Convenant Woonruimtebemiddeling 2002
Convenant Woonruimtebemiddeling 2002
Preambule
Deze overeenkomst bevat de afspraken tussen de gemeente Amsterdam, de corporaties en de beheerders van woningen in een beschermde woonomgeving ten aanzien van de toewijzing van corporatie-woningen en woningen in een beschermde woonomgeving in Amsterdam, voor zover regeling niet plaats vindt in de Huisvestingsverordening. Nadere uitvoeringsafspraken die voortvloeien uit dit convenant, zijn neergelegd in een draaiboek.
Bij de opstelling van deze overeenkomst is gestreefd naar samenhang met andere regelingen en wetgeving zoals de Huursubsidiewet. Daarnaast wordt vooruitgelopen op de in de nabije toekomst af te sluiten ROA-Raamovereenkomst, waarvan de basisprincipes zijn vastgelegd in de ROA-notitie "Voorstel op hoofdlijnen".
Ondergetekenden,
1. de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties en de woningcorporaties: Amsterdamse Woningbouwvereniging De Dageraad, Woonstichting De Key, Woningstichting Olympusgroep, Woningstichting Patrimonium, Woningbouwvereniging Het Oosten, Algemene Woningbouwvereniging, Woningbouwvereniging Eigen Haard, Stichting Het Woningbedrijf Amsterdam, Bouwvereniging Rochdale, PWV Wonen, Woningstichting Zomers Buiten, Woningcorporatie Nieuw Amsterdam, Far West en Woonzorg Nederland, te dezer zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door de directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, X.xxx Xxxxxx, (hierna te noemen: de corporaties);
2. de gemeente Amsterdam, hierna te noemen de gemeente, te dezen vertegenwoordigd door drs. D.B. Stadig, wethouder Stedelijke Ontwikkeling en Waterbeheer, daartoe op grond van het bepaalde in art. 171 Gemeentewet, art. 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en art. 3:60 van het Burgerlijk Wetboek, gemachtigd door de heer mr. M.J. Xxxxx in zijn hoedanigheid van burgemeester van die gemeente, zulks ter uitvoering van het besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van 25 juni 2002;
hierna te noemen partijen of partijen bij deze overeenkomst, komen overeen:
Convenant Woonruimtbemiddeling 2002
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Begripsbepalingen
In dit convenant wordt verstaan onder:
a clusterwoning: een zelfstandige woning die samen met andere zelfstandige woningen een cluster vormt en die, vanwege de ligging, bouwkundige kenmerken en/of andere aanpassingen, geschikt is voor bewoning door mensen met een lichamelijke en/of geestelijke handicap of mensen die vanwege lichamelijke of geestelijke redenen zijn aangewezen op dienstverlening en/of zorg;
b corporatie: een corporatie die gewoon lid is van de Amsterdamse Federatie van Woningcorpora- ties;
c doorstromer: een woningzoekende die daadwerkelijk een zelfstandige woning leeg achterlaat in het WGR-gebied (WGR = Wet gemeenschappelijke regelingen), omvattende de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang, danwel in de gemeente Almere;
d inschrijfduur: de periode dat een huishouden als woningzoekende staat ingeschreven bij Woningnet;
e kernvoorraadgrens: de laagste huurgrens als genoemd in art. 2.3.1, eerste lid, van de verordening; f media: alle media waarin WoningNet het aanbod van beschikbare huurwoningen bekend maakt; g medische indicatie: een medische indicatie als bedoel in art. 2.4.5 van de verordening of een voor
lopige beschikking in het kader van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, waarbij een verhuis kostenvergoeding bij verhuizing naar een benedenwoning of een woning 1 hoog, danwel een woning met lift, is toegezegd;
h miva-woning: een zelfstandige woning die bouwkundig geschikt is gemaakt voor bewoning door een bewoner in een rolstoel (mindervalidenwoning);
i sociale indicatie: een sociale indicatie als bedoel in art. 2.4.5 van de verordening;
j starter: een woningzoekende met een minimum leeftijd van 18 jaar, die geen doorstromer is en die beschikt over inschrijfduur bij WoningNet;
k unit in een groepswoning: onzelfstandige eenheid in een woning voor meerdere personen, waar de bewoner naast de eigen privé-ruimte(n) ook de beschikking heeft over een aantal gemeenschappe- lijke ruimten. De units zijn vanwege de ligging, bouwkundige kenmerken en/of andere aanpassin- gen geschikt voor bewoning door mensen met een lichamelijke en/of geestelijke handicap, die van wege lichamelijke of geestelijke redenen zijn aangewezen op toezicht en dienstverlening en/of zorg;
l verordening: Huisvestingsverordening 1999;
m voorrangskandidaat: een woningzoekende in het bezit is van een voorrangsverklaring, zoals bedoeld in art. 2.4.1. van de verordening;
n wibo-indicatie: indicatie voor een woning in een beschermde woonomgeving, afgegeven door de Stichting Tot en Met;
o wibo (woning in een beschermde woonomgeving): woning die behoort tot één van de aangewezen complexen woningen die voorkomen op de lijst zoals bedoeld in art. 2a.1.1 van de verordening;
p WoningNet: uitvoeringsorganisatie die, in opdracht van de corporaties, taken met betrekking tot woningbemiddeling uitoefent, waaronder inschrijving van woningzoekenden, bekendmaking van het aanbod van beschikbare woningen en de volgordebepaling van woningzoekenden die voor toewijzing in aanmerking komen;
q woonduur: de periode van bewoning van de woning die daadwerkelijk leeg zal worden achter gelaten, berekend vanaf de datum waarop deze door de doorstromer is betrokken;
r wvg-indicatie: indicatie op grond van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, afgegeven door de Stichting Tot en Met;
s zoekprofiel: verklaring waarin is opgenomen op welke woningen, beperkt naar buurt, type, kamer tal en huurprijs, een huishouden, zoals bedoeld onder m, mag reageren. In het zoekprofiel is in ieder geval vastgelegd dat woning gelegen moet zijn in de gemeente Amsterdam.
Werkingsgebied
1. Dit convenant is van toepassing op alle zelfstandige huurwoningen met een huur als bedoeld in art. 20, tweede lid, onder b, van de Huursubsidiewet.
2. Corporaties zullen ook zoveel mogelijk woningen boven de huurgrens als bedoeld in het eerste lid via WoningNet aanbieden. Dit in het streven naar maximale transparantie.
Taakverdeling
1. Beleidsvaststelling vindt in overleg tussen de ondertekenende partijen plaats.
2. De corporaties en beheerders van wibo's wijzen alle binnen het werkingsgebied vallende woningen toe met in achtneming van de in deze overeenkomst neergelegd afspraken, dragen zorg voor de informatievoorziening aan individuele woningzoekenden met betrekking tot het geldende woonruimtebemiddelingssysteem.
3. De gemeente verleent voorrangsverklaringen, draagt zorg voor de begeleiding van voorrangs- kandidaten, verstrekt medische indicaties, verleent vergunningen en draagt zorg voor de algemene informatievoorziening inzake de woningmarkt en regels met betrekking tot woonruimtebemiddeling, waarvoor de corporaties de daartoe benodigde gegevens aanleveren.
Monitoring
Ten aanzien van de verschillende beleidsafspraken vindt jaarlijks monitoring plaats op grond waarvan beleidsaanpassingen kunnen worden gedaan. Over de wijze van monitoren, alsmede over de wijze van rapporteren, worden jaarlijks door partijen afspraken gemaakt.
Hoofdstuk 2. Woonruimtebemiddeling
Aanbieden van woonruimte
De corporaties en beheerders van wibo's bieden de leegkomende woningen aan via WoningNet, tenzij het een woning betreft waarvoor andere afspraken zijn gemaakt. Deze woningen worden gepubliceerd in de media van WoningNet.
Inschrijving als woningzoekende
Belangstellenden voor een woning of voor een wibo in het WGR-gebied kunnen zich inschrijven als woningzoekende bij WoningNet.
Toewijzing
1. Toewijzing vindt plaats overeenkomstig de bepalingen in de verordening.
2. Aan art. 2.3.1, eerste lid, van de verordening wordt, in het kader van deze overeenkomst, de navolgende invulling gegeven:
a. maximaal 25% van alle één-, twee- en driekamerwoningen en maximaal 25% van alle vierkamerwoningen met een huur beneden de kernvoorraadgrens, mag worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen boven de grenzen als bedoeld in art. 14 van de Huursubsidiewet;
b. in afwijking van het bepaalde onder a mag maximaal 10% van alle woningen gelegen in het stadsdeel Zuideramstel, in de Binnenstad en in de buurtcombinaties die behoren tot het voormalige stadsdeel Zuid, met een huur beneden de kernvoorraadgrens, worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen hoger dan zoals bedoeld in art. 14 van de Huursubsidiewet.
3. Woningen met een rekenhuur hoger dan € 376,- (ƒ 829,-) worden niet toegewezen aan
één- en tweepersoonshuishoudens met een inkomen lager of gelijk aan het inkomen als bedoeld in art. 14, eerste lid, van de Huursubsidiewet.
4. De grens als bedoeld in het derde lid is niet van toepassing indien:
a. de huurder of een medebewoner op de peildatum 65 jaar of ouder is;
b. de huurder een woning betrekt waarin aanpassingen zijn aangebracht in en rond de woning die noodzakelijk zijn in verband met een handicap van de huurder of van een medebewoner;
c. de rekenhuur lager is dan de rekenhuur als bedoeld in art. 20, tweede lid, van de Huursubsidiewet en de huurder:
- een nieuwgebouwde woning betrekt en er sprake is van eerste verhuur, of
- stadsvernieuwingskandidaat is als bedoeld in art. 2.4.1., eerste lid, van de verordening.
5. De toewijzingsresultaten worden bekend gemaakt in een of meer media. Daarbij wordt tenminste vermeld of de woning aan een starter, een doorstromer of een voorrangskandidaat is toegewezen. Voor zover van toepassing wordt de inschrijfduur of de woonduur vermeld.
6. De vergunningverlening geschiedt door de gemeente na voordracht door de corporatie. De corporatie toetst de verblijfsstatus, het inkomen, de samenstelling van het huishouden, de woon- of inschrijfduur, de regiobinding en de leeftijd.
Volgordebepaling.
1. Bij de toewijzing van huurwoningen die via Woningnet worden aangeboden, geldt de volgende volgordebepaling:
a. voorrangskandidaten, zoals bedoeld in art. 2.4.1, eerste lid, van de verordening, in de onderstaande volgorde:
- huishoudens die vanwege een calamiteit gehuisvest moeten worden;
- stadsvernieuwingskandidaten;
- medische en sociale voorrangskandidaten;
- stadsvernieuwingsbetrokkenen;
b. doorstromers op basis van woonduur en starters op basis van inschrijfduur. Hierbij is de begindatum bepalend voor de volgorde, ongeacht of het woonduur of inschrijfduur betreft.
2. De volgordebepaling, als bedoeld in het eerste lid, onder a, is alleen van toepassing op woningen die voldoen aan het zoekprofiel van de voorrangskandidaat.
3. Indien meer dan één stadsvernieuwingskandidaat opteert voor een woning, wordt voorrang gegeven aan de stadsvernieuwingskandidaat, die beschikt over een woonduur van tenminste vijf jaar in het stadsdeel waarin de zelfstandige woning is gelegen.
4. Partijen bij deze overeenkomst kunnen, in bijzondere omstandigheden, in overleg afwijken van het bepaalde in het derde lid.
Paragraaf 2.2. Overgangsbepalingen
Oude rechten
1. Corporaties kunnen op grond van bepaalde rechten die verbonden zijn aan het lidmaatschap van een corporatie of op grond van inschrijving als woningzoekende van voor 1996 of aan een voormalige, door de gemeente afgegeven, urgentieverklaring, een woning toewijzen. De betreffende rechten geven recht op inschrijfduur.
2. Het bepaalde in het eerste lid is geldig tot 1 januari 2006 en is uitsluitend van toepassing voor corporatiewoningen binnen de gemeente Amsterdam en Diemen.
3. Alle rechten met betrekking tot woningtoewijzing, die verbonden zijn aan willekeurig welk lidmaatschap van een corporatie, vervallen bij het betrekken van een zelfstandige corporatiewoning in Amsterdam.
4. Alle rechten die verbonden zijn aan een voormalige urgentieverklaring, vervallen bij het betrekken van een zelfstandige woning binnen het WGR-gebied en Almere.
Voorrangskandidaten
1. Over het aantal voorrangskandidaten (met uitzondering van stadsvernieuwingskandidaten en stadsvernieuwingsbetrokkenen) dat bemiddeld wordt op de sociale markt, worden jaarlijks tussen de partijen bij deze overeenkomst afspraken worden gemaakt. Vooruitlopend op de afspraken die in ROA-verband worden gemaakt zullen in 2002 maximaal 2.250 voorrangskandidaten voor een woning in aanmerking komen.
2. Partijen maken uitvoeringsafspraken over de wijze van bemiddeling bij voorrangskandidaten.
Vrije beleidsruimte
1. De corporatie mag maximaal 1% van de leeggekomen woningen toewijzen in afwijking van het bepaalde in art. 2, eerste lid. Hierbij tellen ruil en contractoverschrijving mee bij de berekening van de leegkomst.
2. Jaarlijks mag maximaal 4% van de toe te wijzen woningen worden toegewezen aan door partijen vast te stellen groepen van kandidaten. De kandidaten dienen te voldoen aan de normen van de verordening. Jaarlijks zal door partijen worden bezien hoeveel woningen in het betreffende jaar toegewezen worden aan deze groepen van kandidaten. Ook zal dan worden vastgesteld welke groepen van kandidaten voor de woningen in aanmerking komen. Deze woningen worden niet aangeboden via WoningNet.
3. De in het eerste en tweede lid genoemde percentages kunnen als communicerende vaten worden beschouwd. Gezamenlijk mag niet meer dan 5% van de leeggekomen woningen worden beschouwd als vrije beleidsruimte met een maximum voor 2002 van 500 woningen.
Partijen bij deze overeenkomst streven er naar dat het gezamenlijk aantal woningen dat beschikbaar is voor kandidaten als bedoeld in art. 10 en 11, gezamenlijk niet meer zal bedragen dan 25% van de leegkomende woningen in een bepaald jaar met voor 2002 een maximum van 2.750.
Paragraaf 2.4. Bijzondere doelgroepen
Ouderen en medisch geïndiceerden
1. Voor ouderen geschikte woningen (niet zijnde een wibo) kunnen met voorrang worden toege wezen aan huishoudens, waarvan een van de leden 65 jaar of ouder is of die beschikken over een medische of sociale indicatie voor een dergelijke woning.
2. Bij vierkamerwoningen met een rekenhuur hoger dan of gelijk aan de kernvoorraadgrens is het eerste lid alleen van toepassing, wanneer tot het huishouden tenminste één persoon jonger dan 18 jaar behoort.
3. Gemeente en corporaties leggen afspraken over de overwegingen die bepalen of een woning met voorrang wordt aangeboden aan ouderen en medisch geïndiceerden, vast in een draaiboek.
huishoudens met minimaal twee kinderen
1. Gemeente en corporaties maken jaarlijks afspraken over het aantal te huisvesten huishoudens met minimaal twee kinderen.
2. Gemeente en corporaties maken op grond van art. 2.3.2., derde lid, van de verordening, afspraken over het aantal met voorrang aan te bieden woningen aan huishoudens met tenminste twee kinderen.
Verblijfsgerechtigden en asielzoekers
Ten aanzien van de bemiddeling en begeleiding van verblijfsgerechtigden en asielzoekers maken gemeente en corporaties in de Projectgroep Verblijfsgerechtigden afspraken. Deze worden in een draaiboek vastgelegd. Partijen spreken af dat getracht zal worden zoveel mogelijk te voorkomen dat corporaties met mensen zonder een geldige verblijfsstatus een huurcontract moeten afsluiten.
Naast de afspraken over de groepen in artikel 13, 14 en 15, kunnen over de toewijzing aan en de begeleiding van nader te bepalen groepen specifieke afspraken worden gemaakt.
Hoofdstuk 3. Bemiddeling bijzondere categorieën woningen
Toewijzing wibo
In afwijking van het gestelde in art. 7, zesde lid, van deze overeenkomst geldt dat het huishoudensinkomen, de regiobinding en de leeftijd van huishoudens die behoren tot de categorie kandidaten in het bezit van een wibo-indicatie, bij toewijzing niet worden getoetst. De corporatie of beheerder toetst wel de datum van aanvraag voor een wibo-indicatie van deze geïndiceerden.
Percentage wibo's
De corporaties en beheerders van wibo's bieden per complex het aantal wibo's aan, dat overeenkomt met het percentage zoals bedoeld in art. 2a.2.3., eerste lid, van de verordening.
Volgordebepaling bij voorrang
1. Bij de toewijzing van wibo's die op grond van art. 17 van deze overeenkomst met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met een wibo-indicatie, wordt de volgende volgordebepaling gehanteerd:
a. huishoudens met de vereiste wibo-indicatie(s) die tevens in het bezit zijn van een voorrangsverklaring. Binnen deze categorie geldt de volgorde zoals weergegeven in art. 8, eerste lid,
onder a, derde en vierde lid;
b. huishoudens in het bezit van een wibo-indicatie, die vanwege een calamiteit gehuisvest moeten worden;
c. huishoudens van 75 jaar en ouder;
d. huishoudens van 65 tot en met 74 jaar;
e. huishoudens, jonger dan 65 jaar.
2. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid, onder a, wordt de volgorde bepaald op grond van de datum van de afgifte van de wibo-indicatie, waarbij de oudste datum voor gaat.
3. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid, onder b, c en d, wordt de volgorde bepaald, zoals beschreven in art. 8, eerste en tweede lid, van deze overeenkomst.
Volgordebepaling bij overige wibo's
1. Bij de toewijzing wibo's die niet met voorrang worden aangeboden aan huishoudens met een wibo-indicatie, wordt de volgende volgordebepaling gehanteerd:
a. huishoudens van 75 jaar en ouder;
b. huishoudens van 65 tot en met 74 jaar;
c. huishoudens, jonger dan 65 jaar.
2. Binnen de categorieën genoemd in het eerste lid, wordt de volgorde bepaald zoals beschreven in art. 8, eerste en derde lid, van deze overeenkomst.
Bemiddeling en begeleiding wibo's
1. De gemeente beheert het bestand van huishoudens met een wibo-indicatie en signaleert welke huishoudens er gedurende het jaar niet in slagen om een wibo te betrekken. Op verzoek draagt de gemeente zorg voor de begeleiding op maat van deze huishoudens.
2. Bij geïndiceerden met voorrang en aan huishoudens die al bij de indicatiestelling niet zelfredzaam genoeg geacht worden om zelf aan de hand van de aangeboden woningen een woning te zoeken, draagt de gemeente zorg voor de begeleiding op maat van deze huishoudens.
3. De corporaties en beheerders van wibo's dragen zorg voor de begeleiding van stadsvernieuwingskandidaten met een wibo-indicatie voor een wibo uit hun eigen bezit.
1. Miva-woningen worden slechts toegewezen aan huishoudens die beschikken over een WVG- indicatie voor een miva-woning.
2. Woningen waarin voorzieningen zijn aangebracht met een investeringsbedrag van meer dan
€ 2800,- (excl. BTW) en die niet behoren tot de woningen als bedoeld in het eerste lid, worden met voorrang toegewezen aan een woningzoekende, die beschikt over een medische indicatie op grond van art. 2.4.1., eerste lid, onder c, van de verordening, danwel op grond van de Verordening voorzieningen gehandicapten.
3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, is voor miva-woningen op IJburg het bepaalde in paragraaf 3.5 van toepassing.
Paragraaf 3.3. Atelierwoningen
Met subsidie gebouwde atelierwoningen worden uitsluitend toegewezen aan bepaalde categorieën kunstenaars. De bemiddeling en toewijzing geschieden op voordracht van de Stichting Woon- en Werkruimten voor Kunstenaars.
Paragraaf 3.4. Zelfstandige studentenhuisvesting
Zelfstandige woonruimte voor studenten waaraan het Ministerie van Onderwijs of onderwijsinstellingen een financiële bijdrage hebben geleverd wordt gereserveerd voor studenten. Deze zelfstandige woningen worden met voorrang aan studenten toegewezen.
Aanbieden van woonruimten voor mensen die chronisch zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of een miva-woning
1. Corporaties bieden leegkomende woonruimten op IJburg die bedoeld zijn voor mensen die chronisch zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of een miva-woning aan via WoningNet, waarbij ze worden gelabeld voor (een) specifieke doelgroep. Het kan gaan om de volgende woonruimten:
- Clusterwoningen;
- Units in groepswoningen;
- Miva-woningen;
- Zelfstandige woningen in de directe nabijheid van een steunpunt van waaruit zorg en dienstverlening worden geleverd, voor zover deze woningen hiertoe in overleg tussen de SWD en de corporatie zijn aangewezen.
2. De corporaties stellen in overleg met het ZAO Zorgkantoor en de gemeente vast welke in het eerst lid genoemde woonruimten met voorrang worden aangeboden aan welke doelgroepen.
3. De reactietermijn voor na mutatie leegkomende woonruimten als bedoeld in het eerst lid is een week langer dan de reactietermijn voor andere woningen.
4. Nieuwgebouwde woonruimten als bedoeld in het eerst lid die voor het eerst voor verhuur beschikbaar komen, worden ten minste een half jaar voor oplevering aangeboden.
Inschrijving als woningzoekende
Belangstellenden voor een woonruimte als bedoeld in art. 25 kunnen zich inschrijven als woningzoekende bij WoningNet.
Toewijzing
1. Om in aanmerking te komen voor een woonruimte als bedoeld in art. 25 moet men voldoen aan één van de volgende eisen:
- men beschikt over de voor die woonruimte gevraagde indicatie(s), zoals beschreven in het schema in bijlage 1 van dit convenant;
- men verblijft in een (semi-)intramurale voorziening die bedoeld is voor dezelfde doelgroep als die waarvoor de aangeboden woonruimte gelabeld is, zoals beschreven in het schema in bijlage 1 van dit convenant;
- men woont in een woning die bestemd is voor dezelfde doelgroep als die waarvoor de aangeboden woonruimte gelabeld is, zoals beschreven in het schema in bijlage 1 van dit convenant.
2. Bij de toewijzing van clusterwoningen en miva-woningen aan huishoudens die voldoen aan de in het eerste lid genoemde eisen wordt afgezien van het toepassen van de passendheidseisen voor de verhouding tussen huur en inkomen uit de verordening, tenzij de toe te wijzen woning een woning is waarvoor subsidie is verstrekt om verlaagde aanvangshuren te realiseren.
3. Bij de toewijzing van clusterwoningen en miva-woningen aan huishoudens die voldoen aan de in het eerste lid genoemde eisen wordt niet getoetst op economische en maatschappelijke binding aan de regio of Almere.
Volgordebepaling
In afwijking van het gestelde in art. 7, wordt bij de toewijzing van woonruimten als bedoeld in art. 25 de volgende volgordebepaling gehanteerd:
1. Huishoudens met de vereiste indicatie(s) die tevens in het bezit zijn van een voorrangsverklaring. Binnen deze categorie geldt de volgorde zoals weergegeven in art. 8, eerste lid, onder a, derde en vierde lid.
2. Eén van de volgende twee subcategorieën:
- huishoudens met de vereiste indicatie(s) die thuis wonen; de volgorde wordt bepaald op grond van de indicatiedatum; wanneer er meer dan één indicatie is vereist, geldt de oudste datum;
- huishoudens met de vereiste indicatie(s) die verblijven in een (semi-)intramurale voorziening; de volgorde wordt bepaald op grond van de datum waarop het verblijf in de voorziening begon; Tussen beide subcategorieën wordt de volgorde bepaald op grond van de oudste datum.
3. Huishoudens die een zelfstandige woning leeg achterlaten die bestemd is voor dezelfde doel groep als die waarvoor de aangeboden woonruimte is gelabeld. De volgorde wordt bepaald op grond van woonduur.
Registratie, begeleiding bij het zoeken en directe bemiddeling
1. De gemeente opent een belangstellendenbestand voor mensen die chronisch zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of een miva-woning en die geïnteresseerd zijn in een woonruimte op IJburg.
2. Indien nodig draagt de gemeente zorg voor ondersteuning en begeleiding op maat. Ook kan de gemeente zonodig besluiten tot een directe bemiddeling door een corporatie naar een passende woning.
Hoofdstuk 4. Verdere bepalingen
Kosten
Over de kosten ten aanzien van inschrijving, indicatie, vergunning en administratie worden voor zover nodig nadere afspraken gemaakt.
Nadere afspraken
Deze overeenkomst is door partijen verder uitgewerkt in uitvoeringsafspraken, vastgelegd in het Draaiboek.
Geschillen
1. Conflicten tussen partijen bij deze overeenkomst die voortvloeien uit de interpretatie van deze overeenkomst, worden, zo deze niet naar tevredenheid van partijen zijn opgelost in de overlegstructuren, binnen 21 dagen na het laatste overleg voorgelegd aan een geschillencommissie. Partijen kunnen ieder afzonderlijk een beroep doen op de commissie.
2. De commissie, zoals bedoeld in het eerste lid, dient te bestaan uit drie personen. Een lid wordt benoemd op voorspraak van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, een lid door Burgemeester en Wethouders van Amsterdam en een derde lid op voorspraak van eerder genoemde leden.
3. Binnen veertien dagen na ontvangst van de stukken doet de commissie, gehoord hebbende de partijen, uitspraak naar bevind van zaken. Deze uitspraak is een zwaarwegend advies voor partijen.
4. De leden van de commissie stellen zelf een reglement van orde vast.
5. De commissie doet alleen gevraagd uitspraak.
Inwerkingtreding en beëindiging overeenkomst.
Deze overeenkomst vervangt het Convenant Woonruimteverdeling 1999 en wordt aangegaan voor één jaar en wordt daarna, zo niet door één van de partijen opgezegd, stilzwijgend verlengd. Er geldt een opzegtermijn van zes maanden.
Tussentijdse wijziging
Wijziging van deze overeenkomst is te allen tijde mogelijk indien partijen daarover overeenstemming hebben bereikt. Indien landelijke wet- of regelgeving of regionale afspraken daartoe aanleiding geven, zal deze overeenkomst tussentijds worden aangepast.
Klachtencommissie
Woningzoekenden kunnen indien zij door een besluit ter uitvoering van deze overeenkomst rechtstreeks in hun belang worden getroffen, hun beklag doen bij de onafhankelijke klachtencommissie ex art. 4, tweede lid, van de Huisvestingswet. Uitspraken van deze commissie strekken de partijen, betrokken bij deze overeenkomst, tot bindend advies.
Aldus overeengekomen 2002 te Amsterdam.
Gemeente Amsterdam De Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties
Namens de burgemeester, De Directeur de wethouder Stedelijke Ontwikkeling
en Waterbeheer
Drs. D.B. Stadig H.v. Harten
Artikelgewijze toelichting op het Convenant Woonruimtebemiddeling 2002
Vooraf
Omdat het woord bemiddeling beter het huidige proces van toewijzen omschrijft (koppeling van vraag en aanbod aan elkaar in plaats van woningen verdelen) heet het Convenant Woonruimteverdeling voortaan Convenant Woonruimtebemiddeling. De belangrijkste wijzigingen in dit convenant hebben betrekking op de start van WoningNet in mei 2001 en op de woningtoewijzing van bijzondere woningen/woonruimte op IJburg.
Art. 1. Begripsbepalingen
Als gevolg van de start van WoningNet in mei 2001 en de afspraken met betrekking tot de woonruimtebemiddeling op IJburg voor mensen die chronisch zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of rolstoelgeschikte woning (paragraaf 3.5) zijn enkele definities aangepast en begrippen toegevoegd. Verder hebben redactionele aanpassingen plaats gevonden. Het begrip kernvoorraadgrens is gelijk aan het begrip lokale bereikbaarheidsgrens, wat in de Rijksregelgeving wordt gehanteerd.
Aangezien het begrip kernvoorraadgrens in Amsterdam is ingeburgerd en beleidsmatig belangwekkend, wordt dit hier gehanteerd.
Art. 2. Werkingsgebied
Het convenant heeft betrekking op alle huurwoningen beneden de hoogste aftoppingsgrens uit de Huursubsidiewet. Deze grens is per 1 juli 2002: € 472,- rekenhuur. Dit komt nagenoeg overeen met de vergunningsgrens en komt overeen met de praktijk van de corporaties. Om woningzoekenden zo goed mogelijk inzicht te geven in het woningaanbod, zullen corporaties er naar streven ook woningen boven deze grens zoveel mogelijk via Woningnet aan te bieden.
Art. 3. Taakverdeling
Het beleid wordt vastgesteld door de partijen die deze overeenkomst ondertekenen, nadat met andere partijen, zoals het ASW, de Huurdersvereniging Amsterdam en de stadsdelen, overleg is gepleegd.
Art. 4. Monitoring
De convenantspartijen maken jaarlijks afspraken over de wijze van monitoring en het rapporteren over de beleidsafspraken in dit convenant.
Art. 5. Aanbieden van woonruimte
Nieuw is dat leegkomende woningen via WoningNet worden aangeboden.WoningNet geeft aan woningzoekenden een overzicht van het woningaanbod in het hele ROA-gebied.
Art. 6. Inschrijving als woningzoekende
Als een woningzoekende in aanmerking wil komen voor een woning uit het woningaanbod van WoningNet, dient hij zich eerst in te schrijven bij WoningNet. De inschrijving verloopt sinds 1 mei 2001 niet meer via de clusters.
Art. 7. Toewijzing
In dit artikel is aangegeven hoe de toewijzing plaatsvindt. De basisbepalingen hieromtrent zijn niet gewijzigd. Gewijzigd is een bepaling (derde lid) met betrekking tot minimuminkomenseisen voor een- en tweepersoonshuishoudens. Deze bepaling is in het convenant opgenomen, omdat het Rijk heeft bepaald dat gemeenten per 1 juli 2002 geen eigen fiatteringsbeleid passendheidsadvies beneden de aftoppingsgrenzen meer mogen voeren. Als gemeenten nog iets willen regelen, dan moeten ze dit doen via de woonruimteverdeling. In het vierde lid zijn de uitzonderingen hierop, zoals die ook golden bij het fiatteringsbeleid, opgenomen. Dit betreft huishoudens van 65 jaar en ouder; gehandicapten; huurders die een nieuwbouwwoning betrekken en stadsvernieuwingskandidaten.
Art. 8. Volgordebepaling
In het nieuwe artikel 8 zijn uitsluitend bepalingen opgenomen die sec betrekking hebben op de volgordebepaling van voorrangskandidaten, als bedoeld in art. 2.4.1. van de verordening. De volgordebepaling is ongewijzigd gebleven, met uitzondering van medische en sociale
voorrangskandidaten. In tegenstelling tot de vorige overeenkomst, maakt de onderhavige overeenkomst geen onderscheid meer in volgorde tussen beide categorieën en is slechts de datum van de voorrangsverklaring bepalend. De overige bepalingen zijn overgebracht naar een apart artikel (11).
Art. 9. Oude rechten
Het betreft hier rechten van burgers. Er heeft een beleidswijziging plaats gevonden ten aanzien van oude rechten. Alle lidmaatschapsrechten van corporaties en inschrijvingen vóór 1996 vervallen per 1 januari 2006. Rechten verbonden aan een voormalig urgentiebewijs vervallen bij het betrekken van een zelfstandige woning binnen het WGR-gebied en Almere. Een en ander is duidelijk met de betrokkenen gecommuniceerd.
Art. 10. Voorrangskandidaten
De taakverdeling tussen partijen met betrekking tot de huisvesting van voorrangskandidaten (als bedoeld in art. 2.4.1 van de verordening) is geregeld in dit artikel. De bepaling geeft de afspraken op hoofdlijnen weer, waarbij ook de afspraken in ROA-verband zijn betrokken. Details worden geregeld in de uitvoeringsinstructies, c.q. in een draaiboek.
Art. 11. Bijzondere voorrangscategorieën
Bepalingen m.b.t. de overige voorrangsbepalingen, die los staan van de voorrangskandidaten als bedoeld in art. 2.4.1 van de verordening, zijn in dit artikel opgenomen. Het betreft de zogenaamde 1%- regeling, waarbij corporaties vrij zijn deze toe te wijzen en de 4%-regeling voor maatschappelijke beroepsgroepen, waarvoor afspraken worden gemaakt tussen gemeente en corporaties.
Art. 12.
In dit artikel wordt het maximum percentage woningen aangegeven dat jaarlijks beschikbaar is voor alle voorrangscategorieën tezamen. Voor 2002 is er een maximum aantal van 2750 woningen afgesproken.
Art. 13. Ouderen en medische geïndiceerden
In dit convenant zijn de regels met betrekking tot de woonruimtebemiddeling zoveel mogelijk in lijn gebracht met de regelgeving uit de Huursubsidiewet. In de Huursubsidiewet wordt voor ouderen de leeftijdsgrens van 65 jaar gehanteerd. Om deze reden, is de minimum leeftijd van ouderen bij de woonruimtebemiddeling ook verhoogd van 60 naar 65 jaar. Bepalingen m.b.t. toewijzing van woningen voor ouderen en medisch geïndiceerden zijn voor het overige niet gewijzigd. Er heeft wat dat betreft alleen een redactionele aanpassing plaats gevonden.
Art. 14. Huishoudens met tenminste 2 kinderen
Deze bepaling is inhoudelijk niet gewijzigd, maar slechts redactioneel aangepast en geactualiseerd.
Art. 15. Verblijfsgerechtigden
Toegevoegd aan dit artikel is de afspraak dat zoveel mogelijk zal worden getracht te vermijden dat corporaties in problemen geraken door het afsluiten van een huurcontract met woningzoekenden zonder een geldige verblijfsstatus.
Art. 16. bijzondere groepen algemeen
Niet gewijzigd
Art. 17. Toewijzing wibo
Het betreft hier een redactionele wijziging ten opzichte van art. 18 in het vorige convenant.
Art. 18. Percentage wibo's
Het betreft hier een redactionele wijziging ten opzichte van art. 19 in het vorige convenant.
Art. 19. Volgordebepaling bij voorrang wibo's
In het eerste lid is toegevoegd (t.o.v. art. 20 oud) als eerste categorie degenen die vanwege calamiteiten gehuisvest moeten worden.
Art. 20. Volgordebepaling bij overige wibo's
Alleen een redactionele wijziging
Art. 21. Bemiddeling en begeleiding wibo's
Alleen een redactionele wijziging
Art. 22. MIVA-woningen
Naast redactionele wijzigingen is in dit artikel lid 3 toegevoegd, waarin wordt vermeld dat miva- woningen op IJburg op een andere manier worden bemiddeld dan de miva-woningen in de rest van de stad (paragraaf 3.5).
Art. 23. atelierwoningen
Niet gewijzigd
Art. 24. zelfstandige studentenhuisvesting
Om meer in overeenstemming te komen met de systematiek, is de formulering 'uitsluitend' toewijzen aan studenten, vervangen door 'voorrang'.
Art. 25. Bemiddeling van woonruimten voor mensen die chronisch zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of een miva-woning
Ondanks het feit dat er op IJburg geen intramurale zorgvoorzieningen worden gebouwd, moeten mensen die zijn aangewezen op zorg, dienstverlening en/of een rolstoelgeschikte woning er goed kunnen wonen. Daarom wordt de zorg/dienstverlening op IJburg op een nieuwe manier georganiseerd en worden er specifieke woningtypes gebouwd. In artikel 25 wordt geregeld dat deze woonruimten doelmatig worden bemiddeld door ze te labelen voor de mensen voor wie ze bedoeld zijn. De corporaties stellen in overleg met het ZAO Zorgkantoor en de gemeente vast hoe de woningen worden gelabeld. Afspraken over de werkwijze hierbij worden nog vastgelegd in het Draaiboek.
Het aanbieden via WoningNet gebeurt om ook deze mensen een zo groot mogelijke keuzevrijheid
te bieden bij het zoeken naar geschikte woonruimte. Hierbij krijgen zij een langere reactietermijn dan normaal.
Art. 26. Inschrijving als woningzoekende op IJburg
Belangstellenden voor een woning als bedoeld in art. 25 moeten zich net als anderen inschrijven bij WoningNet.
Art. 27. Toewijzing op IJburg
Een woningzoekende komt in aanmerking voor een woning als bedoeld in art. 25 wanneer hij/zij beschikt over de gevraagde indicatie(s), hij/zij verblijft in een (semi-)intramurale voorziening voor die doelgroep of hij/zij een specifieke voor die doelgroep gereserveerde woning bewoont. Voor een overzicht van de specifieke toelatingseisen voor de verschillende woningtypes die op IJburg worden aangeboden wordt verwezen naar de bijlage bij het convenant. De toewijzing vindt vervolgens plaats volgens de bepalingen uit de verordening. Wat betreft de inkomensnormen mag op grond van art.
2.3.1., derde lid van de verordening, voor sommige groepen worden afgeweken van het bepaalde in dit convenant. Omdat mensen die zijn aangewezen op dienstverlening, zorg en/of een rolstoelgeschikte woning relatief vaak een laag inkomen hebben én omdat er voor diegenen onder hen die wél een hoger inkomen hebben geen alternatieven zijn in de duurdere sector, is in dit convenant opgenomen dat de huur-inkomenseisen niet worden toegepast. Hierop wordt een uitzondering gemaakt wanneer de woningen met subsidie voor verlaagde aanvangshuren zijn gerealiseerd. Wat betreft de eisen van economische en maatschappelijke binding uit de verordening wordt in dit convenant afgesproken dat deze niet worden getoetst. De reden hiervoor is dat het overgrote deel van de gegadigden voor een woning als bedoeld in art. 26 een binding hééft met de regio Amsterdam of Almere, of behoort tot de zogenaamde "gelijkgestelden" volgens de Huisvestingswet, waardoor hen de toegang tot de Amsterdamse woningmarkt niet geweigerd kán worden.
Art. 28. Volgordebepaling op IJburg
Als eerste zijn mensen aan de beurt met de vereiste indicaties die tevens een voorrangsverklaring van de gemeente hebben, vervolgens mensen met de vereiste indicaties op volgorde van indicatiedatum respectievelijk verblijfsduur in een intramurale voorziening en tenslotte mensen die een woning achterlaten die bestemd is voor dezelfde doelgroep als die waarvoor de aangeboden woonruimte gelabeld is.
Art. 29. Registratie, begeleiding bij het zoeken en directe bemiddeling[voor IJburg Hoewel mensen die een woonruimte zoeken als bedoeld in art. 25 zich moeten aanmelden bij WoningNet, wordt er toch een belangstellendenbestand geopend. Doel hiervan is tweeledig:
ten eerste komt de gemeente zo meer te weten over de vraag naar specifieke woningtypes, ten tweede kan zo gerichter informatie gegeven worden over de mogelijkheden van wonen op IJburg voor mensen uit de doelgroep. Het belangstellendenbestand kan een rol spelen in het signaleren
van mogelijke problemen bij woningzoekenden bij het zelf zoeken naar een geschikte woonruimte op IJburg. De gemeente kan in zulke gevallen overgaan tot extra begeleiding en, indien nodig,
directe bemiddeling. Afspraken over de precieze invulling van de begeleiding en ondersteuning en over de manier waarop wordt gesignaleerd of iemand deze nodig heeft, worden neergelegd in het Draaiboek.
Art. 30. Kosten
Art. 31. Nadere afspraken
Beide: redactionele wijzigingen
Art. 32. Geschillen
Art. 33. Inwerkingtreding en beëindiging overeenkomst Art. 34. Tussentijdse wijziging
Art. 35. Klachtencommissie
Alle: ongewijzigd