STICHTING PENSIOENFONDS XEROX VENRAY PENSIOENREGLEMENT
STICHTING PENSIOENFONDS XEROX VENRAY PENSIOENREGLEMENT
INHOUDSOPGAVE | ||
Pagina | ||
Artikel 1 | Begripsomschrijving | 3 |
Artikel 2 | Deelnemerschap | 5 |
Artikel 3 | Pensioenaanspraken | 5 |
Artikel 4 | Pensioengrondslag, deeltijdfactor en dienstjaren | 6 |
Pensioengrondslag | 6 | |
Deeltijdfactor | 7 | |
Dienstjaren | 7 | |
Artikel 5 | Pensioenbedragen | 7 |
Vroegpensioen | 7 | |
Ouderdomspensioen | 7 | |
Levenslang partnerpensioen | 8 | |
Tijdelijk partnerpensioen | 8 | |
Wezenpensioen | 8 | |
Uitruil levenslang partnerpensioen | 8 | |
Artikel 6 | Ingang, einde en uitbetaling van het pensioen | 9 |
Artikel 7 | Herverzekering van de pensioenaanspraken | 10 |
Artikel 8 | Financiering van de regeling | 10 |
Artikel 9 | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
Artikel 10 | Beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag | 11 |
Artikel 11 | Beëindiging van het partnerschap | 12 |
Artikel 12 | Pensioenverevening | 12 |
Artikel 13 | Pensioenregeling en arbeidsovereenkomst | 13 |
Artikel 14 | Wijziging van de pensioenregeling | 14 |
Artikel 15 | Tijdelijke voorziening | 14 |
Artikel 16 | Verhoging van opgebouwde pensioenen | 15 |
Artikel 17 | Waardeoverdracht | 15 |
Artikel 18 | Verplichtingen van de deelnemers | 16 |
Artikel 18A | Algemene bepalingen | 17 |
Artikel 19 | Slot- en overgangsbepalingen | 17 |
Bijlage 1 | Vroegpensioen per leeftijd als percentage van pensioengevend jaarsalaris | 18 |
Bijlage 2 | Ruilvoet voor uitruil ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen | 19 |
Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVING
1. Fonds
Stichting Pensioenfonds Xerox Venray, gevestigd te Venray.
2. Werkgever
Xerox Manufacturing (Nederland) B.V., gevestigd te Venray.
3. Werknemer
Degene die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft.
4. Deelnemer
De werknemer die deelneemt aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling.
5. Arbeidstijd
De in de arbeidsovereenkomst vastgelegde arbeidstijd.
6. Deeltijdwerker
De werknemer voor wie de arbeidstijd minder bedraagt dan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking.
7. Deeltijdfactor
De breuk waarvan de teller gelijk is aan de (gedeeltelijke) arbeidstijd van de deeltijdwerker en de noemer gelijk is aan de arbeidstijd die behoort bij een volledige dienstbetrekking.
8. Pensioengevend jaarsalaris
Het bruto jaarsalaris zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de CAO, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, dan wel voor werknemers die niet onder de werkingssfeer van de CAO vallen het pensioengevend jaarsalaris als overeengekomen in de arbeidsovereenkomst.
9. Partnerschap
Het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap dan wel het samenlevingsverband op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract.
10. Partner
a. De persoon met wie de deelnemer gehuwd is, of;
b. de geregistreerde partner van de deelnemer, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, of;
x. xx xxxxxxx, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de deelnemer, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenminste zes maanden vóór de feitelijke pensioendatum een samenlevingsverband is aangegaan op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract waarin de partner als begunstigde voor het partnerpensioen is aangewezen. Indien een notarieel verleden samenlevingscontract wordt gewijzigd in die zin dat de partner als de begunstigde voor het partnerpensioen wordt aangewezen, dan geldt de datum van het totstandkomen van de wijziging voor de toepassing van dit pensioenreglement als de datum van totstandkomen van het notarieel verleden samenlevingscontract. Indien een notarieel verleden samenlevingscontract wordt gewijzigd in die zin dat de partner niet langer geldt als begunstigde voor het partnerpensioen, dan geldt de datum van het totstandkomen van de wijziging voor de toepassing van dit pensioenreglement als de datum van beëindiging van het samenlevingsverband.
Een deelnemer kan voor dit pensioenreglement slechts één partner hebben.
11. Gewezen deelnemer
De deelnemer van wie de deelneming aan de pensioenregeling, tegenover het fonds, is beëindigd en nog aanspraken heeft jegens het fonds.
12. Uittredingsdatum
De door de deelnemer gekozen datum van vervroegde pensionering.
13. Pensioendatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
14. Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt.
15. ANW
Algemene nabestaandenwet.
16. AOW
Algemene ouderdomswet.
17. AOW-uitkering
Het jaarlijks bruto ouderdomspensioen ingevolge de AOW voor een gehuwde pensioengerechtigde van wie de partner 65 jaar of ouder is.
18. WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
19. Herverzekeraar
De verzekeringsinstelling bij wie het fonds de verplichtingen geheel of gedeeltelijk heeft herverzekerd.
Overal waar in dit pensioenreglement de mannelijke of de vrouwelijke vorm wordt gebruikt, geldt het gestelde voor zowel mannen als vrouwen.
Artikel 2 DEELNEMERSCHAP
1. Als deelnemer wordt opgenomen de werknemer die de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt. Voor de werknemer die nog niet aan de opnemingsvoorwaarde voldoet wordt een voorziening getroffen als omschreven in artikel 15.
2. Het deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. op de pensioendatum;
c. op de datum waarop de dienstbetrekking eerder wordt beëindigd, tenzij de beëindiging plaatsvindt in verband met vervroegde uittreding volgens dit pensioenreglement of een andere met sociale partners overeengekomen regeling.
Artikel 3 PENSIOENAANSPRAKEN
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit pensioenreglement kan het deelnemerschap recht geven op:
a. vroegpensioen;
b. ouderdomspensioen;
c. levenslang partnerpensioen, indien dit wordt opgebouwd;
d. tijdelijk partnerpensioen;
e. wezenpensioen.
2. a. De werknemer die op 1 januari 2002 reeds deelnemer was, kreeg de keuze om vanaf 2002 aanspraken op levenslang partnerpensioen op te bouwen. Deze keuze diende vóór 1 juli 2002 bij de werkgever kenbaar gemaakt te worden. Voor deze werknemer geldt dat de aanspraken op levenslang partnerpensioen die vóór 1 januari 2002 zijn opgebouwd behouden blijven. Ingeval de deelnemer er voor gekozen heeft om vanaf 2002 alleen aanspraken op ouderdomspensioen op te bouwen, is er een premievrije aanspraak op levenslang partnerpensioen (opgebouwd vóór 1 januari 2002) vastgesteld. Artikel 16 lid 3 is van toepassing op deze premievrije aanspraak.
b. De werknemer die op of na 1 januari 2002 aan de pensioenregeling gaat deelnemen, heeft de keuze om vanaf aanvang van het deelnemerschap aanspraken op levenslang partnerpensioen op te bouwen. Deze keuze geschiedt binnen twee maanden na aanvang van het deelnemerschap door middel van het indienen bij de werkgever van een formulier, dat door de werkgever tijdig ter beschikking wordt gesteld.
c. De deelnemer, die niet gekozen heeft voor opbouw voor levenslang partnerpensioen, kan bij het aangaan van een partnerschap na 1 januari 2002 kiezen voor opbouw voor levenslang partnerpensioen. Opbouw voor levenslang partnerpensioen vindt dan plaats vanaf aanvang van het partnerschap. Deze keuze geschiedt binnen twee maanden na aanvang van het partnerschap door middel van het indienen bij de werkgever van een formulier, dat door de werkgever tijdig ter beschikking wordt gesteld.
d. Bij beëindiging van het partnerschap (scheiding/overlijden) heeft de deelnemer de keuze om de opbouw van aanspraken op levenslang partnerpensioen te beëindigen. Beëindiging van opbouw voor levenslang partnerpensioen vindt dan plaats vanaf beëindiging van het partnerschap. Deze keuze geschiedt binnen 2 maanden na beëindiging van het partnerschap door middel van het indienen bij de werkgever van een formulier, dat door de werkgever tijdig ter beschikking wordt gesteld. Xxxxxxx formulier dient ondertekend te zijn door de deelnemer en diens eventuele partner. De deelnemer dient binnen een maand na aanvang van het deelnemerschap dan wel binnen een maand na aanvang of beëindiging van het partnerschap de werkgever hiervan in kennis te stellen.
3. Voor wezenpensioen komen in aanmerking:
a. kinderen die tot de deelnemer in een familierechtelijke verhouding staan;
b. stief- en pleegkinderen die tot het huishouden van de deelnemer behoren en/of tot zijn overlijden door hem als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed.
Na beëindiging van het deelnemerschap komen de kinderen van de gewezen deelnemer die op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap voldoen aan het gestelde in dit lid in aanmerking voor wezenpensioen. Tevens komen daarvoor in aanmerking de in dit lid bedoelde kinderen van de gewezen deelnemer en van de partner met wie de deelnemer op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap een partnerschap had.
Artikel 4
PENSIOENGRONDSLAG, DEELTIJDFACTOR EN DIENSTJAREN
1. Voor de berekening van het pensioen wordt uitgegaan van:
a. de pensioengrondslag;
b. de deeltijdfactor; en,
c. het aantal dienstjaren.
Pensioengrondslag
2. De pensioengrondslag wordt voor de eerste maal op het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens ieder jaar op de eerste januari vastgesteld.
3. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend jaarsalaris van de deelnemer minus de franchise. De franchise bedraagt voor 2004 €15.630,00. De werkgever streeft ernaar de franchise jaarlijks per 1 januari aan te passen aan de ontwikkeling van de AOW-uitkering. De feitelijke aanpassing van de franchise wordt door de werkgever in overleg met de vakorganisaties vastgesteld en geldt per de eerste januari daaropvolgend. De aanpassing zal aan de deelnemer worden medegedeeld.
4. Loonstijgingen gedurende de vijf jaren voorafgaande aan de pensioendatum komen in aanmerking tot ten hoogste 2%-punt boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen de loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.
5. Voor een deeltijdwerker wordt het pensioengevend jaarsalaris omgerekend naar het pensioengevend jaarsalaris dat bij een volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
6. Indien de deelnemer vervroegd uittreedt volgens dit pensioenreglement blijven de pensioengrondslag en de arbeidstijd, zoals op de uittredingsdatum golden, tot de pensioendatum gehandhaafd.
Deeltijdfactor
7. Voor een deeltijdwerker worden de conform artikel 5 vastgestelde pensioenen vermenigvuldigd met de gemiddelde deeltijdfactor. Deze gemiddelde deeltijdfactor wordt als volgt vastgesteld:
a. van iedere periode gedurende welke de deeltijdfactor niet veranderde, wordt de duur bepaald in jaren en maanden;
b. de volgens sub a vastgestelde duur van iedere periode wordt vermenigvuldigd met de deeltijdfactor van de desbetreffende periode.
De gemiddelde deeltijdfactor is gelijk aan het quotiënt van de som van de volgens sub b bepaalde producten en het totale aantal dienstjaren. Bij de vaststelling van de gemiddelde deeltijdfactor wordt de laatst vastgestelde deeltijdfactor geacht tot de pensioendatum ongewijzigd te blijven.
8. Bij een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een jaar wordt het pensioen van de deelnemer opnieuw vastgesteld.
Dienstjaren
9. Bij de bepaling van het aantal dienstjaren wordt het aantal jaren in aanmerking genomen dat de deelnemer - met inachtneming van het bepaalde in lid 9 - vanaf de datum van toetreding tot de pensioenregeling tot de pensioendatum in dienst van de werkgever kan doorbrengen.
10. Buiten beschouwing blijven de dienstjaren die liggen voor de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 25-jarige leeftijd bereikt.
11. De dienstjaren worden bepaald in jaren en maanden. Een gedeelte van een maand wordt voor een volle maand gerekend.
Artikel 5 PENSIOENBEDRAGEN
Vroegpensioen
1. Het jaarlijks vroegpensioen is gelijk aan 3,74% van het laatst vastgestelde pensioengevend jaarsalaris, vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 50-jarige leeftijd heeft bereikt en de pensioenrichtdatum of de eerdere uittredingsdatum, dan wel de eerdere datum waarop een uitkering op basis van de volledige arbeidsongeschiktheid uit hoofde van de WAO ingaat. Voor de hoogte van het vroegpensioen bij ingang na de pensioenrichtdatum verwijzen wij u naar bijlage 1.
Ouderdomspensioen
2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 1,625% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag vermenigvuldigd met het aantal dienstjaren.
Levenslang partnerpensioen
3. Het jaarlijks levenslang partnerpensioen bedraagt 75% van het laatst berekende jaarlijkse ouderdomspensioen, met inachtneming van de in lid 4 omschreven verminderingen. Voor degenen die pas op 1 januari 2002 dan wel pas op de latere datum van aanvang van het partnerschap hebben gekozen voor opbouw voor levenslang partnerpensioen, bedraagt het jaarlijks levenslang partnerpensioen 75% van het jaarlijkse ouderdomspensioen dat vanaf 1 januari 2002 respectievelijk vanaf aanvang van het partnerschap is opgebouwd. Hierbij geldt dat voor het vaststellen van het levenslang partnerpensioen wordt verondersteld dat het deelnemerschap is aangevangen op 1 januari 2002 respectievelijk op de datum waarop het partnerschap is aangegaan. Dit levenslang partnerpensioen wordt vermeerderd met de eventuele premievrije aanspraak op levenslang partnerpensioen als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a.
4. Indien de deelnemer een meer dan tien jaar jongere partner heeft, wordt het levenslang partnerpensioen verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
Tijdelijk partnerpensioen
5. Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 10% van het laatst berekende jaarlijkse ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitsluitend uitgekeerd in geval van overlijden van een deelnemer die reeds gekozen heeft voor opbouw voor levenslang partnerpensioen. Het tijdelijk partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 8/7 van de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen voor en na de 65-jarige leeftijd.
6. Indien de deelnemer een meer dan tien jaar jongere partner heeft, wordt het tijdelijk partnerpensioen verminderd met 2,5% voor elk vol jaar dat het leeftijdsverschil groter is dan tien jaar.
Wezenpensioen
7. Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 15% van het laatst berekende jaarlijkse ouderdomspensioen, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het bepaalde in lid 7 en lid 8. Het wezenpensioen wordt verdubbeld zodra het kind ouderloos is.
Uitruil levenslang partnerpensioen
8. Bij ingang van het ouderdomspensioen kan de (gewezen) deelnemer, die op of na 1 januari 2002 geen aanspraken op levenslang partnerpensioen heeft opgebouwd, er voor kiezen om een gedeelte van het ouderdomspensioen om te zetten in levenslang partnerpensioen. Deze omzetting geschiedt zodanig dat het levenslang partnerpensioen (inclusief de premievrije aanspraak op levenslang partnerpensioen als bedoeld in artikel 3 lid 2 sub a) gelijk is aan 75% van het verlaagde ouderdomspensioen.
9. Bestaande deelnemers op 1 januari 2002 dan wel nieuwe deelnemers na deze datum hebben bij ingang van het ouderdomspensioen de mogelijkheid om de gehele opgebouwde aanspraak op levenslang partnerpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen. Door het maken van deze keuze heeft de partner vanaf de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer geen aanspraak meer op levenslang partnerpensioen.
10. De keuze als bedoeld in lid 8 en lid 9 geschiedt door middel van een formulier, dat het fonds tijdig vóór ingang van het ouderdomspensioen ter beschikking stelt. De keuze wordt geëffectueerd indien dit formulier tenminste drie maanden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bij het fonds wordt ingediend en door de (gewezen) deelnemer en diens partner is ondertekend. De omzetting geschiedt kosten- en sekseneutraal; hiervoor stelt het bestuur telkenmale voor een bepaalde periode, na ingewonnen actuarieel advies, een ruilvoet vast. De ruilvoet alsmede de geldigheidsduur ervan zijn opgenomen in bijlage 2.
11. Voor de (gewezen) deelnemer, die op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen geen partner heeft maar wel op of na 1 januari 2002 aanspraken op levenslang partnerpensioen heeft opgebouwd, wordt de in lid 9 omschreven omzetting automatisch toegepast.
12. De omzetting als bedoeld in lid 8 en lid 9 heeft geen betrekking op het vastgestelde bijzonder levenslang partnerpensioen in de zin van artikel 11 en het vastgestelde ouderdomspensioen voor de (gewezen) partner in de zin van artikel 12.
Artikel 6
INGANG, EINDE EN UITBETALING VAN HET PENSIOEN
1. Het vroegpensioen gaat voor de deelnemer voor wie nog vroegpensioen wordt opgebouwd in op de uittredingsdatum. De deelnemer voor wie conform het bepaalde in artikel 9 lid 1 de opbouw van vroegpensioen is beëindigd en voor de gewezen deelnemer gaat het vroegpensioen in op de pensioenrichtdatum. De in de eerste volzin bedoelde deelnemer dient tenminste zes maanden voor de uittredingsdatum de werkgever van de uittreding in kennis te stellen. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de deelnemer de werkgever in kennis stelt, zullen door de werkgever nader worden vastgesteld. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum. Het levenslang partnerpensioen alsmede het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub c overlijdt, mits de eerste dag van de maand waarin de partner 65 jaar wordt nog niet is bereikt.
2. Het vroegpensioen is betaalbaar tot de pensioendatum, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op de dag van het overlijden van de pensioengerechtigde. Het ouderdomspensioen alsmede het levenslang partnerpensioen is betaalbaar tot de eerste dag van de maand volgende op de dag van overlijden van degene aan wie het desbetreffende pensioen toekomt. Het tijdelijk partnerpensioen is betaalbaar tot de eerste dag van de maand waarin de partner van de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgende op de dag van overlijden van degene aan wie het desbetreffende pensioen toekomt. Het wezenpensioen is betaalbaar tot de eerste dag van de maand volgende op het bereiken van de 21-jarige leeftijd door het kind of volgende op de dag van eerder overlijden. Voor het kind, dat blijkens een beschikking van het uitvoeringsorgaan, ten gevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zal zijn om de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, of wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding wordt het wezenpensioen ook na de eerste dag van de maand volgende op het bereiken van de 21-jarige leeftijd uitgekeerd, indien en zolang aan de bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op het bereiken van de 27- jarige leeftijd door het kind of volgende op de dag van eerder overlijden.
3. Het fonds keert de pensioenen, onder inhouding van de van verschuldigde belasting en wettelijke heffingen, uit aan degenen die ingevolge dit pensioenreglement recht hebben op pensioen. De pensioenen worden uitgekeerd bij nabetaling in maandelijkse termijnen.
Artikel 7
HERVERZEKERING VAN DE PENSIOENAANSPRAKEN
1. Ingeval de werkgever hiermede instemt kan het fonds de verplichtingen, voortvloeiende uit dit pensioenreglement, geheel of gedeeltelijk herverzekeren door het sluiten van overeenkomsten van levensverzekering met één of meer levensverzekeringsmaatschappijen.
2. Het fonds zal als contractant en begunstigde op de betreffende polissen worden aangewezen.
3. Bij volledige herverzekering is het fonds slechts aansprakelijk voor zover de verzekeraar zijn uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen nakomt. De voorwaarden van deze overeenkomsten liggen voor de belanghebbenden ter inzage.
Artikel 8 FINANCIERING VAN DE REGELING
1. De voor de financiering van de uit dit pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken verschuldigde premie wordt door de werkgever en de deelnemer gezamenlijk opgebracht.
2. De bijdrage van de deelnemer bedraagt 6,1% van de pensioengrondslag. De deelnemers die ervoor gekozen hebben een levenslang partnerpensioen op te bouwen betalen daarvoor een aanvullende bijdrage van 2,5% van de pensioengrondslag. Deze bijdragen kunnen bij CAO-bepalingen worden aangepast. De bijdrage van de deeltijdwerker wordt vastgesteld door het hiervoor bepaalde bedrag te vermenigvuldigen met de laatst vastgestelde deeltijdfactor. Bij een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een jaar wordt de bijdrage van de deelnemer opnieuw vastgesteld. Vanaf de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 62 jaar en 6 maanden heeft bereikt is de deelnemer geen bijdrage meer verschuldigd.
3. De werkgever houdt de door de deelnemer verschuldigde bijdrage in op het salaris, in gelijke termijnen als waarin het pensioengevend jaarsalaris wordt uitbetaald.
4. De kosten van de tijdelijke voorziening respectievelijk de verhoging van de pensioenen als vermeld in artikel 15 respectievelijk artikel 16 zijn geheel voor rekening van het pensioenfonds. Indien en zolang het pensioenfonds vrijstelling van koopsom- en premiebetaling verleent overeenkomstig artikel 9 is de werknemer geen bijdrage verschuldigd.
5. Indien de deelnemer met vroegpensioen gaat wordt:
a. de in de vorige leden van dit artikel omschreven bijdrageregeling beëindigd;
b. de opbouw van de pensioenaanspraken (met uitzondering van de aanspraak op vroegpensioen) voortgezet tot de pensioendatum op basis van de pensioengrondslag en de arbeidstijd op de uittredingsdatum.
6. De financiering van de pensioenaanspraken geschiedt zodanig dat de ontslagrechten als bedoeld in artikel 10, steeds volledig afgefinancierd zijn. De werkgever zal de aan het fonds verschuldigde bedragen, waarin begrepen de op het salaris van de deelnemers ingehouden bedragen, binnen de daartoe bij wet gestelde termijnen, voldoen aan het fonds.
Artikel 9 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1. Tijdens volledige arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet overeenkomstig de bepalingen van het pensioenreglement, met uitzondering van de opbouw van het vroegpensioen, die wordt beëindigd. Indien en zolang de volledige arbeidsongeschiktheid voortduurt is de deelnemer geen bijdrage verschuldigd. Met betrekking tot het vroegpensioen zal aan de deelnemer met ingang van de in lid 3 bedoelde datum een premievrije aanspraak worden toegekend op grond van artikel 10.
2. Volledige arbeidsongeschiktheid wordt geacht aanwezig te zijn indien de deelnemer uit hoofde van de WAO een uitkering ontvangt overeenkomend met een arbeidsongeschiktheid van 65% of meer, blijkend uit de beslissing van het uitvoeringsorgaan van deze wetten.
3. De in lid 1 bedoelde voortzetting gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de ingang van de in lid 2 bedoelde uitkering.
4. Op het tijdstip dat door een daling van de arbeidsongeschiktheid geen recht meer bestaat op de in lid 1 bedoelde voortzetting, zal de deelnemer met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van wijziging een premievrije aanspraak worden toegekend op grond van artikel 10.
5. De deelnemer met aanspraak op de in dit artikel bedoelde voortzetting is verplicht het fonds onmiddellijk in kennis te stellen van een herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Artikel 10
BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP WEGENS ONTSLAG
1. Eindigt het deelnemerschap wegens ontslag vóór de pensioendatum dan zullen, indien het deelnemerschap korter dan een jaar heeft geduurd, alle aanspraken vervallen tenzij de gewezen deelnemer elders verworven pensioenaanspraken bij het fonds heeft ingebracht of een verzoek daartoe bij de werkgever of het fonds heeft ingediend; bij het vervallen van de pensioenaanspraken zal het fonds aan de gewezen deelnemer de doorsneepremie restitueren die de werkgever ingevolge de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota voor de gewezen deelnemer aan het fonds heeft afgedragen.
2. Indien lid 1 niet van toepassing is, dan verkrijgt de gewezen deelnemer een premievrije aanspraak op een evenredig deel van het vroegpensioen, ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en/of wezenpensioen. De aanspraak op tijdelijk partnerpensioen komt te vervallen.
3. De evenredige aanspraak is gelijk aan het verschil tussen het pensioen waarop volgens artikel 5 aanspraak bestaat bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum en het pensioen dat de gewezen deelnemer onder dezelfde veronderstelling zou hebben verkregen op basis van het aantal dienstjaren gelegen tussen het tijdstip waarop zijn deelnemerschap eindigde en de pensioendatum.
4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave bevattende de hoogte van de premievrije aanspraken, zoals bedoeld in lid 2 en lid 3.
Artikel 11
BEËINDIGING VAN HET PARTNERSCHAP
1. Indien het partnerschap van de deelnemer wordt beëindigd, anders dan door overlijden, verkrijgt de gewezen partner een zodanige aanspraak op bijzonder levenslang partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van zijn partner zou hebben gekregen indien op het tijdstip van beëindiging van het partnerschap de deelneming zou zijn beëindigd wegens de beëindiging van het dienstverband met de werkgever. De gewezen partner ontvangt een schriftelijk bewijs van de aanspraak op bijzonder levenslang partnerpensioen.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het levenslang partnerpensioen waarop een gewezen deelnemer of gepensioneerde, die ten tijde van zijn uitdiensttreding een partner had, aanspraak heeft verkregen bij beëindiging van zijn deelneming. In dit geval ontstaan geen nieuwe aanspraken op levenslang partnerpensioen.
3. Xxxxx bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, dan wel de beëindiging van het samenlevingsverband, een andere afspraak dan ingevolge dit artikel bepaald, dan wel tussen partners overeengekomen, dan dient dit ten genoegen van het fonds te worden aangetoond. De overeenkomst is slechts geldig indien het fonds heeft verklaard een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. Het volgens artikel 5 lid 3 berekende levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het pensioen casu quo de pensioenen als bedoeld in lid 1 van dit artikel. Het wezenpensioen blijft gebaseerd op het volgens artikel 5 lid 7 berekend pensioen, voordat de in de vorige zin bedoelde vermindering is toegepast. Indien de gewezen partner komt te overlijden voordat het conform lid 1 vastgestelde levenslang partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner tot uitkering is gekomen, dan wel de gewezen partner afziet van een aanspraak op levenslang partnerpensioen, valt dit levenslang partnerpensioen weer toe aan de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, tenzij de gewezen partner gebruik heeft gemaakt van de in artikel 5 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding vastgelegde mogelijkheid van conversie.
Artikel 12 PENSIOENVEREVENING
1. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel of bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, vindt verevening plaats van het tijdens het huwelijk/geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen en vroegpensioen conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Indien de deelnemer na beëindiging van een samenlevingsverband het tijdens het samenlevingsverband opgebouwde ouderdomspensioen en vroegpensioen wenst te verevenen, dient de deelnemer het fonds hiervan binnen twee jaar na beëindiging van het samenlevingsverband schriftelijk op de hoogte te stellen.
2. Het deel van het te verevenen, het aan de gewezen partner, toe te rekenen ouderdomspensioen, vroegpensioen en het bijzonder levenslang partnerpensioen, vastgelegd overeenkomstig artikel 11 kunnen uitsluitend ingeval van echtscheiding (dus niet bij ontbinding na scheiding van tafel en bed) of bij beëindiging van een geregistreerd partnerschap, onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel worden omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, mits voldaan aan het navolgende:
a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;
b. binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan het fonds;
c. het fonds heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 3).
3. Het fonds zal niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 2, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 16 lid 1 of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor het fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het fonds zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij het fonds geldende, pensioendatum.
4. Het bepaalde in lid 2 en lid 3 is niet van toepassing indien partijen pensioenverevening hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding.
5. Het fonds is bevoegd de kosten van pensioenverevening of omzetting in rekening te brengen.
6. De aanspraak op ouderdomspensioen en/of vroegpensioen van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het fonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige volzin is nietig.
7. De aanspraak op levenslang partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het fonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet. Elk beding strijdig met het bepaalde in de vorige volzin is nietig.
Artikel 13 PENSIOENREGELING EN ARBEIDSOVEREENKOMST
1. De (gewezen) deelnemer is verplicht mee te werken aan de juiste uitvoering van dit pensioenreglement, met name door alle hiervoor benodigde inlichtingen te verstrekken.
2. In alle bij dit pensioenreglement niet voorziene gevallen neemt het bestuur een beslissing naar analogie van de bepalingen van dit pensioenreglement.
3. De bepalingen van dit pensioenreglement maken deel uit van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer.
Artikel 14
WIJZIGING VAN DE PENSIOENREGELING
1. Het fonds behoudt zich het recht voor tot wijziging of beëindiging van het pensioenreglement, indien zich een ingrijpende wijziging van omstandigheden voordoet. Onder ingrijpende wijziging van omstandigheden wordt in elk geval verstaan:
a. aanpassing of invoering van sociale verzekeringswetten en/of andere (wettelijke) regelingen die een substantieel gevolg voor de pensioenaanspraken kunnen hebben;
b. de verplichting voor werkgever voor alle deelnemers of voor een groep deelnemers aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen mogelijkheid tot vrijstelling is verkregen;
c. een andere ingrijpende wijziging van omstandigheden die de uitgaven ter zake van de pensioenregeling niet meer toelaat.
Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxxx gehele of gedeeltelijke beëindiging van de premie- en/of koopsombetaling zal het fonds de deelnemers hierover informeren en in overleg treden met de vakorganisaties over de te volgen procedure.
2. Het fonds behoudt zich het recht voor de pensioenregeling te wijzigen dan wel te beëindigen in andere dan de onder lid 1 genoemde omstandigheden, indien de werkgever zulks overeenkomt met de vakorganisaties.
Artikel 15 TIJDELIJKE VOORZIENING
1. Voor een werknemer die de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt wordt een tijdelijke pensioenvoorziening getroffen overeenkomstig de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling.
2. Eindigt de dienstbetrekking met de werkgever wegens volledige arbeidsongeschiktheid, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 vóór het bereiken van de 25-jarige leeftijd, dan krijgt de gewezen werknemer bij het bereiken van de 25-jarige leeftijd recht op aanspraken overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement, mits nog voldaan wordt aan de in artikel 9 gestelde voorwaarden, waarbij voor de berekening uitgegaan wordt van de pensioengrondslag en de deeltijdfactor zoals die gold op het tijdstip dat de werknemer in aanmerking komt voor een WAO- uitkering.
3. Bij overlijden van de in lid 1 bedoelde werknemer heeft de partner en/of kinderen recht op een partner- en/of wezenvoorziening overeenkomstig de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling.
4. De tijdelijke pensioenvoorziening als vermeld in lid 1 vervalt:
a. bij beëindiging van de dienstbetrekking van de werknemer;
b. indien het partnerschap van de werknemer, anders dan door zijn overlijden, wordt beëindigd;
c. op het tijdstip waarop aan de in artikel 2 genoemde opnemingsvoorwaarde(n) wordt voldaan.
In het onder sub b genoemde geval blijft de wezenvoorziening en de verzekering daarvan voor een werknemer met kinderen gehandhaafd tot het tijdstip genoemd onder sub a of sub c.
Artikel 16
VERHOGING VAN OPGEBOUWDE PENSIOENEN
1. Per 1 januari van elk jaar zullen de ingegane vroegpensioenen, ouderdomspensioenen met bijbehorende levenslange (bijzondere) partnerpensioenen alsmede de ingegane levenslange (bijzondere) en tijdelijke partnerpensioenen en ingegane wezenpensioenen worden verhoogd met het percentage als omschreven in lid 2, voor zover de middelen van het fonds voor deze verhoging toereikend zijn. De verhoging zal zodanig geschieden dat de bovenbedoelde pensioenen met een gelijk percentage worden verhoogd.
2. Uitgangspunt voor de bepaling van de jaarlijkse verhoging per 1 januari is de Consumentenprijsindex alle huishoudens, afgeleid, vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek met als referentieperiode oktober-oktober. Het verhogingspercentage is gelijk aan het percentage waarmee genoemd indexcijfer van het jaar voorafgaande aan oktober voor het indexatietijdstip stijgt ten opzichte van het indexcijfer van het daaraan voorafgaande jaar, met dien verstande dat dit percentage nimmer hoger kan zijn dan de algemene CAO-loonontwikkeling bij de werkgever in het jaar voorafgaande aan de verhoging. Het indexatiepercentage wordt normaal afgerond op twee decimalen.
3. Indien de in lid 1 bedoelde pensioenen worden aangepast zullen ook de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers met bijbehorende levenslange (bijzondere) partnerpensioenen, alsmede de pensioenaanspraken van de arbeidsongeschikte gewezen deelnemers ingevolge artikel 9, op overeenkomstige wijze worden aangepast.
Artikel 17 WAARDEOVERDRACHT
1. Het fonds en de werkgever zijn verplicht de werknemer bij aanvang en bij beëindiging van het deelnemerschap terstond te informeren over zijn recht op waardeoverdracht.
2. Indien een werknemer bij aanvang van het deelnemerschap overweegt gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht dient hij binnen twee maanden na aanvang van het deelnemerschap het fonds te verzoeken de informatie die van belang is voor de waardeoverdracht te verstrekken.
3. Indien een werknemer besluit gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht dient hij binnen twee maanden na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde informatie bij het fonds een verzoek in te dienen tot waardeoverdracht. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan deze waardeoverdracht.
4. Het fonds wendt de waarde van elders opgebouwde pensioenaanspraken aan ter verwerving van aanspraken op pensioen voor de betreffende deelnemer op basis van deze pensioenregeling. Daartoe krijgt die deelnemer op grond van de overgedragen waarde een aantal extra deelnemersjaren in deze pensioenregeling toegekend en wel zodanig dat - gegeven het pensioengevend jaarsalaris bij indiensttreding en de daarbij behorende pensioengrondslag en de deeltijdfactor - de waarde van de overgedragen aanspraken gelijk is aan de waarde van de door de overdracht te verwerven aanspraken. Mocht bovenstaande berekening leiden tot in totaal méér dan 40 dienstjaren dan wordt de resterende waarde van de evenredige aanspraken opgenomen in de premievrije aanspraak uit hoofde van de vroegpensioenregeling.
5. Het fonds is verplicht bij beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag, op verzoek van een gewezen deelnemer de waarde van de pensioenaanspraken over te dragen aan de instelling waar de pensioentoezegging van zijn nieuwe werkgever is ondergebracht.
6. Op de waardeoverdracht zijn de reken- en procedureregels van toepassing, welke worden vastgesteld op grond van het bepaalde in de Pensioen- en spaarfondsenwet. Daarnaast gelden, indien van toepassing, de reken- en procedureregels ingevolge een circuit van waardeoverdracht.
Artikel 18 VERPLICHTINGEN VAN DE DEELNEMERS
1. Indien het fonds zulks verlangt, dient de deelnemer alle verlangde gegevens en/of stukken die verband houden met of van invloed geacht kunnen worden op de uit zijn deelnemerschap voortvloeiende rechten en verplichtingen te overleggen.
2. De deelnemer dient, indien zijn partnerschap eindigt, het fonds hiervan onverwijld in kennis te stellen.
3. Indien niet binnen zes maanden wordt voldaan aan verplichtingen, opgelegd door dit pensioenreglement, kan het fonds pensioenaanspraken of rechten, waarmee de verzuimde verplichtingen verband houden, voor de deelnemer en/of zijn rechtsopvolgers geheel of ten dele vervallen verklaren, tenzij ten genoegen van het fonds wordt aangetoond, dat het niet hebben voldaan aan die verplichtingen de deelnemer en/of zijn rechtsopvolgers redelijkerwijs niet verweten kan worden.
4. De deelnemer dient bij aanvang van het samenlevingsverband een afschrift van het notarieel verleden samenlevingscontract of een notarieel uittreksel daaruit en een uittreksel uit het bevolkingsregister te overleggen.
5. Het fonds is bevoegd eens in ten minste drie jaar het samenlevingsverband van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de partner gezamenlijk te laten bevestigen door overlegging van een verklaring ter zake, onder bijvoeging van een uittreksel uit het bevolkingsregister, waaruit blijkt dat de betrokkenen ten tijde van de afgifte van de verklaring op hetzelfde adres woonachtig waren.
Artikel 18A ALGEMENE BEPALINGEN
1. Het fonds draagt er zorg voor dat de deelnemer bij toetreding tot het fonds op de hoogte wordt gesteld van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement van het fonds. Jaarlijks wordt de deelnemer schriftelijk van de wijzigingen daarin door het bestuur op de hoogte gesteld. Belanghebbenden kunnen desgewenst kennis nemen van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement.
2. Jaarlijks verstrekt het fonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken en de te bereiken pensioenen. Indien een gewezen deelnemer hierom verzoekt, wordt binnen drie maanden opgave gedaan van de opgebouwde pensioenaanspraken. Jaarlijks verstrekt het fonds ten behoeve van de deelnemer een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken (jaarruimte), conform het bepaalde in artikel 17 lid 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het eerste jaar waarover de opgave van de jaarruimte werd verstrekt is 2001. Het bestuur verstrekt op verzoek van de deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen jaarruimten (reserveringsruimte).
3. De pensioenen en de aanspraken op pensioen ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien in dit pensioenreglement en bij krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet.
Artikel 19
SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
1. Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2002 en is gewijzigd per 1 mei 2004.
2. De opgebouwde pensioenaanspraken per 31 december 2001 op basis van het pensioenreglement 65+ maken onderdeel uit van dit pensioenreglement.
3. Het opgebouwde kapitaal per 31 december 2001 op basis van de flexibele vroegpensioenregeling 60- 64 komt te vervallen en wordt vervangen door een tijdsevenredige aanspraak op vroegpensioen conform het bepaalde in artikel 5 lid 1.
Bijlage 1
VROEGPENSIOEN PER LEEFTIJD ALS PERCENTAGE VAN PENSIOENGEVEND JAARSALARIS BIJ EEN VOLLEDIGE OPBOUW VANAF 50-JARIGE LEEFTIJD
Vroegpensioenleeftijd Jaren | Maanden | Vroegpensioen Percentage van salaris |
60 | 0 | 37.4% |
60 | 1 | 38.2% |
60 | 2 | 39.0% |
60 | 3 | 39.8% |
60 | 4 | 40.6% |
60 | 5 | 41.3% |
60 | 6 | 42.1% |
60 | 7 | 43.1% |
60 | 8 | 44.1% |
60 | 9 | 45.0% |
60 | 10 | 46.0% |
60 | 11 | 47.0% |
61 | 0 | 47.9% |
61 | 1 | 49.2% |
61 | 2 | 50.5% |
61 | 3 | 51.8% |
61 | 4 | 53.1% |
61 | 5 | 54.3% |
61 | 6 | 55.6% |
61 | 7 | 57.3% |
61 | 8 | 59.0% |
61 | 9 | 60.6% |
61 | 10 | 62.3% |
61 | 11 | 64.0% |
62 | 0 | 65.6% |
62 | 1 | 68.0% |
62 | 2 | 70.4% |
62 | 3 | 72.8% |
62 | 4 | 75.2% |
62 | 5 | 77.6% |
62 | 6 | 80.0% |
Deze tabel is per 1 januari 2002 in principe voor een periode van vijf jaar vastgesteld en kan wijzigen indien de actuariële grondslagen veranderen.
Bijlage 2
RUITVOET VOOR UITRUIL OUDERDOMSPENSIOEN EN LEVENSLANG PARTNERPENSIOEN
De gehanteerde ruilvoet op 65-jarige leeftijd voor uitruil van ouderdomspensioen en levenslang partnerpensioen is €100,00 ouderdomspensioen voor €300,00 levenslang partnerpensioen.
Deze ruilvoet is per 1 januari 2002 voor een periode van vijf jaar vastgesteld door het bestuur na advies van de actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft.