een document ten bewijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ uit dit land werden doorgezonden, ongeacht de wijze waarop zij werden binnengebracht;
b) de voorwaarden waaronder deze goederen werden opgeslagen toen zij het land waaraan het verzoek is gericht, binnenkwamen onder geleide van een ►M21 T2-regeling ◄ of een document ten be- wijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ of toen zij uit dit land werden doorgezonden onder geleide van een
►M21 T2-regeling ◄ of een document ten bewijze van
►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄.
4. In elk verzoek dat overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 wordt gedaan, dient het geval of dienen de gevallen te worden vermeld waarop het betrekking heeft.
5. Indien de bevoegde autoriteit van een land verzoekt om bijstand die zij, indien hierom wordt gevraagd, zelf niet zou kunnen verlenen, dient zij in het verzoek de aandacht hierop te vestigen. De bevoegde autoriteit tot wie het verzoek is gericht, beslist zelf of zij aan het ver- zoek zal voldoen.
6. Overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de toepassing van de Overeenkomst en krijgt van het ontvangende land dezelfde bescherming als het geval is voor soortgelijke informatie onder de nationale wetgeving van dat land. Dergelijke informatie mag alleen met schriftelijke instemming van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt en met inacht- neming van de door deze autoriteit opgelegde beperkingen voor andere doeleinden worden gebruikt.
▼M15
Invordering
Artikel 13a
De bevoegde autoriteiten van de betrokken landen verlenen elkaar, over- eenkomstig het bepaalde in aanhangsel IV, bijstand voor de invordering van schuldvorderingen die bij een T1- of T2-transactie zijn ontstaan.
▼B
De Gemengde Commissie
Artikel 14
1. Er wordt een Gemengde Commissie ingesteld waarin elke Over- eenkomstsluitende Partij bij deze Overeenkomst vertegenwoordigd is.
2. De Gemengde Commissie spreekt zich uit in onderlinge overeenstemming.
3. De Gemengde Commissie komt telkens wanneer dit nodig is, doch ten minste eenmaal per jaar bijeen. Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan om een vergadering verzoeken.
4. De Gemengde Commissie stelt zijn reglement van orde vast dat onder meer bepalingen bevat voor het bijeenroepen van vergaderingen, voor het aanwijzen van de voorzitter en voor het vaststellen van diens ambtstermijn.
5. De Gemengde Commissie kan besluiten subcomités of werkgroe- pen op te richten die haar in de vervulling van haar taak kunnen bijstaan.
Artikel 15
1. De Gemengde Commissie is belast met het beheer van deze Over- eenkomst en ziet toe op de correcte uitvoering daarvan. Hiertoe wordt zij regelmatig door de Overeenkomstsluitende Partijen op de hoogte gebracht van de ervaring die bij de toepassing van deze Overeenkomst is opgedaan, doet zij aanbevelingen en in de gevallen als bedoeld in lid 3 neemt zij besluiten.
2. De Gemengde Commissie beveelt in het bijzonder aan:
a) wijzigingen in deze Overeenkomst, andere dan die bedoeld in lid 3, onder c);
b) iedere andere voor de toepassing ervan vereiste maatregel.
▼M11
▼M21
3. De Gemengde Commissie stelt bij besluit vast:
a) wijzigingen in de Aanhangsels;
▼M11
▼M17
c) andere wijzigingen in deze Overeenkomst die noodzakelijk zijn ten gevolge van de wijzigingen in de Aanhangsels;
▼M11
►M17 d) ◄ overgangsmaatregelen welke bij de toetreding van nieuwe Lid-Staten tot de Gemeenschap dienen te worden genomen;
►M17 e) ◄ de uitnodiging aan derde landen in de zin van artikel 3, lid 1, onder c), om tot deze Overeenkomst toe te treden volgens de in artikel 15 bis vastgestelde procedure.
▼M17
De overeenkomstsluitende partijen geven in overeenstemming met hun eigen wetgeving gevolg aan de besluiten die uit hoofde van de punten a) tot en met d) zijn genomen.
▼B
4. Indien een vertegenwoordiger van een Overeenkomstsluitende Par- tij in de Gemengde Commissie een besluit heeft aanvaard op voor- waarde dat aan grondwettelijke vereisten is voldaan, treedt het besluit, indien daarin geen datum is vastgesteld, in werking op de eerste dag van de tweede maand na de kennisgeving van de opheffing van het voorbehoud.
▼M17
5. De in lid 3, onder e), bedoelde besluiten van de Gemengde Com- missie waarbij derde landen worden uitgenodigd tot deze overeenkomst toe te treden, worden toegezonden aan het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, die ze aan de betrokken derde landen doet toekomen met de tekst van de overeenkomst die op die datum van kracht is.
▼M11
6. Met ingang van de in lid 5 bedoelde datum kan het betrokken derde land in de Gemengde Commissie en in de subcomités en werk- groepen door waarnemers worden vertegenwoordigd.
Toetreding van derde landen
Artikel 15 bis
1. Derde landen kunnen partij bij de Overeenkomst worden, indien de depositaris van de Overeenkomst op grond van een besluit van de Gemengde Commissie hun daartoe uitnodigt.
2. Het derde land dat hiertoe is uitgenodigd, wordt partij bij de Overeenkomst door de neerlegging van een akte van toetreding bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschap- pen. Bij die akte dient een vertaling van de Overeenkomst in de offi- ciële taal (talen) van het toetredende derde land te zijn gevoegd.
3. De toetreding wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand na de neerlegging van de toetredingsakte.
4. De depositaris stelt alle partijen bij de Overeenkomst in kennis van de datum van neerlegging van de toetredingsakte en van de datum waarop de toetreding van kracht wordt.
5. De in artikel 15, leden 2 en 3, bedoelde aanbevelingen en beslui- ten die de Gemengde Commissie doet respectievelijk neemt tussen de in lid 1 van dit artikel bedoelde datum en de datum waarop de toetreding van kracht wordt, worden eveneens door het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen ter kennis gebracht van het uitgenodigde derde land.
De aanvaarding van die aanbevelingen en besluiten geschiedt door een verklaring hetzij in de akte van toetreding, hetzij in een afzonderlijke akte die binnen zes maanden na de kennisgeving bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen wordt neergelegd. Indien de verklaring niet binnen deze termijn wordt neergelegd, wordt de toetreding als nietig beschouwd.
Algemene en slotbepalingen
Artikel 16
Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de passende maatregelen om de daadwerkelijke en harmonieuze toepassing van de bepalingen van deze Overeenkomst te verzekeren en houdt daarbij rekening met de noodzaak om de aan de handel opgelegde formaliteiten zoveel mogelijk te beperken en met de noodzaak om voor alle moeilijkheden die door de tenuitvoerlegging van deze bepalingen ontstaan een wederzijds bevredi- gende oplossing te vinden.
Artikel 17
De Overeenkomstsluitende Partijen stellen elkaar in kennis van de maat- regelen die zij voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst vaststellen.
Artikel 18
▼M17
▼B
De bepalingen van deze Overeenkomst vormen geen beletsel voor ver- boden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, uitgevaardigd door de Overeenkomstsluitende Partijen of de Lid-Staten van de Ge- meenschap, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid en de openbare zedelijkheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het natio- naal artistiek, historisch en archeologisch bezit uit hoofde van bescher- ming van de industriële en commerciële eigendom.
Artikel 19
De aanhangels bij deze overeenkomst vormen een onderdeel van deze overeenkomst.
Artikel 20
1. De Overeenkomst is van toepassing op de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde vermelde voor- waarden, enerzijds, en ►M38 op de grondgebieden van de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer ◄, anderzijds.
2. De Overeenkomst is eveneens van toepassing op het Vorstendom Liechtenstein zolang dit door een douane-unieverdrag met de Zwitserse Bondsstaat verbonden blijft.
Artikel 21
Elke Overeenkomstsluitende Partij kan de Overeenkomst opzeggen, mits zij dit twaalf maanden van tevoren schriftelijk meldt aan de depositaris die alle andere Overeenkomstsluitende Partijen daarvan in kennis stelt.
Artikel 22
1. Deze Overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1988, mits de Overeenkomstsluitende Partijen vóór 1 november 1987 hun akten van aanvaarding hebben neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen, die als depositaris fungeert.
2. Indien deze Overeenkomst niet in werking treedt op 1 januari 1988, gebeurt dit op de eerste dag van de tweede maand volgende op de neerlegging van de laatste akte van aanvaarding.
3. De depositaris deelt de datum van de neerlegging van de akte van aanvaarding van elke Overeenkomstsluitende Partij alsmede de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst mede.
Artikel 23
1. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst treden de Over- eenkomsten van 30 november 1972 en 23 november 1972 betreffende de toepassing van de regeling communautair douanevervoer die door respectievelijk Oostenrijk en Zwitserland met de Gemeenschap werden gesloten, evenals de Overeenkomst van 12 juli 1977 betreffende de uitbreiding van de toepassing van de regeling communautair douanever- voer die door deze landen en de Gemeenschap werd gesloten, buiten werking.
2. De in lid 1 genoemde Overeenkomsten blijven evenwel van toe- passing op vervoer onder geleide van documenten T1 of T2 dat vóór de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst is begonnen.
3. De Noordse regeling voor douanevervoer welke tussen Finland, Noorwegen en Zweden van toepassing is, zal met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst worden beëindigd.
Artikel 24
Deze Overeenkomst is opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de IJslandse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Noorse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, en wordt neer- gelegd in de archieven van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Gemeenschappen dat een voor eensluidend gewaarmerkt exemplaar daarvan aan elke Overeenkomstsluitende Partij zal overhandigen.
Gedaan te Interlaken, 20 mei 1987.
AANHANGSEL 1
REGELINGEN VOOR GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER
TITEL I:
ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I
Onderwerp, toepassingsgebied en definities
Artikel 1
Onderwerp
1. Dit aanhangsel bevat bepalingen ter uitvoering van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer overeenkomstig artikel 1, lid 3, van de overeenkomst.
2. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen van dit aanhangsel van toepassing op het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
Artikel 2
Niet-toepassing van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer op postzendingen
De regeling gemeenschappelijk douanevervoer is niet van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten) die worden vervoerd overeenkomstig de Akten van de Wereldpostunie, wanneer de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die Akten.
Artikel 3
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „douaneautoriteiten”: de douanediensten die bevoegd zijn voor de toepassing van de overeenkomst en alle overige autoriteiten die krachtens het nationale recht belast zijn met de toepassing van de overeenkomst;
b) „persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereni- ging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krach- tens het Unierecht, het nationale recht of het recht van een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, wel als han- delingsbekwaam is erkend;
c) „aangifte voor douanevervoer”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voor- nemen kenbaar maakt om goederen onder de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer te plaatsen;
d) „begeleidingsdocument voor douanevervoer”: document dat met be- hulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken wordt afge- drukt ter begeleiding van de goederen, en dat gebaseerd is op de gegevens van de aangifte voor douanevervoer;
e) „aangever”: de persoon die in eigen naam een aangifte voor dou- anevervoer indient, dan wel de persoon namens wie deze aangifte wordt ingediend;
f) „houder van de regeling”: de persoon die de aangifte voor dou- anevervoer doet, of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan;
g) „douanekantoor van vertrek”: het douanekantoor waar een aangifte voor douanevervoer wordt aanvaard;
h) „douanekantoor van doorgang”: het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats van binnenkomst in het douanegebied van een over- eenkomstsluitende partij, wanneer de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, of het dou- anekantoor dat bevoegd is voor de plaats van uitgang uit het dou- anegebied van een overeenkomstsluitende partij, wanneer de goede- ren dat douanegebied tijdens het douanevervoer verlaten via een grens tussen die overeenkomstsluitende partij en een derde land;
i) „douanekantoor van bestemming”: het douanekantoor waar de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden aangebracht om de regeling te beëindigen;
j) „masterreferentienummer (MRN)”: het registratienummer dat aan een aan- gifte voor douanevervoer wordt toegekend door de bevoegde douaneauto- riteit met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken;
k) „douanekantoor van zekerheidstelling”: het door de douaneautoritei- ten van elk land aangewezen douanekantoor waar zekerheid moet worden gesteld;
l) „schuld”: de verplichting van een persoon tot betaling van het be- drag aan invoer- of uitvoerrechten en andere heffingen dat ter zake van onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen verschuldigd is;
m) „schuldenaar”: elke persoon die een schuld verschuldigd is;
n) „vrijgave van goederen”: de handeling waarbij de douaneautoriteiten goederen ter beschikking stellen voor de doeleinden waarin de re- geling gemeenschappelijk douanevervoer waaronder deze goederen zijn geplaatst, voorziet;
o) „in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij geves- tigd persoon”:
— indien het een natuurlijk persoon betreft, eenieder die in het douanegebied van die overeenkomstsluitende partij zijn gewone verblijfplaats heeft,
— indien het een rechtspersoon of een vereniging van personen betreft, elke persoon die zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting heeft in het douanegebied van die over- eenkomstsluitende partij;
p) „elektronische gegevensverwerkingstechnieken”: elektronische uit- wisseling van gegevens tussen marktdeelnemers en douaneautoritei- ten, tussen douaneautoriteiten onderling en tussen douaneautoriteiten en andere betrokken overheids- of Europese instanties of instellin- gen of dergelijke instanties of instellingen van landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, in een overeengekomen en welomschreven formaat met het oog op de geautomatiseerde verwerking en opslag van de gegevens na ontvangst, met behulp van een van de volgende middelen:
i) elektronische gegevensuitwisseling;
ii) uitwisseling van computer naar computer;
iii) elektronische overdracht van gestructureerde gegevens via stan- daardberichten of -diensten van de ene omgeving voor elektro- nische verwerking naar de andere, zonder menselijke interventie;
iv) het online invoeren van gegevens in gegevensverwerkingssyste- men van de douane om deze daar op te slaan en te verwerken, waarbij het resultaat online beschikbaar is.
q) „elektronische gegevensuitwisseling”: elektronische verzending van gegevens, gestructureerd volgens overeengekomen berichtenstan- daarden, tussen twee computersystemen;
r) „elektronisch douanevervoersysteem”: elektronisch systeem gebruikt voor de elektronische uitwisseling van gegevens bij de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;
s) „standaardbericht”: een vooraf vastgestelde structuur voor de elek- tronische verzending van gegevens;
t) „persoonsgegevens”: iedere informatie betreffende een geïdentifi- ceerde of identificeerbare persoon;
u) „vaste transportinrichting”: technisch middel (bv. pijpleidingen en elektriciteitsleidingen) voor het ononderbroken transport van goederen;
v) „bedrijfscontinuïteitsprocedure”: op het gebruik van papieren docu- menten gebaseerde procedure, die is vastgesteld om aangiften voor douanevervoer en de follow-up van dat vervoer te kunnen doen wanneer de op elektronische gegevensverwerkingstechnieken geba- seerde procedure niet kan worden gevolgd.
HOOFDSTUK II
Algemene bepalingen betreffende de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
Artikel 4
Elektronisch systeem voor de regeling
1. Om de douaneformaliteiten van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te vervullen, wordt het elektronische douanevervoersys- teem gebruikt, tenzij in dit aanhangsel anders is bepaald.
2. De overeenkomstsluitende partijen stellen in onderling overleg maatregelen vast voor de toepassing van het elektronische douanever- voersysteem, houdende:
a) de voorschriften die het voor de toepassing van de douanewetgeving vereiste berichtenverkeer tussen de douanekantoren definiëren en regelen;
b) een gemeenschappelijke gegevensset en het formaat voor het berich- tenverkeer in het kader van de douanewetgeving.
Artikel 5
Gebruik van het elektronische douanevervoersysteem
1. De bevoegde autoriteiten maken gebruik van het elektronische douanevervoersysteem voor de uitwisseling van gegevens ten behoeve van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, tenzij in dit aan- hangsel anders is bepaald.
2. De overeenkomstsluitende partijen maken gebruik van het ge- meenschappelijke communicatienetwerk met gemeenschappelijke sys- teeminterface (CCN/CSI) van de Europese Unie voor de in lid 1 be- doelde uitwisseling van gegevens.
De financiële bijdrage van de landen die deelnemen aan het gemeen- schappelijk douanevervoer, de toegang van de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer tot het CCN/CSI en andere daarmee verband houdende aangelegenheden worden in overleg tussen de Unie en elk van de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, vastgesteld.
Artikel 6
Veiligheid van gegevens
1. De overeenkomstsluitende partijen stellen voorwaarden voor het vervullen van de formaliteiten met behulp van elektronische gegevens- verwerkingstechnieken vast, waaronder maatregelen om de bron van de gegevens te controleren en gegevens te beschermen tegen vernietiging, hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, tegen verlies, vervalsing of niet-toegelaten toegang.
2. Naast de in lid 1 bedoelde maatregelen treffen de bevoegde au- toriteiten passende veiligheidsvoorzieningen en houden zij deze in stand met het oog op een effectieve, betrouwbare en veilige werking van het elektronische douanevervoersysteem.
3. Elke wijziging of verwijdering van gegevens wordt vastgelegd met opgave van de reden voor en het nauwkeurige tijdstip van de wijziging of verwijdering en van de identiteit van de persoon die deze handeling heeft verricht.
De oorspronkelijke gegevens of alle gegevens die een bewerking heb- ben ondergaan, worden gedurende een periode van ten minste drie kalenderjaren bewaard vanaf het einde van het jaar waarin deze gege- vens zijn vastgelegd dan wel langer indien de landen dit vereisen.
4. De bevoegde autoriteiten zien regelmatig toe op de veiligheid van de gegevens.
5. Alle betrokken bevoegde autoriteiten stellen elkaar in kennis van elk vermoeden van inbreuk op de veiligheid.
Artikel 7
Bescherming van persoonsgegevens
1. De overeenkomstsluitende partijen gebruiken de persoonsgegevens die bij de toepassing van deze overeenkomst worden uitgewisseld, uit- sluitend voor de doeleinden van de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer en voor daaropvolgende douaneregelingen of tijdelijke opslag.
Dit betekent niet dat deze gegevens door de douaneautoriteiten niet mogen worden gebruikt ten behoeve van risicoanalyse en onderzoek tijdens het gemeenschappelijk douanevervoer en in het kader van ge- rechtelijke procedures volgende op dat gemeenschappelijk douanever- voer. Wanneer deze gegevens voor die doeleinden worden gebruikt, worden de douaneautoriteiten die de inlichtingen hebben verstrekt, daar- van onmiddellijk in kennis gesteld.
2. De overeenkomstsluitende partijen dragen er zorg voor dat de verwerking van de persoonsgegevens die bij de toepassing van deze overeenkomst worden uitgewisseld, geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (1).
3. Elke overeenkomstsluitende partij neemt de nodige maatregelen om de inachtneming van dit artikel te garanderen.
(1) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 okto- ber 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
HOOFDSTUK III
Verplichtingen van de houder van de regeling en van de vervoerder en de ontvanger van goederen die krachtens de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd
Artikel 8
Verplichtingen van de houder van de regeling en van de vervoerder en de ontvanger van goederen die krachtens de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd
1. De houder van de regeling is verantwoordelijk voor al het vol- gende:
a) het ongeschonden en met de vereiste gegevens binnen de gestelde termijn aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van be- stemming met inachtneming van de door de douaneautoriteiten ge- troffen identificatiemaatregelen;
b) het naleven van de douanebepalingen betreffende de regeling ge- meenschappelijk douanevervoer;
c) tenzij anders is bepaald in de overeenkomst, het stellen van een zekerheid voor de betaling van het bedrag van de schuld die kan ontstaan ten aanzien van de goederen.
2. Een vervoerder of een ontvanger van goederen die goederen aan- vaardt in de wetenschap dat deze onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst, is eveneens verplicht deze binnen de ge- stelde termijn ongeschonden bij het douanekantoor van bestemming aan te brengen met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getrof- fen identificatiemaatregelen.
HOOFDSTUK IV
Zekerheidstelling
Artikel 9
Elektronisch systeem voor zekerheidstelling
Voor de uitwisseling en de opslag van informatie over zekerheidstellingen wordt gebruikgemaakt van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.
Artikel 10
Verplichting tot zekerheidstelling
1. De houder van de regeling stelt een zekerheid om de betaling van de schuld die kan ontstaan ten aanzien van de onder de regeling ge- meenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen, te waarborgen.
2. De zekerheid wordt gesteld als:
a) een zekerheid per aangifte, die geldt voor één enkele transactie, of
b) een doorlopende zekerheid voor verschillende transacties in de vorm van een verbintenis van een borg, wanneer een vereenvoudiging als bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder a) ◄, van toepassing is.
3. De douaneautoriteiten kunnen de voorgestelde wijze van zeker- heidstelling echter weigeren te aanvaarden indien deze onverenigbaar is met de goede werking van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
Artikel 11
Vormen van zekerheidstelling per aangifte
1. Een zekerheid per aangifte kan in een van de volgende vormen worden gesteld:
a) een storting van contant geld;
b) een verbintenis van een borg;
c) een bewijs van zekerheidstelling.
2. In het in lid 1, onder c), bedoelde geval wordt de zekerheid per aangifte gesteld door een verbintenis van een borg.
Artikel 12
Borg
1. De borg als bedoeld in artikel 10, lid 2, onder b), artikel 11, lid 1, onder b), en artikel 11, lid 2, is een derde persoon die is gevestigd in de overeenkomstsluitende partij waar de zekerheid wordt gesteld en die is goedgekeurd door de douaneautoriteiten die de zekerheid eisen.
In zijn verbintenis moet de borg in elke overeenkomstsluitende partij die bij het desbetreffende gemeenschappelijk douanevervoer betrokken is, woonplaats kiezen of een gemachtigde aanwijzen.
2. De borg verbindt zich er schriftelijk toe het bedrag van de schuld waarvoor zekerheid is gesteld, te betalen. De verbintenis geldt ook, binnen de grenzen van het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld, voor bedragen aan schuld die opeisbaar worden na controles achteraf.
3. De douaneautoriteiten kunnen weigeren hun goedkeuring te geven aan een borg indien deze naar hun mening niet alle waarborgen biedt dat het bedrag van de schuld binnen de gestelde termijn zal worden betaald.
Artikel 13
Ontheffing van zekerheidstelling
1. Er wordt geen zekerheid geëist in elk van de volgende gevallen:
▼M39
a) voor goederen vervoerd door de lucht waarbij gebruik wordt ge- maakt van de regeling douanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest of de regeling douanevervoer op basis van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht;
b) voor goederen vervoerd over de Rijn, de Rijnvaartwegen, de Donau of de vaarwegen van de Donau;
c) voor goederen vervoerd via een vaste transportinrichting;
d) voor goederen vervoerd per spoor of door de lucht waarbij gebruik wordt gemaakt van de papieren regeling douanevervoer per spoor of door de lucht.
2. In de in lid 1, onder d), bedoelde gevallen is de ontheffing van zekerheidstelling uitsluitend van toepassing op vóór 1 mei 2016 ver- leende vergunningen voor het gebruik van de papieren regeling gemeen- schappelijk douanevervoer per spoor of door de lucht. ►M39 Deze ontheffing geldt tot 1 mei 2019 of, in het geval van vergunningen met een beperkte geldigheidsduur, tot het verstrijken van die duur indien deze datum eerder valt. ◄
HOOFDSTUK V
Diverse bepalingen
Artikel 14
Juridische status van documenten en vastleggingen
1. Documenten die zijn afgegeven en gegevens die zijn vastgelegd overeenkomstig de voorschriften van het land waar zij zijn afgegeven of vastgelegd, ongeacht het technische formaat ervan en de maatregelen die zijn genomen of aanvaard door de bevoegde autoriteiten van een land, hebben dezelfde rechtsgevolgen op het grondgebied van andere landen als in het land waar zij zijn afgegeven of vastgelegd.
2. Resultaten van controles die in het kader van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer door de bevoegde autoriteiten van een land zijn verricht, hebben in andere landen dezelfde bewijskracht als resul- taten van controles die door de bevoegde autoriteiten van elk van die andere landen zijn verricht.
Artikel 15
Lijst van voor gemeenschappelijk douanevervoer bevoegde douanekantoren
Elk land voert in het door de Europese Commissie (hierna „de Com- missie” genoemd) beheerde computersysteem in welke douanekantoren voor gemeenschappelijk douanevervoer bevoegd zijn, onder opgave van hun identificatienummer, bevoegdheden en openingstijden. Wijzigingen moeten eveneens in het computersysteem worden ingevoerd.
De Commissie stelt alle landen in kennis van deze informatie via dat computersysteem.
Artikel 16
Centralisatiekantoor
Wanneer een land een centralisatiekantoor heeft opgericht dat belast is met het beheer van en het toezicht op de regeling gemeenschappelijk douanevervoer alsook de verzending en de ontvangst van documenten in verband met die regeling, deelt het de Commissie mee welk dat kantoor is.
De Commissie bezorgt deze informatie aan de andere landen.
Artikel 17
Inbreuken en strafmaatregelen
De landen nemen de nodige maatregelen om inbreuken en onregelma- tigheden tegen te gaan en deze op doeltreffende, evenredige en afschrik- kende wijze te bestraffen.
TITEL II:
WERKING VAN DE PROCEDURE
HOOFDSTUK I
Zekerheidstelling per aangifte
Artikel 18
Berekening van het bedrag van de zekerheid per aangifte
Een overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder a), gestelde zekerheid per aangifte dekt het bedrag van de schuld die kan ontstaan, berekend aan de hand van de hoogste rechten die van toepassing zijn op goederen van dezelfde soort. Voor deze berekening worden Uniegoederen die met toe- passing van de overeenkomst worden vervoerd, als niet-Uniegoederen beschouwd.
Artikel 19
Zekerheid per aangifte in de vorm van een storting van contant geld
1. Een zekerheid per aangifte in de vorm van een storting van con- tant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel wordt gesteld overeen- komstig de geldende voorschriften in het land van vertrek waar de zekerheid wordt geëist.
2. Een zekerheid per aangifte in de vorm van een storting van con- tant geld in een van de overeenkomstsluitende partijen, is geldig in alle overeenkomstsluitende partijen. Dit bedrag wordt terugbetaald wanneer de regeling is aangezuiverd.
3. Zekerheidstelling in de vorm van een storting van contant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel geeft geen recht op betaling van interesten door de douaneautoriteiten.
Artikel 20
Zekerheid per aangifte in de vorm van een verbintenis van een borg
1. Een verbintenis van een borg die dient als zekerheid per aangifte, wordt gesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage C1 bij aanhangsel III. Deze verbintenis wordt gedurende de geldigheidsduur ervan bewaard door het douanekantoor van zekerheidstelling.
2. Wanneer dit volgens de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de gebruiken vereist is, kan een land toestaan dat de in lid 1 bedoelde verbintenis in een andere vorm wordt opgesteld, mits deze dezelfde rechtsgevolgen heeft als de verbintenis in het formulier.
3. Voor iedere verbintenis deelt het kantoor van zekerheidstelling de houder van de regeling de volgende gegevens mee:
a) een zekerheidsreferentienummer;
b) een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
De houder van de regeling mag die toegangscode niet wijzigen.
Artikel 21
Zekerheid per aangifte in de vorm van bewijzen van zekerheidstelling
1. Een verbintenis van een borg die dient als zekerheid per aangifte in de vorm van bewijzen van zekerheidstelling, wordt gesteld met ge- bruikmaking van het formulier in bijlage C2 bij aanhangsel III. Deze verbintenis wordt gedurende de geldigheidsduur ervan bewaard door het douanekantoor van zekerheidstelling.
Artikel 20, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.
2. Bewijzen van zekerheidstelling worden opgesteld door een borg met gebruikmaking van het formulier in bijlage C3 bij aanhangsel III en afgegeven aan personen die voornemens zijn als houder van de regeling op te treden. Deze bewijzen zijn geldig in alle overeenkomstsluitende partijen.
Elk bewijs van zekerheidstelling dekt een bedrag van 10 000 EUR waarvoor de borg aansprakelijk is. De geldigheidsduur van een bewijs is één jaar na de datum van afgifte.
3. De borg verstrekt het douanekantoor van zekerheidstelling alle vereiste gegevens over de door hem afgegeven bewijzen van zekerheid- stelling per aangifte.
4. Voor elk bewijs van zekerheidstelling deelt de borg aan de per- soon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, de volgende gegevens mee:
a) een zekerheidsreferentienummer;
b) een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
De persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, mag die toegangscode niet wijzigen.
5. De persoon die voornemens is als houder van de regeling op te treden, dient bij het douanekantoor van vertrek een aantal bewijzen van zekerheidstelling in dat overeenstemt met het veelvoud van 10 000 EUR dat vereist is om het totale bedrag van de schuld die kan ontstaan, te dekken.
6. Wanneer een papieren aangifte voor douanevervoer wordt aan- vaard overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder b), worden de bewijzen van zekerheidstelling verstrekt op papier en door het douanekantoor van vertrek bewaard. Dit douanekantoor deelt het identificatienummer van elk bewijs van zekerheidstelling mee aan het op dat bewijs vermelde kantoor van zekerheidstelling.
Artikel 22
Goedkeuring van de verbintenis
De verbintenis van een borg moet worden goedgekeurd door het dou- anekantoor van zekerheidstelling, dat de persoon die de zekerheid moet stellen, in kennis zal stellen van de goedkeuring ervan.
Artikel 23
Intrekking van de goedkeuring van de borg of van de verbintenis en opzegging van de verbintenis
1. Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de goedkeuring van de borg of de goedkeuring van de verbintenis van een borg te allen tijde intrekken. Het douanekantoor van zekerheidstelling stelt de borg en de persoon die zekerheid moet stellen, in kennis van de intrekking.
De intrekking van de goedkeuring van de borg of van de verbintenis van de borg wordt van kracht op de zestiende dag na de datum waarop de beschikking tot intrekking door de borg is ontvangen of wordt geacht te zijn ontvangen.
2. Een borg kan zijn verbintenis te allen tijde opzeggen. De borg stelt het douanekantoor van zekerheidstelling in kennis van de opzegging.
De opzegging van de verbintenis door de borg heeft geen gevolgen voor goederen die op het tijdstip waarop de opzegging van kracht wordt, op grond van de opgezegde verbintenis reeds onder een regeling gemeen- schappelijk douanevervoer zijn geplaatst en dat nog steeds zijn.
De opzegging van de verbintenis door de borg wordt van kracht op de zestiende dag na de datum waarop de opzegging door de borg is mee- gedeeld aan het douanekantoor van zekerheidstelling.
3. De douaneautoriteiten van het land die verantwoordelijk zijn voor het betrokken douanekantoor van zekerheidstelling, voeren in het elek- tronische systeem zoals bedoeld in artikel 9 gegevens in met betrekking tot iedere intrekking van een goedkeuring van een borg of iedere op- zegging van een verbintenis door een borg, en de datum waarop deze van kracht wordt.
HOOFDSTUK II
Vervoermiddelen en aangiften
Artikel 24
Aangifte voor douanevervoer en vervoermiddelen
1. Op een aangifte voor douanevervoer mogen alleen onder de rege- ling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden ver- meld die in of op één vervoermiddel, in een container of in een collo, worden of moeten worden vervoerd van één douanekantoor van vertrek naar één douanekantoor van bestemming.
Een aangifte voor douanevervoer mag echter goederen bevatten die in meer dan één container of in meer dan één collo van één douanekantoor van vertrek naar één douanekantoor van bestemming worden of moeten worden vervoerd, wanneer de containers of colli in of op één vervoer- middel zijn geladen.
2. Voor de toepassing van dit artikel worden de onderstaande ver- voermiddelen als één vervoermiddel beschouwd, op voorwaarde dat de vervoerde goederen samen worden verzonden:
a) een voertuig voor wegverkeer met een of meer aanhangwagens of opleggers;
b) twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;
c) twee of meer schepen die één geheel vormen.
3. Wanneer met het oog op de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer één vervoermiddel wordt gebruikt voor het laden van goe- deren bij verschillende douanekantoren van vertrek en het lossen van goederen bij verschillende douanekantoren van bestemming, moet voor elk van de zendingen een afzonderlijke aangifte voor douanevervoer worden ingediend.
Artikel 25
Aangifte voor douanevervoer met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken
De nadere informatie en de structuur van de gegevens van de aangifte voor douanevervoer zijn opgenomen in de bijlagen A1, A2 en B6 bij aanhangsel III.
▼M39
▼M38
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer („NCTS” — New Computerised Transit Sys- tem) waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie (1), zijn de nadere informatie en de structuur van de gegevens van de aangifte voor douanevervoer opgenomen in de bijlagen A1 bis en B6 bis bij aanhangsel III van toepassing.
Artikel 26
Papieren aangiften voor douanevervoer
1. De douaneautoriteiten aanvaarden een papieren aangifte voor dou- anevervoer in de volgende gevallen:
a) wanneer de goederen worden vervoerd door reizigers die geen recht- streekse toegang hebben tot het elektronische douanevervoersysteem, overeenkomstig de in artikel 27 omschreven wijze;
b) wanneer de bedrijfscontinuïteitsprocedure wordt toegepast overeen- komstig bijlage II, in geval van een tijdelijke storing van:
i) het elektronische douanevervoersysteem;
ii) het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de rege- ling wordt gebruikt om de aangifte voor gemeenschappelijk dou- anevervoer met behulp van elektronische gegevensverwerkings- technieken in te dienen;
iii) de elektronische verbinding tussen het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aan- gifte voor gemeenschappelijk douanevervoer met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken in te dienen en het elektronische douanevervoersysteem;
c) wanneer een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk dou- anevervoer, daartoe besluit.
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a) en c), dragen de douaneauto- riteiten er zorg voor dat de gegevens met betrekking tot het douanevervoer in het elektronische douanevervoersysteem worden vastgelegd en tussen de douaneautoriteiten worden uitgewisseld met behulp van dat systeem.
3. Voor het aanvaarden van een papieren aangifte voor douanever- voer zoals bedoeld in lid 1, onder b), ii) en iii), is de goedkeuring van de douaneautoriteiten vereist.
Artikel 27
Aangifte voor douanevervoer door reizigers
▼M39
In de in artikel 26, lid 1, onder a), bedoelde gevallen stelt de reiziger de papieren aangifte voor douanevervoer op overeenkomstig de artikelen 5 en 6 en bijlage B6 bij aanhangsel III.
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, stelt de reiziger de papieren aangifte voor douanevervoer op overeenkomstig de artikelen 5 en 6 en bijlage B6 bis bij aanhangsel IIII.
(1) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie van 11 april 2016 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 99 van 15.4.2016, blz. 6).
▼M38
Artikel 28
Gemengde zendingen
Een zending kan zowel onder de T1-regeling als onder de T2-regeling te plaatsen goederen bevatten, op voorwaarde dat elk artikel dienover- eenkomstig op de aangifte voor douanevervoer is geïdentificeerd aan de hand van de codes X0, X0 of T2F.
Artikel 29
Waarmerking van de aangifte voor douanevervoer en aansprakelijkheid van de houder van de regeling
1. De aangifte voor douanevervoer wordt gewaarmerkt door de aangever.
2. Met de indiening van een aangifte voor douanevervoer bij de douaneautoriteiten stelt de houder van de regeling zich aansprakelijk voor:
a) de juistheid en volledigheid van de in de aangifte voor douanever- voer verstrekte gegevens;
b) de echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aangifte voor douanevervoer;
c) de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de op de aangifte voor douanevervoer vermelde goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
▼M39
Artikel 29 bis
Indiening van een aangifte voor douanevervoer vóór de aanbrenging van de goederen
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, kan een aangifte voor douanevervoer worden ingediend vóór de verwachte aan- brenging van de goederen bij het douanekantoor van vertrek. Indien de goederen niet binnen 30 dagen na de indiening van de aangifte voor douanevervoer worden aangebracht, wordt die aangifte geacht niet te zijn ingediend.
▼M38
HOOFDSTUK III
Formaliteiten bij het douanekantoor van vertrek
Artikel 30
Indiening en aanvaarding van een aangifte voor douanevervoer
1. De aangifte voor douanevervoer wordt ingediend bij het dou- anekantoor van vertrek.
2. Het douanekantoor van vertrek aanvaardt de aangifte voor dou- anevervoer, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) zij bevat alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zoals gespecificeerd in bijlage II bij aanhangsel III;
▼M38
b) zij gaat vergezeld van alle vereiste documenten;
c) de goederen waarop de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft, zijn bij de douane aangebracht tijdens de officiële openingsuren.
Het douanekantoor van vertrek kan op verzoek van de aangever toe- staan dat de goederen buiten de officiële openingsuren of op een andere plaats worden aangebracht.
3. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1, onder b), bedoelde documenten niet aan het douanekantoor van vertrek hoeven te worden overgelegd. In dat geval moeten die documenten in het bezit zijn van de aangever en ter beschikking staan van de douaneautoriteiten.
Artikel 31
Wijziging van een aangifte voor douanevervoer
1. De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer ge- gevens in de aangifte voor douanevervoer te wijzigen nadat deze door de douaneautoriteiten is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.
2. Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:
a) de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;
b) de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;
c) de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.
Artikel 32
Ongeldigmaking van een aangifte voor douanevervoer
1. Op verzoek van de aangever maakt het douanekantoor van vertrek een reeds aanvaarde aangifte voor douanevervoer ongeldig in elk van de volgende gevallen:
a) indien voldoende wordt aangetoond dat de goederen onmiddellijk onder een andere douaneregeling zullen worden geplaatst;
b) indien voldoende wordt aangetoond dat ten gevolge van bijzondere omstandigheden de plaatsing van de goederen onder de douanerege- ling waarvoor zij zijn aangegeven, niet meer gerechtvaardigd is.
Indien het douanekantoor van vertrek de aangever evenwel in kennis heeft gesteld van zijn voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, kan het verzoek tot ongeldigmaking van de douaneaan- gifte slechts worden aanvaard nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden.
▼M38
2. De aangifte voor douanevervoer wordt niet ongeldig gemaakt na- dat de goederen zijn vrijgegeven tenzij:
a) goederen die zich in het vrije verkeer in een overeenkomstsluitende partij bevinden, bij vergissing zijn aangegeven voor een regeling gemeenschappelijk douanevervoer en hun douanestatus van goederen die zich in het vrije verkeer in dezelfde overeenkomstsluitende partij bevinden, nadien is aangetoond;
b) goederen bij vergissing zijn aangegeven op meer dan één douaneaangifte.
Artikel 33
Route voor het verkeer van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
1. De onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden volgens een economisch verantwoorde route naar het douanekantoor van bestemming vervoerd.
2. Wanneer het douanekantoor van vertrek of de aangever dit nodig acht, schrijft dit douanekantoor een route voor het vervoer van de goederen tijdens de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante informatie die door de aangever is meegedeeld.
Wanneer een route wordt voorgeschreven, vermeldt het douanekantoor in het elektronische douanevervoersysteem ten minste de landen via welke het douanevervoer plaatsvindt.
Artikel 34
Termijn voor het aanbrengen van goederen
1. Het douanekantoor van vertrek stelt een termijn vast waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming moeten worden aangebracht, waarbij met het volgende rekening wordt gehouden:
a) de route;
b) het vervoermiddel;
c) de vervoerswetgeving of andere wetgeving die van invloed kan zijn op de vaststelling van een termijn;
d) alle relevante informatie die de houder van de regeling heeft meegedeeld.
2. Wanneer de termijn door het douanekantoor van vertrek is vast- gesteld, is deze bindend voor de douaneautoriteiten van de landen over het grondgebied waarvan de goederen gedurende het gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, en kan deze termijn niet door deze autoriteiten worden gewijzigd.
▼M38
Artikel 35
Verificatie van een aangifte voor douanevervoer en onderzoek van de goederen
1. Met het oog op de verificatie van de juistheid van de in de aan- vaarde aangifte voor douanevervoer vermelde gegevens kan het dou- anekantoor van vertrek:
a) de aangifte en de bij te voegen documenten aan een onderzoek onderwerpen;
b) van de aangever eisen dat andere documenten worden overgelegd;
c) de goederen aan een onderzoek onderwerpen;
d) monsters nemen voor een analyse of grondige controle van de goederen.
2. Het douanekantoor van vertrek controleert het bestaan en de gel- digheid van de zekerheid.
3. Het onderzoek van de in lid 1, onder c), bedoelde goederen wordt verricht op de plaatsen die daartoe zijn aangewezen door het dou- anekantoor van vertrek, en tijdens de officiële openingsuren. De dou- aneautoriteiten kunnen evenwel, op verzoek van de aangever, het onder- zoek van de goederen verrichten buiten de officiële openingsuren of op een andere plaats.
Artikel 36
Identificatie van verzegelingen
Het douanekantoor van vertrek vermeldt het aantal verzegelingen dat het heeft aangebracht, en de individuele kenmerken van de verzegelingen aan de hand waarvan deze kunnen worden geïdentificeerd in het elek- tronische douanevervoersysteem.
Artikel 37
Geschiktheid voor verzegeling
Wegvoertuigen, aanhangers, opleggers en containers die zijn goedge- keurd voor vervoer onder douaneverzegeling uit hoofde van een inter- nationale overeenkomst waarbij de Unie en de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, een partij zijn, worden even- eens geacht voor verzegeling geschikt te zijn.
Artikel 38
Kenmerken van douaneverzegelingen
1. Douaneverzegelingen moeten ten minste de volgende essentiële kenmerken bezitten en aan de volgende technische specificaties vol- doen:
a) essentiële kenmerken van de verzegelingen:
i) ze moeten bij normaal gebruik ongeschonden en stevig vast- gemaakt blijven;
▼M38
ii) ze moeten op eenvoudige wijze kunnen worden gecontroleerd en identificeerbaar zijn;
iii) ze zijn zodanig vervaardigd dat elke verbreking, manipulatie of verwijdering sporen nalaat die met het blote oog waarneembaar zijn;
iv) ze zijn ontworpen voor eenmalig gebruik of, wanneer het gaat om verzegelingen die bestemd zijn om meermaals te worden gebruikt, zodanig ontworpen dat ze telkens als ze worden her- gebruikt van een duidelijk en individueel identificatiekenmerk kunnen worden voorzien;
v) ze zijn voorzien van individuele identificatiekenmerken die per- manent, gemakkelijk leesbaar en uniek genummerd zijn;
b) technische specificaties:
i) de vorm en afmetingen van de verzegelingen kunnen variëren naargelang van de gebruikte verzegelingsmethode, maar de af- metingen moeten zodanig zijn dat de identificatiekenmerken dui- delijk leesbaar zijn;
ii) de identificatiekenmerken van de verzegelingen zijn onmogelijk te vervalsen en moeilijk na te maken;
iii) het gebruikte materiaal moet zo stevig zijn dat het niet mogelijk is het per ongeluk te breken. Het mag niet vervalst of ongemerkt opnieuw gebruikt kunnen worden.
2. Wanneer de verzegelingen door een bevoegde instantie zijn gecer- tificeerd overeenkomstig ISO-norm 17712:2013 „Vrachtcontainers — Mechanische afdichtingen”, worden deze verzegelingen geacht aan de vereisten in lid 1 te voldoen.
Bij containervervoer wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van ver- zegelingen met hoge veiligheidskenmerken.
3. Op de douaneverzegeling komen de volgende vermeldingen voor:
a) het woord „douane” in één van de officiële talen van de Unie of een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, of een overeenkomstige afkorting;
b) een landcode in de vorm van de tweeletterige ISO-landcode die het land identificeert waarin de verzegeling is aangebracht.
De overeenkomstsluitende partijen kunnen in onderling overleg beslui- ten gebruik te maken van gemeenschappelijke veiligheidskenmerken en technologie.
4. Elk land informeert de Commissie over de soorten verzegelingen die het in gebruik heeft. De Commissie stelt deze informatie beschik- baar aan alle landen.
5. Wanneer een verzegeling moet worden verwijderd om inspectie door de douane mogelijk te maken, tracht de douaneautoriteit opnieuw een verzegeling aan te brengen zoals vereist is, met behulp van een douaneverzegeling die ten minste gelijkwaardige veiligheidskenmerken heeft, en vermeldt zij de gegevens van de actie, inclusief het nieuwe verzegelingsnummer, op de vrachtdocumentatie.
▼M38
6. Douaneverzegelingen die voldoen ►M39 aan bijlage II bij aan- hangsel I van de overeenkomst ◄ zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2008 (1), mogen verder worden gebruikt totdat de voorraden zijn uitgeput of tot 1 mei 2019, indien deze datum eerder valt.
Artikel 39
Alternatieve identificatiemaatregelen voor verzegeling
1. In afwijking van artikel 11, lid 1, van de overeenkomst kan het douanekantoor van vertrek besluiten de goederen die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst, niet te verzegelen en zich in plaats daarvan te baseren op de omschrijving van de goederen in de aangifte voor douanevervoer of in de aanvullende documenten, op voorwaarde dat de omschrijving voldoende nauwkeurig is om de goe- deren gemakkelijk te identificeren en melding maakt van de hoeveelheid en aard van de goederen en van eventuele bijzondere kenmerken zoals volgnummers van de goederen.
2. In afwijking van artikel 11, lid 1, van de overeenkomst worden, tenzij het douanekantoor van vertrek anders besluit, noch het vervoer- middel, noch de afzonderlijke colli verzegeld wanneer:
a) de goederen door de lucht worden vervoerd en ofwel op elke zen- ding etiketten zijn aangebracht met daarop het nummer van de bege- leidende luchtvrachtbrief, ofwel de zending een laadeenheid vormt waarop het nummer van de begeleidende luchtvrachtbrief is vermeld;
b) de goederen per spoor worden vervoerd en identificatiemaatregelen door de spoorwegondernemingen worden toegepast.
Artikel 40
Vrijgave van de goederen voor de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
1. Alleen goederen die zijn verzegeld in overeenstemming met arti- kel 11, leden 1, 2 en 3, van de overeenkomst of waarvoor alternatieve identificatiemaatregelen zijn genomen in overeenstemming met arti- kel 11, lid 4, van de overeenkomst en artikel 39 van dit aanhangsel, worden vrijgegeven voor de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
2. Bij vrijgave van de goederen zendt het douanekantoor van vertrek de gegevens van het gemeenschappelijk douanevervoer:
a) naar het opgegeven douanekantoor van bestemming;
(1) Besluit nr. 1/2008 van de Gemengde Commissie EG-EVA „gemeenschappe- lijk douanevervoer” van 16 juni 2008 tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (PB L 274 van 15.10.2008, blz. 1).
▼M38
b) naar elk opgegeven douanekantoor van doorgang.
Deze gegevens worden gebaseerd op gegevens uit de, eventueel gewij- zigde, aangifte voor douanevervoer.
3. Het douanekantoor van vertrek stelt de houder van de regeling in kennis van de vrijgave van de goederen voor de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer.
▼M39
Artikel 41
Begeleidingsdocument voor douanevervoer en lijst van artikelen
1. Het douanekantoor van vertrek verstrekt de aangever een bege- leidingsdocument voor douanevervoer. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt opgesteld met behulp van het formulier in bijlage A3 bij aanhangsel III en bevat de gegevens die zijn opgenomen in bijlage A4 bij aanhangsel III.
2. Zo nodig wordt het begeleidingsdocument voor douanevervoer aangevuld met een lijst van artikelen die wordt opgesteld met behulp van het formulier in bijlage A5 bij aanhangsel III en de gegevens bevat die zijn opgenomen in bijlage A6 bij aanhangsel III. De lijst van ar- tikelen maakt integrerend deel uit van het begeleidingsdocument voor douanevervoer.
3. Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, verstrekt het douanekantoor van vertrek de aangever een begeleidings- document voor douanevervoer aangevuld met een lijst van artikelen. De lijst van artikelen maakt integrerend deel uit van het begeleidingsdocu- ment voor douanevervoer.
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt opgesteld met be- hulp van het formulier in bijlage A3 bis bij aanhangsel III en bevat het de gegevens die zijn opgenomen in bijlage A4 bis bij aanhangsel III. De lijst van artikelen wordt verstrekt met behulp van het formulier in bij- lage A5 bis bij aanhangsel III en bevat de gegevens die zijn opgenomen in bijlage A6 bis bij aanhangsel III.
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer en de lijst van artikelen worden in gedrukte vorm verstrekt.
▼M38
HOOFDSTUK IV
▼M39
Formaliteiten tijdens het vervoer
Artikel 42
Overlegging van het begeleidingsdocument voor douanevervoer
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer met het MRN van de aangifte voor douanevervoer en andere documenten die het vervoer van de goederen vergezellen, worden op elk verzoek van de douaneautori- teiten overgelegd.
▼M38
Artikel 43
Aanbrengen van goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, bij het douanekantoor van doorgang
1. De goederen en het begeleidingsdocument voor douanevervoer met het overeenkomstige MRN worden bij elk kantoor van doorgang aangebracht.
2. Het douanekantoor van doorgang registreert de grensoverschrij- ding van de goederen op basis van de gegevens van het gemeenschap- pelijk douanevervoer die het van het douanekantoor van vertrek heeft ontvangen. De douanekantoren van doorgang stellen het douanekantoor van vertrek in kennis van deze grensoverschrijding.
3. De douanekantoren van doorgang kunnen de goederen controleren. Een controle van de goederen geschiedt in de eerste plaats op basis van de gegevens van het gemeenschappelijk douanevervoer die van het douanekantoor van vertrek zijn ontvangen.
4. Wanneer goederen via een ander douanekantoor van doorgang worden vervoerd dan het opgegeven kantoor, verzoekt het feitelijke douanekantoor van doorgang het douanekantoor van vertrek om de gegevens van het gemeenschappelijk douanevervoer en stelt het dit kantoor in kennis van de grensoverschrijding van de goederen.
5. De leden 1, 2 en 4 zijn niet van toepassing op het vervoer van goederen per spoor, op voorwaarde dat het douanekantoor van doorgang de grensoverschrijding van de goederen op een andere manier kan verifiëren. Een dergelijke verificatie dient alleen te geschieden indien deze noodzakelijk wordt geacht. De verificatie kan achteraf plaatsvinden.
Artikel 44
Voorvallen tijdens het verkeer van goederen in het kader van het gemeenschappelijk douanevervoer
1. De vervoerder voorziet het begeleidingsdocument voor douanever- voer van de nodige vermeldingen en brengt de goederen samen met dat document onmiddellijk na het voorval aan bij de dichtstbijzijnde dou- aneautoriteit van het land op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt wanneer:
a) de vervoerder door omstandigheden buiten zijn wil genoodzaakt is geweest om af te wijken van de overeenkomstig artikel 33, lid 2, voorgeschreven route;
b) de verzegelingen zijn verbroken of gemanipuleerd tijdens het dou- anevervoer door een oorzaak buiten de wil van de vervoerder;
c) goederen onder toezicht van de douaneautoriteit van het ene vervoer- middel in of op het andere vervoermiddel zijn overgeladen;
d) het verzegelde vervoermiddel door dreigend gevaar onmiddellijk ge- deeltelijk of geheel gelost moet worden;
▼M38
e) zich een voorval heeft voorgedaan dat tot gevolg kan hebben dat de houder van de regeling of de vervoerder niet langer aan zijn ver- plichtingen kan voldoen;
f) een van de onderdelen van een samenstel van vervoermiddelen dat als één vervoermiddel wordt beschouwd zoals bedoeld in artikel 24, lid 2, is gewijzigd.
Wanneer de douaneautoriteiten op het grondgebied waarvan het ver- voermiddel zich bevindt, van mening zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer in kwestie kan worden voortgezet nadat zij alle eventueel noodzakelijke maatregelen hebben genomen, viseren zij de vermeldin- gen die de vervoerder in het begeleidingsdocument voor douanevervoer heeft aangebracht.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, brengt de vervoerder onmiddellijk na het voorval de goederen aan bij en legt hij het begeleidingsdocument voor douanevervoer met het MRN van de aangifte voor douanevervoer over aan de dichtstbijzijnde douaneautori- teit van het land op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt in de onder a) tot en met f) van de eerste alinea bedoelde situaties.
Wanneer de douaneautoriteiten op het grondgebied waarvan het ver- voermiddel zich bevindt, van mening zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer in kwestie kan worden voortgezet, nemen zij alle maat- regelen die zij nodig achten en voeren zij relevante gegevens over de in de eerste alinea van dit lid bedoelde voorvallen in het in artikel 4 bedoelde elektronische douanevervoersysteem in.
2. De vervoerder is niet verplicht de goederen aan te brengen bij en het begeleidingsdocument voor douanevervoer met daarop de nodige vermeldingen over te leggen aan de in lid 1 bedoelde douaneautoriteit in de volgende gevallen:
a) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder c), als de goederen worden overgeladen vanuit een vervoermiddel dat niet is verzegeld;
b) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder f), wanneer een of meer spoorwagons van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons worden losgekoppeld wegens technische problemen;
c) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder f), wanneer de trekker van een wegvoertuig wordt gewisseld zonder dat de aanhangwagens of op- leggers worden gewisseld.
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, is de ver- voerder niet verplicht de goederen aan te brengen bij en het begelei- dingsdocument voor douanevervoer met het MRN van de aangifte voor douanevervoer over te leggen aan de in lid 1 bedoelde douaneautoriteit op voorwaarde dat de houder van de regeling of de vervoerder namens de houder van de rekening relevante gegevens over het voorval verstrekt aan die douaneautoriteit in de volgende gevallen:
a) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder c), als de goederen worden overgeladen vanuit een vervoermiddel dat niet is verzegeld;
▼M39
b) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder f), wanneer een of meer spoorwagons van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons worden losgekoppeld wegens technische problemen;
c) voorvallen als bedoeld in lid 1, onder f), wanneer de trekker van een wegvoertuig wordt gewisseld zonder dat de aanhangwagens of op- leggers worden gewisseld.
3. Alle relevante gegevens in het begeleidingsdocument voor dou- anevervoer over de in lid 1 bedoelde voorvallen worden in het elektro- nische douanevervoersysteem ingevoerd door, naargelang van het geval, de douaneautoriteiten van het douanekantoor van doorgang dan wel van het douanekantoor van bestemming.
„Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, worden de relevante gegevens over de in lid 1 bedoelde voorvallen in het elektro- nische douanevervoersysteem ingevoerd door de dichtstbijzijnde dou- aneautoriteit van het land op wiens grondgebied het vervoermiddel zich bevindt.
▼M38
HOOFDSTUK V
Formaliteiten bij het douanekantoor van bestemming
Artikel 45
Aanbrengen van onder de regelinggemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming
1. Wanneer onder een regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming aankomen, dient het volgende bij dat douanekantoor te worden aangebracht:
a) de goederen;
b) het begeleidingsdocument voor douanevervoer;
c) de door het douanekantoor van bestemming vereiste informatie.
Het aanbrengen vindt plaats tijdens de officiële openingsuren. Het dou- anekantoor van bestemming kan echter op verzoek van de betrokkene toestaan dat het aanbrengen buiten de officiële openingsuren of op een andere plaats geschiedt.
2. Wanneer het aanbrengen heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de door het douanekantoor van vertrek in overeenstemming met artikel 34, lid 1, vastgestelde termijn, wordt de houder van de regeling geacht de termijn in acht te hebben genomen wanneer hij of de ver- voerder ten genoegen van het douanekantoor van bestemming kan aan- tonen dat de vertraging niet aan hem kan worden toegerekend.
▼M38
3. ►M39 Het douanekantoor van bestemming bewaart het begelei- dingsdocument voor douanevervoer.
Het douanekantoor van bestemming verricht douanecontroles in de eer- ste plaats op basis van de gegevens van de aangifte voor gemeenschap- pelijk douanevervoer die het van het douanekantoor van vertrek heeft ontvangen. ◄
4. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer is beëin- digd, er door het douanekantoor van bestemming geen onregelmatigheid is geconstateerd en de houder van de regeling het begeleidingsdocument voor douanevervoer overlegt, viseert dit douanekantoor dat document op verzoek van de houder van de regeling als alternatief bewijs in over- eenstemming met artikel 51, lid 1. De visering bestaat uit een stempel van dat douanekantoor, de handtekening van de ambtenaar, de datum en de volgende vermelding:
„— Alternatief bewijs — 99202”.
5. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer kan bij een ander douanekantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven kantoor worden beëindigd. Dat douanekantoor wordt dan beschouwd als het douanekantoor van bestemming.
Artikel 46
Ontvangstbewijs
1. Op verzoek van de persoon die de goederen bij het douanekantoor van bestemming aanbrengt, viseert dit douanekantoor een ontvangst- bewijs ter bevestiging dat de goederen zijn aangebracht bij en het bege- leidingsdocument voor douanevervoer is overgelegd aan dat douanekantoor.
▼M39
Het ontvangstbewijs bevat een verwijzing naar het MRN van de aan- gifte voor douanevervoer.
▼M38
2. Het bewijs wordt verstrekt door gebruik te maken van het formu- lier in bijlage B10 bij aanhangsel III en moet vooraf door de betrokkene worden ingevuld.
3. Het ontvangstbewijs kan niet dienen als alternatief bewijs dat de regeling gemeenschappelijk douanevervoer in de zin van artikel 51, lid 1, is beëindigd.
Artikel 47
Kennisgeving van aankomst van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en controleresultaten
1. Het douanekantoor van bestemming stelt het douanekantoor van vertrek in kennis van de aankomst van de goederen op de dag waarop de goederen en het begeleidingsdocument voor douanevervoer overeen- komstig artikel 45, lid 1, zijn aangebracht.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, stelt het douanekantoor van bestemming het douanekantoor van vertrek in kennis van de aankomst van de goederen op de dag waarop de goederen en het begeleidingsdocument voor douanevervoer met het MRN van de aan- gifte voor douanevervoer overeenkomstig artikel 45, lid 1, zijn aangebracht.
▼M38
2. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bij een ander douanekantoor wordt beëindigd dan het in de aangifte voor dou- anevervoer opgegeven kantoor, deelt het douanekantoor dat wordt be- schouwd als het douanekantoor van bestemming overeenkomstig arti- kel 45, lid 5, het douanekantoor van vertrek de aankomst mee op de dag waarop de goederen en het begeleidingsdocument voor douanevervoer overeenkomstig artikel 45, lid 1, zijn aangebracht.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, deelt het douanekantoor dat wordt beschouwd als het douanekantoor van bestem- ming overeenkomstig artikel 45, lid 5, wanneer de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer bij een ander douanekantoor wordt beëindigd dan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven kantoor, het dou- anekantoor van vertrek de aankomst mee op de dag waarop de goederen en het begeleidingsdocument voor douanevervoer met het MRN van de aangifte voor douanevervoer overeenkomstig artikel 45, lid 1, zijn aangebracht.
▼M38
Het douanekantoor van vertrek deelt de aankomst ook mee aan het in de aangifte voor douanevervoer opgegeven douanekantoor van bestemming.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde kennisgeving van aankomst wordt niet beschouwd als bewijs dat de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer naar behoren is beëindigd.
4. Het douanekantoor van bestemming deelt de controleresultaten mee aan het douanekantoor van vertrek uiterlijk op de derde dag vol- gende op de dag waarop de goederen bij het douanekantoor van be- stemming of op een andere plaats in overeenstemming met artikel 45, lid 1, zijn aangebracht. In uitzonderlijke gevallen kan deze termijn tot zes dagen worden verlengd.
5. In afwijking van lid 4 van dit artikel, geldt dat wanneer de goe- deren worden ontvangen door een toegelaten geadresseerde zoals be- doeld in artikel 87, het douanekantoor van vertrek uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag waarop de goederen bij de toegelaten geadres- seerde zijn afgeleverd, in kennis wordt gesteld.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, wordt het douanekantoor van vertrek, wanneer goederen per spoor worden ver- voerd en een of meer spoorwagons wegens technische problemen wor- den losgekoppeld van een reeks aan elkaar gekoppelde spoorwagons zoals bedoeld in artikel 44, lid 2, onder b), uiterlijk op de twaalfde dag volgende op de dag waarop het eerste deel van de goederen is aangebracht, in kennis gesteld.
▼M38
HOOFDSTUK VI
Formaliteiten in verband met de beëindiging van de regeling
Artikel 48
Beëindiging en aanzuivering van de regeling
1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer is beëindigd en de houder van de regeling is zijn verplichtingen nagekomen als de onder de regeling geplaatste goederen en de vereiste informatie op het dou- anekantoor van bestemming beschikbaar zijn overeenkomstig de douanewetgeving.
2. De douaneautoriteiten zuiveren de regeling gemeenschappelijk douanevervoer aan indien zij op grond van een vergelijking van de gegevens van het douanekantoor van vertrek met die van het dou- anekantoor van bestemming, kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.
Artikel 49
Nasporingsprocedure voor goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
1. Wanneer het douanekantoor van vertrek na ontvangst van de ken- nisgeving van aankomst van de goederen de controleresultaten niet binnen zes dagen heeft ontvangen overeenkomstig artikel 47, lid 4, of artikel 47, lid 5, verzoekt dat douanekantoor het douanekantoor van bestemming dat de kennisgeving van aankomst van de goederen heeft verzonden, onmiddellijk om de controleresultaten.
Het douanekantoor van bestemming zendt de controleresultaten onmid- dellijk na ontvangst van het verzoek van het douanekantoor van vertrek.
2. Wanneer de douaneautoriteit van het land van vertrek nog geen informatie heeft ontvangen die de aanzuivering van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer of de invordering van de schuld mogelijk maakt, vraagt zij de relevante informatie in de volgende gevallen aan de houder van de regeling of, indien voldoende gegevens beschikbaar zijn ter bestemming, aan het douanekantoor van bestemming:
a) het douanekantoor van vertrek heeft de kennisgeving van aankomst van de goederen bij het verstrijken van de termijn voor het aan- brengen van de goederen in overeenstemming met artikel 34 nog niet ontvangen;
b) het douanekantoor van vertrek heeft de overeenkomstig lid 1 ge- vraagde controleresultaten niet ontvangen;
c) het douanekantoor van vertrek stelt vast dat de kennisgeving van aankomst van de goederen of de controleresultaten bij vergissing zijn verzonden.
▼M38
3. De douaneautoriteit van het land van vertrek stuurt verzoeken om informatie overeenkomstig lid 2, onder a), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de daarin genoemde termijn en verzoeken om informatie overeenkomstig lid 2, onder b), binnen een termijn van zeven dagen na het verstrijken van de in lid 1 genoemde toepasselijke termijn.
Indien de douaneautoriteit van het land van vertrek echter vóór het verstrijken van deze termijnen verneemt dat de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer niet naar behoren is beëindigd, of vermoedt dat dit het geval is, stuurt zij het verzoek onmiddellijk.
4. Verzoeken die overeenkomstig lid 2 zijn gedaan, worden beant- woord binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.
5. Wanneer het douanekantoor van bestemming na een verzoek over- eenkomstig lid 2 onvoldoende informatie heeft verstrekt om de regeling gemeenschappelijk douanevervoer aan te zuiveren, verzoekt de dou- aneautoriteit van het land van vertrek de houder van de regeling om deze informatie binnen 28 dagen na de inleiding van de nasporings- procedure te verstrekken.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, verzoekt de douaneautoriteit van het land van vertrek, wanneer het douanekan- toor van bestemming na een verzoek overeenkomstig lid 2 onvoldoende informatie heeft verstrekt om de regeling gemeenschappelijk douanever- voer aan te zuiveren, de houder van de regeling om deze informatie binnen 35 dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure te verstrekken.
▼M38
De houder van de regeling antwoordt op dit verzoek binnen 28 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.
6. Wanneer de informatie in het antwoord van de houder van de regeling in overeenstemming ►M39 met lid 5 ◄ onvoldoende is om de regeling gemeenschappelijk douanevervoer aan te zuiveren, maar de douaneautoriteit van het land van vertrek het voldoende acht om de nasporingsprocedure voort te zetten, stuurt deze autoriteit onmid- dellijk een verzoek om aanvullende informatie naar het betrokken douanekantoor.
Dat douanekantoor antwoordt op het verzoek binnen 40 dagen na de datum waarop het verzoek werd verzonden.
7. Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zo- als beschreven in de leden 1 tot en met 6, wordt vastgesteld dat de regeling gemeenschappelijk douanevervoer naar behoren is beëindigd, zuivert de douaneautoriteit van het land van vertrek de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer aan en deelt zij dit onmiddellijk mee aan de houder van de regeling en, in voorkomend geval, aan de douaneautori- teit die de invorderingsprocedure voor de aanzuivering van die regeling heeft ingeleid.
▼M38
8. Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure, zo- als beschreven in de leden 1 tot en met 6, wordt vastgesteld dat de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet kan worden aangezui- verd, moet de douaneautoriteit van het land van vertrek vaststellen of er een schuld is ontstaan.
Indien er een schuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van het land van vertrek de volgende maatregelen:
a) de schuldenaar wordt geïdentificeerd;
b) er wordt vastgesteld welke douaneautoriteit verantwoordelijk is voor de mededeling van de schuld.
Artikel 50
Verzoek om overdracht van de invordering van de schuld
1. Wanneer de douaneautoriteit van het land van vertrek tijdens de nasporingsprocedure en vóór het verstrijken van de termijn zoals be- doeld in artikel 114, lid 2, het bewijs verkrijgt dat de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid in een andere lidstaat is gelegen, zendt deze douaneautoriteit onmiddellijk en in ieder geval voor het verstrijken van de termijn alle beschikbare informatie naar de voor die plaats bevoegde douaneautoriteit.
2. De voor die plaats bevoegde douaneautoriteit bevestigt de ont- vangst van de informatie en deelt de douaneautoriteit van het land van vertrek mee of zij verantwoordelijk is voor de invordering. Indien de douaneautoriteit van het land van vertrek deze informatie niet binnen
28 dagen heeft ontvangen, hervat zij onmiddellijk de nasporingspro- cedure of begint zij de invordering.
Artikel 51
Alternatief bewijs van de beëindiging van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt geacht naar behoren te zijn beëindigd wanneer de houder van de regeling ten ge- noegen van de douaneautoriteit van het land van vertrek een van de volgende documenten overlegt, die de goederen identificeren:
a) een door de douaneautoriteit van het land van bestemming gewaar- merkt document aan de hand waarvan de goederen kunnen worden geïdentificeerd en waaruit blijkt dat de betrokken goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn aangebracht of bij een toegela- ten geadresseerde zoals bedoeld in artikel 87 zijn afgeleverd;
b) een document of een registratie van de douane, door de douaneau- toriteit van een land gewaarmerkt, waaruit blijkt dat de betrokken goederen het douanegebied van de overeenkomstsluitende partij fy- siek hebben verlaten;
▼M38
c) een douanedocument dat is afgegeven in een derde land waar de goederen onder een douaneregeling zijn geplaatst;
d) een in een derde land afgegeven document dat is geviseerd of an- derszins door de douaneautoriteit van dat land is gewaarmerkt, waarin wordt vastgesteld dat de goederen worden geacht zich in dat land in het vrije verkeer te bevinden.
2. In plaats van de in lid 1 bedoelde documenten kunnen kopieën daarvan, mits deze voor conform zijn gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft gewaarmerkt, als bewijs worden verstrekt door de autoriteit van het betrokken derde land of de autoriteit van een land.
Artikel 52
Verificatie en administratieve bijstand
1. De bevoegde douaneautoriteiten kunnen na vrijgave van de goe- deren overgaan tot controles van de verstrekte informatie en van de documenten, formulieren, vergunningen of gegevens die verband hou- den met het gemeenschappelijk douanevervoer, om te controleren of de vermeldingen, de uitgewisselde informatie en de stempels authentiek zijn. Deze controles worden verricht in geval van twijfel aan de juist- heid en de echtheid van de verstrekte informatie of wanneer fraude wordt vermoed. Zij kunnen eveneens op basis van een risicoanalyse of bij wijze van steekproef worden verricht.
2. Een bevoegde douaneautoriteit die een verzoek om een controle achteraf ontvangt, beantwoordt dit verzoek onmiddellijk.
3. Wanneer de bevoegde douaneautoriteit van het land van vertrek een verzoek indient bij de bevoegde douaneautoriteit voor een controle achteraf van informatie die verband houdt met het gemeenschappelijk douanevervoer, wordt geacht niet aan de voorwaarden van artikel 48, lid 2, voor de aanzuivering van de regeling douanevervoer te zijn vol- daan totdat de echtheid en juistheid van de gegevens zijn bevestigd.
HOOFDSTUK VII
Regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor het vervoer van goederen via een vaste transportinrichting
Artikel 53
Regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor het vervoer van goederen via een vaste transportinrichting
1. Wanneer via een vaste transportinrichting vervoerde goederen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij binnenkomen via deze inrichting, worden deze goederen bij het binnenkomen van dat douanegebied geacht onder de regeling gemeenschappelijk douanever- voer te zijn geplaatst.
▼M38
2. Wanneer goederen al aanwezig zijn in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij en via een vaste transportinrichting worden vervoerd, worden deze goederen geacht onder de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer te zijn geplaatst wanneer zij in de vaste transport- inrichting zijn geplaatst.
3. Wanneer goederen via een vaste transportinrichting worden ver- voerd, is voor de toepassing van de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer de houder van de regeling de exploitant van de vaste trans- portinrichting die gevestigd is in de overeenkomstsluitende partij over wier grondgebied de goederen het douanegebied van de overeenkomst- sluitende partijen binnenkomen in het in lid 1 bedoelde geval, of de exploitant van de vaste transportinrichting in de overeenkomstsluitende partij waarin het vervoer begint in het in lid 2 bedoelde geval.
De houder van de regeling en de douaneautoriteit bereiken overeen- stemming over de methoden voor het douanetoezicht op de vervoerde goederen.
4. Voor de toepassing van artikel 8, lid 2, wordt de exploitant van een vaste transportinrichting die is gevestigd in een land over wiens grondgebied de goederen via een vaste transportinrichting worden ver- voerd, geacht de vervoerder te zijn.
5. Onverminderd de bepalingen van lid 8 wordt de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer geacht te zijn beëindigd wanneer de des- betreffende vermelding is aangebracht in de bedrijfsadministratie van de geadresseerde of de exploitant van de vaste transportinrichting waar- uit blijkt dat de via een vaste inrichting vervoerde goederen:
a) bij de installatie van de geadresseerde zijn aangekomen;
b) in het distributienetwerk van de geadresseerde zijn opgenomen of
c) het douanegebied van de overeenkomstsluitende partijen hebben verlaten.
6. Wanneer goederen die via een vaste transportinrichting tussen twee overeenkomstsluitende partijen worden vervoerd, worden geacht onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te zijn geplaatst overeenkomstig lid 2 en tijdens het vervoer het grondgebied passeren van een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet voor het ver- voer via een vaste transportinrichting wordt toegepast, wordt deze rege- ling gedurende de passage over dit grondgebied geschorst.
7. Wanneer goederen via een vaste transportinrichting worden ver- voerd vanuit een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk dou- anevervoer waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor het vervoer via een vaste transportinrichting niet wordt toegepast, naar een plaats van bestemming in een overeenkomstsluitende partij waar deze regeling voor dit soort vervoer wel wordt toegepast, wordt deze regeling geacht aan te vangen op het tijdstip waarop de goederen het grond- gebied van deze laatste overeenkomstsluitende partij binnenkomen.
8. Wanneer goederen via een vaste transportinrichting worden ver- voerd vanuit een overeenkomstsluitende partij waar de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer voor het vervoer via een vaste transport- inrichting wordt toegepast, naar een plaats van bestemming in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer waar deze regeling voor dit soort vervoer niet wordt toegepast, wordt deze regeling geacht te worden beëindigd op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij verlaten waar deze regeling wordt toegepast.
▼M38
Artikel 54
Facultatieve toepassing van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor het vervoer van goederen via een vaste transportinrichting
Een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, kan besluiten de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet toe te pas- sen op het vervoer van goederen via een vaste transportinrichting. Dit besluit wordt aan de Commissie meegedeeld, die de andere landen daarvan in kennis stelt.
TITEL III:
IN HET KADER VAN DE REGELING GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER GEBRUIKTE VEREENVOUDIGINGEN
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen inzake vereenvoudigingen
Artikel 55
Soorten vereenvoudigingen voor douanevervoer
►M39 1. ◄ De douaneautoriteiten kunnen op aanvraag een ver- gunning verlenen voor een van de volgende vereenvoudigingen:
a) het gebruik van een doorlopende zekerheid of ontheffing van zekerheidstelling;
b) het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model wanneer verzegeling vereist is om de identificatie van de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen te garanderen;
c) de status van toegelaten afzender, op grond waarvan de vergunning- houder goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanever- voer mag plaatsen zonder deze aan te brengen bij de douane;
d) de status van toegelaten geadresseerde, op grond waarvan de ver- gunninghouder onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer vervoerde goederen op een goedgekeurde plaats mag ontvangen om de regeling overeenkomstig artikel 48, lid 1, te beëindigen;
e) het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanever- voer door de lucht of van de regeling gemeenschappelijk douanever- voer door de lucht op basis van een elektronisch manifest;
f) het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanever- voer per spoor;
g) het gebruik van andere vereenvoudigde procedures op grond van artikel 6 van de overeenkomst ;
▼M39
h) de regeling gemeenschappelijk douanevervoer op basis van een elek- tronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht;
i) het gebruik van een douaneaangifte met beperkte gegevensvereisten om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen.
2. Er wordt vergunning overeenkomstig lid 1, onder i), verleend voor het gebruik van een douaneaangifte met beperkte gegevensvereisten om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaat- sen voor:
a) het vervoer van goederen per spoor;
b) het vervoer van goederen door de lucht wanneer geen gebruik wordt gemaakt van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer.
3. Tot de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, zijn de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht zoals bedoeld in lid 1, onder e), en de papieren regeling gemeen- schappelijk douanevervoer per spoor zoals bedoeld in lid 1, onder f), van toepassing. Na deze datums zijn deze regelingen gemeenschappelijk douanevervoer niet meer van toepassing.
Tot 1 mei 2018 is de regeling gemeenschappelijk douanevervoer op basis van een elektronisch manifest voor het vervoer van goederen door de lucht zoals bedoeld in lid 1, onder e), van toepassing op de marktdeelnemers die nog geen upgrade hebben doorgevoerd van de systemen die noodzakelijk zijn voor het gebruik van het elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht zoals bedoeld in lid 1, onder h). Na die datum is de regeling gemeenschappelijk douanevervoer op basis van een elektronisch mani- fest voor het vervoer van goederen door de lucht zoals bedoeld in lid 1, onder e), niet meer van toepassing.
Tot de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, is de ver- eenvoudiging zoals bedoeld in lid 1, onder i), niet van toepassing.
▼M38
Artikel 56
Territoriaal toepassingsgebied van de vergunningen voor vereenvoudigingen
1. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder b) en c) ◄, bedoelde ver- eenvoudigingen zijn alleen van toepassing op gemeenschappelijk dou- anevervoer dat aanvangt in de overeenkomstsluitende partij waar de vergunning voor die vereenvoudigingen is verleend.
2. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄, bedoelde vereenvou- diging is alleen van toepassing op gemeenschappelijk douanevervoer dat eindigt in de overeenkomstsluitende partij waar de vergunning voor die vereenvoudiging is verleend.
▼M38
3. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder e) en h), bedoelde vereen- voudigingen ◄ is alleen van toepassing in de overeenkomstsluitende partijen die in de vergunning voor die vereenvoudiging zijn gespecificeerd.
4. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder a), f) en i) ◄, bedoelde vereenvoudigingen zijn van toepassing in alle overeenkomstsluitende partijen.
Artikel 57
Algemene voorwaarden betreffende vergunningen voor vereenvoudigingen
1. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder a) ◄, bedoelde vergunning wordt verleend aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden vol- doen:
a) de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van een overeen- komstsluitende partij;
b) de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften begaan en heeft geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit;
c) de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer of hij beschikt over de praktische vak- bekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit.
2. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder b), c), d) en i) ◄, bedoelde vergunningen worden verleend aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van een overeen- komstsluitende partij;
b) de aanvrager verklaart dat hij regelmatig gebruik zal maken van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;
c) de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften begaan en heeft geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit;
d) de aanvrager toont aan dat hij zijn handelingen en de goederen- stroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voor- komend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;
e) de aanvrager beschikt over de praktische vakbekwaamheid of be- roepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit.
3. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder e) ◄, bedoelde vergunnin- gen worden verleend aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) in het geval van de papieren regeling gemeenschappelijk douanever- voer door de lucht: de aanvrager is een luchtvaartmaatschappij en is gevestigd in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij;
▼M38
b) in het geval van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest: de aanvrager is een luchtvaartmaatschappij die een beduidend aantal vluchten tussen luchthavens in de overeenkomstsluitende partijen uitvoert, en is ge- vestigd in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij of heeft daar zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting;
c) de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen;
d) de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd.
4. De in ►M39 artikel 55, lid 1, onder f) ◄, bedoelde vergunnin- gen worden verleend aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) de aanvrager is een spoorwegmaatschappij;
b) de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van een overeen- komstsluitende partij;
c) de aanvrager maakt regelmatig gebruik van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer of de bevoegde douaneautoriteit weet dat hij aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling kan voldoen; en
d) de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of belastingwetgeving gepleegd.
▼M39
5. De in artikel 55, lid 1, onder h), bedoelde vergunningen worden verleend aan aanvragers die aan de volgende voorwaarden voldoen:
a) de aanvrager is gevestigd in het douanegebied van een overeen- komstsluitende partij;
b) de aanvrager verklaart dat hij regelmatig gebruik zal maken van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;
c) de aanvrager heeft geen ernstige of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften begaan en heeft geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit;
d) de aanvrager toont aan dat hij zijn handelingen en de goederen- stroom goed onder controle heeft dankzij een handels- en, in voor- komend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;
▼M39
e) de aanvrager beschikt over de praktische vakbekwaamheid of be- roepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit;
f) de aanvrager voert een beduidend aantal vluchten uit tussen lucht- havens in de overeenkomstsluitende partijen;
g) de aanvrager toont aan dat hij zal kunnen garanderen dat de gege- vens van het elektronische vervoersdocument beschikbaar zijn in het douanekantoor van vertrek op de luchthaven van vertrek en in het douanekantoor van bestemming op de luchthaven van bestemming en dat deze gegevens dezelfde zijn in het douanekantoor van vertrek en het douanekantoor van bestemming.
►M39 6. ◄ De vergunningen worden slechts verleend op voor- waarde dat de douaneautoriteit van oordeel is dat zij in staat zal zijn om toezicht te houden op de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en controles te verrichten zonder dat zij daarvoor administratieve maat- regelen moet nemen die niet in verhouding staan tot de behoeften van de betrokkene.
Artikel 58
Toezicht op de vergunningsvoorwaarden
De douaneautoriteiten zien toe op de voorwaarden waaraan de vergun- ninghouder moet voldoen. Zij zien ook toe op de naleving van de uit de vergunning voortvloeiende verplichtingen. Indien de vergunninghouder minder dan drie jaar gevestigd is, houdt de douaneautoriteit nauw toe- zicht op hem gedurende het eerste jaar na het verlenen van de vergunning.
Artikel 59
Inhoud van de aanvraag voor een vergunning
1. Een aanvraag voor een vergunning voor het gebruik van vereen- voudigingen wordt gedateerd en ondertekend. De overeenkomstsluitende partijen bepalen op welke wijze de aanvraag moet worden ingediend.
2. Een aanvraag moet alle gegevens bevatten aan de hand waarvan de douaneautoriteiten kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de aangevraagde vereenvoudigingen is voldaan.
Artikel 60
Verantwoordelijkheid van de aanvrager
De persoon die een aanvraag voor een vereenvoudiging doet, is, over- eenkomstig de in de overeenkomstsluitende partijen geldende bepalin- gen en onverminderd de mogelijke toepassing van strafbepalingen, ver- antwoordelijk voor:
a) de juistheid en volledigheid van de in de aanvraag verstrekte gegevens;
b) de echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aanvraag.
▼M38
Artikel 61
Tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteiten
1. Een aanvraag voor de in ►M39 artikel 55, onder c) ◄, bedoelde vereenvoudiging wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn om de vergunning te verlenen in het land waar het gemeenschap- pelijk douanevervoer normaal zal aanvangen.
2. Een aanvraag voor de in ►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄, bedoelde vereenvoudiging wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn om de vergunning te verlenen in het land waar het ge- meenschappelijk douanevervoer normaal zal worden beëindigd.
3. Een aanvraag voor de in ►M39 artikel 55, lid 1, onder a), b), e), f), h) en i) ◄, bedoelde vereenvoudigingen wordt ingediend bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn voor de plaats waar de hoofdboek- houding voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar deze toegankelijk is, en waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de vergunning moeten vallen, zal worden uitgevoerd.
De hoofdboekhouding van de aanvrager heeft betrekking op de admi- nistratie en de documentatie aan de hand waarvan de douaneautoriteiten de vergunning kunnen verlenen.
▼M39
4. Indien ofwel een toegelaten afzender zoals bedoeld in artikel 55, lid 1, onder c), of een aanvrager die de in artikel 55, lid 1, onder c), bedoelde vereenvoudiging aanvraagt, eveneens de in artikel 55, lid 1, onder b), bedoelde vereenvoudiging aanvraagt, kan die aanvraag worden ingediend bij de beschikkingsbevoegde douaneautoriteit in het land waar het gemeenschappelijk douanevervoer van de toegelaten afzender zal aanvangen.
▼M38
Artikel 62
Aanvaarding en afwijzing van aanvragen en verlening van vergunningen
1. Aanvragen worden aanvaard of afgewezen en vergunningen wor- den verleend overeenkomstig de in de overeenkomstsluitende partijen geldende bepalingen.
2. Beschikkingen tot afwijzing van een aanvraag worden met redenen omkleed en aan de aanvrager meegedeeld binnen de termijnen en over- eenkomstig de bepalingen die gelden in de betrokken overeenkomst- sluitende partij.
▼M38
Artikel 63
Inhoud van de vergunning
1. De vergunning en, zo nodig, een of meer gewaarmerkte kopieën worden aan de vergunninghouder verstrekt.
2. In de vergunning worden de voorwaarden vermeld waaronder van de vereenvoudigingen gebruik kan worden gemaakt en de wijze waarop deze worden toegepast en gecontroleerd.
Artikel 64
Datum van vankrachtwording van de vergunning
1. De vergunning wordt van kracht op de datum waarop de aan- vrager deze ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen, en vanaf die datum uitvoerbaar door de douaneautoriteiten.
Tenzij in de douanewetgeving anders is bepaald, is de vergunning onbe- perkt geldig.
2. In de volgende gevallen wordt de vergunning van kracht op een andere datum dan die waarop de aanvrager de vergunning ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen:
a) wanneer de vergunning gunstig is voor de aanvrager en de aanvrager heeft verzocht om een andere datum waarop deze van kracht wordt, wordt de vergunning van kracht op de door de aanvrager gevraagde datum, mits deze later is dan de datum waarop zij van toepassing zou zijn in overeenstemming met lid 1;
b) wanneer een eerdere vergunning met een beperkte geldigheidsduur is verleend en de huidige vergunning er alleen toe strekt die geldig- heidsduur te verlengen, wordt de vergunning van kracht vanaf de dag na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige vergunning;
c) wanneer de vergunning pas van kracht wordt nadat de aanvrager bepaalde formaliteiten heeft vervuld, wordt de vergunning van kracht op de datum waarop de aanvrager de mededeling van de bevoegde douaneautoriteit waarin wordt verklaard dat de formaliteiten naar behoren zijn vervuld, ontvangt of wordt geacht te hebben ontvangen.
Artikel 65
Nietigverklaring, intrekking en wijziging van vergunningen
1. De vergunninghouder stelt de douaneautoriteiten in kennis van alle voorvallen die zich na het verlenen van de vergunning voordoen en die op de handhaving of de inhoud ervan van invloed kunnen zijn.
2. De douaneautoriteiten verklaren een vergunning nietig als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a) de vergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;
▼M38
b) de vergunninghouder wist of had redelijkerwijze moeten weten dat de gegevens onjuist of onvolledig waren;
c) indien de gegevens juist en volledig waren geweest, zou de beschik- king betreffende de vergunning anders hebben geluid.
3. Een vergunning wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in lid 2 bedoelde gevallen:
a) aan een of meer voor de verlening van de vergunning gestelde voor- waarden niet of niet meer is voldaan; of
b) de vergunninghouder daarom verzoekt.
4. De vergunninghouder wordt in kennis gesteld van de nietigver- klaring, intrekking of wijziging van de vergunning binnen de termijnen en overeenkomstig de bepalingen die gelden in de overeenkomstslui- tende partij.
5. De nietigverklaring van een vergunning wordt van kracht op de datum waarop de oorspronkelijke vergunning van kracht werd, tenzij in de beschikking anders is bepaald overeenkomstig de douanewetgeving.
6. De intrekking of wijziging van een vergunning wordt van kracht op de datum waarop de aanvrager deze ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen. In uitzonderlijke gevallen en voor zover de recht- matige belangen van de vergunninghouder dit vereisen, kunnen de dou- aneautoriteiten evenwel de datum waarop de intrekking of wijziging van kracht wordt, later doen ingaan, binnen de termijnen die in de over- eenkomstsluitende partijen gelden. De datum waarop de beschikking van kracht wordt, wordt in de beschikking betreffende de intrekking of wijziging van de vergunning vermeld.
Artikel 66
Herbeoordeling van een vergunning
1. De tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit gaat over tot herbeoordeling van een vergunning in de volgende geval- len:
a) n geval van wijzigingen in de desbetreffende Uniewetgeving die gevolgen hebben voor de vergunning;
b) indien noodzakelijk naar aanleiding van het uitgeoefende toezicht;
c) indien noodzakelijk naar aanleiding van informatie verstrekt door de vergunninghouder overeenkomstig artikel 65, lid 1, of door andere autoriteiten.
2. De tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit deelt het resultaat van de herbeoordeling mee aan de vergunninghouder.
▼M38
Artikel 67
Schorsing van een vergunning
1. De tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit gaat over tot schorsing van de vergunning in plaats van nietigverklaring, intrekking of wijziging wanneer:
a) die douaneautoriteit van oordeel is dat er voldoende redenen zijn om de vergunning nietig te verklaren, in te trekken of te wijzigen, maar zij nog niet over alle nodige elementen voor die nietigverklaring, intrekking of wijziging beschikt;
b) die douaneautoriteit van oordeel is dat de voorwaarden voor de ver- gunning niet zijn vervuld of dat de vergunninghouder de verplich- tingen uit hoofde van die vergunning niet nakomt, en het passend is dat de vergunninghouder de tijd krijgt om maatregelen te treffen ter waarborging van de naleving van de voorwaarden of van de verplichtingen;
c) de vergunninghouder om de schorsing verzoekt omdat hij tijdelijk niet in staat is aan de voorwaarden voor de vergunning te voldoen of de verplichtingen uit hoofde van die vergunning na te komen.
2. In de in lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen stelt de ver- gunninghouder de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneau- toriteit in kennis van de maatregelen waartoe hij zich verbindt om te waarborgen dat de voorwaarden of de verplichtingen zullen worden nageleefd, en van de tijd die hij nodig heeft om deze maatregelen te nemen.
Artikel 68
Duur van de schorsing van een vergunning
1. De door de bevoegde douaneautoriteit bepaalde duur van de schor- sing komt overeen met de termijn die die douaneautoriteit nodig heeft om vast te stellen of aan de voorwaarden voor nietigverklaring, intrek- king of wijziging is voldaan.
Wanneer de douaneautoriteit van oordeel is dat de vergunninghouder mogelijkerwijs niet voldoet aan de criteria van artikel 57, lid 1, onder b), wordt de vergunning evenwel geschorst totdat is vastgesteld of er ern- stige of herhaalde overtredingen zijn begaan door een van de volgende personen:
a) de vergunninghouder;
b) de persoon die aan het hoofd staat van het bedrijf dat houder is van de desbetreffende vergunning, of die zeggenschap heeft over de leiding ervan;
c) de persoon die verantwoordelijk is voor douanezaken in het bedrijf dat houder is van de desbetreffende vergunning.
▼M38
2. In de in artikel 67, lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen komt de duur van de schorsing die door de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit is bepaald, overeen met de door de vergun- ninghouder meegedeelde termijn overeenkomstig artikel 67, lid 2. De duur van de schorsing kan in voorkomend geval verder worden ver- lengd op verzoek van de vergunninghouder.
De duur van de schorsing kan verder worden verlengd met de tijd die de bevoegde douaneautoriteit nodig heeft om na te gaan of deze maat- regelen de naleving van de voorwaarden of van de verplichtingen waar- borgen, waarbij deze verlenging niet meer dan 30 dagen mag bedragen.
3. Wanneer de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneau- toriteit, na de schorsing van een vergunning, voornemens is die ver- gunning nietig te verklaren, in te trekken of te wijzigen overeenkomstig artikel 65, wordt de duur van de schorsing zoals bepaald overeenkom- stig de leden 1 en 2 van dit artikel in voorkomend geval verlengd totdat de beschikking tot nietigverklaring, intrekking of wijziging van kracht wordt.
Artikel 69
Einde van de schorsing van een vergunning
1. Een schorsing eindigt bij het verstrijken van de duur van de schorsing, tenzij vóór het verstrijken van die duur zich een van de volgende situaties voordoet:
a) e schorsing wordt herroepen omdat er, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 67, lid 1, onder a), geen redenen zijn om de vergunning nietig te verklaren, in te trekken of te wijzigen overeenkomstig ar- tikel 65, in welk geval de schorsing eindigt op de datum van herroeping;
b) de schorsing wordt herroepen omdat, in de gevallen zoals bedoeld in artikel 67, lid 1, onder b) en c), de vergunninghouder ten genoegen van de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit de nodige maatregelen heeft genomen om de naleving van de voor- waarden voor de vergunning of van de verplichtingen uit hoofde van die vergunning te waarborgen, in welk geval de schorsing ein- digt op de datum van herroeping;
c) de schorsing eindigt op de datum van nietigverklaring, intrekking of wijziging.
2. De tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit stelt de vergunninghouder in kennis van het einde van de schorsing.
▼M39
▼M38
Artikel 71
Herbeoordeling van op 1 mei 2016 reeds van kracht zijnde vergunningen
1. ►M39 Vergunningen die werden verleend op basis van artikel 44, lid 1, onder a), b), d) of e) van aanhangsel I van de overeenkomst zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2008, of die werden verleend op basis van artikel 44, lid 1, onder f), punt i) of ii) indien de vereenvoudigde procedure — niveau 1 werd gebruikt, en die geldig zijn op 1 mei 2016 en waarvan de geldigheidsduur niet beperkt is, worden uiterlijk op 1 mei 2019 herbeoordeeld. ◄
2. Op basis van ►M39 artikel 44, lid 1, onder a), b), d) en e), van aanhangsel I van de overeenkomst zoals gewijzigd ◄ bij Besluit nr. 1/2008 verleende vergunningen die geldig zijn op 1 mei 2016, xxxx- xxx geldig als volgt.
a) in het geval van vergunningen met een beperkte geldigheidsduur: tot het verstrijken van die duur of tot 1 mei 2019, indien deze datum eerder valt;
b) in het geval van alle andere vergunningen: totdat de vergunning wordt herbeoordeeld.
3. Na de herbeoordeling wordt een beschikking gegeven waarbij de herbeoordeelde vergunning wordt ingetrokken en, in voorkomend geval, een nieuwe vergunning wordt verleend. De vergunninghouder wordt onmiddellijk in kennis gesteld van die beschikking.
▼M39
▼M38
Artikel 72
Administratievoering door de douaneautoriteiten
1. De douaneautoriteiten bewaren aanvragen en daarbij gevoegde stukken samen met een kopie van afgegeven vergunningen.
2. Wanneer een aanvraag wordt afgewezen of een vergunning nietig verklaard, ingetrokken, gewijzigd of geschorst, worden de aanvraag en, naar gelang van het geval, de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of tot nietigverklaring, intrekking, wijziging of schorsing van de ver- gunning en alle daarbij gevoegde stukken gedurende ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de aanvraag is afgewezen of de vergunning nietig verklaard, ingetrokken, gewijzigd of geschorst.
▼M38
Artikel 73
Geldigheid van op 1 mei 2016 reeds in gebruik zijnde verzegelingen
Douaneverzegelingen zoals bedoeld in artikel 38 en verzegelingen van een bijzonder model zoals bedoeld in artikel 82 die voldoen aan
►M39 bijlage II bij aanhangsel I van ◄ de overeenkomst zoals ge- wijzigd bij Besluit nr. 1/2008, mogen verder worden gebruikt totdat de voorraden zijn uitgeput of tot 1 mei 2019, indien deze datum eerder valt.
HOOFDSTUK II
Doorlopende zekerheid en ontheffing van zekerheidstelling
Artikel 74
Referentiebedrag
1. Tenzij anders is bepaald in artikel 75, is het bedrag van de door- lopende zekerheid gelijk aan een referentiebedrag dat door het dou- anekantoor van zekerheidstelling is vastgesteld.
2. Het referentiebedrag van de doorlopende zekerheid komt overeen met het bedrag van de schuld dat in verband met elk gemeenschappelijk douanevervoer waarvoor de zekerheid wordt gesteld, verschuldigd kan worden in de periode tussen het plaatsen van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en het tijdstip waarop deze regeling wordt aangezuiverd.
Voor deze berekening wordt rekening gehouden met de hoogste tarieven voor de schuld die van toepassing zijn op goederen van dezelfde soort in het land van het douanekantoor van zekerheidstelling, en in over- eenstemming met de overeenkomst vervoerder Uniegoederen worden als niet-Uniegoederen beschouwd.
Wanneer het douanekantoor van zekerheidstelling niet beschikt over de gegevens die nodig zijn om het referentiebedrag vast te stellen, wordt dat bedrag op 10 000 EUR per douanevervoer vastgesteld.
3. Het douanekantoor van zekerheidstelling stelt het referentiebedrag vast samen met de houder van de regeling. Bij de vaststelling van het referentiebedrag stelt het douanekantoor van zekerheidstelling dat be- drag vast op basis van de informatie over de goederen die in de voor- gaande twaalf maanden onder de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer zijn geplaatst en een raming van de omvang van de voor- genomen handelingen, zoals met name blijkt uit de handelsdocumentatie en de boekhouding van de houder van de regeling.
4. Het douanekantoor van zekerheidstelling onderzoekt het referen- tiebedrag op eigen initiatief of naar aanleiding van een verzoek van de houder van de regeling, en past dit bedrag zo nodig aan.
5. Elke houder van de regeling zorgt ervoor dat het verschuldigde of mogelijk verschuldigde bedrag het referentiebedrag niet overschrijdt.
▼M38
Die persoon stelt het douanekantoor van zekerheidstelling in kennis wanneer het referentiebedrag niet langer voldoende is om zijn handelin- gen te dekken.
6. ►M39 Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, zien de douaneautoriteiten toe op de vergunning. ◄
Het toezicht op het referentiebedrag dat het bedrag van de schuld dekt dat verschuldigd kan worden voor onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen, wordt door middel van het elektro- nische systeem zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, voor elk gemeenschap- pelijk douanevervoer gewaarborgd op het tijdstip dat de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geplaatst.
▼M39
7. Het toezicht op de vergunning voor goederen die onder de rege- ling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst met behulp van de in artikel 55, lid 1, onder f), bedoelde vereenvoudiging in de periode tussen het verstrijken van de in artikel 13, lid 2, bedoelde ontheffing en de uitroldatums voor de upgrade van het in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 0000/000 xxxxxxxx NCTS, wordt gewaarborgd door regelmatige en passende controles.
▼M38
Artikel 75
Hoogte van de doorlopende zekerheid
1. Aan de houder van de regeling kan vergunning worden verleend voor het stellen van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag dan wel voor ontheffing van zekerheidstelling.
2. Het bedrag van de doorlopende zekerheid wordt verminderd tot:
a) 50 % van het overeenkomstig artikel 74 vastgestelde referentie- bedrag, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de overeenkomstsluitende partij waar de boekhouding wordt ge- voerd, en die de douane in staat stelt bedrijfscontroles te ver- richten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;
ii) de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfs- activiteiten en geschikt is voor het beheer van de goederen- stroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voor- komen en opgespoord;
iii) de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;
iv) gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van schulden die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;
▼M38
v) de aanvrager toont aan de hand van de administratie en de gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voor- afgaand aan de indiening van de aanvraag, aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplich- tingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met be- trekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt;
vi) de aanvrager kan aantonen dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, voor het referentiebedrag dat niet door de zekerheid gedekt is.
b) 30 % van het overeenkomstig artikel 74 vastgestelde referentie- bedrag, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de overeenkomstsluitende partij waar de boekhouding wordt ge- voerd, en die de douane in staat stelt bedrijfscontroles te ver- richten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;
ii) de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de be- drijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goederen- stroom, en over een systeem van interne controles waarmee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en rechtgezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen worden voorkomen en opgespoord;
iii) de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de ken- nisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;
iv) de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;
v) gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van schulden die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;
vi) de aanvrager toont aan de hand van de administratie en de gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voor- afgaand aan de indiening van de aanvraag, aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplich- tingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met be- trekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt;
vii) de aanvrager kan aantonen dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, voor het deel van het referentiebedrag dat niet door de zekerheid gedekt is;
▼M38
c) 0 % van het overeenkomstig artikel 74 vastgestelde referentiebedrag, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) de aanvrager voert een boekhouding die in overeenstemming is met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van de overeenkomstsluitende partij waar de boekhouding wordt gevoerd, en die de douane in staat stelt bedrijfscontroles te verrichten en voorziet in een historische gegevensregistratie die een controlespoor vormt vanaf het moment van gegevensinvoer;
ii) de aanvrager verleent de douane fysieke toegang tot zijn boek- houdsystemen en, in voorkomend geval, zijn handels- en vervoersadministratie;
iii) de aanvrager beschikt over een logistiek systeem dat een onder- scheid maakt tussen goederen die zich in het vrije verkeer in een overeenkomstsluitende partij bevinden, en goederen uit derde landen en, in voorkomend geval, aangeeft waar zij zich bevinden;
iv) de aanvrager beschikt over een administratieve organisatie die in overeenstemming is met het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten en geschikt is voor het beheer van de goe- derenstroom, en over een systeem van interne controles waar- mee fouten kunnen worden voorkomen, opgespoord en recht- gezet en onrechtmatige of frauduleuze transacties kunnen wor- den voorkomen en opgespoord;
v) de aanvrager beschikt, indien van toepassing, over toereikende procedures voor het omgaan met certificaten en vergunningen die hem zijn verleend in overeenstemming met handelspolitieke maatregelen of maatregelen in verband met de handel in landbouwproducten;
vi) de aanvrager beschikt over toereikende procedures om zijn ad- ministratie en gegevens te archiveren en zich te beschermen tegen gegevensverlies;
vii) de aanvrager draagt er zorg voor dat relevante werknemers de opdracht hebben om de douaneautoriteiten kennis te geven van eventuele nalevingsproblemen en stelt procedures voor de ken- nisgeving van dergelijke problemen aan de douaneautoriteiten vast;
viii) de aanvrager beschikt over passende veiligheidsmaatregelen om het binnendringen van onbevoegden in zijn computersysteem te voorkomen en zijn documentatie te beschermen;
ix) de aanvrager is niet verwikkeld in een faillissementsprocedure;
▼M38
x) gedurende de afgelopen drie jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft de aanvrager voldaan aan zijn financiële verplichtingen met betrekking tot de betaling van schulden die op of in verband met de invoer of uitvoer van goederen worden geheven;
xi) de aanvrager toont aan de hand van de administratie en de gegevens die beschikbaar zijn voor de afgelopen drie jaar voor- afgaand aan de indiening van de aanvraag, aan dat hij over voldoende financiële draagkracht beschikt om aan zijn verplich- tingen te voldoen en zijn verbintenissen na te komen met be- trekking tot het soort en de omvang van de bedrijfsactiviteiten, daaronder begrepen dat zijn nettoactiva niet negatief zijn, tenzij deze kunnen worden gedekt;
xii) de aanvrager kan aantonen dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen, voor het deel van het referentiebedrag dat niet door de zekerheid gedekt is.
Artikel 76
Wijze van doorlopende zekerheidstelling en ontheffing van zekerheidstelling
Het kantoor van zekerheidstelling deelt de houder van de regeling de volgende gegevens mee:
a) een zekerheidsreferentienummer;
b) een toegangscode die betrekking heeft op het zekerheidsreferentienummer.
Op verzoek van de persoon die de zekerheid heeft gesteld, wijst het douanekantoor van zekerheidstelling aan deze zekerheid één of meer aanvullende toegangscodes toe die door deze persoon of zijn vertegen- woordigers kunnen worden gebruikt.
Artikel 77
Tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag, met inbegrip van ontheffing van zekerheidstelling
Er kan een tijdelijke verbod worden uitgevaardigd voor doorlopende zekerheidstelling en doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag, met inbegrip van ontheffing van zekerheidstelling, in de vol- gende gevallen:
a) in bijzondere omstandigheden;
b) ten aanzien van goederen waarmee in het kader van de doorlopende zekerheid op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.
▼M38
In bijlage I is omschreven wat onder bijzondere omstandigheden en fraude op grote schaal moet worden verstaan en zijn de procedurele regels voor het tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling en doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag, met inbegrip van ontheffing van zekerheidstelling, vastgesteld.
Artikel 78
Akte van borgtocht
1. De doorlopende zekerheid wordt gesteld in de vorm van een ver- bintenis van een borg met gebruikmaking van het formulier in bijlage C4 bij aanhangsel III. Het bewijs van deze verbintenis wordt gedurende de geldigheidsduur van de zekerheid door het douanekantoor van zekerheidstelling bewaard.
2. Artikel 20, lid 2, en artikel 22 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 79
Certificaat van doorlopende zekerheidstelling en certificaat van ontheffing van zekerheidstelling
1. Op basis van de vergunning geeft het douanekantoor van zeker- heidstelling de houder van de regeling een of meer certificaten van doorlopende zekerheidstelling af, die zijn opgesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage C5 van aanhangsel III, of een of meer certificaten van ontheffing van zekerheidstelling, die zijn opgesteld met gebruikmaking van het formulier in bijlage C6 van aanhangsel III, aan de hand waarvan de houder van de regeling kan aantonen dat een doorlopende zekerheid werd gesteld of dat ontheffing van zeker- heidstelling werd verleend in het kader van artikel 26, lid 1, onder b).
2. De geldigheidsduur van een certificaat bedraagt ten hoogste twee jaar. Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal met een nieuwe termijn van ten hoogste twee jaar verlengen.
Artikel 80
Intrekking en opzegging met betrekking tot de vergunning voor doorlopende zekerheidstelling of met betrekking tot de verbintenis van de borg
1. Artikel 23, leden 1 en 2, is van overeenkomstige toepassing op de intrekking en opzegging met betrekking tot de vergunning voor door- lopende zekerheidstelling of met betrekking tot de verbintenis van de borg.
2. De intrekking van een vergunning voor doorlopende zekerheid- stelling of ontheffing van zekerheidstelling door de douaneautoriteiten, en de datum waarop de intrekking van de aanvaarding van de verbin- tenis van een borg door het douanekantoor van zekerheidstelling van kracht wordt, of de datum waarop de opzegging van een verbintenis door de borg van kracht wordt, worden door het douanekantoor van zekerheidstelling in het in artikel 9 bedoelde systeem ingevoerd.
▼M38
3. Vanaf de datum waarop de in lid 1 bedoelde intrekking of op- zegging van kracht wordt, kan geen gebruik meer worden gemaakt van voor de toepassing van artikel 26, lid 1, onder b), afgegeven certificaten voor doorlopende zekerheidstelling of ontheffing van zekerheidstelling om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen, en moeten deze certificaten onmiddellijk door de houder van de regeling bij het douanekantoor van zekerheidstelling worden ingeleverd.
Elk land deelt de Commissie de gegevens mee ter identificatie van de nog geldige certificaten die niet zijn ingeleverd of die als gestolen, verloren of vervalst zijn aangemeld. De Commissie stelt de andere landen hiervan in kennis.
HOOFDSTUK III
Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model
Artikel 81
Vergunning voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model
1. Overeenkomstig ►M39 artikel 55, lid 1, onder b) ◄, wordt ver- gunning verleend voor het gebruik van een verzegeling van een bij- zonder model voor vervoermiddelen, containers of verpakkingsmiddelen in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, wanneer de douaneautoriteiten de in de aanvraag voor de vergunning beschreven verzegeling hebben goedgekeurd.
2. De douaneautoriteit aanvaardt in het kader van de vergunning de door de douaneautoriteiten van een ander land goedgekeurde verzege- ling van een bijzonder model, tenzij zij over informatie beschikt dat de verzegeling in kwestie niet geschikt is voor douanedoeleinden.
Artikel 82
Formaliteiten voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model
1. Verzegelingen van een bijzonder model moeten voldoen aan de vereisten in artikel 38, lid 1.
Wanneer de verzegelingen door een bevoegde instantie zijn gecertifi- ceerd overeenkomstig ISO-norm 17712:2013 „Vrachtcontainers — Me- chanische afdichtingen”, worden deze verzegelingen geacht aan deze vereisten te voldoen.
Bij containervervoer wordt zoveel mogelijk gebruikt gemaakt van ver- zegelingen met hoge veiligheidskenmerken.
2. De verzegeling van een bijzonder model is voorzien van een van de volgende vermeldingen:
a) de naam van de persoon die in overeenstemming met ►M39 arti- kel 55, lid 1, onder b) ◄, gemachtigd is voor het gebruik ervan;
b) een overeenkomstige afkorting of code op basis waarvan de dou- aneautoriteit van het land van vertrek de betrokkene kan identificeren.
▼M38
3. De houder van de regeling vermeldt het aantal en de individuele kenmerken van de verzegelingen van een bijzonder model op de aan- gifte voor douanevervoer en brengt de verzegelingen uiterlijk bij de vrijgave van de goederen voor de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer aan.
4. Verzegelingen van een bijzonder model die voldoen aan
►M39 bijlage II bij aanhangsel I van de overeenkomst ◄ zoals ge- wijzigd bij Besluit nr. 1/2008, mogen verder worden gebruikt totdat de voorraden zijn uitgeput of tot 1 mei 2019, indien deze datum eerder valt.
Artikel 83
Douanetoezicht voor het gebruik van een verzegeling van een bijzonder model
De douaneautoriteit:
a) informeert de Commissie en de douaneautoriteiten van de andere overeenkomstsluitende partijen over de verzegelingen van een bij- zonder model voor het gebruik waarvan zij toestemming heeft gege- ven en over verzegelingen van een bijzonder model die zij vanwege onregelmatigheden of technische gebreken besloten heeft niet goed te keuren;
b) beoordeelt de verzegelingen van een bijzonder model voor het ge- bruik waarvan zij toestemming heeft gegeven opnieuw, als zij ver- neemt dat een andere autoriteit besloten heeft een specifieke ver- zegeling van een bijzonder model niet goed te keuren;
c) neemt deel aan een onderling overleg met als doel om tot een ge- meenschappelijk oordeel te komen;
d) houdt toezicht op het gebruik van verzegelingen van een bijzonder model door personen die in overeenstemming met artikel 81 daartoe gemachtigd zijn.
Indien noodzakelijk kunnen de overeenkomstsluitende partijen in onder- linge overeenstemming een gemeenschappelijk nummeringssysteem vastleggen en het gebruik van gemeenschappelijke veiligheidskenmer- ken en technologie definiëren.
HOOFDSTUK IV
Status van toegelaten afzender
Artikel 84
Vergunningen voor de status van toegelaten afzender voor het plaatsen van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
De status van toegelaten afzender zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder c) ◄, wordt slechts verleend aan aanvragers die een door- lopende zekerheid mogen stellen of ontheffing van zekerheidstelling hebben gekregen zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder a) ◄.
▼M38
Artikel 85
Inhoud van de vergunning voor de status van toegelaten afzender
In de vergunning wordt met name vermeld:
a) welk(e) douanekanto(o)r(en) van vertrek bevoegd is (zijn) voor het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer;
b) over welke termijn de douaneautoriteiten beschikken nadat de toe- gelaten afzender zijn aangifte voor douanevervoer heeft ingediend om de goederen zo nodig vóór de vrijgave ervan te controleren;
c) welke identificatiemaatregelen moeten worden genomen. Te dien einde kunnen de douaneautoriteiten voorschrijven dat de vervoer- middelen of de colli worden voorzien van verzegelingen van een bijzonder model die door de douaneautoriteiten zijn goedgekeurd als conform de in artikel 82 omschreven kenmerken en door de toegelaten afzender worden aangebracht;
d) welk soort goederen of vervoer is verboden;
e) de operationele en controlemaatregelen waaraan de toegelaten afzen- der moet voldoen; indien van toepassing, eventuele specifieke voor- waarden met betrekking tot douanevervoerwerkzaamheden die door het (de) douanekanto(o)r(en) van vertrek buiten normale werktijd worden verricht.
Artikel 86
Plaatsing van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer door een toegelaten afzender
1. Wanneer een toegelaten afzender goederen onder de regeling ge- meenschappelijk douanevervoer wil plaatsen, dient hij een aangifte voor douanevervoer bij het douanekantoor van vertrek in. De toegelaten af- zender kan pas beginnen met het gemeenschappelijk douanevervoer na het verstrijken van de termijn die in ►M39 artikel 55, lid 1, on- der c) ◄, bedoelde vergunning is vastgesteld.
2. De toegelaten afzender vermeldt de volgende gegevens in het elektronische douanevervoersysteem:
a) de route, wanneer in overeenstemming met artikel 33, lid 2, een route is voorgeschreven;
b) de overeenkomstig artikel 34 vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming moeten worden aangebracht;
c) het aantal en de individuele kenmerken van de verzegelingen, indien van toepassing.
▼M38
3. De toegelaten drukt een begeleidingsdocument voor douanever- voer pas af nadat hij de kennisgeving van de vrijgave van de goederen voor de regeling gemeenschappelijk douanevervoer van het douanekan- toor van vertrek heeft ontvangen.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, drukt de toegelaten afzender een begeleidingsdocument voor douanevervoer af, op voorwaarde dat hij de kennisgeving van de vrijgave van de goederen voor de regeling gemeenschappelijk douanevervoer van het douanekan- toor van vertrek heeft ontvangen.
▼M38
HOOFDSTUK V
Status van toegelaten geadresseerde
Artikel 87
Vergunningen voor de status van toegelaten geadresseerde voor het ontvangen van goederen die zijn vervoerd onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer
De status van toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄, wordt slechts verleend aan aanvragers die verklaren dat zij regelmatig goederen zullen ontvangen die onder een regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst.
Artikel 88
Formaliteiten voor door een toegelaten geadresseerde ontvangen goederen die worden vervoerd in het kader van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer
1. Wanneer de goederen aankomen op een in de vergunning aange- wezen plaats zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄, moet de toegelaten geadresseerde:
a) het douanekantoor van bestemming onmiddellijk informeren over de aankomst van de goederen en over eventuele onregelmatigheden of voorvallen die zich tijdens het vervoer hebben voorgedaan;
b) wachten met lossing totdat hij toestemming daartoe van het dou- anekantoor van bestemming heeft ontvangen;
c) na het lossen de resultaten van het onderzoek van de goederen en alle andere relevante informatie met betrekking tot het lossen on- middellijk in zijn administratie vermelden;
d) het douanekantoor van bestemming informeren over de resultaten van het onderzoek van de goederen en eventuele onregelmatigheden, uiterlijk op de derde dag volgende op de dag waarop hij toestem- ming heeft gekregen voor het lossen van de goederen.
2. Wanneer het douanekantoor van bestemming een kennisgeving van aankomst van de goederen in de bedrijfsruimten van de toegelaten geadresseerde heeft ontvangen, deelt het de aankomst van de goederen aan het douanekantoor van vertrek mee.
▼M38
3. Wanneer het douanekantoor van bestemming de resultaten van het onderzoek van de goederen zoals bedoeld in lid 1, onder d), heeft ont- vangen, zendt het de controleresultaten naar het douanekantoor van vertrek, uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag waarop de goe- deren bij de toegelaten geadresseerde zijn afgeleverd.
Artikel 89
Inhoud van de vergunning
1. In de vergunning wordt met name vermeld:
a) welk(e) douanekanto(o)r(en) of van bestemming bevoegd is (zijn) voor de goederen die de toegelaten geadresseerde ontvangt;
b) binnen welke termijn de toegelaten geadresseerde de toestemming voor het lossen van de goederen van het douanekantoor van bestem- ming moet ontvangen;
c) welk soort goederen of vervoer is uitgesloten;
d) de operationele en controlemaatregelen waaraan de toegelaten ge- adresseerde moet voldoen; indien van toepassing, eventuele speci- fieke voorwaarden met betrekking tot douanevervoerwerkzaamheden die door het (de) douanekanto(o)r(en) van bestemming buiten nor- male werktijd worden verricht.
2. De douaneautoriteiten vermelden in de vergunning of de toegela- ten geadresseerde zonder tussenkomst van het douanekantoor van be- stemming over de goederen mag beschikken zodra deze aankomen.
Artikel 90
Het beëindigen van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor goederen die door een toegelaten geadresseerde zijn ontvangen
1. De houder van de regeling wordt geacht aan zijn verplichtingen te hebben voldaan en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt geacht in overeenstemming met artikel 48, lid 1, te zijn beëindigd wanneer de goederen binnen de overeenkomstig artikel 34 vastgestelde termijn ongeschonden bij de toegelaten geadresseerde op de in de ver- gunning aangewezen plaats zijn aangebracht zoals bepaald in
►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄.
2. Op verzoek van de vervoerder geeft de toegelaten geadresseerde een ontvangstbewijs af waaruit blijkt dat de goederen zijn aangekomen op een in de vergunning aangewezen plaats zoals bedoeld in
►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄ van dit aanhangsel, en waarin wordt verwezen naar het MRN van het gemeenschappelijk douanever- voer. Het ontvangstbewijs wordt verstrekt met gebruikmaking van het formulier in bijlage B10 bij aanhangsel III.
▼M38
HOOFDSTUK VI
Papieren regeling voor gemeenschappelijk douanevervoer per spoor
A f d e l i n g 1 :
A l g e m e n e b e p a l i n g e n b e t r e f f e n d e h e t g e b r u i k v a n d e p a p i e r e n r e g e l i n g g e m e e n s c h a p p e l i j k d o u a n e v e r v o e r p e r s p o o r
Artikel 91
CIM-vrachtbrief als aangifte voor douanevervoer voor de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor
De CIM-vrachtbrief geldt als aangifte voor douanevervoer voor de pa- pieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor op voor- waarde dat hij wordt gebruikt voor vervoer dat door toegelaten spoor- wegondernemingen in onderlinge samenwerking wordt verricht.
Artikel 92
Boekhoudafdeling van toegelaten spoorwegondernemingen en douanecontrole
1. De toegelaten spoorwegondernemingen houden de administratie bij in hun boekhoudafdeling en gebruiken het gezamenlijk overeengeko- men systeem dat in deze afdelingen ten uitvoer is gelegd, om onregel- matigheden te onderzoeken.
2. De douaneautoriteit van het land waar de toegelaten spoorweg- onderneming gevestigd is, heeft toegang tot de gegevens in de boek- houdafdeling van die onderneming.
3. Met het oog op de douanecontrole houdt de toegelaten spoorweg- onderneming, in het land van bestemming, alle CIM-vrachtbrieven die zijn gebruikt als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor, ter be- schikking van de douaneautoriteit in het land van bestemming, op de wijze die in onderling overleg met deze autoriteit is vastgesteld.
Artikel 93
Houder van de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor en op hem rustende verplichtingen
1. De houder van de papieren regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer per spoor is:
▼M38
a) een toegelaten spoorwegonderneming die in een land is gevestigd, goederen aanneemt voor vervoer onder geleide van een CIM-vrachtbrief die fungeert als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanever- voer per spoor, en vak 58b van de CIM-vrachtbrief invult door het vak „ja” aan te kruisen en haar UIC-code te vermelden;
b) wanneer de vervoersbeweging buiten het douanegebied van de over- eenkomstsluitende partijen begint en de goederen dat douanegebied binnenkomen, elke andere toegelaten spoorwegonderneming die in een land is gevestigd en namens welke vak 58b door een spoorweg- onderneming van een derde land wordt ingevuld.
2. De houder van deze regeling neemt impliciet de verantwoordelijk- heid op zich dat de opvolgende vervoerders en ondervervoerders (spoor- wegondernemingen) die bij het gebruik van de papieren regeling ge- meenschappelijk douanevervoer betrokken zijn, ook voldoen aan de vereisten van de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor.
Artikel 94
Verplichtingen van de toegelaten spoorwegondernemingen
1. De goederen worden achtereenvolgens overgenomen en vervoerd door verschillende toegelaten spoorwegondernemingen op het nationale net en de betrokken toegelaten spoorwegondernemingen verklaren zich ten overstaan van de douaneautoriteit hoofdelijk aansprakelijk voor ie- dere potentiële schuld.
2. Niettegenstaande de verplichtingen van de houder van de regeling zoals bedoeld in artikel 8 moeten andere toegelaten spoorwegonder- nemingen die de goederen tijdens het vervoer overnemen en die in vak 57 van de CIM-vrachtbrief vermeld zijn, er ook op toezien dat correct gebruik wordt gemaakt van de papieren regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer per spoor.
3. De samenwerkende toegelaten spoorwegondernemingen maken ge- bruik van een gezamenlijk overeengekomen systeem om onregelmatig- heden bij het vervoer te controleren en te onderzoeken en zij zijn ver- antwoordelijk voor:
a) de afzonderlijke afrekening van de vervoerskosten op basis van ge- gevens die voor elke vervoersbeweging onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor en voor elke maand ter beschikking moeten worden gehouden van de onafhankelijke toege- laten spoorwegonderneming in elk land;
b) de opsplitsing van de vervoerskosten per land wiens grondgebied de goederen zijn binnengekomen tijdens het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor;
▼M38
c) de betaling van het aandeel in de kosten die door elk van de samen- werkende toegelaten spoorwegondernemingen worden gedragen.
Artikel 95
Etiketten
De toegelaten spoorwegondernemingen dragen er zorg voor dat op de goederen die onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanever- voer per spoor worden vervoerd, etiketten worden aangebracht die zijn voorzien van een pictogram waarvan een model is opgenomen in bijlage B11 bij aanhangsel III.
De etiketten worden aangebracht of rechtstreeks gedrukt op de CIM-vrachtbrief en op de desbetreffende wagon indien het een wagon- lading betreft dan wel op het collo of de colli in andere gevallen.
Het in de eerste alinea bedoelde etiket kan worden vervangen door een stempel dat het in bijlage B11 van aanhangsel III opgenomen pictogram weergeeft.
Artikel 96
Wijziging van de vervoersovereenkomst
In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst teneinde:
a) een vervoersbeweging binnen in plaats van buiten het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij te beëindigen, of
b) een vervoersbeweging buiten in plaats van binnen het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij te beëindigen,
mogen de toegelaten spoorwegondernemingen de gewijzigde overeen- komst slechts met voorafgaande toestemming van het douanekantoor van vertrek uitvoeren.
In alle andere gevallen mogen de toegelaten spoorwegondernemingen de gewijzigde overeenkomst uitvoeren. Zij stellen het douanekantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.
A f d e l i n g 2 :
V e r v o e r v a n g o e d e r e n t u s s e n o v e r e e n k o m s t s l u i -
t e n d e p a r t i j e n
Artikel 97
Gebruik van de CIM-vrachtbrief
1. De CIM-vrachtbrief wordt voorgelegd aan het douanekantoor van vertrek wanneer goederen onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor worden vervoerd en de vervoersbeweging be- gint en moet eindigen binnen het grondgebied van de overeenkomst- sluitende partijen.
▼M38
2. Het douanekantoor van vertrek brengt in het voor de douane be- stemde vak van de bladen 1, 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief op duidelijk zichtbare wijze het volgende teken aan:
a) „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;
b) „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd in die gevallen waarin het volgens de Uniewetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen.
De tekens „T2” en „T2F” worden gewaarmerkt door het stempel van het douanekantoor van vertrek.
3. Behalve in de in de lid 2 bedoelde gevallen worden goederen die over het grondgebied van een of meer landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, van de ene naar de andere plaats in de Unie worden vervoerd, alsmede goederen die vanaf een plaats in de Unie naar een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanever- voer, worden vervoerd, op de door elke ►M39 lidstaat van de Euro- pese Unie ◄ vast te stellen wijze, voor het gehele traject vanaf het station van vertrek tot het station van bestemming, onder de T2-regeling geplaatst zonder dat de voor deze goederen opgestelde CIM-vrachtbrief bij het douanekantoor van vertrek hoeft te worden voorgelegd.
Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, van de ene naar de andere plaats in de Unie worden vervoerd, hoeven de in artikel 95 bedoelde etiketten niet te worden aangebracht.
4. Goederen waarvan het vervoer begint in een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, worden geacht met toepas- sing van de T1-regeling te worden vervoerd. Worden de goederen evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de overeen- komst, met toepassing van de T2-regeling vervoerd, dan vermeldt het douanekantoor van vertrek dit op blad 3 van de bijbehorende CIM-vrachtbrief. Te dien einde worden het teken „T2” of „T2F”, naar- gelang van het geval, het stempel van het douanekantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar op duidelijke wijze in het voor de douane bestemde vak aangebracht. Wanneer goederen met toe- passing van de T1-regeling worden vervoerd, hoeft het teken „T1” niet op het document te worden aangebracht.
5. Alle bladen van de CIM-vrachtbrief worden aan de betrokkene teruggegeven.
6. Elk land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, kan bepalen dat goederen die zich onder de T1-regeling bevinden, met toepassing van die regeling mogen worden vervoerd zonder dat de CIM-vrachtbrief aan het douanekantoor van vertrek moet worden voorgelegd.
▼M38
7. Voor de in de leden 2, 3 en 5 bedoelde goederen treedt het dou- anekantoor dat bevoegd is voor het station van bestemming, op als douanekantoor van bestemming. Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere regeling worden geplaatst, treedt het voor dit station bevoegde dou- anekantoor op als douanekantoor van bestemming.
Artikel 98
Identificatiemaatregelen
De vervoermiddelen of de afzonderlijke colli die de goederen bevatten, worden in de regel, rekening houdende met de door de toegelaten spoor- wegondernemingen toegepaste identificatiemaatregelen, niet verzegeld door het douanekantoor van vertrek, tenzij dit kantoor anders besluit.
Artikel 99
Formaliteiten bij het douanekantoor van doorgang
Wanneer de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor van toepassing is, hoeven geen formaliteiten te worden vervuld bij het douanekantoor van doorgang.
Artikel 100
Formaliteiten bij het douanekantoor van bestemming
1. Wanneer de onder de papieren regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer geplaatste goederen bij het douanekantoor van bestemming aankomen, moet de toegelaten spoorwegonderneming bij dat dou- anekantoor:
a) de goederen aanbrengen;
b) de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief voorleggen.
Het douanekantoor van bestemming geeft het door hem afgestempelde blad 2 van de CIM-vrachtbrief terug aan de toegelaten spoorwegonder- neming en behoudt blad 3 van de CIM-vrachtbrief.
2. Het douanekantoor dat bevoegd is voor het station van bestem- ming, treedt op als douanekantoor van bestemming.
Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, treedt het voor dit station bevoegde douanekantoor op als douanekan- toor van bestemming.
3. In een in artikel 97, lid 3, bedoeld geval hoeven geen formaliteiten te worden vervuld bij het douanekantoor van bestemming.
▼M38
A f d e l i n g 3 :
v e r v o e r v a n g o e d e r e n n a a r e n v a n u i t d e r d e l a n -
d e n
Artikel 101
Vervoer van goederen naar derde landen
1. Wanneer een vervoersbeweging binnen het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij begint en in een derde land moet eindigen, zijn de artikelen 97 en 98 van toepassing.
2. Het douanekantoor dat bevoegd is voor het grensstation waarlangs de onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor geplaatste goederen het grondgebied van een overeenkomstslui- tende partij verlaten, treedt op als douanekantoor van bestemming.
3. Bij dat douanekantoor hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 102
Vervoer van goederen vanuit derde landen
1. Het douanekantoor dat bevoegd is voor het grensstation waarlangs onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor geplaatste goederen het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij binnenkomen, treedt op als douanekantoor van vertrek voor ver- voer dat in een derde land begint en binnen het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij moet eindigen.
Bij dat douanekantoor hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
2. Het douanekantoor dat bevoegd is voor het station van bestem- ming, treedt op als douanekantoor van bestemming. Wanneer goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, treedt het voor dit station bevoegde douanekantoor op als douanekantoor van bestemming.
De in artikel 100 voorgeschreven formaliteiten worden bij dat kantoor vervuld.
Artikel 103
Vervoer van goederen over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen
1. Wanneer een vervoersbeweging in een derde land begint en moet eindigen, treden de in artikel 101, lid 2, en artikel 102, lid 1, bedoelde kantoren op als respectievelijk douanekantoor van vertrek en dou- anekantoor van bestemming.
2. Bij het douanekantoor van vertrek en bij het douanekantoor van bestemming hoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
▼M38
Artikel 104
Douanestatus van goederen
Het vervoer van goederen overeenkomstig artikel 102, lid 1, of arti- kel 103, lid 1, wordt geacht met toepassing van de T1-regeling plaats te vinden, tenzij de douanestatus van Uniegoederen is vastgesteld over- eenkomstig aanhangsel II.
A f d e l i n g 4 :
O v e r i g e b e p a l i n g e n
Artikel 105
Ladinglijsten
1. Wanneer op een CIM-vrachtbrief meer dan één wagon of contai- ner is vermeld, mag gebruik worden gemaakt van ladinglijsten, opge- steld overeenkomstig het formulier in bijlage B4 bij aanhangsel III.
Op de ladinglijst wordt het nummer vermeld van de wagon waarop de CIM-vrachtbrief betrekking heeft of, in voorkomend geval, het nummer van de container waarin de goederen zich bevinden.
2. Bij vervoersbewegingen die binnen het grondgebied van de over- eenkomstsluitende partijen beginnen en waarbij zowel onder de T1-re- geling als onder de T2-regeling geplaatste goederen worden vervoerd, worden afzonderlijke ladinglijsten opgesteld.
De volgnummers van de ladinglijsten die betrekking hebben op elk van de twee soorten goederen, worden vermeld in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van de CIM-vrachtbrief.
3. De ladinglijsten bij de CIM-vrachtbrief maken integrerend deel uit van de vrachtbrief en hebben dezelfde rechtsgevolgen.
4. Het origineel van de ladinglijsten wordt gewaarmerkt met het stempel van het station van verzending.
Artikel 106
Toepassingsgebied van de normale procedures en de papieren procedures voor gecombineerd weg-/spoorvervoer
1. Bij gecombineerd weg-/spoorvervoer staan de artikelen 91 tot en met 105 niet in de weg aan de toepassing van de in titel II vastgestelde procedures, met dien verstande dat de artikelen 92 en 95 niettemin van toepassing zijn.
▼M38
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt bij de opstelling van de CIM-vrachtbrief in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze verwezen naar de gebruikte aangifte(n) voor douanevervoer.
Deze verwijzing dient een vermelding te bevatten van het soort aangifte voor douanevervoer, het douanekantoor van vertrek, de datum en het registratienummer van elke gebruikte aangifte voor douanevervoer.
Bovendien moet blad 2 van de CIM-vrachtbrief worden gewaarmerkt door de spoorwegonderneming die bevoegd is voor het laatste bij het gemeenschappelijk douanevervoer betrokken spoorwegstation. Deze spoorwegonderneming waarmerkt de CIM-vrachtbrief nadat zij zich er- van heeft vergewist dat de goederen worden vervoerd onder dekken van de aangifte(n) voor douanevervoer waarnaar wordt verwezen.
3. Wanneer goederen voor gecombineerd weg-/spoorvervoer onder dekking van een of meer aangiften voor douanevervoer volgens de in titel II omschreven procedure door een spoorwegonderneming in een treinstation worden aanvaard en in wagons worden geladen, neemt die spoorwegonderneming de aansprakelijkheid op zich voor de betaling van schulden in geval van overtredingen of onregelmatigheden tijdens het spoorwegtraject, indien er geen geldige zekerheid is gesteld in het land waar de overtreding of onregelmatigheid is begaan of wordt geacht te zijn begaan en voor zover het niet mogelijk is deze bedragen bij de houder van de regeling in te vorderen.
Artikel 107
Toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde
1. Wanneer de als aangifte voor douanevervoer fungerende CIM-vrachtbrief niet hoeft te worden voorgelegd aan en de goederen niet hoeven te worden aangebracht bij het douanekantoor van vertrek in het geval van goederen die door een toegelaten afzender zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder c) ◄, onder de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer per spoor worden geplaatst, neemt het douanekantoor van vertrek de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat op de bladen 1, 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief het teken
„T1”, „T2” of „T2F” is aangebracht, naargelang het geval.
2. Wanneer goederen aankomen op de plaats van een toegelaten geadresseerde zoals bedoeld in ►M39 artikel 55, lid 1, onder d) ◄, kunnen de douaneautoriteiten bepalen dat de bladen 2 en 3 van de CIM-vrachtbrief, in afwijking van artikel 88, rechtstreeks door de spoor- wegonderneming of de vervoersonderneming aan het douanekantoor van bestemming worden afgeleverd.
▼M38
HOOFDSTUK VII
▼M39
▼M38
Papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht, regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht op basis van een elektronisch manifest en regeling gemeenschappelijk douanevervoer op basis van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht
Artikel 108
Manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht
1. Aan een luchtvaartmaatschappij kan vergunning worden verleend om het goederenmanifest als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, mits de inhoud ervan overeenstemt met het formulier dat is opgenomen in aanhangsel 3 van bijlage 9 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, gedaan te Chicago op 7 december 1944.
2. In de in ►M39 artikel 55, lid 1, onder e) ◄, bedoelde vergun- ning voor de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht worden de vorm van het manifest en de luchthavens van vertrek en van bestemming voor vervoersbewegingen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer vermeld. De luchtvaartmaatschappij waaraan overeenkomstig artikel 55, onder e), voor die regeling vergun- ning is verleend, doet de bevoegde douaneautoriteiten van elke betrok- ken luchthaven een gewaarmerkt afschrift van die vergunning toekomen.
3. Wanneer een vervoersbeweging betrekking heeft op zowel goede- ren die onder de T1-regeling worden vervoerd als goederen die onder de T2-regeling worden vervoerd tussen een gebied met een bijzonder fis- caal regime en een ander deel van het douanegebied van de Unie dat geen gebied met een bijzonder fiscaal regime is, worden deze goederen op afzonderlijke manifesten vermeld.
Artikel 109
Door de luchtvaartmaatschappij te verrichten formaliteiten
1. De luchtvaartmaatschappij vermeldt de volgende gegevens op een manifest:
a) „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd,
b) „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd in die gevallen waarin het volgens de Uniewetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen,
c) de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert,
d) het vluchtnummer,
e) de datum van de vlucht,
f) de luchthaven van vertrek en de luchthaven van bestemming.
▼M38
2. Naast de in lid 1 gevraagde gegevens vermeldt de luchtvaartmaat- schappij voor elke zending de volgende gegevens op het manifest:
a) het nummer van de luchtvrachtbrief,
b) het aantal colli,
c) de handelsomschrijving van de goederen, inclusief alle gegevens om deze te kunnen identificeren,
d) de brutomassa.
3. Bij groepagevervoer wordt de omschrijving in voorkomend geval vervangen door de vermelding „consolidation”, eventueel in afgekorte vorm. In dat geval moet de handelsomschrijving van de goederen, in- clusief alle gegevens om deze te kunnen identificeren, voorkomen op de luchtvrachtbrieven die op de in het manifest vermelde zendingen be- trekking hebben. Deze luchtvrachtbrieven worden aan het manifest gehecht.
4. De luchtvaartmaatschappij dateert en ondertekent het manifest.
5. Het manifest wordt ten minste in tweevoud aan de bevoegde dou- aneautoriteiten van de luchthaven van vertrek voorgelegd, die één exem- plaar bijhouden.
6. Een exemplaar van het manifest wordt aan de bevoegde douaneau- toriteiten van de luchthaven van bestemming voorgelegd.
Artikel 110
Verificatie van een lijst van manifesten die zijn gebruikt als een papieren aangifte voor douanevervoer door de lucht
1. Eenmaal per maand waarmerken de bevoegde douaneautoriteiten van elke luchthaven van bestemming een lijst van door de luchtvaart- maatschappijen opgestelde manifesten die hun in de loop van de vorige maand zijn voorgelegd, en doen zij deze toekomen aan de douaneauto- riteiten van elke luchthaven van vertrek.
2. Deze lijst bevat voor elk manifest de volgende gegevens:
a) het nummer van het manifest,
b) het teken dat aangeeft dat het manifest overeenkomstig artikel 109, lid 1, onder a) en b), als aangifte voor douanevervoer wordt gebruikt,
▼M38
c) de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd,
d) het vluchtnummer, en
e) de datum van de vlucht.
3. In de in ►M39 artikel 55, lid 1, onder e) ◄, bedoelde vergun- ning voor de papieren regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht kan ook worden bepaald dat de luchtvaartmaatschappijen zelf de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijst doen toekomen aan de bevoegde douaneautoriteiten van elke luchthaven van vertrek.
4. Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld in verband met de gegevens op de in de lijst opgenomen manifesten, delen de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming dit mee aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de bevoegde douaneautoriteit die de vergunning heeft afgegeven, waarbij zij met name verwijzen naar de luchtvrachtbrieven betreffende de goe- deren die tot de vaststelling van de onregelmatigheden aanleiding heb- ben gegeven.
Artikel 111
Elektronisch manifest als aangifte voor douanevervoer voor het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer door de lucht
▼M39
1. Aan een luchtvaartmaatschappij kan vergunning worden verleend om gebruik te maken van een elektronisch manifest als aangifte voor douanevervoer met het oog op het gebruik van de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer door de lucht.
2. Zodra zij de aanvraag voor deze vergunning hebben aanvaard, delen de bevoegde douaneautoriteiten dit mee aan de andere landen op het grondgebied waarvan de luchthavens van vertrek en van bestem- ming, die verbonden zijn via elektronische gegevensuitwisselingssyste- men, zijn gelegen.
Indien binnen 60 dagen geen bezwaren zijn ontvangen, geven de be- voegde douaneautoriteiten de vergunning af.
3. De luchtvaartmaatschappij zendt het in de luchthaven van vertrek opgestelde manifest naar de luchthaven van bestemming met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem.
4. De luchtvaartmaatschappij vermeldt een van de volgende tekens naast de desbetreffende artikelen op het manifest:
a) „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;
b) „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, en indien het vol- gens de Uniewetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen;
▼M39
c) „TD”, voor goederen die reeds onder een regeling voor douanever- voer zijn geplaatst; in die gevallen brengt de luchtvaartmaatschappij het teken „TD” ook aan op de overeenkomstige luchtvrachtbrief en verwijst zij naar de gebruikte regeling alsmede het nummer en de datum van de aangifte voor douanevervoer of het document van overdracht en de naam van het kantoor van afgifte;
d) „C” (gelijk aan „T2L”) of „F” (gelijk aan „T2LF”), naargelang van het geval, voor Uniegoederen die niet onder een regeling douanever- voer zijn geplaatst;
e) „X” voor Uniegoederen waarvan de uitvoer is beëindigd en de uit- gang bevestigd en die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst.
5. Het manifest dient eveneens de in artikel 109, lid 1, onder c) tot en met f), en artikel 109, lid 2, bedoelde gegevens te bevatten.
6. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt als beëindigd beschouwd zodra de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen beschikken over het manifest dat met behulp van een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem is verzonden, en de goederen bij hen zijn aangebracht.
7. De door de luchtvaartmaatschappij gevoerde administratie aan de hand waarvan de bevoegde douaneautoriteiten een doeltreffende con- trole kunnen verrichten, bevat ten minste de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens.
Indien nodig zenden de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestemming de relevante gegevens van manifesten die via een elektronisch gegevensuitwisselingssysteem zijn ontvangen, ter controle aan de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek.
8. De luchtvaartmaatschappij stelt de bevoegde douaneautoriteiten in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
9. De bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van bestem- ming stellen de bevoegde douaneautoriteiten van de luchthaven van vertrek en de bevoegde douaneautoriteit die de vergunning heeft afge- geven, zo spoedig mogelijk in kennis van alle overtredingen en onregelmatigheden.
Artikel 111 bis
Raadpleging voorafgaand aan vergunningen om een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht te gebruiken
1. Na te hebben onderzocht of is voldaan aan de in artikel 57, lid 4, vastgestelde voorwaarden voor de vergunning voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht zoals bedoeld in artikel 55, lid 1, onder h), raadpleegt de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautori- teit de douaneautoriteit van de luchthavens van vertrek en bestemming.
▼M39
Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit na het in de eerste alinea bedoelde onderzoek vaststelt dat de aanvrager niet aan een of meer voorwaarden en criteria voor de verlening van die vergunning voldoet, bezorgt zij haar resultaten, naar behoren gedocumenteerd en met argu- menten onderbouwd, aan de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit.
2. De raadplegingstermijn wordt vastgesteld op 45 dagen, te rekenen vanaf de mededeling van de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit van de voorwaarden die door de geraadpleegde autori- teit moeten worden onderzocht.
3. De overeenkomstig lid 2 vastgestelde raadplegingstermijn kan in elk van de volgende gevallen door de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit worden verlengd:
a) wanneer, gelet op de aard van de te verrichten onderzoeken, de geraadpleegde autoriteit om meer tijd verzoekt;
b) wanneer de aanvrager aanpassingen uitvoert om te garanderen dat wordt voldaan aan de voorwaarden en criteria zoals bedoeld in lid 1, en deze meedeelt aan de tot verlening van de vergunning bevoegde douaneautoriteit, die de geraadpleegde douaneautoriteit daarvan ver- volgens in kennis stelt.
4. Wanneer de geraadpleegde douaneautoriteit niet antwoordt binnen de overeenkomstig de lid 2 vastgestelde raadplegingstermijn, wordt aan de voorwaarden waarvoor de raadpleging heeft plaatsgevonden, geacht te zijn voldaan.
5. De in de leden 1 en 4 vastgelegde raadplegingsprocedure kan ook worden toegepast voor de herziening van en het toezicht op een vergunning.
Artikel 111 ter
Formaliteiten voor het gebruik van een elektronisch vervoersdocument als aangifte voor douanevervoer voor vervoer door de lucht
1. De goederen worden voor de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer vrijgegeven wanneer de gegevens van het elektronische ver- voersdocument beschikbaar zijn gesteld aan het douanekantoor van ver- trek op de luchthaven op de in de vergunning voorgeschreven wijze.
2. Wanneer de goederen onder de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer worden geplaatst, vermeldt de houder van de regeling in het elektronisch vervoersdocument de toepasselijke code naast de desbetref- fende artikelen:
a) „T1” — goederen die niet de douanestatus van Uniegoederen heb- ben, die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geplaatst;
b) „T2” — goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben, die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden geplaatst;
▼M39
c) „T2F” — goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben, die worden overgebracht tussen een deel van het douanegebied van de Unie waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (1) of van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (2) niet van toepassing zijn, en een land dat deelneemt aan het gemeenschappe- lijk douanevervoer;
d) „C” — Uniegoederen die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst;
e) „TD” — reeds onder een regeling douanevervoer geplaatste goederen;
f) „X” — Uniegoederen waarvan de uitvoer is beëindigd en de uitgang bevestigd en die niet onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst.
3. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer is beëindigd wan- neer de goederen bij het douanekantoor van bestemming op de lucht- haven zijn aangebracht en de gegevens van het elektronische vervoers- document aan dat douanekantoor beschikbaar zijn gesteld op de in de vergunning voorgeschreven wijze.
4. De houder van de regeling stelt de douanekantoren van vertrek en van bestemming onmiddellijk van alle overtredingen en onregelmatig- heden in kennis.
5. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt geacht te zijn aangezuiverd, tenzij de douaneautoriteiten informatie hebben ontvangen of hebben vastgesteld dat de regeling niet naar behoren is beëindigd.
▼M38
TITEL IV:
SCHULD EN INVORDERING
HOOFDSTUK I
Schuld en schuldenaar
Artikel 112
Ontstaan van de schuld
1. Een schuld in de zin van artikel 3, onder l), ontstaat door:
a) de onttrekking van goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;
b) niet-naleving van een voorwaarde voor het plaatsen van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
(1) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(2) Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
▼M38
2. De schuld gaat teniet op een van de volgende wijzen:
a) de schuld is ontstaan overeenkomstig lid 1, onder a) of b), en aan de volgende voorwaarden is voldaan:
i) het verzuim dat tot het ontstaan van de schuld heeft geleid, had geen werkelijke gevolgen voor het juiste functioneren en hield geen poging tot bedrog in;
ii) alle formaliteiten die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren, worden naderhand vervuld;
b) de onttrekking van de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of de niet-naleving van een voorwaarde voor het plaatsen van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer of het gebruik van de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer is het gevolg van de algehele vernietiging of het onher- stelbare verlies van die goederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de douaneautoriteiten.
Goederen worden geacht onherstelbaar verloren te zijn indien zij voor eenieder onbruikbaar zijn geworden.
3. De schuld ontstaat op het tijdstip waarop:
a) de goederen werden onttrokken aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of de voorwaarden voor het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet of niet langer waren vervuld;
b) een douaneaangifte werd aanvaard voor de plaatsing van goederen onder een regeling gemeenschappelijk douanevervoer, indien ach- teraf blijkt dat in feite niet was voldaan aan een voorwaarde voor de plaatsing van de goederen onder deze regeling.
Artikel 113
Identificatie van de schuldenaar
1. De schuldenaar is een van de volgende personen:
a) degene die de voorwaarden voor het plaatsen van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer diende na te leven;
b) eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een uit de overeenkomst voortvloeiende voorwaarde niet was voldaan en die handelde voor rekening van degene die die voorwaarde diende na te leven, of die deelnam aan de handeling die tot de niet-naleving van die voorwaarde leidde;
▼M38
c) eenieder die de betrokken goederen heeft verworven of deze onder zich heeft gehad en die op het ogenblik waarop hij de goederen verwierf of ontving, wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een uit de overeenkomst of uit de douanewetgeving voortvloei- ende voorwaarde niet was voldaan.
d) de houder van de regeling.
2. In het in artikel 112, lid 1, onder b), bedoelde geval is de schul- denaar de persoon die de voorwaarden voor het plaatsen van de goe- deren onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer of het ge- bruik van die regeling dient na te leven.
3. Indien een douaneaangifte voor het plaatsen van goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt opgesteld en aan de douaneautoriteiten gegevens worden verstrekt die vereist zijn krach- tens de douanewetgeving betreffende de plaatsing van goederen onder die douaneregeling, en ten gevolge daarvan een douaneschuld ontstaat, is de persoon die de voor de opstelling van de douaneaangifte beno- digde gegevens heeft verstrekt en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.
4. Indien meerdere personen schuldenaren zijn van het bedrag dat overeenkomt met één schuld, zijn zij gezamenlijk en hoofdelijk aan- sprakelijk tot betaling van dat bedrag.
Artikel 114
Plaats waar de schuld ontstaat
1. Een schuld ontstaat:
a) op de plaats waar de feiten zich voordoen die tot het ontstaan van deze schuld leiden;
b) indien deze plaats niet kan worden bepaald, ontstaat de schuld op de plaats waar de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van de schuld heeft geleid.
2. Indien de goederen zich onder een niet-aangezuiverde regeling gemeenschappelijk douanevervoer bevinden en de plaats waar de schuld ontstaat, niet overeenkomstig lid 1, onder a) en b), van dit artikel binnen de volgende termijnen kan worden vastgesteld:
a) zeven maanden vanaf de uiterste datum waarop de goederen bij het douanekantoor van bestemming hadden moeten zijn aangebracht, tenzij vóór het verstrijken van deze termijn een verzoek om over- dracht van de invordering van de schuld zoals bedoeld in artikel 50 werd toegezonden aan de autoriteit die verantwoordelijk is voor de plaats waar zich, volgens de gegevens die zijn verkregen door de douaneautoriteit van het land van vertrek, de feiten hebben voor- gedaan die aanleiding geven tot het ontstaan van de schuld, in welk geval deze termijn met maximaal één maand wordt verlengd;
▼M38
b) één maand na het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in arti- kel 49, lid 4, waarbinnen de houder van de regeling antwoord moet geven op een verzoek om de voor de aanzuivering van de regeling noodzakelijke gegevens, wanneer de douaneautoriteit van het land van vertrek niet in kennis is gesteld van de aankomst van de goe- deren en de houder van de regeling geen of onvoldoende gegevens heeft verstrekt;
ontstaat de schuld in het land dat verantwoordelijk is voor het laatste douanekantoor van doorgang dat het douanekantoor van vertrek in ken- nis stelt van de grensoverschrijding dan wel, bij ontstentenis hiervan, in het land dat verantwoordelijk is voor het douanekantoor van vertrek.
3. De in artikel 116, lid 1, bedoelde douaneautoriteiten zijn de au- toriteiten van het land waar de schuld is ontstaan of overeenkomstig dit artikel geacht wordt te zijn ontstaan.
Artikel 115
Verzoek om overdracht van de invordering van de schuld
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten die kennis hebben gegeven van de schuld, bewijs verkrijgen van de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid, schorten deze autoriteiten de invorderingsprocedure op en zenden zij onmiddel- lijk en in ieder geval voor het verstrijken van de termijn alle ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijs- stukken, naar de voor die plaats bevoegde autoriteiten.
2. De voor die plaats bevoegde autoriteiten bevestigen de ontvangst van het verzoek en delen de bevoegde autoriteiten die kennis hebben gegeven van de schuld, of zij voor de invordering bevoegd zijn. Indien binnen 28 dagen geen antwoord wordt ontvangen, hervatten de autori- teiten die kennis hebben gegeven van de schuld, onmiddellijk de door hen ingeleide invorderingsprocedure.
HOOFDSTUK II
Actie ten aanzien van de schuldenaar of de borg
Artikel 116
Actie ten aanzien van de schuldenaar
1. De bevoegde douaneautoriteiten leiden de invorderingsprocedure in zodra zij in staat zijn:
a) het bedrag van de schuld te berekenen; en
b) te bepalen wie de schuldenaar is.
2. Deze autoriteiten stellen de schuldenaar in kennis van het bedrag van de schuld onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de overeenkomstsluitende partijen van kracht zijn.
▼M38
3. Elke schuld waarvan overeenkomstig lid 2 kennis is gegeven, moet door de schuldenaar worden betaald onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de desbetreffende overeenkomstsluitende partijen van kracht zijn.
Artikel 117
Actie ten aanzien van de borg
1. Onder voorbehoud van lid 4 is de borg aansprakelijk zolang het bedrag van de schuld kan worden opgeëist.
2. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet is aangezuiverd, stellen de douaneautoriteiten van het land van vertrek de borg binnen negen maanden na de datum waarop de goederen bij het douanekantoor van bestemming hadden moeten worden aangebracht, in kennis van de niet-aanzuivering van de regeling.
3. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet is aangezuiverd, stellen de overeenkomstig artikel 114 bepaalde douaneau- toriteiten de borg binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer, ervan in kennis dat hij verplicht is of kan worden de schuld te betalen waarvoor hij in verband met het betrokken gemeenschappelijk douanevervoer aansprakelijk is; hierbij moeten het MRN en de datum van de aangifte voor douanevervoer, de naam van het douanekantoor van vertrek, de naam van de houder van de regeling en het bedrag in kwestie worden vermeld.
4. De borg is van zijn verplichtingen ontslagen wanneer een van de in de leden 2 en 3 genoemde kennisgevingen hem niet binnen de voor- geschreven termijnen is gedaan.
5. Wanneer een van deze twee kennisgevingen is verzonden, wordt de borg van de invordering van de schuld of van de aanzuivering van de regeling in kennis gesteld.
Artikel 118
Uitwisseling van informatie en samenwerking bij de invordering
Onverminderd artikel 13 bis van de overeenkomst verlenen de landen elkaar bijstand om vast te stellen welke autoriteiten overeenkomstig artikel 114 van dit aanhangsel voor de invordering bevoegd zijn.
Deze autoriteiten stellen het douanekantoor van vertrek en het dou- anekantoor van zekerheidstelling in kennis van alle gevallen waarin een schuld is ontstaan in verband met door het douanekantoor van vertrek aanvaarde aangiften voor douanevervoer en van alle maatregelen die worden genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen. Voorts stellen zij het douanekantoor van vertrek in kennis van de inning van de rechten en andere heffingen, teneinde dit kantoor in staat te stellen het douanevervoer aan te zuiveren.
▼M38
BIJLAGE I
TOEPASSING VAN ARTIKEL 7
Tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag of op doorlopende zekerheidstelling
1. Situaties waarin doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag of doorlopende zekerheidstelling tijdelijk kan worden verboden:
1.1 Tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag
Onder „bijzondere omstandigheden” in de zin van artikel 77, onder a), wordt een situatie verstaan waarin in een beduidend aantal gevallen waarbij meerdere houders van de regeling zijn betrokken en waardoor de goede werking van de regeling in gevaar is gebracht, is vastgesteld dat, ondanks de toepassing van de artikelen 65 of 80, de betaling binnen de gestelde termijn van de schuld die door de onttrekking van sommige soorten goederen aan de regeling gemeenschappelijk dou- anevervoer is ontstaan, niet langer kan worden gewaarborgd door de in artikel 75, onder a) en b), bedoelde doorlopende zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag.
1.2 Tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling
Onder „fraude op grote schaal” in de zin van artikel 77, onder b), wordt een situatie verstaan waarin is vastgesteld dat, ondanks de toepassing van artikel 65 of 80, de betaling binnen de gestelde termijn van de schuld die door de onttrekking van sommige soorten goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer is ontstaan, niet langer kan worden gewaarborgd door de in artikel 75, onder a) en b), bedoelde doorlopende zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag. In dit verband moet rekening worden gehouden met de hoeveelheid goederen die aan de regeling zijn onttrokken en de omstandigheden waarin dit is gebeurd, met name wanneer dat het ge- volg is van internationale georganiseerde misdaadactiviteiten.
2. Besluitvormingsprocedure voor het instellen van een tijdelijk verbod op door- lopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag of op doorlopende zekerheidstelling
2.1 Het besluit van de Gemengde Commissie om een tijdelijk verbod in te stellen op doorlopende zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstel- ling voor een verminderd bedrag overeenkomstig artikel 77, onder a), of b), (hierna „het besluit” genoemd), wordt volgens de hieronder be- schreven procedure genomen.
2.1.1 Het besluit kan op verzoek van een of meer overeenkomstslui- tende partijen worden genomen.
2.1.2 Wanneer een dergelijk verzoek is gedaan, delen de overeenkomst- sluitende partijen elkaar de door hen vastgestelde feiten mee en onderzoeken zij of aan de voorwaarden van de punten 1.1 of 1.2 is voldaan.
2.2 Indien de overeenkomstsluitende partijen van oordeel zijn dat aan die voorwaarden is voldaan, wordt een ontwerpbesluit aan de Gemengde Commissie voorgelegd dat dit via de in punt 2.5 omschreven schrifte- lijke procedure kan goedkeuren.
▼M38
2.3 De overeenkomstsluitende partij die het voorzitterschap van de Ge- mengde Commissie bekleedt, doet het ontwerpbesluit toekomen aan de andere overeenkomstsluitende partijen.
Het besluit wordt goedgekeurd indien binnen dertig dagen na verzen- ding van het ontwerp geen van de andere overeenkomstsluitende par- tijen hiertegen schriftelijk bezwaar maakt bij de overeenkomstsluitende partij die het voorzitterschap van de Gemengde Commissie bekleedt. De overeenkomstsluitende partij die het voorzitterschap van de Gemengde Commissie bekleedt, stelt de andere overeenkomstsluitende partijen in kennis van de goedkeuring van het besluit.
Indien een of meer overeenkomstsluitende partijen binnen de gestelde termijn tegen het ontwerp bezwaar maken, deelt de overeenkomstslui- tende partij die het voorzitterschap van de Gemengde Commissie be- kleedt, dit mee aan de andere overeenkomstsluitende partijen.
2.4 Elke overeenkomstsluitende partij draagt zorg voor de bekendmaking van het besluit.
2.5 Het besluit is twaalf maanden geldig. De Gemengde Commissie kan de geldigheidsduur van het besluit evenwel verlengen of het besluit intrek- ken na een nieuw onderzoek door de overeenkomstsluitende partijen.
3. Maatregelen ter verlichting van de financiële gevolgen van het verbod op doorlopende zekerheidstelling
Wanneer er overeenkomstig artikel 77 een tijdelijk verbod op doorlopende zekerheidstelling is ingesteld, kunnen houders van een vergunning voor door- lopende zekerheidstelling op verzoek zekerheid stellen per aangifte. Daarvoor gelden evenwel de volgende bijzondere voorwaarden:
— voor de zekerheid per aangifte moet een bijzondere akte van borgtocht worden opgesteld die slechts betrekking heeft op de in het besluit ge- noemde goederen;
— deze zekerheid per aangifte kan slechts bij het in de akte van borgtocht vermelde douanekantoor van vertrek worden gebruikt;
— zij kan voor verschillende, gelijktijdige of opeenvolgende, vervoersbewe- gingen worden gebruikt, mits het totaalbedrag waarvoor de regeling nog niet is aangezuiverd het bedrag van de zekerheid per aangifte niet over- schrijdt. In dat geval kent het douanekantoor van zekerheidstelling aan de houder van de regeling één initiële toegangscode voor de zekerheid toe. De houder van de regeling kan aan deze zekerheid een of meer toegangs- codes toekennen die door hemzelf of zijn vertegenwoordigers kunnen worden gebruikt;
— telkens wanneer een door deze zekerheid per aangifte gedekte vervoers- beweging in het kader van gemeenschappelijk douanevervoer wordt aan- gezuiverd, wordt het desbetreffende bedrag vrijgegeven en kan dit ver- volgens opnieuw worden gebruikt, binnen de grenzen van het bedrag van de zekerheid, om een andere vervoersbeweging te dekken.
4. Uitzonderingen op het tijdelijke verbod op doorlopende zekerheidstelling of doorlopende zekerheidstelling voor een verminderd bedrag
4.1 Aan de houders van de regeling kan evenwel toestemming worden verleend om een doorlopende zekerheid of een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen wanneer zij goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer willen plaatsen waarop het tijdelijke verbod van toepassing is, indien zij kunnen aantonen dat voor
▼M38
de soorten goederen in kwestie in het kader van door hen verricht gemeenschappelijk douanevervoer geen schuld is ontstaan in de twee jaar voorafgaand aan het verbod of, wanneer tijdens deze periode wel schulden zijn ontstaan, indien zij kunnen aantonen dat deze door de schuldenaar of borg binnen de gestelde termijn volledig zijn voldaan.
Om toestemming te krijgen om een doorlopende zekerheid te stellen waarop een tijdelijk verbod van toepassing is, moet de houder van de regeling bovendien voldoen aan de voorwaarden van artikel 75, lid 2, onder b).
4.2 De artikelen 59 tot en met 72 zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen en vergunningen voor de in punt 4.1 bedoelde uitzonderingen.
4.3 Wanneer de bevoegde autoriteiten een uitzondering toestaan, brengen zij in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling de vol- gende vermelding aan:
„— GEBRUIK ONBEPERKT — 99209.”
▼M38
BIJLAGE II
BEDRIJFSCONTINUÏTEITSPROCEDURE VOOR GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER
▼M39
▼M38
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
1. In deze bijlage zijn voor de houders van de regeling, inclusief toegelaten afzenders, bijzondere bepalingen vastgelegd voor het gebruik van de be drijfscontinuïteitsprocedure overeenkomstig artikel 26, lid 1, van aanhangsel I, in geval van een tijdelijke storing van:
— het elektronische douanevervoersysteem;
— het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer met be hulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken in te dienen; of
— de elektronische verbinding tussen het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aangifte voor gemeen schappelijk douanevervoer met behulp van elektronische gegevensverwer kingstechnieken in te dienen en het elektronische douanevervoersysteem.
2. Aangiften voor douanevervoer
2.1 De bij de bedrijfscontinuïteitsprocedure gebruikte aangifte voor dou anevervoer is als zodanig herkenbaar voor alle partijen die bij het dou anevervoer betrokken zijn, teneinde bij het douanekantoor van door gang, bij het douanekantoor van bestemming en bij aankomst bij de toegelaten geadresseerde problemen te voorkomen. Daarom mogen slechts de volgende documenten worden gebruikt:
— een enig document (ED), of
— een afdruk van het ED op gewoon papier, gemaakt met behulp van het geautomatiseerde systeem van de marktdeelnemer, zoals bepaald in bijlage B6 bij aanhangsel III, of
▼M39
— vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, een afdruk van het ED op gewoon papier, gemaakt met behulp van het geautomatiseerde systeem van de marktdeelnemer, zoals bepaald in bijlage B6 bis bij aanhangsel III, of
▼M38
— een begeleidingsdocument voor douanevervoer (TAD), indien nodig aangevuld met een lijst van artikelen (LoI) ►M39 , ◄
▼M39
— vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, een begeleidingsdocument voor douanevervoer (TAD), aangevuld met een lijst van artikelen (LoI).
▼M38
2.2 De aangifte voor douanevervoer kan worden aangevuld met een of meer aanvullende formulieren met gebruikmaking van het formulier in aan- hangsel 3 van bijlage I bij de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer, gedaan te Interlaken op 20 mei 1987 (ED-overeenkomst). Deze formulieren maken integrerend deel uit van de aangifte. Ladinglijsten die aan bijlage B5 bij aanhangsel III voldoen en op het in bijlage B4 bij aanhangsel III opgenomen formulier zijn opgesteld, kunnen in de plaats van aanvullende formu- lieren worden gebruikt als het beschrijvende gedeelte van een schrifte- lijke aangifte voor douanevervoer, waarvan ze dan integrerend deel uitmaken.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, kunnen ladingslijsten die aan bijlage B5 bis bij aanhangsel III voldoen en op het in bijlage B4 bis bij aanhangsel III opgenomen formulier zijn opgesteld, in de plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als het be- schrijvende gedeelte van een schriftelijke aangifte voor douanevervoer, waarvan ze dan integrerend deel uitmaken.
▼M38
2.3 Voor de toepassing van punt 2.1 van deze bijlage wordt de aangifte voor douanevervoer opgesteld overeenkomstig bijlage B6 bij aanhangsel III.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, wordt voor de toepassing van punt 2.1 van deze bijlage de aangifte voor douanever- voer opgesteld overeenkomstig bijlage B6 bis bij aanhangsel III.
▼M38
HOOFDSTUK II
Uitvoeringsvoorschriften
3. Onbeschikbaarheid van het elektronische douanevervoersysteem
3.1 De voorschriften worden als volgt toegepast:
— de aangifte voor douanevervoer wordt opgemaakt en bij het dou- anekantoor van vertrek ingediend in de exemplaren 1, 4 en 5 van het ED overeenkomstig de ED-overeenkomst of in twee exemplaren van het TAD, indien nodig aangevuld met een LoI, overeenkomstig de bijlagen X0, X0, X0 en A6 bij aanhangsel III;
▼M39
— vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, de aangifte voor douanevervoer wordt opgemaakt en bij het dou- anekantoor van vertrek ingediend in de exemplaren 1, 4 en 5 van het ED overeenkomstig de ED-overeenkomst of in twee exemplaren van het TAD, indien nodig aangevuld met een LoI, overeenkomstig de bijlagen A3 bis, A4 bis, A5 bis en A6 bis bij aanhangsel III;
▼M38
— de aangifte voor douanevervoer wordt geregistreerd in vak C door middel van een nummering die losstaat van die van het elektro- nische douanevervoersysteem;
— de bedrijfscontinuïteitsprocedure wordt aangegeven op de exempla- ren van de aangifte voor douanevervoer met één van de stempels volgens de in bijlage B7 bij aanhangsel III opgenomen modellen, in vak A van het ED of in plaats van het MRN en de streepjescode op het TAD;
▼M38
— de toegelaten afzender voldoet aan alle verplichtingen en voorwaar- den betreffende de in de aangifte te vermelden gegevens en het gebruik van het in de punten 22 tot en met 25 van deze bijlage bedoelde speciale stempel door respectievelijk de vakken C en D te gebruiken;
— de aangifte voor douanevervoer wordt afgestempeld hetzij door het douanekantoor van vertrek in het geval van de standaardprocedure hetzij door de toegelaten afzender wanneer artikel 84 van aanhang- sel I van toepassing is.
3.2 Wanneer tot de bedrijfscontinuïteitsprocedure is besloten, worden alle douanevervoersgegevens waarbij een LRN of MRN aan het vervoer is toegekend, uit het elektronische douanevervoersysteem verwijderd op basis van informatie die wordt verstrekt door de persoon die die dou- anevervoersgegevens in het elektronische douanevervoersysteem heeft ingevoerd.
3.3 De douaneautoriteiten zien toe op het gebruik van de bedrijfscontinuï- teitsprocedure teneinde misbruik te voorkomen.
4. Onbeschikbaarheid van het geautomatiseerde systeem dat door de houders van de regeling wordt gebruikt om de aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken in te dienen, of van de elektronische verbinding tussen dat geautomatiseerde systeem en het elektronische douanevervoersysteem
De bepalingen van punt 3 van deze bijlage zijn van toepassing.
De houder van de regeling informeert de douaneautoriteit wanneer zijn ge- automatiseerde systeem of de elektronische verbinding tussen dat geautoma- tiseerde systeem en het elektronische douanevervoersysteem opnieuw be- schikbaar is.
5. Onbeschikbaarheid van het geautomatiseerde systeem van de toegelaten af- zender of van de elektronische verbinding tussen dat geautomatiseerde sys- teem en het elektronische douanevervoersysteem
Wanneer het geautomatiseerde systeem van de toegelaten afzender of de elektronische verbinding tussen dat geautomatiseerde systeem en het elektro- nische douanevervoersysteem onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:
— de bepalingen van punt 4 van deze bijlage zijn van toepassing;
— wanneer de toegelaten afzender in een jaar meer dan 2 % van zijn aan- giften in de bedrijfscontinuïteitsprocedure heeft ingediend, wordt beoor- deeld of nog aan de voorwaarden van de vergunning wordt voldaan.
6. Invoering van de gegevens door de douaneautoriteit
In de in de punten 4 en 5 van deze bijlage bedoelde gevallen kan de douaneautoriteit de houder van de regeling echter toestaan de aangifte voor douanevervoer in één exemplaar bij het douanekantoor van vertrek in te dienen (met gebruikmaking van het ED of het TAD), zodat deze door het elektronische douanevervoersysteem kan worden verwerkt.
HOOFDSTUK III
Werking van de procedure
7. Zekerheidstelling per aangifte door middel van een borg
Wanneer het douanekantoor van vertrek niet hetzelfde is als het douanekan- toor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de verbintenis van de borg. Het origineel wordt door de houder van de regeling voorgelegd aan het douanekantoor van vertrek, waar het wordt bewaard. Indien nodig kan het douanekantoor van vertrek om de vertaling verzoeken in de officiële taal of één van de officiële talen van het betrokken land.
▼M38
8. Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de houder van de regeling
Met de ondertekening van de aangifte voor douanevervoer neemt de houder van de regeling de verantwoordelijkheid voor:
— de juistheid van de in de aangifte voorkomende gegevens,
— de echtheid van de voorgelegde documenten,
— de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de goederen onder de regeling douanevervoer.
9. Identificatiemaatregelen
Wanneer artikel 36, lid 7, van aanhangsel I van toepassing is, vermeldt het douanekantoor van vertrek in vak D (Controle door het kantoor van vertrek) van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte ver- zegelingen” het volgende:
„— Vrijstelling — 99201”.
10. Vermeldingen in de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goede- ren
— Het douanekantoor van vertrek vermeldt de controleresultaten op elk exemplaar van de aangifte voor douanevervoer.
— Wanneer de controleresultaten met de aangifte overeenkomen, geeft het douanekantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de datum van de controle op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer.
11. Onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van het ED of onder geleide van één exemplaar van het TAD, die door het douanekantoor van vertrek aan de houder van de regeling worden gegeven. Exemplaar 1 van het ED en het exemplaar van het TAD blijven op het douanekantoor van vertrek.
12. Douanekantoor van doorgang
12.1 De vervoerder legt aan elk douanekantoor van doorgang een kennis- geving van doorgang voor, die opgemaakt is op een formulier dat in bijlage B8 bij aanhangsel III is opgenomen. Deze kennisgeving wordt door dat douanekantoor bewaard. In plaats van de kennisgeving van doorgang kan een fotokopie van exemplaar 4 van het ED of een fotokopie van het exemplaar van het TAD worden voorgelegd en door het douanekantoor van doorgang worden bewaard.
12.2 Wanneer de goederen worden vervoerd via een ander douanekantoor van doorgang dan het aangegeven douanekantoor van doorgang, stelt het feitelijke douanekantoor van doorgang het douanekantoor van ver- trek daarvan in kennis.
13. Aanbrenging bij het douanekantoor van bestemming
13.1 Het douanekantoor van bestemming registreert de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aan- komst en de controleresultaten.
▼M38
13.2 Een douanevervoer kan bij een ander kantoor dan het in de aangifte voor douanevervoer aangegeven douanekantoor eindigen. Dat kantoor wordt dan het feitelijke douanekantoor van bestemming.
Wanneer het feitelijke douanekantoor van bestemming onder een an- dere overeenkomstsluitende partij ressorteert dan het aangegeven dou- anekantoor, brengt het feitelijke douanekantoor van bestemming in het vak I. („Controle door het douanekantoor van bestemming”) van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, de volgende vermelding aan:
„— Verschillen: douanekantoor waar de goederen zijn aangebracht … (referentienummer douanekantoor) -99203”.
13.3 Wanneer punt 13.2, tweede alinea, van deze bijlage, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van de volgende vermelding is voorzien, houdt het feitelijke douanekantoor van bestemming de goe- deren onder toezicht en staat het niet toe dat deze een andere bestem- ming krijgen dan de overeenkomstsluitende partij waaronder het dou- anekantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestem- ming van dit laatste kantoor:
„— Bij uitgang uit de Unie zijn de beperkingen of heffingen uit hoofde van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. … van toepassing
— 99204”.
14. Ontvangstbewijs
Het ontvangstbewijs kan worden opgemaakt door de ruimte op de achterzijde van exemplaar 5 van het ED of het in bijlage B10 bij aanhangsel III opge- nomen formulier te gebruiken.
15. Terugzending van exemplaar 5 van het ED of het exemplaar van het TAD
De bevoegde douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van be- stemming zendt exemplaar 5 van het ED onverwijld en in elk geval binnen acht dagen na de beëindiging van de vervoersbeweging terug aan de dou- aneautoriteit in de overeenkomstsluitende partij van vertrek. Bij gebruik van het TAD wordt het voorgelegde exemplaar van het TAD op dezelfde voor- waarden teruggezonden als exemplaar 5.
16. Kennisgeving aan de houder van de regeling en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling
Wanneer de in punt 15 van deze bijlage bedoelde exemplaren niet binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming zijn teruggezonden aan de douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van vertrek, deelt die autoriteit dit aan de houder van de regeling mee met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling naar behoren werd beëindigd.
17. Nasporingsprocedure
17.1 Wanneer het douanekantoor van vertrek niet binnen 60 dagen na het verstrijken van de termijn voor het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van bestemming over het bewijs beschikt dat de rege- ling naar behoren werd beëindigd, verzoekt de douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van vertrek onmiddellijk om de informa- tie die voor de aanzuivering van de regeling noodzakelijk is. Wanneer gedurende de stappen van een nasporingsprocedure wordt vastgesteld dat de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet kan worden aangezuiverd, moet de douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van vertrek vaststellen of er een schuld is ontstaan.
▼M38
Indien er een schuld is ontstaan, neemt de douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van vertrek de volgende maatregelen:
— de schuldenaar wordt geïdentificeerd;
— er wordt vastgesteld welke douaneautoriteiten verantwoordelijk zijn voor de mededeling van de schuld.
17.2 Als de douaneautoriteit van de overeenkomstsluitende partij van ver- trek vóór het verstrijken van die termijnen verneemt dat de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet naar behoren werd beëindigd, of het vermoeden heeft dat dit het geval is, zendt zij het verzoek onverwijld.
17.3 De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf wordt ontdekt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling ge- meenschappelijk douanevervoer werd vervalst en dat de nasporings- procedure nodig is om de doelstellingen van punt 17.1 van deze bij- lage te bereiken.
18. Zekerheid — Referentiebedrag
18.1 Voor de toepassing van artikel 74 van aanhangsel I ziet de houder van de regeling erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling nog niet werd beëin- digd, het referentiebedrag niet overschrijden.
18.2 Wanneer het referentiebedrag onvoldoende blijkt om het vervoer onder de regeling douanevervoer te dekken, meldt de houder van de regeling dit aan het douanekantoor van zekerheidstelling.
19. Certificaten van doorlopende zekerheidstelling, certificaten van ontheffing van zekerheidstelling en bewijzen van zekerheidstelling per aangifte
19.1 Het volgende wordt aan het douanekantoor van vertrek voorgelegd:
— een certificaat van doorlopende zekerheidstelling, op het in bijlage C5 bij aanhangsel III opgenomen formulier;
— certificaten van ontheffing van zekerheidstelling, op het in bijlage C6 bij aanhangsel III opgenomen formulier;
— een bewijs van zekerheidstelling per aangifte, op het in bijlage C3 bij aanhangsel III opgenomen formulier.
▼M39
19.2 In aangiften voor douanevervoer worden de gegevens van de certifi- caten en het bewijs vermeld.
19.3 De geldigheidsduur van een certificaat van doorlopende xxxxxxxxxxxxx- xxxx of een certificaat van ontheffing van zekerheidstelling bedraagt ten hoogste twee jaar. Het douanekantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal met een nieuwe termijn van ten hoog- ste twee jaar verlengen.
▼M39
19.4 Vanaf de datum waarop de intrekking van een vergunning voor door- lopende zekerheidstelling of de intrekking en opzegging van een ver- bintenis voor doorlopende zekerheidstelling van kracht worden, kan geen gebruik meer worden gemaakt van afgegeven certificaten om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaat- sen, en moeten deze certificaten onmiddellijk door de houder van de regeling bij het douanekantoor van zekerheidstelling worden ingeleverd.
19.5 Elk land verstrekt de Commissie informatie ter identificatie van de nog geldige certificaten die niet zijn ingeleverd of die als gestolen, verloren of vervalst zijn aangemeld. De Commissie stelt de andere landen hier- van in kennis.
▼M38
20. Bijzondere ladinglijsten
20.1 De douaneautoriteit kan aangiften voor douanevervoer aanvaarden die zijn aangevuld met ladinglijsten die niet voldoen aan alle vereisten in bijlage B5 bij aanhangsel III.
▼M39
Vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, kan de douaneautoriteit aangiften voor douanevervoer aanvaarden die zijn aangevuld met ladingslijsten die niet voldoen aan alle vereisten in bijlage B5 bis bij aanhangsel III.
▼M38
Deze lijsten kunnen alleen worden gebruikt wanneer:
— ze zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruiken;
— ze zo zijn ontworpen en ingevuld dat ze probleemloos door de douaneautoriteit kunnen worden gebruikt;
— hierin, voor elk artikel, de in bijlage B5 bij aanhangsel III vereiste informatie is opgenomen ►M39 ; ◄
▼M39
— vanaf de uitroldatums voor de upgrade van het NCTS waarnaar wordt verwezen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578, hierin, voor elk artikel, de in bijlage B5 bis bij aanhangsel III vereiste informatie is opgenomen.
▼M38
20.2 Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van verzendings-/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven, worden gebruikt als de in punt 20.1 van deze bij- lage bedoelde ladinglijsten, ook wanneer deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen die voor hun administratie geen elektronisch ge- gevensverwerkingssysteem gebruiken.
▼M38
20.3 De houder van de regeling die voor zijn administratie een elektronisch gegevensverwerkingssysteem gebruikt en reeds bijzondere ladinglijsten gebruikt, kan deze tevens gebruiken voor gemeenschappelijk dou- anevervoer dat slechts op één enkel soort goederen betrekking heeft als het systeem van de houder van de regeling deze faciliteit nood- zakelijk maakt.
21. Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model
De houder van de regeling vermeldt in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aange- brachte verzegelingen” het aantal en de individuele kenmerken van de aange- brachte verzegelingen.
22. Toegelaten afzender — Voorafgaande authenticatie en formaliteiten bij ver- trek
22.1 Voor de toepassing van de punten 3 en 5 van deze bijlage bepaalt de vergunning dat vak „C. Xxxxxxx van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer:
— vooraf met het stempel van het douanekantoor van vertrek wordt afgestempeld en door een ambtenaar van dat kantoor wordt onder- tekend, of
— door de toegelaten afzender wordt afgestempeld met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde speciale stempel volgens het in bijlage B9 van aanhangsel III opgenomen model. Het stempel mag door een daartoe gemachtigde drukkerij op de formulieren worden voorgedrukt.
De toegelaten afzender vermeldt in het vak de datum van verzending van de goederen en kent de aangifte voor douanevervoer een nummer toe volgens de voorschriften in de vergunning.
22.2 De douaneautoriteit kan het gebruik voorschrijven van formulieren die van een speciaal onderscheidingsteken zijn voorzien.
23. Toegelaten afzender — Bewaring van het stempel
De toegelaten afzender treft alle noodzakelijke maatregelen om de speciale stempels of de formulieren met het stempel van het douanekantoor van vertrek of een speciale stempel veilig te bewaren.
Hij stelt de douaneautoriteit in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de eerste alinea heeft genomen.
23.1 Bij misbruik van formulieren die vooraf door het douanekantoor van vertrek zijn afgestempeld of waarop een speciale stempel is aange- bracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechte- lijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn met be- trekking tot de goederen die onder geleide van die formulieren zijn vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de douaneautoriteit die hem de vergunning heeft verleend, aantoont dat hij de in punt 23 gevraagde maatregelen heeft genomen.
▼M38
24. Toegelaten afzender — Op de aangiften te vermelden informatie
24.1 Uiterlijk op het tijdstip van de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer in en vermeldt hij, in voorkomend geval, in vak 44 de overeenkomstig artikel 33, lid 2, van aanhangsel I voorgeschreven route en in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” de overeenkomstig artikel 34 van aanhangsel I vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het douanekantoor van bestemming moeten worden aangebracht, de toegepaste identifica- tiemaatregelen en het volgende visum:
„— Toegelaten afzender — 99206”
24.2 Wanneer de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende partij van vertrek vóór het vertrek van een zending een controle instelt, registreert zij dit feit in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte.
24.3 Na de verzending wordt exemplaar 1 van het ED of het exemplaar van het TAD onverwijld aan het douanekantoor van vertrek geleverd over- eenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld. De andere exemplaren begeleiden de goederen overeenkomstig punt 11 van deze bijlage.
25. Toegelaten afzender — Vrijstelling van ondertekening
25.1 De douaneautoriteit kan de toegelaten afzender vrijstellen van de ver- plichting tot ondertekening van de aangiften voor douanevervoer die van het in hoofdstuk II van deel II van deze bijlage bedoelde speciale stempel zijn voorzien en die met behulp van een elektronisch gege- vensverwerkingssysteem zijn opgemaakt. Deze vrijstelling kan pas worden verleend nadat de toegelaten afzender de douaneautoriteit een schriftelijke verklaring heeft gegeven dat hij als houder van de regeling optreedt voor alle douanevervoer onder geleide van aangiften voor douanevervoer die van het speciale stempel zijn voorzien.
25.2 In de overeenkomstig punt 25.1 van deze bijlage opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de houder van de regeling bestemde vak het volgende vermeld:
„— Van ondertekening vrijgesteld — 99207”.
26. Toegelaten geadresseerde — Verplichtingen
26.1 Wanneer de goederen op een in de vergunning aangewezen plaats aankomen, stelt de toegelaten geadresseerde het douanekantoor van bestemming onverwijld daarvan in kennis. Hij doet opgave van de datum van aankomst, de staat van de eventueel aangebrachte verzege- lingen en eventuele onregelmatigheden op de bij de goederen ge- voegde exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD en bezorgt deze aan het douanekantoor van bestemming over- eenkomstig de voorschriften die in de vergunning zijn vastgesteld.
26.2 Het douanekantoor van bestemming brengt de in punt 13 van deze bijlage voorgeschreven vermeldingen aan op de exemplaren 4 en 5 van het ED of op het exemplaar van het TAD.
▼M30
▼M38
▼M30
AANHANGSEL II
DOUANESTATUS VAN UNIEGOEDEREN EN BEPALINGEN BETREFFENDE DE EURO
Artikel 1
Dit aanhangsel bevat de nadere voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en van aanhangsel I met betrekking tot ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ en het gebruik van de euro.
▼M38
▼M30
TITEL I
DOUANESTATUS VAN GOEDEREN
HOOFDSTUK I
Toepassingsgebied
Artikel 2
1. ►M38 De douanestatus van Uniegoederen ◄ kan uitsluitend overeenkomstig deze titel worden aangetoond wanneer deze goederen rechtstreeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere over- eenkomstsluitende partij worden vervoerd.
Xxxxxx beschouwd rechtstreeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere overeenkomstsluitende partij te worden vervoerd:
a) goederen die niet over het grondgebied van een derde land worden vervoerd;
b) goederen die over het grondgebied van een of meer derde landen worden vervoerd, mits het vervoer door deze landen onder geleide van één enkel vervoersdocument geschiedt dat in een overeenkomst- sluitende partij is opgemaakt.
2. Deze titel is niet van toepassing op goederen:
a) die bestemd zijn om uit de overeenkomstsluitende partijen te worden uitgevoerd; of
b) die met toepassing van de regeling voor het internationale vervoer van goederen onder geleide van een TIR-carnet worden vervoerd, tenzij:
— de goederen bestemd zijn om op het grondgebied van een over- eenkomstsluitende partij te worden gelost en tezamen worden vervoerd met goederen die bestemd zijn om in een derde land te worden gelost, of
— de goederen over het grondgebied van een derde land van de ene naar de andere overeenkomstsluitende partij worden vervoerd.
▼M30
3. Deze titel is van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten) die van een postkantoor in een overeenkomstsluitende partij naar een postkantoor in een andere overeenkomstsluitende partij worden verzonden.
▼M38
Artikel 2 bis
Vermoeden van douanestatus van Uniegoederen
1. Goederen die de douanestatus van Uniegoederen hebben en per spoor worden vervoerd, mogen, zonder dat zij aan een douaneregeling onderworpen zijn, van de ene plaats naar een andere binnen het dou- anegebied van de Unie worden vervoerd via het grondgebied van een land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer zonder dat hun douanestatus wijzigt, wanneer:
— het vervoer van de goederen geschiedt onder dekking van één enkel in een ►M39 lidstaat van de Europese Unie ◄ afgegeven vervoersdocument;
— op het enkel vervoersdocument is de volgende vermelding aange- bracht: „T2-corridor”;
— op de doorvoer door een land dat deelneemt aan het gemeenschap- pelijk douanevervoer, wordt toezicht uitgeoefend door middel van een elektronisch systeem in dat land dat deelneemt aan het gemeen- schappelijk douanevervoer;
— de betrokken spoorwegonderneming is toegelaten in het land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer en over wiens grondgebied de goederen onder de „T2-corridor”-regeling worden vervoerd.
2. Het land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer, stelt de in artikel 14 van de overeenkomst bedoelde Gemengde Com- missie of een door die commissie op basis van lid 5 van dat artikel opgerichte werkgroep in kennis van de nadere opzet van het elektro- nische toezichtsysteem en de spoorwegondernemingen die gebruik mo- gen maken van de in lid 1 van dit artikel genoemde regeling.
▼M30
HOOFDSTUK II
▼M38
▼M30
Bewijs van douanestatus van Uniegoederen
Artikel 3
Bevoegd kantoor
In dit hoofdstuk wordt onder „bevoegd kantoor” verstaan de bevoegde autoriteiten die het bewijs van ►M38 de douanestatus van Uniegoede- ren ◄ kunnen afgeven.
▼M30
Artikel 4
Algemene bepalingen
1. Het bewijs van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ die niet onder de T2-regeling worden vervoerd, kan op een in dit hoofdstuk genoemde wijze worden geleverd.
2. Indien aan de voorwaarden voor de afgifte wordt voldaan, kan het document ten bewijze van ►M38 de douanestatus van Uniegoede- ren ◄ achteraf worden afgegeven. In dit geval wordt de volgende ver- melding in het rood op dit document aangebracht:
— Achteraf afgegeven — 99210.
A f d e l i n g 1
D o c u m e n t T 2 L
Artikel 5
Definitie
1. Het bewijs van ►M38 de douanestatus van Uniegoederen ◄ wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, geleverd door overleg- ging van een document T2L.
2. ►M39 Een document T2L is voorzien van het teken „T2L” of
„T2LF”. ◄
Artikel 6
Te gebruiken formulier
1. Het document T2L wordt ►M38 opgesteld ◄ op een formulier dat met een van de modellen in de ED-overeenkomst overeenstemt.
2. Dit formulier wordt zo nodig aangevuld met een of meer aanvul- lende formulieren die overeenstemmen met de modellen in de ED-overeenkomst en die dan integrerend deel uitmaken van het docu- ment T2L.