Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
Xxxxxxxxxxx 0 Xxx Xxxx Xxxxxxx 00000
0000 XX Xxx Xxxx
Ons kenmerk
ANVS-PP-2022/0093157-08
Datum 5 juli 2023
Betreft Kernenergiewet vergunning
Ontwerp:
KERNENERGIEWETVERGUNNING VERLEEND AAN NORIT NEDERLAND B.V. VOOR HET VERRICHTEN VAN HANDELINGEN MET RADIOACTIEVE STOFFEN EN MATERIALEN MET VAN NATURE VOORKOMENDE RADIONUCLIDEN
DE AUTORITEIT NUCLEAIRE VEILIGHEID EN STRALINGSBESCHERMING
Pagina 1 van 19
Inhoudsopgave
1.1 Vergunning
Aan Norit Nederland B.V. (hierna Norit) gevestigd te Amersfoort wordt, krachtens artikel 29 van de Kernenergiewet (Kew) en de artikelen 3.5 en 3.8, eerste lid van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Bbs), voor onbepaalde tijd voor onderdeel A en een periode tot en met 31 december 2024 voor onderdeel B conform de aanvraag vergunning verleend voor:
A. MATERIALEN MET VAN NATURE VOORKOMENDE RADIONUCLIDEN
Het verrichten van handelingen ten behoeve van de productie van actieve kool, binnen de locatie van Norit, gelegen aan Xxxxxx Xxxxxxxxxxx 00 xx Xxxxxxx, met materialen met van nature voorkomende radionucliden (NORM), binnen de volgende omvang:
1. Het voorhanden hebben van NORM:
a. in de vorm van de thorium-232 reeks met activiteitsconcentratie van maximaal 25 kilobecquerel per kilogram (kBq/kg) en een gezamenlijke activiteit van maximaal 3 gigabecquerel (GBq);
b. ten behoeve van het gecontroleerd tijdelijk opslaan voor een periode van maximaal twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop het materiaal voor het eerst in opslag is genomen.
2. Het toepassen van NORM:
a. het nemen van monsters;
b. het uitvoeren van werkzaamheden aan geopende (oppervlakte)besmette installaties en het onderhouden, repareren en vervangen van (oppervlakte)besmette installaties;
c. het sorteren, verwijderen en/of afscheiden van materialen uit reststoffen en radioactieve afvalstoffen;
d. het gebruiken, hergebruiken en onderling uitwisselen van (oppervlakte)besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen, en gereedschappen;
e. het verrichten van eenvoudige decontaminatiewerkzaamheden;
f. het verrichten van complexe decontaminatiewerkzaamheden;
g. het onderhouden, repareren en vervangen van (oppervlakte)besmette installaties;
h. Het samenvoegen van radioactieve afvalstoffen tot een efficiënte afvoereenheid voor een periode van maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de afvalstof voor het eerst in opslag is genomen.
B. RADIOACTIEVE STOFFEN
Het verrichten van handelingen ten behoeve van de productie van actieve kool, binnen de locatie van Norit, gelegen aan de Xxxxxx Xxxxxxxxxxx 42 te Zaandam, met radioactieve stoffen in de vorm van open bronnen, binnen de volgende omvang:
1. Het voorhanden hebben van het kunstmatige radionuclide cesium-137 in de vorm van rest- en afvalstoffen:
a. met activiteitsconcentratie van maximaal 0,4 kBq/kg en een gezamenlijke activiteit van maximaal 50 megabecquerel (MBq);
b. ten behoeve van het gecontroleerd tijdelijk opslaan voor de periode tot en met 31 december 2024.
2. Het toepassen van de onder B.1.a genoemde radioactieve stoffen:
a. het nemen van monsters;
b. het samenvoegen tot een efficiënte afvoereenheid voor de periode tot en met 31 december 2024;
c. het zich ontdoen van deze rest- en afvalstoffen door overdracht aan een daartoe geautoriseerde onderneming.
1.2 Ontheffing
Aan Norit wordt op grond van artikel 4.8, derde lid van de ANVS-verordening basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (Vbs), in samenhang met artikel 4.6 van het Bbs, ontheffing verleend van de eis van brandwerendheid van de constructie van de bergplaats en van de eis van ventilatievoud in de bergplaats, zoals gesteld in artikel 4.8, eerste lid onder d en h van het Vbs (eisen voor een bergplaats).
Aan de eisen van brandwerendheid van en ventilatievoud in een bergplaats kan voor de opslag van afvalstoffen met NORM en met cesium-137 redelijkerwijs niet worden voldaan. De onderbouwing van het besluit tot ontheffing staat paragraaf 2.2.
De ontheffing geldt tot en met 31 december 2024.
1.3 Geldigheidsduur vergunning
Het vergunde in paragraaf 1.1. Vergunning, onderdeel A. MATERIALEN MET VAN NATURE VOORKOMENDE RADIONUCLIDEN is voor onbepaalde tijd geldig.
1.4 Voorschriften
Het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs bevatten rechtstreeks geldende bepalingen. De in deze vergunning opgenomen voorschriften betreffen aspecten die niet (volledig) zijn geregeld in de genoemde regelgeving. Naast de in deze vergunning opgenomen voorschriften dient de vergunninghouder te voldoen aan de van toepassing zijnde bepalingen uit het Bbs en onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs.
Aan deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden:
I. Algemeen
1. Voor zover in de vergunning inclusief de voorschriften niet anders is bepaald worden de handelingen verricht overeenkomstig en op de locatie zoals beschreven in de in paragraaf 1.5 genoemde documenten.
2. De ondernemer zorgt voor een procedure voor intern transport. Deze procedure is goedgekeurd door de stralingsbeschermingsdeskundige.
II. Organisatie
1. In het geval dat de stralingsbeschermingsdeskundige niet in dienst is van de vergunninghouder, maar wordt ingehuurd, zijn de taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de omvang van de tijdsbesteding vastgelegd in een contract.
2. De ondernemer zorgt ervoor dat degenen die specifieke handelingen of taken uitvoeren met materialen met van nature voorkomende radionucliden beschikken over de volgende deskundigheid:
a. voor het verrichten van een besmettingscontrole of vrijgave van een werklocatie: een diploma stralingsbeschermingsdeskundige op het niveau van algemeen coördinerend deskundige of coördinerend deskundige, of een diploma toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor handelingen met van nature voorkomende radioactieve stoffen;
b. verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de besmettingscontrole of vrijgave van een werklocatie: registratie als stralingsbeschermingsdeskundige, op het niveau van algemeen coördinerend deskundige of coördinerend deskundige.
3. De ondernemer zorgt ervoor dat complexe decontaminatiewerkzaamheden plaatsvinden door of onder direct toezicht van een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming voor de betreffende toepassing.
III. Voorschriften met betrekking tot bronnen
A. Natuurlijke bronnen
Algemeen
1. De ondernemer zorgt ervoor dat:
a. een binnenkomende zending met materialen of objecten met van nature voorkomende radionucliden op een door de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming aangewezen plaats wordt gelost en gecontroleerd.
Handelingen
2. Het is voor onbevoegden niet toegestaan om een werklocatie te betreden waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden, zonder dat de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming daarvoor toestemming heeft gegeven.
3. In of op een werklocatie waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden bestaat, worden maatregelen getroffen vergelijkbaar met een bewaakte zone. Deze maatregelen mogen pas worden opgeheven nadat vrijgave van deze werklocatie heeft plaatsgevonden.
4. In of bij een werklocatie waar de mogelijkheid van besmetting met of verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van
nature voorkomende radionucliden bestaat, zijn persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals werkkleding, overalls en handschoenen, aanwezig zodat voorkomen kan worden dat werknemers besmet raken. Ter controle van mogelijk aanwezige (oppervlakte)besmetting is besmettingscontrole apparatuur aanwezig.
5. Een werklocatie wordt regelmatig, volgens een vastgelegde procedure, gecontroleerd op radioactieve (oppervlakte)besmetting. Wanneer sprake is van radioactieve (oppervlakte)besmetting wordt deze door of onder toezicht van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming opgeruimd.
6. Bij een werklocatie is geschikte stralingsmeetapparatuur aanwezig die is afgestemd op de aanwezige nucliden.
(Oppervlakte)besmette materialen
7. De volgende materialen met van nature voorkomende radionucliden:
– (oppervlakte)besmette materialen die na handelingen niet (direct) opnieuw worden gebruikt;
– reststoffen;
– radioactieve afvalstoffen, mogen tijdelijk (op de locatie) worden opgeslagen, onder de volgende voorwaarden:
– de opslag vindt plaats in een afgescheiden deel van de locatie of bergplaats;
– de materialen zijn zodanig afgesloten en/of verpakt dat geen verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden kan plaatsvinden;
– op de materialen is duidelijk aangegeven dat deze besmet zijn;
– er zijn maatregelen getroffen die zekerstellen dat de materialen pas worden hergebruikt of afgevoerd na toestemming van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming.
8. Complexe decontaminatiewerkzaamheden zijn alleen toegestaan, indien aangetoond wordt dat afvoer naar een verwerker c.q. bewerker, conform artikel
10.6 van het Bbs, redelijkerwijs niet mogelijk is.
9. De Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming wordt minimaal één maand vooraf, of korter na toestemming van de bevoegde toezichthouder(s), door middel van een kennisgeving geïnformeerd over het voornemen van tot het uitvoeren van complexe decontaminatiewerkzaamheden.
10. De onder III.A.9 bedoelde kennisgeving bevat ten minste de volgende gegevens:
– een opgave van de locatie waar de complexe decontaminatiewerkzaamheden zullen plaatsvinden;
– een beschrijving van de voorgenomen complexe decontaminatiewerkzaamheden;
– de datum van de geplande aanvang van de complexe decontaminatiewerkzaamheden en de voorziene duur ervan;
– de naam van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming die direct toezicht houdt op de complexe decontaminatiewerkzaamheden;
– de plaats waar de materialen of objecten met van nature voorkomende radionucliden, die bij complexe decontaminatiewerkzaamheden vrijkomen, naar toe worden gebracht;
– een beschrijving van de handelingen en de eindberging van de materialen met van nature voorkomende radionucliden die bij de complexe decontaminatiewerkzaamheden vrijkomen.
11. Besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen, gereedschappen, reststoffen en radioactieve afvalstoffen met van nature voorkomende radionucliden, die elders worden be- of verwerkt of elders worden her ingezet, verlaten de locatie slechts indien deze:
– gemerkt zijn als zijnde besmet;
– zodanig verpakt zijn dat verspreiding van radioactieve stoffen in de vorm van open stoffen met van nature voorkomende radionucliden wordt voorkomen;
– worden verpakt en vervoerd overeenkomstig de gestelde regels in verband met vervoer, en
– nadat toestemming is gegeven door de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming.
B. Radioactieve stoffen
De voorschriften III.A voor natuurlijke bronnen zijn overeenkomstig ook van toepassing op radioactieve stoffen.
IV. Voorschriften met betrekking tot radioactieve afvalstoffen
1. Voor zover redelijkerwijs mogelijk worden radioactieve afvalstoffen gescheiden opgeslagen naar aard, zoals vast, vloeibaar waterig, vloeibaar organisch, en naar activiteitsgehalte, zoals activiteit en activiteitsconcentratie.
2. De radioactieve afvalstoffen, worden als zodanig herkenbaar op een deugdelijke wijze opgeslagen in een daarvoor bestemde ruimte die voldoet aan de eisen gesteld aan een bergplaats of afgescheiden deel van de locatie.
3. In het geval dat een locatie definitief wordt opgeheven, vindt vrijgave plaats zoals beschreven in paragraaf V.
V. Vrijgave van een locatie
Plan van aanpak
1. Voor de vrijgave van een locatie ten behoeve van ontmanteling van de installatie en vrijgave van de locatie met materialen met van nature voorkomende radionucliden dient een plan van aanpak te worden opgesteld en ter goedkeuring aangeboden te worden aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming.
2. Handelingen aan een installatie in het kader van ontmanteling van de installatie en vrijgave van de locatie mogen niet eerder worden verricht dan nadat het goedkeuringsbesluit van het onder V.1 bedoelde plan van aanpak van kracht is geworden.
4. In het onder V.1 bedoelde plan van aanpak dienen de volgende aspecten te worden opgenomen:
– taakverdeling:
– rol toezichthoudend medewerker stralingsbescherming;
– eventueel inschakeling van derden;
– plattegrond van de betreffende werklocaties, waarop (voor zover van toepassing) zijn aangegeven: opslagplaats van de rest- en afvalstoffen, (verpakkings)materialen, opgeslagen besmette hulpmiddelen en gereedschappen, enzovoort;
– onderzoek:
– welke materialen met van nature voorkomende radionucliden kunnen aanwezig zijn en waar;
– meetplan;
– werkvoorschriften voor de besmettingscontroles;
– normen die worden gehanteerd ter bepaling van restbesmetting;
– maatregelen ten behoeve van het vervoer van radioactieve stoffen;
– tijdsplanning;
– risico’s van handelingen:
– opsomming van de benodigde handelingen ten behoeve van vrijgave van de locatie;
– risico-inventarisatie en –evaluatie van de handelingen voor de betrokken werknemers;
– maatregelen die worden genomen ter bescherming van de werknemers;
– inschatting van de mogelijke gevolgen voor de omgeving;
– maatregelen die worden genomen ter beperking van gevolgen voor de omgeving.
5. Op basis van het onderzoek moet een inschatting worden gemaakt van de besmettingen die nog aanwezig kunnen zijn. In het plan van aanpak moet worden aangegeven hoe en met welke apparatuur wordt onderzocht of sprake is van restbesmettingen.
6. In het plan van aanpak moet worden beschreven wat de omvang is van de uit te voeren controles en de relatie van het gehanteerde interventieniveau tot de detectielimiet van de te gebruiken meetapparatuur. Uit het plan moet blijken dat de controles afdoende zijn om er voor te zorgen dat na vrijgave van de locatie geen materialen met van nature voorkomende radionucliden boven de krachtens
artikel 3.20 van het Bbs en artikel 3.5 van de Regeling basisveiligheidsnormen stralingsbescherming (hierna: Rbs) geldende vrijgavegrens meer aanwezig zijn.
7. Wanneer wordt voorzien dat bij handelingen in het kader van vrijgave radioactief afval kan ontstaan, moet worden beschreven in welke vorm dit radioactieve afval zal voorkomen, hoe het zal worden bewerkt en verwerkt en hoe de afvoer wordt geregeld. Daarbij dient de hoeveelheid radioactief afval zoveel mogelijk beperkt te worden. Ook worden de relevante aspecten van de toe te passen werkmethoden beschreven. In het plan geeft men aan hoe de stralingshygiënische begeleiding tijdens het uitvoeren van de procedure zal plaatsvinden.
Eindrapportage
8. Binnen 12 weken na vrijgave van de locatie wordt een eindrapportage opgesteld. Een afschrift van de eindrapportage wordt aan de ANVS ter informatie verzonden.
9. Uit de eindrapportage moet blijken dat de locatie vrijgegeven is. De rapportage beschrijft welke vrijgavehandelingen zijn verricht en onder wiens verantwoordelijkheid. Daarnaast bevat de rapportage de belangrijkste meetresultaten van de uitgevoerde controles en een overzicht van aard, hoeveelheid en afvoer van het eventuele radioactieve afval.
VI. Milieubelasting
1. De door de vergunde handelingen veroorzaakte bijdrage aan de effectieve dosis voor personen buiten de locatie is zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. De multifunctionele individuele dosis overschrijdt in geen geval de waarde van 10 microsievert per jaar.
VII. Controle, registratie, meldingen en rapportages Registratie
1. Van iedere handeling met bronnen wordt een register bijgehouden. Dit register bevat, naast de gegevens bedoeld in artikel 4.1 van de Vbs, tenminste:
– de naam van de locatie waar de handelingen zijn uitgevoerd;
– de aanduiding van de werklocatie;
– beschrijving van de handeling;
– de naam van de toezichthoudend medewerker stralingsbescherming;
– de datum van aanvang en beëindiging van de handeling;
– de datum van overdracht en de bestemming;
– de datum van transport naar een ondernemer die gerechtigd is deze bronnen te ontvangen en de naam en het adres van deze ondernemer.
2. Van de uitgevoerde metingen worden de volgende gegevens in een register vastgelegd:
– naam van degene die de meting heeft verricht;
– datum en plaats;
– de meetmethodiek en gebruikte meetinstrument;
– het resultaat van de metingen.
3. De onder VII.1. en VII.2. bedoelde registers zijn aanwezig op de locatie of zijn op een andere manier direct beschikbaar.
Rapportage
4. De rapportage bedoeld in artikel 5.27 van de Rbs bevat, naast de in dit artikel bedoelde gegevens, tevens:
– een evaluatie van de in VII.1 en VII.2 bedoelde gegevens;
– een opgave van de totale stralingsbelasting voor het milieu ten gevolge van alle bronnen binnen de locatie tezamen. De stralingsniveaus buiten de locatie worden in kaart gebracht met behulp van een plattegrond;
– de hoeveelheden radioactieve rest- en/of afvalstoffen en besmette materialen, die op 31 december van het verslagjaar zijn opgeslagen;
– de in het rapportagejaar aan derden overgedragen materialen met van nature voorkomende radionucliden, de naam en het adres van die derden en de datum van overdracht aan derden;
– wijzigingen van de situatie binnen het kader van de vergunning in het rapportagejaar;
– inzicht in de mogelijkheden die redelijkerwijs bestaan om de dosis voor werknemers en personen buiten de locatie verdergaand te reduceren (ALARA);
– een vergelijking van de blootstelling van werknemers en personen buiten de locatie in het rapportagejaar met de gegevens van de twee voorafgaande kalenderjaren;
– een overzicht van de beoordeling van rechtvaardiging van nieuwe handelingen binnen het kader van de vergunning en eventuele evaluatie van bestaande handelingen, alsmede van de maatregelen die zijn genomen om de effectieve dosis ten gevolge van deze handelingen zo laag als redelijkerwijs mogelijk te houden en de resultaten daarvan.
VIII. Stralingsincident, ongeval of radiologische noodsituatie
1. Een stralingsincident dient onmiddellijk te worden gemeld aan de ANVS. Dit kan telefonisch via nummer 088-4890500. De melding dient in ieder geval te worden gedaan via het ANVS-loket volgens de aanwijzingen op de website van de ANVS.
IX. Ontheffing
Aan de ontheffing is het volgende voorschrift verbonden:
1. De radioactieve stoffen dienen veilig verpakt te worden in de vorm van big bags op een pallet. De big bag bestaat uit een binnenzak van polyethyleen (LDPE) en een buitenzak van polypropyleen.
1.5 Documenten
De overzichtstekening met locatie van de bergplaats bij de ontvangen aanvullende informatie van 19 december 2022 maakt deel uit van de vergunning.
2 De aanvraag, het toetsingskader en de beoordeling
2.1 De aanvraag
De aanvraag heb ik op 5 september 2022 ontvangen en heeft betrekking op een aanvraag voor handelingen met radioactieve stoffen ten behoeve van de productie van actieve kool. In het bijzonder betreft het de volgende toepassingen:
– het voorhanden hebben en toepassen van grondstoffen waarin zich NORM en het kunstmatige radionuclide cesium-137 bevinden;
– het tijdelijk opslaan van radioactieve afvalstoffen met zowel NORM als het kunstmatige radionuclide cesium-137;
– complexe decontaminatie.
Tevens heb ik een verzoek om ontheffing ontvangen voor de eis van brandwerendheid van de bergplaats en de eis van ventilatieoud in de bergplaats in verband met het gecontroleerd tijdelijk opslaan van rest- en afvalstoffen met het kunstmatige radionuclide cesium-137 in de bergplaats.
Bij de aanvraag zijn de volgende documenten gevoegd:
– brief vergunningaanvraag ANVS;
– 9657-153339-002-01-2022-VER Norit Nederland v1 DEF;
– ANVS-PP-20220090830-07 mer-besluit;
– bijlage 5 Effectieve dosis werknemers;
– bijlage 6 Effectieve dosis leden van de bevolking.
Op 5 oktober 2022 en op 21 oktober 2022 is verzocht om aanvullende informatie. Op 14 november 2022 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– brief vergunningaanvraag ANVS aanvullende vragen_ondertekend BGRIFT;
– 9567-153339-002-02-2022-r1-RIE-Norit NL B.V.
Op 5 december 2022 heb ik voor de tweede keer verzocht om aanvullende informatie. Op 19 december 2022 heb ik de volgende aanvullende gegevens ontvangen:
– brief vergunningaanvraag ANVS aanvullende vragen 2 versie 19 december 2022;
– overzichtstekening met locatie van de bergplaats.
Op 21 februari 2023 heb ik de volgende aanvullende informatie ontvangen:
– mail met termijn afvoer radioactief afval.
Op 13 juni 2023 heb ik de volgende aanvullende informatie ontvangen:
– mail vergunningaanvraag Norit Nederland B.V.; kenmerk ANVS-PP- 2022/0093157.
De aanvraag en de aanvullende informatie heb ik getoetst aan artikel 3.6, derde lid van het Bbs en paragraaf 3.2 van de Vbs en in behandeling genomen.
Risico-inventarisatie en -evaluatie
De risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E), zoals bedoeld in artikel 7.6 van het Bbs bevat samen met de aanvraag en aanvullende informatie de elementen genoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, behorende bij artikel 2.1, eerste en tweede lid.
mer-aanmeldingsnotitie
2.2 De gevolgde procedure
Dit besluit is ingevolge artikel 29a van de Kew en artikel 11.2 van het Bbs, voorbereid overeenkomstig de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht:
− Het ontwerpbesluit, inclusief daarbij behorende documenten, is gedurende de periode van 5 juli 2023 tot en met 15 augustus 2023 ter inzage gelegd op de volgende locaties:
− Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) Xxxxxxxxxxx 0 xx Xxx Xxxx.
− Gemeentehuis Zaandam Stadhuisplein100 te Zaandam.
− Op 5 juli 2023 is hiervan kennisgeving gedaan door plaatsing in de Staatscourant en op 6 juli 2023 door plaatsing in het Zaans Stadsblad.
Milieueffectrapportage (mer)
Een deel van de voorgenomen activiteiten valt onder categorie D 23.2 van het Besluit milieu-effectrapportage waarvoor mer-beoordelingsplicht geldt. Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) heeft de aanvrager de voorgenomen activiteit op 22 april 2022 bij de ANVS aangemeld door middel van een aanmeldingsnotitie, zoals bedoeld in artikel 7.16 van de Wm. Daarop heeft de ANVS op 24 augustus 2022, krachtens artikel 7.17, eerste lid, van de Wm de beslissing onder nummer ANVS-PP- 2022/0090830-05, genomen dat voor deze voorgenomen activiteit geen MER opgesteld hoeft te worden. Deze beslissing heb ik op 24 augustus 2022 bekend gemaakt aan de aanvrager en in de Staatscourant. De aanmeldingsnotitie inclusief het begeleidend schrijven en het mer-beoordelingsbesluit maken deel uit van de aanvraag om vergunning.
2.3 Het toetsingskader
Algemeen
Aan het wettelijk kader van de stralingsbescherming, zoals vastgelegd in de Kew en de onderliggende besluiten, liggen onder meer de drie principes van het stralingsbeschermingsbeleid ten grondslag, te weten: rechtvaardiging, optimalisatie en dosislimieten. Indien aan deze uitgangspunten niet wordt voldaan of indien
sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 3.7 van het Bbs wordt de vergunning niet verleend.
De volgende in artikel 3.7 van het Bbs genoemde voorwaarde maakt, voor onderhavige vergunning, ook deel uit van het toetsingskader: deskundigheid op het gebied van stralingsbescherming.
Rechtvaardiging
Rechtvaardiging wil zeggen dat een handeling die blootstelling aan ioniserende straling met zich mee brengt, slechts is toegestaan indien de economische, sociale en andere voordelen van de betrokken handeling opwegen tegen de gezondheidsschade die hierdoor kan worden toegebracht. Het rechtvaardigingprincipe is in de wetgeving vastgelegd in paragraaf 2.2 van het Bbs. In dat artikel is bepaald dat een handeling slechts is toegestaan, indien deze door de ANVS is gerechtvaardigd, dan wel behoort tot een categorie van handelingen die door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Medische Zorg is gerechtvaardigd. In de Rbs is in bijlage 2.1 een positieve en negatieve lijst opgenomen van respectievelijk gerechtvaardigde en niet-gerechtvaardigde categorieën handelingen. Naast deze categorale rechtvaardiging is in het kader van de vergunningverlening nog een specifieke rechtvaardiging aan de orde voor wat betreft de aangevraagde activiteit.
Optimalisatie
Onder optimalisatie wordt verstaan dat de bescherming van personen, die beroepsmatig of als lid van de bevolking in een geplande situatie aan straling worden blootgesteld, wordt geoptimaliseerd. Optimalisatie leidt ertoe dat de omvang van de individuele doses, de kans op het optreden van blootstelling en het aantal blootgestelde personen ten gevolge van een handeling zo beperkt als redelijkerwijs mogelijk worden gehouden. Daarbij wordt rekening gehouden met de huidige stand der techniek en met economische en sociale factoren en het omvat zowel milieuhygiënische als arbeidshygiënische aspecten.
Optimalisatie is vastgelegd in artikel 15c, derde lid, van de Kew en artikel 2.6 van het Bbs. In de praktijk van de stralingsbescherming wordt vaak de term ALARA (As Low As Reasonably Achievable) gebruikt in de plaats van optimalisatie.
Optimalisatie vindt plaats zowel in de voorbereidings- en planningsfase, voordat de activiteit is begonnen, als in de fase nadat de activiteit is toegestaan en tot uitvoering wordt gebracht. Optimalisatie heeft geen betrekking op de afweging tussen verschillende alternatieve activiteiten, maar ziet op de vraag in hoeverre de nadelige gevolgen van een bepaalde activiteit in redelijkheid moeten worden beperkt.
Dosislimieten
Dosislimieten zijn de absolute grenswaarden die in acht genomen moeten worden om een minimaal beschermingsniveau voor individuele werknemers en leden van de bevolking te garanderen. De blootstelling als gevolg van een combinatie van alle
relevante handelingen mag niet hoger zijn dan de gestelde dosislimieten. Doel is dat geen enkel individu wordt blootgesteld aan onaanvaardbare stralingsrisico’s. Dit algemene beginsel van stralingsbescherming wordt gezien als vangnet na de toepassing van rechtvaardiging en optimalisatie. Het principe van dosislimitering is vastgelegd in artikel 2.9 van het Bbs. De van toepassing zijnde dosislimieten zijn in de artikelen 7.3, 7.4, 7.34, 7.35, 7.36, 9.1 en 9.2 van het Bbs neergelegd.
Deskundigheid
In verband met de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen op grond van artikel 31, van de Kew, is een verantwoorde uitvoering van handelingen met stralingsbronnen van belang. Deskundigheid is vereist op grond van de artikelen 5.4 en 5.7 van het Bbs.
Ontheffing
Op grond van artikel 4.8, derde lid, van het Vbs kan vanwege de aard van de radioactieve stoffen, ontheffing worden verleend van de voorschriften voor de opslag van radioactieve stoffen. Dat kan bijvoorbeeld gaan om de situatie dat het volume van de opgeslagen stoffen heel groot is, waardoor het redelijkerwijs niet mogelijk is om aan de eisen van een bergplaats te voldoen. Het verzoek om ontheffing dient door de aanvrager te worden gemotiveerd en er dienen, indien van toepassing, mitigerende maatregelen te worden genomen om de eventuele nadelige gevolgen van de ontheffing te voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen als voorschrift worden opgenomen.
2.4 Bevindingen en overwegingen
Met inachtneming van paragraaf 2.3 heb ik de aanvraag getoetst aan artikel 3.7 van het Bbs. Geen van de daarin genoemde bepalingen staat vergunningverlening in de weg.
Aanleiding
Norit Nederland B.V. is een producent van actieve kool, wat voor zuiverende doeleinden wordt gebruikt. De grondstoffen voor de productie van actieve kool zijn teer en houtskool. De grondstof teer bevat van nature kleine hoeveelheden radioactieve stoffen (NORM), die zich uiteindelijk ophopen en neerslaan in de installatie van Norit.
Daarnaast kunnen in de grondstof houtskool kleine hoeveelheden kunstmatige radionucliden in de vorm van cesium-137 voorkomen. De houtskool is afkomstig van bomen uit gebieden met een verhoogde concentratie cesium-137 in de bodem, als gevolg van de ramp in Tsjernobyl in 1986. Deze bomen nemen het cesium-137 op en houtresten bevatten daarom wisselende concentraties cesium-137. Door de aanzienlijke afname in massa van de verbrande houtskool na het productieproces, neemt hiermee de activiteitsconcentratie cesium-137 in de rest- en of afvalstoffen toe. In deze radioactieve stoffen komt de activiteitsconcentratie cesium-137 tot waarden boven de generieke vrijgavegrens van 0,1 kBq/kg.
Besmettingscontrole en vrijgave
Artikel 4.35, tweede lid, van de Vbs wordt in het licht van de vergunning zo geïnterpreteerd dat ofwel de stralingsbeschermingsdeskundige de beoordeling van de besmettingscontrole of vrijgave van een werklocatie zelf uitvoert ofwel dat dit gebeurt door of onder toezicht van een toezichthoudend medewerker stralingsbescherming, volgens een door de stralingsbeschermingsdeskundige opgestelde en/of goedgekeurde procedure. Deze procedure dient te beschrijven hoe de besmettingscontrole en/of vrijgave moet worden uitgevoerd en in welke gevallen de stralingsbeschermingsdeskundige moet worden geraadpleegd.
Voor de ontmanteling van de installatie en de daaropvolgende vrijgave van de locatie dient er een plan van aanpak te worden opgesteld dat ter goedkeuring wordt ingediend bij de ANVS. Dit betekent dat de ANVS hierover een besluit conform de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal nemen. Tegen dit besluit staan rechtsmiddelen open.
Rechtvaardiging
De in de aanvraag bedoelde handelingen zijn opgenomen in bijlage 2.1, onderdeel A, van de Rbs. Het gaat om categorie I.B.1., procesindustrie. Derhalve is sprake van gerechtvaardigde handelingen.
Handelingen met NORM
Ook in de situatie die is beschreven in de aanvraag zijn deze handelingen gerechtvaardigd. Het betreft handelingen die nodig zijn in het kader van de productie van actieve kool en die volgens de stand der techniek worden uitgevoerd.
Actieve kool wordt gebruikt om onzuiverheden te verwijderen uit water, lucht, consumptiegoederen, farmaceutische producten, andere vloeistoffen en gassen. De cokes die in het productieproces voor actieve kool worden gebruikt, ontstaan door het verkolen van onder andere hout en kokosschalen. Deze grondstoffen worden in de productielocatie in Zaandam vermalen en vervolgens verder gebruikt. Gezien de specifieke eigenschappen van teer en houtskool is het (nog) niet mogelijk deze grondstoffen in het geheel te vervangen door grondstoffen die geen NORM bevatten. De NORM blijft aanwezig in de grondstoffen en dit is vanwege het maatschappelijk belang van actieve kool gerechtvaardigd.
Handelingen met Cesium 137
Beperking van het ontstaan van radioactieve afvalstoffen
Het cesium-137 is onbedoeld in zeer kleine hoeveelheden aanwezig in het ingekochte hout voor de productie van actieve kool. Als gevolg van het reguliere productieproces is de concentratie van het cesium-137 verhoogd en boven autorisatieplichtige grens geraakt. Dit is redelijkerwijs niet vooraf te voorzien geweest en is geconstateerd in een lopend productieproces.
De reguliere aanwezigheid van het kunstmatige nuclide cesium-137 in het productieproces is ongewenst met het oog op de beperking van het ontstaan van radioactief afval met kunstmatige radionucliden. Daarnaast zijn er alternatieve
grondstoffen beschikbaar die significant minder cesium-137 bevatten.
Sinds de constatering dat er zich mogelijk cesium-137 in het ingekochte hout bevindt, draagt de ondernemer er zorg voor dat er geen hout met daarin cesium- 137 meer wordt ingekocht. Voordat een levering hout wordt ingekocht, test de ondernemer deze eerst op de aanwezigheid van cesium-137. Wanneer de aanwezigheid van cesium-137 wordt aangetoond in meetbare hoeveelheden, wordt het hout van die specifieke levering niet ingekocht. Daarmee voorkomt de ondernemer sindsdien het ontstaan van radioactief afval met kunstmatige radionucliden.
Ontstaan van rest- en afvalstoffen
Het vergunnen van deze handelingen en het verbinden van voorschriften aan deze handelingen regelt dat er toezicht gehouden kan worden op de verantwoorde opslag en afvoer van de reeds aanwezige rest- en afvalstoffen met cesium-137. Er is tijdens het productieproces sprake van het ontstaan van zowel reststoffen, waaruit mogelijk nuttige (grond)stoffen kunnen worden gehaald, als van afvalstoffen. In een deel van de rest- en afvalstoffen bevindt zich naast NORM ook het kunstmatige cesium-137. De reststoffen worden gescheiden in mogelijke nuttige (grond)stoffen en afvalstoffen.
Daarom wordt zowel het voorhanden hebben van het kunstmatige cesium-137 als het opslaan van het gedeelte van de rest- en afvalstoffen waarin zich naast NORM ook cesium-137 bevindt, slechts tijdelijk en onder voorwaarden vergund. Norit dient zich uiterlijk 31 december 2024 te hebben ontdaan van de rest- en afvalstoffen met cesium-137 door overdracht aan een daartoe geautoriseerde onderneming. Intussen worden er geen nieuwe rest- en afvalstoffen met cesium-137 meer geproduceerd.
Tevens is er in de installatie intussen geen vergunningplichtige of registratieplichtige hoeveelheid cesium-137 meer aanwezig. Na 31 december 2024 is het Norit niet meer toegestaan cesium-137 voorhanden te hebben of hier handelingen mee te verrichten.
Omdat het voorhanden hebben van cesium-137 van tijdelijke aard is vanwege de bovenbeschreven onbedoelde situatie en het toekomstig ontstaan voorkomen wordt, is deze specifieke situatie gerechtvaardigd.
Optimalisatie en dosislimieten
Uit de aanvraag is gebleken dat de aanvrager in voldoende mate stralingshygiënische maatregelen treft. De RI&E die bij de aanvraag is aangeleverd laat zien dat de blootstelling van de werknemers geoptimaliseerd is. De RI&E is integraal met de vergunningaanvraag beoordeeld op basis van de bij de aanvraag aangeleverde informatie. De volledigheid van de RI&E, als zelfstandig document, ten aanzien van de punten benoemd in bijlage A van de Regeling stralingsbescherming beroepsmatige blootstelling 2018, is gelet op het toetsingskader voor vergunningverlening niet door de ANVS beoordeeld.
Uit de aanvraag, met name uit de milieu-analyse, blijkt dat de blootstelling van personen buiten de locaties kleiner is dan het secundair niveau (SN). De stralingshygiënische maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften bieden voldoende waarborgen, dat mensen, dieren, planten en goederen ten gevolge van de toepassing van radioactieve stoffen en/of ioniserende straling, zo weinig schade of hinder daarvan zullen ondervinden als redelijkerwijs mogelijk is.
Uit bovengenoemde RI&E en de milieu-analyse blijkt ook dat de dosislimieten voor leden van de bevolking en werknemers niet overschreden zullen worden.
Deskundigheid
Uit de aanvraag ook dat de aanvrager beschikt over voldoende deskundigheid, namelijk minstens een geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundige en toezichthoudend medewerkers stralingsbescherming.
Ontheffing
De ondernemer verzoekt ontheffing van de eisen die zijn gesteld aan opslag van rest- en afvalstoffen in een bergplaats. De rest- en afvalstoffen bevatten naast NORM ook het kunstmatige radionuclide cesium-137, hierdoor mag de opslag daarvan niet plaatsvinden in een afgescheiden deel van de locatie eis een bergplaats vereist. Echter de voorschriften uit artikel 4.8, eerste lid, onder d en h van de Vbs zijn, vanwege de hoge kosten voor de bouw van een bergplaats en de tijdelijke aanwezigheid van het cesium-137, redelijkerwijs niet uitvoerbaar voor de aanvrager.
Voor het beoordelen van het verzoek om ontheffing is de volgende redeneerlijn gevolgd:
1. Opslag in een bergplaats
Het uitgangspunt is, dat alle radioactieve stoffen worden opgeslagen in een daartoe geschikte bergplaats zoals wordt voorgeschreven in artikel 4.6, eerste lid van het Bbs. De eisen aan een bergplaats worden gesteld in artikel 4.8, eerste lid, van de Vbs. Dit geldt voor zowel kunstmatige nucliden als voor NORM.
2. Grondslag voor ontheffing
De rest- en afvalstoffen die zowel NORM als het kunstmatige nuclide cesium- 137 bevatten, dienen opgeslagen te worden in een bergplaats. De aanvrager kan echter redelijkerwijs niet voldoen een aantal eisen die aan de bergplaats worden gesteld. Dit zijn eisen over de brandwerendheid van de constructie van de bergplaats en de ventilatie van de bergplaats.
De aanvrager motiveert zijn verzoek als volgt:
− De eis aan brandwerendheid van de bergplaats is in dit geval niet van belang, omdat de rest- en afvalstoffen inherent onbrandbaar zijn. Het is immers een product van volledige verbranding. Echter de rest- en afvalstoffen kunnen tijdens een brand verspreid worden en dit kan een potentieel radiologisch risico vormen, vanwege inhalatie of ingestie van deze stoffen.
− De eis van ventilatievoud heeft (ook) tot doel de opeenhoping van open radioactieve stoffen in bergplaats te voorkomen. In dit geval dient de verspreiding van rest- en afvalstoffen te worden voorkomen, waardoor
ventilatie in de bergplaats ongewenst is, vanwege de mogelijke (extra) verspreiding van de radioactieve rest- en afvalstoffen tijdens brand. De mogelijke gevolgen van een brand zijn beschouwd (zowel in de aanvraag als in de mer-aanmeldingsnotitie) en de potentiële blootstelling als gevolg van brand is berekend.
De bergplaats waar de rest- en afvalstoffen worden opgeslagen is een afsluitbare loods. De rest- en afvalstoffen zijn verpakt in big bags op pallets. De big bag bestaat uit een binnenzak van polyethyleen (LDPE) en een buitenzak van polypropyleen.
Deze wijze van verpakking is een van de eisen voor stort op een aangewezen deponie. Het voorkomen van verspreiding is hiermee geborgd. De zakken zijn echter niet brandveilig. Het restmateriaal van de productie van actieve kool, waarmee de big bags zijn gevuld is brandvertragend bij een beginnende brand van een pallet of het materiaal van een big bag.
Ik kom tot de conclusie dat er voldoende grond is om ontheffing te verlenen van de eis van brandwerendheid en de eis van ventilatievoud voor opslag in een bergplaats. De kosten van de realisatie van deze twee eisen aan een bergplaats (€150.000,00) zijn redelijkerwijs te hoog voor de tijdelijke aanwezigheid van rest- en afvalstoffen waarin naast NORM ook cesium-137 aanwezig is. Er is met berekeningen aangetoond dat het risico van verspreiding van rest- en afvalstoffen na brand binnen de lozingsgrenzen valt. De ANVS heeft de berekeningen gecontroleerd wat betreft de verspreiding van de rest- en afvalstoffen, die na brand binnen de lozingsgrenzen vallen. De bergplaats waarin de rest- en afvalstoffen in big bags worden opgeslagen kan voldoen als opslag voor een beperkte periode.
Op grond van artikel 4.8, derde lid van de Vbs in samenhang met artikel 4.6 van het Bbs wordt aan de aanvrager ontheffing verleend van de eisen voor opslag van rest- en afvalstoffen in een bergplaats conform artikel 4.8, eerste lid, van het Vbs.
Beperkte geldigheidsduur
Aan de opslag van rest- en afvalstoffen met cesium-137 wordt een tijdsbeperking gesteld. De aanvrager heeft voor de periode tot 31 december 2024 de gelegenheid om zich op passende wijze te ontdoen van deze rest- en afvalstoffen. Deze termijn wordt redelijk geacht en is haalbaar voor Norit.
Voor het zich ontdoen van de rest- en afvalstoffen met cesium-137 zijn in de voorschriften opgenomen.
2.5 Conclusie
Op grond van het bovenstaande heb ik besloten om tot verlening van de vergunning over te gaan en ontheffing te verlenen van het voorschrift in artikel 4.8, eerste lid, onder d en h, van het Vbs.
Bijlage A Verklarende begrippenlijst
In deze vergunning gelden de onderstaande definities. Voor de overige termen en definities wordt naar de Kew, het Bbs en de onderliggende ministeriële regelingen en de Vbs verwezen.
− Complexe decontaminatiewerkzaamheden:
het verwijderen van radioactieve stoffen van besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen en gereedschappen door reiniging anders dan omschreven bij eenvoudige decontaminatiewerkzaamheden (voorbeelden: gritstralen, hoge druk waterstralen, thermisch, zuren of andere chemische reacties);
− Eenvoudige decontaminatiewerkzaamheden:
het verwijderen van radioactieve stoffen van besmette installatieonderdelen, hulpmiddelen en gereedschappen door reiniging met behulp van spoelen en/of met een (zachte) borstel en zeepreinigingsmiddel schoonmaken van deze voorwerpen;
− Reststoffen:
radioactieve stof die een positieve economische waarde heeft in het handelsverkeer en die nog gescheiden kan of moet worden in product(en) en radioactieve afvalstof(fen);
− Terreingrens:
de begrenzing van de locatie, zoals aangeduid op overzichtstekening met locatie van de bergplaats van de aanvullende informatie d.d. 19 december 2022;
− Vrijgave werklocatie:
het vrijgeven door middel van metingen van een werklocatie;
− Werklocatie:
ruimte of gebied waar handelingen met materialen met van nature voorkomende radionucliden plaatsvinden.