Convenant Duurzame Voertuigen en Brandstoffen in de Reinigingsbranche
Convenant Duurzame Voertuigen en Brandstoffen in de Reinigingsbranche
Status: definitief
Datum: 21 maart 2019
Convenant Duurzame Voertuigen en Brandstoffen in de Reinigingsbranche
Ondergetekenden:
• De directeur Duurzame Mobiliteit van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, xxxxxxx X. xxx Xxxxx, ten deze handelend als bestuursorgaan ‘Rijksoverheid’.
Hierna te noemen: Infrastructuur en Waterstaat.
• Gemeente ‘s Hertogenbosch
• Gemeente Rotterdam
• Gemeente Amsterdam
• Gemeente Tilburg
• Gemeente Groningen
• Gemeente Den Haag
Hierna gezamenlijk te noemen: de Gemeenten
• Publieke Partij Circulus-Berkel B.V.
• Publieke Partij Avalex BVO
• Publieke Partij Haagse Milieuservice NV
• Publieke Partij Buha bv.
Hierna gezamenlijk te noemen: de Publieke Partijen
• Bedrijf Pitpoint B.V.
• Bedrijf Baetsen-Groep
• Bedrijf WaterstofNet vzw
• Bedrijf VDL Translift B.V.
• Bedrijf X.X Xxxxxxxxxx bv hodn Holthausen Clean Technology Hierna gezamenlijk te noemen: de Private Partijen
• Brancheorganisatie Coöperatieve Vereniging Midwaste Hierna gezamenlijk te noemen: de Brancheorganisaties
Hierna gezamenlijk te noemen ‘Partijen’ of ieder voor zich ‘Partij’
Begripsbepalingen:
• Reinigingsbranche De branche die zich bezig houdt met het reinigen van de publieke ruimte en
het ophalen en inzamelen van huishoudelijk afval.
• Reinigingsvoertuigen Voertuigen die worden ingezet voor het reinigen van de publieke ruimte van
een gemeente en/of het ophalen en inzamelen van huishoudelijk afval in een gemeente.
• Duurzame brandstoffen Duurzame vloeibare en gasvormige biobrandstoffen, waarvoor garanties van
oorsprong worden afgegeven1, te gebruiken als overbrugging naar volledig Zero Emissie.
• Drop-in-fuel Een duurzame brandstof die een fossiele brandstof direct kan
vervangen zonder aanpassing aan het voertuig.
• Zero Emissie/emissievrij: ‘Zero Emissie’ of ‘emissievrij’ geeft aan dat een voertuig geen vervuilende
uitstoot bij de uitlaat heeft. Dit is dus gerekend van energieopslag in het
1 Dit omvat tweede generatie biodiesel, met als bekend type brandstof HVO (Hydrotreated Vegetable Oil). Daarnaast BIO-CNG (groen gas) en BIO-LNG.
Overwegende dat:
voertuig tot en met de aandrijving (Tank-to-Wheel geheten). In de praktijk houdt dit in dat een Zero Emissie voertuig dan wel batterij-elektrisch dan wel waterstof-elektrisch aangedreven wordt.
1. Een transitie naar duurzame mobiliteit noodzakelijk is om de in klimaatdoelstellingen afgesproken reductie van broeikasgasemissies te halen.
a. Overheden, bedrijfsleven en belangenorganisaties hebben in september 2013 onder begeleiding van de SER het Energieakkoord voor Duurzame Groei getekend. Daarin is als doel gesteld om in 2050 een reductie van broeikasgasemissies van de mobiliteits- en transportsector te bereiken van 60% ten opzichte van 1990.
b. Als vervolg hierop is in juni 2014 de Brandstofvisie met LEF opgesteld. Deze visie zet in op elektrische aandrijving (batterij en waterstof) voor wegvervoer, voor segmenten waar dat mogelijk is. Duurzame brandstoffen worden ingezet als transitiebrandstof en in segmenten waar elektrische aandrijving niet mogelijk is. Voor de Reinigingsbranche wordt verwacht dat op termijn elektrische aandrijving mogelijk wordt.
c. Tijdens de Klimaattop in Parijs (COP21) in december 2015 hebben 195 landen unaniem gestemd voor de doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 graden Celsius in het jaar 2100, met het streven dit niet meer te laten zijn dan 1,5 graden Celsius. In het regeerakkoord van het kabinet Xxxxx XXX is daarom de nationale doelstelling aangescherpt van 60% emissiereductie naar 95% emissiereductie in 2050 voor de mobiliteits- en transportsector.
d. In het ontwerp van het klimaatakkoord van 21 december 2018 is opgenomen dat gemeenten, provincies, energieproducenten, de Rijksoverheid en het bedrijfsleven begin 2019 een convenant voor zero-emissie reinigingsvoertuigen zullen uitwerken, inclusief tijdpad. Hierin is ook opgenomen dat provincies en gemeenten samenwerken om te zorgen dat daar waar nodig in de Regionale Energie Strategieën in de behoefte aan duurzame energie voor duurzaam transport wordt voorzien.
2. Op grond van de Richtlijn schone en energiezuinige wegvoertuigen [RICHTLIJN 2009/33/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD] hebben lidstaten regels opsteld op grond waarvan aanbestedende diensten, aanbestedende entiteiten en bepaalde exploitanten bij de aankoop van wegvoertuigen rekening houden met energie- en milieueffecten tijdens de volledige levensduur, met inbegrip van energieverbruik en CO2-uitstoot en de uitstoot van bepaalde verontreinigende stoffen, teneinde de markt voor schone en energiezuinige voertuigen te bevorderen en de bijdrage van de vervoerssector aan het milieu-, klimaat- en energiebeleid van de Europese Gemeenschap te verbeteren.
3. Op grond van de Richtlijn infrastructuur alternatieve brandstoffen [RICHTLIJN 2014/94/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD] zijn overheden verplicht de uitrol van infrastructuur voor alternatieve energiedragers voor transport te bevorderen.
4. Het Rijk en decentrale overheden zich middels het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit inspannen voor het terugdringen van de uitstoot van fijnstof en stikstofoxiden ter verbetering van de luchtkwaliteit. De transitie naar Zero Emissie voertuigen en Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche draagt bij aan het terugdringen van deze schadelijke uitstoot.
5. Gemeenten en Publieke Partijen een cruciale rol spelen in de Reinigingsbranche, als opdrachtgever en uitvoerder van een groot gedeelte ervan, waardoor zij invloed hebben middels de aanbestedingen en uitvoering die zij doen. Bovendien kunnen gemeenten een faciliterende rol innemen (bijvoorbeeld ten aanzien van laad- of tankinfrastructuur) richting vervoerders die binnen bestaande contracten – zonder deze open te breken – Zero Emissie willen toepassen of uitbreiden.
6. Gemeenten en Publieke Partijen hun verantwoordelijkheid willen nemen door een belangrijke stap te zetten in de transitie naar Zero Emissie voertuigen en Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche. Zij realiseren zich dat andere partijen ook betrokken zijn bij deze transitie, en hebben de wens deze partijen te betrekken.
7. Verduurzaming van mobiliteit gericht kan zijn op verschillende aspecten zoals het materieel, het gedrag van de chauffeur, efficiëntie van de ritplanning. Al deze vormen leveren een bijdrage aan de klimaatdoelstellingen. Dit akkoord focust zich op de transitie naar Zero Emissie voertuigen.
8. Er een grote wens is voor een gezamenlijke doelstelling – gedeeld door zowel overheden als marktpartijen – die de benodigde ontwikkelingen kan aanjagen door duidelijkheid te verschaffen richting de toekomst, zoals in het geval van bussen in het bestuursakkoord Zero Emissie Regionaal Openbaar Vervoer per Bus en in het geval van doelgroepenvervoer in het Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer.
9. Gezamenlijke actie gewenst is om belemmeringen, die een grootschalige toepassing van Zero Emissie voertuigen in de Reinigingsbranche in de weg staan, weg te nemen. Enkele belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: de beschikbaarheid en kosten van Zero Emissie voertuigen, de
beschikbaarheid van laad- en tank infrastructuur, en de afschrijvingstermijnen van de bestaande voertuigen.
10. Gemeenten en Publieke Partijen met dit Convenant een signaal afgeven aan de markt: de Reinigingsbranche ontwikkelt zich richting Zero Emissie. Dit perspectief biedt duidelijkheid en richting aan marktpartijen, waarop zij kunnen acteren, onder andere met betrekking tot de ontwikkeling van voertuigen. Hierdoor draagt dit convenant bij aan het doorbreken van de ‘kip-ei situatie’ rondom de beschikbaarheid van Zero Emissie voertuigen.
11. De afval- en reinigingssector een relatie heeft met de stadslogistieksector wat betreft de voertuigen: in beide sectoren is er vraag naar Zero Emissie voertuigen. Dit kan synergievoordelen opleveren, wat de transitie in beide sectoren kan versnellen. In de stadslogistieksector is de Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek gesloten om die transitie te versnellen.
14. In 2025 in 40 steden in Nederland Zero Emissiezones zullen worden ingevoerd. De Reinigingsvoertuigen die na 2025 rijden in die Zero Emissiezones zullen moeten voldoen aan de eisen die in die zones gelden.
Spreken het volgende af:
Artikel 1: Doelstelling
1. Partijen leggen in dit Convenant afspraken vast om invulling te geven aan de doelstelling, zoals aangeduid in lid 2.
2. Partijen komen overeen dat zij gezamenlijk streven naar de volgende doelstelling: vanaf 1 januari 2030 zijn de nieuw aan te schaffen Reinigingsvoertuigen waarvoor ondertekenende partijen direct verantwoordelijk zijn, volledig emissievrij , of zoveel eerder als mogelijk.
a. Tussendoelstellingen:
i. Gemeenten en Publieke Partijen maken een Plan van Aanpak uiterlijk 1 jaar na ondertekening van dit Convenant, waarin beschreven staat hoe de in de onderdelen ii tot en met iv genoemde tussendoelstellingen gerealiseerd worden;
ii. Uiterlijk 1 jaar na het gereedkomen van het Plan van Aanpak, of eerder waar mogelijk, rijden nieuw aan te schaffen Reinigingsvoertuigen Zero Emissie of op een Duurzame brandstof. Reinigingsvoertuigen rijdend op fossiele brandstoffen gaan waar mogelijk over op een Duurzame brandstof of Drop-in-Fuel.
iii. Vanaf 1 januari 2025, of eerder waar mogelijk, worden reinigingsvoertuigen nog rijdend op fossiele brandstoffen of Drop-in-Fuels uitgefaseerd.
iv. Vanaf 1 januari 2030, of eerder waar mogelijk, zijn alle nieuw aan schaffen Reinigingsvoertuigen Zero Emissie. Reinigingsvoertuigen rijdend op een Duurzame brandstof worden uitgefaseerd.
3. Partijen spannen zich in voor het verwezenlijken van de in lid 2 genoemde doelstelling. Hierbij gelden de volgend uitgangspunten:
b. Partijen werken samen aan de beschikbaarheid van Zero Emissie reinigingsvoertuigen en het verlagen van de Total Cost of Ownership (TCO). Uitgangspunt is dat in de periode 2025 - 2029 genoeg voertuigen beschikbaar zijn en de TCO gelijk wordt aan die van een conventioneel voertuig.
4. Partijen maken op basis van dit Convenant afspraken over samenwerking, zowel onderling als met derden, om de doelstelling te bereiken.
Artikel 2: Principe van samenwerking
1. Partijen onderschrijven dat (onderlinge) samenwerking op de navolgende gebieden meerwaarde heeft in het kader van de genoemde gezamenlijke doelstelling:
a. Schaalvoordeel: Partijen bundelen waar mogelijk hun behoeften en vragen (producten, diensten, onderzoek) richting de markt. Zo kan de markt gerichter worden uitgedaagd en reageren op de gezamenlijke doelstelling.
b. Kennisontwikkeling en -deling: Partijen maken zo veel als mogelijk gebruik van bestaande kennis, ontwikkelen nieuwe kennis in onderlinge afstemming en dragen actief bij aan de
c. Samenwerking met de sector: om de in dit Convenant overeengekomen doelstelling te bereiken, wordt gestreefd naar samenwerking met andere partijen in de sector, waaronder in ieder geval de partijen uit dit Convenant.
Artikel 3: Bijdragen en activiteiten
1. Gemeenten en Publieke Partijen zorgen uiterlijk 1 jaar na ondertekening van dit Convenant voor een Plan van Aanpak voor de transitie naar Zero Emissie Reinigingsvoertuigen en het gebruik van Duurzame brandstoffen waarin doelstellingen zoals beschreven onder artikel 1 en principes van samenwerking onder artikel 2 worden uitgewerkt. Het plan van aanpak bevat in ieder geval een lijst met alle Reinigingsvoertuigen en afschrijvingstermijnen en een voorstel voor het vervangende Reinigingsvoertuig of type brandstof. 2
2. Infrastructuur en Waterstaat draagt bij aan de doelstelling door een bijdrage te leveren op verschillende gebieden, zoals beschreven in leden 2a tot en met 2d.
a. Financiering vervolgfase
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zal de uitrol van Zero Emissie voertuigen in de Reinigingsbranche faciliteren door een vervolgfase op dit Convenant mede te financieren en te voorzien in een (tijdelijke) secretariaatsfunctie c.q. coördinatiemechanisme op het gebied van Zero Emissie Reinigingsvoertuigen. Daarnaast neemt een vertegenwoordiger van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ook actief deel aan deze coördinatie.
b. Regelingen en financieringsmogelijkheden
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat draagt bij aan de uitrol van Zero Emissie voertuigen in de Reinigingsbranche middels verschillende regelingen en financieringsmogelijkheden die bijvoorbeeld ingezet kunnen worden voor voertuigen en laad- of tankinfrastructuur, zoals de DKTI-regeling, Green Deal Zero Emissie Stadslogistiek, het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit 2018, en de klimaatenvelop-gelden in het kader van het Integraal Nationaal Energie en Klimaat plan (INEK).
c. Betrekken van andere opdrachtgevers
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat draagt bij aan het versnellen van de transitie door andere opdrachtgevers in de Reinigingsbranche actief te benaderen, te informeren en aan te sporen zich aan te sluiten bij het Convenant. Het gaat hierbij om zowel publieke opdrachtgevers (zoals gemeenten, gemeentelijke samenwerkingsverbanden), als om private opdrachtgevers.
d. Wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving
3. Infrastructuur en Waterstaat, Gemeenten en Publieke Partijen sluiten binnen een jaar na ondertekening van dit Convenant een Bestuursakkoord waarin de doelen, afspraken en procedures over de onderlinge samenwerking voor de periode na 2020 worden vastgelegd.
4. Private Partijen steunen de doelstellingen, zoals beschreven onder artikel 1 en principes van samenwerking onder artikel 2 en zetten zich vanuit hun eigen rol actief in om de transitie te versnellen, onder meer door kennis te delen en drempels weg te nemen. Dit bevat in ieder geval het delen van data voor onder meer TCO berekeningen en het bereiken van verbeteringen daarin, waarbij de data op verzoek geanonimiseerd of geaggregeerd wordt gemaakt in verband met bedrijfsgevoeligheid.
Artikel 4: Thema’s
1. Naast de in artikel 3 beschreven bijdragen en activiteiten onderkennen Partijen dat er in een transitie veel onzekerheid is, dat er acties nodig kunnen zijn die op dit moment nog niet te voorzien zijn, en dat er dus flexibiliteit nodig is.
2. Partijen onderschrijven dat zij daarom gezamenlijk de te nemen stappen moeten verkennen, wat onderlinge afstemming vereist. Om deze onderlinge afstemming te vergemakkelijken zijn onder leden 2a tot en met 2d thema’s benoemd die aandacht behoeven om de doelstelling te behalen. Aangezien de wagenparken met Reinigingsvoertuigen per contract verschillende kenmerken hebben, heeft elke Partij de keuze om zich naar eigen inzicht te richten op een of meerdere thema’s.
a. Ontwikkelen en delen van kennis en ervaring
2 De individuele plannen van aanpak worden, met respect voor de verhouding tussen de aanbestedende partijen en de leveranciers, individueel uitgewerkt.
Er zijn veel onduidelijkheden omtrent Zero Emissie voertuigen en gebruik van Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche en de transitie er naartoe. Sommige kennis zal speciaal ontwikkeld moeten worden, maar Partijen doen ook veel kennis en ervaring op door Zero Emissie voertuigen en Duurzame brandstoffen in de praktijk toe te passen. Het gaat daarbij om de fasen van uitvraag tot en met gebruik. Het is van belang dat deze kennis en ervaring gedeeld wordt, zodat anderen daarop kunnen voortbouwen. Een voorbeeld hiervan is het delen van een aanbestedingssystematiek en -documentatie voor de aanschaf van duurzame voertuigen en brandstoffen.
b. Kosten, baten en financiering
Veel partijen hebben een grote behoefte aan inzicht in zowel de kosten van Zero Emissie voertuigen en gebruik van Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche, als de baten (uitstootvermindering en wat dat oplevert). Duidelijkheid over deze kosten en baten, bij voorkeur vanuit het perspectief van Total Cost of Ownership (TCO), en de ontwikkeling ervan richting de toekomst draagt bij aan het versnellen van de transitie, evenals inzicht in mogelijke (nieuwe) financieringsvormen.
c. Beleid, wet- en regelgeving
Beleid en wet- en regelgeving kunnen barrières vormen in de transitie naar Zero Emissie voertuigen en Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche. Door deze barrières weg te nemen kan de transitie versneld worden. Ook kunnen beleidsmaatregelen stimulerend werken.
d. Organisatie
– bijvoorbeeld mensen met kennis van laad- of tankinfrastructuur.
Artikel 5: Organisatie
1. Om de doelstelling van dit Convenant te behalen is gecoördineerde actie nodig. Coördinatie vindt plaats middels het principe van netwerksturing. In leden 2 en 3 wordt dit verder toegelicht.
3. Zoals benoemd in artikel 3 lid 2a voorziet Infrastructuur en Waterstaat in de financiering van een secretariaatsfunctie. Deze secretariaatsfunctie behelst het procesmanagement rondom het Convenant Duurzame Voertuigen en Brandstoffen in de Reinigingsbranche, en omvat onder andere:
a. Het bieden van een eerste aanspreekpunt.
b. Het afstemmen met de ondertekenaars van het Convenant over de knelpunten en te ondernemen activiteiten in de transitie naar Zero Emissie voertuigen en Duurzame brandstoffen in de Reinigingsbranche. Deze afstemming zal onder andere gebeuren via bijeenkomsten.
c. Het behouden van overzicht van de knelpunten en te ondernemen activiteiten en het aanjagen van deze activiteiten.
Artikel 6: Monitoring
De voortgang ten aanzien van de doelstelling wordt jaarlijks gemonitord. De resultaten hiervan zullen openbaar zijn. De precieze vorm van monitoring wordt nog door Partijen overeengekomen.
Artikel 7: Slotbepalingen
1. De afspraken in dit Convenant treden in werking met ingang van de dag na ondertekening en lopen tot en met 2030.
2. Partijen komen overeen dat afspraken in dit Convenant niet in rechte afdwingbaar zijn.
3. Nieuwe partijen kunnen toetreden tot dit Convenant. Hiertoe maakt een partij die wenst toe te treden haar verzoek schriftelijk bekend bij het secretariaat zoals omschreven in artikel 5 lid 3. In dit verzoek zegt de nieuwe partij toe om zich aan te sluiten bij één of meerdere bijdragen of activiteiten, of om zelf een aanvullende bijdrage te leveren of een aanvullende activiteit te ondernemen.
4. Indien een der Partijen wenst de afspraken in dit Convenant niet voort te laten duren, dan kan deze Partij door middel van schriftelijke opzegging haar deelname beëindigen. Uitgangspunt daarbij is dat overige Partijen in dat geval het Convenant continueren.
5. Het Convenant zal openbaar gemaakt worden.
Aldus overeengekomen en ondertekend te Amersfoort op 21 maart 2019
……………………………………………..……………………………………………..………………………………………
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Gemeente Den Haag
Baetsen-Groep
Xxxxxxxx xxx Xxxxx
Directeur Duurzame Mobiliteit
Gemeente ‘s Hertogenbosch
Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx Wethouder Duurzaamheid en Energietransitie
Circulus-Berkel B.V.
Xxxx xxx Xxxxxxxxx, Directeur
WaterstofNet vzw
X.X.X. (Xxx) Xxxxxx Wethouder Financiën, Economie en ICT
Gemeente Rotterdam
Xxxx Xxxxxxxx Adjunct Directeur
Avalex BVO
Xxxxx Xxxxxxx Directeur
VDL Translift B.V.
Xxxxx Xxxx
Directeur cluster Stadsbeheer
Gemeente Amsterdam
de heer V.G.J. xxx Xxxxxxx Secretaris-directeur a.i.
Haagse Milieuservice NV
Xxxxxx Xxxxxxxxxxx Directeur verkoop
X.X Xxxxxxxxxx bv
Xxxx xxx Xxxxx teamleider wagenpark
Gemeente Tilburg
Xxxxx Xxxxx Directeur
Buha bv.
Xxxx Xxxxx
Holthausen Clean Technology Directeur business development
M.A.J. Linde
Directeur Duurzame Stad
de xxxx X. xx Xxxxx Directeur
Gemeente Groningen
Pitpoint B.V.
Coöperatieve Vereniging Midwaste
mevr. G. Xxxxxx Wethouder verantwoordelijk voor:
Stadsbeheer & Reiniging
mevrouw M.J.G.W. Versleijen Managing Director Nederland
Xxxxx Xxxxxxxx Manager inkoop