Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek (SKL)
Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek (SKL)
Eisen aan een SKL keuringstation
1 juni 2018 (versie 2)
Stichting Kwaliteitseisen landbouwtechniek (SKL) Postbus 407
NL-6700 AK Wageningen The Netherlands
TECHNISCHE VOORWAARDEN voor de inrichting van een SKL-keuringsstation
(als bedoeld in artikel 2 lid c. van de Keuringsstation overeenkomst)
Inhoudsopgave
2.4 Aanvullende eisen aan de testruimte bij de keuring van veldspuiten 4
3.1 Specificatie welke testapparatuur nodig is 5
3.2 Manometertester met referentie manometer 5
3.3 Pomptester met vloeistofdoorstroommeter 6
3.4 Meetapparatuur om de dwarsverdeling van veldspuiten te meten 7
3.5 De dopafgiftemeter (bedoeld om de afgifte van spuitdoppen te weten bij machines die niet bedoeld zijn voor een volleveldsverdeling van de spuitvloeistof). 8
3.6 Drukmeetapparatuur (bedoeld om drukverschillen in de spuitboom en tussen manometer en spuitboom te meten) 9
3.7 Meetapparatuur om afgifte van verdeelapparatuur uitgerust met schijfvernevelaars/- strooiers vast te stellen 9
3.8 Meetapparatuur om de afgifte van verdeelapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen in vast vorm (granulaten of poeders) vast te stellen 9
3.9 Meetapparatuur om doseerapparatuur te controleren 9
3.10 De verticale testwand(optioneel). 10
4. Periodieke controle testapparatuur en procedure 11
5. Eisen aan de keurmeesters 11
Bijlage 1: Procedure voor erkenning als SKL-keuringstation 12
1. ALGEMEEN
Alleen bedrijven die door SKL erkend zijn mogen SKL keuringen uitvoeren aan verdeelapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen. Om als SKL erkend keuringstation te functioneren worden er eisen gesteld aan de ruimte waarin de keuringen plaatsvinden, de testapparatuur die nodig is om de keuringen uit te voeren en aan de keurmeester die de keuringen uitvoert.
Een bedrijf kan een SKL erkenning als keuringstation krijgen door te voldoen aan deze eisen. Als een bedrijf erkend is, kan deze namens SKL keuringen uitvoeren aan de verdeelapparatuur waar deze erkenning betrekking op heeft.
Als een potentieel bedrijf erkend wil worden als SKL keuringstation dient de procedure zoals opgenomen in Bijlage I gevolgd te worden. Als een bedrijf voldoet aan deze voorwaarden kan het erkend worden.
SKL heeft drie categorieën waar een bedrijf voor erkend kan worden, waarbij dan de volgende verdeelapparatuur gekeurd kan worden:
1. SKL keuringstation Veldspuiten:
a. Veldspuiten, alle werkbreedtes
b. Rijen/-strokenspuiten
c. Spuitapparatuur opgebouwd op zaai- of/en pootmachines
d. Gedragen spuitmachines met haspel en spuitpistool/-geweer
e. Granulaat- en poederstrooiers ( met extra opleiding keurmeester)
f. Ruimtebehandelingsapparatuur (LVM/Fog) (met extra opleiding keurmeester)
g. Schijfvernevelaars/-strooiers (met extra opleiding keurmeester)
h. Grondontsmettingsapparatuur
i. Onkruidstrijkers
2. SKL keuringstation Boomgaardspuiten
a. Alle typen boomgaard/laanboomteeltspuiten
b. Onkruidspuiten
3. SKL keuringstation Motorvatspuiten
a. Alle typen motorvatspuiten inclusief de uitbrengapparatuur (spuitpistolen/geweren, horizontale spuitbomen, verticale spuitbomen)
b. Ruimtebehandelingsapparatuur (LVM/Fog)
c. Schijfvernevelaars/-strooiers
d. Selectieve spuitapparatuur voor onkruidbestrijding op verhardingen.
e. Doseerapparatuur waarmee gewasbeschermingsmiddelen met gietwater kunnen worden meegegeven.
Als een bedrijf niet alle typen apparatuur binnen een bepaalde categorie wil keuren, is maatwerk mogelijk
Hieronder staan deze eisen die aan de testruimte, de testapparatuur en de keurmeester gesteld worden. Belangrijk is dat de keuringen op veilige kunnen worden uitgevoerd zonder dat er emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater of milieu plaatsvinden. Tevens is het van belang dat de keuringen op een zodanige manier kunnen worden uitgevoerd dat de hiermee verkregen testresultaten onderling en met die van andere SKL-keuringsstations vergelijkbaar zijn.
2. DE TESTRUIMTE
Deze eisen gelden voor alle typen keuringen die uitgevoerd worden. Zowel voor keuringen die op het bedrijf worden uitgevoerd, als voor keuringen die op een andere locatie worden uitgevoerd.
2.1 Opstelling
De testruimte moet zodanig zijn dat de testapparatuur zo kan worden opgesteld dat de meetresultaten niet door weersfactoren (wind/regen) worden beïnvloed en dat de verspoten / gemorste vloeistof kan worden opgevangen zodat deze op een verantwoorde manier kan worden teruggegeven aan de klant of wordt verwerkt.
Tevens moet de ruimte zodanig zijn dat alle typen te keuren machines compleet en op een veilige manier gekeurd kunnen worden. Speciaal voor de keuring van veldspuiten geldt dat de gehele breedte van de machine beoordeeld moet kunnen worden.
2.2 Opvang gebruikt water
Een SKL-keuringsstation moet uiteraard voldoen aan alle eisen die in of krachtens de Nederlandse wet zijn gesteld (Arbo- en milieuwetgeving). In veel gemeentes is het al verplicht om onder de installatie waarmee de vloeistofverdeling gemeten wordt, een waterdichte vloer te hebben.
De verspoten vloeistof moet worden opgevangen en mag niet worden afgevoerd naar oppervlaktewater, riolering of via een olie- en vetafscheider naar de riolering.
Deze opgevangen vloeistof dient op een verantwoorde manier worden verwerkt. Dit kan op de volgende manieren:
a. De opgevangen vloeistof wordt meegegeven aan de klant waarvan de machine getest is, deze kan deze vloeistof dan op dezelfde manier, met inachtneming van de regelgeving uit het Activiteitenbesluit, als zijn reguliere spoelwater afzetten.
b. De opgevangen vloeistof wordt op het keuringsbedrijf verwerkt middels een biobed of soortgelijke installatie
c. De opgevangen vloeistof wordt door het keuringsbedrijf afgezet via een erkend verwijderaar.
2.3 Afvoer uitlaatgassen
Als in een gesloten ruimte wordt getest, dienen om een veilige werkomgeving te creëren voor de keurmeester, de uitlaatgassen van de machines naar buiten toe worden afgevoerd.
2.4 Aanvullende eisen aan de testruimte bij de keuring van veldspuiten
Bij het uitvoeren van de vloeistofverdeling bij het testen van veldspuiten dient de testruimte voldoende ruim te zijn zodat de verdeling onder de gehele breedte van de spuitboom getest kan worden.
Dit houdt in dat aan de testruimte de volgende eisen gesteld worden:
• de opstelling om de vloeistofverdeling te meten moet onder een dichte overkapping staan (overstek minimaal 4 meter gemeten vanaf de achterzijde van de testbaan), waarbij er minimaal 3 windwerende zijwanden aanwezig moeten zijn.
Of
• deze opstelling moet in een hal staan waar geen weersinvloeden aanwezig zijn
• De verspoten vloeistof moet opgevangen worden
• Bij het testen in een hal dienen de rookgassen van de trekker of zelfrijdende machine afgevoerd te worden.
• De testruimte is voldoende ruim (breed en hoog) om gehele machine te kunnen testen (eventueel in meerdere gedeelten, minimale breedte testbaan 12 meter)
3. DE TESTAPPARATUUR
3.1 Specificatie welke testapparatuur nodig is
Voor de keuring van verschillende soorten machines is verschillende testapparatuur nodig.
In de onderstaande tabel is een overzicht van welke testapparatuur bij welke te testen verdeelapparatuur nodig is.
Benodigde testapparatuur | ||||||||
Manometer tester met referentie manometer | Flow meter | Breedte verdelings meetapparatuur | Drukval meter | Dopafgifte meet apparatuur | Kleine maat bekers | Weeg schaal | Verticale testwand | |
Te keuren verdeelapparatuur | ||||||||
Veldspuiten | X | X | X | X | ||||
Boomgaardspuiten | X | X | X | X | optioneel | |||
Motorvatspuiten | X | X | X | X | ||||
Rijenspuiten/onkruidspuiten | X | X | X | X | ||||
Granulaat- en poederstrooiers | X | |||||||
Schijfvernevelaars/-strooiers | X | |||||||
Selectieve spuitapparatuur | X | X | X | |||||
Vernevelapparatuur | X | |||||||
Grondontsmettingsmachines | ||||||||
Onkruidstrijkers |
Om als bedrijf erkend te worden voor de keuring van de verschillende soorten verdeelapparatuur is het nodig dat de in de tabel gespecifieerde testapparatuur aanwezig is en voldoet aan de voor de testapparatuur gestelde eisen.
Hieronder volgen de eisen aan de specifieke testapparatuur:
3.2 Manometertester met referentie manometer
Met de manometertester dient de nauwkeurigheid van de manometer van de ter keuring aangeboden machine of installatie te kunnen worden bepaald.
Deze tester bestaat uit een manometertester waarmee het mogelijk is gelijktijdig de druk van de gedemonteerde spuitmanometer en de referentiemanometer op te voeren om de spuitmanometer te vergelijken met de referentiemanometer, en een referentiemanometer.
Deze referentiemanometer kan zowel een analoge als een digitale meter zijn.
Analoge meters hebben een minimale diameter van 150 mm en voldoen verder aan de specificaties in tabel 1.
Tabel 1 Karakteristieken van analoge testmanometers
Drukbereik (bar) van te controleren manometers | Schaalindeling (bar) | Nauwkeurigheid (bar) | Klasse testmanometer | Schaalbereik (bar) | Geschikt voor: |
0 – 8 | 0,1 | 0,10 | 0,6 | 16 | Veldspuiten/rijenspuiten |
9 -15 | 0,1 | 0,15 | 0,6 | 25 | Boomgaardspuiten |
> 16 | 0,1 | 0,24 | 0,6 | 40 | Motorvatspuiten |
Indien een bedrijf verschillende soorten machines wil keuren, dient deze dus de beschikking te hebben over verschillende soorten manometers, of een digitale manometer die voldoende nauwkeurigheid heeft over het gehele te beoordelen drukgebied.
Een digitaal aanwijzende testmanometer is ook toegestaan, indien in eentiende bar's gemeten kan worden nauwkeurigheid van de meter (is de klasse x de eindwaarde van de meter) minimaal voldoet aan de eisen zoals die in kolom 3 van tabel 1 zijn weergegeven.
Bij de testmanometer dient bij aanschaf een test-certificaat volgens EN 10204-2.3 aanwezig te zijn dat niet ouder is dan twee jaar of een bewijs waaruit blijkt dat de testmanometer niet langer dan twee jaar geleden door of namens de Nederlandse Kalibratie-Organisatie (NKO) is gecontroleerd.
3.3 Pomptester met vloeistofdoorstroommeter
De vloeistofdoorstroommeter is om de capaciteit van de pomp van de spuitmachine in l/min te meten of het meten van de retour capaciteit in verband met het controleren van de hydraulische roercapaciteit.
Hiervoor is een vloeistofdoorstroommeter nodig met een bereik van 40 à 300 l/min (afhankelijk van de type en grootte van spuiten die getest worden).
Het moet mogelijk zijn de pomp te controleren onder verschillende tegendrukken. Dit kan door het zodanig aansluiten van de meter op de machine zodat bij verschillende belastingen van de pomp de capaciteit gemeten kan worden, of dat de meter voorzien is van een voorziening waarmee de druk kan worden opgevoerd.
Het verdient aanbeveling dat het samenstel van doorstroommeter en drukregelaar voorzien is van een adequate drukmeter en een transparant gedeelte waar eventuele luchtbellen in de vloeistofstroom zichtbaar worden
Zowel analoge als digitale meters zijn toegestaan.
Analoge flowmeters moet voorzien zijn van een duidelijk afleesbare schaalverdeling. Bij meters met een eindwaarde tot 100 l/min mogen de streepjes van de schaalverdeling niet verder uit elkaar liggen dan de maximale onnauwkeurigheid van de vloeistofdoorstroommeter.
Bij meters met een eindwaarde boven de 100 l/min mogen de streepjes op maximaal 10 l/min staan. Dat komt op de volgende eisen neer, uitgaande van de vereiste nauwkeurigheid van 2%:
Tabel: Eisen schaalverdeling analoge flowmeters.
Bereik vloeistofdoorstroommeter (l/min) | <100 | > 100 |
tot 100 l/min streepjes max (l/min) | 2 | 10 |
> 100 l/min streepjes max (l/min) | - | 10 |
Analoge flowmeters moeten een nauwkeurigheid hebben van 2% van de eindwaarde van het meetbereik van de meter met een maximale afwijking van 6 l/min, ongeacht de eindwaarde van de meter.
Elektronische vloeistofdoorstroommeters zijn eveneens toestaan, deze moeten aan dezelfde eisen van nauwkeurigheid (+/-2% van de actuele doorstroming met een minimum van +/- 2 l/min) voldoen als de analoge.
Bij elektronische vloeistofdoorstroommeters is de stand van de flowsensor vaak kritisch voor de meetwaarde die gevonden wordt. Daarom wordt door de SKL geadviseerd de vloeistofdoorstroommeter (s) in een vaste steun te plaatsen, in de voorgeschreven stand.
3.4 Meetapparatuur om de dwarsverdeling van veldspuiten te meten.
De uitvoering van de metingen van de dwarsverdeling van veldspuiten mag uitgevoerd worden met een mechanische testbaan of met elektronische testbaan. Met behulp van de metingen uitgevoerd met deze apparatuur kan de dwarsverdeling van een veldspuit worden beoordeeld.
• De testbank dient te bestaan uit een onderstel waarop platen met een goot- profiel vlak zijn bevestigd.
• De goten dienen minimaal 70 mm diep te zijn.
• De bovenkant van de opstaande rand van elke goot (de rug) mag maximaal 2 mm breed zijn, of zodanig boogvormig dat de boogstraal maximaal 6 mm is.
• De onderlinge afstand tussen de ruggen van iedere goot dient 100 mm te zijn. De afwijking in deze rugafstand mag maximaal 2 mm zijn.
• De platen hellen (minimaal 30) in de richting van de maatbekers.
• De testbank dient een minimale werkbreedte te hebben van 12 meter.
• De effectieve lengte van de goten moet minimaal 1.50 m bedragen; een gootlengte van 1.80 à 2.00 m is nadrukkelijk beter en wordt bij nieuwe installaties als eis gesteld.
• Onder het laagste punt van elke goot is - op een ten behoeve van het leegmaken verticaal draaibaar onderstel - een goed doorzichtige maatbeker geplaatst
• Deze maatbekers hebben een inhoud van 500 ml. De op de bekers aangegeven inhoudswaarden mogen ten opzichte van de werkelijkheid geen grotere afwijking hebben dan 1%.
• Op de maatbekers moeten twee merktekens zijn aangebracht, n.l. één op een vloeistofhoogte van 340 ml en één op een hoogte van 460 ml.
De spuitboom van de veldspuit moet zodanig boven de testbank geplaatst kunnen worden dat alle verspoten vloeistof door de testbank wordt opgevangen.
De keurmeester dient zodanige voorzieningen te treffen dat hij bij het aflezen van de vloeistofniveaus geen grotere fout maakt dan 2% van de werkelijke inhoud.
Een elektronische testbaan is erkend, omdat vastgesteld is dat dit apparaat een beoordeling van het verdelingspatroon geeft, die gelijkwaardig is aan de resultaten van de testbank.
• De meetwagen heeft een minimale lengte van 150 cm.
• De onderlinge afstand tussen de ruggen van iedere goot is 100 mm.
• De afwijking in deze rugafstand mag maximaal 2 mm zijn.
• De positionering van de afzonderlijke stappen van de meetwagen dient te worden bereikt met een marge van +/- 20 mm.
• De meetfout van het gemeten volume van de afzonderlijke goten is minder dan 4%.
• Het meettraject is minimaal 12 meter.
• De gebruiksaanwijzing van de testinrichting moet voldoende informatie geven over de afstelling en calibratie van de installatie.
3.5 De dopafgiftemeter (bedoeld om de afgifte van spuitdoppen te weten bij machines die niet bedoeld zijn voor een volleveldsverdeling van de spuitvloeistof).
De dopafgiftemeter is bedoeld om de afgifte van de spuitdoppen te kunnen meten. Zowel mechanische als elektronische meetinstallaties zijn toegestaan. Meting van de dopafgifte met een maatbeker is toegestaan onder de voorwaarden zoals geformuleerd.
Aan mechanische installaties worden de volgende eisen gesteld:
• De installatie moet voorzien zijn van goede, lekvrij werkende aansluitunits op de doppen.
• De bekerglazen waarin de vloeistof wordt opgevangen mogen maximaal 2% afwijken.
• De inhoud van de maatbekers is minimaal 2 liter
• Schaalindeling minimaal elke 50 ml
• Het leegmaken van de bekerglazen moet zodanig kunnen plaatsvinden, dat de spuitvloeistof terug in de tank kan worden gebracht.
Aan elektronische installaties worden de volgende eisen gesteld:
• De installatie moet voorzien zijn van een lekvrije aansluitunit op de spuitdoppen
• De installatie moet zodanig zijn opgesteld dat gegarandeerd wordt dat de metingen uniform en herhaalbaar zijn.
• Het meettoestel heeft een maximale afwijking van 2%.
• De verspoten vloeistof dient te worden opgevangen zodat deze kan worden teruggevoerd in de tank.
Aan maatbekers worden de volgende eisen gesteld:
• Minimale inhoud 2 liter
• Nauwkeurigheid van de schaalindeling: max. 2% afwijking
• Schaalindeling: minimaal elke 50 ml
Als gemeten wordt met een maatbeker dient zoals opgenomen is in de diverse werkvoorschriften het drukevenwicht tussen en in de verschillende secties te worden bepaald.
3.6 Drukmeetapparatuur (bedoeld om drukverschillen in de spuitboom en tussen manometer en spuitboom te meten)
Aan meetapparatuur die gebruikt wordt om de drukken in de spuitboom te controleren worden de volgende eisen gesteld:
• De aansluiting van de manometer met de dophouder met daarin de spuitdop dient lekvrij te zijn.
• Manometer:
o Minimale diameter: 63 mm (gemeten volgens EN-837)
o Nauwkeurigheid: 10% met een minimum van 0,2 bar.
o Schaalbereik en schaalindeling:
Drukbereik (bar) van te controleren machines | Schaalindeling (bar) | Schaalbereik (bar) | Geschikt voor: |
0 – 8 | 0,2 | 0-8(10) bar | Veldspuiten |
5-15 | 0,2 | 0-25 bar | Boomgaardspuiten |
> 16 | 0,2 | 0-40 bar | Motorvatspuiten |
• De nauwkeurigheid van de manometer dient periodiek door het keuringsbedrijf zelf te worden gecontroleerd mbv de referentiemanometer
3.7 Meetapparatuur om afgifte van verdeelapparatuur uitgerust met schijfvernevelaars/-strooiers vast te stellen.
Omdat de afgifte van de individuele verdelers maximaal 200 ml is dient de afgifte van een individuele verdeler op een nauwkeurige manier gemeten te kunnen worden met een maximale afwijking van +/-2%. Daarom zijn meetglazen nodig met een inhoud van 500ml met een maximale afwijking van +/- 2% van de schaalindeling.
Omdat de meeste installaties maximaal 4 verdelers hebben, zijn minimaal 4 maatbekers noodzakelijk.
3.8 Meetapparatuur om de afgifte van verdeelapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen in vast vorm (granulaten of poeders) vast te stellen.
De afgifte van een individuele uitstroomopening moet worden kunnen gemeten met een maximale afwijking van +/-2%. Daarom is een weegschaal nodig die bij 100gr een maximale afwijking heeft van +/-2%. Verder een aantal opvangbakjes waarmee het verdeelde materiaal kan worden opgevangen, het aantal bakjes is minimaal het aantal uitlopen van de machines die getest worden.
3.9 Meetapparatuur om doseerapparatuur te controleren
Om doseerapparatuur gemonteerd op o.a. horizontale spuitbomen goed te kunnen controleren is de volgende testapparatuur nodig:
• Nauwkeurige maatbeker met inhoud van maximaal 250 ml met een schaalindeling elke 10 ml en een nauwkeurigheid van de meting van de inhoud van +/-2% om de opgezogen vloeistof te kunnen meten.
• Een maatbeker van 5 of 10 liter om de uitgestroomde vloeistof te kunnen meten.
3.10 De verticale testwand(optioneel).
De testwand heeft tot doel de verticale vloeistofverdeling van de boomgaardspuit vast te stellen. Het doel van de metingen is om het verticale verdelingsprofiel van de te testen boomgaardspuit vast te stellen en om de symmetrie van dit verdelingspatroon tussen de linker- en rechterzijde van de spuitmachine te kunnen beoordelen.
Om dit op een objectieve manier uit te voeren worden aan de testinstallaties de volgende eisen gesteld:
• Het verdelingspatroon dient in één meting kunnen worden vastgesteld voor een hoogte vanaf maximaal 50 cm boven de grond tot een hoogte van minimaal 310 cm.
• Het verdelingspatroon dient in één meting kunnen vastgesteld voor een breedte van minimaal 100 cm.
• Het verdelingspatroon dient in stappen van maximaal 20 cm hoogte te kunnen worden vastgesteld.
• De herhaalbaarheid van de metingen dient binnen een marge van 5% te liggen.
• De gebruikte maatbekers moeten een nauwkeurigheid hebben van 2%. De keurmeester dient zodanige voorzieningen te treffen dat hij bij het aflezen van de vloeistofniveau’s geen grotere afleesfout maakt dan 2% van de werkelijke inhoud.
De testwanden met horizontale lamellen van het systeem “Pachler” en testwanden met verticale opvangschotels van het systeem “Salvarani”worden door de SKL geaccepteerd.
Figuur 1 Lamellen testwand systeem Pachler
Figuur 2 Testwand systeem Salvarani
Het leegmaken van de bekerglazen moet zodanig kunnen plaatsvinden, dat de spuitvloeistof terug in de tank kan worden gebracht.
3.11 Toebehoren
• Een goede afvoerslang voor uitlaatgassen (indien in een gesloten hal wordt gemeten)
• een voorziening (bijv. een opvangbak en een dompelpomp) om te voorkomen dat het voor de test gebruikte water ergens anders dan in de daarvoor bestemde plaats (bijv. de spuittank) terecht komt;
• een duimstok o.i.d. voor het meten van onder andere de hoogte van de spuitboom;
• een toerenteller voor het bepalen van het aftakastoerental. Deze toerenteller dient metingen te leveren die niet meer dan 2% van de schaaleindwaarde afwijken;
• een bandenspanningsmeter voor het bepalen van de voorspanning in de drukaccumulator;
• een maatglas met een goed afleesbare indeling in ml, een inhoud van 2 l en een afleesnauwkeurigheid die maximaal 1% afwijkt van de werkelijke waarde;
• de nodige gereedschappen;
• blocs met keuringsopdrachtformulieren, toegangscode tot beveiligd gedeelte van SKL website en SKL- goedkeuringsstickers.
4. Periodieke controle testapparatuur en procedure
Alle voor het testen van de verdeelapparatuur gebruikte meters worden jaarlijks op hun goede werking gecontroleerd door de SKL. Dit gebeurd op initiatief van SKL, de keuringstations hoeven geen actie te ondernemen.
Een door het bestuur van de Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek afgevaardigde technisch inspecteur stelt op grond van bovenstaande technische voorwaarden na onderzoek conform een door het bestuur van SKL vastgestelde richtlijn vast of een bepaalde inrichting van een SKL-keuringsstation (nog) aan de eisen voldoet. De inspecteur controleert de testapparatuur van de keuringstations met een eigen testinstallatie waarbij wordt gecontroleerd of de benodigde testapparatuur aanwezig is en in een toestand verkeerd zoals hierboven is beschreven. Meetapparatuur wordt gecontroleerd met behulp van referentie meetapparatuur.
Bij geconstateerde onvolkomenheden aan de testapparatuur wordt gehandeld volgens een door het bestuur van SKL vastgestelde procedure, waarbij keuringen alleen mogen worden voortgezet als de testapparatuur weer aan bovenstaande eisen voldoet.
Als teken van goedkeuring zal op de testapparatuur een speciaal daarvoor ontworpen SKL-goedkeuringskenmerk worden aangebracht.
5. Eisen aan de keurmeesters
Om de keuring aan bepaald type machine uit te mogen voeren is een geldig certificaat “SKL-keurmeester’ nodig. Een basisdiploma blijft in principe geldig en kan worden verlengt door deel te nemen aan door SKL georganiseerde bijscholingscursussen.
In onderstaande tabel is een overzicht met welk diploma welk soort apparatuur gekeurd kan worden:
Benodigd diploma | ||
Keurmeester spuitmachines Akkerbouw | Keurmeester spuitmachines Tuinbouw/fruitteelt | |
Veldspuiten | X | |
Boomgaardspuiten | X | |
Motorvatspuiten | X | |
Rijenspuiten/onkruidspuiten | X | X |
Granulaat-/poederstrooiers | X | |
Schijfvernevelaars/-strooiers | X | X |
Selectieve spuitapparatuur | X | |
Vernevelapparatuur | X | X |
Onkruidstrijkers | X | |
Grond ontsmettingsapparatuur | X |
De cursus voor het certificaat SKL-keurmeester wordt gegeven door een opleidingsinstituut wat erkend is door SKL. De cursus gebeurd aan de hand van een door SKL vastgesteld programma met de daarbij behorende te behalen eindtermen.
Bijlage 1: Procedure voor erkenning als SKL-keuringstation
Om erkend te worden als SKL-keuringsstation is het noodzakelijk dat het bedrijf voldoet aan de ‘De eisen aan een SKL keuringstation’ gestelde voorwaarden qua testruimte, testapparatuur en keurmeester.
Met bedrijven die erkend worden als SKL keuringstation sluit SKL een overeenkomst af waarin de wederzijdse rechten en plichten vermeldt staan.
Om als bedrijf erkend te worden als SKL keuringstation hanteert SKL de volgende procedure:
a. Als het bedrijf de beschikking heeft over de testapparatuur en een keurmeester kan er een afspraak met de SKL gemaakt worden voor een erkenning bezoek.
b. Een inspecteur van SKL komt dan op het bedrijf om te controleren en te testen of de testapparatuur voldoet aan de voorwaarden. De inspecteur valt de resultaten samen op een inspectierapport.
c. Dit rapport wordt door een vertegenwoordiger van het SKL bestuur beoordeeld.
d. In geval van een positieve beoordeling stuurt SKL een getekende keuringsovereenkomst in tweevoud op aan het keuringsbedrijf, waarvan het keuringsbedrijf 1 exemplaar moet terugsturen.
e. In geval van een negatieve beoordeling wordt in overleg met het potentiele keuringstation een oplossing gezocht.
f. Als SKL dit getekende exemplaar heeft terugontvangen is het bedrijf erkend als SKL keuringstation.
g. SKL stuurt het bedrijf dan de volgende zaken op:
1. Wandbord met de tekst ‘SKL keuringstation’ (dit wandbord wordt in bruikleen gegeven zolang het bedrijf erkend is)
2. Een certificaat met daarop de datum van erkenning en de typen verdeelapparatuur die het keuringstation mag keuren.
3. Inloggegevens voor de toegang tot de elektronische SKL keuringsadministratie.
4. Indien gewenst door het keuringstation, SKL goedkeuringstickers besteld worden.
h. Daarna kunnen er keuringen worden uitgevoerd.