Contract
79 (1995) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 1996 Nr. 92
A. TITEL
Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Staat Israe¨l, anderzijds, met bijlagen, protocollen en verklaringen, en Slotakte;
Xxxxxxx, 00 november 1995
B. TEKST1)
Euro-Mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, enerzijds, en de Staat Israe¨l, anderzijds
Het Koninkrijk Belgie¨, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek, Ierland,
de Italiaanse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Portugese Republiek,
1) De Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ita- liaanse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Hebreeuwse tekst zijn niet afgedrukt.
de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland,
Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Euro- pese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Ge- meenschap voor Kolen en Staal,
hierna ,,Lid-Staten’’ te noemen, en de Europese Gemeenschap,
de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, hierna ,,de Gemeenschap’’ te noemen, enerzijds, en de Staat Israe¨l,
hierna ,,Israe¨l’’ te noemen, anderzijds,
Gelet op het belang van de traditionele banden tussen de Gemeen- schap, haar Lid-Staten en Israe¨l en hun gemeenschappelijke waarden,
Overwegende dat de Gemeenschap, de Lid-Staten en Israe¨l deze ban- den wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van weder- kerigheid en partnerschap en de verdere integratie van de Israe¨lische economie in de Europese economie tot stand wensen te brengen,
Gelet op het belang dat de Partijen hechten aan de eerbiediging van het beginsel van economische vrijheid en de beginselen van het Hand- vest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie waarop de Associatie is ge- grondvest,
Zich bewust van de behoefte om gezamenlijk te streven naar de ver- sterking van de politieke stabiliteit en de economische ontwikkeling door de bevordering van de regionale samenwerking,
Verlangende een regelmatige politieke dialoog over bilaterale en inter- nationale kwesties van wederzijds belang in te stellen en te ontwikkelen,
Verlangende de dialoog over economische, wetenschappelijke, tech- nologische, culturele, audiovisuele en sociale vraagstukken in het belang van de Partijen voort te zetten en te verdiepen,
Gelet op de toezeggingen van zowel de Gemeenschap als Israe¨l met betrekking tot vrijhandel, met name in overeenstemming met de rechten en verplichtingen op grond van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) die voortvloeit uit de onderhandelingen in het kader van de Uruguay-Ronde,
Overtuigd dat deze associatieovereenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun economische betrekkingen, met name voor de ont- wikkeling van handel, investeringen en technologische samenwerking,
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel 1
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en Israe¨l anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
– een passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog met het oog op de bevordering van nauwe politieke betrekkingen tussen de Partijen;
– uitbreiding van, onder andere, de handel in goederen en diensten, de wederzijdse liberalisering van het recht van vestiging, de verdere geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten, het vrij verkeer van kapitaal en de uitbreiding van de wetenschappelijke en technologi- sche samenwerking en aldus streven naar de bevordering van de harmo- nieuze ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de Ge- meenschap en Israe¨l en de stimulering, zowel in de Gemeenschap, als in Israe¨l, van de bloei van de economische activiteit, de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden en de groei van de produktiviteit en de financie¨le stabiliteit;
– de regionale samenwerking te bevorderen met het oog op de con- solidatie van het vreedzaam samenleven en de economische en politieke stabiliteit;
– de samenwerking op alle gebieden van wederzijds belang te bevor- deren.
Artikel 2
De betrekkingen tussen de Partijen en alle bepalingen van deze Over- eenkomst berusten op de eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen die ten grondslag ligt aan het interne en externe beleid van de Partijen en die een essentieel onderdeel van deze Overeenkomst vormt.
TITEL I POLITIEKE DIALOOG
Artikel 3
1. Er wordt een regelmatige politieke dialoog tussen de Partijen tot stand gebracht. Deze dialoog versterkt de betrekkingen tussen de Par- tijen en vormt een bijdrage tot de verdere ontwikkeling van duurzaam partnerschap en de verbetering van het wederzijds begrip en de solida- riteit.
2. De politieke dialoog en samenwerking
– zullen leiden tot beter onderling begrip en meer convergentie van standpunten over internationale vraagstukken, met name over aangele- genheden die belangrijke gevolgen voor e´e´n van de Partijen kunnen heb- ben;
– zullen elke Partij in staat stellen het standpunt en de belangen van de andere Partij in overweging te nemen;
– zullen bijdragen tot de bevordering van de regionale veiligheid en stabiliteit.
Artikel 4
De politieke dialoog heeft betrekking op alle onderwerpen van weder- zijds belang en beoogt de weg te openen voor nieuwe samenwerkings- vormen, gericht op gemeenschappelijke doelstellingen, met name vrede, veiligheid en democratie.
Artikel 5
1. De politieke dialoog is gericht op gezamenlijke initiatieven en vindt met name plaats:
a. op ministerieel niveau;
b. op het niveau van hoge functionarissen (politieke directeuren) die Israe¨l vertegenwoordigen, enerzijds, en het Voorzitterschap van de Raad en de Commissie, anderzijds;
c. met optimale gebruikmaking van de diplomatieke kanalen, in het bijzonder door middel van regelmatige briefings door functionarissen, overleg ter gelegenheid van internationale vergaderingen en contacten tussen diplomatieke vertegenwoordigers in derde landen;
d. het regelmatig verstrekken van informatie aan Israe¨l over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en soortgelijke in- formatie in omgekeerde richting;
e. alle andere middelen die kunnen bijdragen tot de consolidatie, ver- dere ontwikkeling en intensivering van deze dialoog.
2. Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats tussen het Europees Parlement en de Knesset.
TITEL II
VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
HOOFDSTUK I BASISBEGINSELEN
Artikel 6
1. De vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Israe¨l wordt tot stand gebracht overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeen-
komst inzake Tarieven en Handel van 1994 en andere multilaterale over- eenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bij- lagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna ,,de GATT’’ te noemen.
2. In het handelsverkeer tussen de Partijen worden de goederen inge- deeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur en de Israe¨lische douanetarieven.
HOOFDSTUK II INDUSTRIEPRODUKTEN
Artikel 7
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en Israe¨l, met uitzondering van de in bij- lage II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genoemde produkten en in het geval van produkten van oorsprong uit Israe¨l, met uitzondering van de in bijlage I van deze Overeenkomst genoemde produkten.
Artikel 8
In- of uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking in het handels- verkeer tussen de Gemeenschap en Israe¨l zijn niet toegestaan. Dit is ook van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
Artikel 9
1. a. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor de handhaving door de Gemeenschap van een landbouwelement voor pro- dukten van oorsprong uit Israe¨l en genoemd in bijlage II van deze Over- eenkomst, met uitzondering van de in bijlage III genoemde produkten.
b. Dit landbouwelement wordt berekend op basis van de verschillen in prijs op de markt van de Gemeenschap van de landbouwprodukten die geacht worden in deze goederen te zijn verwerkt en de prijs van uit derde landen ingevoerde produkten, wanneer de totale kosten van ge- noemde basisprodukten hoger is in de Gemeenschap. Het landbouw- element kan de vorm van een vast bedrag of een ad valorem recht aan- nemen. Indien ten aanzien van dit landbouwelement tarificatie heeft plaatsgevonden, wordt het vervangen door het respectieve specifieke recht.
2. a. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor de handhaving door Israe¨l van een landbouwelement voor produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en genoemd in bijlage IV, met uitzonde- ring van de in bijlage V genoemde produkten.
b. Dit landbouwelement wordt mutatis mutandis berekend op basis van de in punt 1, onder b, genoemde criteria. Het kan de vorm van een vast bedrag of een ad valorem recht aannemen.
c. Israe¨l kan de lijst van produkten waarop dit landbouwelement van toepassing is, uitbreiden, op voorwaarde dat de produkten niet worden genoemd in bijlage V en zijn opgenomen in bijlage II van deze Over- eenkomst. Voorafgaande aan de goedkeuring wordt het Associatiecomite´ in kennis gesteld van dit landbouwelement. Het Associatiecomite´ bestu- deert het en neemt dienaangaande een besluit.
3. In afwijking van artikel 8, mogen de Gemeenschap en Israe¨l op de in respectievelijk bijlage III en V genoemde produkten de voor elk daar- van genoemde rechten toepassen.
4. De overeenkomstig de leden 1 en 2 toegepaste landbouwelementen kunnen worden verminderd wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Israe¨l de heffing die van toepassing is op een basis- landbouwprodukt is verlaagd of wanneer deze verminderingen het ge- volg zijn van wederzijdse concessies voor verwerkte landbouwprodukten.
5. De in lid 4 bedoelde vermindering, de lijst van betrokken produk- ten en, in voorkomend geval, de tariefcontingenten, waarvoor de verla- gingen gelden, worden door de Associatieraad vastgesteld.
6. De lijst van produkten waarvoor een concessie wordt gedaan in de vorm van een verlaagd landbouwelement in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Israe¨l, alsmede de omvang van deze concessies wor- den vastgesteld in bijlage VI.
HOOFDSTUK III LANDBOUWPRODUKTEN
Artikel 10
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde produkten van oorsprong uit de Gemeenschap en Israe¨l.
Artikel 11
De Gemeenschap en Israe¨l stellen geleidelijk een grotere liberalise- ring in van het onderlinge handelsverkeer in landbouwprodukten. Met ingang van 1 januari 2000 onderzoeken de Gemeenschap en Israe¨l de situatie met het oog op de vaststelling van de door de Gemeenschap en Israe¨l met ingang van 1 januari 2001 toe te passen maatregelen in over- eenstemming met deze doelstelling.
Artikel 12
Op de in Protocol 1 en 3 genoemde landbouwprodukten van oor- sprong uit Israe¨l zijn bij invoer in de Gemeenschap de bepalingen van genoemde Protocollen van toepassing.
Artikel 13
Op de in Protocol 2 en 3 genoemde landbouwprodukten van oor- sprong uit de Gemeenscha p zijn bij invoer in Israe¨l de bepalingen van genoemde Protocollen van toepassing.
Artikel 14
Onverminderd de bepalingen van artikel 11 en rekening houdend met het volume van de handel in landbouwprodukten tussen de Partijen en de bijzondere gevoeligheid van deze produkten, onderzoeken de Ge- meenschap en Israe¨l binnen de Associatieraad, produkt per produkt en op basis van wederkerigheid, de mogelijkheid om elkaar verdere con- cessies toe te staan.
Artikel 15
De Gemeenschap en Israe¨l komen overeen, uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst, de mogelijkheid te onderzoeken om elkaar op basis van reciprociteit en wederzijds belang concessies toe te staan voor visserijprodukten.
HOOFDSTUK IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 16
Kwantitatieve beperkingen op de invoer en alle maatregelen van gelijke werking tussen de Gemeenschap en Israe¨l zijn verboden.
Artikel 17
Kwantitatieve beperkingen op de uitvoer en alle maatregelen van gelijke werking tussen de Gemeenschap en Israe¨l zijn verboden.
Artikel 18
1. Voor produkten van oorsprong uit Israe¨l geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de Lid- Staten onderling geldt.
2. De bepalingen van deze Overeenkomst zijn van toepassing onver- minderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische eilanden.
Artikel 19
1. Beide Partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discri- mineren tussen de produkten van de ene Partij en soortgelijke produk- ten van oorsprong uit de andere Partij.
2. Voor produkten die naar e´e´n der Partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze produkten rustende directe of indirecte belastingen.
Artikel 20
1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbe- leid van e´e´n der Partijen een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijzi- ging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid van e´e´n der Partijen, kan deze Partij voor de betrokken produkten de in deze Overeenkomst vervatte regelingen wij- zigen.
2. In deze gevallen houdt de Partij die tot een dergelijke wijziging overgaat, terdege rekening met de belangen van de andere Partij. Te dien einde plegen de Partijen overleg binnen de Associatieraad.
Artikel 21
1. Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grens- verkeer, mits de in deze Overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. De Gemeenschap en Israe¨l plegen binnen de Associatieraad over- leg over de overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhan- delszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in ver- band met hun handelsbeleid ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Europese Unie, ten einde rekening te kunnen houden met de onder- linge belangen van de Gemeenschap en Israe¨l.
Artikel 22
Indien e´e´n der Partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere Partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk overeenkomstig de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT en haar nationale wettelijke regeling ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 25.
Artikel 23
Indien een produkt wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder om- standigheden die:
– ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnen-
landse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende pro- dukten op het grondgebied van e´e´n der Partijen, of
– ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken in enige sector van de economie, of
– aanleiding geven of dreigen te geven tot moeilijkheden die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de economische situatie in een bepaald gebied,
kan de Gemeenschap of Israe¨l, naar gelang van het geval, passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 25.
Artikel 24 Wanneer de naleving van artikel 17:
i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende Partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of
ii) een ernstig tekort veroorzaakt of dreigt te veroorzaken van een produkt dat van wezenlijk belang is voor de exporterende Partij, en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zul-
len geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende Partij, kan deze Partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 25. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.
Artikel 25
1. Indien de Gemeenschap of Israe¨l de invoer van produkten die de in artikel 23 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, dient de andere Partij hiervan in kennis te worden gesteld.
2. In de in artikel 22, 23 en 24 bedoelde gevallen doet de betrokken Partij het Associatiecomite´, alvorens de in genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 3, onder d, van toepassing is, zo spoedig mogelijk, alle ter zake dienende informa- tie toekomen, ten einde een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij voorrang moeten die passende maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren.
De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Associatiecomite´, dat hierover periodiek overleg pleegt, meer bepaald met het oog op de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten.
3. Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:
a. het Associatiecomite´ wordt van de in artikel 22 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende Partij een onderzoek hebben geopend. Indien geen einde is gemaakt aan de dum- ping of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de importerende Partij pas- sende maatregelen nemen;
b. de moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden be- doeld in artikel 23 worden voorgelegd aan het Associatiecomite´ dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.
Indien het Associatiecomite´ of de exporterende Partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennis- geving van deze zaak, kan de invoerende Partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet ver- der strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden;
c. de moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 24 bedoelde omstandigheden worden aan het Associatiecomite´ voorgelegd.
Het Associatiecomite´ kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak hem is voorgelegd, kan de exporterende Partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uit- voer van het betrokken produkt;
d. wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk op- treden nopen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de betrokken Partij in de in arti- kel 22, 23 en 24 bedoelde omstandigheden onverwijld de voorzorgs- maatregelen treffen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere Partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.
Artikel 26
Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van e´e´n of meer Lid-Staten van de Gemeenschap of Israe¨l ernstige moeilijkheden voor- doen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of Israe¨l, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel bepaalde voorwaar- den en overeenkomstig de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds beperkende maatregelen treffen die van beperkte duur zijn en niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de moeilijkheden met betrekking tot de betalingsbalans. Zij worden door de Gemeenschap of Israe¨l, al naar gelang van het geval, onverwijld ter kennis van de andere Partij ge- bracht. Voorts wordt de andere Partij zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld van een tijdschema voor de afschaffing van deze maatregelen.
Artikel 27
De bepalingen van deze Overeenkomst vormen geenszins een belet- sel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid; de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten; de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en architectonisch erfgoed, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze ver- boden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discri- minatie of een verkapte beperking van de handel tussen de Partijen vor- men.
Artikel 28
Het begrip ,,produkten van oorsprong’’ voor de toepassing van de bepalingen van deze titel en de desbetreffende methoden van administra- tieve samenwerking worden gedefinieerd in Protocol nr. 4.
TITEL III
RECHT VAN VESTIGING EN DIENSTVERLENING
Artikel 29
1. De Partijen komen overeen de toepassingssfeer van de Overeen- komst uit te breiden tot het recht van vestiging van vennootschappen van de ene Partij op het grondgebied van de andere Partij en de liberalise- ring van de dienstverlening door vennootschappen van de ene Partij aan ontvangers van diensten in de andere Partij.
2. De Associatieraad doet de nodige aanbevelingen voor de uitvoe- ring van de in lid 1 vermelde doelstelling.
Bij het opstellen van deze aanbevelingen houdt de Associatieraad rekening met de opgedane ervaring bij de wederzijdse toekenning van de meestbegunstigingsbehandeling en met de verplichtingen van elk der Partijen overeenkomstig de Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten, hierna ,,GATS’’ te noemen, met name artikel V daarvan.
3. De Associatieraad verricht op zijn laatst drie jaar na de inwerking- treding van deze Overeenkomst een eerste onderzoek naar de verwezen- lijking van deze doelstelling.
Artikel 30
1. In een eerste fase bevestigen de Partijen opnieuw hun verplichtin- gen krachtens de GATS, met name de wederzijdse toekenning van de meestbegunstigingsbehandeling voor de dienstensector waarvoor deze verplichting geldt.
2. Overeenkomstig de GATS is deze behandeling niet van toepassing op:
a. door e´e´n der Partijen toegekende voordelen overeenkomstig de bepalingen van een overeenkomst, zoals gedefinieerd in artikel V van de GATS, of maatregelen die genomen zijn op grond van een dergelijke overeenkomst;
b. andere voordelen, toegekend overeenkomstig de lijst van uitzon- deringen op de meestbegunstigingsclausule die door elk der Partijen aan de GATS-overeenkomst is gehecht.
TITEL IV
KAPITAALVERKEER, BETALINGSVERKEER, OVERHEIDSOP- DRACHTEN, MEDEDINGING EN INTELLECTUELE EIGENDOM
HOOFDSTUK I KAPITAALVERKEER EN BETALINGSVERKEER
Artikel 31
Behoudens het bepaalde in de artikelen 33 en 34 legt deze Overeen- komst geen beperkingen op aan het kapitaalverkeer tussen de Gemeen- schap, enerzijds, en Israe¨l anderzijds, en vindt geen discriminatie plaats op grond van de nationaliteit of de woonplaats van de ingezetenen van de Gemeenschap en Israe¨l, noch op grond van de plaats waar het kapi- taal ge¨ınvesteerd wordt.
Artikel 32
Lopende betalingen in verband met het verkeer van goederen, perso- nen, diensten of kapitaal in het kader van deze overeenkomst zijn aan geen enkele beperking onderworpen.
Artikel 33
Onverminderd andere bepalingen van deze Overeenkomst en andere internationale verplichtingen van de Gemeenschap en Israe¨l, vormen de artikelen 31 en 32 geen beletsel voor de toepassing van eventuele beper- kingen die op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst tussen de Gemeenschap en Israe¨l van kracht zijn ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen deze partijen in verband met directe investerin- gen, met inbegrip van investeringen in onroerend goed, de vestiging van ondernemingen, de financie¨le dienstverlening of de toelating van effec- ten tot de kapitaalmarkten.
Er zijn evenwel geen beperkingen op de overdracht van kapitaal dat door ingezetenen van de Gemeenschap in Israe¨l of door ingezetenen van
Israe¨l in de Gemeenschap werd ge¨ınvesteerd, noch op de overdracht van alle daaruit voortvloeiende winsten.
Artikel 34
Wanneer, in uitzonderlijke omstandigheden, het kapitaalverkeer tus- sen de Gemeenschap en Israe¨l ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor het wisselkoersbeleid of het monetair beleid in de Gemeenschap of in Israe¨l, dan kunnen de Gemeenschap of Israe¨l, overeenkomstig het bepaalde in de GATS en in de artikelen VIII en XIV van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds, het kapitaal- verkeer tussen de Gemeenschap en Israe¨l gedurende een periode van ten hoogste zes maanden aan vrijwaringsmaatregelen onderwerpen indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
HOOFDSTUK II OVERHEIDSOPDRACHTEN
Artikel 35
De Partijen nemen de nodige maatregelen om hun respectieve mark- ten voor overheidsopdrachten en voor opdrachten van nutsbedrijven voor de levering van goederen en diensten en het uitvoeren van werk- zaamheden verder open te stellen dan zij uit hoofde van de in het kader van de WTO gesloten overeenkomst inzake overheidsopdrachten ten opzichte van elkaar op basis van wederkerigheid verplicht zijn.
HOOFDSTUK III MEDEDINGING
Artikel 36
1. Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover van invloed op de handel tussen de Gemeenschap en Israe¨l:
a. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedra- gingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge heb- ben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
b. het misbruik maken van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Israe¨l of op een wezenlijk deel daarvan;
c. alle staatssteun die door begunstiging van bepaalde ondernemin- gen of bepaalde produkties de mededinging vervalst of dreigt te verval- sen.
2. De Associatieraad stelt bij besluit genomen binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst de nodige voor- schriften vast voor de tenuitvoerlegging van lid 1.
In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de Overeenkomst inzake de interpretatie en toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder c.
3. Elke Partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de staats- steun, met name door ieder jaar aan de andere Partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma’s te verstrekken. Op verzoek van de ene Partij verstrekt de andere Partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
4. Met betrekking tot de landbouwprodukten vermeld in Titel II is het bepaalde in Hoofdstuk 3, lid 1, onder c, niet van toepassing.
5. Indien de Gemeenschap of Israe¨l van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 en:
– deze met de in lid 2 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat
– bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belan- gen van de andere Partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aan- merkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,
kunnen zij na overleg binnen het Associatiecomite´ passende maatre- gelen nemen of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg.
Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder c, kunnen, indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maat- regelen alleen worden vastgesteld overeenkomstig de procedures en onder de voorwaarden bepaald in de GATT of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat op beide Partijen van toepas- sing is.
6. Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die over- eenkomstig lid 2 zijn vastgesteld, wisselen de Partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.
Artikel 37
1. De Lid-Staten en Israe¨l passen alle staatsmonopolies van commer- cie¨le aard geleidelijk aan, in dier voege dat aan het einde van het vijfde jaar volgende op de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen dis- criminatie meer bestaat tussen onderdanen van de Lid-Staten en van Israe¨l wat de voorwaarden voor de levering en afzet van goederen betreft.
2. Het Associatiecomite´ wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.
Artikel 38
Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waar- aan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf het vijfde jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst geen maatregelen worden vastgesteld of gehand- haafd die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Israe¨l verstoren of strijdig zijn met de belangen van de Partijen. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.
HOOFDSTUK IV
INTELLECTUELE, INDUSTRIE¨ LE EN COMMERCIE¨ LE EIGENDOM
Artikel 39
1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel en van bijlage VII, waarborgen de Partijen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten volgens de hoogste internationale maatstaven, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.
2. De tenuitvoerlegging van dit artikel en van bijlage VII wordt regel- matig door de Partijen bezien. In geval van problemen op het gebied van intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten die van in- vloed zijn op het handelsverkeer, wordt op verzoek van e´e´n der Partijen binnen het Associatiecomite´ dringend overleg gepleegd, ten einde tot een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te komen.
TITEL V WETENSCHAPPELIJKE EN TECHNOLOGISCHE
SAMENWERKING
Artikel 40
De Partijen wensen de wetenschappelijke en technologische samen- werking verder uit te breiden. Gedetailleerde regelingen om deze doel- stelling te bereiken komen aan bod in afzonderlijke, speciaal daartoe gesloten overeenkomsten.
TITEL VI ECONOMISCHE SAMENWERKING
Artikel 41
Doelstellingen
De Gemeenschap en Israe¨l wensen de economische samenwerking verder uit te breiden, zulks ten voordele van beide Partijen en op basis van wederkerigheid, overeenkomstig de algemene doelstellingen van de Overeenkomst.
Artikel 42
Toepassingsbereik
1. De samenwerking zal voornamelijk worden gericht op sectoren die van belang zijn voor de harmonisatie van de economiee¨n van de Ge- meenschap en Israe¨l of die de groei en de werkgelegenheid stimuleren. De belangrijkste sectoren van de samenwerking worden genoemd in de artikelen 44 tot en met 57, maar indien daarvoor belangstelling bestaat kunnen de Partijen ook in andere sectoren samenwerken.
2. Bij de tenuitvoerlegging van de economische samenwerking in de verschillende sectoren dient terdege rekening te worden gehouden met het behoud van het milieu en het ecologisch evenwicht, voor zover van toepassing.
Artikel 43
Methoden en bepalingen
De economische samenwerking wordt met name ten uitvoer gelegd door:
a. een regelmatige, economische dialoog tussen de Partijen, waarbij alle sectoren van het economisch beleid worden bestreken, meer bepaald het fiscaal beleid, het beleid ten aanzien van de betalingsbalans en het monetair beleid en die de hechte samenwerking tussen de bij het econo- misch beleid betrokken overheden zal stimuleren, elk op de gebieden waarvoor zij bevoegd zijn, binnen de Associatieraad of enig ander forum dat is aangewezen door de Associatieraad;
b. de regelmatige uitwisseling van informatie en ideee¨n in elke sec- tor waarin wordt samengewerkt, inclusief vergaderingen van ambtena- ren en deskundigen;
c. de overdracht van advies, know-how en opleiding;
d. de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties, zoals seminars en workshops;
e. technische, administratieve en regelgevende bijstand;
f. de verspreiding van informatie over samenwerking.
Artikel 44
Regionale samenwerking
De Partijen stimuleren activiteiten die gericht zijn op de bevordering van regionale samenwerking.
Artikel 45
Industrie¨le samenwerking
De Partijen stimuleren de samenwerking op de volgende gebieden:
– industrie¨le samenwerking tussen de economische operatoren in de
Gemeenschap en Israe¨l, met inbegrip van de toegang van Israe¨l tot de communautaire netwerken voor samenwerking tussen bedrijven en tot gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;
– de diversifie¨ring van de industrie¨le output in Israe¨l;
– de samenwerking tussen het midden- en kleinbedrijf in de Gemeen- schap en Israe¨l;
– de bevordering van de toegang tot investeringskapitaal;
– informatie- en ondersteunende diensten;
– de stimulering van innovatie.
Artikel 46
Landbouw
De samenwerking van de Partijen concentreert zich voornamelijk op:
– de ondersteuning van hun op diversifie¨ring van de produktie ge- richte beleidslijnen;
– de bevordering van milieuvriendelijke landbouwtechnieken;
– nauwere banden tussen bedrijven, groepen en organisaties die op vrijwillige basis de belangen behartigen van bepaalde bedrijfstakken en beroepen in Israe¨l en in de Gemeenschap;
– technische bijstand en opleiding;
– de harmonisatie van de fytosanitaire en veterinaire normen;
– de ge¨ıntegreerde plattelandsontwikkeling, inclusief de verbetering van de basisdiensten en de ontwikkeling van geassocieerde economische activiteiten;
– de samenwerking tussen plattelandsgebieden, de uitwisseling van ervaring en know-how inzake plattelandsontwikkeling.
Artikel 47
Normen
De Partijen streven ernaar de verschillen op het gebied van harmoni- satie en conformiteitsbeoordeling verder te beperken. Daartoe sluiten zij specifieke overeenkomsten met betrekking tot de wederzijdse erkenning op het gebied van de conformiteitsbeoordeling.
Artikel 48
Financie¨le diensten
De Partijen werken samen, zo nodig door middel van de sluiting van overeenkomsten met betrekking tot de goedkeuring van gemeenschap- pelijke voorschriften en normen op boekhoudkundig gebied en met betrekking tot controle- en regelgevingsstelsels in de banksector, de verzekeringsbranche en andere financie¨le sectoren.
Artikel 49
Douane
1. De Partijen verbinden zich tot de ontwikkeling van de samenwer- king op douanegebied, ten einde ervoor te zorgen dat de handels- bepalingen worden nageleefd. Daartoe brengen zij een dialoog tot stand in douanezaken.
2. De samenwerking concentreert zich op de vereenvoudiging en de automatisering van de douaneprocedures en omvat, met name, de uitwis- seling van informatie door deskundigen en de beroepsopleiding.
3. Onverminderd andere in deze overeenkomst vervatte vormen van samenwerking, met name op het gebied van de bestrijding van drugs en het witwassen van geld, verlenen de administratieve autoriteiten van de Partijen elkaar wederzijdse bijstand overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 5.
Artikel 50
Milieu
1. De Partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van voor- koming van milieubederf, beperking van verontreiniging en verzekering van het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen met het oog op een duurzame ontwikkeling en bevordering van regionale milieu- projecten.
2. De samenwerking wordt met name toegespitst op:
– het tegengaan van woestijnvorming;
– de kwaliteit van het water van de Middellandse Zee en de controle op en preventie van verontreiniging van de zee;
– het beheer van afvalstoffen;
– het tegengaan van verzilting;
– milieubeheer van gevoelige kustgebieden;
– milieu-educatie en milieubewustheid;
– het gebruik van geavanceerde milieubeheerinstrumenten, milieu- controlemethoden en milieutoezicht, inclusief het gebruik van milieu- informatiesystemen (EIS) en milieu-effectrapportage;
– het effect van de industrie¨le ontwikkeling op het milieu in het alge- meen en de veiligheid van industrie¨le installaties in het bijzonder;
– het effect van de landbouw op de bodem en de kwaliteit van het water.
Artikel 51
Energie
1. De Partijen zijn van mening dat de opwarming van de aarde en de uitputting van de voorraad fossiele brandstoffen een ernstige bedreiging
voor de mensheid vormen. Zij dienen derhalve samen te werken met het oog op de ontwikkeling van duurzame energiebronnen zodat bij het gebruik van brandstoffen verontreiniging van het milieu wordt beperkt en energiebesparing in de hand wordt gewerkt.
2. De Partijen zullen pogen acties ter bevordering van regionale samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld de doorvoer van gas, olie en elektriciteit aan te moedigen.
Artikel 52
Informatie-infrastructuur en telecommunicatie
De Partijen bevorderen in hun wederzijds voordeel de samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van informatie-infrastructuur en tele- communicatie. De samenwerking wordt met name toegespitst op acties verband houdende met onderzoek en technologische ontwikkeling, de harmonisatie van normen en de modernisering van de technologie.
Artikel 53
Vervoer
1. De Partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van het vervoer en de vervoersinfrastructuur ten einde de doeltreffendheid van het verkeer van reizigers en goederen zowel op bilateraal als op regio- naal niveau te verbeteren.
2. De samenwerking wordt met name toegespitst op:
– de verwezenlijking van hoge veiligheidsnormen in het zee- en het luchtvervoer; daartoe zullen de Partijen overleg op deskundigenniveau tot stand brengen om informatie uit te wisselen;
– de normalisatie van de technische installaties, met name voor wat betreft het gecombineerd vervoer, het multimodaal vervoer en de over- slag;
– de bevordering van gezamenlijke technologische en onderzoeks- programma’s.
Artikel 54
Toerisme
De Partijen wisselen informatie uit over een planmatige ontwikkeling van het toerisme en marketingprojecten, tentoonstellingen, conferenties en publikatie op toeristisch gebied.
Artikel 55
De onderlinge aanpassing van de wetgevingen
De Partijen doen het nodige met het oog op de onderlinge aanpassing van hun respectieve wetgevingen ten einde de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst te vergemakkelijken.
Artikel 56
Drugs en het witwassen van geld
1. De Partijen werken samen met het oog op met name:
– verbetering van de doelmatigheid van het beleid en de maatregelen om het aanbod van en de illegale handel in verdovende middelen en psy- chotrope stoffen tegen te gaan, en de terugdringing van het misbruik van deze produkten;
– aanmoediging van een gezamenlijke aanpak ter terugdringing van de vraag naar deze produkten;
– voorkoming van het gebruik van de financie¨le systemen van Par- tijen voor het witwassen van kapitaal afkomstig van criminele activitei- ten in het algemeen en de handel in drugs in het bijzonder.
2. De samenwerking neemt de vorm aan van uitwisseling van infor- matie en, waar nodig, gezamenlijke activiteiten op het gebied van:
– de uitwerking en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving;
– controle op de handel in precursoren;
– de totstandbrenging van instellingen voor sociale en gezondheids- zorg en voorlichtingssystemen en de tenuitvoerlegging van projecten in die geest, inclusief opleidings- en onderzoeksprojecten;
– de toepassing van de hoogst mogelijke internationale normen op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en het misbruik van chemische precursoren, met name de door de Financial Action Task Force (FATF) en de Chemical Action Task Force (CATF) gebruikte.
3. De Partijen stellen te zamen, in overeenstemming met hun respec- tieve wetgevingen, het beleid en de samenwerkingsmethoden vast om deze doelstellingen te verwezenlijken. Wanneer hun activiteiten geen gezamenlijke activiteiten zijn, vormen zij het voorwerp van overleg en nauwe coo¨rdinatie.
De ter zake bevoegde instanties uit de openbare en de particuliere sec- tor kunnen in overeenstemming met hun bevoegdheden, in samenwer- king met de bevoegde instanties van Israe¨l, de Gemeenschap en haar Lid-Staten, aan deze activiteiten deelnemen.
Artikel 57
Migratie
De Partijen werken samen met het oog op met name:
– de vaststelling van terreinen van wederzijds belang op het gebied van het immigratiebeleid;
– verhoging van de doelmatigheid van maatregelen ter voorkoming of beperking van illegale migratiestromen.
TITEL VII
SAMENWERKING OP AUDIOVISUEEL EN CULTUREEL GEBIED EN OP HET GEBIED VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE
Artikel 58
1. De Partijen verplichten zich tot bevordering van samenwerking in de audiovisuele sector in hun wederzijds voordeel.
2. De Partijen streven naar het betrekken van Israe¨l bij communautaire initiatieven in deze sector waardoor samenwerking op terreinen zoals coproduktie, opleiding, ontwikkeling en distributie mogelijk wordt.
Artikel 59
De Partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van onder- wijs, opleiding en de uitwisseling van jongeren. De samenwerkings- terreinen kunnen met name omvatten: de uitwisseling van jongeren, samenwerking tussen universiteiten en andere onderwijs-/ opleidingsin- stellingen, taalonderwijs, vertalingen en andere wijzen van bevordering van een beter wederzijds begrip voor de respectieve culturen.
Artikel 60
De Partijen bevorderen culturele samenwerking. De samenwerkings- terreinen kunnen met name omvatten vertalingen, de uitwisseling van kunstwerken en kunstenaars, het conserveren en restaureren van histori- sche en culturele monumenten en plaatsen, de opleiding van op cultureel gebied werkzame personen, de organisatie van culturele manifestaties met een Europees karakter, de verhoging van het wederzijds begrip en het leveren van een bijdrage aan de verspreiding van informatie over bij- zondere culturele evenementen.
Artikel 61
De Partijen bevorderen activiteiten van wederzijds belang op het gebied van informatie en communicatie.
Artikel 62
De samenwerking wordt met name verwezenlijkt via:
a. een regelmatige dialoog tussen de partijen;
b. een regelmatige uitwisseling van informatie en ideee¨n in iedere sector van de samenwerking, bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;
c. adviesverlening, de overdracht van deskundigheid en het verstrek- ken van opleidingen;
d. de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties, zoals seminaria;
e. technische en administratieve bijstand en bijstand op regelgevend gebied;
f. de verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.
TITEL VIII SOCIALE SAMENWERKING
Artikel 63
1. De Partijen voeren een dialoog over alle onderwerpen van weder- zijds belang. De dialoog heeft met name betrekking op vraagstukken verband houdende met de sociale problemen van postindustrie¨le samen- levingen, zoals werkloosheid, de revalidatie van gehandicapten, gelijke behandeling van mannen en vrouwen, arbeidsverhoudingen, beroepsop- leiding, veiligheid en hygie¨ne op de arbeidsplaats, enz.
2. De samenwerking vindt plaats via bijeenkomsten van deskundigen en seminaria.
Artikel 64
1. Met het oog op de coo¨rdinatie van de sociale-zekerheidsstelsels van op het grondgebied van een Lid-Staat wettig te werk gestelde Israe¨- lische werknemers en hun wettig aldaar verblijvende gezinsleden en met inachtneming van de in elke Lid-Staat geldende voorwaarden en moda- liteiten:
– worden alle door deze werknemers in de verschillende Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen bijeengeteld voor de vaststelling van het recht op ouderdoms-, invaliditeits- en overle- vingspensioenen en -uitkeringen en voor de medische verzorging van deze werknemers en hun gezinsleden;
– komen alle pensioenen en uitkeringen uit hoofde van ouderdom, overleving, een arbeidsongeval, een beroepsziekte of invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, in aan- merking voor vrije overmaking naar Israe¨l tegen de krachtens de wetge- ving van de aansprakelijke Lid-Staat of Lid-Staten geldende koers;
– ontvangen de betrokken werknemers gezinsbijslag voor hun voor- noemde gezinsleden.
2. Israe¨l kent aan wettig op zijn grondgebied te werk gestelde werk- nemers die onderdaan van een Lid-Staat zijn en aan hun wettig aldaar verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in het tweede en derde streepje van lid 1 zijn bepaald, met inachtneming van de in Israe¨l geldende voorwaarden en modaliteiten.
Artikel 65
1. De Associatieraad stelt de bepalingen voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 64 vermelde doelstellingen vast.
2. De Associatieraad stelt de modaliteiten voor administratieve sa- menwerking vast om het beheer en de controle te garanderen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de in lid 1 vervatte bepalingen.
Artikel 66
De door de Associatieraad overeenkomstig artikel 65 vastgestelde regelingen doen geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen voort- vloeiende uit bilaterale overeenkomsten tussen Israe¨l en de Lid-Staten, wanneer deze overeenkomsten in een gunstiger behandeling van Israe¨li- sche onderdanen of onderdanen van de Lid-Staten voorzien.
TITEL IX
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 67
Hierbij wordt een Associatieraad opgericht die eens per jaar en telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen op ministerniveau bijeen- komt, op initiatief van zijn voorzitter en overeenkomstig zijn reglement van orde. De Associatieraad behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen en alle andere bila- terale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
Artikel 68
1. De Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit leden van de regering van de Staat Israe¨l, anderzijds.
2. De Associatieraad stelt zijn reglement van orde vast.
3. De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de bepalingen in zijn regle- ment van orde.
4. De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en door een lid van de regering van de Staat Israe¨l, zulks overeenkomstig de bepalingen in zijn reglement van orde.
Artikel 69
1. De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstel- lingen van deze overeenkomst, in de daarin genoemde gevallen de bevoegdheidsbesluiten te nemen.
Deze besluiten zijn bindend voor de Partijen, die de nodige maatre- gelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan desbetref-
fend ook de nodige aanbevelingen doen.
2. De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vast- gesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen.
Artikel 70
1. Hierbij wordt een Associatiecomite´ opgericht, dat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst, onder voorbehoud van de aan de Associatieraad toegekende bevoegdheden.
2. De Associatieraad kan alle of een deel van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomite´ delegeren.
Artikel 71
1. Het Associatiecomite´, dat op het niveau van ambtenaren vergadert, is samengesteld uit vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit vertegenwoordigers van de regering van de Staat Israe¨l, anderzijds.
2. Het Associatiecomite´ stelt zijn reglement van orde vast.
3. Het Associatiecomite´ wordt beurtelings voorgezeten door een ver- tegenwoordiger van het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en door een vertegenwoordiger van de regering van de Staat Israe¨l.
Artikel 72
1. Het Associatiecomite´ heeft beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het beheer van de Overeenkomst en op de terreinen waarop de Raad bepaalde bevoegdheden heeft gedelegeerd aan het Associatiecomite´.
Deze besluiten zijn bindend voor de Partijen die gehouden zijn de maatregelen te nemen die voor de uitvoering ervan nodig zijn.
2. De besluiten worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Partijen.
Artikel 73
De Associatieraad kan besluiten werkgroepen of lichamen in te stel- len die voor de uitvoering van de overeenkomst nodig zijn.
Artikel 74
De Associatieraad neemt de nodige maatregelen ter bevordering van de samenwerking en de contacten tussen het Europees Parlement en de Knesset van de Staat Israe¨l en tussen het Economisch en Sociaal Comite´ van de Gemeenschap en de Economische en Sociale Raad van Israe¨l.
Artikel 75
1. Iedere Partij mag geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst aan de Associatieraad voor- leggen.
2. De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.
3. Iedere Partij is verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit.
4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan iedere Partij de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheids- rechter heeft aangewezen, waarop de andere Partij binnen twee maanden een tweede scheidsrechter moet aanwijzen. Voor de toepassing van deze procedure worden de Gemeenschap en de Lid-Staten geacht e´e´n Partij bij het geschil te zijn.
De Associatieraad wijst een derde scheidsrechter aan.
De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.
Iedere partij bij het geschil moet het nodige doen om de beslissing van de scheidsrechters ten uitvoer te leggen.
Artikel 76
Niets in de Overeenkomst belet een Partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om de onthulling van informatie te voorkomen die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de produktie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of produk- tie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatre- gelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor produk- ten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogs- dreiging inhouden of om verplichtingen na te komen die zij voor de handhaving van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
Artikel 77
Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:
– de regelingen die de Staat Israe¨l ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de Lid- Staten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;
– de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van de Staat Israe¨l toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Israe¨lische onderdanen of vennootschappen.
Artikel 78
Wat de directe belastingen betreft, mag geen enkele bepaling van de Overeenkomst leiden tot:
– de uitbreiding van de door een Partij toegekende voordelen op fis- caal gebied in enige internationale overeenkomst of regeling waardoor deze Partij gebonden is;
– het verhinderen van de vaststelling of toepassing door een Partij van enige maatregel die gericht is op het voorkomen van fraude of belas- tingontduiking;
– dat er afbreuk wordt gedaan aan het recht van een Partij de ter zake doende bepalingen van haar fiscale wetgeving toe te passen op belas- tingplichtigen die zich niet in dezelfde situatie bevinden ten aanzien van hun woonplaats.
Artikel 79
1. De Partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de Overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de Overeenkomst aangegeven doel- stellingen worden bereikt.
2. Indien een van de Partijen van mening is dat de andere Partij een verplichting van de Overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, ten einde een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de Overeenkomst het minst verstoren.
Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatie- raad gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in de Associatieraad overleg gepleegd.
Artikel 80
De Protocollen 1 tot en met 5 en de bijlagen I tot en met VII vormen een integrerend onderdeel van de Overeenkomst. De verklaringen en briefwisselingen worden opgenomen in de Slotakte, die een integrerend onderdeel van de Overeenkomst zal vormen.
Artikel 81
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term ,,par- tijen’’ bedoeld, enerzijds de Gemeenschap, of de Lid-Staten, of de Gemeenschap en haar Lid-Staten, overeenkomstig hun respectieve be- voegdheden, en Israe¨l anderzijds.
Artikel 82
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk der Partijen kan deze Overeenkomst door kennisgeving aan de andere Partij opzeggen. De Overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van genoemde kennisgeving.
Artikel 83
Deze Overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toe- passing zijn, overeenkomstig de bepalingen van genoemde verdragen, enerzijds, en op het grondgebied van de Staat Israe¨l, anderzijds.
Artikel 84
Deze Overeenkomst, die is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Hebreeuwse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.
Artikel 85
Deze Overeenkomst wordt door de Partijen volgens hun eigen proce- dures goedgekeurd.
Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de Partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
Bij haar inwerkingtreding vervangt deze Overeenkomst de Overeen- komst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Staat Israe¨l, en de Overeenkomst tussen de Lid-Staten van de Europese Gemeen- schap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Staat Israe¨l, anderzijds, die op 11 mei 1975 te Brussel werden ondertekend.
GEDAAN te Brussel, de twintigste november negentienhonderd vijf- ennegentig.
De Overeenkomst is op 20 november 1995 ondertekend voor: Belgie¨1)
Denemarken Duitsland
de Europese Gemeenschappen Finland
Frankrijk Griekenland Ierland Israe¨l Italie¨
Het Koninkrijk der Nederlanden
Luxemburg Oostenrijk Portugal Spanje
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannie¨ en Noord-Ierland Zweden
1) Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Lijst van Bijlagen
Bijlage I Lijst van produkten waarnaar in artikel 7 wordt verwezen Bijlage II Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen Bijlage III Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen Bijlage IV Lijst van produkten waarnaar in artikel 9, lid 2, wordt ver-
wezen
Bijlage V Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen Bijlage VI Lijst van produkten waarvoor een concessie als bedoeld
in artikel 9, lid 6, wordt gedaan
Bijlage VII Intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendoms- rechten waarnaar in artikel 39 wordt verwezen
Bijlage I
Lijst van produkten waarnaar in artikel 7 wordt verwezen
GN-Code | Omschrijving |
ex 3502 | Albuminen, albuminaten en andere derivaten van albuminen: |
ex 3502 10 | – Ovoalbumine: |
– – andere: | |
3502 10 91 | – – gedroogd (in de vorm van bladen, schilfers, kristallen, poeder, enz.) |
3502 10 99 | – – – andere |
ex 3502 90 | – andere: – – albuminen, andere dan ovoalbumine: – – – lactoalbumine: |
3502 90 51 | –––– gedroogd (in de vorm van bladen, schilfers, kristallen, poeder, enz.) |
3502 90 59 | –––– andere |
Bijlage II
Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen
GN-Code | Omschrijving |
0403 0403 10 51 tot en met 0403 10 99 0403 90 71 tot en met 0403 90 99 | Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao: – Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten, noten of cacao – andere, gearomatiseerd of bevattende toegevoegde vruchten, noten of cacao |
0710 40 00 0711 90 30 | Suikerma¨ıs, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren Suikerma¨ıs, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie |
GN-Code | Omschrijving |
ex 1517 | Xxxxxxxxx; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of olie¨n of van fracties van verschil- lende vetten en olie¨n bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan de vetten en olie¨n of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516 |
1517 10 10 1517 90 10 | – Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten – andere, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten |
ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen), andere dan zoethoutextract (drop), bevattende meer dan 10 gewichts- percenten sacharose, zonder andere toegevoegde stoffen, bedoeld bij GN-code 1704 90 10 |
1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |
ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 50 gewichts- percenten cacaopoeder bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van produkten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 10 gewichtspercenten cacaopoeder bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen, met uitzondering van bereidingen voor menselijke consumptie, bedoeld bij GN-code 1901 90 91 |
ex 1902 | Deegwaren, andere dan gevulde deegwaren, bedoeld bij de GN-codes 1902 20 10 en 1902 20 30; koeskoes, ook indien bereid |
1903 | Tapioca en soortgelijke produkten bereid uit zetmeel, in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |
1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoor- beeld cornflakes); granen, andere dan ma¨ıs, in de vorm van korrels, voorgekookt of op andere wijze bereid |
1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze pro- dukten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor genees- middelen, plakouwels en dergelijke produkten van meel of van zetmeel |
2001 90 30 | Suikerma¨ıs (Zea mays var. saccharata), bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |
2001 90 40 | Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plan- tedelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur |
2004 10 91 | Aardappelen, in de vorm van meel, gries of vlokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren |
2004 90 10 | Suikerma¨ıs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of ver- duurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren |
GN-Code | Omschrijving |
2005 20 10 | Aardappelen, in de vorm van meel, gries of vlokken, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren |
2005 80 00 | Suikerma¨ıs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of ver- duurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren |
2008 92 45 | Bereidingen van de soort ,,xxxxxx’’, op basis van niet-geroosterde graanvlokken |
2008 99 85 | Ma¨ıs, andere dan suikerma¨ıs (Zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toegevoegde suiker en zonder toegevoegde alcohol |
2008 99 91 | Broodwortelen, bataten (zoete aardappelen) en dergelijke eetbare plan- tedelen met een zetmeelgehalte van 5 of meer gewichtspercenten, op andere wijze bereid of verduurzaamd, zonder toegevoegde suiker en zonder toegevoegde alcohol |
2101 10 98 | Preparaten op basis van koffie |
2101 20 98 | Preparaten op basis van thee of van mate´ |
2101 30 19 | Gebrande koffiesurrogaten, andere dan gebrande cichorei |
2101 30 99 | Extracten, essences en concentraten van gebrande koffiesurrogaten, andere dan die van gebrande cichorei |
2102 10 31 tot en met 2102 10 39 | Bakkersgist |
ex 2103 | Sausen en preparaten voor sausen: – – – Mayonaise |
2105 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |
ex 2106 | Produkten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen, andere dan die bedoeld bij de GN-codes 2106 10 20 en 2106 90 92 en andere dan suikerstroop, gearomati- seerd of met toegevoegde kleurstoffen |
2202 90 91 2202 90 95 2202 90 99 | Alcoholvrije dranken, andere dan vruchte– en groentesappen bedoeld bij GN-code 2009, produkten bedoeld bij de GN-codes 0401 tot en met 0404 of vetstoffen afkomstig van produkten bedoeld bij de GN-codes 0401 tot en met 0404 bevattend |
2905 43 00 | Mannitol |
2905 44 | D-glucitol (sorbitol) |
ex 3505 10 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel, ander dan door ethervorming of verestering gewijzigd zetmeel bedoeld bij GN-code 3505 10 50 |
GN-Code | Omschrijving |
3505 20 | Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel |
3809 10 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleurstoffen, alsmede andere produkten en pre- paraten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industriee¨n, elders genoemd noch elders onder begrepen |
3823 60 | Sorbitol, andere dan die bedoeld bij GN-code 2905 44 |
Bijlage III
Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen
GN-Code | Omschrijving | Toepasselijk recht1) |
3501 | Case¨ıne, case¨ınaten en andere derivaten van case¨ıne; lijm van case¨ıne: | 0% |
3501 10 | – Case¨ıne: | |
3501 10 10 | – – bestemd voor het vervaardigen van kunstma- tige textielvezels2) | |
3501 10 50 | – – bestemd voor andere industrie¨le doeleinden dan voor de vervaardiging van produkten voor menselijke consumptie of van veevoeder2) | 3% |
3501 10 90 | – andere | 12% |
3501 90 | – andere: | 8% |
3501 90 90 | – – andere |
1) Ingeval de rechten in deze kolom meer bedragen dan de aan de GATT medegedeelde rechten, zijn de laatstgenoemde rechten van toepassing.
2) Indeling onder deze post is afhankelijk van de voorwaarden van de op dit gebied geldende communautaire bepalingen.
Bijlage IV
Lijst van produkten waarnaar in artikel 9, lid 2, wordt verwezen
GN-Code | Omschrijving |
1902 | Deegwaren en koeskoes: |
A | – van durumtarwe |
B | – andere |
1905 10 | Bros gebakken brood, zogenaamd ,,kna¨ckebro¨d’’ |
1905 20 90 | Ontbijtkoek, niet in het bijzonder voor diabetici: |
A | – bevattende, in verhouding tot het totaal gehalte aan bloem, meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe; |
B | – andere |
ex 3000 A | – Wafels en wafeltjes: |
A1 | – – niet gevuld, al dan niet van een deklaag voorzien: |
A1a | – – – bevattende, in verhouding tot het totaal gehalte aan bloem, meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe |
A1b | – – – andere |
A2 | – – andere: |
A2a | – – – bevattende niet minder dan 1,5% melkvet of niet minder dan 2,5% melkeiwit; |
A2b | – – – andere |
1905 40 10 | Beschuit, bevattende toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, vruchten, cacao of dergelijke: |
A | – bevattende, in verhouding tot het totaal gehalte aan bloem, meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe; |
B | – andere |
1905 | |
ex 3000) B + 9019) | – andere bakkerswaren, bevattende toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, vruchten, cacao of dergelijke: |
B1 | – – bevattende niet minder dan 10 gewichtspercenten toegevoegde eieren; |
B2 | – – bevattende toegevoegde gedroogde vruchten of noten: |
B2a | – – – bevattende niet minder dan 1,5% melkvet of niet minder dan 2,5% melkeiwit; zie bijlage V; |
GN-Code | Omschrijving |
B2b | – – – andere: |
B3 | – – bevattende minder dan 10 gewichtspercent toegevoegde suiker doch niet bevattende toegevoegde eieren; gedroogde vruchten of noten: |
B3a(i) | –––– bevattende, in verhouding tot het totaal gehalte aan bloem, meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe |
B3a(ii) | –––– andere |
B3b | – – – andere: |
B3b(i) | –––– bevattende, in verhouding tot het totaal gehalte aan bloem meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe |
B3b(ii) | –––– andere |
B4 | – – andere: |
B4a | – – – bevattende niet minder dan 1,5% melkvet of niet minder dan 2,5% melkeiwit; zie bijlage V |
B4b | – – – andere |
2105 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend: |
A | – geen melkvet bevattende of minder dan 3 gewichtspercenten van dergelijke vetten bevattende |
B | – bevattende 3 of meer doch minder dan 7 gewichtspercenten melkvet bevattende |
C | – 7 of meer gewichtspercenten melkvet bevattende |
ex 2207 10 50 | Alcohol van druiven of van wijn van druiven, met een alcohol- volumegehalte van 80% vol of meer, gebruikt bij de vervaardiging van alcoholische dranken |
ex 1099 | Alcohol van druiven of van wijn van druiven, met een alcohol- volumegehalte van 80% vol of meer, andere |
ex 2208 20 | Dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer, met een prijs van niet hoger dan US$ 0,05 per cl en minder dan 17% vol alcohol bevattend |
3502 10 00 | Ovoalbumine: |
A | gedroogd |
B | andere |
Bijlage V
Lijst van produkten waarnaar in artikel 9 wordt verwezen
Israe¨lische douanecode | Omschrijving | Toepasselijk recht1) |
1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaron- der begrepen): | |
1704 10 1704 90 | – Kauwgom, ook indien bedekt met een laagje suiker: – – met een saccharosegehalte (het gehalte aan invertsuiker, berekend als saccharose, daaron- der begrepen) van 60 of meer gewichtsper- centen – – Andere – Andere – – Andere | 0.075 US$/kg2) |
1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten | 0% |
ex 1901 ex 2004 ex 2005 ex 2103 ex 2104 1901 10 20 1901 20 20 1901 90 30 2004 10 10 2004 90 10 2005 20 10 2005 40 10 2005 59 10 2005 90 10 2103 90 20 2104 10 10 | Bereidingen van xxx xxxx, griesmeel, zetmeel of moutextract, van de soort die gebruikt wordt als babyvoeding of voor dieet- of culinaire doeleinden, minder dan 50 gewichtspercenten cacao bevat- tende, met uitzondering van dieetbereidingen van meel van sojabonen, bevattende olie van sojabonen en andere plantaardige olie¨n, koolhydraten en zout, alsmede dieetbereidingen op basis van meel zonder gluten: – van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutex- tract – van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutex- tract – van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutex- tract – produkten van meel, gries of griesmeel – produkten van meel, gries of griesmeel – produkten van meel, gries of griesmeel – produkten van meel, gries of griesmeel – produkten van meel, gries of griesmeel – produkten van meel, gries of griesmeel – van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutex- tract – van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutex- tract | 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% 8% |
1904 10 | – Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren | 8% |
Israe¨lische douanecode | Omschrijving | Toepasselijk recht1) |
3505 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel (bijvoorbeeld voorgegelatineerd of veresterd zetmeel); lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel met uitzondering van zetmeel: – Dextrine en ander gewijzigd zetmeel: – – door ethervorming of door verestering gewij- zigd zetmeel – – Ander gewijzigd zetmeel en dextrine – – Lijm | |
3505 10 | ||
3505 10 30 | 8% | |
3505 10 90 | 8% | |
3505 20 00 | 8% |
1) Ingeval de rechten in deze kolom meer bedragen dan de aan de GATT medegedeelde rechten, zijn de laatstgenoemde rechten van toepassing.
2) Dit recht wordt binnen een jaarlijks contingent van 5.000 ton verlaagd tot 0,0375 US$/kg.
Bijlage VI
Lijst van produkten waarvoor een concessie als bedoeld in artikel 9, lid 6, wordt gedaan
Tabel 1: Voor de invoer in de Gemeenschap van de navolgende goederen van oor- sprong uit Israe¨l gelden de hieronder vermelde concessies
Gn-Code | omschrijving | jaarlijks contingent 1.000 kg | Concessie binnen de contingentsmaxima |
0710 10 40 2004 90 10 | Suikerma¨ıs, bevroren | 10.6001) | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
0711 90 30 2001 90 30 2005 80 00 | Suikerma¨ıs, niet bevroren | 5.4001) | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
1704 90 30 | Witte chocolade | 100 | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
1806 | Chocolade en andere bereidingen voor mense- lijke consumptie die cacao bevatten | 2.500 | 15% verlaging van de landbouwcomponent |
ex 1901 ex 2106 | Voeding voor zuigelingen, melk of melkprodukten bevattende | 100 | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
Gn-Code | omschrijving | jaarlijks contingent 1.000 kg | Concessie binnen de contingentsmaxima |
1904 | Graanpreparaten verkre- gen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld cornflakes); granen, andere dan ma¨ıs, in de vorm van korrels, voorge- kookt of op andere wijze bereid | 200 | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze produkten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke produkten van meel of van zetmeel | 3.200 | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
1) Dit contingent wordt verlaagd tot 9.275 ton voor het eerste jaar van tenuitvoerlegging van deze concessie en tot 9.940 ton voor het tweede jaar.
2) Dit contingent wordt verlaagd tot 4.725 ton voor het eerste jaar van tenuitvoerlegging van deze concessie en tot 5.060 ton voor het tweede jaar.
Tabel 2: Voor de invoer in Israe¨l van de navolgende goederen van oorsprong uit de Gemeenschap gelden de hieronder vermelde concessies
Gn-code | Omschrijving | Jaarlijks contingent 1.000 kg | Concessie binnen de contingentsmaxima A |
1902 | Deegwaren | onbeperkt | consolidatie van de landbouwcomponent op 0,25 US$/kg |
ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze produkten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke produkten van meel of van zetmeel: – geen zuivelprodukten bevattend | onbeperkt | consolidatie op 0,10 US$/ kg |
Gn-code | Omschrijving | Jaarlijks contingent 1.000 kg | Concessie binnen de contingentsmaxima A |
ex 1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze produkten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke produkten van meel of van zetmeel: – zuivelprodukten bevat- tend | onbeperkt | consolidatie op 0,25 US$/ kg |
2105 | Consumptie-ijs | 500 | 30% verlaging van de landbouwcomponent |
ex 2207 10 | Ethylalcohol, niet gedena- tureerd, van druiven of van wijn van druiven, met een alcohol- volumegehalte van 80% vol of meer, al dan niet bij de vervaardiging van alcoholische dranken gebruikt | onbeperkt | consolidatie op 2,75 US$/ liter alcohol |
ex 2208 20 | Dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer met een alcohol- volumegehalte van 17% vol of meer tegen een prijs die niet hoger ligt dan 0,05 US$/cl | onbeperkt | consolidatie op 2,75 US$/ liter alcohol |
x 2208 20 | Dranken, gedistilleerd uit wijn of druivenmoer met een alcohol- volumegehalte van 17% vol of meer, tegen een prijs die hoger ligt dan US$ 0,05 per cl | 2.000 hpa1) | consolidatie op 0% |
3205 10 | voalbumine | 50 onbe- perkt | vrijstelling van de landbouwcomponent consolidatie op 2 US$/kg |
1) hectoliter zuivere alcohol.
Bijlage VII
Intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendomsrechten waarnaar in artikel 39 wordt verwezen
1. Tegen het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal Israe¨l toetreden tot de volgende multilaterale overeen- komsten betreffende intellectuele, industrie¨le en commercie¨le eigendoms- rechten, waarbij de Lid-Staten partij zijn of welke de facto door de Lid- Staten worden toegepast:
– Berner-Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst in de Akte van Parijs van 24 juli 1971;
– Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken in de Akte van Stockholm van 1967 (gewijzigd 1979);
– Protocol van Madrid inzake de internationale inschrijving van mer- ken (Madrid, 1989);
– Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening, in 1977 in Boedapest ondertekend en in 1980 gewijzigd;
– Verdrag inzake samenwerking bij octrooien, in 1970 in Washington ondertekend (geamendeerd 1979 en gewijzigd 1984).
De Associatieraad kan besluiten dat dit lid nog op andere multilaterale verdragen van toepassing is.
2. Tegen het einde van het tweede jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zal Israe¨l het Internationaal Verdrag inzake de be- scherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome, 1961) ratificeren.
3. De Partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplich- tingen die uit de volgende multilaterale verdragen voortvloeien:
– Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industrie¨le eigendom in de Akte van Stockholm van 1967 (gewijzigd 1979);
– Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Gene`ve, 1977, gewijzigd 1979);
– Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (UPOV) (Akte van Gene`ve, 1991).
Lijst van Protocollen
Protocol 1 betreffende de regeling die bij de invoer in de Ge- meenschap van landbouwprodukten uit Israe¨l van toe- passing is
Protocol 2 betreffende de regelingen die van toepassing zijn bij de invoer in Israe¨l van landbouwprodukten van oor- sprong uit de Gemeenschap
Protocol 3 betreffende gewasbescherming
Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip ,,produkten van oorsprong’’ en methoden van administratieve samen- werking
Protocol 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administra- tieve autoriteiten in douanezaken
Protocol 1 betreffende de regeling die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwprodukten uit Israe¨l van toepassing is
Enig artikel
1. De in bijlage genoemde produkten van oorsprong uit Israe¨l mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.
2. a. De douanerechten worden afgeschaft of verlaagd, zoals in ko- lom ,,A’’ vermeld.
b. Voor bepaalde produkten waarvoor het gemeenschappelijk douane- tarief in een ,,ad valorem’’-douanerecht en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen ,,A’’ en ,,C’’ vermelde verlagings- percentages uitsluitend op de ,,ad valorem’’-douanerechten van toepas- sing. Voor de produkten die overeenstemmen met de codes 0207 22, 0207 42 en 2204 21, worden de verlagingen van de rechten toegepast, zoals in kolom ,,E’’ vermeld.
3. Voor bepaalde produkten worden de douanerechten afgeschaft bin- nen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze produk- ten in kolom ,,B’’ zijn vermeld.
Voor de ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de douanerechten, naargelang het produkt, hetzij volledig toege- past, hetzij volgens het in kolom ,,C’’ vermelde percentage verlaagd.
4. Voor bepaalde van douanerechten vrijgestelde produkten zijn referentiehoeveelheden, vermeld in kolom ,,D’’, vastgesteld.
Indien de invoer van een bepaald produkt de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het han- delsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het betrokken produkt een com- munautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In dergelijk geval wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, naargelang het produkt, hetzij volledig toegepast, hetzij volgens het in kolom ,,C’’ vermelde percentage ver- laagd voor de ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden.
5. Voor bepaalde van de in lid 3 bedoelde, in kolom ,,E’’ vermelde produkten worden de tariefcontingenten vanaf 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2000 jaarlijks verhoogd in vier gelijke tranches waarvan de omvang 3% van deze contingenten bedraagt.
6. Voor bepaalde andere dan de in de leden 3 en 4 bedoelde, in kolom
,,E’’ vermelde produkten kan de Gemeenschap een referentiehoeveelheid in de zin van het bepaalde in lid 4 vaststellen indien uit de balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, blijkt dat de invoer van een produkt of van produkten moeilijkheden dreigen te veroorzaken op de markt van de Gemeenschap. Indien vervolgens voor dit produkt, onder de in lid 4 vermelde voorwaarden, een tariefcontingent wordt geopend, wordt het douanerecht, naargelang het produkt, hetzij volledig toegepast, hetzij volgens de in kolom ,,C’’ vermelde percentages verlaagd voor de hoeveelheid die het contingent overschrijdt.
92
42
Bijlage
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
0207 22 10 | Kalkoenen, niet in delen, bevroren | zie kolom E | 1.400 | 0 | – | Voor 1400 ton gelden de volgende rechten: 170 ecu/t 186 ecu/t 134 ecu/t 93 ecu/t 339 ecu/t 127 ecu/t 230 ecu/t |
0207 22 90 | ||||||
0207 42 21 | Kalkoenen, delen en andere slachtafvallen dan | |||||
0207 42 31 | lever, bevroren | |||||
0207 42 41 | ||||||
0207 42 51 | ||||||
0207 42 59 | ||||||
0207 31 10 | Vette levers (foies gras) van ganzen | 100 | – | 0 | – | |
0601 0602 | Bollen en dergelijke en andere levende planten | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
0603 10 | Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, vers | 100 | 19.500 | 0 | – | Inachtneming van de voor- waarden die bij de briefwis- seling overeen zijn gekomen |
ex 0603 10 69 | Andere afgesneden bloemen, bloesems en bloem- knoppen, vers van 1 november tot en met 15 april | 100 | 5.000 | 0 | – | |
0603 90 00 | Gedroogde bloemen | 100 | 100 | 0 | – |
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 0604 10 90 | Andere mossen en korstmossen dan rendiermos, vers | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
0604 91 | Bladeren, takken en andere plantedelen, vers | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
0604 99 10 | Bladeren, niet verder toebereid dan gedroogd | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0701 90 51 | Nieuwe aardappelen (primeurs), van 1 januari t/m 31 maart | 100 | 20000 | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 5 |
0702 00 | Tomaten, vers of gekoeld | 100 | 1000 | 0 | – | |
ex 0703 10 11 ex 0703 10 19 ex 0709 90 90 | Uien, van 15 februari tot en met 15 mei Wilde uien (Muscari comosum), van 15 februari tot en met 15 mei | 100 | 13.400 | 60 | – | |
ex 0704 90 90 | Chinese kool, van 1 november tot en met 31 maart | 100 | 1.000 | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 5 |
92
43
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 0705 11 | IJssla, van 1 november tot en met 31 maart | 100 | 300 | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 5 |
ex 0706 10 00 | Wortelen, van 1 januari tot en met 30 april | 100 | 6.100 | 40 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 5 |
ex 0709 30 00 | Aubergines, van 1 december tot en met 30 april | 100 | – | 60 | 1440 | |
ex 0709 40 00 | Bladselderij, van 1 januari tot en met 30 april | 100 | 13.000 | 50 | – | |
0709 60 10 | Niet-scherpsmakende pepers | 100 | 8.900 | 40 | – | |
0709 90 90 0810 90 85 | Andere vruchten en groenten | 100 | 2.000 | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 5 |
0709 90 71 ex 0709 90 73 ex 0709 90 79 | Courgettes, van 1 december tot en met eind februari | 100 | – | 60 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0710 80 59 | Vruchten van het geslacht Capsicum, van 15 november tot en met 30 april | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
92
44
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
0712 90 30 0712 90 50 0712 90 90 | Gedroogde tomaten Gedroogde wortelen Gedroogde groenten, andere | 100 | 100 | 0 | – | |
0804 10 00 | Dadels | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
0804 40 | Avocado’s | 100 | – | 80 | 37.200 | |
0804 50 00 | Guaves, mango’s en manggistans | 100 | – | 40 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0805 10 | Sinaasappelen, vers | 100 | 290.000 | 60 | – | |
0805 20 | Mandarijnen (tangarines en satsuma’s daaronder begrepen); clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers | 100 | 21.000 | 60 | – | |
ex 0805 20 21 ex 0805 20 23 ex 0805 20 25 ex 0805 20 27 ex 0805 20 29 | Mandarijnen (tangarines en satsuma’s daaronder begrepen); clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten; vers van 15 maart tot en met 30 september | 100 | 14.000 | 0 | – | |
ex 0805 30 | Citroenen, vers | 100 | 7.700 | 40 | – |
92
45
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 0805 30 90 | Lemmetjes, vers | 100 | 1.000 | 0 | – | |
ex 0805 40 | Pompelmoezen en pomelo’s, vers | 100 | – | 80 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0805 90 00 | Kumquats | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0806 10 29 | Druiven voor tafelgebruik, vers van 15 mei tot en met 15 juli | 100 | – | 0 | 2.280 | |
ex 0807 10 10 | Watermeloenen, van 1 april tot en met 15 juni | 100 | 9.400 | 50 | – | |
ex 0807 10 90 | Meloenen, van 1 november tot en met 31 mei | 100 | 11.400 | 50 | – | |
ex 0810 10 90 | Aardbeien, van 1 november tot en met 31 maart | 100 | 2.600 | 60 | – | |
ex 0810 90 10 | Kiwi’s, van 1 januari tot en met 30 april | 100 | – | 0 | 240 | |
ex 0810 90 85 | Granaatappelen | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0810 90 85 | Kaki’s, van 1 november tot en met 31 juli | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
92
46
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 0811 90 19 | Partjes van pompelmoezen en pomelo’s | 80 | – | – | – | |
ex 0811 90 39 | Partjes van pompelmoezen en pomelo’s | 80 | – | – | – | |
ex 0811 90 85 | Dadels, bevroren | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0811 90 95 | Partjes van pompelmoezen en pomelo’s, bevroren | 100 | – | 80 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0812 90 20 | Sinaasappelen, in heel kleine stukjes, voorlopig verduurzaamd | 100 | 10.000 | 80 | – | |
ex 0812 90 95 | Andere soorten citrusfruit, in heel kleine stukjes, voorlopig verduurzaamd | 100 | – | 80 | 1.320 | |
0904 12 00 | Peper, fijngemaakt of gemalen | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
0904 20 10 | Niet-scherpsmakende pepers, niet fijngemaakt en niet gemalen | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
92
47
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 0904 20 39 | Piment, niet fijngemaakt en niet gemalen, van 15 november tot en met 30 april | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 0904 20 90 | Piment, fijngemaakt of gemalen | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
1302 20 | Pectinestoffen; pectinaten en pectaten | 100 | – | 25 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
1602 31 | Bereidingen en conserven van vlees van kalkoe- nen | see column E | 300 | 0 | – | recht: 8,5% voor een tarief- contingent van 300 ton |
ex 2001 20 00 ex 2001 90 96 | Uitjes, met een middendiameter van minder dan 30 mm en okra’s, bereid of verduurzaamd met azijn of azijnzuur | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2001 90 20 | Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum, van 15 november tot en met 30 april | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2002 10 10 | Gepelde tomaten | 100 | 3.500 | 30 | – | |
ex 2004 90 99 | Knolselderij, andere dan in mengsels | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
92
48
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
2004 90 99 | Andere groenten, bevroren | 100 | 1.000 | 0 | – | |
ex 2005 10 00 ex 2005 90 80 | Knolselderij, kool (met uitzondering van bloem- kool), gombo’s, okra’s, andere dan in mengsels | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2005 90 10 | Scherpsmakende vruchten van het geslacht Capsicum, van 15 november tot en met 30 april | 100 | – | 30 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
2008 11 91 | Grondnoten | 100 | – | 0 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
2008 30 51 2008 30 71 | Pompelmoezen en pomelo’s, in partjes | 100 | – | 80 | 16.440 | |
ex 2008 30 55 | Mandarijnen (tangarines en satsuma’s daaronder begrepen), clementines, wilkings en andere derge- lijke kruisingen van citrusvruchten, in heel kleine stukjes | 100 | – | 80 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2008 30 59 | Pompelmoezen en pomelo’s, andere dan in partjes Sinaasappelen en citroenen, in heel kleine stukjes | 100 | – | 80 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
92
49
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
ex 2008 30 75 | Mandarijnen (tangarines en satsuma’s daaronder begrepen), clementines, wilkings en andere derge- lijke kruisingen van citrusvruchten, in heel kleine stukjes | 100 | – | 80 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2008 30 79 | Pompelmoezen en pomelo’s, andere dan in partjes | 100 | – | 80 | 2400 | |
ex 2008 30 79 | Sinaasappelen en citroenen, in heel kleine stukjes | 100 | – | 80 | ||
ex 2008 30 91 | Partjes van pompelmoezen en van pomelo’s | 100 | – | 80 | 3480 | |
ex 2008 30 91 | Pompelmoezen en pomelo’s, andere dan partjes | 100 | – | 60 | ||
ex 2008 30 91 | Pulp van citrusvruchten | 100 | – | 40 | ||
ex 2008 30 91 | Citrusvruchten in heel kleine stukjes | 100 | – | 80 | ||
ex 2008 30 99 | Partjes van pompelmoezen en van pomelo’s | 100 | – | 80 | 5000 | |
ex 2008 30 99 | Pompelmoezen en pomelo’s, andere dan partjes Citrusvruchten in heel kleine stukjes | 80 | – | – | – | |
ex 2008 40 71 ex 2008 50 71 ex 2008 70 71 ex 2008 92 74 ex 2008 92 78 ex 2008 99 68 | Schijfjes peer, in olie gebakken Schijfjes abrikoos, in olie gebakken Schijfjes perzik, in olie gebakken Mengsels van schijfjes fruit, in olie gebakken Mengsels van schijfjes fruit, in olie gebakken Schijfjes appel, in olie gebakken | 100 | 100 | 0 | – |
92
50
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
2008 50 61 | Abrikozen | 100 | – | 20 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
2008 50 69 | Andere | 100 | – | 20 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2008 50 92 ex 2008 50 94 | Gehalveerde abrikozen | 100 | – | 20 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2008 50 92 ex 2008 50 94 | Abrikozenpulp | 100 | 180 | 0 | – | |
ex 2008 92 51 ex 2008 92 59 ex 2008 92 72 ex 2008 92 74 ex 2008 92 76 ex 2008 92 78 | Vruchtenmengsels | 100 | 250 | 0 | – |
92
51
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
2009 11 11 2009 11 19 2009 11 91 2009 11 99 2009 19 11 2009 19 19 2009 19 91 2009 19 99 | Sinaasappelsap | 100 | 92.600 of waarvan, in pakken van 2 l of minder, niet meer dan 22.400 | 70 | – | |
2009 20 11 2009 20 19 2009 20 99 | Sap van pompelmoezen of van pomelo’s | 100 | – | 70 | 34.440 | |
2009 20 91 | Sap van pompelmoezen of van pomelo’s | 70 | – | – | – | |
ex 2009 30 11 | Sap van enige andere afzonderlijke soort citrus- vruchten | 100 | – | 60 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
ex 2009 30 31 ex 2009 30 39 | Sap van enige andere afzonderlijke soort citrus- vruchten met een dichtheid van meer dan 1,33 g/cm3 bij 20°C, met een waarde van meer dan 30 ecu per 100 kg nettogewicht, met uitzondering van citroensap | 100 | – | 60 | – | Onderworpen aan de bepalin- gen van Protocol 1, enig artikel, punt 1 t/m 6 |
2009 30 19 | Ander sap van enige andere afzonderlijke soort citrusvruchten | 60– | – | – | – |
92
52
A | B | C | D | E | ||
GN-code2)3) | Omschrijving3) | Verlaging van het meestbeg. douane- recht1) % | Tarief- contingent Volume t | Verlaging van het douane- recht buiten het huidige of mogelijke tarief- contin- gent1) % | Referentie- hoeveel- heid t | Bijzondere bepalingen |
2009 50 | Sap van tomaten | 100 | 10.200 | 60 | – | |
2204 21 | Andere soorten wijn | 100 | 1.610 hl | 0 | – | Voor 1.10 hl: 100% verlaging van het specifieke recht |
1) De verlaging van het recht is alleen van toepassing op ad valorem-douanerechten, behalve voor de produkten van de volgende codes: 0207 22; 0207 42 en 2204 21.
53
2) GN-codes overeenkomende met Verordening (EG) nr. 0000/00, XX xx. X 142 van 26 juni 1995.
3) Onverminderd de regels van de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, heeft de omschrijving van de produkten slechts indicatieve waarde daar de
92
GN-code, in het kader van deze bijlage, determinerend is voor het preferentieschema. Voor ,,ex’’ GN-codes zijn de GN-code en de omschrijving te zamen determinerend voor het preferentieschema.
Protocol 2 betreffende de regelingen die van toepassing zijn bij de invoer in Israe¨l van landbouwprodukten van oorsprong uit de gemeenschap
Artikel 1
1. De in de bijlage vermelde produkten van oorsprong uit de Ge- meenschap zijn bij invoer in Israe¨l aan de bepalingen van dit artikel en aan de in de bijlage vastgestelde voorwaarden onderworpen.
2. De invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd tot het in kolom
,,A’’ vermelde niveau, binnen de grenzen van de in kolom ,,B’’ vermelde tariefcontingenten en overeenkomstig de specifieke bepalingen van ko- lom ,,C’’.
3. De ingevoerde hoeveelheden die de tariefcontingenten overschrij- den, zijn onderworpen aan de algemene douanerechten die ten aanzien van derde landen van toepassing zijn, onverminderd de specifieke bepa- lingen van kolom ,,C’’.
4. Voor bepaalde produkten waarvoor geen tariefcontingent is vastge- steld, worden overeenkomstig kolom ,,C’’ referentiehoeveelheden vast- gesteld.
Indien voor e´e´n van de produkten de ingevoerde hoeveelheid de referentiehoeveelheid overschrijdt, dan kan Israe¨l, op basis van een door dit land uitgevoerd jaarlijks onderzoek van de handelsstromen, voor het betrokken produkt een tariefcontingent openen waarvan de omvang gelijk is aan die van de referentiehoeveelheid. In dit geval zijn de hoe- veelheden die het contingent overschrijden aan het in lid 3 bedoelde recht onderworpen.
5. Voor produkten die noch aan een tariefcontingent, noch aan een referentiehoeveelheid zijn onderworpen, kan Israe¨l de in lid 4 bedoelde referentiehoeveelheid vaststellen indien uit een door dit land uitgevoerd jaarlijks onderzoek van de handelsstromen blijkt dat de invoer van e´e´n of meerdere produkten moeilijkheden dreigt te veroorzaken op de markt van Israe¨l. Indien vervolgens voor dit produkt overeenkomstig het be- paalde in lid 4 een tariefcontingent wordt geopend, zijn de bepalingen van lid 3 van toepassing.
6. Het tariefcontingent voor kaas en wrongel wordt vanaf 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2000 verhoogd in vier gelijke tranches die elk 10% van deze hoeveelheid vertegenwoordigen.
Bijlage
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
0202 30 | Vlees van runderen, zonder been, bevroren | 0% | 6.000 | |
0206 29 | Andere eetbare afvallen van runderen, bevroren | 0% | 500 | |
0402 10 | Melkpoeder, vetgehalte < 1,5% | 1,5 $/k | 3.000 | |
0402 21 | Melkpoeder, vetgehalte > 1.5%, zonder toegevoegde suiker | 3.500 | ||
0404 | Wei | 0% | 500 | |
0405 00 | Boter en ander melkvet | 1,6 $/k | 350 | |
0406 | Kaas en wrongel | 4 $/kg | 200 | Onderworpen aan artikel 1, lid 6 |
0601 | Bollen, knollen ..., chicoreiplanten en -wortels | 0% | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 | |
0602 | Andere levende planten | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 | ||
0603 10 | Afgesneden bloemen, vers | Referentie- hoeveelheid: 1.000 t | ||
0603 90 | Gedroogde bloemen | 50 | ||
ex 0604 10 | Mossen en korstmossen, vers | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 | ||
0604 91 | Bladeren, takken en andere delen van planten, vers | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
ex 0604 99 | Bladeren, niet verder toebereid dan gedroogd | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 | ||
0701 10 | Pootaardappelen | 0% | 8.000 | |
0701 90 | Andere aardappelen | 2.500 | ||
0703 20 00 | Knoflook | 25% verla- ging van het GATT- recht | ||
0710 21 | Erwten, bevroren | 14% | 700 | |
0710 22 | Bonen, bevroren | 250 | ||
0710 29 | Andere peulgroenten, bevroren frozen | 350 | ||
0710 30 | Spinazie bevroren | 300 | ||
0710 80 | Andere groenten, bevroren | 500 | ||
0712 90 | Andere gedroogde groenten en mengsels van groenten | 16% | 200 | |
0713 33 | Bonen van de soort ,,faseolus vulgaris’’ gedroogd | 0% | 100 | |
0713 39 | Andere bonen, gedroogd | 150 | ||
0713 50 | Tuinbonen en paardebonen, gedroogd | 2.500 | ||
0713 90 | Andere gedroogde peulgroenten | 100 | over contingent 15% verlaging van GATT- recht |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
over contingent 15% verlaging van GATT- recht | ||||
0802 90 | Andere noten | 0% | 500 | |
0804 20 90 | Vijgen, gedroogd | 0% | 500 | over contingent 20% verlaging van GATT- recht |
0806 20 | Druiven, gedroogd | 25% verla- ging van het GATT- recht | ||
0808 10 | Appel | 0% | 750 | |
0000 00 00 | Kweeperen | 500 | ||
1001 10 | Harde tarwe | 0% | 9.500 | |
1001 90 | Andere tarwe en mengkoren | 150.000 | ||
1002 00 | Rogge | 0% | 10.000 | |
1003 00 | Gerst | 0% | 210.000 | |
1005 90 | Ma¨ıs, andere dan zaaigoed | 0% | 11.000 | |
1006 30 | Halfwitte of volwitte rijst | 3,75% | 25.000 | |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
1103 13 | Gries van ma¨ıs | 0% | 235.000 | |
1103 29 | Pellets van andere granen | 7.500 | ||
1104 12 10 | Havervlokken | 10% | Onderworpen aan artikel 1, lid 5 | |
1107 10 | Mout, niet gebrand | 0% | 7.500 | |
1108 | Zetmeel en inuline | 25% verla- ging van het GATT- recht | ||
1208 10 | Meel van sojabonen | 0% | 400 | |
1209 91 | Groentezaad | 0% | 500 | |
1209 99 | Andere zaden | 500 | ||
1214 10 | Luzernemeel en luzerne in pellets | 0% | 1.500 | |
1404 20 | Katoenlinters | 0% | 1.000 | |
1507 10 | Sojaolie, ruw | 13% | 7.000 | |
1507 90 | Sojaolie, andere | 4.000 | ||
1512 11 | Zonnebloemzaad- en saffloerolie, ruw | 9% | 1.500 | |
1512 19 | Zonnebloemzaad- en saffloerolie, andere | 1.500 | ||
1512 21 | Katoenzaadolie, andere | 500 |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
1514 10 | Raapzaadolie, ruw | 13% | 3.000 | |
1514 90 | Raapzaadolie, andere | |||
1515 19 | Lijnzaadolie, andere | 0% | 150 | |
1515 29 | Ma¨ısolie, andere | 9% | 600 | |
1604 13 00 1604 14 00 | Sardines, in luchtdichte verpakking Tonijn, in luchtdichte verpakking | 0% | 300 | |
1701 | Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede saccharose | |||
1701 91 | Andere dan ruwe suiker, gearomati- seerd | 0% | 265.000 | |
1701 99 | Andere dan ruwe suiker, andere | |||
1702 30 | Glucose < 20% gewichtspercenten fructose bevattend | 0,1 $/k | 1.200 | 15% verlaging van het GATT- recht |
1702 60 | Andere fructose > 50% gewichts- percenten fructose bevattend | 0% | 200 | |
2002 90 20/3 | Tomaten in poedervorm | 6% | 100 | |
2003 10 00 | Paddestoelen | 10% | 5.000 | |
2004 90 10 | Andere bereide groenten, bevroren | 7,50% | 300 | |
2004 90 90 | Andere bereide groenten, bevroren | 10,5% |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
20 07 99 | Jams en vruchtengelei | 10% | 500 | |
2008 50 10 | Abrikozen | 12% | 150 | |
2008 50 20/90 | Abrikozen | 13,5% | ||
2008 70 10 | Perziken | 12,0% | 1.600 | |
2008 70 30/90 | Perziken | 13,5% | ||
2008 92 20 | Mengsels (zonder aardbeien, noten en citrusvruchten) | 12,0% | 500 | |
2008 92 30/90 | Mengsels (zonder aardbeien, noten en citrusvruchten) | 13,5% | ||
2009 70 | Ingedikt appelsap, in verpakkingen > 1001 | 0% | 750 | |
2207 10 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, > 80% alcohol | $ 2,75 per liter alcohol | 3.000 | |
2301 10 | Meel, poeder en pellets van vlees of van slachtafvallen | 0% | 14.000 | |
2303 10 | Afvallen van zetmeelfabrieken en dergelijke afvallen | 0% | 2.200 | |
2304 10 | Perskoeken en sojaolie | 10% | 1.800 | |
2306 40 | Perskoeken van raapzaad | 10% | 3.500 | |
A | B | C | ||
Israe¨lische code | Omschrijving | Recht (%) | Tarief- contingent (t) | Bijzondere bepalingen |
2309 10 10 | Koekjes voor honden | 25% | 1.700 | |
2309 10 20 | met een gehalte aan 15%–35% eiwitstoffen en niet minder dan 4% vetstoffen | 8% | ||
2309 10 90 | Ander honde- en kattevoer | 2% | ||
2309 90 10 | Koekjes voor honden | 25% | 7.000 | |
2309 90 20 | met een gehalte aan 15%–35% eiwitstoffen en niet minder dan 4% vetstoffen | 8% | ||
2309 90 30 | Voer voor siervissen en vogels | 40% | ||
2309 90 90 | Andere diervoeding | 2% | ||
2401 10 | Ongestripte tabak | 0.07 nis/k | 1.700 | |
2401 20 | Geheel of gedeeltelijk gestripte tabak | |||
Protocol 3 betreffende gewasbescherming
Onverminderd de bepalingen van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen die als bijlage aan de Overeenkomst tot oprichting van de WTO is gehecht, inzonderheid de artikelen 2 en 6 daarvan, komen de Partijen overeen dat met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst:
a. in hun onderlinge handelsverkeer, het fytosanitaire certificaat ver- eist is voor:
– wat de afgesneden bloemen betreft:
– – uitsluitend die van de geslachten Dendranthema, Dianthus en Pelargonium bij invoer in de Gemeenschap,
– – uitsluitend Rosa, Dendranthema, Dianthus, Pelargonium, Gyp- xxxxxxxx en Anemone bij invoer in Israe¨l, en
– wat fruit betreft:
– – uitsluitend citrusvruchten, Fortunella, Poncirus en de Hybrides Annona, Cydonia, Diospyros, Malus, Mangifera, Passiflora, Pru-
nus, Psidium, Pyrus, Ribes, Syzygium en Vaccinum bij invoer in de Gemeenschap;
– – alle geslachten bij invoer in Israe¨l;
b. in hun onderlinge handelsverkeer de fytosanitaire vergunning voor planten of plantaardige produkten uitsluitend vereist is voor het binnen- brengen, nadat een onderzoek is ingesteld naar het gevaar voor schade- lijke organismen, van planten of plantaardige produkten die anders niet zouden worden toegelaten;
c. een Partij die voornemens is nieuwe fytosanitaire maatregelen in te voeren die het bestaande handelsverkeer tussen de Partijen nadelig zouden kunnen be¨ınvloeden, de voorgenomen maatregelen en de moge- lijke gevolgen daarvan in overleg met de andere Partij aan een onder- zoek onderwerpt.
Protocol 4 betreffende de definitie van het begrip ,,produkten van oorsprong’’ en methoden van administratieve samenwerking
TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:
a. ,,vervaardiging’’: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. ,,materiaal’’: alle ingredie¨nten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het produkt worden gebruikt;
c. ,,produkt’’: het verkregen produkt, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander produkt te worden gebruikt;
d. ,,goederen’’: zowel materialen als produkten;
e. ,,douanewaarde’’: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. ,,prijs af fabriek’’: de prijs die voor het produkt af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht of aan de persoon die de laatste be- of verwerking buiten het gebied van de Partijen heeft laten verrichten, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen produkt wordt uitgevoerd;
g. ,,waarde van de materialen’’: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien
deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleer- bare prijs die voor de materialen in de betrokken gebieden is betaald;
h. ,,waarde van de materialen van oorsprong’’: de waarde van deze materialen als omschreven onder g, welke omschrijving van dien- overeenkomstige toepassing is;
i. ,,hoofdstukken’’ en ,,posten’’: de hoofdstukken en posten (vier- cijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem in- zake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol
,,het geharmoniseerde systeem’’ of ,,GS’’ genoemd;
j. ,,ingedeeld’’: de indeling van een produkt of materiaal onder een bepaalde post;
k. ,,zending’’: produkten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel ver- voersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadres- seerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur.
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP ,,PRODUKTEN VAN OOR- SPRONG’’
Artikel 2
Oorsprongscriteria
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 van dit Protocol worden voor de toepassing van deze Overeenkomst beschouwd als:
1. produkten van oorsprong uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen produkten in de zin van artikel 4 van dit Protocol;
b. in de Gemeenschap verkregen produkten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toerei- kend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol;
2. produkten van oorsprong uit Israe¨l:
a. geheel en al in Israe¨l verkregen produkten, in de zin van artikel 4 van dit Protocol;
b. in Israe¨l verkregen produkten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Israe¨l een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van arti- kel 5 van dit Protocol.
Artikel 3
Bilaterale cumulatie
1. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b, worden produkten van oorsprong uit Israe¨l in de zin van dit Protocol beschouwd als produkten
van oorsprong uit de Gemeenschap en is het niet noodzakelijk dat ze een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
2. In afwijking van artikel 2, lid 2, onder b, worden produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol beschouwd als produkten van oorsprong uit Israe¨l en is het niet noodzakelijk dat ze een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan.
Artikel 4
Geheel en al verkregen produkten
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Israe¨l verkregen worden beschouwd:
a. uit hun bodem of hun zeebodem gewonnen produkten;
b. aldaar geoogste produkten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren;
d. produkten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. produkten van de zeevisserij en andere door hun schepen uit de zee gewonnen produkten;
g. produkten uitsluitend uit de onder f bedoelde produkten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terug- winning van grondstoffen kunnen dienen; met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te wor- den voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i. afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j. produkten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de ter- ritoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a tot en met j bedoelde produkten zijn vervaardigd.
2. De termen ,,hun schepen’’ en ,,hun fabrieksschepen’’ in lid 1, onder f en g, zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
– die in een Lid-Staat of Israe¨l zijn ingeschreven of geregistreerd;
– die de vlag van een Lid-Staat of van Israe¨l voeren;
– die voor minstens de helft toebehoren aan onderdanen van de Lid- Staten of van Israe¨l of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een Lid-Staat of in Israe¨l heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van een Lid-Staat of van Israe¨l, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan Lid-Staten, aan Israe¨l of aan openbare lichamen of onderdanen van Lid-Staten of Israe¨l;
– waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van een Lid-Staat of van Israe¨l;
– waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van Lid-Staten of van Israe¨l.
3. De termen ,,Israe¨l’’ en ,,de Gemeenschap’’ hebben ook betrekking op de territoriale wateren van Israe¨l en de Lid-Staten van de Gemeen- schap.
Schepen waarmede in volle zee wordt gevist, met inbegrip van fa- brieksschepen waarop de door deze schepen gevangen visserijprodukten worden be- of verwerkt, worden geacht deel uit te maken van het grond- gebied van de Gemeenschap of van Israe¨l voor zover zij voldoen aan de voorwaarden van lid 2.
Artikel 5
Toereikende bewerking of verwerking
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden niet geheel en al in de Gemeenschap of Israe¨l verkregen produkten geacht aldaar een toerei- kende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, wanneer is vol- daan aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II, in samenhang met de voorwaarden van de Aantekeningen in bijlage I.
Deze voorwaarden geven voor alle, al dan niet onder de Overeen- komst vallende produkten aan welke be- of verwerkingen niet van oor- sprong zijnde materialen bij de vervaardiging van deze produkten moe- ten ondergaan en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Hieruit volgt dat wanneer een produkt dat het karakter van produkt van oor- sprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat produkt heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaar- diging van een ander produkt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het produkt waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materia- len die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 en behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 4, kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaar- den in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald produkt niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:
a. wanneer de totale waarde ervan niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het produkt;
b. wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de produkten die onder de hoofdstuk- ken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 6.
Artikel 6
Ontoereikende bewerking of verwerking
De volgende be- of verwerkingen worden als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van arti- kel 5 is voldaan:
a. behandelingen om de produkten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere produkten zijn toege- voegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behande- lingen);
b. eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;
c. i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van xxxxx;
ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blik- ken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere handelingen in verband met de opmaak;
d. het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderschei- dingstekens op de produkten zelf of op hun verpakkingen;
e. eenvoudig mengen van produkten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Israe¨l te worden beschouwd;
f. eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig produkt;
x. xxxx of meer van de onder a tot en met f vermelde behandelingen te zamen;
h. het slachten van dieren.
Artikel 7
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het produkt dat bij het vaststellen van de indeling in de nomenclatuur volgens het geharmoniseerde systeem als de basis- eenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt dat:
a. wanneer een produkt, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, volgens het geharmoniseerde systeem onder e´e´n enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b. wanneer een zending uit een aantal eendere produkten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk produkt voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Artikel 8
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht e´e´n geheel te vormen met het materieel en de machines, appara- ten of voertuigen in kwestie.
Artikel 9
Stellen of assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de inter- pretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit produkten van oorsprong en produkten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de produkten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Artikel 10
Neutrale elementen
Om te bepalen of een produkt van oorsprong is uit de Gemeenschap of uit Israe¨l wordt niet nagegaan of de energie, brandstof, fabrieks- uitrusting, machines en werktuigen die zijn gebruikt om dit produkt te verkrijgen van oorsprong zijn en wordt ook niet nagegaan of goederen die tijdens het produktieproces zijn gebruikt, maar die in de uiteindelijke samenstelling van het produkt niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen, van oorsprong zijn.
TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN
Artikel 11
Territorialiteitsbeginsel
Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het ver- krijgen van het karakter van produkt van oorsprong moet zonder onder-
breking in de Gemeenschap of in Israe¨l zijn voldaan. De verkrijging van het karakter van produkt van oorsprong wordt geacht te zijn onderbro- ken indien de goederen die in een Partij zijn be- of verwerkt het grond- gebied van deze Partij hebben verlaten, behoudens het bepaalde in de artikelen 12 en 13.
Artikel 12
Be- of verwerking buiten een van de Partijen
1. De verkrijging van het karakter van produkt van oorsprong op de in titel II vermelde voorwaarden wordt niet be¨ınvloed door be- of ver- werking van materialen buiten die Partij die vervolgens weer in die Par- tij worden ingevoerd, voor zover:
a. deze materialen geheel en al in de betrokken Partij zijn verkregen of aldaar, alvorens te worden uitgevoerd, een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6 opgesomde ontoereikende behandelingen; en
b. ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
i) de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of ver- werking van de uitgevoerde materialen, en
ii) de totale, buiten de betrokken Partij door toepassing van dit arti- kel toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het eindprodukt dat als produkt van oorsprong wordt aangeboden.
2. Voor de toepassing van lid 1 zijn de in titel II vermelde voorwaar- den betreffende de verkrijging van het karakter van produkt van oor- sprong niet van toepassing op buiten de betrokken Partij verrichte be- of verwerkingen. Indien de materialen die niet van oorsprong zijn volgens een regel in de lijst in bijlage II een bepaalde maximumwaarde niet mogen overschrijden, dan mag de totale waarde van de in de betrokken Partij gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en de totale toe- gevoegde waarde die door de toepassing van dit artikel buiten die Partij is verkregen te zamen genomen het aangegeven percentage niet over- schrijden.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt onder ,,totale toege- voegde waarde’’ alle kosten verstaan die buiten de betrokken Partij zijn gemaakt, met inbegrip van de totale waarde van de aldaar toegevoegde materialen.
4. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op produkten die niet aan de voorwaarden van de desbetreffende lijst voldoen en die slechts ten gevolge van de toepassing van de algemene afwijkingsregel in artikel 5, lid 2, als voldoende be- of verwerkt kunnen worden beschouwd.
5. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op produkten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld.
Artikel 13
Wederinvoer van goederen
Produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of Israe¨l die naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens teruggezonden, worden niet beschouwd de betrokken Partij te hebben verlaten indien ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
a. de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en
b. zij in het land waarnaar ze waren uitgevoerd geen andere behan- delingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.
Artikel 14
Rechtstreeks vervoer
1. De bij de Overeenkomst vastgestelde preferentie¨le regeling is uit- sluitend van toepassing op produkten of materialen die niet over het grondgebied van een ander land tussen het grondgebied van de Gemeen- schap en dat van Israe¨l zijn vervoerd. Goederen van oorsprong uit Israe¨l of de Gemeenschap die e´e´n enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Israe¨l, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover de goe- deren in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane zijn gebleven, en aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Het vervoer per pijpleiding van produkten van oorsprong uit Israe¨l of de Gemeenschap mag via een ander grondgebied gaan dan dat van de Gemeenschap of van Israe¨l.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:
a. hetzij een in het land van uitvoer opgesteld enig vervoerdocument ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;
b. hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:
i) de produkten nauwkeurig zijn omschreven,
ii) de data zijn vermeld waarop de produkten gelost en opnieuw gela- den zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, en
iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de produkten in het land van doorvoer verbleven;
c. hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander be- wijsstuk.
Artikel 15
Tentoonstellingen
1. De bepalingen van de Overeenkomst zijn van toepassing op de invoer van produkten die uit een Partij naar een tentoonstelling in een derde land zijn verzonden en na de tentoonstelling voor invoer in een andere Partij zijn verkocht, voor zover deze produkten aan de voorwaar- den van dit Protocol voldoen om als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Israe¨l te worden beschouwd, en voor zover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze produkten vanuit een Partij naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;
b. de exporteur de produkten heeft verkocht of op andere wijze afge- staan aan een geadresseerde in een andere Partij;
c. de produkten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan naar laatstgenoemde Partij zijn verzonden; en
d. de produkten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douane- autoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs staan de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aan- vullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de produkten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soort- gelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agra- risch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse produkten worden gehouden, en gedurende welke de produkten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 16
Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt worden bij de vervaardiging van produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of Israe¨l in de zin van dit Protocol waarvoor overeenkomstig de bepalin- gen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld,
komen in geen van de Partijen in aanmerking voor de teruggave of vrij- stelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2. Het in lid 1 vervatte verbod is van toepassing op elke regeling voor terugbetaling of algehele of gedeeltelijke vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in een Partij van toepassing zijn op de bij de vervaardiging gebruikte materialen, voor zover deze regeling die terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk toelaat wanneer de uit genoemde materialen verkregen produkten worden uitgevoerd, maar niet wanneer deze goederen voor binnenlands gebruik in deze Par- tij zijn bestemd.
3. De exporteur van produkten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken produkten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en ge- reedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke produkten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 5 zijn uitsluitend van toepassing op materi- alen van de soort waarop de Overeenkomst van toepassing is.
TITEL V BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 17
Algemene eisen
1. Produkten van oorsprong in de zin van dit Protocol vallen bij invoer in een van de Partijen onder de toepassing van de Overeenkomst op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument waarin de produkten voldoende duidelijk zijn omschreven om ze te kunnen identificeren (hierna ,,factuur- verklaring’’ genoemd).
2. In afwijking van lid 1 vallen produkten van oorsprong in de zin van dit Protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepas- sing van de Overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
Artikel 18
Procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aan- vraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegen- woordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen.
Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het na- tionale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De produkten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goede- renverkeer EUR.1 verzoekt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, te allen tijde de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken produkten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voor- waarden van dit Protocol is voldaan.
4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een Lid-Staat van de Europese Gemeen- schap indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, van dit Protocol. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van Israe¨l indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit Israe¨l in de zin van artikel 2, lid 2, van dit Protocol.
5. Wanneer artikel 3 van toepassing is, kunnen de douaneautoriteiten van de Lid-Staten van de Gemeenschap of van Israe¨l certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven op de in dit Protocol vermelde voor- waarden, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Israe¨l in de zin van dit Protocol, en voor zover de goederen waarop de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking hebben zich in de Gemeen- schap of in Israe¨l bevinden.
In deze gevallen worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven na overlegging van de eerder afgegeven of opgestelde bewijs-
stukken ten aanzien van de oorsprong. Deze bewijsstukken worden gedurende ten minste drie jaar door de douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer bewaard.
6. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de produkten inder- daad van oorsprong zijn en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijs- stukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.
De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn inge- vuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goede- ren bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
7. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in dat deel van het certificaat dat voor de douane- autoriteiten is bestemd.
8. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer afgegeven wanneer de pro- dukten waarop het betrekking heeft worden uitgevoerd. Het wordt ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk wor- den uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.
Artikel 19
Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In afwijking van artikel 18, lid 8, kan een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien:
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere om- standigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
b. ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de pro- dukten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een cer- tificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastge- steld dat de in de aanvraag van de exporteur voorkomende gegevens overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op a posteriori afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 komt een van de volgende aantekeningen voor:
,,NACHTRA} GLICH AUSGESTELLT’’,
,,DEuLIVREu A POSTERIORI’’,
,,RILASCIATO A POSTERIORI’’,
,,AFGEGEVEN A POSTERIORI’’,
,,ISSUED RETROSPECTIVELY’’,
,,UDSTEDT EFTERFØLGENDE’’,
,,EKΔOΘEN EK TΩN YΣ TEΡΩN’’,
,,EXPEDIDO A POSTERIORI’’,
,,EMITADO A POSTERIORI’’,
,,ANNETTU JA} LKIKA}TEEN’’,
,,UTFA} RDAT I EFTERHAND’’,
,, .’’
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak
,,Opmerkingen’’ van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 20
Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende aan- tekeningen aangebracht:
,,DUPLIKAT’’, ,,DUPLICATA’’, ,,DUPLICATO’’, ,,DUPLICAAT’’,
,,DUPLICATE’’, ,,ANTIΓΡAΦO’’, ,,DUPLICADO’’, ,,SEGUNDA
XXX’’, ,,XXXXXXXXXXXXXX’’, ,, ’’.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening, de datum van afgifte en het volg- nummer van het oorspronkelijke certificaat worden aangebracht in het vak ,,Opmerkingen’’ van het duplicaat van het certificaat inzake goede- renverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oor- spronkelijke EUR.1-certificaat geldt vanaf die datum.
Artikel 21
Vervanging van certificaten
1. Vervanging van een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 door een of meer andere certificaten is steeds mogelijk, voor zover dit geschiedt door het douanekantoor of de andere bevoegde instanties die met het toezicht op de goederen zijn belast.
2. Het vervangende certificaat wordt met het oog op de toepassing van dit Protocol, met inbegrip van dit artikel, als een definitief certifi- caat inzake goederenverkeer EUR.1 beschouwd.
3. Het vervangende certificaat wordt afgegeven op schriftelijk ver- zoek van degene die de wederuitvoer verricht, nadat de betrokken instanties de door de aanvrager verstrekte gegevens hebben gecontro- leerd. De datum en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden in vak 7 vermeld.
Artikel 22
Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring
1. De in artikel 17, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23;
b. een willekeurige exporteur voor zendingen bestaande uit een of meer colli die produkten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6.000 ecu bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de produkten als van oorsprong in een van de Partijen kan worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit Protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken pro- dukten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgeno- men, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bij- lage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig onder- tekend.
Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verkla- ring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoor- delijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn iden- titeit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de produkten waarop zij betrekking heeft (en in uitzon- derlijke gevallen later). Indien de factuurverklaring wordt opgesteld nadat de produkten waarop zij betrekking heeft bij de douaneautoriteiten van het land van invoer zijn aangegeven, dan moet daarin worden ver- wezen naar de documenten die reeds bij deze autoriteiten zijn ingediend.
Artikel 23
Toegelaten exporteur
1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een expor- teur, hierna ,,toegelaten exporteur’’ genoemd, die veelvuldig produkten verzendt waarop de Overeenkomst van toepassing is en die naar het oor- deel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen biedt in verband met de controle op de oorsprong van de produkten en de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol, vergunning verlenen factuur- verklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken produk- ten.
2. De douaneautoriteiten kunnen aan het verlenen van de status van toegelaten exporteur de door hen nodig geachte voorwaarden verbinden.
3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.
4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de ver- gunning door de toegelaten exporteur.
5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
Artikel 24
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
1. Een EUR.1-certificaat is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.
2. EUR.1-certificaten die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden inge- diend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentie¨le behan- deling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douane- autoriteiten van de Staat van invoer de EUR.1-certificaten aanvaarden wanneer de produkten vo´o´r het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 25
Overlegging van het bewijs van oorsprong
EUR.1-certificaten worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Be-
doelde autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de produkten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane- autoriteiten van de Staat van invoer vastgestelde voorwaarden, gede- monteerde of niet-gemonteerde produkten in de zin van algemene regel
2 a. voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de hoofdstukken XVI en XVII of de nummers 7308 en 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt e´e´n enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27
Vrijstelling van bewijs van de oorsprong
1. Produkten die in kleine zendingen door particulieren aan particu- lieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als produkten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leg- gen, voor zover aan zulke produkten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier C2/CP3 of op een daaraan gehecht blad wor- den gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt be- schouwd de invoer van incidentele aard van produkten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de rei- ziger of de leden van zijn gezin, voor zover noch de aard noch de hoe- veelheid van de produkten op commercie¨le doeleinden wijzen.
3. Voorts mag de totale waarde van deze produkten niet meer bedra- gen dan 500 ecu voor kleine zendingen of 1.200 ecu voor produkten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Bewaring van de bewijsstukken inzake de oorsprong en van de andere bewijsstukken
1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 18, lid 3, bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.
2. De exporteur die een factuurverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde docu- menten gedurende een periode van ten minste drie jaar.
3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1- certificaat afgeven bewaren het in artikel 18, lid 2, bedoelde aanvraag- formulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.
4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1- certificaten die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.
Artikel 29
Verschillen en vormfouten
1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens op het EUR.1-certificaat of de factuurverklaring en de gegevens op de docu- menten die, met het oog op het vervullen van de invoerformaliteiten bij invoer, bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het EUR.1- certificaat of de factuurverklaring hierdoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte produk- ten overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het EUR.1-certificaat of in de factuurverklaring maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 30
In ecu uitgedrukte bedragen
1. Het land van uitvoer stelt de bedragen in zijn nationale valuta vast die gelijk zijn aan de in ecu uitgedrukte bedragen en deelt deze aan de andere Partij mede.
Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de produkten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer.
Indien de produkten gefactureerd zijn in de valuta van een andere Lid- Staat van de Gemeenschap, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.
2. Tot en met 30 april 2000 is de waarde van de in een bepaalde nationale valuta uitgedrukte ecu gelijk aan de waarde van de ecu in die nationale valuta per 1 oktober 1994.
Voor iedere daaropvolgende periode van vijf jaar worden de in ecu uitgedrukte bedragen en hun tegenwaarde in de nationale valuta van de Staten door de Associatieraad herzien aan de hand van de wisselkoers van de ecu op de eerste werkdag in oktober van het onmiddellijk aan die periode van vijf jaar voorafgaande jaar.
Bij deze herziening ziet de Associatieraad erop toe dat de te gebrui- ken bedragen in nationale valuta niet worden verminderd. Voorts zal deze Raad onderzoeken of het wenselijk is de gevolgen van de betref- fende limieten in ree¨le termen te handhaven. Te dien einde kan hij besluiten de in ecu uitgedrukte bedragen te wijzigen.
TITEL VI
REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 31
Toezending van stempelafdrukken en adressen
De douaneautoriteiten van de Lid-Staten en van Israe¨l doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten EUR.1, alsmede de adressen van de douane- autoriteiten die belast zijn met de afgifte van de certificaten inzake goe- derenverkeer EUR.1 en de controle van deze certificaten en de factuur- verklaringen.
Artikel 32
Controle van het bewijs van de oorsprong
1. De EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douane- autoriteiten van de Staat van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken pro- dukten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documen- ten, terug aan de douaneautoriteiten van de Staat van uitvoer, onder ver- melding van de formele of materie¨le redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.
Zij verstrekken bij deze aanvraag om een controle achteraf alle docu- menten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gege- vens op het EUR.1-certificaat of in de factuurverklaring onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Te dien einde zijn zij gerechtigd bewijsmateriaal op te vra- gen en de boeken van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.
4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentie¨le behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de
controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de produkten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd worden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen tien maanden van de resultaten van de controle in kennis gesteld. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrok- ken produkten als produkten van oorsprong beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.
Indien de cumulatiebepalingen van artikel 3, lid 2, en artikel 18, lid 4, werden toegepast, omvat het antwoord een kopie (kopiee¨n) van het certificaat (de certificaten) inzake goederenverkeer of van de factuur- verklaring(en) waarvan werd uitgegaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen de termijn van tien maanden geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gege- vens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de produkten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de algemene tariefpreferenties niet toe, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden.
Artikel 33
Regeling van geschillen
Geschillen ten aanzien van de in artikel 31 bedoelde controles die de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douane- autoriteiten die met deze controle zijn belast niet onderling kunnen rege- len, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol wor- den aan het Comite´ Douanesamenwerking voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van de Staat van invoer van toepas- sing op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douane- autoriteiten van de Staat van invoer.
Artikel 34
Sancties
Tegen een ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel produkten onder de preferentie¨le regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.
Artikel 35
Vrije zones
1. De Lid-Staten van de Gemeenschap en Israe¨l nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat produkten die onder geleide van een
certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden verhandeld en tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen onder- gaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douane- autoriteiten, wanneer produkten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Israe¨l die onder dekking van een EUR.1-certificaat in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of ver- werking met de bepalingen van dit Protocol overeenstemt.
TITEL VII CEUTA EN MELILLA
Artikel 36
Toepassing van het Protocol
1. De in dit Protocol gebruikt term ,,Gemeenschap’’ heeft geen be- trekking op Ceuta en Melilla. Onder ,,produkten van oorsprong uit de Gemeenschap’’ worden geen produkten van oorsprong uit deze gebieden verstaan.
2. Dit Protocol is van overeenkomstige toepassing op produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de in artikel 37 vastgestelde bijzondere voorwaarden.
Artikel 37
Bijzondere voorwaarden
1. De volgende bepalingen zijn van toepassing in plaats van artikel 2 en artikel 3, leden 1 en 2, en de verwijzingen naar deze artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op onderhavig artikel.
2. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, worden beschouwd als:
1. produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen produkten;
b. in Ceuta en Melilla verkregen produkten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a bedoelde produkten zijn gebruikt, mits:
i) deze produkten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toerei- kend zijn in de zin van artikel 5 van dit Protocol, of
ii) deze produkten van oorsprong zijn uit Israe¨l of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, mits zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6 bedoelde ontoe- reikende be- of verwerkingen;
2. produkten van oorsprong uit Israe¨l:
a. geheel en al in Israe¨l verkregen produkten;
b. in Israe¨l verkregen produkten waarin andere dan de onder a bedoelde produkten zijn gebruikt, voor zover:
i) deze produkten een be- of verwerking hebben ondergaan die toe- reikend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol, of voor zover
ii) deze produkten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, mits zij een be- of ver- werking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6 omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.
3. Ceuta en Melilla worden als e´e´n enkel grondgebied beschouwd.
4. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt
,,Israe¨l’’ en ,,Ceuta en Melilla’’ in vak 2 van het certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1. Voor produkten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt het karakter van oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat.
5. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.
TITEL VIII SLOTBEPALINGEN
Artikel 38
Wijziging van het Protocol
De Associatieraad kan besluiten de toepassing van de bepalingen van dit Protocol te wijzigen.
Artikel 39
Comite´ Douanesamenwerking
1. Er wordt een Comite´ Douanesamenwerking ingesteld, dat belast is met de tenuitvoerlegging van de administratieve samenwerking met het oog op de correcte en uniforme toepassing van dit Protocol en dat met elke andere taak op douanegebied kan worden belast.
2. Het Comite´ is samengesteld uit door de Lid-Staten benoemde douanedeskundigen en met douanezaken belaste ambtenaren van de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen enerzijds en met door Xxxxx¨l benoemde douanedeskundigen anderzijds.
Artikel 40
Bijlagen
De bijlagen bij dit Protocol zijn een onderdeel van dit Protocol.
Artikel 41
Uitvoering
De Gemeenschap en Israe¨l nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol.
Artikel 42
Goederen in doorvoer of in opslag
De Overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepa- lingen van dit Protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtre- ding van de Overeenkomst onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Israe¨l tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een EUR.1- certificaat bij de douaneautoriteiten van de Staat van invoer wordt inge- diend dat achteraf door de bevoegde instanties van de Staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.
Voorwoord
Bijlage I
Aantekeningen bij de lijst in Bijlage II
Deze aantekeningen zijn uitsluitend van toepassing op produkten die onder de Overeenkomst vallen.
Aantekening 1
1.1. In de eerste twee kolommen van de lijst wordt het verkregen pro- dukt omschreven. Xxxxx 0 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem en kolom 2 de omschrijving van de volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallende goederen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gege- ven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door ,,ex’’ betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.
1.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het produkt in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepas-
sing op alle produkten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld.
1.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende produkten die onder e´e´n post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtenstreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.
1.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven produkt, kan de exporteur kiezen welke regel – die in kolom 3 of die in kolom 4
– hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.
Aantekening 2
2.1. De be- of verwerking die volgens de regel in kolom 3 is vereist, dient alleen te worden uitgevoerd met betrekking tot de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. De beperkingen die in kolom 3 zijn aangegeven, zijn eveneens slechts van toepassing op de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.
2.2. Wanneer volgens een regel ,,materialen van iedere post’’ mogen worden gebruikt, dan mogen ook materialen van dezelfde post als het produkt worden gebruikt, voor zover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking ,,vervaardiging uit materi- alen van om het even welke post met inbegrip van andere mate- rialen van post ...’’ betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het produkt slechts gebruikt mogen worden als de om- schrijving ervan verschilt van die van het produkt in kolom 2.
2.3. Indien een produkt, vervaardigd van niet van oorsprong zijnde materialen, dat door de vervaardiging de oorsprong heeft verkre- gen krachtens de regel ,,verandering van post’’ of krachtens een regel in de lijst, gebruikt wordt als materiaal bij de vervaardiging van een ander produkt, geldt de regel die van toepassing is op het produkt waarin het is verwerkt daarvoor niet.
Bijvoorbeeld:
Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet meer mag bedragen dan 40% van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ,,ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed’’ van post 7224.
Werd dit smeedijzer in het betrokken land vervaardigd van niet van oorsprong zijnde ingots, dan heeft het smeedijzer reeds oor- sprong verkregen krachtens de regel vermeld in de lijst voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als
materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd ver- vaardigd of niet. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.
2.4. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oor- sprong verlenen. Is volgens de regel het gebruik van niet van oor- sprong zijnd materiaal in een bepaald produktiestadium toege- staan, dan is het gebruik ervan in een vroeger produktiestadium wel, maar in een later produktiestadium niet toegestaan.
2.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een produkt van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.
Bijvoorbeeld:
Volgens de regel voor weefsels van de hoofdstukken ex 50 tot en met 55 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaron- der synthetische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.
2.6. Wanneer volgens een regel in de lijst een produkt van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit even- wel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 5.2 met betrekking tot textielprodukten.)
Bijvoorbeeld:
De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en derivaten daarvan. Minerale zouten, chemicalie¨n en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.
Dit geldt evenwel niet voor produkten die, hoewel zij niet kun- nen worden vervaardigd van het in de lijst genoemde materiaal, vervaardigd kunnen worden uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger produktiestadium.
Bijvoorbeeld:
Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies – zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een derge- lijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vo´o´r garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.
2.7. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materi- alen niet worden overschreden.
Aantekening 3
3.1. De term ,,natuurlijke vezels’’ in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vo´o´r het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term ,,natuurlijke vezels’’ vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.
3.2. De term ,,natuurlijke vezels’’ omvat paardehaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en ander plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.
3.3. De termen ,,textielmassa’’, ,,chemische stoffen’’ en ,,materialen voor het vervaardigen van papier’’ in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.
3.4. De term ,,synthetische en kunstmatige stapelvezels’’ in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige fila- menten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op syn- thetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.
Aantekening 4
4.1. Indien voor een bepaald produkt in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voor- waarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij hun vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10% van het totale gewicht van alle gebruikte basistextiel- materialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 4.3 en 4.4).
4.2. Deze tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde produkten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn ver- vaardigd.
Basistextielmaterialen zijn:
– zijde,
– wol,
– grof haar,
– fijn haar,
– paardehaar (crin),
– katoen,
– papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,
– vlas,
– hennep,
– jute en andere bastvezels,
– sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,
– kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,
– synthetische filamenten,
– kunstmatige filamenten,
– synthetische stapelvezels,
– kunstmatige stapelvezels.
Bijvoorbeeld:
Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (vol- gens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textiel- massa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.
Bijvoorbeeld:
Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthe- tische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (vol- gens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textiel- massa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anders- zins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtsper- centen van het weefsel.
Bijvoorbeeld:
Getuft textielweefsel van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd produkt wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd produkt is, vervaardigd van onder twee verschil- lende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoen- garens zelf gemengde garens zijn.
Bijvoorbeeld:
Indien het betrokken getufte textielweefsel is vervaardigd van
katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende soorten basistextielmateriaal en is het getufte textielweefsel bij- gevolg een gemengd produkt.
Bijvoorbeeld:
Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als van katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd produkt omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later produktiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voor zover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10% van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit produktiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voor zover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.
4.3. In het geval van weefsels die garens bevatten, ,,gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld’’, bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20%.
4.4. In het geval van weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is beves- tigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen ten hoogste 30%.
Aantekening 5
5.1. Wordt voor een bepaald produkt in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende gecon- fectioneerde produkten, worden gebruikt voor zover zij onder een andere post vallen dan het produkt en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8% van de prijs af fabriek van het produkt.
5.2. Materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld kunnen vrij worden gebruikt, of ze nu textiel bevatten of niet.
Bijvoorbeeld:
Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textiel- artikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit,
omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook tex- tiel.
5.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de bereke- ning van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oor- sprong zijn.
Aantekening 6
6.1. Onder ,,aangewezen behandeling’’ in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan:
x. xxxxx¨mdistillatie,
b. herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde split- sing1),
c. kraken,
d. reforming,
e. extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,
f. een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavel- zuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,
g. polymeriseren,
x. xxxxxxxxx,
i. isomeriseren.
6.2. Onder ,,aangewezen behandeling’’ in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 wordt verstaan:
x. xxxxx¨mdistillatie,
b. herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde split- sing,
c. kraken,
d. reforming,
e. extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,
f. een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavel- zuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,
1) Zie aanvullende aantekening 4 b bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.
g. polymeriseren,
x. xxxxxxxxx, ij. isomeriseren,
k. uitsluitend voor de zware olie¨n van post ex 2710: ontzwave- len met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavel- gehalte van de behandelde produkten met ten minste 85% wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T),
l. uitsluitend voor de produkten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,
m. uitsluitend voor de zware olie¨n van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250°C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeerolie¨n van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld ,,hydrofinishing’’ of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,
n. uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische dis- tillatie, mits deze produkten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30% van het volume ervan overdistilleren bij 300°C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,
o. uitsluitend voor andere zware olie¨n dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfre- quente glimontlading.
6.3. In de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verleend door eenvou- dige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplit- sen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van produkten met uit- eenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelin- gen of soortgelijke behandelingen.
Bijlage II
Be- of verwerkingen die materialen die niet van oorsprong zijn het karakter van produkt van oorsprong verlenen
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of (4) | |
Hfdst. 01 ex Hfdst. 02 0201 0202 0206 0210 ex Hfdst. 03 0302 t/m 0305 ex 0306 | Levende dieren Vlees en eetbare slachtafval- len, met uitzondering van de produkten van de posten 0201, 0202, 0206 en 0210, waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet Vlees van runderen, vers of gekoeld Vlees van runderen, bevroren Eetbare slachtafvallen van runderen, van varkens, van schapen, van geiten, van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren Vlees en eetbare slachtafval- len, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie Vis en schaaldieren, week- dieren en andere ongewer- velde waterdieren Vis, met uitzondering van levende vis Schaaldieren, met uitzonde- ring van levende schaaldie- ren | 1) Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van vlees van runderen, bevroren, bedoeld bij post 0202 Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van vlees van runderen, vers of gekoeld, bedoeld bij post 0201 Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van hele dieren bedoeld bij de posten 0201 t/m 0205 Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van vlees en slachtafval- len bedoeld bij de posten 0201 t/m 0206 en 0208 of levers van pluimvee bedoeld bij post 0207 1) Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen moeten zijn |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of (4) | |
ex 0307 ex Hfdst. 04 0402 0404 t/m 0406 0403 0407 0408 0000 | Xxxxxxxxxx; andere onge- wervelde waterdieren dan schaaldieren en weekdieren met uitzondering van levende weekdieren Melk en zuivelprodukten met uitzondering van de produkten van de posten 0402; 0403; 0404 t/m 0406; eetbare produkten van dier- lijke oorsprong, niet genoemd noch elders onder begrepen Melk en zuivelprodukten Karnemelk, gestremde melk en room, yoghurt, kefir en andere gegiste of aange- zuurde melk en room, ook indien ingedikt, met toege- voegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao Vogeleieren, in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt Vogeleieren uit de schaal en eigeel, vers, gedroogd, gestoomd of in water gekookt, in een bepaalde vorm gebracht, bevroren of op andere wijze verduur- zaamd, ook indien met toe- gevoegde suiker of andere zoetstoffen Natuurhonig | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van melk of room van de post 0401 of 0402 Vervaardiging waarbij: – alle gebruikte materia- len van hoofdstuk 4 geheel en al verkregen moeten zijn – alle gebruikte vruchtensappen (met uitzondering van vruchtensappen van ananassen, lemmetjes, pompelmoezen of pomelo’s) bedoeld bij post 2009 geheel en al verkregen moeten zijn en – de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt 1) Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post met uitzondering van vogeleieren bedoeld bij post 0407 1) |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
ex Hfdst. 05 | Andere produkten van dier- lijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen met uitzondering van de produkten van de posten ex 0502, ex 0506, waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet Bereid haar van varkens en van wilde zwijnen Beenderen en hoornpitten, ruw Levende planten en produk- ten van de bloementeelt Groenten, planten, wortels en knollen voor voedings- doeleinden, met uitzonde- ring van de posten 0710 t/m 0713 waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet Groenten, bevroren, gedroogd, of voorlopig ver- duurzaamd, met uitzonde- ring van de posten ex 0710 en ex 0711 waarvoor de regels hierna zijn uiteenge- zet Suikerma¨ıs (ook indien gestoomd of in water gekookt), bevroren Suikerma¨ıs, voorlopig ver- duurzaamd Fruit, schillen van citrus- vruchten en van meloenen, met uitzondering van de produkten van de posten 0811, 0812, 0813, 0814, waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen: – met toegevoegde suiker | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld | |
ex 0502 ex 0506 Hfdst. 06 | Reinigen, ontsmetten, sorteren en rechtstrijken van haar Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 2 geheel en al verkregen moeten zijn 1) | ||
ex Hfdst. 07 | 1) | ||
ex 0710 t/m 0713 | Vervaardiging waarbij de gebruikte groenten geheel en al verkregen moeten zijn | ||
ex 0710 | Vervaardiging uit suiker- ma¨ıs, vers of gekoeld | ||
ex 0711 ex Hfdst. 08 | Vervaardiging uit suiker- ma¨ıs, vers of gekoeld 1) | ||
0811 | |||
Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
0812 | – andere Vruchten, voorlopig ver- duurzaamd (bij voorbeeld door middel van zwaveldi- oxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduur- zamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toege- voegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie Vruchten, andere dan bedoeld bij posten 0801 t/m 0806, gedroogd; mengsels van noten of gedroogde vruchten, bedoeld bij dit hoofdstuk Schillen van citrusvruchten en van meloenen (waterme- loenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduur- zamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toege- voegd Koffie, thee, mate´ en spece- rijen, met uitzondering van de kruidenmengsels van post 0910, waarvoor de regel hieronder uiteen wordt gezet Kruidenmengsels bedoeld in aantekening 1 b) van hoofd- stuk 09 Granen Produkten van de meel- industrie, mout, zetmeel, gluten, inuline, met uitzon- dering van post ex 1106 waarvoor de regels hierna zijn uiteengezet Meel en gries, van gedroogde zaden van peul- groenten bedoeld bij post 0713 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten geheel en al verkregen moeten zijn | |
0813 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten geheel en al verkregen moeten zijn | ||
0814 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte vruchten geheel en al verkregen moeten zijn | ||
Hfdst. 09 | 1) | ||
ex 0910 Hfdst. 10 ex Hfdst. 11 ex 1106 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld 1) Vervaardiging waarbij de groenten, granen, knollen en wortels van post 0714, of de vruchten die hierbij zijn gebruikt, geheel en al verkregen moeten zijn Drogen en malen van peulgroenten bedoeld bij post 0708 |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
Hfdst. 12 | Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en geneeskundig gebruik; stro en voeder, met uitzondering van meel van oliehoudende zaden en vruchten van post 1208 waarvoor de regel hieronder uiteen wordt gezet1) Meel van oliehoudende zaden en vruchten, ander dan mosterdmeel Gommen, harsen en andere plantesappen en planten- extracten met uitzondering van de produkten van post 1301 Gomlak (schellak); gommen, harsen, gomharsen en balsems, van natuurlijke oorsprong Stoffen voor het vlechten en andere produkten van plant- aardige oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen Vetten en olie¨n (dierlijke en plantaardige) en dissociatie- produkten daarvan; bewerkt spijsvet, was van dierlijke of van plantaardige oor- sprong, met uitzondering van de produkten van de posten 1501; 1502; 1504; ex 1505; 1506; ex 1507 t/m 1515; ex 1516; ex 1517 en ex 1519 waarvoor de regels hieronder zijn uiteengezet Reuzel; ander varkensvet en vet van gevogelte, gesmol- ten, ook indien geperst of met behulp van oplosmidde- len gee¨xtraheerd: | 1) Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 1301 niet meer bedraagt dan 50% van de prijs af fabriek van het produkt 1) Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld | |
1208 | |||
ex Xxxxx. 00 | |||
0000 | |||
Xxxxx. 14 | |||
ex Xxxxx. 00 | |||
0000 |
XX-xxxx | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
– Beendervet of afvalvet | Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van materialen van post 0203, 0206 of 0207 of van beenderen bedoeld bij post 0506 Vervaardiging uit vlees of eetbare slachtafvallen van varkens bedoeld bij post 0203 of 0206 of uit vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee bedoeld bij post 0207 Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met uitzondering van materialen van post 0201, 0202, 0204 of 0206 of van beenderen bedoeld bij post 0506 Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van hoofdstuk 2 geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1504 Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van hoofd- stukken 2 en 3 geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging uit ruw wolvet bedoeld bij post 1505 | ||
– ander | |||
1502 | Rund-, schape- of geitevet, ruw of gesmolten, ook indien geperst of met behulp van oplosmiddelen gee¨xtra- heerd – Beendervet of afvalvet | ||
– ander | |||
1504 | Vetten en olie¨n, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd – vaste fracties van olie¨n en vetten van vis en van olie¨n en vetten van zee- zoogdieren | ||
– ander | |||
ex 1505 | Geraffineerde lanoline | ||
1506 | Andere dierlijke vetten en olie¨n, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffi- neerd, doch niet chemisch gewijzigd: |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
– vaste fracties – andere | Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met inbegrip van andere materialen bedoeld bij post 1506 Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke materialen van hoofdstuk 2 geheel en al verkregen moeten zijn | ||
ex 1507 t/m 1515 | |||
Plantaardige vette olie¨n, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewij- zigd: – vaste fracties, met uitzon- dering van die van jojo- baolie – andere, met uitzondering van: – Tungolie, myricawas en japanwas – Olie¨n voor ander tech- nisch of industrieel gebruik dan voor de ver- vaardiging van produkten voor menselijke consump- tie Dierlijke en plantaardige vetten en olie¨n, alsmede fracties daarvan, opnieuw veresterd, ook indien geraf- fineerd, doch niet verder bereid Vloeibare mengsels, voor menselijke consumptie, van plantaardige olie¨n bedoeld bij de posten 1507 t/m 1515 Industrie¨le vetalcoholen met het karakter van kunstwas Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze produkten, voor men- selijke consumptie Andere bereidingen en con- serven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed | |||
Vervaardiging uit andere materialen van de posten 1507 t/m 1515 Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaar- dige materialen geheel en al verkregen moeten zijn | |||
ex 1516 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte dierlijke en plantaardige materialen geheel en al verkregen moeten zijn | ||
ex 1517 ex 1519 1601 | Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaar- dige materialen geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met inbegrip van vetzuren bedoeld bij post 1519 Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1 | ||
1602 | Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1 |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of (4) | |
1603 1604 1605 ex 1701 ex 1701 1702 | Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaal- dieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaar- surrogaten bereid uit kuit Bereidingen en conserven van schaaldieren, van week- dieren of van andere onge- wervelde waterdieren Rietsuiker en beetwortel- suiker, alsmede chemisch zuivere saccharose, in vaste vorm, niet gearomatiseerd of met toegevoegde kleur- stoffen Rietsuiker en beetwortel- suiker, alsmede chemisch zuivere saccharose, in vaste vorm, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstof- fen Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomati- seerd en zonder toege- voegde kleurstoffen; kunst- honig, ook indien met natuurhonig vermengd; karamel: – chemisch zuivere maltose en chemisch zuivere fructose (levulose) – andere suiker, in vaste vorm, gearomatiseerd of met toegevoegde kleur- stoffen | Vervaardiging uit dieren bedoeld bij hoofdstuk 1; alle gebruikte vis, schaal- dieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren moeten evenwel geheel en al ver- kregen zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte vis of kuit geheel en al verkregen moet zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte schaaldie- ren, weekdieren of andere ongewervelde waterdie- ren geheel en al verkre- gen moeten zijn Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt Vervaardiging uit materi- alen van eender welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1702 Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt |
GS-post | Omschrijving | Oorsprongverlenende be- of verwerkingen | |
(1) | (2) | (3) of | (4) |
– andere | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen geheel en al verkregen moeten zijn Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt worden ingedeeld, op voorwaarde dat de waarde van alle gebruikte materialen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld 1) Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan het produkt moeten zijn ingedeeld, op voor- waarde dat de waarde van alle gebruikte materi- alen van hoofdstuk 17 niet meer bedraagt dan 30% van de prijs af fabriek van het produkt | ||
ex 1703 | Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstof- fen | ||
ex 1703 1704 | Melasse verkregen bij de extractie of de raffinage van suiker, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) | ||
ex Hfdst. 18 1801 1806 | Cacao en bereidingen daarvan met uitzondering van de produkten van de posten 1801 en 1806, waarvoor de regels hieron- der zijn uiteengezet Cacao en bonen, ook indien gebroken, al dan niet gebrand Chocolade en andere berei- dingen voor menselijke con- sumptie die cacao bevatten |