Stichting Mars Pensioenfonds
Stichting Mars Pensioenfonds
Pensioenreglement MUP/MSP
3
S:\Mars Pensionfund NL\Werkdocumenten\1-Fund documents\Plan Rules\20201217 Reglement MUP-MSP 2020
INHOUDSOPGAVE
Inleiding Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2 Deelnemerschap
Artikel 3 Aanspraken op (maximale) pensioenen en de flexibele mogelijkheden Artikel 4 Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken,
(het kapitaal op) de MUP-rekening en (het kapitaal op) de MSP-rekening Medewerker uittredingsplan
Artikel 5 Forfaitaire spaarbedragen en MUP-rekening
Artikel 6 De met het kapitaal van de MUP-rekening aan te kopen pensioenen Artikel 7 Ouderdomspensioen
Artikel 8 (gereserveerd)
Artikel 9 (gereserveerd)
Artikel 10 Arbeidsongeschiktheidspensioen
Artikel 11 Partnerpensioen
Artikel 12 Wezenpensioen
Artikel 13 Voortzetting van de pensioenopbouw conform het Medewerker Uittredings Plan tijdens Arbeidsongeschiktheid
Medewerker Selectie plan
Artikel 14 Verplicht beschikbare premie Artikel 15 Vrijwillig beschikbare premie
Artikel 16 Voortzetting van de pensioenopbouw conform het Medewerker Selectie Plan tijdens Arbeidsongeschiktheid
Bijzondere gebeurtenissen
Artikel 17 Pensioenopbouw c.q. overlijdensrisicodekking tijdens verlof Artikel 18 Pensioenopbouw tijdens werkloosheid
Artikel 19 Scheiding en de gevolgen daarvan voor de pensioenen
Artikel 20 Berekening van de forfaitaire spaarbedragen, de beschikbare premie en de pensioenaanspraken van de Deeltijddeelnemer
Artikel 21 Beëindiging van het Deelnemerschap vóór de pensioeningangsdatum Artikel 22 Waardeoverdracht bij toetreding tot de Pensioenregeling Artikel 23 Artikel 23 Waardeoverdracht bij beëindiging van het Deelnemerschap
Automatische waardeoverdracht klein pensioen Vervallen heel klein pensioen
Artikel 24 Flexibele mogelijkheden
Overige bepalingen
Artikel 25 Toeslagverlening van de pensioenen uit het Medewerker Uittredings Plan Artikel 26 Bijdragen van de Deelnemers en de financiering van de pensioenen Artikel 27 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 27A Niet opgevraagde pensioenen Artikel 28 Afkoop van gering pensioen
Artikel 29 Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht Artikel 30 Verplichtingen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden
Artikel 31 Verstrekken van pensioenopgaven en andere informatie door het Fonds Artikel 32 Klachten en geschillenregeling
Artikel 33 Herverzekering Artikel 34 Bijzondere gevallen
Artikel 35 Wijziging van het Pensioenreglement en de pensioenovereenkomst Artikel 36 Werkingssfeer
Artikel 37 Vaststelling en inwerkingtreding van het Pensioenreglement Artikel 38 (gereserveerd)
Bijlage 1 Forfaitaire spaarbedragen en premietabellen
Bijlage 2 Bestuursbesluit “Beleggingsrichtlijnen” als bedoeld in artikel 14, leden 4 en 9
INLEIDING
Mars hanteert ten aanzien van alle vestigingen een Total Rewards Philosophy (Pay, Wellbeing, Retirement) om zodoende aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden voor Associates te creëren. In dat kader is door Xxxx een nieuwe pensioenregeling ontworpen die op 31 december 2003 in werking is getreden. Deze pensioenregeling is gebaseerd op een gedeelde verantwoordelijkheid tussen Mars en Associates voor wat betreft Retirement. De verantwoordelijkheid voor de Associate is enerzijds aanwezig door de keuze die men krijgt om de ingelegde pensioenpremies te investeren en anderzijds door de keuze in de hoogte van de extra in te leggen pensioenpremies (die voorts onder bepaalde voorwaarden door Mars worden verhoogd).
De Mars pensioenregelingen worden uitgevoerd door de Stichting Mars Pensioenfonds. Associates die vanaf 31 december 2003 in dienst treden, nemen deel aan deze pensioenregeling (toen: Pensioenreglement 2004, nu: Pensioenreglement MUP/MSP). Een Associate die verplicht deelnemer is van de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstak- pensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie, is geen deelnemer van deze Mars Pensioenregeling.
Deze pensioenregeling bestaat uit een Medewerker Uittredings Plan en een Medewerker Selectie Plan op grond waarvan de Deelnemer verplicht is een minimum bijdrage aan Stichting Mars Pensioenfonds te voldoen.
Het Medewerker Uittredings Plan voorziet in zogeheten forfaitaire spaarbedragen die per salarisperiode worden vastgesteld en die op een MUP-rekening worden bijgehouden. De Associate is hiervoor geen bijdrage verschuldigd. De Associate treedt bij indiensttreding direct toe tot het Medewerker Uittredings Plan.
Het Medewerker Selectie Plan voorziet in een zogeheten verplichte beschikbare premie die per salarisperiode wordt vastgesteld. Deze premie wordt door Stichting Mars Pensioenfonds op een voor de Associate geopende MSP-rekening belegd in door Stichting Mars Pensioenfonds aangeboden beleggingsfondsen. Daarmee wordt een het kapitaal op de MSP-rekening gevormd. Naast deze verplichte premie motiveert Mars Associates om extra premie te storten: deze extra premie wordt verhoogd met een additionele premie van Mars (tot een bepaald maximum). De Medewerker treedt bij indiensttreding direct toe tot het Medewerker Selectie Plan.
Op de Pensioeningangsdatum kan het kapitaal van de MUP-rekening van het Medewerker Uittredings Plan worden gebruikt om pensioenuitkeringen (vast) bij de Stichting Mars Pensioenfonds aan te kopen. De Medewerker heeft de mogelijkheid om de pensioenuitkeringen (variabel of vast) bij een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze aan te kopen.
Het kapitaal van de MSP rekening van het Medewerker Selectie Plan moet op de Pensioeningangsdatum worden gebruikt om pensioenuitkeringen (variabel of vast) aan te kopen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze.
Het Pensioenreglement 2004 is gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 20 december 2005, mede in verband met de invoering van de “Wet Aanpassing fiscale behandeling vut en prepensioen en introductie levensloopregeling” met ingang van 1 januari 2005.
Laatstbedoelde wijziging is in werking getreden op 1 januari 2006.
Het Pensioenreglement 2004 is voorts gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 23 november 2007 in verband met de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007.
Het Pensioenreglement 2004 is gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 18 december 2008, waarmee het premie- en toeslagen beleid in het reglement is verwerkt. De inwerkingtreding van deze wijziging vindt plaats met ingang van 1 januari 2008.
Het Pensioenreglement 2004 is voorts gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 20 december 2010, mede in verband met aanpassingen in de Pensioenwet. De inwerkingtreding van deze wijzigingen vindt plaats met ingang van 1 januari 2010.
Het Pensioenreglement 2004 is voorts tekstueel gewijzigd bij bestuursbesluit d.d.
16 december 2011 om de uitvoering van artikel 1, artikel 16, lid 2, artikel 19, leden 14 en 15, artikel 21, lid 7 en van Bijlage 2 verder te verduidelijken. De inwerkingtreding van deze tekstwijzigingen vindt plaats met terugwerkende kracht tot 31 december 2003. Het Pensioenreglement 2004 is voorts gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 4 oktober 2013 in verband met de invoering van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Hierbij is de naam van het reglement gewijzigd in Pensioenreglement 2004-67. De inwerkingtreding van deze wijzigingen vindt plaats met ingang van 1 januari 2014.
Het Pensioenreglement 2004-67 is, ingaande 1 januari 2015, gewijzigd bij bestuursbesluit d.d. 18 juni 2015 mede in verband met de invoering van de “Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioenen en maximering pensioengevend inkomen” (Pensioenreglement MUP/MSP (2015)).
Het Pensioenreglement MUP/MSP (2015) is gewijzigd bij bestuursbesluit van 18 juni 2019 mede in verband met de verhoging van de wettelijke pensioenrichtleeftijd naar 68. De inwerkingtreding van deze wijzigingen vindt plaats met terugwerkende kracht vanaf ingang van 1 januari 2018.
Het Pensioenreglement MUP/MSP (2018) is gewijzigd bij bestuursbesluit van
17 december 2020, mede in verband met nieuwe wetgeving omtrent automatische waardeoverdracht klein pensioen en vervallen heel klein pensioen.
Stichting Mars Pensioenfonds
ALGEMEEN ARTIKEL 1
Begripsomschrijvingen
In dit Pensioenreglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde:
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
AOW-leeftijd:
De leeftijd waarop voor de betreffende (Gewezen) Deelnemer / Pensioengerechtigde de uitkering rechtens de Algemene Ouderdomswet ingaat.
Arbeidsongeschikte:
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA en recht heeft op een uitkering op grond van de WIA of zou hebben indien hij verzekerd zou zijn geweest.
Arbeidsongeschiktheid: Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
Arbeidsongeschiktheidspensioen:
Het arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 10.
Arbeidsongeschiktheidspercentage:
De uitkeringsklasse volgens de WIA zoals vastgesteld door het UWV.
Beginsaldo:
Het beginsaldo als bedoeld in artikel 22, lid 2.
Bestuur:
Het Bestuur van het Fonds.
Bijzonder Partnerpensioen:
Het Bijzonder Partnerpensioen als bedoeld in artikel 19.
Bijzonder Partnerpensioenkapitaal:
Het Bijzonder Partnerpensioenkapitaal als bedoeld in artikel 19 lid 2.
Contributiegevend Periode salaris:
1. het bruto basissalaris dat door de Deelnemer per Periode wordt genoten; vermeerderd met
2. de in de Periode uitbetaalde bruto vakantie-uitkering; vermeerderd met
3. de in de Periode van toepassing zijnde Ploegentoeslagpercentage
4. eventuele andere door de Deelnemer in de Periode ontvangen bruto loonbestanddelen of onderdelen daarvan, die schriftelijk door de Vennootschap aan het Fonds zijn opgegeven. De Vennootschap kan daarbij onderscheid maken tussen de diverse pensioenaanspraken in dit Pensioenreglement.
Het Contributiegevend Periode salaris is, op jaarbasis, gemaximeerd tot het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 (per 1 januari 2018:
€ 105.075,- welk bedrag daarna vanaf 1 januari 2019 bij het begin van het kalenderjaar per ministeriële regeling wordt vervangen door een ander bedrag). Voor de toets van de maximering zoals in de vorige volzin bedoeld wordt per 1 januari van ieder jaar bepaald of het vast bruto basissalaris vermeerderd met het recht op vakantietoeslag van de Deelnemer voor dat jaar boven de maximumgrens uitkomt. Indien dit het geval is wordt de maximering hierop per Periode naar rato toegepast.
Indien het vaste bruto basissalaris vermeerderd met het recht op vakantietoeslag onder de maximumgrens valt wordt over de variabele loonbestanddelen pensioen opgebouwd (en premie geheven) in de Periode van uitkering van het variabele loon, totdat de maximumgrens als bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 is bereikt.
Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie: De contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie is gelijk aan het Contributiegevend Periode salaris op jaarbasis verminderd met de Franchise voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie.
Deelnemer:
De Deelnemer zoals bepaald in artikel 2 lid 1 die op grond van de Pensioenovereenkomst en overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement en de Statuten Pensioenaanspraken verwerft jegens het Fonds.
Deelnemerschap:
Het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.
Deelnemersjaar:
Elk jaar behorend tot het Deelnemerschap, naar rato van het Gemiddeld deeltijdpercentage. Bij de berekening van het aantal deelnemersjaren worden gedeelten van jaren afgerond op volle maanden, met dien verstande dat
indien een Medewerker voor de 16e van de maand in of uit dienst treedt van de veronderstelling wordt uitgegaan dat deze Medewerker op de eerste dag van de betreffende
maand in of uit dienst is getreden;
indien een Medewerker op of na de 16e van de maand in of uit dienst treedt van de veronderstelling wordt uitgegaan dat deze Medewerker op de eerste dag van de daaropvolgende maand in of uit dienst is getreden.
Deeltijd-deelnemer:
De Medewerker in dienst van de Vennootschap, die werkzaam is op grond van een deel van de volledige arbeidsduur die geldt voor de desbetreffende functiegroep waartoe de Medewerker behoort.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een Deeltijd-deelnemer uitmaakt van de voor de betreffende functie binnen de Vennootschap normaal geldende arbeidsduur.
Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum van wijziging.
Demotie
Het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie met een lager loon.
Extra Deelnemersjaren
Het Extra Deelnemersjaar of de Extra Deelnemersjaren als bedoeld in artikel 22 lid 3.
Fonds:
Stichting Mars Pensioenfonds.
Forfaitaire spaarbijdrage:
De forfaitaire spaarbijdrage als bedoeld in artikel 5, lid 2.
Franchise voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie:
De Franchise is op 1 januari 2018 gelijk aan Euro 14.117,00. Dit bedrag wordt telkens per 1 januari verhoogd. De verhoging wordt gebaseerd op het Prijsindexcijfer over de periode van september tot september daaraan voorafgaand. De Franchise zal nimmer lager zijn dan het fiscaal minimale in te bouwen AOW bedrag conform artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964.
Franchise voor de risicodekkingen
De Franchise is op 1 januari 2018 gelijk aan Euro 20.595,12 welk bedrag vervolgens telkens per 1 januari wordt verhoogd met het Prijsindexcijfer over de periode van september tot september daaraan voorafgaand.
Gemiddeld deeltijdpercentage
Het gewogen gemiddelde van de Deeltijdpercentages over de Deelnemersjaren, uitgaande van tijdvakken van de voor de betreffende functie binnen de Vennootschap normaal geldende arbeidsduur.
Gepensioneerde:
De Pensioengerechtigde die krachtens de bepalingen van dit Pensioenreglement een Ouderdomspensioen van het Fonds ontvangt.
Gewezen Deelnemer:
De Medewerker of gewezen Medewerker door wie op grond van de pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming aan de Pensioenregeling een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het Fonds.
Gewezen Partner:
Degene wiens Partnerrelatie met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is beëindigd.
Interest
Het percentage waarmee de MUP-rekening wordt verhoogd, op de wijze zoals bedoeld in artikel 5.
Interestbijschrijving:
De interestbijschrijving als bedoeld in artikel 5, lid 3.
Kind:
een eigen kind of stiefkind van de (gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde; en een pleegkind van de (gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, mits het kind
– uitsluitend ter beoordeling door het Bestuur – door de (gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als een eigen kind wordt onderhouden en opgevoed; en een kind waarvan de Partner op de dag van het overlijden van de (gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde in verwachting is.
Life Cycle Mix variabel:
De Life Cycle Mix Variabel is een leeftijdsafhankelijke beleggingsmix die gericht is op de aankoop van een variabel pensioen op de Pensioendatum, waarbij het aandelenrisico deels afneemt naarmate de Pensioendatum nadert en waarbij de Deelnemer of Gewezen Deelnemer ten aanzien van de investering van het kapitaal op de MSP-rekening in de beleggingsfondsen geen vrije keuze heeft;
Life Cycle Mix vast
De Life Cycle Mix Vast is een leeftijdsafhankelijke beleggingsmix die gericht is op de aankoop van een vast pensioen op de Pensioendatum, waarbij het aandelenrisico geleidelijk afneemt en uiteindelijk tot nul wordt gereduceerd op de Pensioendatum en
waarbij de Deelnemer of Gewezen Deelnemer ten aanzien van de investering van het kapitaal op de MSP-rekening in de beleggingsfondsen geen vrije keuze heeft;
Loonindexcijfer:
het CBS cijfer CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor de Voedings- en Genotmiddelen industrie, particuliere bedrijven over de periode september versus september van het jaar ervoor.
Medewerker:
Degene die krachtens arbeidsovereenkomst in dienst is van de Vennootschap.
Medewerker Selectie Plan:
Het Medewerker Selectie Plan (MSP) als bedoeld in artikel 3, lid 5
Medewerker Uittredings plan:
Het Medewerker Uittredings Plan (MUP) als bedoeld in artikel 3, lid 4
MSP-rekening
De beleggingsrekening ter vorming van een pensioenkapitaal voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan, als bedoeld in artikel 14, lid 1.
MUP-rekening:
De door het Fonds aangehouden rekening voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer ter vorming van pensioenkapitaal uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan.
Ouderdomspensioen:
Ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7.
Partner:
1. De echtgenoot of echtgenote van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde. Met echtgenoot of echtgenote wordt gelijk gesteld de in Boek 1, titel 5A van het Burgerlijk Wetboek bedoelde geregistreerde partner van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
2. De man of vrouw niet zijnde de persoon als bedoeld onder 1., met wie de ongehuwde Deelnemer, ongehuwde Gewezen Xxxxxxxxx dan wel de ongehuwde Gepensioneerde duurzaam samenwoont en een gezamenlijk huishouden voert en met het oog daarop voor onbepaalde tijd een samenlevingsverband is aangegaan, met dien verstande dat aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:
a. de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn;
b. het samenlevingsverband is notarieel vastgelegd in een contract voor onbepaalde tijd, waarin enige bepalingen van vermogensrechtelijke aard zijn vastgelegd;
x. xxxxxx met wie het samenlevingsverband is aangegaan, is in het genoemde contract met het oog op pensioen als partner aangewezen;
d. de aanwijzing van de partner is niet herroepen;
e. de desbetreffende notariële akte is verleden vóór de Pensioeningangsdatum en minstens 6 maanden vóór het overlijden;
f. de partner is door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer bij het aangaan van de Partnerrelatie schriftelijk bij het Fonds aangemeld.
De Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde kan voor de toepassing van dit Pensioenreglement op enig tijdstip aanspraak op Partnerpensioen hebben ten behoeve van ten hoogste één Partner. Een Partner kan voor de toepassing van dit Pensioenreglement op enig tijdstip een Partnerrelatie hebben met ten hoogste één Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
Partnerpensioen:
Partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.
Partnerrelatie:
- een huwelijk;
- een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 Burgerlijk Wetboek;
- een gezamenlijke huishouding als bedoeld onder het begrip “Partner”, punt 2.
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) Deelnemer de leeftijd van 68 jaar bereikt.
Pensioengerechtigde:
Ieder die krachtens de bepalingen van dit Pensioenreglement een pensioenuitkering van het Fonds ontvangt.
Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen:
1. het op 1 januari voor de Deelnemer geldende bruto basisjaarsalaris; vermeerderd met
2. de bruto vakantie-uitkering;
3. vermeerderd met het op 1 januari voor de Deelnemer geldende Ploegentoeslagpercentage.
In geval van een tussentijdse verlaging van het bruto basisjaarsalaris (anders dan door Xxxxxxx) in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de Pensioendatum of arbeidsongeschiktheid), wordt voor de berekening van het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen vanaf de verlaging tot 1 januari daarop volgend uitgegaan van het verlaagde geldende bruto basissalaris. Het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen is gemaximeerd tot het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 (per 1 januari 2018: € 105.075,-) welk bedrag daarna vanaf
1 januari 2019 bij het begin van het kalenderjaar per ministeriële regeling wordt vervangen door een ander bedrag. Het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen is niet van toepassing bij de berekening van de aanspraak op voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid.
Pensioengevend salaris voor het Arbeidsongeschiktheidspensioen
Het Pensioengevend salaris voor het Arbeidsongeschiktheidspensioen op enig moment is gelijk aan het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen, echter zonder toepassing van de maximering zoals bedoeld in art 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Pensioengrondslag-arbeidsongeschiktheid (voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid)
Bij aanvang van Arbeidsongeschiktheid betreft de Pensioengrondslag- arbeidsongeschiktheid de Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en beschikbare premie zoals van toepassing op 1 januari voorgaande aan de dag vanaf wanneer de Vennootschap krachtens artikel 7:629 van het Burgerwijk Wetboek het salaris aan de Medewerker doorbetaalt. Voor de berekening van de Pensioengrondslag- arbeidsongeschiktheid voor toekomstige opbouwjaren wordt de bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid vastgestelde Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en beschikbare premie vanaf beëindiging loondoorbetalingsverplichting jaarlijks aangepast op de wijze als bedoeld in artikel 25 van dit Pensioenreglement, waarbij voor vaststelling van eventuele overschrijding van de maximumgrens, zoals bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt getoetst of het bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid vastgestelde Contributiegevend Periode salaris op jaarbasis, aangepast op de wijze van bedoeld in artikel 25 van dit Pensioenreglement, boven de in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting bedoelde grens uitkomt.
Pensioengrondslag voor de risicodekkingen
De pensioengrondslag voor de risicodekkingen is gelijk aan het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen verminderd met de Franchise voor risicodekkingen.
Pensioeningangsdatum:
De eerste dag van de maand waarop het Ouderdomspensioen feitelijk ingaat.
Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen de Vennootschap en de Medewerker is overeengekomen betreffende pensioen.
Pensioenregeling:
De in dit Pensioenreglement opgenomen pensioenregeling, de bijlagen bij dit Pensioenreglement en de besluiten van het Bestuur op basis van dit Pensioenreglement.
Pensioenreglement:
Pensioenreglement MUP/MSP, vanaf 31 december 2003 tot 1 januari 2014
“Pensioenreglement 2004” geheten, van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015
“Pensioenreglement 2004-67”geheten, van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018
"Pensioenreglement MUP/MSP geheten, van 1 januari 2018 tot 1 januari 2020 “Pensioenreglement MUP/MSP-2020 geheten, dat geldt vanaf 1 januari 2020,
Periode:
Een periode waarover het salaris wordt uitbetaald, tenzij de tekst van het Pensioenreglement anders bepaalt.
Ploegentoeslagpercentage:
De procentuele toeslag op het basisjaarsalaris voor het werken in ploegen bij de Vennootschap. Voor de toepassing van dit Pensioenreglement wordt de ploegentoeslag tevens vastgesteld volgens het percentage op grond van de afbouwtabel ploegentoeslag.
Premiefactor:
Het gemiddelde van A / B. over de drie Perioden voorafgaand aan de Periode waarin de Vennootschap krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Medewerker is gaan doorbetalen, waarbij:
A = de feitelijke procentuele vrijwillig beschikbare premie die de Deelnemer aan het Fonds heeft voldaan.
B = de maximaal mogelijke procentuele vrijwillig beschikbare premie behorend bij de leeftijd van de Arbeidsongeschikte Deelnemer.
Prijsindexcijfer:
Het CBS-prijsindexcijfer voor alle huishoudens. Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar indexcijfer.
Rendement
Het procentuele behaalde netto rendement op investeringen van het Fonds op jaarbasis.
Scheiding:
Een echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of de beëindiging van de relatie met de Partner met wie de ongehuwde Xxxxxxxxx, de ongehuwde Gewezen Deelnemer of de ongehuwde Gepensioneerde duurzaam samenwoont.
Statuten:
De Statuten van het Fonds.
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering:
De stichting, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering FVP.
Toezichthouder:
De toezichthouders zoals bedoeld in artikel 151 Pensioenwet.
Uitvoeringsovereenkomst
De uitvoeringsovereenkomsten, zoals deze van tijd tot tijd worden herzien, tussen Stichting Mars Pensioenfonds en de Vennootschap.
Variabel Pensioen
Bij een variabel pensioen wordt er op de Pensioeningangsdatum met het dan aanwezige pensioenkapitaal een pensioenuitkering aangekocht die na ingang van het pensioen in hoogte kan variëren door verwerking van mee- en tegenvallers ten aanzien van beleggingsrisico, sterfteresultaat, en levensverwachting. Bij het Fonds is het niet mogelijk om een variabel pensioen in te kopen, dit kan alleen in het geval van inkoop bij een andere wettelijk toegestane pensioenuitvoerder.
Vast Pensioen
Bij een vast pensioen wordt er op de Pensioeningangsdatum van het dan aanwezige pensioenkapitaal een pensioenuitkering ingekocht. Dit kan voor het kapitaal op de MUP- rekening zowel bij het Fonds als bij een andere wettelijk toegestane pensioenuitvoerder. Voor het kapitaal op de MSP-rekening kan alleen pensioen worden ingekocht bij een andere wettelijk toegestane pensioenuitvoerder. De te ontvangen pensioenuitkering is jaarlijks in beginsel gelijk. Bij aankoop van een vast pensioen bij het Fonds, kan de pensioenuitkering jaarlijks worden aangepast op de wijze als bedoeld in artikel 25 en artikel 35A van dit Pensioenreglement. Bij aankoop van een vast pensioen bij een andere wettelijk toegestane pensioenuitvoerder is sprake van een vast pensioen dat indien overeengekomen op een vaste wijze geïndexeerd wordt.
Vennootschap:
- Mars Nederland B.V;
- Mars Food Europe C.V;
alsmede door Mars Nederland B.V. aan te wijzen rechtspersonen, mits deze rechtspersonen onderdeel uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en door het Bestuur van het Fonds door middel van een bestuursbesluit en een uitvoeringsovereenkomst als zodanig bij het Fonds zijn aangesloten.
Website:
De website van Mars Pensioenfonds xxx.xxxxxxxxxxxx.xx
WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en daarvan afgeleide wet- en regelgeving.
Wees:
Een Kind van een overleden (Gewezen) Deelnemer of overleden Gepensioneerde.
Wezenpensioen:
Wezenpensioen als bedoeld in artikel 12.
WIA-uitkeringsgrens
261 maal het maximum dagloon ingevolge de Wet Financiering Sociale Verzekeringen.
ARTIKEL 2
Deelnemerschap
1. Deelnemer in de Pensioenregeling is de Medewerker die op of na de datum van inwerkingtreding van dit Pensioenreglement in dienst van de Vennootschap is getreden, mits de Medewerker door de Vennootschap als Deelnemer bij het Fonds is aangemeld.
2. Het Deelnemerschap van de in lid 1 bedoelde Medewerker gaat in op de dag waarop het dienstverband bij de Vennootschap is ingegaan.
3. Geen Deelnemer in de Pensioenregeling is de Medewerker die deelnemer is in de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zoetwarenindustrie. In geval van beëindiging van het deelnemerschap in de pensioenregeling van genoemd bedrijfstakpensioenfonds terwijl de Medewerker in dienst blijft van de Vennootschap, zal de Medewerker de dag volgend op de voornoemde beëindiging van het deelnemerschap toetreden tot de Pensioenregeling, mits de Medewerker door de Vennootschap als Deelnemer bij het Fonds is aangemeld.
4. Het Deelnemerschap eindigt
a. wegens overlijden van de Deelnemer: op de datum van overlijden; of
b. wegens beëindiging van de dienstbetrekking vóór het bereiken van de Pensioeningangsdatum: op de datum waarop de dienstbetrekking eindigt; of
c. wegens het bereiken van de Pensioeningangsdatum: op de datum waarop het Ouderdomspensioen ingaat;
doch uiterlijk op de Pensioendatum.
5. In afwijking van het bepaalde in lid 4 wordt het Deelnemerschap in geval van beëindiging van de dienstbetrekking voortgezet, indien:
x. xx Xxxxxxxxx recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid conform het bepaalde in dit Pensioenreglement; of
b. dat op grond van een bijzondere regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden – anders dan de regeling als bedoeld onder sub a – tussen de Vennootschap en de Deelnemer is overeengekomen en voorzover dit past binnen de kaders van artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) en aanverwante relevante besluiten. Het Bestuur is bevoegd voorwaarden aan de voortzetting van het Deelnemerschap te verbinden. De voortzetting vindt plaats tot uiterlijk de Pensioendatum.
6. Indien een Medewerker van een Nederlandse Vennootschap die Deelnemer is, in dienst treedt van een in het buitenland gevestigde onderneming, welke met een bij het Fonds aangesloten Vennootschap is gelieerd, kan op verzoek van de Vennootschap en de onderneming het Deelnemerschap op door het Bestuur te stellen voorwaarden worden voortgezet. De bij een in het buitenland gevestigde onderneming doorgebrachte periode kan alleen als diensttijd voor deze pensioenregeling worden aangemerkt als er wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 10a, eerste lid, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) en aanverwante relevante besluiten. Voor de toepassing van het Pensioenreglement wordt de deelnemerstijd bij de aangegeven buitenlandse onderneming dan beschouwd als Deelnemerschap, doorgebracht bij een aangesloten Vennootschap.
ARTIKEL 3
Aanspraken op (maximale) pensioenen en de flexibele mogelijkheden
1. De Medewerkers en de Vennootschap hebben een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet gesloten met betrekking tot de pensioenen vanaf de pensioen(ingangs)datum en een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet met betrekking tot het partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. De pensioenaanspraken die voor de Medewerker uit de in lid 1 bedoelde overeenkomsten voortvloeien, zijn door de Vennootschap bij het Fonds ondergebracht door middel van een door de Vennootschap met het Fonds gesloten Uitvoeringsovereenkomst.
3. De rechten en verplichtingen van de Medewerkers en de Vennootschap uit hoofde van de in lid 1 bedoelde overeenkomsten zijn opgenomen in dit Pensioenreglement.
4. De Deelnemer heeft op grond van het Medewerker Uittredings Plan ten behoeve van zichzelf aanspraak op:
a. (het kapitaal op) de MUP-rekening ter aankoop van Ouderdomspensioen vanaf de Pensioendatum (artikel 7); en
b. een Arbeidsongeschiktheidspensioen in geval van Arbeidsongeschiktheid ontstaan tijdens het Deelnemerschap (artikel 10);
en ten behoeve van de Partner en Kind(eren):
c. een Partnerpensioen, gedeeltelijk op risicobasis, in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap (artikel 11); en
d. een Wezenpensioen, gedeeltelijk op risicobasis, in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap (artikel 12); en
e. een Partner- en Wezenpensioen in geval van overlijden van de Gepensioneerde (artikelen 11 en 12), mits de Gepensioneerde op de Pensioeningangsdatum voor deze pensioenvorm heeft gekozen.
Het onder sub a. bedoelde Ouderdomspensioen en het onder sub e. bedoelde Partner- en Wezenpensioen worden op de Pensioeningangsdatum met behulp van het kapitaal op de MUP-rekening aangekocht.
De onder sub b. genoemde aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen en de onder sub c. en d. genoemde aanspraken op Partner- en Wezenpensioen op risicobasis vervallen op de datum van beëindiging van het Deelnemerschap (artikel 21) doch uiterlijk op de Pensioendatum.
5. De Deelnemer heeft op grond van het Medewerker Selectie Plan ten behoeve van zichzelf aanspraak op:
a. Het kapitaal op de MSP-rekening voor de aankoop van Ouderdomspensioen vanaf de Pensioendatum (artikel 7);
en ten behoeve van de Partner en Kind(eren):
b. een Partner- en Wezenpensioen in geval van overlijden van de Gepensioneerde (artikelen 11 en 12), mits de Gepensioneerde op de Pensioeningangsdatum voor deze pensioenvorm heeft gekozen.
De in dit lid bedoelde pensioenen worden op de Pensioeningangsdatum met behulp van het kapitaal op de MSP-rekening aangekocht.
6. Deeltijd-deelnemers hebben pensioenaanspraken naar rato van het Deeltijdpercentage (artikel 20).
7. Iedere vordering die een belanghebbende krachtens het Pensioenreglement heeft jegens het Fonds, is onderworpen aan de in het Pensioenreglement en Statuten vermelde voorwaarden.
8. De Deelnemer heeft de in artikel 24 genoemde flexibele mogelijkheden. In geval van vervroeging of uitstel van de Pensioendatum, dient in dit artikel 3, met uitzondering van lid 11, voor Pensioendatum gelezen te worden: Pensioeningangsdatum.
9. Het Fonds stelt op de in lid 10 opgenomen toets-momenten vast of de met de ’kapitalen op de MUP-rekening en de MSP-rekening tezamen, welke zijn opgebouwd vanaf 1 januari 2015, aan te kopen jaarlijkse Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioenen uit hoofde van de Pensioenregeling maximaal de pensioenen op basis van een fiscaal zuivere pensioenregeling zoals gedefinieerd in de Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964 bedragen, op basis van het actuele loon. Voor deze vaststelling worden alleen de Deelnemersjaren vanaf 1 januari 2015 meegerekend.
10. De in lid 9 bedoelde toets zal door het Fonds in ieder geval worden toegepast op de volgende momenten:
a. bij elke waardeoverdracht, behoudens voor zover wordt overgedragen naar een premie-overeenkomst die kwalificeert onder bijlage IV of V van het besluit van de Staatssecretaris van 17 december 2014, nr BLKB2014/2132M, stcrt 2014 nr. 36872, 30 december 2014 (of een vervangend besluit van latere datum);
b. bij onderlinge xxxx xxx xxxxxxxx;
c. bij overlijden van een Pensioengerechtigde;
d. bij echtscheiding of beëindiging van partnerschap van een Pensioengerechtigde;
e. bij emigratie van een Pensioengerechtigde;
f. bij een relevante wijziging van de fiscale regelgeving;
g. op elke feitelijke ingangsdatum van elk soort pensioen.
11. Voor de vaststelling van het fiscaal maximaal zuivere pensioen als bedoeld in lid 9 blijft een verlaging van het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen achterwege, voor zover dit het gevolg is van Xxxxxxx, in de periode van tien jaren direct vooraf- gaande aan de Pensioendatum. In dat geval wordt uitgegaan van het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen direct voorafgaand aan de Demotie, verhoogd met het de loonindex in de bedrijfstak, of – indien dat hoger is – het actuele Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen.
12. De leden 9, 10 en 11 worden toegepast uitgaande van de veronderstelling dat het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening worden aangewend voor de aankoop van Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen in de verhouding 100:70:14 en uitgaande van de veronderstelling dat geen Scheiding heeft plaatsgevonden.
13. Als het resultaat van de vaststelling zoals beschreven in lid 9 is dat de kapitalen op de MUP-rekening en de MSP-rekening tezamen hoger zijn dan benodigd voor het aankopen van pensioenaanspraken of pensioenrechten bij het Fonds en/of wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder tot de maximumgrens als bedoeld in lid 9 zal het gedeelte van het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening dat als gevolg van toepassing van de leden 9, tot en met 12 niet voor pensioen kan worden aangewend, vervallen aan het Fonds. Als uit de vaststelling blijkt dat de kapitalen op de MUP-rekening en de MSP-rekening tezamen lager zijn dan benodigd voor het aankopen van pensioenaanspraken of pensioenrechten bij het Fonds of wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder tot de maximumgrens als bedoeld in lid 9 dan
zijn de pensioenaanspraken of pensioenrechten gelijk aan de pensioenaanspraken of pensioenrechten die met de kapitalen op de MUP-rekening en de MSP-rekening tezamen aangekocht kunnen worden.
14. Het bepaalde in de leden 9 tot en met 13 wordt door het Fonds toegepast ongeacht de keuze die de Deelnemer maakt ten aanzien van het Fonds of de andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder waarbij de pensioenen worden aangekocht (zie artikel 6, leden 1 en 3). De toepassing van de leden 9 tot en met 13 geschiedt op basis van door het Bestuur vast te stellen fictieve marktconforme pensioeninkooptarieven, tenzij inkooptarieven van toepassing zijn vanwege de daadwerkelijke aankoop van pensioenaanspraken binnen het Fonds. De nadere wijze waarop deze toepassing geschiedt, zal worden vastgelegd in een bestuursbesluit.
15. Indien en zolang een Gepensioneerde krachtens dit Pensioenreglement recht heeft op een pensioenuitkering (met uitzondering van een Arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 10), tevens recht heeft op een WIA-uitkering of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (m.u.v. uitkeringen die bij aanvang van het deelnemerschap al werden genoten), wordt de pensioenuitkering verminderd met deze uitkering(en). In geval van partiële arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenuitkering verminderd met de partiële WIA- uitkering of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (m.u.v. uitkeringen die bij aanvang van het deelnemerschap al werden genoten).
ARTIKEL 4
Grondslagen voor de berekening van de pensioenaanspraken, (de kapitalen op) de MUP- rekening en de MSP-rekening:
1. De berekening van de pensioenaanspraken, de MUP-rekening en MSP-rekening vindt plaats op basis van de bepalingen in het Pensioenreglement.
2. De Deelnemersjaren die voor de pensioenberekening in aanmerking worden genomen zijn de jaren die de Deelnemer op grond van artikel 2 aan de Pensioenregeling deel- neemt, tenzij in dit Pensioenreglement anders wordt bepaald.
3. De Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie wordt voor het eerst vastgesteld op de datum waarop het Deelnemerschap aanvangt en daarna steeds bij een wijziging van het Contributiegevend Periode salaris of de Franchise voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie, tenzij het Pensioenreglement anders bepaalt. De Pensioengrondslag voor de risicodekkingen wordt eveneens voor het eerst vastgesteld op de datum waarop het Deelnemerschap aanvangt en daarna steeds op 1 januari, tenzij het Pensioenreglement anders bepaalt.
MEDEWERKER UITTREDINGS PLAN ARTIKEL 5
Forfaitaire spaarbedragen en MUP-rekening
1. Op de MUP-rekening vindt bijschrijving plaats van Forfaitaire spaarbedragen conform het bepaalde in lid 2 en van Interest conform het bepaalde in lid 3.
Forfaitaire spaarbijdrage
2. Op de MUP-rekening vindt per Periode aan het einde van die Periode bijschrijving plaats van een Forfaitair spaarbedrag. Het Forfaitaire spaarbedrag wordt vastgesteld conform de in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement opgenomen tabel. De vaststelling van het Forfaitaire spaarbedrag vindt plaats op basis van de Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie en het premiepercentage dat geldt aan het einde van de desbetreffende Periode.
Interestbijschrijving
3. Het kapitaal op de MUP-rekening wordt verhoogd door middel van bijschrijving van Interest op basis van de volgende uitgangspunten:
a. De MUP-rekening wordt verhoogd door middel van bijschrijving van Interest met ingang van de dag waarop de bijschrijving van het Forfaitaire spaarbedrag plaats heeft gevonden.
b. De bijschrijving van Interest vindt plaats tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het kapitaal op de MUP-rekening conform het bepaalde in lid 6 wordt aangewend voor de aankoop van pensioenen dan wel voorafgaand aan de dag waarop het kapitaal op de MUP-rekening krachtens artikel 23 door het Fonds wordt overgedragen.
c. De bijschrijving van Interest vindt plaats op dagbasis. De Interest op jaarbasis bedraagt maximaal een percentage ter grootte van het Prijsindexcijfer vermeerderd met 3- procentpunt, maar het totaal is niet meer dan 13% op jaarbasis en niet minder dan 0%. De bijschrijving van Interest is afhankelijk van het Rendement en de middelen van het Fonds en het besluit van het Bestuur hieromtrent volgens de daarvoor in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Fonds vastgelegde systematiek.
d. Geen bijschrijving van Interest vindt plaats indien het Prijsindexcijfer vermeerderd met 3-procentpunt minder dan 0% bedraagt. Het verschil tussen 0% en het negatief percentage wordt in mindering gebracht op de nadien door het Fonds toe te kennen bijschrijvingen van Interest, tenzij het Bestuur besluit, de Vennootschap gehoord hebbende, dat die vermindering niet zal plaatsvinden.
4. Voor de bijschrijving van Interest wordt het Prijsindexcijfer per 1 januari en 1 juli in enig kalenderjaar als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt uitgegaan van het Prijsindexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode september tot september voorafgaande aan 1 januari respectievelijk maart tot maart voorafgaande aan 1 juli in enig jaar wordt gepubliceerd.
5. Het Bestuur is bevoegd een hogere procentuele bijschrijving van Interest dan bepaald in lid 3 toe te kennen, met inachtneming van hetgeen in de uitvoeringsovereenkomst bepaald is.
6. Het kapitaal op de MUP-rekening wordt op de Pensioeningangsdatum aangewend voor de aankoop van pensioenen conform artikel 6.
7. Bij overlijden van de Deelnemer wordt het kapitaal op de MUP-rekening toegevoegd aan de middelen van het Fonds en worden aangewend voor de aankoop van Partner- en Wezenpensioen.
ARTIKEL 6
De met het kapitaal van de MUP-rekening aan te kopen pensioenen
1. Het op de Pensioeningangsdatum aanwezige kapitaal, met aftrek van het deel van het kapitaal dat uit hoofde van één of meerdere Scheidingen een bestemming als Bijzonder Partnerpensioen heeft gekregen, van de MUP-rekening wordt per de genoemde datum aangewend bij het Fonds voor één van de volgende bestedingsdoelen, naar keuze van de (Gewezen) Deelnemer:
a. een vast Ouderdomspensioen met recht op voorwaardelijke jaarlijkse toeslagverlening
b. een combinatie van vast Ouderdoms- en Partnerpensioen (met voorwaardelijke toeslagverlening) ten behoeve van de op de Pensioeningangsdatum aanwezige Partner en in één van de volgende verhoudingen:
Ouderdomspensioen | Partnerpensioen (uitgedrukt in een percentage van het ouderdomspensioen) |
100 | 25 |
100 | 50 |
100 | 70 |
100 | 100* |
* maar nooit meer dan 70% van het laatst geldende Contributiegevend Periode salaris
2. In de aankoop van de in lid 1 bedoelde pensioenen is tevens de aankoop van Wezenpensioen ter hoogte van 14% van het Ouderdomspensioen per kind inbegrepen.
3. De Deelnemer heeft het recht het op de Pensioeningangsdatum aanwezige kapitaal op de MUP-rekening in plaats van aan te wenden bij het Fonds als bedoeld in lid 1, aan te wenden bij een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze van de Deelnemer voor het aankopen van één of meerdere soorten pensioenuitkeringen in de zin van de Pensioenwet en de Wet op de loonbelasting 1964. De hoogte van het aan te kopen pensioen wordt bepaald door de keuze van een vast of variabel pensioen, de hoogte van het kapitaal dat voor de aankoop van het pensioen kan worden gebruikt en van de door de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder op het tijdstip van aankoop te hanteren aankooptarieven en mogelijkheden.
De overdracht van het kapitaal op de MUP-rekening door het Fonds aan de andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder leidt tot het vervallen van alle aanspraken uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan.
ARTIKEL 7
Ouderdomspensioen
1. De aankoop van Ouderdomspensioen bij het Fonds vindt plaats op basis van de door het Fonds op het tijdstip van aankoop geldende aankooptarieven. Deze tarieven worden door het Fonds op de Website gepubliceerd.
2. Het Ouderdomspensioen gaat in op de Pensioendatum.
3. Het Ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
4. De hoogte van het aan te kopen Ouderdomspensioen wordt bepaald door: de hoogte van het kapitaal op de MUP-rekening, dat voor de aankoop van Ouderdomspensioen wordt gebruikt;
de keuze volgens artikel 6 lid 1;
de door het Fonds op het tijdstip van aankoop te hanteren aankooptarieven.
5. De Deelnemer heeft conform artikel 6, lid 3 het recht het kapitaal van de MUP- rekening op de Pensioendatum aan te wenden voor de aankoop van ouderdomspensioen bij een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze.
ARTIKEL 8 (GERESERVEERD)
ARTIKEL 9 (GERESERVEERD)
ARTIKEL 10
Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Indien en zolang een Deelnemer gedeeltelijk of geheel Arbeidsongeschikt is, heeft de Deelnemer recht op een Arbeidsongeschiktheidspensioen overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement.
2. Het Arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op dezelfde dag als waarop de uitkering op grond van de WIA ingaat.
Het Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd zolang de Arbeidsongeschiktheid duurt, waarbij voor het einde van de uitkering van het Arbeidsongeschiktheidspensioen de eerste dag van de maand waarin de Arbeidsongeschiktheid eindigt geldt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, maar uiterlijk tot de Pensioendatum of – indien dat eerder is – de Pensioeningangsdatum of – indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de Pensioengerechtigde overlijdt.
3. Het Arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige Arbeidsongeschiktheid waarbij geen kans bestaat op herstel (IVA-uitkering) 75% van het gedeelte van het Pensioengevend salaris voor arbeidsongeschiktheidspensioen dat uitgaat boven de WIA-uitkeringsgrens, met dien verstande dat dit percentage gewijzigd zal worden op het moment dat het WIA-uitkeringspercentage wijzigt. Bij volledige Arbeidsongeschiktheid waarbij nog wel kans op herstel bestaat (WGA-uitkering) bedraagt het Arbeidsongeschiktheidspensioen, in afwijking van het in de vorige volzin bepaalde, 70% van het gedeelte van het Pensioengevend salaris voor arbeidsongeschiktheidspensioen dat uitgaat boven de WIA-uitkeringsgrens, met dien verstande dat dit percentage gewijzigd zal worden op het moment dat het WIA- uitkeringspercentage wijzigt.
4. De berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen op jaarbasis vindt plaats op basis van het Pensioengevend salaris voor arbeidsongeschiktheidspensioen op
1 januari direct voorafgaand aan het tijdstip vanaf wanneer de Vennootschap krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Medewerker doorbetaalt.
5. Indien een Deelnemer voor de Pensioendatum gedeeltelijk Arbeidsongeschikt wordt, bedraagt het Arbeidsongeschiktheidspensioen een percentage van het Arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige Arbeidsongeschiktheid op grond van de WGA-uitkering. Het Arbeidsongeschiktheidspensioen bij gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid bedraagt het percentage uit onderstaande tabel vermenigvuldigd met het gedeelte van het pensioengevend salaris voor het Arbeidsongeschiktheidspensioen dat uitgaat boven de WIA-uitkeringsgrens.
Bij een arbeidsongeschiktheids- percentage van
Bedraagt het Arbeidsongeschiktheidspensioen
80% of meer 70%
65% tot 80% 50,75%
55% tot 65% 42%
Bij een arbeidsongeschiktheids- percentage van
Bedraagt het Arbeidsongeschiktheidspensioen
45% tot 55% 35%
35% tot 45% 28%
Minder dan 35% 0%
6. Als de mate van Arbeidsongeschiktheid geldt de mate van Arbeidsongeschiktheid die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WIA wordt vastgesteld. De Deelnemer is verplicht aan het Fonds opgave te doen van de op grond van de WIA-beschikking toegekende WIA-uitkering dan wel van andere door het UWV gebruikte gegevens. De mate van Arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA zal, indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld, volgens de volgende formule worden vastgesteld:
(Maatmanloon -/- restverdiencapaciteit) / Maatmanloon.
Zowel het Maatmanloon als de restverdiencapaciteit (dat is het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) worden door het UWV opgegeven.
7. Bij wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage gedurende de periode van Arbeidsongeschiktheid, wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig gewijzigd indien die wijziging het gevolg is van
- een verlaagde mate van Arbeidsongeschiktheid;
- een verhoogde mate van Arbeidsongeschiktheid;
- het omzetten van een WGA-uitkering in een IVA-uitkering of omgekeerd.
8. Indien en zolang betrokkene krachtens dit Pensioenreglement in het genot is van een Ouderdomspensioen, bestaat er in afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, geen aanspraak op Arbeidsongeschiktheidspensioen.
9. Geen aanspraak op Arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat indien de dag vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Deelnemer doorbetaalt vóór aanvang van het Deelnemerschap ligt of indien de Deelnemer bij aanvang van het Deelnemerschap reeds Arbeidsongeschikt is. Indien de Deelnemer echter in de wachttijd van de WIA zit bij aanvang van het Deelnemerschap, bestaat aanspraak op Arbeidsongeschiktheidspensioen indien de Deelnemer na het beëindigen van de wachttijd minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard maar ná vier weken alsnog voor meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard. Indien de Deelnemer binnen vier weken na de wachttijd alsnog Arbeidsongeschikt wordt verklaard bestaat geen aanspraak op Arbeidsongeschiktheidspensioen.
10. Indien de (Gewezen) Deelnemer bij uitdiensttreding in de wachttijd voor de WIA zit en voor minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard, verkrijgt hij alsnog recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen indien hij binnen vier weken na beëindiging van de wachttijd alsnog voor meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard. Dit laatste geldt eveneens bij het herleven van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering binnen vier weken nadat de uitkering is ingetrokken.
11. Na ingang van het Arbeidsongeschiktheidspensioen vindt de voorwaardelijke toeslagverlening van het Arbeidsongeschiktheidspensioen plaats op basis van artikel 25 lid 1.
ARTIKEL 11
Partnerpensioen
Partnerpensioen in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap
1. Recht op Partnerpensioen heeft de Partner met wie de Deelnemer op het tijdstip van overlijden een Partnerrelatie had.
2. Het Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt.
3. Het Partnerpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de Partner overlijdt.
4. Het Partnerpensioen bedraagt voor ieder Deelnemersjaar vanaf 1 januari 2015 1,16% van de Pensioengrondslag voor de risicodekkingen. Voor Deelnemersjaren liggend vóór 1 januari 2015 bedraagt het Partnerpensioen voor ieder Deelnemersjaar 1,33% van de Pensioengrondslag voor de risicodekkingen ultimo 2014. Voor Deelnemersjaren liggend voor 1 januari 2015 is de maximering tot het bedrag zoals bedoeld in artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 niet van toepassing. In geval van een eerdere Scheiding waarbij een Gewezen Partner een aanspraak op Bijzonder Partnerpensioenkapitaal heeft verkregen op basis van artikel 19 lid 2, tellen de Deelnemersjaren voor de berekening van het in de vorige volzinnen omschreven Partnerpensioen vanaf de datum Scheiding.
5. Bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioeningangsdatum wordt bij de berekening van het Partnerpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het Deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de Pensioendatum. Indien de Partner zich blijkens een gerechtelijk vonnis (mede) schuldig heeft gemaakt aan enig misdrijf dat de dood van de Xxxxxxxxx ten gevolge heeft gehad zal aan de Partner geen Partnerpensioen worden uitgekeerd.
6. Na ingang van het partnerpensioen vindt de voorwaardelijke toeslagverlening van het Partnerpensioen op risicobasis plaats op basis van artikel 25 lid 1.
Partnerpensioen in geval van overlijden na pensionering
7. Indien met het kapitaal van de MUP-rekening Partnerpensioen wordt aangekocht (zie artikel 6), kan dat uitsluitend ten behoeve van de Partner waarmee de (Gewezen) Deelnemer op het tijdstip van aankoop een Partnerrelatie heeft, met uitzondering van het bepaalde in artikel 19 lid 16.
8. De hoogte van het aan te kopen Partnerpensioen wordt bepaald door:
de hoogte van het kapitaal van de MUP-rekening dat voor de aankoop van Partnerpensioen wordt gebruikt;
de door het Fonds op het tijdstip van aankoop te hanteren aankooptarieven Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 is overeenkomstig van toepassing.
9. De Deelnemer heeft overeenkomstig artikel 6, lid 3 het recht om met het kapitaal van de MUP-rekening pensioenen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar de keuze van de Deelnemer aan te kopen. Het bepaalde in artikel 6, lid 3 is in dat geval overeenkomstig van toepassing.
ARTIKEL 12
Wezenpensioen
Wezenpensioen in geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap
1. Recht op Wezenpensioen heeft een Wees.
2. Het Wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt.
3. Het Wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de Wees de leeftijd van 18 jaar bereikt of - indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de wees overlijdt.
4. Onverminderd het in lid 3 bepaalde wordt het Wezenpensioen voorts aan een Wees die de 27-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Wees – dit uitsluitend ter beoordeling door het Bestuur –
a. voor het grootste deel van de voor werkzaamheden beschikbare tijd onderwijs of een beroepsopleiding volgt; of
b. de Wees ten gevolgen van ziekten of gebreken niet in staat is om 55 procent te verdienen van hetgeen lichamelijk gezonde Kinderen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen; of
c. de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteden aan het verzorgen van het huishouden van de overleden Xxxxxxxxx of, mits tot dat huishouden ten minste drie andere Kinderen jonger dan 27 jaar behoren, door het mede verzorgen van dat huishouden.
De uitkering wordt voortgezet zolang de in de vorige volzin genoemde omstandigheid zich voordoet en uiterlijk tot de maand volgend op de maand waarin de Wees de leeftijd van 27 jaar bereikt - of indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de Wees overlijdt.
5. Het Wezenpensioen bedraagt voor iedere Wees van de Deelnemer 20% van het conform artikel 11 berekende Partnerpensioen op risicobasis, met dien verstande dat voor de berekening van het Wezenpensioen de Deelnemersjaren in geval van een of meerdere Scheidingen niet worden beperkt tot de Deelnemersjaren vanaf de datum van de laatste Scheiding
6. Het gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen zal maximaal gelijk zijn aan het Partnerpensioen dat conform lid 5 de grondslag vormt voor de berekening van het Wezenpensioen. Alsdan worden de Wezenpensioenen gekort en wel voor iedere Wees met een gelijk gedeelte.
7. Een Wezenpensioen en het maximale gezamenlijke bedrag aan Wezenpensioen wordt verdubbeld indien en zodra beide ouders zijn overleden.
8. Indien en zolang een Wees recht heeft op een uitkering krachtens een wettelijke regeling inzake Arbeidsongeschiktheid of krachtens een andere wettelijke regeling van overeenkomstige strekking, wordt het bedrag aan Wezenpensioen verminderd met het bedrag van de uitkering, tenzij het Bestuur op verzoek van de Vennootschap beslist dat de uitkering niet of slechts ten dele in mindering wordt gebracht.
9. Na ingang vindt de toeslagverlening van het Wezenpensioen op risicobasis plaats op basis van artikel 25 lid 1.
Wezenpensioen in geval van overlijden na pensionering
10. Met het kapitaal van de MUP-rekening, kan uitsluitend Wezenpensioen worden aangekocht (artikel 6) voor een Wees die op het moment van de aankoop voldoet aan de omschrijving van Kind als bedoeld in dit Pensioenreglement.
11. De hoogte van het Wezenpensioen bedraagt voor iedere Wees van de Gepensioneerde 14% van het conform artikel 7 berekende Ouderdomspensioen.
Het bepaalde in de leden 2 tot 4, 7 en 8 is overeenkomstig van toepassing.
12. De Deelnemer heeft overeenkomstig artikel 6, lid 3 het recht om met het kapitaal van de MUP-rekening pensioenen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar de keuze van de Deelnemer aan te kopen. Het bepaalde in artikel 6, lid 3 is in dat geval overeenkomstig van toepassing.
ARTIKEL 13
Voortzetting van de pensioenopbouw conform het Medewerker Uittredings Plan tijdens Arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid wordt de opbouw van de pensioenaanspraken uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan voor rekening van het Fonds geacht te worden voortgezet vanaf het tijdstip waarop de uit- kering op grond van de WIA ingaat en zolang de Arbeidsongeschiktheid voortduurt, waarbij voor het einde van de voortzetting de eerste dag van de maand waarin de Arbeidsongeschiktheid eindigt geldt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum of – indien dat eerder is – de Pensioeningangsdatum of – indien dat eerder is - tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt en overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement
2. De in lid 1 bedoelde voortzetting van de opbouw van pensioenaanspraken vindt plaats naar rato van de Arbeidsongeschiktheid conform het bepaalde in lid 3 en conform door het Bestuur te geven aanwijzingen.
3. De voortzetting van de pensioenopbouw geschiedt op basis van het in de WIA vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en volgens onderstaande tabel. De voortzetting geschiedt voorts conform de in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement opgenomen tabel.
Bij een arbeidsongeschiktheids- percentage van | Wordt de pensioenopbouw voortgezet voor | |
80% of meer | 100% | |
65% tot 80% | 72,5% | |
55% tot 65% | 60% | |
45% tot 55% | 50% | |
35% tot 45% | 40% | |
Minder dan 35% | 0% |
4. De voortzetting van de pensioenopbouw uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan voor rekening van het Fonds vindt plaats op basis van de Pensioengrondslag- Arbeidsongeschiktheid (voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid).
5. Bij voortzetting van de pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid van een Deeltijd- deelnemer wordt uitgegaan van het Deeltijdpercentage zoals dit gold op het tijdstip van aanvang van de voortzetting van de pensioenopbouw.
6. Uitstel van het ingangstijdstip van het Ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 24 is niet mogelijk voor degenen voor wie krachtens dit artikel de pensioenopbouw wordt voortgezet en die geen dienstverband met de Vennootschap meer hebben. In geval van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid waarnaast nog een actief dienstverband bestaat met de Vennootschap uit hoofde waarvan pensioen wordt opgebouwd, heeft dit lid alleen betrekking op het arbeidsongeschikte (op basis van dit artikel voortgezette) deel van de pensioenopbouw.
7. Het bepaalde in artikel 10, lid 7 is van overeenkomstige toepassing op de krachtens dit artikel toe te kennen voortzetting van pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid.
8. In afwijking van lid 8 wordt de voortzetting van pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid voor een Deelnemer beperkt tot de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals die gold bij het einde van het dienstverband met de Vennootschap. Indien bij einde van het dienstverband de wachttijd voor de WIA nog niet is verstreken, wordt de voortzetting gebaseerd op de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals die geldt bij de eerste toekenning van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor de Deelnemer wiens wachttijd voor de WIA nog niet was verstreken bij het einde van het dienstverband met de Vennootschap, en die aan het einde van de wachttijd minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard maar binnen vier weken alsnog een WIA-uitkering ontvangt, geldt eveneens dat de voortzetting wordt gebaseerd op de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals die geldt bij de eerste toekenning van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Indien de Deelnemer eerst ná vier weken alsnog voor meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard (of de uitkering ná vier weken herleeft) bestaat geen aanspraak op voorzetting van de pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid.
9. Indien de dag vanaf wanneer de werkgever krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de werknemer doorbetaalt vóór aanvang van het Deelnemerschap ligt wordt de dekking voor voorzetting van pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid beperkt tot de toename van de mate van Arbeidsongeschiktheid boven de bij aanvang van het Deelnemerschap bestaande mate van Arbeidsongeschiktheid. Indien de Deelnemer bij aanvang van het Deelnemerschap in de wachttijd voor de WIA zit, bestaat volledige dekking van voortzetting indien de Deelnemer na het beëindigen van de wachttijd minder dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard en niet binnen vier weken daarna alsnog voor meer dan 35% Arbeidsongeschikt wordt verklaard. Dit laatste geldt eveneens bij herleving van een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering na vier weken.
MEDEWERKER SELECTIE PLAN ARTIKEL 14
Verplicht beschikbare premie
1. Het Fonds opent voor elke Deelnemer een MSP-rekening. Door middel van deze MSP- rekening worden door het Fonds premies belegd conform het bepaalde in de volgende leden.
2. De Deelnemer is verplicht aan het einde van een Periode een premie aan het Fonds te voldoen ten behoeve van de vorming van een pensioenkapitaal middels de MSP- rekening. De hoogte van de premie wordt vastgesteld conform de in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement opgenomen tabel. De vaststelling van de premie vindt plaats op basis van de Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie en het premiepercentage die gelden aan het einde van de desbetreffende Periode.
3. De Vennootschap houdt de premie in op het salaris van de Deelnemer en draagt de ingehouden premie zo spoedig mogelijk na inhouding, af aan het Fonds. Met de toetreding als Deelnemer tot de Pensioenregeling wordt de Deelnemer geacht de Vennootschap te hebben gemachtigd tot inhouding en afdracht van de premie aan het Fonds.
4. De premies uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan worden zo spoedig mogelijk nadat deze door het Fonds is ontvangen, belegd op de MSP-rekening.
5. De belegging vindt plaats op basis van de aanwijzing(en) van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer met inachtneming van de bepalingen in een door het Bestuur te nemen bestuursbesluit “Beleggingsrichtlijnen”, dat is opgenomen in bijlage 2. Het desbetreffende bestuursbesluit bevat eveneens bepalingen ten aanzien van de MSP- rekening en de kosten en kan door het Bestuur worden gewijzigd.
6. Indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer heeft gekozen voor vrij beleggen zoals bedoeld in Bijlage 2 adviseert het Fonds de Deelnemer of Gewezen Deelnemer over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de pensioeningangsdatum, waarbij het beleggingsrisico kleiner wordt naarmate de pensioendatum nadert. Het Fonds onderzoekt ten minste een keer per jaar of de beleggingen van de Deelnemer of Gewezen Xxxxxxxxx zich binnen de op basis van de in artikel 52 lid 3 Pensioenwet gestelde grenzen bevinden en informeert de Deelnemer of Gewezen Deelnemer hierover.
7. Indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer heeft gekozen voor vrij beleggen zoals bedoeld in Bijlage 2 is afdeling 4.2.3 van de Wet op het financieel toezicht van overeenkomstige toepassing op de in dit artikel bedoelde premieovereenkomst.
8. De MSP-rekening wordt door het Fonds, op naam van de Deelnemer, geopend bij een door het Fonds aan te wijzen uitvoerder. Het Bestuur is bevoegd een uitvoerder aan de in de eerste volzin bedoelde uitvoerder toe te voegen of om een eerder aangewezen uitvoerder te vervangen door één of meerdere uitvoerder(s). In geval van vervanging van een uitvoerder is het Bestuur bevoegd het kapitaal op de MSP- rekening over te dragen aan de nieuwe uitvoerder(s).
9. Het op de Pensioeningangsdatum aanwezige kapitaal op de MSP-rekening wordt aangewend bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder, niet zijnde het Fonds, naar keuze van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer voor het aankopen van één of meerdere soorten pensioenuitkeringen in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, met inachtneming van artikel 19 lid 2. De hoogte van het aan te kopen vaste of variabele pensioen wordt bepaald door de keuze van een vast of variabel pensioen, de hoogte van het kapitaal op de MSP-rekening dat voor de aankoop van het pensioen wordt gebruikt en van de door de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder op het tijdstip van aankoop te hanteren aankooptarieven.
De overdracht van het kapitaal op de MSP-rekening geschiedt rechtstreeks door de vermogensbeheerder aan de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder en leidt tot verval van alle aanspraken uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan.
10. In geval van overlijden tijdens het Deelnemerschap wordt het kapitaal op de MSP-rekening uit hoofde van dit artikel toegevoegd aan de middelen van het Fonds.
11. Het beleggingsrisico ten aanzien van de belegging van de premies door het Fonds, is voor rekening van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer. Het Fonds kan door de Deelnemers of Gewezen Deelnemers niet worden aangesproken om meer dan het kapitaal van de MSP-rekening aan de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder over te dragen dan welke de vermogensbeheerder aan de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder overdraagt conform het bepaalde in lid 9.
ARTIKEL 15
Vrijwillig beschikbare premie
1. De Deelnemer heeft het recht om aan het einde van een Periode een vrijwillige premie aan het Fonds te voldoen. De hoogte van de premie die de Deelnemer op grond van dit lid maximaal aan het Fonds kan voldoen, wordt vastgesteld conform de in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement opgenomen tabel. Het bepaalde in artikel 14, lid 2, laatste volzin en de leden 3 tot en met 11 is van overeenkomstige toepassing.
2. De door de Deelnemer krachtens lid 1 aan het Fonds af te dragen premies worden door de Vennootschap verhoogd met 100%.
3. (gereserveerd)
4. Vanaf aanvang Deelnemerschap draagt de Deelnemer de voor zijn leeftijd volgens de in bijlage 1 bij dit Pensioenreglement opgenomen tabel geldende maximale premie af, waarna vervolgens de leeftijdsstaffel in de tabel wordt gevolgd. De Deelnemer die krachtens dit artikel vanaf enig tijdstip en conform dit artikel geen of lagere premies aan het Fonds wenst af te dragen, moet tijdig een schriftelijk verzoek daartoe op een door het Bestuur aan te geven wijze bij het Fonds indienen. Het Fonds zal het verzoek honoreren met ingang van een Periode, mits het verzoek uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de aanvang van die Periode bij het Fonds binnen is.
ARTIKEL 16
Voortzetting van de pensioenopbouw conform het Medewerker Selectie Plan tijdens Arbeidsongeschiktheid
1. Het bepaalde in artikel 13 is zoveel als mogelijk overeenkomstig van toepassing ten aanzien van de premies als bedoeld in de artikelen 14, lid 2 en 15, leden 1 en 2.
2. Voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in artikel 15, leden 1 en 2 voor rekening van het Fonds zal geschieden overeenkomstig de bepalingen van dit Pensioenreglement. Daarbij zal de verhoging door de Vennootschap bedoeld in art. 15 lid 2 altijd gelijk zijn aan de vrijwillige premie, bedoeld in art. 15 lid 1. Voor de vaststelling van de vrijwillig beschikbare premie krachtens dit lid geldt dat de maximale vrijwillig beschikbare premie behorend bij de leeftijd van de arbeidsongeschikte Deelnemer wordt vermenigvuldigd met de Premiefactor Indien de Deelnemer uitsluitend in de twee Perioden voorafgaand aan de Periode waarin de Vennootschap krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Medewerker is gaan doorbetalen premies heeft voldaan aan het Fonds, wordt de voortzetting berekend op basis van een Premiefactor waarbij in de definitie van Premiefactor voor “drie” wordt gelezen “twee”. Heeft de Deelnemer uitsluitend in de Periode voorafgaand aan de Periode waarin de Vennootschap krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Medewerker is gaan doorbetalen premies voldaan aan het Fonds, dan wordt de voortzetting berekend op basis van een Premiefactor waarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van A / B als bedoeld in de definitie van Premiefactor, in die Periode.
BIJZONDERE GEBEURTENISSEN ARTIKEL 17
Pensioenopbouw c.q. overlijdensrisicodekking tijdens verlof
1. Gedurende een periode van ouderschapsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg zal het Deelnemerschap op dezelfde wijze worden voortgezet alsof de Deelnemer niet met verlof is gegaan, wat betreft de pensioenopbouw op basis van de Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie afgezet tegen het Deeltijdpercentage zoals deze beide één dag voor ingang van het verlof op de betreffende Deelnemer van toepassing waren. Pensioenopbouw kan alleen dan worden voortgezet voor zover de verlofperiode voldoet aan de voorwaarden van artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) en aanverwante besluiten. Gedurende de periode van ouderschapsverlof blijft de dekking uit hoofde van het Partner- en Wezenpensioen gedurende deze hele verlofperiode in stand op basis van de Pensioengrondslag voor de risicodekkingen, afgezet tegen het Deeltijdpercentage zoals deze beide één dag voor ingang van het verlof op de betreffende Deelnemer van toepassing waren. .
2. De uit hoofde van dit Pensioenreglement door de Deelnemer verschuldigde bijdrage gedurende het ouderschapsverlof, moet door de Deelnemer op een door het Fonds of de Vennootschap aan te geven wijze aan het Fonds of de Vennootschap worden voldaan.
3. Geen pensioenopbouw vindt plaats gedurende perioden waarin de Deelnemer verlof geniet, anders dan bedoeld in lid 1, waarbij de dekking uit hoofde van het Partner- en Wezenpensioen gedurende maximaal 18 maanden in stand blijft. Indien de Deelnemer verlof geniet op basis van een levensloopregeling blijft de dekking uit hoofde van het Partner- en Wezenpensioen gedurende de hele verlofperiode in stand. De in de vorige volzinnen bedoelde dekking blijft in stand op basis van het Pensioengevend jaarsalaris voor de risicodekkingen en Franchise voor de risicodekkingen zoals die voor de Deelnemer gelden op 1 januari voorafgaande aan het verlof.
ARTIKEL 18
Pensioenopbouw tijdens werkloosheid
Tijdens een tijdvak van werkloosheid waarin de Gewezen Deelnemer recht heeft op een bijdrage van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, verkrijgt de Gewezen Deelnemer pensioenaanspraken conform de Bijdrageregelen FVP 1999 of latere bijdrageregelen van het FVP en dit Pensioenreglement, mits de bijdrage door de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering aan het Fonds wordt overgemaakt en voor zover en voor zolang de bijdrage dat mogelijk maakt. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van de Bijdrageregelen FVP 1999 of latere bijdrageregelen van het FVP zoals deze gelden per de datum waarop het tijdvak van werkloosheid aanvangt.
ARTIKEL 19
Scheiding en de gevolgen daarvan voor de pensioenen
Bijzonder Partnerpensioen
1. In geval van Xxxxxxxxx na het tijdstip waarop door de Gepensioneerde met het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening uit hoofde van de Pensioenregeling een Partnerpensioen is aangekocht, heeft de Gewezen Partner van de Gepensioneerde aanspraak op een Bijzonder Partnerpensioen. Het Bijzonder Partnerpensioen is gelijk aan het door de Gepensioneerde met het kapitaal van de MUP- rekening en het kapitaal van de MSP-rekening aangekochte Partnerpensioen eventueel verhoogd met de aanpassingen als bedoeld in artikel 25. Het in artikel 11, leden 2 en 3 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
2. In geval van Scheiding voor de Pensioeningangsdatum, heeft de Gewezen Partner aanspraak op een gedeelte van het kapitaal van de MUP-rekening en een gedeelte van het kapitaal van de MSP-rekening ten behoeve van de aankoop van een levenslang Bijzonder Partnerpensioen.
Het in de vorige volzin bedoelde kapitaal van de MUP-rekening en kapitaal van de MSP- rekening worden bepaald per de datum van Scheiding. Bepaald zal worden welk gedeelte (percentage) van de MUP-rekening en van de MSP-rekening bestemd zal zijn voor het bij vooroverlijden van de (Gewezen) Deelnemer aankopen van levenslang bijzonder partnerpensioen. De berekening van het in de vorige volzin bedoelde percentage geschiedt door een berekening te maken van het in de door het Pensioenfonds voor de betreffende (Gewezen) Deelnemer gehanteerde premiestaffel bestemde percentage voor levenslang partnerpensioen. De nadere wijze waarop deze berekening plaatsvindt, zal in een bestuursbesluit worden vastgelegd. Indien van toepassing zullen het aldus bepaalde kapitaal voor Partnerpensioen vervolgens worden verminderd met het deel van het kapitaal dat uit hoofde van een eerdere Scheiding(en) al een bestemming als Bijzonder Partnerpensioen heeft gekregen. Het hieruit resulterende kapitaal voor Bijzonder Partnerpensioen van de MUP-rekening, verhoogd met interestbijschrijving volgens artikel 5, leden 3 tot en met 5 (en in geval van Scheiding van een Gewezen Deelnemer artikel 25 lid 6) en het kapitaal voor Bijzonder Partnerpensioen van de MSP-rekening dienen op de Pensioeningangsdatum, dan wel bij eerder overlijden van de (Gewezen) Deelnemer te worden aangewend voor de aankoop van een Bijzonder Partnerpensioen ten behoeve van de Gewezen Partner. Het op bovenstaande wijze berekende deel van het kapitaal van de MUP- en MSP- rekening tezamen zal hierna worden aangeduid als Bijzonder Partnerpensioenkapitaal.
3. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 vindt geen toepassing, indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en de Gewezen Partner dit bij voorwaarden in verband met de Partnerrelatie of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat dit bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4. Een Gewezen Partner met een recht op Bijzonder Partnerpensioen als bedoeld in lid 1 en lid 2, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde, mits:
a. het Fonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
5. Het Bijzonder Partnerpensioen wordt aan de Gewezen Partner uitgekeerd na het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde zolang de Gewezen Partner in leven is.
Verevening van ouderdomspensioen
6. Voor de toepassing van de hierna volgende leden wordt onder Xxxxxxxxx eveneens verstaan: scheiding van tafel en bed. Voor de toepassing van de hierna volgende leden wordt onder Scheiding niet verstaan het beëindigen van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 1 onder het begrip “Partner”, punt 2.
7. Bij Scheiding heeft de (Gewezen) Partner van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde recht op uitbetaling van een deel van het uit dit Pensioenreglement voortvloeiende Ouderdomspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
8. Het in lid 7 bepaalde is niet van toepassing indien
- de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding is uitgesloten; of
- het Ouderdomspensioen dat krachtens de verevening aan de (Gewezen) Partner toekomt, gelijk of lager is dan het bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet.
9. Het recht op verevening kan alleen dan rechtstreeks jegens het Fonds worden uitgeoefend, indien de Scheiding binnen twee jaar na het tijdstip van Scheiding op een bij wet voorgeschreven formulier aan het Fonds is gemeld.
10. Het Fonds is bevoegd de kosten van de verevening bij de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en de (Gewezen) Partner, ieder voor de helft, in rekening te brengen.
11. Aan de (Gewezen) Partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van het toegekende recht op uitbetaling van Ouderdomspensioen. Xx Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
12. De verevening ten aanzien van het kapitaal van de MUP-rekening als bedoeld in het Medewerker Uittredings Plan en kapitaal van de MSP-rekening als bedoeld in het Medewerker Selectie Plan zal plaatsvinden volgens de leden 14 tot en met 23.
13. In afwijking op de onderstaande bepalingen kunnen de (Gewezen) Xxxxxxxxx
c.q. Gepensioneerde en de (Gewezen) Partner bij huwelijkse voorwaarden dan wel bij de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding een afwijkende regeling overeenkomen. De afwijking kan uitsluitend bestaan uit een andere factor dan de factor “2” als bedoeld in lid 15 en lid 21 of uit een andere periode dan de periode als bedoeld in lid 16 en lid 22.
Gebruikmaking van deze mogelijkheid is uitsluitend mogelijk, mits de echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van Xxxxxxxxx een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de bedoelde overeenkomst aan het Fonds hebben overgelegd.
Scheiding vóór Pensioeningangsdatum
14. Het op de datum van Xxxxxxxxx aanwezige kapitaal van de MUP-rekening, verminderd met de saldi die zijn bestemd voor Bijzonder Partnerpensioen, en het aanwezige kapitaal van de MSP-rekening, verminderd met de saldi die zijn bestemd voor Bijzonder Partnerpensioen kapitaal, wordt vermenigvuldigd met een breuk.
15. De noemer van de breuk bestaat uit het aantal jaren van Deelnemerschap, inclusief Extra Deelnemersjaren (in maanden nauwkeurig) gelegen vanaf de datum van aanvang van het Deelnemerschap tot aan de datum van Scheiding vermenigvuldigd met 2.
16. De teller van de breuk bestaat uit het aantal jaren van Deelnemerschap, inclusief Extra Deelnemersjaren (in maanden nauwkeurig) dat de (Gewezen) Deelnemer in de bij de noemer vermelde periode met de (Gewezen) partner een Partnerrelatie heeft gehad.
17. Het uit de leden 14 tot en met 16 resulterende kapitaal van de MUP-rekening, verhoogd met interestbijschrijving volgens artikel 5, leden 3 tot en met 5 (en in geval van Scheiding van een Gewezen Deelnemer artikel 25 lid 6) wordt ten behoeve van de Gewezen Partner overgemaakt op een aparte MUP-rekening. De interestbijschrijving vindt plaats over de periode van de datum van Xxxxxxxxx tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop het kapitaal op de aparte MUP-rekening krachtens dit artikel wordt overgedragen. Het interestpercentage voor de Gewezen Partner is gelijk aan het interestpercentage dat de (Gewezen) Deelnemer ontvangt. Het uit de leden 14 tot en met 16 resulterende kapitaal van de MSP-rekening wordt ten behoeve van de (Gewezen) Partner vastgesteld in de beleggingseenheden waarin het desbetreffende kapitaal op de MSP-rekening op het tijdstip van Scheiding bestaat. Op de datum van overdracht wordt een bedrag dat overeenkomt met de actuele waarde van de over te dragen beleggingseenheden onttrokken aan de MSP- rekening van de (Gewezen) Deelnemer door verkoop van een gelijke fractie van de actuele beleggingseenheden. Het onttrokken bedrag wordt vervolgens belegd op een aparte MSP-rekening, op gelijke wijze als de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer en volgt ook daarna de wijze van beleggen door de (Gewezen) Deelnemer.
18. Op de Pensioeningangsdatum wordt het totale kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening inclusief het Bijzonder Partnerpensioenkapitaal zoals bepaald in lid 2volgens de bepalingen van dit Pensioenreglement aangewend voor een direct ingaand Ouderdomspensioen en een Partnerpensioen ter grootte van 70% van het Ouderdomspensioen op het leven van de Gepensioneerde. De hoogte van het verevende Ouderdomspensioen wordt bepaald aan de hand van de hoogte van het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening conform het bepaalde in lid 17 ten opzichte van het totale kapitaal waarvoor Ouderdomspensioen is aangekocht. De hoogte van het Bijzonder Partnerpensioen wordt bepaald conform het bepaalde in lid 2.
Het verevende Ouderdomspensioen wordt uitgekeerd aan de Gewezen partner zolang deze en de Gepensioneerde in leven zijn, doch uiterlijk zolang het desbetreffende pensioen conform het Pensioenreglement wordt uitgekeerd.
19. Indien de Gewezen Partner overlijdt voordat het in lid 18 bepaalde heeft plaatsgevonden, worden het genoemde kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP- rekening inclusief het Bijzonder Partnerpensioenkapitaal zoals bepaald in lid 2, toegevoegd aan de MUP-rekening en de MSP-rekening ten gunste van de (Gewezen) Deelnemer. Indien de Gewezen Partner overlijdt nadat het in lid 18 bepaalde heeft plaatsgevonden, wordt het verevende Ouderdomspensioen uit hoofde van lid 18 toegevoegd aan het Ouderdomspensioen ten behoeve van de Gepensioneerde. Het uit hoofde van lid 2 en lid 18 ontstane Bijzonder
Partnerpensioen vervalt dan.
Scheiding na de Pensioeningangsdatum.
20. Indien de Scheiding plaatsvindt na de Pensioeningangsdatum wordt het op datum Scheiding aanwezige, met het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP- rekening op de Pensioeningangsdatum aangekochte Ouderdomspensioen, eventueel verhoogd met de aanpassingen als bedoeld in artikel 25, vermenigvuldigt met een breuk.
21. De noemer van de breuk bestaat uit het aantal jaren van Deelnemerschap, inclusief Extra Deelnemersjaren (in maanden nauwkeurig) gelegen vanaf de datum van aanvang van het Deelnemerschap tot aan de datum van einde Deelnemerschap vermenigvuldigd met 2.
22. De teller van de breuk bestaat uit het aantal jaren van Deelnemerschap, inclusief Extra Deelnemersjaren (in maanden nauwkeurig) dat de (Gewezen) Deelnemer in de bij de noemer vermelde periode met de (Gewezen) partner een Partnerrelatie heeft gehad.
23. Het verevende Ouderdomspensioen wordt uitgekeerd aan de Gewezen partner zolang deze en de Gepensioneerde in leven zijn, doch uiterlijk zolang het desbetreffende pensioen conform het Pensioenreglement wordt uitgekeerd. Indien de Gewezen partner overlijdt wordt het verevende Ouderdomspensioen uit hoofde dit artikellid toegevoegd aan het Ouderdomspensioen ten behoeve van de Gepensioneerde. Het uit hoofde van lid 1 ontstane Bijzonder Partnerpensioen vervalt dan.
Conversie in plaats van verevening van het ouderdomspensioen
24. Bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding kunnen de (Gewezen) Deelnemer c.q. Gepensioneerde en de (Gewezen) Partner met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding overeenkomen dat verevening overeenkomstig de voorgaande bepalingen achterwege blijft en dat in plaats daarvan (het te verevenen deel van het Ouderdomspensioen, saldi van de MUP-rekening en MSP-rekening uit hoofde van de leden 6 tot en met 23) en van het eventuele recht op Bijzonder Partnerpensioen uit hoofde van de leden 1 en 2, de (Gewezen) Partner jegens het Pensioenfonds een eigen recht op pensioen verkrijgt. De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van het Fonds is gehecht dat het instemt met de bedoelde conversie van het vereveningsdeel en het recht op Bijzonder partnerpensioen in een eigen recht op pensioen. Het Fonds is derhalve bevoegd, maar niet verplicht om aan conversie mee te werken. Na conversie in geval van een scheiding voor de Pensioeningangsdatum wordt het geconverteerde deel van het kapitaal op de MUP-rekening verhoogd met de interestbijschrijving op basis van artikel 25 lid 6 en artikel 5 leden 3 tot en met 5. Het geconverteerde deel van het kapitaal op de MSP-rekening wordt vastgesteld in de beleggingseenheden op basis van de aanwijzing(en) van de Gewezen Partner met inachtneming van de bepalingen in een door het Bestuur te nemen bestuursbesluit “Beleggingsrichtlijnen”, dat is opgenomen in bijlage 2. Artikel 14 leden 5 tot en met 11 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van “Deelnemer” en/of “Gewezen Deelnemer”, Gewezen Partner dient te worden gelezen.
ARTIKEL 20
Berekening van de forfaitaire spaarbedragen, de beschikbare premie en de pensioenaanspraken van de Deeltijd-deelnemer
1. Voor de Deelnemer die in deeltijd werkt worden de pensioenaanspraken vastgesteld met inachtneming van de volgende bepalingen.
2. Voor een Deeltijd-deelnemer wordt het Contributiegevend Periode salaris vastgesteld alsof de voor de betreffende functiegroep – waartoe de Deeltijd- deelnemer behoort – binnen de Vennootschap normale arbeidsduur zou gelden. De toepassing van de maximering van het Contributiegevend Periode salaris op jaarbasis op grond van artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964 vindt eveneens plaats met inachtneming van de in de vorige volzin beschreven vaststelling naar normale arbeidsduur.
3. De bepaling van de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie met betrekking tot enige Periode vindt plaats door de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie vast te stellen op basis van de veronderstelling dat sprake is van een normale arbeidsduur en vervolgens te vermenigvuldigen met het feitelijke Deeltijdpercentage inclusief meeruren dat geldt in die Periode. De forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie worden vastgesteld op basis van de Contributiegrondslag voor de forfaitaire spaarbedragen en de beschikbare premie.
4. De aanspraken op Partner- en Wezenpensioen op risicobasis als bedoeld in het Medewerker Uittredings Plan worden berekend door deze aanspraken bij de voor de betreffende functie binnen de Vennootschap normaal geldende arbeidsduur te vermenigvuldigen met het Gemiddelde deeltijdpercentage. De aanspraken op Partner- en Wezenpensioen op risicobasis als bedoeld in het Medewerker Uittredings Plan worden vastgesteld op basis van de Pensioengrondslag voor de risicodekkingen.
5. Voor de berekening van de aanspraak op Arbeidsongeschiktheidspensioen van de Deeltijd-deelnemer zal het Pensioengevend salaris voor het Arbeidsongeschiktheidspensioen vermenigvuldigd worden met het Deeltijdpercentage zoals dit geldt op de dag voorafgaande aan de dag vanaf wanneer de Vennootschap krachtens artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek het salaris aan de Medewerker doorbetaalt.
6. Bij de berekening van het Partner- en Wezenpensioen op risicobasis als bedoeld in het Medewerker Uittredings Plan wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden Deeltijd-deelnemer het bij overlijden geldende Deeltijdpercentage tot de Pensioeningangsdatum zou hebben behouden.
7. Bij voortzetting van de pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid wordt uitgegaan van het Deeltijdpercentage zoals dat gold op het tijdstip van aanvang van de voortzetting van de van de pensioenopbouw.
8. In het geval van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid in combinatie met nog actief dienstverband vindt er bij overschrijding van de fiscaal maximaal toegestane pensioenopbouw een aftopping plaats op een wijze die zal worden vastgelegd in een bestuursbesluit.
Er vindt aftopping van het Arbeidsongeschiktheidspensioen plaats indien het (geïndexeerde) Arbeidsongeschiktheidspensioen plus een fictief Arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van het loon uit actief dienstverband meer dan de fiscaal maximale toezegging bedraagt.
ARTIKEL 21
Beëindiging van het Deelnemerschap vóór de Pensioeningangsdatum
1. Bij beëindiging van het Deelnemerschap anders dan door overlijden en vóór de Pensioeningangsdatum wordt gehandeld conform de onderstaande leden.
Medewerker Uittredings Plan
2. De aanspraken op Arbeidsongeschiktheidspensioen en Partner- en Wezenpensioen op risicobasis uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan vervallen. De Deelnemer die na beëindiging van het Deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt gedurende de periode dat hij deze uitkering ontvangt aanspraak op het Partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van zijn Partner. De hoogte van het Partnerpensioen wordt vastgesteld conform artikel 11 lid 4, met dien verstande dat de hoogte van het Partnerpensioen wordt berekend over de Deelnemersjaren tot aan de datum van beëindiging van het Deelnemerschap.
3. De Gewezen Deelnemer behoudt aanspraak op het kapitaal op de MUP-rekening dat wordt vastgesteld conform het Medewerker Uittredings Plan.
4. Het in lid 3 bedoelde kapitaal van de MUP-rekening zal tot de datum waarop dit kapitaal voor de aankoop van pensioenen wordt aangewend, worden verhoogd met de Interestbijschrijving conform hetgeen daarover in het Medewerker Uittredings Plan wordt bepaald, met dien verstande dat het Bestuur de verhoging afhankelijk stelt van de voor de verhoging beschikbare middelen conform artikel 25.
Medewerker Selectie Plan
5. In geval van beëindiging van het Deelnemerschap behoudt de Gewezen Deelnemer aanspraak op een premievrij kapitaal op de MSP-rekening (indien van toepassing: saldi op rekeningen) dat wordt vastgesteld conform het Medewerker Selectie Plan.
Medewerker Uittredings Plan en Medewerker Selectie Plan
6. De in de leden 3 en 5 bedoelde kapitaal op de MUP-rekening en de MSP-rekening worden op de wijze als is bepaald in het Medewerker Uittredings Plan en het Medewerker Selectie Plan aangewend voor het aankopen van pensioenen bij het Fonds respectievelijk een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze van de Gewezen Deelnemer, behoudens het bepaalde in lid 7.
7. In geval van overlijden vóór de Pensioeningangsdatum van een Gewezen Xxxxxxxxx wordt het op het tijdstip van overlijden aanwezige kapitaal van de MUP-rekening (met uitzondering van de op het tijdstip van overlijden aanwezige Bijzonder Partnerpensioenkapitaal) aangewend voor een direct ingaand Partner- en/of Wezenpensioen ten behoeve van de op genoemd tijdstip aanwezige Partner of Kind(eren), aan te kopen bij het Fonds dan wel bij een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder naar keuze van de Pensioengerechtigde met betrekking tot het Partnerpensioen. Het bepaalde in artikel 6 lid 3 is van overeenkomstige toepassing.
Het op het tijdstip van overlijden aanwezige kapitaal van de MSP-rekening (met uitzondering van de op het tijdstip van overlijden aanwezige Bijzonder Partnerpensioenkapitaal) wordt aangewend voor een direct ingaand Partner- en/of Wezenpensioen ten behoeve van de op genoemd tijdstip aanwezige Partner of Kind(eren), aan te kopen bij een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder, niet zijnde
het Fonds, naar keuze van de Pensioengerechtigde met betrekking tot het Partnerpensioen. Het bepaalde in artikel 14 lid 9 is van overeenkomstige toepassing. Zijn er geen Partner of Kinderen aanwezig, dan vervallen de kapitalen van de MUP- rekening en de MSP-rekening aan het Fonds. Het Bijzonder Partnerpensioenkapitaal wordt aangewend voor het aankopen bij het Fonds van een direct ingaand Partnerpensioen voor de Gewezen Partner die bij Scheiding aanspraak op het betreffende Bijzonder Partnerpensioenkapitaal heeft verkregen.
In geval van overlijden vóór de Pensioeningangsdatum van een Gewezen Deelnemer die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en wiens Partner in aanmerking komt voor het Partnerpensioen op risicobasis zoals bepaald in lid 2 van dit artikel, wordt het op het tijdstip van overlijden aanwezige kapitaal van de MUP- rekening en van de MSP-rekening (met uitzondering van de op het tijdstip van overlijden aanwezige Bijzonder Partnerpensioenkapitaal) bij het Fonds eerst aangewend ter financiering van het Partnerpensioen op risicobasis. Een eventueel resterend kapitaal wordt conform de eerste en tweede alinea van dit lid aangewend voor het aankopen van Partner- en/of Wezenpensioen.
8. De Gewezen Deelnemer heeft de in artikel 24 genoemde flexibele mogelijkheden met uitzondering van het bepaalde in lid 5. Artikel 24, lid 7 is zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing.
9. Aan de Gewezen Deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening dat na beëindiging van het Deelnemerschap bij het Fonds blijft staan.
ARTIKEL 22
Waardeoverdracht bij toetreding tot de Pensioenregeling
1. De Deelnemer die voor zijn indiensttreding bij de Vennootschap heeft deelgenomen aan de pensioenregeling van een vorige werkgever, krijgt aanvullende aanspraken op pensioen jegens het Fonds mits:
x. xx Xxxxxxxxx na aanvang van het Deelnemerschap in de Pensioenregeling op een door het Bestuur aan te geven wijze een verzoek tot overdracht van de waarde van de bij de vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken heeft gedaan;
b. het pensioenfonds of de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder van de vorige werkgever de waarde van die premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft over- gedragen;
c. aan de bepalingen genoemd in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving is voldaan.
2. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor een Beginsaldo op de MUP-rekening en voor een beginsaldo op de MSP-rekening in dezelfde verhouding als de premie voor het Medewerker Uittredings Plan enerzijds en de totale premie voor het Medewerker Selectie Plan anderzijds, zoals deze voor de betreffende Deelnemer worden gehanteerd op de datum van de waardeoverdracht offerte zoals bedoeld in artikel 20 Besluit Uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het Bestuur is bevoegd van geval tot geval te besluiten af te wijken van de genoemde verhouding.
3. Voor de berekening van het Partner- en Wezenpensioen als bedoeld in het Medewerker Uittredings Plan worden Extra Deelnemersjaren in aanmerking genomen, gelijk aan het aantal deelnemersjaren dat in de pensioenregeling van de vorige werk- gever in aanmerking werd genomen.
ARTIKEL 23
Waardeoverdracht bij beëindiging van het Deelnemerschap
1. Op verzoek van de Gewezen Deelnemer wordt de waarde van het kapitaal van de MUP- rekening en de waarde van het kapitaal van de MSP-rekening overgedragen aan het pensioenfonds of de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder die de pensioenregeling van een nieuwe werkgever uitvoert, mits wordt voldaan aan de bepalingen in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving. Het Bestuur is bevoegd binnen de grenzen van dit lid richtlijnen uit te vaardigen.
2. Het in artikel 21 bedoelde kapitaal van de MUP-rekening en kapitaal van de MSP- rekening worden op verzoek van de Gewezen Deelnemer en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving, vervangen door een uitkering-ineens mits:
a. dit bedrag besteedt wordt voor de verwerving van pensioenaanspraken in de pensioenregeling van een pensioenfonds of wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder van een nieuwe werkgever; en
b. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling; en
c. die instelling kan worden aangemerkt als een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet of voldoet aan de bepalingen krachtens artikel 70 van de Pensioenwet of die instelling krachtens een daartoe door de toezichthouder op grond van artikel 141 van de Pensioenwet verleende ontheffing, bevoegd is het bedrag voor actuarieel gelijkwaardige pensioenaanspraken aan te wenden.
3. De over te dragen waarde van het saldi van de MUP-rekening en de MSP- rekening bedraagt het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP- rekening op de datum van overdracht.
4. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de financiële toestand van het Fonds (en/of, indien de ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, van het ontvangende pensioenfonds) een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet niet toelaat. Zodra de financiële toestand van het Fonds (en indien van toepassing het ontvangende pensioenfonds) een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet weer wel toelaat, informeert het Fonds de Gewezen Deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.
5. In geval van waardeoverdracht als bedoeld in de voorgaande leden vervallen alle aanspraken die de Gewezen Deelnemer jegens het Fonds heeft.
6. In geval van waardeoverdracht op grond van dit artikel is het bepaalde in artikel 10 lid 11 en artikel13 lid 9, tweede tot en met vierde volzin niet van toepassing.
ARTIKEL 23A
Automatische waardeoverdracht klein pensioen
1. Bij individuele beëindiging van het Deelnemerschap op of na 1 januari 2018 wordt de waarde van het kapitaal van de MUP-rekening en de waarde van het kapitaal van de MSP-rekening binnen één jaar na de beëindiging van het deelnemerschap automatisch overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen deelnemer, indien de uitkering van het Ouderdomspensioen, voortkomend uit de waarde van het kapitaal van de MUP-rekening en de waarde van het kapitaal van de MSP-rekening op Pensioendatum op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. Of de uitkering van het Ouderdomspensioen op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, wordt door het Fonds beoordeeld op basis van de kapitalen van de MUP-rekening en van de MSP-rekening en de op de datum van de beëindiging van het Deelnemerschap door het Fonds gehanteerde aankooptarieven, waarbij wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening worden aangewend voor de aankoop van Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen in de verhouding 100:70:14.
2. De in lid 1 bedoelde automatische waardeoverdracht vindt alleen plaats, indien de Gewezen deelnemer een nieuwe pensioenuitvoerder heeft en het Fonds met deze nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen deelnemer bekend is.
3. Ingeval de in lid 1 bedoelde automatische waardeoverdracht naar de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen deelnemer mislukt, poogt het Fonds jaarlijks de in artkel 21 bedoelde premievrije pensioenaanspraken alsnog over te dragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder.
4. Indien het Fonds vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de aanspraken over te dragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de Gewezen Deelnemer of, indien het Deelnemerschap is beëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019 vijf jaar is verstreken, dan zal het Fonds de in artikel 21 bedoelde premievrije aanspraken afkopen, met inachtneming van de bepalingen als opgenomen in artikel 28.
5. Het bijzonder Partnerpensioen als bedoeld in artikel 19 wordt niet automatisch overgedragen en blijft achter bij het Fonds.
ARTIKEL 23B
Vervallen heel klein pensioen
Indien de uitkering van het ouderdomspensioen, voortkomend uit de waarde van het kapitaal van de MUP-rekening en de waarde van het kapitaal van de MSP-rekening op de Pensioendatum op jaarbasis minder bedraagt dan €2,-, vervalt deze na de datum van beëindiging van het Deelnemerschap van rechtswege aan het Fonds. Een bijbehorende aanspraak op (Extra) Partner- en wezenpensioen komt eveneens te vervallen.
ARTIKEL 24
Flexibele mogelijkheden
1. De Deelnemer heeft het recht het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening (met uitzondering van de aanwezige Bijzonder Partnerpensioenkapitalen) op andere wijze aan te wenden dan in het Pensioenreglement is bepaald, een en ander conform de in dit artikel opgenomen mogelijkheden en conform de in het Pensioenreglement opgenomen voorwaarden. Iedere keuze van de Deelnemer is onherroepelijk en kan uitsluitend plaatsvinden op de Pensioeningangsdatum. Hierop geldt een uitzondering indien de Partner van de Deelnemer vóór pensioeningangsdatum overlijdt. Indien de oorspronkelijke keuze in een Partnerpensioen voorziet kan de Deelnemer binnen 1 maand na overlijden van de Partner, een verzoek tot herziening van de keuze indienen bij het Pensioenfonds.
2. De andere aanwending als bedoeld in lid 1 betreft de volgende mogelijkheden:
- een Tijdelijk Ouderdomspensioen aan te kopen (lid 10);
- het Ouderdomspensioen eerder dan de Pensioendatum in laten gaan (lid 3);
- het Ouderdomspensioen later dan de Pensioendatum in laten gaan (lid 4);
- het Ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan (lid 5);
- de hoogte van het Ouderdomspensioen laten variëren (lid 6).
De factoren die door het Fonds hierbij in acht worden genomen worden door het Fonds op de Website gepubliceerd.
Gebruikmaking van één of meerdere van de bovenstaande mogelijkheden op enig tijdstip zal plaatsvinden met inachtneming van de bovenstaande volgorde en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.
3. De Deelnemer heeft het recht het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening op een eerder tijdstip dan de Pensioendatum aan te wenden voor de in artikel 6, lid 1 genoemde bestedingsdoelen. Het op het aanwendingstijdstip aanwezige kapitalen op de MUP-rekening en op de MSP-rekening moeten worden aangewend voor één of meer direct na het aanwendingstijdstip ingaande pensioenen.
Het ingangstijdstip van het pensioen ligt op zijn vroegst op de eerste dag van de maand waarin de 50-ste verjaardag van de Deelnemer valt.
De schriftelijke melding aan het Fonds als bedoeld in lid 7 moet minimaal 6 maanden voorafgaand aan het beoogde ingangstijdstip van de pensioenen plaatsvinden.
4. De Deelnemer heeft het recht het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening op een later tijdstip dan de Pensioendatum aan te wenden voor de in artikel 6, lid 1 genoemde bestedingsdoelen, mits de dienstbetrekking van de Deelnemer wordt voortgezet. Het op het aanwendingstijdstip aanwezige kapitalen op de MUP- rekening en op de MSP-rekening moeten worden aangewend voor één of meer direct na het aanwendingstijdstip ingaande pensioenen, met inachtneming van artikel 3 lid 13.
Het ingangstijdstip van het pensioen ligt uiterlijk op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de 70-ste verjaardag van de Deelnemer valt, of - indien dat eerder is, maar op of na de voor de betreffende Deelnemer van toepassing zijnde AOW-leeftijd – op de eerste dag van de maand waarin het met de kapitalen op de MUP-rekening en het op de MSP- rekening aan te kopen Ouderdomspensioen, samen met de bruto AOW-uitkering (inclusief
vakantietoeslag) voor een gehuwd persoon, 100% van het laatst geldende Contributiegevend Periodesalaris op jaarbasis bedraagt. Indien de in het vorige volzin omschreven maximum van 100% wordt bereikt vóór de voor de betreffende Deelnemer geldende AOW-leeftijd dan gaat het pensioen uiterlijk in op de eerste dag van de maand waarin de betreffende Deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
De pensioenopbouw wordt bij het bereiken van de voornoemde 100%-grens beëindigd, tenzij de overschrijding van deze grens vóór de voor de betreffende Deelnemer geldende AOW-leeftijd het gevolg is van de omstandigheid dat artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 (maximering pensioengevend salaris) tot 1 januari 2015 niet van toepassing was. of tenzij artikel 18d Wet op de Loonbelasting 1964 van toepassing is.
De schriftelijke melding aan het Fonds als bedoeld in lid 7 moet tussen de vijf en twee maanden voorafgaand aan de Pensioendatum plaatsvinden.
Indien de Deelnemer kiest voor aanwending van het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP-rekening op een later tijdstip dan de Pensioendatum conform dit artikel, blijven in afwijking op het bepaalde in artikel 3, lid 4, laatste volzin de aanspraken op Partner- en Wezenpensioen als bedoeld in artikel 3, lid 4, sub c. en d. in stand zolang de dienstbetrekking met de Vennootschap wordt voortgezet. De hoogte van de in de vorige volzin bedoelde aanspraken op Partner- en Wezenpensioen wordt berekend op basis van het aantal Deelnemersjaren tot de Pensioendatum. In geval van overlijden is het bepaalde in artikel 5, lid 7 en artikel 14, lid 10 onverminderd van toepassing.
5. De Deelnemer heeft het recht de in de leden 3 en 4 bedoelde mogelijkheden van vervroegde of uitgestelde aanwending van het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening deels te benutten (deeltijd pensionering) door middel van aanwending van een deel van het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening binnen de in de leden 3 en 4 genoemde leeftijdsgrenzen.
Het in de vorige volzin bedoelde recht dient te worden gebruikt in overeenstemming met de Vennootschap, waarbij vanaf de Pensioeningangsdatum een Deeltijdpercentage van tenminste 50% dient te resteren. De keuze voor deeltijdpensionering is onherroepelijk en kan alleen nog wijzigen in volledige pensionering.
Bij het vaststellen van de grootte van de pensioenen zal rekening worden gehouden met de grootte van de vermindering van de arbeidsduur die ten grondslag ligt aan de deeltijd pensionering. Dat geldt eveneens voor de grootte van het tijdelijk ouderdomspensioen.
Het Bestuur is bevoegd ten aanzien van deeltijd pensionering nadere richtlijnen uit te vaardigen. Deze richtlijnen worden gepubliceerd op de Website.
De schriftelijke melding aan het Fonds als bedoeld in lid 7 moet tussen de vijf en twee maanden voorafgaand aan het door de Deelnemer gewenste ingangstijdstip plaatsvinden.
6. De Deelnemer heeft in geval van volledige pensionering het recht de hoogte van het bij het Fonds aangekochte Ouderdomspensioen te variëren waarbij de laagste uitkering 75% bedraagt van de hoogste uitkering. De mate van variëren zal op het ingangstijdstip van het Ouderdomspensioen worden vastgesteld, waarbij gekozen kan worden voor een flexibele uitkering die vanaf de Pensioeningangsdatum aanvangt voor de duur van minimaal 1 jaar en maximaal 10 jaar.
De schriftelijke melding aan het Fonds als bedoeld in lid 7 moet tussen de vijf en twee maanden voorafgaand aan het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen worden ingediend.
7. Gebruikmaking van de in de vorige leden genoemde flexibele mogelijkheden dient door de Deelnemer op een door het Bestuur aan te geven wijze schriftelijk bij het Fonds te worden aangevraagd.
In geval van vervroeging van de Pensioendatum als bedoeld in lid 3 dient op de aanvraag door de Vennootschap te worden vermeld dat de vervroeging verband houdt met de beëindiging van de dienstbetrekking van de Deelnemer. Bij vervroeging vóór de leeftijd van 60 jaar(en voor 1 juli 2016) of bij vervroeging vóór de leeftijd die vijf jaar lager is dan de AOW-leeftijd (vanaf 1 juli 2016), dient de (Gewezen) Deelnemer op de aanvraag te verklaren het arbeidsproces te zullen verlaten en niet te gaan hervatten.
In geval van uitstel van de Pensioendatum als bedoeld in lid 4 dient op de aanvraag door de Vennootschap te worden vermeld dat het uitstel van de Pensioendatum verband houdt met de voortzetting van de dienstbetrekking van de Deelnemer
In geval van deeltijd pensionering dient op de aanvraag door de Vennootschap aan het Fonds te worden vermeld dat het deeltijdpensioen verband houdt met een vermindering van de arbeidsduur van de Deelnemer en het percentage van de genoemde vermindering.
8. De Deelnemer of Gepensioneerde krijgt van het Fonds een schriftelijke opgave van de aanspraken op pensioen of de ingegane pensioenen die jegens het Fonds ontstaan na toepassing van het in de voorgaande leden bepaalde.
9. Iedere keuze die de Deelnemer maakt uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan geldt zoveel als mogelijk gelijkelijk ten aanzien van het Medewerker Selectie Plan met uitzondering van de keuze als bedoeld in artikel 6, lid 3.
10. Indien de Deelnemer gebruik maakt van het recht om de pensioenen vanaf een tijdstip gelegen vóór de pensioendatum tot uitkering te laten komen, heeft hij het recht om een gedeelte van het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening om te zetten in een tijdelijk ouderdomspensioen. Het tijdelijk ouderdomspensioen gaat in op de Pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot een door de Deelnemer gekozen einddatum (welke gelegen dient te zijn op de eerste dag van enige maand) met als maximale einddatum de eerste dag van de maand van de reguliere ingangsdatum van de AOW-uitkering van de betreffende Deelnemer, doch uiterlijk tot en met de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt. De hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen mag 50% of 100% bedragen van hetgeen fiscaal maximaal toelaatbaar is. Op 1 januari 2018 is de maximale hoogte van het tijdelijk ouderdomspensioen vastgesteld op € 20.015,04.
ARTIKEL 25
A. Toeslagverlening van de pensioenen uit het Medewerker Uittredings Plan
1. Op de ingegane Partnerpensioenen en Wezenpensioenen uit de risicodekking en de Arbeidsongeschiktheidspensioenen alsmede de Pensioengrondslag- Arbeidsongeschiktheid wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de toeslag conform de hierna volgende leden. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de toeslagverlening plaatsvindt. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2. De toeslagambitie is gelijk aan 75% van het Prijsindexcijfer over de periode van september tot september voorafgaande het jaar ervoor, maar maximaal 3%.
3. De hoogte van de jaarlijkse aanpassing is vervolgens maximaal gelijk aan het minimum van de toeslagambitie zoals volgt uit lid 2 en het Loonindexcijfer.
4. Indien de verleende aanpassing op basis van lid 3 achterblijft bij de toeslagambitie uit lid 2 wordt het restant op individueel niveau bewaard voor een volgende toekomstige aanpassing (inhaalindexatie). Deze inhaalindexatie wordt op cumulatief niveau (zonder onderscheid naar de verschillende jaren waarin de inhaalindexatie ontstaan is) bijgehouden. Het bepaalde in lid 1, tweede, derde en vierde volzin is van overeenkomstige toepassing. Bij toepassing van de inhaalindexatie ontvangt iedere Pensioengerechtigde of Gewezen Deelnemer een zelfde gedeelte van de cumulatieve inhaalindexatie die op individueel niveau is vastgelegd. Er wordt geen onderscheid gemaakt in hoelang de Pensioengerechtigde of Gewezen Deelnemer al gemiste indexatie heeft.
5. De conform artikel 6 aangekochte pensioenen worden alleen jaarlijks voorwaardelijk verhoogd met het Prijsindexcijfer, zoals bedoeld in lid 2 tot een maximum van 5%.
6. De bijschrijving van Interest op de MUP-rekening na beëindiging van het Deelnemerschap vindt plaats met het Rendement, waarbij de hoogte van de bijschrijving afhankelijk is van de middelen van het Fonds en het besluit van het Bestuur hieromtrent volgens de daarvoor in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het Fonds vastgelegde systematiek. De hoogte van de bijschrijving bedraagt op jaarbasis maximaal een percentage ter grootte van het Prijsindexcijfer vermeerderd met 3-procentpunt, maar in totaal niet meer dan 13% op jaarbasis en niet minder dan 0%. Geen bijschrijving van Interest vindt plaats indien het Prijsindexcijfer vermeerderd met 3-procentpunt minder dan 0% bedraagt. Het verschil tussen 0% en het negatief percentage wordt in mindering gebracht op de nadien door het Fonds toe te kennen bijschrijvingen van Interest, tenzij het Bestuur besluit, de Vennootschap gehoord hebbende, dat die vermindering niet zal plaatsvinden. Voor de bijschrijving van Interest wordt het Prijsindexcijfer per 1 januari en 1 juli in enig kalenderjaar als uitgangspunt genomen. Daarbij wordt uitgegaan van het Prijsindexcijfer, zoals dit door het C.B.S. voor de periode september tot september voorafgaande aan 1 januari respectievelijk maart tot maart voorafgaande aan 1 juli in enig jaar wordt gepubliceerd.
7. Het Bestuur is bevoegd een hogere procentuele bijschrijving van Interest dan bepaald in lid 6 toe te kennen, met inachtneming van hetgeen in de uitvoeringsovereenkomst bepaald is.
B. Korting pensioenrechten door het Fonds
1. Het Fonds kan de pensioenrechten (ingegane Partnerpensioenen en Wezenpensioenen uit de risicodekking, Arbeidsongeschiktheidspensioenen
en de bij het fonds ingekochte ouderdomspensioenen) uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Vennootschap onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan bedoeld in artikel 140 PW.
2. Het Fonds informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de Vennootschap schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenrechten
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, Vennootschap en Toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4. Indien pensioenrechten zijn verminderd als gevolg van het genoemde in lid 1 wordt de vermindering op individueel niveau geadministreerd. De vermindering wordt op cumulatief niveau (zonder onderscheid naar de verschillende jaren waarin de vermindering ontstaan is) bijgehouden. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre vermindering van pensioenrechten per 1 januari hersteld kan worden.
5. De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet.
ARTIKEL 26
Bijdragen van de Deelnemer en de financiering van de pensioenen
1. De bijdrage van de Deelnemer uit hoofde van dit Pensioenreglement bestaat uit: a. de door de Deelnemer af te dragen premie als bedoeld in artikel 14, lid 2; en b. de door de Deelnemer af te dragen premie als bedoeld in artikel 15, lid 1.
De kosten als bedoeld in het in artikel 14, lid 5 bedoelde bestuursbesluit “Beleggingsrichtlijnen” komen voor rekening van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer, op de wijze als is aangegeven in het genoemde bestuursbesluit.
2. Voorts bestaat de jaarlijkse bijdrage van de Deelnemer uit de bijdrage die nodig is om het Arbeidsongeschiktheidspensioen uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan te verzekeren, met dien verstande dat deze jaarlijkse bijdragen pas aan de Deelnemer in rekening zal worden gebracht op het moment dat de Vennootschap daartoe beslist.
3. De Vennootschap draagt de overige kosten van de Pensioenregeling.
4. De Vennootschap heeft het recht de premiebetaling te verminderen of te beëindigen in geval een van ingrijpende wijziging van omstandigheden.
5. De pensioenen uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan worden eerst aangekocht en verzekerd op het tijdstip van aanwending van het kapitaal van de MUP- rekening bij het Fonds of een andere wettelijk toegelaten pensioenuitvoerders. De pensioenen uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan worden eerst aangekocht en verzekerd op het tijdstip van aanwending van het kapitaal van de MSP-rekening bij de wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder.
6. De aanspraken op Partner- en Wezenpensioen op risicobasis uit hoofde van het Medewerker Uittredings Plan worden jaarlijks gefinancierd op risicobasis.
ARTIKEL 27
Uitbetaling van pensioenen
1. De door het Fonds uit te keren pensioenuitkeringen, zullen door het Fonds worden uitbetaald op een door de Pensioengerechtigde schriftelijk aangewezen bankrekening. Ingeval van aanwijzing door de Pensioengerechtigde van een bankrekening bij een niet in Nederland gevestigde bankinstelling, is het Fonds bevoegd de transactiekosten van de uit te keren pensioenen daarop in mindering te brengen. Indien de Pensioengerechtigde een minderjarige wees betreft, geschiedt de uitbetaling van het pensioen aan zijn wettelijke vertegenwoordiger, tenzij tussen de Pensioengerechtigde of de wettelijke vertegenwoordiger en het Fonds anders is overeengekomen.
2. De pensioenen worden uitbetaald in euro’s in maandelijkse termijnen en uiterlijk aan het eind van iedere maand.
3. De door het Fonds uit te keren pensioenuitkeringen worden door het Fonds verminderd met de wettelijk voorgeschreven inhoudingen.
4. De pensioenen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het recht op pensioen door overlijden of op andere wijze is komen te vervallen.
5. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
6. Een vordering tot uitkering van een opeisbare pensioentermijn verjaart niet zolang de daartoe gerechtigde Pensioengerechtigde in leven is.
ARTIKEL 27A
Niet opgevraagde pensioenen
1. Indien een Gewezen Deelnemer na de pensioendatum overlijdt zonder zijn Ouderdomspensioen te hebben opgevraagd zal het Fonds op schriftelijk verzoek van de Partner en/of Kinderen van de Gewezen Deelnemer het niet opgevraagde pensioen aan hen uitbetalen. Daarbij wordt uitgegaan van een aankoop van een Ouderdomspensioen bij het Fonds op de Pensioendatum met de op die datum op de MSP- en MUP-rekening aanwezige kapitalen, uitgaande van een Ouderdoms- en Partnerpensioen in een verhouding 100%-70%, zonder tijdelijk ouderdomspensioen (TOP) en zonder hoog/laag-pensioen. Op het ingekochte ouderdomspensioen vindt jaarlijks voorwaardelijke toeslagverlening plaats conform artikel 25 lid 5. Tenzij testamentair anders is bepaald, geschiedt de uitbetaling evenredig verdeeld over de genoemde nabestaanden.
2. Een verzoek tot uitbetaling van niet opgevraagd pensioen kan alleen worden ingediend door de in het vorige lid genoemde personen en kan alleen het in het vorige lid genoemde pensioen betreffen. Bij het verzoek dient een door een notaris opgemaakte verklaring van erfrecht te worden overgelegd. Het verzoek moet worden ingediend binnen 5 jaar na het overlijden van de Gewezen Xxxxxxxxx, bij gebreke waarvan het recht op uitkering van het niet opgevraagde pensioen zal vervallen. Over de uitbetaling van het niet opgevraagde pensioen is geen wettelijke rente verschuldigd. De uitbetaling wordt gedaan als een eenmalig bedrag.
ARTIKEL 28
Afkoop van gering pensioen
1. Het Fonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 21 de aanspraak op Ouderdomspensioen af te kopen, indien de uitkering van het Ouderdomspensioen op de pensioendatum op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet en indien de Gewezen Deelnemer of de Gepensioneerde instemt met de afkoop, een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 23A en 23B. Ligt de Pensioendatum binnen de genoemde termijn van twee jaar, dan heeft het Fonds het recht het Ouderdomspensioen op de Pensioendatum af te kopen. Een bijbehorende aanspraak op Partner- en Wezenpensioen wordt eveneens afgekocht.
2. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in lid 1, eerste volzin bedoelde recht, informeert het Fonds de Gewezen Deelnemer hierover binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap en gaat het Fonds binnen zes maanden nadat de Gewezen deelnemer met de afkoop heeft ingestemd over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Gewezen Deelnemer. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in lid 1, tweede volzin bedoelde recht, informeert het Fonds de Gepensioneerde hierover voorde Pensioendatum en gaat het Fonds binnen zes maanden over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Gepensioneerde.
3. Het Fonds heeft het recht het Partner- en Wezenpensioen op de ingangsdatum van het Partnerpensioen af te kopen, mits het Partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet.
4. Het Fonds heeft het recht het Bijzonder partnerpensioen af te kopen, mits dat pensioen op de datum van Scheiding minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet.
5. Indien het Fonds gebruik wenst te maken van het in de leden 3 en 4 bedoelde recht, informeert het Fonds de Pensioen- of Aanspraakgerechtigde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de ingangsdatum respectievelijk datum van Xxxxxxxxx en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
6. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de Gewezen Deelnemer binnen twee jaar na de datum van beëindiging van het Deelnemerschap een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
7. De hoogte van de afkoopwaarde van een ingegaan Partnerpensioen op risicobasis als bedoeld in artikel 11, leden 2 tot en met 5, wordt door het Fonds vastgesteld op basis van de afkoopvoet zoals deze van tijd tot tijd door het Bestuur wordt vastgesteld en op de Website wordt gepubliceerd.
8. De hoogte van de afkoopwaarde van het Ouderdomspensioen en het Partner- en Wezenpensioen dat met het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP- rekening aangekocht zou moeten worden, is gelijk aan de hoogte van het kapitaal van de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening op de datum van het vervallen van de pensioenaanspraken. Of de uitkering van het Ouderdomspensioen of (Bijzonder) Partnerpensioen op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet, wordt door het Fonds beoordeeld op basis van de kapitalen van de MUP-rekening en van de MSP- rekening en de op de datum van afkoop door het Fonds gehanteerde
aankooptarieven, waarbij voor de afkoop als bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal op de MSP- rekening worden aangewend voor de aankoop van Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen in de verhouding 100:70:14.
9. Op de door het Fonds uit te keren afkoopwaarde is het bepaalde in artikel 27, lid 3 van overeenkomstige toepassing.
10. Als gevolg van afkoop in de zin van dit artikel, vervallen alle pensioenrechten- en aanspraken jegens het Fonds.
ARTIKEL 29
Verbod op afkoop, vervreemding of prijsgeven van de pensioenen, volmacht
1. Afkoop van de pensioenaanspraken uit hoofde van dit Pensioenreglement is niet mogelijk, behoudens de in dit Pensioenreglement geregelde gevallen.
2. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de Aanspraakgerechtigde of de Pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaats vindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5, van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 19, lid 3; of
c. verevening plaatsvindt op basis van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding; of
d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de deelnemer diens Gewezen Partners respectievelijk diens Partner wordt aangewezen als begunstigde voor het geheel of een deel van het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening, mits het Fonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het kapitaal op de MUP-rekening en het kapitaal van de MSP-rekening van de deelnemer wordt aangewend voor een Ouderdomspensioen op het leven van diens Gewezen Partner respectievelijk diens Partner, mits het Fonds hiermee instemt.
3. Pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit Pensioenreglement kunnen niet worden prijsgegeven.
4. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
5. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande leden, is nietig.
ARTIKEL 30
Verplichtingen van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Gepensioneerde of andere belanghebbenden
1. Indien iemand op grond van de bepalingen van dit Pensioenreglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor een dergelijke uitkering in aanmerking kan komen, of deelneemt gedurende Arbeidsongeschiktheid of verlof, is deze verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit Pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de Statuten en dit Pensioenreglement noodzakelijk acht.
2. Ten behoeve van een goede uitvoering van de Pensioenregeling door het Fonds is de pensioen- of aanspraakgerechtigde verplicht aan het Fonds ten spoedigste schriftelijk melding te doen en de daartoe benodigde bewijsstukken te overleggen van onder andere:
a. het aangaan van een Partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement;
b. ontbinding van de Partnerrelatie door beëindiging van de Partnerrelatie of overlijden van de Partner;
c. een adreswijziging; en voorts
d. alle door het Fonds benodigde gegevens.
Indien de Deelnemer op grond van het Pensioenreglement rechten uit hoofde van Arbeidsongeschiktheid geniet, is deze verplicht het Fonds onmiddellijk in kennis te stellen bij het ontstaan van elke wijziging in mate van Arbeidsongeschiktheid of het aangaan van een nieuwe dienstbetrekking met deelname aan een andere pensioenregeling.
3. Indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen resp. uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel – bij ontbreken daarvan – naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (Gewezen) Partner en Wezen van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
4. Zo dikwijls het Bestuur zulks nodig acht moet de Pensioengerechtigde een bewijs van in leven zijn overleggen, en de studerende Wees in de leeftijd van 18 tot 27 jaar, moet op verzoek een bewijs van inschrijving aan een opleiding waarbij een recht op studiefinanciering in de zin van de Wet op de Studiefinanciering 2000 ontstaat, overleggen.
5. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de Statuten en dit Pensioenreglement noodzakelijk acht en voor zover dit door de wet is toegestaan, kan het Bestuur de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde verplichten zich aan een genees- kundig onderzoek te onderwerpen.
6. Indien de (gedeeltelijke) Arbeidsongeschiktheid van een Deelnemer het gevolg is van schuld van derden, is de Deelnemer verplicht alle medewerking te verlenen om de financiële gevolgen voor het Fonds in verband met deze (gedeeltelijke) Arbeids- ongeschiktheid te verhalen.
7. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel is voldaan.
ARTIKEL 31
Verstrekken van pensioenopgaven en andere informatie door het Fonds
1. Het Fonds informeert de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde conform de bepalingen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
2. Het Fonds informeert de Xxxxxxxxx bij toetreding tot de in dit Pensioenreglement opgenomen pensioenregeling binnen drie maanden schriftelijk over
a. de inhoud van de Pensioenregeling;
b. de toeslagverlening;
c. het recht van de Deelnemer om bij het Fonds het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen;
d. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling;
e. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Fonds;
f. het recht van de Deelnemer om bij het Fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraken.
3. Jaarlijks verstrekt het Fonds aan de Deelnemer een opgave van het kapitaal van de MUP-rekening, het kapitaal van de MSP-rekening en van de te verwachte hoogte van de (bereikbare) pensioenaanspraken. Tevens zal het Fonds de Deelnemer jaarlijks een opgave doen van de aan het desbetreffende of voorgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen.
4. Het Fonds administreert de Deelnemersjaren (als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964) van de Deelnemer en verstrekt op verzoek een opgave van de perioden van Deelnemerschap en de deeltijdfactor gedurende de afzonderlijke perioden.
5. Het Fonds informeert de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het Pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde Pensioenreglement op te vragen bij het Fonds.
6. Het Fonds verstrekt op verzoek van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of de Gewezen Partner:
a. het geldende Pensioenreglement;
b. de geldende Statuten;
c. informatie die specifiek voor hem relevant is;
d. het jaarverslag en de jaarrekening van het Fonds;
e. de Uitvoeringsovereenkomst;
f. de voor hem relevante informatie over de beleggingen;
g. de verklaring inzake beleggingsbeginselen als bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet;
h. het herstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet;
i. informatie over de hoogte van de dekkingsgraad van het Fonds;
j. informatie over het van toepassing zijn van een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet;
k. informatie over de aanstelling van een bewindvoerder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet.
7. Het Fonds stelt een Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde in staat van de wetteksten waarnaar in dit Pensioenreglement wordt verwezen, kennis te nemen.
8. Het Fonds is bevoegd een vergoeding te vragen voor het verstrekken van de in lid 6, onder d. tot en met l. genoemde documenten.
9. Indien het Fonds niet over het juiste adres van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Aanspraakgerechtigde of Pensioengerechtigde blijkt te beschikken, is het Fonds bevoegd de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkene in rekening te brengen.
ARTIKEL 32
Klachten- en geschillenregeling
1. In een geval van een klacht, kan een belanghebbende zich schriftelijk tot de manager van de administratie van het Fonds wenden. De klacht is ontvankelijk indien de klacht is ingediend binnen zes weken nadat het feit waarop de klacht is gericht zich heeft voorgedaan.
2. Indien een geschil is gerezen in een contact tussen de administratie en een belanghebbende, is de administratie gehouden haar standpunt op verzoek van de belanghebbende gemotiveerd op schrift te stellen binnen zes weken nadat haar een zodanig schriftelijk verzoek heeft bereikt.
3. De klachten- en geschillenprocedure is vastgelegd in een reglement 'KLACHTEN- EN GESCHILLENPROCEDURE'. Een belanghebbende kan een exemplaar van dit reglement bij de administratie van het Fonds opvragen. Dit reglement wordt tevens gepubliceerd op de Website.
ARTIKEL 33
Herverzekering
1. Het Bestuur is bevoegd de krachtens dit Pensioenreglement bestaande pensioen- verplichtingen door herverzekering te dekken bij dan wel over te dragen aan één of meer Levensverzekeringsmaatschappijen of herverzekeringsmaatschappijen, in het ver- volg te noemen de "verzekeraar".
2. In de krachtens het vorige lid af te sluiten verzekeringsovereenkomsten zal het Fonds als verzekeringsnemer en begunstigde optreden.
3. Het Fonds stelt de Pensioen- en/of Aanspraakgerechtigden in staat desgewenst van de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar kennis te nemen.
ARTIKEL 34
Bijzondere gevallen
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van het Pensioenreglement af te wijken indien in een individueel geval een strikte toepassing van het Pensioenreglement naar het oordeel van het Bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de Deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan. De afwijkende regeling mag niet in strijd zijn met de Pensioenwet of andere toepasselijke wetten, en dient, na de Vennootschap gehoord hebbende, schriftelijk te worden vastgelegd.
2. In alle gevallen waarin dit Pensioenreglement niet voorziet zal het Bestuur, na overleg met de Vennootschap, beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van het Pensioenreglement.
ARTIKEL 35
Wijziging van het Pensioenreglement en de pensioenovereenkomst
1. Dit Pensioenreglement kan overeenkomstig het daartoe in de Statuten en de Uitvoeringsovereenkomst bepaalde worden gewijzigd door het Bestuur.
2. De wijzigingen hebben, behoudens het bepaalde in de volgende leden en behoudens de regeling op grond van artikel 25 met betrekking tot de aanpassing van de pensioenen uit het Medewerker Uittredings Plan, geen invloed op de pensioenen die op het tijdstip van wijziging worden genoten. De aanspraken opgebouwd tot het tijdstip van wijziging worden niet gewijzigd.
3. In geval van invoering, verhoging of uitbreiding van enige wettelijke pensioenregeling of van een pensioenregeling, waarin het gehele of een deel van het personeel wettelijk verplicht is deel te nemen, is het Bestuur bevoegd, de Vennootschap gehoord hebbende en voor zover de wet dit toelaat, de krachtens dit Pensioenreglement verkregen pensioenaanspraken van Gewezen Deelnemers, ook zonder wijziging van dit Pensioenreglement, te verlagen.
4. Onverminderd de voorgaande leden heeft het Bestuur het recht het Pensioenreglement te wijzigen in geval van invoering of wijziging van wetgeving in de ruimste zin des woords. Het bepaalde in lid 2 is overeenkomstig van toepassing.
5. In geval van toepassing van artikel 26, lid 4 zal de Vennootschap, voordat de Vennootschap van het aldaar genoemde gebruik maakt, in overleg treden met het Fonds. Indien de Vennootschap na genoemd overleg het voornemen heeft te besluiten tot vermindering of beëindiging van de bijdragen, zal dit voornemen onverwijld door de Vennootschap schriftelijk aan het Fonds en aan degenen wier pensioen of aanspraak op pensioen door het besluit wordt getroffen, worden meegedeeld. Het Pensioenreglement zal op de nieuwe situatie worden aangepast.
6. De Vennootschap kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de Medewerker wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de Vennootschap dat het belang van de Medewerker dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Het pensioenreglement zal aan de gewijzigde pensioenovereenkomst worden aangepast conform het bepaalde inzake de wijziging van het pensioenreglement in de statuten en de uitvoeringsovereenkomst.
7. Indien na een verzoek op grond van artikel 19c lid 1 van de Wet op de Loonbelasting 1964 onherroepelijk vast komt te staan dat de Pensioenregeling niet (volledig) voldoet aan de fiscale voorschriften zoals neergelegd in artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de Loonbelasting 1964, wordt deze Pensioenregeling zodanig met terugwerkende kracht tot de inwerkingtreding van dit Pensioenreglement gewijzigd dat de Pensioenregeling voldoet aan voornoemde fiscale voorschriften.
ARTIKEL 35A
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten van Gepensioneerden uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere Aanspraakgerechtigden of de Vennootschap onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan bedoeld in artikel 138 PW.
2. De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet.
3. Indien het Fonds besluit tot de vermindering als bedoeld in lid 1, zal het Pensioenreglement worden aangepast.
ARTIKEL 36
Werkingssfeer
1. De bepalingen van dit Pensioenreglement zijn van toepassing op de Medewerkers die op of na de datum waarop dit Pensioenreglement in werking is getreden, (opnieuw) in dienst van de Vennootschap treden of zijn getreden en die door de Vennootschap bij het Fonds als Deelnemer zijn aangemeld.
2. De bepalingen van dit Pensioenreglement zijn eveneens van toepassing op de nabestaanden van de Deelnemers.
3. Op de premievrije pensioenaanspraken van Gewezen Deelnemers, wiens deelnemerschap vóór 2018 is beëindigd wegens beëindiging van het dienstverband uit hoofde van artikel 2 lid 4 sub b en op de pensioenrechten van Pensioengerechtigden, toegekend vóór 2018 uit hoofde van Pensioenreglement 2004, Pensioenreglement 2004-67 of Pensioenreglement MUP/MSP zijn vanaf
1 januari 2018 de bepalingen van dit Pensioenreglement van overeenkomstige toepassing.
ARTIKEL 37
Vaststelling en inwerkingtreding van dit Pensioenreglement
1. Pensioenreglement MUP/MSP is vastgesteld door het Bestuur in de vergadering van 17 december 2020 en is onder de naam ‘Pensioenreglement MUP/MSP-2020 met terugwerkende kracht in werking getreden op 1 januari 2020.
2. Dit Pensioenreglement is een voortzetting van het Pensioenreglement 2004 dat is vastgesteld in de vergadering van het Bestuur, gehouden op 24 november 2003 en is op 31 december 2003 onder de naam 'Pensioenreglement 2004' in werking getreden. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op
20 december 2005, welke wijziging in werking is getreden op 1 januari 2006. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur, gehouden op 23 november 2007 en 18 december 2008, en op 1 januari 2008 onder de naam 'Pensioenreglement 2004 - 08 in werking getreden. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op 20 december 2010 en op dezelfde datum onder de naam ‘Pensioenreglement 2004 –10’ in werking getreden. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op 16 december 2011. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op
4 oktober 2013 en op 1 januari 2014 in werking getreden onder de naam "Pensioenreglement 2004-67". Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op 18 juni 2015 en op 1 januari 2015 in werking getreden onder de naam “Pensioenreglement MUP/MSP”. Dit pensioenreglement is gewijzigd in de vergadering van het Bestuur op 18 juni 2019 en op 1 januari 2018 in werking getreden onder de naam “Pensioenreglement MUP/MSP”.
3. Op dit Pensioenreglement is het Nederlandse recht van toepassing.
4. De met de wijziging van het pensioenreglement 2004 per 1 januari 2008 doorgevoerde wijzigingen in het pensioenreglement treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2007 met uitzondering van artikel 2, lid 2, artikel 3, leden 1, 2 en 3, artikel 14, leden 6 en 7, artikel 17 lid 5, 2e volzin, artikel 22, artikel 25, lid 1, artikel 27, lid 2 en artikel 31, leden 1, 2, 5, 6, 7, 8, en 9 die in werking treden per 1 januari 2008 en artikel 23 dat met terugwerkende kracht in werking treedt per
1 januari 2004.
5. De met de wijziging van het pensioenreglement 2004 per 20 december 2010 doorgevoerde wijzigingen treden met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2010.
6. De met de wijziging van het pensioenreglement per 16 december 2011 doorgevoerde wijzigingen treden met terugwerkende kracht in werking per 31 december 2003.
ARTIKEL 38 (GERESERVEERD)
Bijlage 1
Forfaitair spaarbedragen en premietabellen
1. Het Forfaitaire spaarbedrag als bedoeld in artikel 5, lid 2 van het Pensioenreglement wordt vastgesteld op basis van de percentages opgenomen in de in lid 6 vermelde tabel MUP.
2. De premies als bedoeld in artikel 14, lid 2 van het Pensioenreglement worden vastgesteld op basis van de percentages opgenomen in de in lid 6 vermelde tabel Verplicht MSP.
3. De premies die de Deelnemer op grond van artikel 15, lid 1 van het Pensioen- reglement maximaal aan het Fonds kan voldoen, worden vastgesteld op basis van de percentages opgenomen in de in lid 6 vermelde tabel Vrijwillig MSP.
4. De premies die de Vennootschap op grond van artikel 15, lid 2 van het Pensioen- reglement maximaal aan het Fonds kan voldoen, worden vastgesteld op basis van de percentages opgenomen in de in lid 6 vermelde Match MSP.
5. Bepalend is de leeftijd van de Deelnemer op de laatste dag van enige Periode.
6. De in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde percentages luiden als volgt:
Leeftijd | MUP | Verplicht MSP | Vrijwillig MSP | Match MSP | Xxxxxx maximaal |
18-20 | 7,5% | 3,9% | 1,4% | 1,4% | 14,2% |
20 to 25 | 8,3% | 3,9% | 1,7% | 1,7% | 15,6% |
25 to 30 | 9,4% | 3,9% | 2,1% | 2,1% | 17,5% |
30 to 35 | 11,0% | 3,9% | 2,3% | 2,3% | 19,5% |
35 to 40 | 12,3% | 3,9% | 2,8% | 2,8% | 21,8% |
40 to 45 | 14,2% | 3,9% | 3,1% | 3,1% | 24,3% |
45 to 50 | 15,8% | 3,9% | 3,6% | 3,6% | 26,9% |
50 to 55 | 17,8% | 3,9% | 4,1% | 4,1% | 29,9% |
55 to 60 | 19,8% | 3,9% | 4,8% | 4,8% | 33,3% |
60 to 65 | 21,7% | 3,9% | 5,7% | 5,7% | 37,0% |
65 to 68 | 23,7% | 3,9% | 6,5% | 6,5% | 40,6% |
7. De premietabel zoals getoond in lid 6 is een zogeheten kostprijs premietabel. Volgens fiscale wetgeving dient deze kostprijs premietabel maximaal gelijk te zijn aan de kosten voor een (fictieve) fiscaal maximale middelloonregeling. In verband met wijzigende grondslagen, zoals bijvoorbeeld de rekenrente, solvabiliteitsopslag en sterftegrondslagen, zal er jaarlijks getoetst worden of deze premietabel nog aan de fiscale wetgeving voldoet. Indien in enig jaar de huidige kostprijs premietabel niet meer voldoet aan de fiscale wetgeving, wordt de premietabel zodanig aangepast dat hij voldoet aan de fiscale wetgeving. Als na het vaststellen van het fiscaal maximale, geïndexeerde pensioen nog kapitaal overblijft, vervalt dit aan het Fonds. Restuitkeringen in welke vorm dan ook zijn niet mogelijk.
Bijlage 2
Bestuursbesluit “Beleggingsrichtlijnen” als bedoeld in artikel 14, lid 5.
Beleggingsrichtlijnen
Het Bestuur van Stichting Mars Pensioenfonds heeft in de vergadering van 12 november
o 2004 besloten dat het kapitaal op de MSP-rekening uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan wordt belegd in door het Fonds ter beschikking te stellen beleggingsfondsen. De belegging vindt plaats op basis van:
1. Life Cycle Mix Vast; of
2. Life Cycle Mix Variabel; of
3. door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer zelf te kiezen (combinatie van) beleggingsfondsen (vrij beleggen).
Een en ander is verder uitgewerkt op de Website.
Een wijziging in beleggingskeuze treedt in werking op de eerste dag van de eerstvolgende vier wekenperiode na ontvangst door het Fonds van de desbetreffende bekendmaking van de keuze door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer aan het Fonds.
Jaarlijks vindt er voor het opgebouwde kapitaal op de MSP-rekening een rebalancing plaats naar de strategische keuze van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer. Dit vindt plaats op de eerste dag van de eerste vier wekenperiode beginnend op 1 juli of gerekend na 1 juli.
Het Bestuur van Stichting Mars Pensioenfonds heeft in de vergadering van 12 november 2004 besloten dat het Bestuur jaarlijks in de najaarsvergadering zal vaststellen welk percentage van de geïnvesteerde waarde uit hoofde van het Medewerker Selectie Plan ter zake van kosten zal worden bijgedragen. Vooralsnog wordt dit percentage op 1 gesteld voor de betalingen in de initiële jaren. Het bestuur van Stichting Mars Pensioenfonds heeft in de vergadering van 20 juni 2017 besloten om bijdrage van de deelnemers aan de kosten van het Medewerker Selectie Plan te laten verlopen via de zogenaamde ontvangen rebates voor dit plan.
Met ingang van 2020 is het door het vervallen van het merendeel van de bedoelde rebates niet langer mogelijk de bijdrage van de deelnemers aan kosten langs deze weg te laten verlopen. In verband daarmee heeft het bestuur van Stichting Mars Pensioenfonds in de vergadering van 12 december 2019 besloten om de bijdrage van de deelnemers aan de kosten van het Medewerker Selectie Plan ingaande 2020 als voorheen weer ten laste te laten komen van het MSP-kapitaal. Daarbij zullen geen kosten in rekening gebracht worden tijdens de eerste 3 actieve deelname jaren en zal de inhouding te allen tijde gemaximeerd worden op 1% van het MSP-kapitaal per jaar. Het bestuur stelt het in te houden bedrag jaarlijks vast in de laatste vergadering van het jaar en communiceert de hoogte op haar website.
Het Bestuur van Stichting Mars Pensioenfonds heeft in de bestuursvergadering van 26 juni 2014 besloten met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 de periodieke
investeringskosten evenals de switchkosten in alle gevallen in rekening te brengen. De drie jaarstermijn, zoals in voorgaande pensioenreglementen benoemd in deze bijlage, komen hiermee te vervallen.