Uitvoeringsovereenkomst bij een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) inhoudende het uitvoeren van basis oriënterende fertiliteitsonderzoeken en KID- behandelingen op grond van de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorsemen
> Retouradres Xxxxxxx 00000 0000 XX Xxx Xxxx
Uitvoeringsovereenkomst bij een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) inhoudende het uitvoeren van basis oriënterende fertiliteitsonderzoeken en KID-behandelingen op grond van de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorsemen
De ondergetekenden:
1. De Staat der Nederlanden, waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), voor deze, X. Xxxxxxxx, directeur Directie Publieke Gezondheid (PG)
Hierna te noemen: “de Staat”, en
2. Naam instelling: ……………
(Statutair) gevestigd te ,
Te dezen vertegenwoordigd door ……………, functie: ……………
Hierna te noemen: “de Instelling”
Hierna partijen uit sub 1 en 2 gezamenlijk te noemen: Partijen
Overwegende dat:
- zorgverzekeraars in 2018 hebben besloten behandelingen door middel van kunstmatige inseminatie met donorsemen (KID-behandelingen) inclusief het basis oriënterend fertiliteitsonderzoek voor vrouwen zonder mannelijke partner niet meer te vergoeden;
- omdat er bij hen, door het ontbreken van een mannelijke partner, geen sprake is van een medische indicatie is waarvoor op grond van de Zorgverzekeringswet een vergoeding kan worden ontvangen;
- de Staat het van belang acht dat vrouwen zonder mannelijke partner ook toegang hebben tot betaalbare basis oriënterend fertiliteitsonderzoeken en KID-behandelingen (hierna: “Dienstverlening”);
- de KID-behandelingen alleen worden uitgevoerd door instellingen die in het bezit zijn van een erkenning als orgaanbank specifiek voor donorsemen als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal (Wvkl);
- KID-behandelingen voor vrouwen zonder mannelijke partner, ondanks het ontbreken van een grondslag hiervoor in de Zorgverzekeringswet, wel vergoed werden, en vanwege de breed gedeelde politieke en maatschappelijke wens om deze KID-behandeling beschikbaar te houden;
- een financiële drempel ook het risico inhoudt dat vrouwen op zoek gaan naar een anonieme donor via internet (met zelfinseminatie), zonder kwaliteitscontrole en registratie van de donoren;
- naast de medische risico’s het risico ontstaat dat kinderen geboren worden die hun biologische vader later niet meer kunnen achterhalen;
- vanwege bovenstaande redenen gesteld kan worden dat sprake is van marktfalen als gevolg waarvan compensatie van een dienst van algemeen economisch belang (DAEB) gerechtvaardigd is;
- het omwille van blijvende toegang, het waarborgen van de veiligheid en de politieke dimensie van het onderwerp nodig is het uitvoeren van basis oriënterende fertiliteitsonderzoeken en KID-behandelingen op grond van de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorsemen, aan te merken als een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) (hierna: “DAEB”);
- de Staat wenst de Instelling te belasten met de uitvoering van de DAEB en de Instelling voor die uitvoering te compenseren;
- de compensatie ter uitvoering van de DAEB wordt gegeven in de vorm van een subsidie vanuit de Staat;
- de Staat ter uitvoering van deze DAEB middels het sluiten van deze Overeenkomst voor ogen heeft dat de activiteiten gezien het algemeen belang ook daadwerkelijk worden uitgevoerd;
- afhankelijk van het te verlenen subsidiebedrag wordt uitvoering gegeven aan het Besluit van de Europese Commissie van 20 december 2011 (2012/21/EU) (hierna: DAEB- Vrijstellingsbesluit) DAEB-Vrijstellingsbesluit, dan wel aan de Verordening van de Europese Commissie van 25 april 2012 (nr. 360/2012);
- blijkens de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorsemen de onderhavige Uitvoeringsovereenkomst bij een subsidiebedrag onder € 500.000 over een periode van drie jaren vergezeld gaat van een de-minimisverklaring;
Komen overeen:
1. Voorwerp van de Overeenkomst
1.1 De Staat belast de Instelling met, en de Instelling neemt op zich,
de inspanningsverplichting tot het verrichten van de op grond van artikel 10 van de Subsidieregeling kunstmatige inseminatie met donorsemen als DAEB aangemerkte Dienstverlening.
1.2 De Instelling geeft uitvoering aan deze verplichting door de DAEB te verrichten waarvoor de Instelling een subsidie van de Minister voor Medische Zorg ontvangt.
1.3 De Instelling, die in een periode van drie jaren meer dan € 500.000,- compensatie voor het verrichten van de DAEB ontvangt, maakt in zijn administratie een onderscheid tussen de DAEB-verrichtingen en de verrichtingen die ten laste van de zorgverzekering kunnen worden gebracht.
1.4 De uitvoering van deze Overeenkomst laat de (publiekrechtelijke) bevoegdheden en verplichtingen van beide Partijen onverlet.
1.5 Het subsidiebesluit regelt de compensatie voor de DAEB.
2. Inwerkingtreding en duur van de Overeenkomst
2.1 Deze Overeenkomst treedt in werking na ondertekening door Partijen.
2.2 De overeengekomen DAEB wordt verricht gedurende de periode van tot en met 31
december 2020.
3. Contactpersonen
3.1 Contactpersoon voor de Staat is Dhr. H.F. Storms.
3.2 Contactpersoon voor de Instelling is ………….
4. Slotbepalingen
4.1 Afwijkingen van deze Overeenkomst zijn slechts bindend voor zover zij uitdrukkelijk tussen Partijen schriftelijk zijn overeengekomen.
4.2 Door ondertekening van deze Overeenkomst vervallen alle eventueel eerder door Partijen gemaakte mondelinge en schriftelijke afspraken omtrent de hierbij overeengekomen DAEB.
4.3 Op deze Overeenkomst is Nederlands recht van toepassing. Geschillen in verband met of voortvloeiende uit deze overeenkomst zullen Partijen voorleggen aan de bevoegde rechter te Den Haag.
Den Haag, datum:…………… Plaats:……………, datum:……………
de Staat, Naam Instelling:……………
X. Xxxxxxxx Naam ondertekenaar:……………
Directeur Directie Publieke Gezondheid Functie ondertekenaar:……………
Verklaring de-minimissteun
Versie: juli 2016
Indien de Instelling een subsidie van minder dan € 500.000 over een periode van drie jaren ontvangt, moet de Instelling – samen met de Uitvoeringsovereenkomst – onderstaande verklaring invullen en ondertekenen.
Wij raden u aan om, voordat u de verklaring invult, eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen.
Verklaring
Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde instelling
☐geen de-minimissteun is verleend
- Over de periode van _(begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot _(datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.
☐(beperkte) de-minimissteun is verleend
- Over de periode van _(begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot _(datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel ook) verleend tot een bedrag van in totaal € _ .
Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de steun blijkt, voegt u bij deze verklaring.
☐reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend
- Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is al staatssteun verleend tot een bedrag van in totaal € _ .
Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling of een besluit van de Commissie d.d. .
Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt, voegt u bij deze verklaring.
Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:
(Bedrijfsnaam)
_ (Inschrijfnummer KvK)
_ (Naam functionaris en functie)
(Adres onderneming)
_ (Postcode en plaatsnaam)
(datum) _ (Handtekening)
Toelichting verklaring de-minimissteun
Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013,L352/1), dan wel de verordeningen voor de-minimissteun voor de sectoren landbouw en visserij, dan wel voor compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) zijn bepalend1.
De de-minimisverordening en staatssteun
De staatssteunregels in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (artikel 107 en 108 VWEU) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen2. Deze de-minimisverklaring is nodig voor de overheid 3 om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.
In de de-minimisverordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,- (€ 100.000,- voor ondernemingen die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten). Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,-. Voor de landbouwproductiesector is de drempel gesteld op € 15.000,-. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’.
De de-minimisverordening kan gebruikt worden voor kleine, middelgrote of grote ondernemingen. Naast ondernemingen in de genoemde sectoren waarvoor een eigen de-minimisverordening geldt, is de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) in bepaalde gevallen niet van toepassing op steun aan ondernemingen die actief zijn in de sector verwerking en afzet van landbouwproducten. Ook steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten en
1 Voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten zie Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector. Voor de sector visserij zie Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector. Voor DAEB zie Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.
2 Een onderneming in Europeesrechtelijke zin is een eenheid die een economische activiteit uitoefent. Een economische activiteit is het aanbieden van goederen en diensten op de markt. De rechtsvorm van deze eenheid of de wijze waarop zij wordt gefinancierd is hierbij niet van belang. Daarbij kunnen zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen een onderneming vormen. Dat er geen winstoogmerk is (zoals bij een stichting) is niet relevant.
3 Een overheidsinstantie kan zowel de centrale overheid, de provincie, de gemeente of een waterschap betreffen. Het kan ook zo zijn dat een uitvoeringsinstantie bevoegd is om namens hen steun te verlenen.
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen is uitgezonderd.
Eén onderneming
Het de-minimisplafond geldt voor één onderneming. Artikel 2 lid 2 van de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) geeft aan wanneer sprake is van één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee (of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en onder deze verordening als één onderneming worden gezien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het hebben van de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders van een andere onderneming, het recht om onder meer bestuursleden van een andere onderneming te benoemen/ontslaan en het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen.
Bedrag van de de-minimissteun
Door middel van deze verklaring geeft u aan dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsorganisatie aan uw onderneming is verstrekt. Indien dit het geval is bent u hierover door de overheidsinstantie in kennis gesteld. Het gaat dus niet alleen om steun die u heeft ontvangen van een gemeente of een ministerie: alle de-minimissteun telt mee. Bij overschrijding van de drempel kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisverordening. Handelen in strijd met de staatssteunregels kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun!
De bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Onder voorwaarden is het mogelijk de verordening toe te passen op leningen en garanties die langer dan drie jaren lopen.
De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. Dit betekent concreet de datum waarop een besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel door bijvoorbeeld het aangaan van een lening of garantstelling) aan uw onderneming is genomen.
Samenloop met reguliere staatssteun
4 Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Landbouwgroepsvrijstellingsverordening 5, de Visserijvrijstellingsverordening 6, het vrijstellingsbesluit over de compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economische belang (DAEB) 7 valt. Het totaalbedrag van de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of de betreffende vrijstellingsverordening zijn toegestaan. Als u twijfelt of bepaalde steun die u hebt ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.
Het formulier heeft betrekking op drie situaties:
- Uw onderneming heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,
- Uw onderneming heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de- minimissteun ontvangen. Opgeteld bij het bedrag van de huidige voorgenomen steun wordt echter het bedrag van € 200.000,- niet overschreden (respectievelijk € 100.000,-/ € 30.000,-/ € 15.000,-), of
- Uw onderneming heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige voorgenomen steun reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.
Het bewaren van gegevens
5 Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
6 Verordening (EU) Nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
7 Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de
openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
8 Artikel 2:10, lid 1, BW (rechtspersonen) en artikel 3:15i BW (ondernemingen en vrije beroepsbeoefenaren).