VOORGESTELDE STATUTEN VAN
Versie 19 december 2016
VOORGESTELDE STATUTEN VAN
Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel, statutair te vestigen te 's-Gravenhage
Definities. Artikel 1.
In deze statuten hebben de volgende begrippen de volgende betekenis:
het bestuur : het orgaan van de stichting als bedoeld in artikel 5 en volgende;
bouwblok : een blok dat uit twee of meer woningen bestaat, waarbij voor één of meer van die woningen sprake is van noodzakelijk funderingsherstel;
deelnemers : deelnemers als bedoeld in artikel 22;
een cofinancier : een rechtspersoon die op basis van een met de stichting gesloten overeenkomst geldmiddelen ter beschikking stelt aan de stichting;
eigenaar-bewoner(s) : de natuurlijke persoon/personen die
eigenaar of erfpachter is/zijn van een woning en deze woning als hoofdverblijf heeft/hebben;
het fonds : het vermogen van de stichting als bedoeld in artikel 4;
de fondsmanager : de fondsmanager van de stichting als bedoeld in artikel 18;
hypothecaire geldlening : een geldlening van de stichting aan
(een) eigenaar-bewoner(s) ter zekerheid waarvoor de eigenaar- bewoner(s) een recht van hypotheek verstrekt/verstrekken aan de stichting;
het investeringsreglement : het reglement als bedoeld in artikel 20;
de managementovereenkomst : de overeenkomst tussen de stichting en
de fondsmanager;
de Minister : de Minister voor Wonen en Rijksdienst;
noodzakelijk funderingsherstel : daar waar sprake is van een
onomkeerbaar proces van
verslechtering van de fundering van een woning, dan wel, daar waar herstel van de fundering van een woning binnen vijf jaar noodzakelijk wordt geacht, een en ander ter bepaling door de stichting;
de raad van toezicht : het orgaan van de stichting als bedoeld
in artikel 15 en volgende;
de stichting : de Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel;
de subsidiebeschikking : de beschikking en daarin opgenomen
voorwaarden waarmee de rijksbijdrage aan de stichting wordt verstrekt;
Tijdelijke Regeling
Hypothecair Krediet : de Regeling van de Minister van Financiën, houdende de inkomenscriteria voor het verstrekken van hypothecair krediet en regels voor het vaststellen van de maximale hoogte van het hypothecair krediet in verhouding tot de waarde van de woning;
een woning : een afzonderlijk gedeelte van een gebouw, welk gedeelte tot bewoning is bestemd.
Naam en zetel. Artikel 2.
2.1. De stichting draagt de naam: Stichting Fonds Duurzaam Funderingsherstel.
De verkorte naam van de stichting luidt: Fonds Duurzaam Funderingsherstel.
2.2. Zij heeft haar zetel in de gemeente 's-Gravenhage. Doel en middelen.
Artikel 3.
3.1. De stichting heeft ten doel het verstrekken van een hypothecaire geldlening aan:
a. eigenaar-bewoners van een woning waarvoor sprake is van noodzakelijk funderingsherstel;
b. eigenaar-bewoners van een woning die deel uitmaakt van een bouwblok waarvan een of meer woningen als bedoeld onder a deel uitmaken,
mits wordt voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3.2.
3.2. De stichting kan de in de aanhef van artikel 3.1 bedoelde hypothecaire geldleningen uitsluitend verstrekken aan (een) eigenaar-bewoner(s) indien:
a. de gemeente waarin de woning als bedoeld in artikel 3.1 onder a of b is gelegen, deelnemer is, en
b. de eigenaar-bewoner(s) en/of het noodzakelijk funderingsherstel voldoen aan de (eventuele) voorwaarden die de stichting van tijd tot tijd zal stellen.
De verstrekking van hypothecaire geldleningen door de stichting geschiedt met toepassing van de Tijdelijke Regeling Hypothecair Krediet.
3.3. De stichting tracht dit doel te bereiken door onder meer:
a. het (doen) verwerven van geldmiddelen door – in het bijzonder, doch daartoe niet beperkt – het aangaan van leningen, het uitgeven van (gedekte) obligaties en/of andere schuldinstrumenten;
b. het vervreemden, bezwaren of anderszins beschikken over vorderingen en andere goederen van de stichting;
c. het (doen) beheren van geldmiddelen en het (doen) beschikbaar stellen van geldmiddelen met een revolverend karakter ten behoeve van de bestedingen in het kader van de in artikel 3.1 omschreven doelstelling,
en al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daaraan dienstig kan zijn, een en ander in de ruimste zin van het woord.
3.4. De stichting beoogt niet het maken van winst met het totaal van haar activiteiten die erop gericht zijn om haar doelstelling te verwezenlijken of te bevorderen.
Vermogen. Artikel 4.
4.1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
a. geldmiddelen die de Minister – handelend namens de Staat der Nederlanden – ter beschikking stelt (ongeacht de titel op grond waarvan deze terbeschikkingstelling plaatsvindt);
b. geldmiddelen die cofinanciers ter beschikking stellen;
c. bijdragen van de in artikel 3.2 genoemde gemeenten;
d. bijdragen van financiële instellingen;
e. inkomsten uit activiteiten van de stichting;
f. rente-inkomsten, en
g. andere baten.
4.2. De middelen en inkomsten van de stichting zijn uitsluitend bestemd voor de verwezenlijking van het doel van de stichting.
Bestuur: samenstelling, benoeming, defungeren en bezoldiging. Artikel 5.
5.1. De stichting heeft een bestuur, bestaande uit drie (3) natuurlijke personen. Een niet-voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien met inachtneming van het in dit artikel bepaalde.
5.3. Tot bestuurder kunnen niet worden benoemd (gewezen) leden van de raad van toezicht.
5.4. De bestuurders worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2 en artikel 5.3, benoemd als volgt:
x. de voorzitter van het bestuur wordt in functie benoemd door de raad van toezicht;
5.5. Voor de bindende voordracht als bedoeld in artikel 5.4 onder b en artikel 5.4 onder c geldt dat na het ontstaan van een vacature zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een (1) maand na het ontstaan van de vacature, een schriftelijk bericht wordt verzonden aan de gemeenten die deelnemer zijn, respectievelijk, de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en het Waarborgfonds Eigen Woningen. Zowel het bestuur als de raad van toezicht zijn bevoegd tot verzending van dit bericht.
5.6. De partijen die zijn gerechtigd tot de bindende voordracht van een bestuurder op grond van artikel 5.4 onder b, respectievelijk, artikel 5.4 onder c, komen na
onderling overleg met een kandidaat, welke persoon voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2 en 5.3.
Indien deze partijen:
a. besluiten geen persoon voor te dragen (daaronder begrepen: het niet unaniem eens worden over de voor te dragen persoon), dan wel
b. nalaten binnen een termijn van twee (2) maanden na ontvangst van het bericht als bedoeld in artikel 5.5 een voordracht te doen,
dan bemiddelt de raad van toezicht met de betrokken partijen om alsnog een geschikte kandidaat voor te dragen die op instemming van alle betrokken partijen kan rekenen. Mocht na een bemiddelingstermijn van zes (6) weken alsnog geen geschikte kandidaat zijn voorgedragen, dan is de raad van toezicht vrij in de benoeming van een bestuurder voor de desbetreffende vacature.
5.7. De raad van toezicht kan besluiten om aan een bindende voordracht als bedoeld in artikel 5.4 onder b, respectievelijk, artikel 5.4 onder c het bindend karakter te ontnemen, welk besluit slechts met algemene stemmen (unaniem) kan worden genomen in een vergadering van de raad van toezicht waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Wordt aan de voordracht het bindend karakter niet ontnomen, dan is de voorgedragen kandidaat benoemd. Wordt aan de opgemaakte voordracht het bindend karakter ontnomen door een besluit als bedoeld in dit artikel 5.7, dan is de raad van toezicht vrij in de benoeming.
5.8. Het bestuur wijst uit zijn midden een treasurer aan.
5.9. Het bestuur heeft een ambtelijk secretaris, niet zijnde een bestuurder van de stichting. De ambtelijk secretaris wordt aangesteld door de fondsmanager na voorafgaand overleg met het bestuur.
5.11. Een bestuurder kan door de raad van toezicht worden geschorst. Een schorsing die niet binnen drie maanden wordt gevolgd door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn.
5.12. Een bestuurder defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. doordat hij niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 5.2;
c. doordat hij failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet, dan wel een daaraan gelijk te stellen wettelijke regeling naar buitenlands recht die op de desbetreffende bestuurder van toepassing is;
d. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
e. door zijn vrijwillig aftreden, al dan niet volgens het in artikel 5.10 bedoelde rooster;
f. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
g. door zijn ontslag, verleend door de raad van toezicht.
5.13. Een besluit tot ontslag als in artikel 5.12 onder g bedoeld, behoeft ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van de raad van toezicht waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5.14. In geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende bestuurders. In geval van ontstentenis of belet van alle bestuurders of de enig bestuurder, berust het bestuur tijdelijk bij een of meer door de raad van toezicht – al dan niet uit zijn midden – aan te wijzen personen.
Bestuur: taak en bevoegdheden. Artikel 6.
6.1. Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij het besturen van de stichting neemt het bestuur de reglementen en documenten, genoemd in artikel 6.4 onder e tot en met h, en de subsidiebeschikking in acht. Bestuurders zijn integer en stellen zich toetsbaar op ten aanzien van hun eigen functioneren.
6.2. Het bestuur is – na voorafgaande, schriftelijke goedkeuring van zowel de Minister als de raad van toezicht – bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
6.3. Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn aan de voorafgaande, schriftelijke goedkeuring van de Minister onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:
a. het aangaan van duurzame of rechtstreekse of middellijke samenwerking met derden en het verbreken van zodanige samenwerking, daaronder begrepen het rechtstreeks of middellijk deelnemen in het kapitaal van of het voeren van beheer over een andere onderneming en het wijzigen, overdragen of beëindigen van zodanige deelneming, alsmede het oprichten van rechtspersonen;
b. het vaststellen of wijzigen van het investeringsreglement;
c. een voorstel tot juridische fusie of tot juridische splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6.4. Onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, zijn aan de voorafgaande, schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen de besluiten van het bestuur omtrent:
b. het verstrekken, wijzigen of herroepen van een algemene of bijzondere procuratie (volmacht);
andere onderneming en het wijzigen, overdragen of beëindigen van zodanige deelneming, alsmede het oprichten van rechtspersonen;
e. het vaststellen of wijzigen van het investeringsreglement;
f. het vaststellen of wijzigen van het jaarplan en de jaarbegroting van de stichting;
g. het vaststellen of wijzigen van de strategie van de stichting, daaronder begrepen de fundingstrategie en de meerjarenbegroting;
i. het vaststellen van de jaarrekening;
j. de aangifte van faillissement en aanvraag van surseance van betaling van de stichting;
k. een voorstel tot juridische fusie of tot juridische splitsing in de zin van Titel 7 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
l. de wijziging van de statuten;
De raad van toezicht kan bepalen dat een in artikel 6.4 onder c en d bedoeld besluit niet aan zijn goedkeuring is onderworpen, indien het daarmee gemoeide belang een door de raad van toezicht te bepalen en schriftelijk aan het bestuur op te geven waarde niet te boven gaat. Xxxxxxx is een besluit aan de goedkeuring van de raad van toezicht onderworpen wanneer dit voortvloeit uit het jaarplan, de jaarbegroting, de meerjarenbegroting en/of de strategienota voor zover reeds goedgekeurd door de raad van toezicht.
6.5. Op het ontbreken van de in artikel 6.3 of 6.4 vereiste goedkeuring of vaststelling kan tegen derden geen beroep worden gedaan.
Bestuur: bijeenroeping van de vergaderingen. Artikel 7.
7.2. De bijeenroeping van de vergaderingen van het bestuur geschiedt schriftelijk door de in artikel 7.1 bedoelde persoon, dan wel namens deze door de ambtelijk secretaris op een termijn van ten minste zeven dagen, onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een bestuurder hiermee instemt, kan hij worden opgeroepen door een langs elektronische weg toegezonden en reproduceerbaar bericht aan het adres dat door hem voor dit doel bekend is gemaakt.
7.4. Indien is gehandeld in strijd met het in artikel 7.2 en/of 7.3 bepaalde, kan het bestuur niettemin rechtsgeldige besluiten nemen in het geval de vergadering voltallig is en geen van de bestuurders zich alsdan tegen besluitvorming verzet, of – wanneer de vergadering niet voltallig is – indien de ter vergadering afwezige bestuurders vóór het tijdstip van de vergadering schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen de besluitvorming te verzetten. In het laatste geval is het bepaalde in artikel 10.4, eerste volzin, onverminderd van toepassing. Aan de eis van schriftelijkheid van de verklaring wordt voldaan indien de verklaring elektronisch is vastgelegd.
Bestuur: toegang tot de vergaderingen. Artikel 8.
8.2. Een bestuurder is bevoegd zich ter vergadering te doen vertegenwoordigen door een medebestuurder. De volmacht hiertoe dient schriftelijk te zijn verleend. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd. De volmacht tot vertegenwoordiging werkt niet privatief. Een bestuurder kan slechts één medebestuurder ter vergadering vertegenwoordigen.
8.3. Elke bestuurder alsmede de andere personen als bedoeld in artikel 8.1 zijn bevoegd door middel van een elektronisch communicatiemiddel – daaronder begrepen doch niet beperkt tot een (beeld)telefoon – aan een vergadering deel
te nemen, mits deze persoon via het elektronisch communicatiemiddel kan worden geïdentificeerd, rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering en kan deelnemen aan de beraadslaging en stemming (voor zover toepasselijk). Deze persoon wordt alsdan geacht in deze vergadering aanwezig te zijn.
Bestuur: leiding van de vergaderingen. Artikel 9.
De voorzitter van het bestuur leidt de vergaderingen van het bestuur. Bij zijn afwezigheid voorziet de vergadering zelf in haar leiding. Tot dat ogenblik wordt het voorzitterschap waargenomen door de ter vergadering aanwezige bestuurder die het langst als zodanig fungeert.
Bestuur: besluitvorming in vergadering. Artikel 10.
10.1. De voorzitter van de vergadering bepaalt de wijze waarop de stemmingen in de vergadering worden gehouden, met dien verstande dat op verzoek van een bestuurder stemmingen over personen schriftelijk geschieden.
10.2. Voor zover in deze statuten geen grotere meerderheid is voorgeschreven, worden alle besluiten van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Indien voor een besluit op grond van deze statuten een quorum geldt, tellen bij de bepaling of dit quorum is behaald slechts mee de bestuurders die met betrekking tot het desbetreffende besluit stemgerechtigd zijn.
agenda waren geplaatst doch waarover in die vergadering bij ontbreken van het quorum niet kon worden besloten. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit kan worden genomen onafhankelijk van het aantal ter vergadering aanwezige of vertegenwoordigde bestuurders.
10.5. Het door de voorzitter van de vergadering ter vergadering uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
Bestuur: besluitvorming buiten vergadering. Artikel 11.
Alle besluiten van het bestuur kunnen ook op andere wijze dan in vergadering worden genomen, mits alle bestuurders in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en zij allen schriftelijk hebben verklaard zich niet tegen deze wijze van besluitvorming te verzetten. Een besluit is alsdan genomen zodra de vereiste meerderheid van alle bestuurders zich schriftelijk vóór het voorstel heeft verklaard.
Onder schriftelijk wordt mede verstaan een langs elektronische weg toegezonden en reproduceerbaar bericht. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de ambtelijk secretaris van het bestuur een verslag opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering wordt vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering wordt ondertekend. Het aldus vastgestelde verslag wordt tezamen met de stukken als bedoeld in de eerste zin van dit artikel bij de notulen van de vergaderingen van het bestuur gevoegd.
Bestuur: tegenstrijdig belang. Artikel 12.
12.2. Wanneer op grond van het bepaalde in artikel 12.1 geen enkele bestuurder aan de besluitvorming kan deelnemen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
Bestuur: notulen van de vergaderingen. Artikel 13.
Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden door de ambtelijk secretaris of door de daartoe door de voorzitter van de vergadering aangewezen persoon notulen opgesteld. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en worden ten blijke daarvan door de voorzitter en de notulist van die vergadering ondertekend. De notulen en de in artikel 11 bedoelde stukken worden aan iedere bestuurder toegezonden.
Bestuur: vertegenwoordiging. Artikel 14.
14.1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
14.2. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan twee bestuurders gezamenlijk.
14.3. Het bestuur kan – met inachtneming van artikel 6.4 onder b – besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer bestuurders, alsook aan derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
14.4. Het bestuur verleent in elk geval een volmacht aan (een of meer (gezamenlijk handelende) medewerkers van) de fondsmanager voor het verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 3.1, alsmede het innen van rentevergoedingen en terugbetalingen op verstrekte leningen, en daarmee samenhangende werkzaamheden. In de volmacht wordt opgenomen dat de fondsmanager (en daarmee voormelde medewerkers van de fondsmanager) bij de uitvoering van zijn werkzaamheden ten behoeve van de stichting het investeringsreglement in acht neemt. Op de volmacht als bedoeld in artikel 14.4 is artikel 6.4 onder b niet van toepassing.
Raad van toezicht: samenstelling, taken, benoeming en defungeren. Artikel 15.
a. het (financierings- en swap)beleid van het bestuur;
b. de strategie van de stichting, daaronder begrepen de fundingstrategie;
c. het opnemen van vreemd vermogen door de stichting;
d. het aangaan van swapovereenkomsten;
e. het aangaan van rentederivaten en/of leningsovereenkomsten door de stichting met een cofinancier, en
f. de algemene gang van zaken in de stichting.
De raad van toezicht adviseert het bestuur gevraagd en ongevraagd.
15.2. De raad van toezicht is zodanig samengesteld dat het beschikt over de specifieke deskundigheid die noodzakelijk is voor de in artikel 15.1 bedoelde werkzaamheden. Bij voorkeur heeft ten minste één lid van de raad van toezicht affiniteit met taxatie- en funderingsproblematiek.
15.4. De leden van de raad van toezicht worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.2 en 15.3, benoemd als volgt:
a. de voorzitter wordt benoemd door de Minister;
b. een (1) lid wordt benoemd door de gemeenten die deelnemer zijn, met dien verstande dat wanneer zij nalaten om met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.6 binnen twee (2) maanden na ontvangst van het bericht als bedoeld in artikel 15.5 een lid van de raad van toezicht te benoemen, de raad van toezicht bevoegd is tot benoeming van een lid van de raad van toezicht voor de desbetreffende vacature, en
c. een (1) lid wordt benoemd door de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en het Waarborgfonds Eigen Woningen tezamen, met dien verstande dat wanneer zij nalaten om met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.6 binnen twee (2) maanden na ontvangst van het bericht als bedoeld in artikel 15.5 een lid van de raad van toezicht te benoemen, de raad van toezicht bevoegd is tot benoeming van een lid van de raad van toezicht voor de desbetreffende vacature.
Een niet-voltallige raad van toezicht behoudt zijn bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
15.6. De partijen die gerechtigd zijn tot een benoeming op grond van artikel 15.4 onder b, respectievelijk, artikel 15.4 onder c, benoemen in onderling overleg elk een lid voor de raad van toezicht, welke persoon voldoet aan het bepaalde in artikel 15.2 en 15.3. De benoeming van een lid van de raad van toezicht dient te blijken uit een schriftelijk document dat is ondertekend door alle vertegenwoordigers van de in artikel 15.4 onder b, respectievelijk, artikel 15.4 onder c, genoemde partijen.
15.7. De raad van toezicht wijst uit zijn midden een secretaris aan, met dien verstande dat de raad van toezicht kan besluiten in plaats van een secretaris aan te stellen een ambtelijk secretaris, al dan niet een bestuurder van de stichting.
15.9. Een lid van de raad van toezicht defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. doordat hij niet langer voldoet aan het bepaalde in artikel 15.2;
c. doordat hij failliet wordt verklaard, surseance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet, dan wel een daaraan gelijk te stellen wettelijke regeling naar buitenlands recht die op het desbetreffende lid van de raad van toezicht van toepassing is;
d. door zijn ondercuratelestelling of indien hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
e. door zijn vrijwillig aftreden, al dan niet volgens het in artikel 15.8 bedoelde rooster;
f. wanneer hij is benoemd door de Minister: door zijn ontslag, verleend door de Minister;
g. wanneer een lid van de raad van toezicht op grond van artikel 15.4 onder b is benoemd:
door zijn ontslag, verleend door de gemeenten die deelnemer zijn tezamen. Het ontslag van dit lid van de raad van toezicht dient te blijken uit een schriftelijk document dat door alle vertegenwoordigers van voornoemde partijen is ondertekend;
h. wanneer een lid van de raad van toezicht op grond van artikel 15.4 onder c is benoemd:
door zijn ontslag, verleend door de Nederlandse Vereniging van Banken, het Verbond van Verzekeraars en het Waarborgfonds Eigen Woningen tezamen. Het ontslag van dit lid van de raad van toezicht dient te blijken uit een schriftelijk document dat door alle vertegenwoordigers van voornoemde partijen is ondertekend.
Raad van toezicht: voorwaarden voor taakuitoefening. Artikel 16.
16.1. Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens en voorts aan ieder lid van de raad van toezicht alle inlichtingen betreffende de aangelegenheden van de stichting die deze mocht verlangen. Het bestuur stelt ten minste eenmaal per jaar de raad van toezicht schriftelijk op de hoogte van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico's en het beheers- en controlesysteem van de stichting.
De raad van toezicht is bevoegd alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting in te zien; ieder lid van de raad van toezicht heeft te allen tijde toegang tot alle bij de stichting in gebruik zijnde ruimten en terreinen, waarbij de toepasselijke wet- en regelgeving in acht wordt genomen.
16.2. De raad van toezicht kan zich voor rekening van de stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan door een of meer deskundigen, voor zover deze kosten redelijk zijn.
16.3. Leden van de raad van toezicht ontvangen voor de door hen in die hoedanigheid voor de stichting verrichte werkzaamheden een redelijke bezoldiging (inclusief onkostenvergoedingen) waarbij wordt aangesloten bij de normen die gelden in de publieke sector met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 5.15. De vaststelling van de bezoldiging geschiedt door de raad van toezicht.
16.4. Leden van de raad van toezicht zijn integer en stellen zich toetsbaar op ten aanzien van hun eigen functioneren.
Raad van toezicht: vergaderingen, besluitvorming en tegenstrijdig belang. Artikel 17.
17.1. Het bepaalde in artikel 7, artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13 van deze statuten is op de raad van toezicht zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. bestuurders toegang hebben tot de vergaderingen van de raad van toezicht, tenzij de raad van toezicht – met opgaaf van redenen – te kennen heeft gegeven buiten aanwezigheid van de bestuurders te willen vergaderen;
b. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.3, derde en vierde volzin, een voorstel is verworpen bij staking van stemmen, en
c. in afwijking van het bepaalde in artikel 10.4 de raad van toezicht slechts geldige besluiten kan nemen in een vergadering waarin ten minste de voorzitter van de raad van toezicht en één ander lid van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
17.3. Wanneer op grond van het bepaalde in de eerste volzin van artikel 17.2 geen enkel lid van de raad van toezicht aan de besluitvorming kan deelnemen, neemt dan wel nemen degene(n) met het strijdige belang alsnog deel aan de beraadslaging en de stemming. In dat geval wordt een uittreksel van de notulen als bedoeld in artikel 13 onderscheidenlijk het relaas als bedoeld in artikel 11, waarin melding is gemaakt van het strijdige belang, gevoegd bij de staat van baten en lasten over het boekjaar waarin het besluit is genomen.
17.4. Nadere regels omtrent het functioneren van de raad van toezicht kunnen worden neergelegd in een reglement van de raad van toezicht. De vaststelling of wijziging van voormeld reglement geschiedt door de raad van toezicht na overleg met het bestuur.
Fondsmanager. Artikel 18.
18.1. De stichting heeft een fondsmanager, zijnde een rechtspersoon.
18.2. De fondsmanager is – onder meer – belast met:
a. het voorbereiden en uitvoeren van besluiten van het bestuur;
b. het beheren en administreren van het vermogen van de stichting;
c. het door de fondsmanager – namens de stichting op grond van een volmacht – verstrekken van leningen als bedoeld in artikel 3.1, alsmede het innen van rentevergoedingen en terugbetalingen op verstrekte leningen;
d. het voorbereiden van de besluiten van het bestuur tot vaststelling of wijziging van:
i. de strategie van de stichting, inclusief de meerjarenbegroting van de stichting, en
ii. het jaarplan en de jaarbegroting van de stichting;
e. het voorbereiden van periodieke rapportages voor het bestuur en de raad van toezicht;
f. het uitvoeren van andere werkzaamheden ten behoeve van de stichting die het bestuur aan de fondsmanager opdraagt.
Bij zijn werkzaamheden neemt de fondsmanager de documenten genoemd in artikel 6.4 onder e tot en met onder h, de managementovereenkomst, en de subsidiebeschikking, in acht.
18.3. De fondsmanager wordt benoemd door het bestuur en kan door het bestuur worden ontslagen. Op de benoeming en ontslag van de fondsmanager, dan wel het wijzigen van de taken van werkzaamheden van de fondsmanager is het bepaalde in artikel 6.4 onder a van toepassing.
18.4. Bij overeenkomst wordt de rechtsverhouding tussen de stichting en de fondsmanager nader geregeld. In deze overeenkomst wordt bepaald dat de fondsmanager bij de uitvoering van zijn werkzaamheden ten behoeve van de stichting het investeringsreglement in acht neemt.
Gemeenschappelijke vergadering van het bestuur, de raad van toezicht, en/of de fondsmanager.
Artikel 19.
19.1. Ten minste eenmaal per jaar komen (een afvaardiging van) het bestuur, de raad van toezicht en de fondsmanager in gemeenschappelijke vergadering bijeen ter bespreking van ten minste de volgende onderwerpen:
a. de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid;
b. de actuele en historische ontwikkelingen van het fonds vanuit – onder meer – operationeel en financieel perspectief;
c. de gevoerde strategie van de stichting;
d. de fundingstrategie;
e. het swapbeleid;
f. het investeringsreglement en relevante ontwikkelingen daarvoor;
g. het aantal leningaanvragen en de behandeling van de leningaanvragen door de fondsmanager, en
h. andere (strategische) onderwerpen.
19.2. Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn het bestuur, de raad van toezicht en de fondsmanager gelijkelijk bevoegd.
19.3. De gemeenschappelijke vergaderingen worden geleid door de voorzitter van de raad van toezicht.
19.4. Andere gemeenschappelijke vergaderingen van twee of meer organen van de stichting vinden plaats voor zover gewenst.
Investeringsreglement. Artikel 20.
20.1. Ter uitvoering van het in deze statuten bepaalde, stelt het bestuur – met inachtneming van artikel 6.3 onder b en artikel 6.4 onder e – een investeringsreglement vast, waarin in elk geval worden geregeld:
a. de werkwijze;
b. de procedures;
c. de criteria, die bij de beslissing op aanvragen voor leningen worden gehanteerd door het bestuur (dan wel door de fondsmanager namens de stichting), en,
d. het toezien op het beheer en de administratie van het vermogen van de stichting, waaronder begrepen de in het investeringsreglement opgenomen percentages die gemeenten en financiële instellingen overmaken aan de stichting.
Voorts bevat het investeringsreglement:
a. de model-leningsovereenkomst die wordt aangegaan tussen de stichting en (samenwerkende) eigenaar-bewoners, alsmede de bijbehorende algemene voorwaarden. In deze documenten zijn in elk geval opgenomen de standaardvoorwaarden waaronder leningen worden verstrekt aan eigenaar-bewoners;
b. de model-hypotheekvoorwaarden;
c. een regeling dat het bestuur (dan wel de fondsmanager namens de stichting) uit het fonds niet meer leningen zal (doen) verstrekken in geval de som van de uit het fonds verstrekte leningen (voor het niet- terugbetaalde gedeelte) gelijk is aan of groter is dan de totale som van geldmiddelen die de Minister – handelend namens de Staat der Nederlanden – en de cofinanciers aan het fonds ter beschikking hebben gesteld, vermeerderd met geïncasseerde terugbetalingen (of afbetalingen) en rentebetalingen op reeds verstrekte leningen, en
d. een regeling dat het bestuur (dan wel de fondsmanager namens de stichting) bij het verstrekken van leningen aan eigenaar-bewoners, bedoeld in artikel 3.1, niet meer leningen worden verstrekt dan dat mogelijk is in het kader van prudent risicomanagement van het financiële beheer.
20.2. Het bestuur is te allen tijde bevoegd – met inachtneming van artikel 6.3 onder b en artikel 6.4 onder e – het investeringsreglement te wijzigen, met dien verstande dat niet gewijzigd kunnen worden:
a. het revolverende karakter van het fonds, en
20.3. Het bestuur maakt de vaststelling of wijziging van het investeringsreglement zo spoedig mogelijk bekend via de website van de stichting.
20.4. Het investeringsreglement mag niet in strijd zijn met de wet of deze statuten. Tussentijdse evaluatie.
Artikel 21.
Het bestuur verricht, in het vierde kalenderjaar dat volgt op het jaar van oprichting, een evaluatie naar de behaalde resultaten en de wijze waarop die zijn behaalt. Daarbij neemt het bestuur ten minste in acht de jaarstukken, de werkwijze, criteria, procedures en de periodieke rapportages.
Deelnemende gemeenten. Artikel 22.
22.1. De stichting kent deelnemers bestaande uit gemeenten waarmee de stichting een deelnemingsovereenkomst is aangegaan. Het aangaan van een deelnemingsovereenkomst behoeft de voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
22.2. Een deelnemer houdt op deelnemer te zijn:
a. doordat hij ophoudt te bestaan;
b. door het eindigen van de deelnemingsovereenkomst tussen de stichting en de deelnemer op de gronden zoals genoemd in deze deelnemingsovereenkomst.
22.3. Een deelnemer wordt ter zake de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan het zijn van deelnemer (daaronder begrepen: de bevoegdheden als bedoeld in artikel 15.6) vertegenwoordigd door een door die deelnemer aangewezen vertegenwoordiger, met dien verstande dat deze vertegenwoordiger niet tevens bestuurder van de stichting mag zijn.
22.4. Nadere regels omtrent de deelnemers kunnen worden neergelegd in een reglement van de raad van deelnemers, dat wordt vastgesteld door het bestuur na voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht.
Boekjaar en jaarstukken. Artikel 23.
23.1. Jaarlijks stelt het bestuur – onder goedkeuring van de raad van toezicht – op:
a. de jaarrekening (balans en de staat van baten en lasten);
b. de jaarbegroting en het jaarplan;
23.2. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
23.3. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
23.4. Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier te stellen. De op schrift gestelde balans en de staat van baten en lasten behoeven de goedkeuring van de raad van toezicht. Daartoe worden deze stukken onverwijld na de opschriftstelling aan de raad van toezicht toegezonden. Het raad van toezicht zal, alvorens zijn goedkeuring te verlenen, het bestuur opdragen de balans en de staat van baten en lasten te doen onderzoeken door een door de raad van toezicht aangewezen registeraccountant in de zin van artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Deze deskundige brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de raad van toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de in de vorige volzin bedoelde stukken. Hij brengt zijn verslag ter kennis van het bestuur.
23.5. Het bestuur draagt er zorg voor dat de jaarstukken genoemd in artikel 23.1 onder b en c, tijdig in het kalenderjaar voorafgaand aan het boekjaar waarvoor zij gelden zijn opgesteld en zijn overgelegd aan de raad van toezicht, opdat de continuïteit van het te voeren bestuur geborgd blijft.
23.6. Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaar te bewaren.
23.7. De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Reglementen. Artikel 24.
24.2. Op de vaststelling, wijziging en opheffing van reglementen als bedoeld in artikel 24.1 is het bepaalde in artikel 25.2 onder a en 25.3 van overeenkomstige toepassing.
Statutenwijziging. Artikel 25.
25.1. Het bestuur is, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, bevoegd de statuten te wijzigen.
b. de Minister voor zover het betreft (mede) de wijziging van:
i. artikel 1 tot en met artikel 4;
ii. artikel 5.15 en/of 16.3;
iii. artikel 20.2;
iv. artikel 26.6, en/of
v. bepalingen in deze statuten waarin aan de Minister een recht of bevoegdheid is toegekend.
25.4. Een statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Iedere bestuurder is bevoegd deze akte te doen verlijden.
25.5. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
Ontbinding en vereffening. Artikel 26.
26.1. Het bestuur is, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel 26, bevoegd de stichting te ontbinden.
26.2. Het besluit van het bestuur tot ontbinding van de stichting is onderworpen aan de voorafgaande, schriftelijke goedkeuring van de Minister. Daarnaast is dit besluit onderworpen aan de voorafgaande, schriftelijke goedkeuring van de raad van toezicht, welk besluit slechts met algemene stemmen (unaniem) kan worden genomen in een vergadering van de raad van toezicht waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
26.3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin het besluit tot ontbinding van de stichting is geagendeerd, dient zulks steeds te worden vermeld. De termijn van de oproeping bedraagt in dit geval ten minste twee (2) weken.
26.4. Na ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur, tenzij bij het besluit tot ontbinding één of meer andere vereffenaars zijn aangewezen.
26.5. De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een bestuurder worden verlangd.
26.7. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en
aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden "in liquidatie".
26.8. Na afloop van de vereffening blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan onder berusting van de door het bestuur in zijn ontbindingsbesluit aangewezen bewaarder. Deze persoon is gehouden binnen acht dagen na het ingaan van zijn bewaarplicht zijn aanwijzing alsook zijn naam en adres ter inschrijving op te geven aan het handelsregister.
Schriftelijke communicatiemiddelen. Artikel 27.
Onder schriftelijk wordt in deze statuten verstaan: per post, per fax, per e-mail of via enig ander gangbaar communicatiemiddel, waarmee het mogelijk is tekst over te brengen.
Slotbepaling. Artikel 28.
28.1. Voor de eerste maal worden de bestuurders, de leden van de raad van toezicht en de fondsmanager bij deze akte benoemd.
28.2. Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend zeventien. Dit artikel, inclusief opschrift, vervalt na afloop van het eerste boekjaar.
EINDE STATUTEN.