STATUTEN
STATUTEN
STICHTING CJG RIJNMOND
Versie: 19 oktober 2010
Xxxxxx & Loeff Xxxxx 000
0000 XX Xxxxxxxxx
#4723873
HOOFDSTUK I
Artikel 1 Begripsbepalingen.
1.1 In deze statuten wordt verstaan onder:
a. “betrokken gemeenten”: de gemeenten (publiekrechtelijke rechtspersonen) ten behoeve van wie de stichting activiteiten op het gebied van jeugdgezondheidszorg verrichten ingevolge een daartoe tussen de stichting en de betreffende betrokken gemeenten geldende subsidierelatie, welke gemeenten tevens deelnemer zijn van de gemeenschappelijke regeling Openbare Gezondheidszorg Rotterdam-Rijnmond;
b. “CJG” een centrum voor jeugd en gezin waarin de volgende functies op het terrein van opvoed- en gezinsondersteuning tussen min negen (– 9) maanden en drieëntwintig (23) jaar gebundeld worden aangeboden:
- Jeugdgezondheidszorg
- Opvoedingsondersteuning
- Algemeen maatschappelijk werk voor jeugd
- Gezinscoaching
- Voorpostfunctie bureau jeugdzorg
- Jeugdhulpverlening
- Schoolmaatschappelijk werk.
c. het "bestuur": het bestuur van de stichting;
d. de “jaarrekening”: betekent met betrekking tot een boekjaar van de stichting, de balans en een staat van baten en lasten van de stichting over dat boekjaar, met een toelichting waarin onder meer wordt opgenomen:
(i) op hoofdlijnen, het beleid op het terrein van bezoldiging van het bestuur;
(ii) op hoofdlijnen, het beleid op het terrein van (eventuele) bezoldiging van de raad van toezicht als bedoeld in artikel 14.6;
(iii) een verantwoording van de bedragen die zijn uitgegeven aan de arbeidsvoorwaarden, bezoldiging en onkostenvergoedingen van de leden van het bestuur; en
(iv) een verantwoording van de bedragen die zijn uitgegeven aan de bezoldiging en onkostenvergoedingen van de leden van de raad van toezicht;
e. de “raad van toezicht”: de raad van toezicht van de stichting;
f. de “raad voor het publiek belang”: het orgaan van de stichting dat als zodanig in deze statuten wordt aangeduid;
g. “regio”: het grondgebied van de betrokken gemeenten;
x. "schriftelijk": bij brief, telefax of e mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen mits de identiteit van de verzender met afdoende zekerheid kan worden vastgesteld;
i. “beleidsplan”: het plan betreffende opvoed- en gezinsondersteuning tussen min negen (– 9) maanden en drieëntwintig (23) jaar in de regio en het door de stichting terzake te voeren beleid;
j. “basistaken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg”: taken die de
stichting uitvoert ten behoeve van betrokken gemeenten, op basis van een unaniem besluit hierover van de raad voor het publiek belang.
1.2 Verwijzingen naar artikelen verwijzen naar artikelen van deze statuten, tenzij het tegendeel blijkt.
HOOFDSTUK II. NAAM, ZETEL, DOEL EN VERMOGEN
Artikel 2 Naam en zetel.
2.1 De stichting draagt de naam: Stichting CJG Rijnmond.
2.2 De stichting heeft haar zetel in de gemeente Rotterdam.
Artikel 3 Doel.
3.1 De stichting heeft ten doel:
a. het in opdracht en ten behoeve van betrokken gemeenten verrichten en coördineren van alle activiteiten op het gebied van jeugdgezondheidszorg, meer in het bijzonder op het terrein van opvoed- en gezinsondersteuning tussen min negen (– 9) maanden en drieëntwintig (23) jaar, en het gebundeld aanbieden van alle diensten ter zake, waarbij de stichting rekening houdt met alle betrokken maatschappelijke belangen;
b. het oprichten en in stand houden van een of meer CJG’s in betrokken gemeenten (indien de opdracht van de betreffende gemeente zich daartoe uitstrekt);
c. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daaraan dienstig kan zijn.
3.2 Om haar doel te bereiken kan de stichting gebruik maken van alle middelen die daaraan dienstbaar zijn.
3.3 Bij het verrichten van haar activiteiten streeft de stichting een maatschappelijk doel na. Commerciële activiteiten zijn nadrukkelijk van het doel van de stichting uitgesloten (waarbij de in artikel 3.1 sub a. en b. bedoelde activiteiten niet als commercieel gelden zolang zij niet op commerciële basis worden verricht).
Artikel 4 Vermogen.
Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
a. rijksbekostiging en bekostiging uit middelen van betrokken gemeenten;
b. subsidies, giften en donaties;
c. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten, met dien verstande dat erfstellingen slechts kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving;
d. andere baten. HOOFDSTUK III. BESTUUR Artikel 5 Bestuur.
De stichting wordt bestuurd door het bestuur, onder toezicht van de raad van toezicht.
Artikel 6 Bestuur: samenstelling en benoeming.
6.1 Het bestuur bestaat uit een door de raad voor het publiek belang vast te stellen aantal van ten minste twee (2) personen. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
6.2 Leden van het bestuur worden benoemd door de raad voor het publiek belang met inachtneming van het verder in dit artikel 6 bepaalde. De raad voor het
publiek belang kan op grond van overwegende bezwaren besluiten niet over te gaan tot benoeming conform een bindende voordracht ingevolge artikel 6.6 tot en met artikel 6.9. In een dergelijk geval wordt de voorgedragene niet benoemd en dient een nieuwe voordracht te worden opgemaakt.
In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
6.3 De voorzitter van het bestuur wordt door de raad voor het publiek belang in functie benoemd. Het bestuur benoemt, niet uit zijn midden, een secretaris van het bestuur en treft een regeling voor diens vervanging.
6.4 Leden van het bestuur worden benoemd voor een periode van vier (4) jaar, met de mogelijkheid tot herbenoeming.
6.5 Tot lid van het bestuur kunnen niet worden benoemd leden van de raad van toezicht of de raad voor het publiek belang, tenzij de betreffende persoon uiterlijk per de ingang van de benoeming als lid van het bestuur aftreedt als lid van de raad van toezicht dan wel de raad voor het publiek belang.
6.6 Bij de samenstelling van het bestuur wordt gelet op diverse facetten die de aandacht van het bestuur vragen waarbij het bestuur in ieder geval wordt samengesteld op basis van algemene bestuurlijke kwaliteiten, affiniteit met de doelstelling van de stichting en met een spreiding van deskundigheden en achtergronden. De aandachtspunten met betrekking tot de van een lid van het bestuur gevraagde deskundigheid en achtergrond worden in algemene zin vastgesteld door de raad van toezicht in een profielschets. De raad van toezicht kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen voor de betreffende zetel in het bestuur.
6.7 Voor iedere zetel in het bestuur heeft de raad van toezicht een voordrachtsrecht.
6.8 Iedere voordracht wordt opgemaakt met inachtneming van de profielschets, zoals in voorkomend geval aangevuld of nader in detail uitgewerkt door de raad van toezicht overeenkomst artikel 6.6.
6.9 Iedere voordracht wordt met redenen omkleed. Bij de voordracht worden van de kandidaat medegedeeld zijn leeftijd en de betrekkingen die hij bekleedt of die hij heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van de taak van lid van het bestuur. Bij herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als lid van het bestuur heeft vervuld.
6.10 De raad voor het publiek belang stelt het beleid op het terrein van bezoldiging van het bestuur vast.
6.11 De arbeidsvoorwaarden, bezoldiging en kostenvergoedingen van leden van het bestuur worden met inachtneming van het in artikel 6.10 bedoelde beleid vastgesteld door de raad van toezicht.
Artikel 7 Bestuur: schorsing en defungeren.
7.1 Een lid van het bestuur kan te allen tijde worden geschorst door de raad van toezicht. De schorsing van een lid van het bestuur vervalt, indien de raad van toezicht niet binnen drie maanden na de datum van ingang van de schorsing besluit tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan voor
ten hoogste drie maanden worden gehandhaafd, ingaande op de datum waarop het besluit tot handhaving van de schorsing werd genomen. Het betrokken lid van het bestuur wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van de raad van toezicht waarin schorsing of verlenging daarvan aan de orde is, te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
7.2 De raad voor het publiek belang kan besluiten tot opheffing van een schorsing gedaan door de raad van toezicht. Alsdan is de raad van toezicht eerst na verloop van een jaar na het moment van opheffing van de schorsing bevoegd wederom te besluiten tot schorsing van het betrokken lid van het bestuur.
7.3 Een lid van het bestuur defungeert:
d. door zijn overlijden;
e. door zijn aftreden;
f. doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
g. door zijn ondercuratelestelling, alsmede door een rechterlijke beslissing waarbij een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
h. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
i. door zijn ontslag verleend door de raad voor het publiek belang, mits na overleg met de raad van toezicht en met dien verstande dat het betrokken lid van het bestuur in de gelegenheid wordt gesteld zich ten overstaan van de raad voor het publiek belang en de raad van toezicht te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman;
j. door het verstrijken van de duur van zijn zittingstermijn;
x. door de aanvaarding van een benoeming tot lid van de raad van toezicht of de raad voor het publiek belang.
Artikel 8 Bestuur: ontstentenis en belet.
Bij ontstentenis of belet van alle leden van het bestuur of van het enig (overgebleven) lid van het bestuur is de persoon die daartoe door de raad van toezicht is of wordt aangewezen, tijdelijk met het besturen van de stichting belast.
Gaat de raad van toezicht niet binnen twee weken tot een zodanige aanwijzing over dan is de persoon die daartoe door de raad voor het publiek belang, al dan niet op verzoek van één of meer belanghebbende(n), wordt aangewezen, tijdelijk met het besturen van de stichting belast.
Artikel 9 Bestuur: taak en bevoegdheden.
9.1 Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt het bestuur zich naar het belang van de stichting, de CJG’s in de betrokken gemeenten en het belang van de samenleving.
9.2 Het bestuur is, mits met voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk
medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de stichting ter zake van deze handelingen.
9.3 Het bestuur kan onderling vaststellen welk lid met welke taak meer in het bijzonder zal zijn belast. Een zodanige taakverdeling laat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle leden van het bestuur voor het gehele bestuur onverlet. De taakverdeling dient schriftelijk te worden vastgelegd en behoeft de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
9.4 Het functioneren van het bestuur wordt periodiek door de raad van toezicht beoordeeld.
Artikel 10 Goedkeuring van besluiten van het bestuur.
10.1 Aan de voorafgaande goedkeuring van de raad voor het publiek belang zijn onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:
a. verandering van de identiteit of het karakter van de stichting of de activiteiten van de stichting;
b. structurele samenwerking met andere organisaties of tot verbreking van zo een samenwerking;
c. beëindiging of overdracht van alle dan wel vrijwel alle activiteiten van de stichting;
d. juridische fusie of splitsing van de stichting;
e. aangifte van faillissement en de aanvraag van surséance van betaling;
f. de vaststelling en wijziging van de voor enig jaar of reeks van jaren opgestelde beleidsplannen, waaronder begrepen de hoofdlijnen van het financieel beleid (inclusief beleggingsbeleid).
10.2 Onverminderd het elders dienaangaande in de statuten bepaalde zijn aan de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:
a. het aangaan van financiële verplichtingen welke niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang meer bedraagt dan een door de raad van toezicht vastgesteld en schriftelijk aan het bestuur meegedeeld bedrag;
b. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdbestek;
c. ingrijpende wijziging van de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers in dienst van de stichting;
d. het aangaan of verbreken van samenwerkingsovereenkomsten of enige andere vorm van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting of door de stichting instandgehouden CJGs.
e. het aangaan van overeenkomsten waarbij aan de stichting een bankkrediet wordt verleend;
f. het ter leen verstrekken van gelden, alsmede het ter leen opnemen van gelden, waaronder niet is begrepen het gebruikmaken van een aan de stichting verleend bankkrediet;
g. (des)investeringen die van ingrijpende betekenis zijn voor de stichting;
h. het aangaan van vaststellingsovereenkomsten;
i. het optreden in rechte, waaronder begrepen het voeren van arbitrale procedures, met uitzondering van (i) het nemen van die rechtsmaatregelen die geen uitstel kunnen lijden en (ii) procedures in verband met of naar aanleiding van arbeidsovereenkomsten met of aanstellingen van individuele werknemers;
j. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten of aanstellingen waarbij een beloning wordt toegekend die meer bedraagt dan een door de raad van toezicht vastgesteld en schriftelijk aan het bestuur meegedeeld bedrag;
k. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;.
Goedkeuring is echter niet vereist indien en voor zover de betreffende rechtshandeling uitdrukkelijk is voorzien in de overeenkomstig artikel 21 vastgestelde begroting, en de daar gestelde grenzen niet overschrijdt.
10.3 De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten van het bestuur aan zijn goedkeuring te onderwerpen. Deze besluiten dienen duidelijk te worden omschreven en schriftelijk aan het bestuur te worden meegedeeld.
10.4 Voor de toepassing van artikel 10.1 en 10.2 wordt met een besluit van het bestuur tot het aangaan van een handeling gelijkgesteld een besluit van het bestuur tot het goedkeuren van een besluit van enig orgaan van een andere rechtspersoon, indien laatstbedoeld besluit aan die goedkeuring is onderworpen.
10.5 Het bestuur moet zich gedragen naar de aanwijzingen betreffende de algemene lijnen van het te volgen het financiële, sociale en economische beleid en van het personeelsbeleid, te geven door de raad van toezicht en naar de algemene lijnen van het zorgbeleid en financiële beleid te geven door de raad voor het publiek belang.
Ingeval van onverenigbaarheid van beleidslijnen gegeven door de raad van toezicht enerzijds en beleidslijnen gegeven door de raad voor het publiek belang anderzijds, prevaleren de laatst genoemde beleidslijnen.
10.6 Het ontbreken van de in de artikelen 10.1, 10.2 en 10.3 bedoelde goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur en zijn leden niet aan.
Artikel 11 Bestuur: vertegenwoordiging.
11.1 De stichting wordt vertegenwoordigd door het bestuur. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan twee gezamenlijk handelende leden van het bestuur.
11.2 Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan één of meer leden van het bestuur alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
Artikel 12 Bestuur: besluitvorming.
12.1 Vergaderingen van het bestuur worden gehouden zo dikwijls de voorzitter van het bestuur of het andere lid van het bestuur, dan wel de voorzitter van de raad van toezicht een vergadering van het bestuur bijeenroepen, doch ten minste
maandelijks.
12.2 De bijeenroeping van een vergadering van het bestuur geschiedt door de voorzitter van het bestuur of het andere lid van het bestuur of de voorzitter van de raad van toezicht, dan wel namens deze(n) door de secretaris van het bestuur, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste zeven dagen.
In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de termijn van oproeping worden beperkt tot ten minste vierentwintig uur.
Indien de bijeenroeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping is geschied op een termijn korter dan zeven dagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits de ter vergadering afwezige leden van het bestuur vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten.
12.3 Vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse binnen Nederland, bij voorkeur in de gemeente Rotterdam, te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
12.4 Toegang tot de vergaderingen hebben de leden van het bestuur alsmede zij die door de ter vergadering aanwezige leden van het bestuur worden toegelaten. Een lid van het bestuur kan zich door een schriftelijk door hem daartoe gevolmachtigd medelid van het bestuur ter vergadering doen vertegenwoordigen.
12.5 Ieder lid van het bestuur heeft één stem. Alle besluiten waaromtrent bij deze statuten niet anders is bepaald worden genomen met meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet uitgebracht. Staken de stemmen bij verkiezing van personen dan beslist het lot. Indien bij verkiezing tussen meer dan twee personen door niemand een volstrekte meerderheid is verkregen, wordt herstemd tussen de twee personen, die het grootste aantal stemmen kregen, zo nodig na tussenstemming. Staken de stemmen bij een andere stemming, dan is het voorstel verworpen, tenzij het bestuur, in dezelfde of eerstvolgende vergadering, besluit het voorstel voor te leggen aan de raad van toezicht, in welk geval een besluit is genomen zodra door de raad van toezicht omtrent dit voorstel is beslist. Indien over het voorstel tot voorlegging aan de raad van toezicht, de stemmen staken, geldt dat voorstel als te zijn aangenomen.
12.6 Alle stemmingen geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter van de vergadering bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Indien het betreft een verkiezing van personen kan ook een aanwezige stemgerechtigde verlangen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
12.7 Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van dat oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats
wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
12.8 De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur; bij diens afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding.
12.9 Van het verhandelde in de vergadering worden door een daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen opgemaakt, welke in dezelfde of de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist ondertekend.
12.10 Besluiten van het bestuur kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van het bestuur is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen wordt door de voorzitter van het bestuur of een door hem aangewezen lid van het bestuur een verslag opgemaakt dat door de voorzitter, alsmede door de secretaris van het bestuur wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde leden van het bestuur.
12.11 Het bestuur kan een reglement vaststellen omtrent de besluitvorming en werkwijze van het bestuur, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Een dergelijk reglement mag geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten of de wet. Het reglement dient voorts schriftelijk te worden vastgelegd en behoeft de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht en zal voor zover relevant ook de onderwerpen genoemd in artikel 17.12 bestrijken.
Artikel 13 Toezicht op het bestuur.
13.1 De raad voor het publiek belang oefent toezicht uit op het bestuur van de stichting door - wanneer dat naar het oordeel van de raad voor het publiek belang geboden is - de bevoegdheden te gebruiken die aan de raad voor het publiek belang zijn toegekend bij deze statuten.
13.2 In aanvulling op het toezicht door de raad voor het publiek belang, wordt toezicht op de wijze van het besturen van de stichting door het bestuur gehouden door de raad van toezicht op de wijze en binnen de kaders als omschreven in deze statuten.
HOOFDSTUK IV. RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 14 Raad van toezicht: samenstelling, benoeming, defungeren.
14.1 De raad van toezicht van de stichting bestaat uit een door de raad van toezicht vast te stellen aantal van ten minste vijf (5) en ten hoogste zeven (7) natuurlijke personen. Een niet voltallige raad van toezicht behoudt zijn bevoegdheden.
14.2 Leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad voor het publiek belang. Benoeming geschiedt met inachtneming van een door de raad van toezicht opgestelde profielschets waarin de noodzakelijke competenties van de raad van toezicht en de afzonderlijke leden van de raad van toezicht worden beschreven, rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten
en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de leden van de raad van toezicht. Personen in dienst bij de stichting en leden van de raad voor het publiek belang kunnen geen lid van de raad van toezicht zijn. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
14.3 De raad van toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en, al dan niet uit zijn midden, een secretaris aan.
14.4 Leden van de raad van toezicht worden benoemd voor de tijd van maximaal vier (4) jaar.
14.5 Leden van de raad van toezicht treden af volgens een door de raad van toezicht vast te stellen rooster van aftreden. Een volgens het rooster aftredend lid van de raad van toezicht is terstond herbenoembaar. Herbenoeming is slechts eenmaal mogelijk. De in een tussentijdse vacature benoemde neemt op het rooster de plaats in van degene in wiens vacature hij werd benoemd.
14.6 De raad voor het publiek belang stelt het beleid op het terrein van (eventuele) vergoedingen aan leden van de raad van toezicht vast.
14.7 De bezoldiging en kostenvergoedingen (waaronder mede begrepen de hoogte van de vergoeding van de leden van de raad van toezicht voor het bijwonen van zijn vergaderingen (vacatiegeld)) van leden van de raad van toezicht worden met inachtneming van het in artikel 14.6 bedoelde beleid vastgesteld door de raad van toezicht, die daarbij het standpunt van het bestuur in aanmerking neemt.
14.8 Een lid van de raad van toezicht defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden of aftreden volgens het in artikel 14.5 bedoelde rooster;
c. doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
d. door zijn ondercuratelestelling, alsmede door een rechterlijke beslissing waarbij een bewind over één of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
e. door zijn ontslag verleend door de raad voor het publiek belang;
f. door zijn ontslag verleend door de raad van toezicht bij besluit genomen met algemene stemmen van in functie zijnde leden van de raad van toezicht met uitzondering van het betrokken lid van de raad van toezicht;
g. door het verstrijken van de duur van zijn zittingstermijn;
h. door de aanvaarding van een benoeming tot lid van de raad voor het publiek belang.
14.9 De raad voor het publiek belang kan het vertrouwen in de raad van toezicht opzeggen. Het besluit is met redenen omkleed en heeft het onmiddellijk ontslag van de leden van de raad van toezicht tot gevolg.
Artikel 15 Raad van toezicht: ontstentenis en belet.
Bij ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht worden de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht tijdelijk uitgeoefend door de persoon of personen die daartoe door de raad voor het publiek belang wordt/worden aangewezen.
Artikel 16 Raad van toezicht: taken en bevoegdheden.
16.1 Onverminderd de taken en bevoegdheden van de raad voor het publiek belang op grond van deze statuten, heeft de raad van toezicht tot taak het houden van toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting, de CJG’s in de betrokken gemeenten en het belang van de samenleving.
16.2 De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. De raad van toezicht dient in staat te worden gesteld zijn toezichthoudende taak bij voortduring uit te oefenen. Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens en voorts aan ieder lid van de raad alle inlichtingen betreffende de aangelegenheden van de stichting die dat lid mocht verlangen.
16.3 De raad van toezicht is bevoegd inzage te nemen en te doen nemen van alle boeken, bescheiden, overige gegevensdragers en correspondentie van de stichting.
16.4 De raad van toezicht kan zich door deskundigen laten bijstaan. De kosten van dergelijke bijstand zijn voor rekening van de stichting.
16.5 De raad van toezicht kan bepalen dat één of meer leden van de raad van toezicht en/of deskundigen toegang hebben tot het kantoor en de overige gebouwen en terreinen van de stichting.
16.6 De raad van toezicht is niet gehouden over zijn handelingen verantwoording af te leggen aan het bestuur.
Artikel 17 Raad van toezicht: besluitvorming.
17.1 Vergaderingen van de raad van toezicht worden gehouden zo dikwijls de voorzitter van de raad van toezicht of ten minste twee van de overige leden van de raad van toezicht of het bestuur een vergadering van de raad van toezicht bijeenroepen, doch ten minste eens per kwartaal.
17.2 De bijeenroeping van een vergadering van de raad van toezicht geschiedt door de voorzitter van de raad van toezicht of ten minste twee van de overige leden van de raad van toezicht of het bestuur, dan wel namens deze(n) door de secretaris van de raad van toezicht, en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste zeven dagen.
In spoedeisende gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, kan de termijn van oproeping worden beperkt tot ten minste vierentwintig uur.
Indien de bijeenroeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping is geschied op een termijn korter dan zeven dagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits de ter vergadering afwezige leden van het bestuur vóór het tijdstip van de vergadering hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten.
17.3 Vergaderingen van de raad van toezicht worden gehouden ter plaatse te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
17.4 Toegang tot de vergaderingen hebben de leden van de raad van toezicht alsmede zij die door de ter vergadering aanwezige leden van de raad van
toezicht worden toegelaten. Een lid van de raad van toezicht kan zich door een schriftelijk door hem daartoe gevolmachtigd mede-lid van de raad van toezicht ter vergadering doen vertegenwoordigen. Een lid van de raad van toezicht kan ten hoogste één medelid van de raad van toezicht ter vergadering vertegenwoordigen.
17.5 Ieder lid van de raad van toezicht heeft één stem. Alle besluiten waaromtrent bij deze statuten niet anders is bepaald worden genomen met meer dan de helft van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet uitgebracht. Staken de stemmen bij verkiezing van personen dan beslist het lot; staken de stemmen bij een andere stemming, dan is het voorstel verworpen, tenzij de raad van toezicht, in dezelfde of eerstvolgende vergadering, besluit het voorstel voor te leggen aan de raad voor het publiek belang, in welk geval een besluit is genomen zodra door de raad voor het publiek belang omtrent dit voorstel is beslist. Indien over het voorstel tot het voorlegging aan de raad voor het publiek belang, de stemmen staken, geldt dat voorstel als te zijn aangenomen.
17.6 Alle stemmingen geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter van de vergadering bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Indien het betreft een verkiezing van personen kan ook een aanwezige stemgerechtigde verlangen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
17.7 Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van dat oordeel de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats wanneer de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
17.8 De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de raad van toezicht; bij diens afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding. Tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen door het in leeftijd oudste ter vergadering aanwezige lid van de raad van toezicht.
17.9 Van het verhandelde in de vergadering worden door een daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen opgemaakt, welke in dezelfde of de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist ondertekend.
17.10 Besluiten van de raad van toezicht kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van de raad van toezicht is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen wordt door de voorzitter van de raad van toezicht of een door hem aangewezen lid van de raad van toezicht een verslag opgemaakt dat door de voorzitter, alsmede één
van de overige leden van de raad van toezicht wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde leden van de raad van toezicht.
17.11 De raad van toezicht vergadert gezamenlijk met het bestuur zo dikwijls het bestuur of de raad van toezicht dit noodzakelijk achten. Indien door de raad van toezicht tot het houden van een dergelijke gezamenlijke vergadering wordt besloten zijn de leden van het bestuur verplicht deze gezamenlijke vergadering bij te wonen. Op het bijeenroepen van een dergelijke gezamenlijke vergadering is het bepaalde in de eerste volzin van de artikelen 12.2 en 17.2 alsmede het bepaalde in de artikelen 12.3 en 17.3 van overeenkomstige toepassing.
17.12 De raad van toezicht stelt een reglement vast omtrent de besluitvorming en werkwijze van de raad van toezicht, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Het reglement mag geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met de bepalingen van deze statuten of de wet. Het reglement bevat in ieder geval een nadere regeling omtrent:
a. [periodieke bezinning op het voor de stichting gewenste besturingsmodel en het realiseren van de wezenskenmerken van de jeugdgezondheidszorg;
b. het voeren, vastleggen en archiveren van de jaarlijks te houden functioneringsgesprekken met elk van de leden van het bestuur;
c. de ondersteuning van de secretariële staf ten behoeve van het functioneren van de raad van toezicht;
d. periodiek overleg over de relatie met het bestuur;
e. periodiek overleg over de wenselijkheid van (continuering van) een verzekering tegen bestuurdersaansprakelijkheid;
f. de wijze waarop binnen de raad van toezicht wordt omgegaan met tegenstrijdige belangen van leden van de raad van toezicht;
g. het vaststellen van het vergaderrooster van de raad van toezicht en de gezamenlijke vergaderingen met het bestuur.
HOOFDSTUK X. XX XXXX VOOR HET PUBLIEK BELANG
Artikel 18 Raad voor het publiek belang: samenstelling, benoeming, defungeren.
18.1 De raad voor het publiek belang bestaat uit een aantal personen dat gelijk is aan het aantal betrokken gemeenten. Een niet voltallige raad voor het publiek belang behoudt zijn bevoegdheden.
18.2 Slechts natuurlijke personen kunnen deel uitmaken van de raad voor het publiek belang.
18.3 Iedere betrokken gemeente is gerechtigd één lid van de raad voor het publiek belang te benoemen, bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente. Benoemd kan slechts worden een lid van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.
18.4 De raad voor het publiek belang kiest uit zijn midden een voorzitter. De raad voor het publiek belang kan, al dan niet uit zijn midden, een secretaris benoemen.
18.5 In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Benoeming geschiedt door een schriftelijke mededeling van de desbetreffende benoemende betrokken gemeente in artikel 18.3 hiervoor aan de stichting, ter attentie van het bestuur.
18.6 Een lid van de raad voor het publiek belang defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn aftreden;
c. door ontslag door xxxxxx die hem benoemde (overeenkomstig de wijze bedoeld in artikel 18.5);
d. door verlies van de hoedanigheid die benoeming mogelijk maakte op grond van artikel 18.3.
e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien.
18.7 Een lid van de raad voor het publiek belang kan worden geschorst bij besluit van het college van burgemeester en wethouders die het lid van de raad voor het publiek belang benoemd heeft. Een schorsing vervalt wanneer deze niet uiterlijk één maand na dagtekening van het bij aangetekend schrijven aan de geschorste gezonden schorsingsbericht is gevolgd door ontslag als lid van de raad voor het publiek belang conform artikel 18.6.
18.8 Leden van de raad voor het publiek belang ontvangen als zodanig geen vergoeding. De raad van toezicht kan bepalen dat de door de leden van de raad voor het publiek belang in verband met het lidmaatschap van de raad voor het publiek belang gemaakte kosten worden vergoed.
Artikel 19 Raad voor het publiek belang: taken en bevoegdheden.
19.1 De taak van de raad voor het publiek belang bestaat uit het uitoefenen van de bevoegdheden die hem in deze statuten worden toegekend.
19.2 Het bestuur en de raad van toezicht verschaffen de raad voor het publiek belang op diens verzoek de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens. In dat kader geldt meer in het bijzonder:
a. het bestuur vertrekt aan de raad voor het publiek belang periodiek de volgende informatie:
- kwartaalcijfers van stichting;
- (concept)jaarrekening en accountantsverklaring, conform deze statuten;
- de resultaten van ieder geïnstitutionaliseerd overleg met ketenpartners.
x. xx xxxx voor het publiek belang heeft te allen tijde recht op alle informatie ten aanzien van de stichting en haar bedrijfsvoering en de stichting zal de raad voor het publiek belang op eerste verzoek van die informatie voorzien, met dien verstande dat indien het bestuur van mening is dat het verzamelen van de informatie niet in een redelijke verhouding staat tot het door de raad voor het publiek belang met het verzoek na te streven belang, het bestuur en de raad voor het publiek belang in nader overleg zullen treden.
c. Het bestuur zal de raad voor het publiek belang ten minste eens per
kwartaal, maar ook steeds indien zich relevante ontwikkelingen voordoen, actief informeren over de gang van zaken bij de stichting en de relevante ontwikkelingen.
19.3 De raad voor het publiek belang is niet gehouden over de vervulling van zijn taak verantwoording af te leggen aan het bestuur of de raad van toezicht.
Artikel 20 Raad voor het publiek belang: besluitvorming.
20.1 Vergaderingen van de raad voor het publiek belang worden gehouden zo dikwijls de voorzitter van de raad voor het publiek belang of ten minste twee van de overige leden van de raad voor het publiek belang een vergadering van de raad voor het publiek belang bijeenroepen, doch ten minste vier (4) maal per jaar.
20.2 De bijeenroeping van een vergadering van de raad voor het publiek belang geschiedt door de voorzitter of ten minste twee van de overige leden van de raad voor het publiek belang, dan wel namens deze(n) door de secretaris en wel schriftelijk onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen, op een termijn van ten minste tien dagen. Indien de bijeenroeping niet schriftelijk is geschied, of onderwerpen aan de orde komen die niet bij de oproeping werden vermeld, dan wel de bijeenroeping is geschied op een termijn korter dan tien dagen, is besluitvorming niettemin mogelijk, mits de vergadering voltallig is en geen van de leden van de raad voor het publiek belang zich alsdan tegen besluitvorming verzet.
20.3 De raad voor het publiek belang vergadert in aanwezigheid van het bestuur en de raad van toezicht, tenzij de raad voor het publiek belang te kennen geeft dat de raad voor het publiek belang zonder het bestuur en/of de raad van toezicht wenst te vergaderen, in welk geval de voorzitter van de raad voor het publiek belang het bestuur en/of de raad van toezicht daarover inlicht.
20.4 De raad voor het publiek belang vergadert ten minste één maal per jaar buiten aanwezigheid van leden van het bestuur en leden van de raad van toezicht. In die vergadering wordt het functioneren van de leden van het bestuur en de leden van de raad van toezicht besproken.
20.5 Vergaderingen van de raad voor het publiek belang worden gehouden ter plaatse te bepalen door degene die de vergadering bijeenroept.
20.6 Toegang tot de vergaderingen hebben de leden van de raad voor het publiek belang alsmede zij die door de ter vergadering aanwezige leden van de raad voor het publiek belang worden toegelaten. Een lid van de raad voor het publiek belang kan (bij afwezigheid) ter vergadering worden vertegenwoordigd door een schriftelijk door het betreffende lid van de raad voor het publiek belang daartoe gevolmachtigd ander lid van de raad voor het publiek belang of een door de gemeente die het betreffende lid van de raad voor het publiek belang heeft benoemd, aangewezen plaatsvervanger.
Bij het nemen van besluiten door de raad voor het publiek belang brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwonertal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van elf stemmen per gemeente.
Hierbij gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.
Alle besluiten waaromtrent bij deze statuten niet anders is bepaald worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet uitgebracht. In geval van staking der stemmen over zaken wordt het voorstel ingetrokken en verschoven naar de volgende vergadering. Staken opnieuw de stemmen dan wordt het voorstel als verworpen beschouwd.
20.7 In geval van staking der stemmen over personen heeft een tweede vrije stemming plaats. Staken de stemmen opnieuw, dan zal bij een tweede stemming worden beslist tussen welke personen een herstemming zal plaatsvinden. Staken bij een tussenstemming of herstemming de stemmen opnieuw dan beslist de voorzitter.
20.8 Xxxxxxxxxx over zaken geschieden mondeling. Xxxxxxxxxx over personen geschieden schriftelijk. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes. In dat geval geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 20.6, het principe ‘één lid, één stem’.
20.9 De vergaderingen worden geleid door de voorzitter; bij diens afwezigheid worden vergaderingen geleid door de vice-voorzitter. Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de vice-voorzitter voorziet de vergadering zelf in haar leiding. Tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen door het in leeftijd oudste ter vergadering aanwezige lid van de raad voor het publiek belang.
20.10 Van het verhandelde in de vergadering worden door een daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen opgemaakt, welke in dezelfde of de eerstvolgende vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist ondertekend.
20.11 Besluiten van de raad voor het publiek belang kunnen ook buiten vergadering worden genomen, schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van de raad voor het publiek belang is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet. Van een besluit buiten vergadering dat niet schriftelijk is genomen wordt door de voorzitter van de raad voor het publiek belang of een door hem aangewezen lid van de raad voor het publiek belang een verslag opgemaakt dat door de voorzitter, alsmede één van de overige leden van de raad voor het publiek belang wordt ondertekend. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schriftelijke verklaringen van alle in functie zijnde leden van de raad voor het publiek belang.
20.12 De voorzitter van de raad voor het publiek belang stelt het bestuur en de raad van toezicht schriftelijk op de hoogte van de naar het oordeel van de voorzitter van de raad voor het publiek belang voor het bestuur dan wel de raad van toezicht relevante besluiten van de raad voor het publiek belang.
20.13 De raad voor het publiek belang kan nadere regels vaststellen omtrent de besluitvorming en werkwijze van de raad voor het publiek belang. In dat kader
kan de raad voor het publiek belang onder meer bepalen met welke taak ieder lid van de raad voor het publiek belang meer in het bijzonder zal zijn belast.
Deze regels en taakverdeling zullen schriftelijk worden vastgelegd.
HOOFDSTUK VI. BEGROTING, BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN
Artikel 21 Beleidsplan en begroting.
21.1 Het bestuur stelt ten minste één maal per vijf (5) jaar vóór een door de raad voor het publiek belang vast te stellen tijdstip een beleidsplan op betreffende een periode van vijf (5) jaren. Het beleidsplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad voor het publiek belang en vastgesteld door de raad van toezicht. Het goedkeuringsbesluit van de raad voor het publiek belang dient unaniem genomen te worden.
21.2 Het bestuur maakt jaarlijks vóór één november een begroting voor het komende kalenderjaar op.
Onderdeel van de begroting zijn, naast de gebruikelijke financiële gegevens, tevens:
a. de voorgenomen activiteiten met een toelichting daarop;
b. de wijze waarop de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg en de CJG’s worden bevorderd.
De begroting wordt verder opgesteld met inachtneming van de aanwijzingen van de raad van toezicht betreffende de opzet, inrichting en detailniveau van de begroting. Uit de begroting dient in ieder geval te kunnen worden opgemaakt, welke kosten zijn gemoeid met de uitvoering van de basistaken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg. Bij de toedeling van deze kosten per betrokken gemeente wordt uitgegaan van een door de raad voor het publieke belang vast te stellen verdeelsleutel.
21.3 De begroting wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad voor het publiek belang, waarbij de raad voor het publiek belang nader kan bepalen wanneer deze begroting uiterlijk dient te worden aangeboden.. De raad voor het publiek belang kan zijn goedkeuring slechts onthouden wegens strijd met het vigerende beleidsplan, strijd met het recht of strijd met het algemeen belang, waaronder begrepen de financiële belangen van de betrokken gemeenten. Bij een begrote groei van de uitgaven aan de basistaken op het gebied van de jeugdgezondheidszorg wegens gewijzigd beleid, anders dan het toegestane accrès, dient het goedkeuringsbesluit van de raad voor het publiek belang unaniem genomen te worden.
Artikel 22 Boekjaar en jaarstukken.
22.1 Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
22.2 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
22.3 Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen vier (4) maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vijf maanden
door de raad van toezicht op grond van bijzondere omstandigheden, een jaarrekening te maken en op papier te stellen.
22.4 Tevens dient het bestuur een jaarverslag op te stellen door middel waarvan verantwoording wordt afgelegd over ten minste de volgende onderwerpen:
a. een overzicht van de geografische weergave van de spreiding van de CJG’s, met per CJG het verzorgingsgebied, alsmede het gevoerde beleid ten aanzien van de kwaliteit van CJG’s;
b. de mate waarin de vastgestelde missie en doelstellingen worden gehaald;
c. het bepaalde in artikel 21.2 (doelstellingen)..
22.5 De jaarrekening zal worden onderzocht door een door de raad van toezicht aan te wijzen accountant. Deze dient alsdan omtrent zijn onderzoek verslag uit te brengen.
22.6 De jaarrekening wordt vastgesteld door de raad van toezicht. De jaarrekening kan niet worden vastgesteld indien de raad van toezicht geen kennis heeft kunnen nemen van de in artikel 22.5 bedoelde verklaring van de accountant. De jaarrekening en het jaarverslag worden verder ter goedkeuring voorgelegd aan de raad voor het publiek belang, waarbij aan de raad voor het publiek belang ook de verklaring van de accountant wordt overgelegd.
De raad voor het publiek belang kan zijn goedkeuring slechts onthouden wegens strijd met het vigerende beleidsplan, strijd met het recht of strijd met het algemeen belang, waaronder begrepen de financiële belangen van de betrokken gemeenten. Het goedkeuringsbesluit dient unaniem genomen te worden.
22.7 De jaarrekening en het jaarverslag worden ondertekend door ieder lid van het bestuur en ieder lid van de raad van toezicht. Indien de ondertekening van één of meer van hen ontbreekt, wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
22.8 De accountant aan wie de opdracht tot het onderzoek van de jaarrekening is verleend, is bevoegd de vergadering van de raad van toezicht waarin over de jaarrekening wordt besloten, bij te wonen en daarin het woord te voeren.
22.9 Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren, onverminderd het in artikel 22.10 bepaalde.
22.10 De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
HOOFDSTUK VII. STATUTENWIJZIGING, FUSIE EN SPLITSING, ONTBINDING EN VEREFFENING.
Artikel 23 Statutenwijziging.
23.1 Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen. Het besluit tot statutenwijziging behoeft goedkeuring van de raad van toezicht en van de raad voor het publiek
belang. Voor deze goedkeuringsbesluiten is ten minste een tweederde meerderheid van stemmen vereist in een voltallige vergadeing.
23.2 Het besluit van het bestuur tot statutenwijziging wordt genomen in een voltallige vergadering van het bestuur. Is de vergadering van het bestuur waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is niet voltallig, dan zal een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee en niet later dan vier (4) weken na de bedoelde vergadering, waarin het besluit kan worden genomen, ongeacht het aantal aanwezigen.
23.3 Bij de oproeping tot de vergadering, waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan of ter goedkeuring voorligt, dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval steeds ten minste twee weken, tenzij het besluit wordt genomen door middel van een schriftelijk besluit van alle in functie zijnde leden van het bestuur, dan wel raad van toezicht, al naar gelang het geval.
23.4 Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Tot het doen verlijden van die akte is ieder lid van het bestuur bevoegd.
Artikel 24 Juridische fusie en (af)splitsing.
24.1 Het bestuur is bevoegd te besluiten tot juridische fusie en juridische splitsing van de stichting.
24.2 Op een besluit van het bestuur genoemd in artikel 24.1 is het bepaalde in artikel 23.1 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 25 Ontbinding.
25.1 Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
25.2 Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 23.1 en artikel 23.2 van overeenkomstige toepassing.
25.3 De raad voor het publiek belang kan de stichting ontbinden, maar niet gedurende de eerste vijf (5) jaar na de datum van oprichting tenzij er gedurende die periode sprake is van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet. De raad voor het publiek belang kan niet tot ontbinding overgaan dan na overleg met de raad van toezicht. Voor het besluit is ten minste een tweederde meerderheid van stemmen vereist in een voltallige vergadering.
25.4 Bij of zo spoedig mogelijk na het besluit tot ontbinding wordt de bestemming van het liquidatiesaldo zoveel mogelijk in lijn van het doel van de stichting vastgesteld door de raad voor het publiek belang.
25.5 Na de ontbinding geschiedt de vereffening door de leden van het bestuur. De raad van toezicht kan besluiten andere personen tot vereffenaar te benoemen. Xxxxxxx van ontbinding door de raad voor het publiek belang op grond van artikel 25.3 geschiedt de vereffening door de raad voor het publiek belang aangewezen vereffenaars.
25.6 Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet
voorgeschreven termijn onder berusting van de door de raad voor het publiek belang aangewezen rechtspersoon.
25.7 Op de vereffening zijn voor het overige de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Artikel 26 Overgangsbepaling.
Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend negen. Dit artikel vervalt na afloop van het eerste boekjaar.
Artikel 27 Slotbepaling.
Het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 20 van deze statuten, alsmede het overigens in deze statuten bepaalde omtrent de raad voor het publiek belang en de leden daarvan, wordt eerst van kracht op één januari tweeduizend elf (1 januari 2011) of, indien eerder, op de datum dat de colleges van burgemeester en wethouders van betrokken gemeenten in het kader van artikel 18.3 de leden van de raad voor het publiek belang hebben benoemd, mits alle betrokken gemeenten uiterlijk per die datum een subsidierelatie zijn aangegaan met de stichting. Tot dat moment komen alle bevoegdheden die in deze statuten aan de raad voor het publiek belang worden toegekend, voor zover mogelijk, toe aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam.
[