STATUTEN
Stichting Molenaarspensioenfonds
Artikel 1
Begripsomschrijving
Deze statuten verstaan onder:
fonds : Stichting Molenaarspensioenfonds te Amsterdam;
bestuur : het bestuur van het fonds; aangesloten werkgever : de in artikel 4 bedoelde werkgevers; deelnemers : de in artikel 5 bedoelde personen;
Graanbe- en verwerkende : a. de be- en verwerking van granen, landbouwzaden en/of industrie peulvruchten;
b. de verwerking van veevoedergrondstoffen ten behoeve van landbouwhuisdieren, uitgezonderd die bedrijven die in hoofdzaak kunstmelkvoeders en/of pre-mixen fabriceren;
c. de op- en overslag van granen, landbouwzaden en/of peulvruchten en/of veevoedergrondstoffen;
NEVEDI : Nederlandse Vereniging Diervoerderindustrie NEVEDI te Rotterdam;
FNV : Federatie Nederlandse Vakbeweging te Utrecht;
CNV : CNV Xxxxxxxxx.xx te Utrecht;
De Unie : De Unie te Culemborg;
pensioenreglement : De door het fonds op grond van deze statuten opgestelde regelingen
met betrekking tot de verhouding tussen het fonds en de deelnemer;
pensioen : pensioen als gedefinieerd in de Pensioenwet;
Wet BPF : Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
administrateur : de administrateur als bedoeld in artikel 10 van deze statuten; herverzekeraar : de levensverzekeringmaatschappij(en) in het bezit van een door de
Nederlandsche Bank verleende vergunning, zoals bedoeld in de Wet op het financieel toezicht, waarbij het fonds de uit het pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk heeft herverzekerd;
met betrekking tot de door het fonds eventuele te verzorgen voorwaardelijke uitkeringen, kan met herverzekeraar tevens een met de herverzekeraar verbonden (VUT-)stichting en/of vennootschap worden bedoeld;
De Nederlandsche Bank : De Nederlandsche Bank N.V. directeur-grootaandeel
houder : a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;
b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
Artikel 2
Naam en zetel
Het fonds draagt de naam Stichting Molenaarspensioenfonds en is gevestigd te Amsterdam. Het fonds is opgericht voor onbepaalde tijd.
Artikel 3
Doel en werkingssfeer
1. De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers in de zin van deze statuten.
2. Het fonds heeft ten doel, binnen de kring van de aangesloten werkgevers en overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en het pensioenreglement het uitkeren of doen uitkeren van pensioenen aan de (gewezen) deelnemers en hun nabestaanden.
3. Het fonds tracht dit doel te bereiken door de vorming, instandhouding en het beheer van financiële middelen met behulp van alle wettige middelen die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn, waaronder begrepen de uit het reglement voortvloeiende aanspraken op pensioen geheel of gedeeltelijk te herverzekeren bij een herverzekeraar.
Artikel 4
Aangesloten werkgevers
1. Aangesloten werkgevers zijn in Nederland gevestigde ondernemingen, die zich uitsluitend of in hoofdzaak bewegen op het gebied van de Graanbe- en verwerkende industrie (als bedoeld in artikel 1).
Dit wordt geacht het geval te zijn als ten minste de helft van de werknemers van de betreffende aangesloten werkgever op het voornoemde gebied werkzaam is, en:
a. de werknemers onder de op het fonds van toepassing zijnde verplichtstelling vallen krachtens artikel 2 van de Wet BPF;
of
b. de werkgever op zijn verzoek als vrijwillig aangesloten werkgever door het bestuur is aanvaard.
2. Vrijwillige aansluiting is slechts mogelijk indien:
a. de loonontwikkeling bij de vrijwillig aangesloten werkgever ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 4, lid 1, en de vrijwillig aangesloten werkgever deelneemt in de sociale fondsen waaraan de werkgevers als bedoeld in artikel 4, lid 1 deelnemen; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de werkgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever als bedoeld in artikel 4, lid 1; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de vrijwillig aan te sluiten werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel.
3. Niet als aangesloten werkgevers worden beschouwd de werkgevers die werknemers in dienst hebben die weliswaar onder de genoemde verplichtstelling vallen, maar voor deze werknemers van die werkgever is vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 13 van de Wet BPF.
4. Aangesloten werkgevers zijn gehouden het uitvoeringsreglement van het fonds na te leven.
Artikel 5
Deelnemers
1. Deelnemers zijn de werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van:
a. een aangesloten werkgever als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a, en die krachtens artikel 2 van de Wet BPF onder de verplichtstelling van het fonds vallen;
b. een aangesloten werkgever als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b, en door het bestuur groepsgewijs als deelnemers zijn toegelaten;
zodra deze werknemers als zodanig door de betreffende aangesloten werkgever bij het fonds zijn aangemeld, met uitzondering van de directeuren-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
2. De directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van wie vóór 1 januari 2008 de pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij het fonds is ondergebracht wordt op grond van artikel 8, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Xxxxxxxxxxx met een werknemer gelijkgesteld, als vóór 1 januari 2008 aan het fonds schriftelijk te kennen is gegeven dat van deze onderbrengingsmogelijkheid gebruik wordt gemaakt.
3. Het bestuur kan besluiten zich te belasten met het verlenen van pensioenaanspraken op het leven van personen - al dan niet (gewezen) deelnemers - die niet door de statuten of het reglement zijn voorgeschreven.
Deze werkzaamheden van het fonds mogen echter op geen enkele wijze de waarborging van de aanspraken van de in lid 1 bedoelde deelnemers in gevaar brengen. Bovendien dienen deze werkzaamheden binnen het kader van de wettelijke voorschriften aangaande het werkterrein van (bedrijfstak)pensioenfondsen te blijven.
Artikel 6
Middelen en uitgaven
1. De middelen van het fonds bestaan uit:
a. het bij de oprichting afgezonderde stichtingskapitaal;
b. van de aangesloten werkgevers;
c. (eventuele) bijdragen van de deelnemers;
d. uitkeringen aan het fonds door de herverzekeraar;
e. overrente- en winstdeling van de herverzekeraar, alsmede intrest over bij de herverzekeraar uitstaande (tijdelijke) middelen;
f. opbrengsten uit beleggingen;
g. overige inkomsten, met dien verstande dat erfstellingen slechts mogen worden aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.
2. De uitgaven van het fonds worden gevormd door:
a. uitgaven krachtens het reglement;
b. aan de herverzekeraar verschuldigde premies of koopsommen;
c. kosten, verbonden aan het beheer en de administratie van het fonds;
d. overige uitgaven, naar het oordeel van het bestuur nodig ter bereiking van het doel van het fonds.
Artikel 7
Verzekeringen, reserveringen en beleggingen
1. Ter dekking van de aan de deelnemers toe te kennen aanspraken op pensioen worden door het fonds bij de herverzekeraar verzekeringen gesloten en in stand gehouden, voor zover het fonds geen risico’s in eigen beheer houdt als bedoeld in artikel 9, lid 10 van deze statuten.
Het beleggingsbeleid van het fonds is in overeenstemming met de prudent-person-regel.
2. Ter zake van de bewaring van bezittingen van het fonds neemt het bestuur de nodige waarborgen in acht ter voorkoming van vermogensschade.
Aldus worden niet belegde gelden van het fonds gestort op een te zijnen name staande bankrekening.
3. De bezittingen van het fonds mogen - behoudens een uit het normale betalingsverkeer tussen het fonds en een aangesloten werkgever voortvloeiende vordering van het fonds op de werkgever - nimmer bestaan uit schuldvorderingen op of aandelen in de onderneming(en) van de aangesloten werkgevers.
Artikel 8
Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair bestuur. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van het fonds bestaat uit zeven leden, van wie:
a) drie leden worden voorgedragen door de werkgeversvereniging NEVEDI;
b) drie leden worden voorgedragen door de werknemersverenigingen, te weten:
i. een lid wordt voorgedragen door CNV;
ii. een lid wordt voorgedragen door FNV;
iii. een lid wordt voorgedragen door De Unie;
c) een lid (met inachtneming van de verkiezingsprocedure) wordt benoemd door het bestuur namens pensioengerechtigden. Het bestuur legt de verkiezingsprocedure vast in een verkiezingsreglement.
Bij een zodanige wijziging in de verhouding van de aangesloten deelnemers bij voornoemde werknemersverenigingen, dat de in dit lid opgenomen zetelverdeling geen reële afspiegeling meer is van die verhouding, treden de werknemersverenigingen in overleg over een eventuele aanpassing van de zetelverdeling van de deelnemersbestuursleden.
3. De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Benoeming vindt, na het horen van de raad van toezicht over de procedure, door het bestuur plaats op basis van het voor het desbetreffende bestuurslid geldende functieprofiel. In het functieprofiel zijn de vereiste geschiktheid en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur of de raad van toezicht van oordeel is dat de voorgedragen persoon niet voldoet aan het functieprofiel. Het bestuur legt de overwegingen, waarom een persoon kan worden benoemd, vast. Het vorengaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid.
4. De beoogde (her)benoeming van bestuursleden wordt vooraf schriftelijk - onder indiening van de benodigde gegevens - ter kennis van de Nederlandsche Bank gebracht.
De geschiktheid respectievelijk de betrouwbaarheid van de bestuursleden dient naar het oordeel van de Nederlandsche Bank voldoende te zijn respectievelijk buiten twijfel te staan met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
Een (her)benoeming van een bestuurslid vindt eerst plaats nadat:
a. hetzij de Nederlandsche Bank - binnen de daartoe gestelde termijnen - geen bezwaren kenbaar heeft gemaakt tegen de (her)benoeming;
b. hetzij de Nederlandsche Bank in heroverweging op bezwaar alsnog met de (her)benoeming heeft ingestemd;
c. hetzij een besluit van de Nederlandsche Bank waarin van bezwaren is gebleken in beroep door de bevoegde rechter in hoogste instantie is vernietigd.
Tot die benoeming is sprake van de hoedanigheid van kandidaat-bestuurslid.
5. De betrouwbaarheid van een bestuurslid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet de toezichthouder naar aanleiding van een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden tot het oordeel is gekomen dat de betrouwbaarheid niet meer buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
6. Het bestuur wijst uit zijn midden een werkgevers- en een werknemersbestuurslid aan die de functie van werkgeversvoorzitter en werknemersvoorzitter bekleden. Tevens wordt op overeenkomstige wijze een plaatsvervanger voor beide functies aangewezen. Beurtelings fungeren de werkgeversvoorzitter en werknemersvoorzitter voor twee jaar als voorzitter van het bestuur.
De werkzaamheden en de overige bestuursfuncties worden door het bestuur in onderling overleg verdeeld.
7. De bestuursleden worden benoemd voor een termijn van in beginsel vier jaren. Zij kunnen - met inachtneming van het bepaalde in lid 4 - na afloop van een zittingstermijn terstond voor maximaal twee keer, tenzij het bestuur met reden omkleed anders besluit, worden herbenoemd.
Er zal een rooster van aftreden worden opgesteld waarbij zo mogelijk steeds ten minste één bestuurslid per jaar zal aftreden.
8. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:
- (periodiek) aftreden;
- overlijden;
- door een daartoe strekkend besluit van de werkgevers- dan wel werknemersorganisatie die het bestuurslid heeft voorgedragen;
- het bepaalde in de leden 9 en 10 voor zover deze bepalingen betrekking hebben op ontslag van een bestuurslid. Een bestuurslid wordt daarbij ontslagen na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
9. Met inachtneming van het bepaalde in lid 10, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of het pensioenreglement van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag geschiedt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen en is onmiddellijk van kracht. Het bestuur informeert de organisatie, die het betreffende lid heeft voorgedragen, daarover.
De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren schorsen; het bepaalde in lid 10 is van overeenkomstige toepassing.
10. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd in de gevallen als genoemd in het vorige lid, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden.
In afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 2 en 3, dient een besluit tot schorsing of ontslag te worden genomen met gekwalificeerde meerderheid in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Onder gekwalificeerde meerderheid wordt in dit artikel verstaan als het besluit tot schorsing of ontslag wordt aangenomen door minimaal 2/3 van het aantal bestuursleden.
Een schorsing die niet wordt gevolgd binnen drie maanden door een besluit tot verlenging van de schorsing of tot ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
11. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 19, lid 5 benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om de bestuurders te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
12. Het bestuur kan - ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur disfunctioneert en de raad van toezicht hierover gehoord hebbende – de voordragende partij met reden omkleed vragen een ander bestuurslid voor te dragen.
13. Ingeval van een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan door de vereniging die, gelet op het bepaalde in lid 2, daarvoor in aanmerking komt, een opvolger voorgedragen, dan wel op basis van de uitslag van de laatst gehouden verkiezing voor vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het bestuur voorzien; indien op deze wijze niet in de vacature kan worden voorzien, gaat het bestuur over tot het houden van een verkiezing. Degene die tussentijds wordt benoemd, neemt de bestuursfunctie waar tot de dag waarop degene in wiens plaats hij is benoemd had moeten aftreden. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
14. Xxxxx bestuurslid is verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hij met betrekking tot het fonds, de aangesloten werkgevers en de deelnemers te weten komt.
Hij mag dit niet verder bekend maken dan voor de uitoefening van zijn functie nodig is.
15. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur vast. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het functieprofiel.
16. Het bestuur legt een procedure vast voor een jaarlijkse evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
Hierbij betrekt het bestuur één keer in de drie jaar een onafhankelijke derde partij.
17. Iedere bepaling die het lidmaatschap van het bestuur onmogelijk maakt op grond van het bereiken van een bepaalde leeftijd is nietig.
Artikel 9
Bestuurstaak
1. Het bestuur is belast met het besturen van het fonds.
Het bestuur draagt zorg voor het strategisch beleid en het dagelijks beleid.
2. Het bestuur vertegenwoordigt het fonds in en buiten rechte. Het fonds wordt daarnaast tegenover derden gebonden door de handtekening van de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter of hun plaatsvervangers. Stukken behorende tot de dagelijkse correspondentie kunnen worden getekend door een bestuurslid of door de administrateur.
Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.
3. Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering van het bestuur door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste een vierde van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van de deskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
Indien de meerderheid van de bestuursleden van mening is dat de kosten en/of de omvang van de inschakeling van de deskundige niet in een redelijke verhouding staan ten opzichte van het doel daarvan, kan het bestuur besluiten de vergoeding van de desbetreffende kosten te begrenzen op een niveau dat passend wordt geacht voor het doel.
4. Het bestuur draagt - met inachtneming van het bepaalde in artikel 12 - zorg voor de vaststelling van de statuten en het pensioenreglement van het fonds. Het bestuur kan commissies instellen die belast zijn met een specifieke taak voor een bepaalde of onbepaalde tijd. In een commissie kunnen ook personen buiten de gelederen van het bestuur zitting hebben. De commissie houdt het bestuur op de hoogte van haar handelen en besluiten en is verantwoording verschuldigd aan het bestuur op de wijze zoals door het bestuur wordt bepaald. Het bestuur is te allen tijde bevoegd de commissie buiten werking te stellen of leden van de commissie te benoemen of te ontslaan.
5. Het bestuur draagt zorg voor een geschiktheidsplan waaruit dient te blijken op welke wijze het bestuur invulling zal geven aan het - al dan niet met gebruik van externe expertise - aanwezig zijn van voldoende relevante kennis, vaardigheden en professioneel gedrag ten behoeve van een adequate bedrijfsvoering van het fonds.
Het bestuur draagt tevens zorg voor een gedragscode die voor de bestuursleden en eventuele andere betrokkenen voorschriften geeft ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie.
6. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het bestuur van het fonds legt deze nota, alsmede elke wijziging van die nota, onverwijld voor aan de Nederlandsche Bank.
7. Het bestuur legt jaarlijks aan de Nederlandsche Bank binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een bestuursverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over (tezamen hierna te noemen het financieel verslag), waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Nederlandsche Bank blijkt dat aan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde wordt voldaan en dat de belangen van de bij het fonds betrokken (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.
Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.
8. Het bestuur stelt een accountant (als bedoeld in artikel 393, lid 1, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) aan, die tot taak heeft op de boekhouding geregeld toezicht te houden en de in het vorige lid bedoelde jaarrekening te controleren en te voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid.
De accountant dient rekening te houden met de eventueel door de Nederlandsche Bank ter zake gestelde regels. De accountant is verplicht desgevraagd aan de Nederlandsche Bank inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden alsmede haar alle overige van belang zijnde inlichtingen te verstrekken.
9. Het bestuur draagt er zorg voor dat de in artikel 1 bedoelde werkgevers- en werknemersverenigingen alsmede de deelnemers en de aangesloten werkgevers van het in lid 7 bedoelde financieel verslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
10. Indien en voor zover de uit de aangegane pensioenverplichtingen voortvloeiende risico’s niet zijn herverzekerd, legt het bestuur tevens jaarlijks aan de Nederlandsche Bank binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag over, voorzien van een verklaring van een actuaris.
De actuaris dient rekening te houden met de eventueel door de Nederlandsche Bank ter zake gestelde regels. De actuaris is verplicht desgevraagd aan de Nederlandsche Bank inzicht te bieden in zijn werkzaamheden alsmede haar alle overige van belang zijnde inlichtingen te verstrekken.
Het fonds zal uitsluitend risico’s met betrekking tot de pensioenverplichtingen in eigen beheer houden voor zover zulks op grond van de Pensioenwet is toegestaan. Uit de actuariële en bedrijfstechnische nota dient dan ten genoegen van de Nederlandsche Bank te blijken op welke wijze wordt voldaan aan de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
Zodra de stichting risico’s met betrekking tot de pensioenverplichtingen in eigen beheer houdt, zal het bestuur daarvan onverwijld mededeling doen aan de Nederlandsche Bank.
11. a. Het fonds zal voor zover de risico’s zijn herverzekerd de verschuldigde premie aan de herverzekeraar voldoen, zoals geregeld is in het reglement.
b. De door de aangesloten werkgevers aan het fonds verschuldigde bijdragen worden vastgelegd in het reglement en jaarlijks schriftelijk aan de aangesloten werkgevers kenbaar gemaakt.
c. Indien de aangesloten werkgever zijn reglementaire verplichting tot betaling van de premie aan het fonds met betrekking tot de pensioenaanspraken van de bij hem in dienst zijnde deelnemers niet is nagekomen binnen een maand na de premievervaldag of een door het fonds te stellen termijn, uiterlijk echter binnen de in artikel 26 Pensioenwet gestelde termijnen, is ieder van de bestuursleden gehouden ervoor zorg te dragen dat dit binnen 30 dagen aan de Nederlandsche Bank schriftelijk wordt medegedeeld.
12. Het bestuur richt zich bij de vervulling van haar taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige belanghebbenden en zorgt ervoor dat deze zich door hem op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
13. Het bestuur is belast met de opzet, bestaan en werking van adequate risicobeheersing van het fonds en organisaties die gelieerd zijn aan het fonds.
Artikel 10
Administrateur
1. Het fonds kan een administrateur benoemen.
2. De administrateur voert de administratie van het fonds onder verantwoordelijkheid van het bestuur.
3. Het bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid, de uitvoering van bepaalde taken geheel of gedeeltelijk aan de administrateur en/of een deskundige (als bedoeld in artikel 9, lid 3) te delegeren.
De besluitvorming over het beleid blijft onder alle omstandigheden de verantwoordelijkheid van het bestuur.
Artikel 11
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de werkgevers- of werknemersvoorzitter of ten minste de helft van de bestuursleden dit wenselijk acht, maar ten minste vier maal per jaar.
2. Geldige besluiten kan het bestuur slechts nemen indien de meerderheid van de bestuursleden, van wie ten minste één bestuurslid voorgedragen door de werkgeversvereniging, aanwezig is.
Indien alle bestuursleden aanwezig of door volmacht vertegenwoordigd zijn, geldt dat de bestuursleden die zijn voorgedragen door de werkgeversvereniging gezamenlijk evenveel stemmen hebben als:
a) het aantal bestuursleden dat is voorgedragen door de werknemersverenigingen; en
b) het bestuurslid dat (met inachtneming van de verkiezingsprocedure) is benoemd door het bestuur namens pensioengerechtigden.
Indien niet alle bestuursleden aanwezig of door volmacht vertegenwoordigd zijn, hebben de ter vergadering aanwezige of door volmacht vertegenwoordigde bestuursleden die zijn voorgedragen door de werkgeversvereniging gezamenlijk evenveel stemmen als:
a) het aantal ter vergadering aanwezige of door volmacht vertegenwoordigde bestuursleden dat is voorgedragen door de werknemersverenigingen; en
b) het ter vergadering aanwezige of door volmacht vertegenwoordigde bestuurslid dat (met inachtneming van de verkiezingsprocedure) is benoemd door het bestuur namens pensioengerechtigden.
Alle besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige of door volmacht vertegenwoordigde bestuursleden, tenzij elders in deze statuten anders is bepaald. Blanco stemmen zijn ongeldig.
3. Over personen wordt schriftelijk, over zaken mondeling gestemd.
Bij staking van stemmen over personen vindt herstemming plaats; levert deze hetzelfde resultaat op, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemming over zaken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
4. Het bestuur is bevoegd ook buiten vergadering besluiten te nemen mits geen van de bestuursleden daartegen bezwaar maakt en alle bestuursleden in het te nemen besluit worden gekend. In een dergelijk geval zal een schriftelijke en/of elektronische stemronde worden gehouden.
Dit besluit heeft dezelfde rechtskracht als een besluit in een bestuursvergadering.
5. Van de bestuursvergaderingen worden notulen gehouden die aan alle bestuursleden worden gezonden.
6. Besluiten van het bestuur worden zo spoedig mogelijk aan de belanghebbende(n) medegedeeld.
7. Een bestuurslid kan zich door middel van een schriftelijke en/of elektronische volmacht in een bestuursvergadering laten vertegenwoordigen door een ander bestuurslid. Een bestuurslid kan slechts één ander bestuurslid vertegenwoordigen.
Artikel 12
Wijzigingen
1. Een besluit tot wijziging van statuten en/of pensioenreglement kan slechts worden genomen indien het voorstel tot wijziging vooraf aan de bestuursleden is toegezonden en ten minste 2/3 van de geldig uitgebrachte stemmen voor het voorstel tot wijziging is.
2. Het bestuur draagt er zorg voor dat de belanghebbenden worden geïnformeerd over deze wijzigingen conform het bepaalde in de Pensioenwet.
3. Elke wijziging in de statuten moet, op straffe van nietigheid, bij notariële akte worden vastgelegd.
Artikel 13
Wettelijke bepalingen
1. De aanspraken en rechten op pensioen, toegekend volgens deze statuten en het pensioenreglement, worden mede beheerst door de ter zake geldende wettelijke bepalingen.
2. Het fonds is bevoegd pensioen of aanspraken op pensioen af te kopen - met instemming van de rechthebbende - indien die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom bij het fonds of elders pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven, een en ander onder de voorwaarden omschreven in de Pensioenwet.
Artikel 14
Liquidatie
1. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan uitsluitend worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen bestuursvergadering.
Een besluit tot ontbinding kan slechts worden genomen indien ten minste één werkgeversbestuurslid, één werknemersbestuurslid en het bestuurslid dat (met inachtneming van de verkiezingsprocedure) benoemd is door het bestuur namens pensioengerechtigden aanwezig is en met ten minste 2/3 van de geldig uitgebrachte stemmen, waarna tot liquidatie van het fonds wordt overgegaan.
2. De liquidatie van het fonds geschiedt door het bestuur, op basis van de dan geldende statuten en het dan geldende pensioenreglement. Het bestuur blijft aan tot de liquidatie is beëindigd.
3. Indien tijdens de liquidatie een vacature in het bestuur ontstaat en hierin niet kan worden voorzien overeenkomstig het hieromtrent in deze statuten bepaalde, kan het bestuur - met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, lid 3 - hierin zelf voorzien.
Het vorenstaande geldt met dien verstande dat degenen die geacht kunnen worden de belangen van de (gewezen) deelnemers te vertegenwoordigen in het bestuur evenveel zetels zullen innemen als degenen die de belangen van de aangesloten werkgevers vertegenwoordigen.
4. Indien de pensioenregeling in al dan niet gewijzigde vorm wordt voortgezet, worden bij liquidatie de eventueel bij de herverzekeraar gesloten verzekeringen overgedragen aan de natuurlijke- of rechtspersoon, die de regeling voortzet onder gelijktijdige aanwijzing van de verzekerden respectievelijk hun verzekerde nabestaanden en hun verzekerde kinderen als begunstigden van de pensioenen.
Indien de regeling wordt voortgezet door een pensioenfonds, zal dat pensioenfonds als begunstigde worden aangewezen van de pensioenen.
Indien de pensioenregeling niet in enige vorm wordt voortgezet, worden de aanspraken en/of rechten voortvloeiende uit de bij de herverzekeraar gesloten verzekeringen overgedragen aan de belanghebbenden, die hiervan een bewijsstuk ontvangen van de herverzekeraar.
Indien en voorzover het fonds zelf het risico draagt (als bedoeld in artikel 9, lid 10) zal de voor de (gewezen) deelnemer en zijn nabestaanden gevormde reserve:
- bij voortzetting van de pensioenregeling:
op overeenkomstige wijze worden overgedragen als de eventueel gesloten herverzekeringen;
- bij beëindiging van de pensioenregeling:
bij een herverzekeraar als koopsom worden gestort ter sluiting van een herverzekering respectievelijk verhoging daarvan conform het voor de (gewezen) deelnemer geldende reglement, waarbij de (gewezen) deelnemer respectievelijk diens reglementaire nabestaande en/of wezen als verzekeringnemer optreedt onder afgifte van een bewijsstuk door de herverzekeraar.
De overgedragen verzekeringen blijven in alle gevallen verzekeringen als bedoeld in de Pensioenwet, terwijl de overige voorschriften van genoemde wet - voorzover van toepassing - onverminderd van kracht blijven.
5. Bij een nadelig saldo zal het bepaalde in artikel 41 van het pensioenreglement (vermindering van verworven aanspraken en pensioenrechten), op overeenkomstige wijze worden toegepast.
Een batig saldo zal worden aangewend ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en/of pensioengerechtigden, zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het fonds.
6. Het bestuur is bevoegd alle verplichtingen van het fonds over te dragen aan de herverzekeraar.
Artikel 15
Onvoorziene gevallen.
In incidentele gevallen, niet van algemene aard zijnde, waarin deze statuten en het reglement niet voorzien, beslist het bestuur, zoveel mogelijk in overeenstemming met het bepaalde in de statuten en het reglement.
Voor zover het verzekeringstechnische aangelegenheden betreft, beslist het bestuur in overleg met de herverzekeraar.
Artikel 16
Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit zes leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van het verantwoordingsorgaan vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. twee leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. twee leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden;
c. twee leden vertegenwoordigen de werkgevers.
4. Het verantwoordingsorgaan stelt een functieprofiel, na goedkeuring van het bestuur, vast voor een te benoemen lid van het verantwoordingsorgaan. De in artikel 8 lid 2 genoemde werknemersverenigingen dragen kandidaten voor die de deelnemers en de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigen. De in artikel 8 genoemde werkgeversvereniging draagt kandidaten voor die de werkgevers in het verantwoordingsorgaan vertegenwoordigen.
Het bestuur benoemt de voorgedragen kandidaat na goedkeuring van de raad van toezicht. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur of de raad van toezicht van oordeel is dat de voorgedragen kandidaat niet voldoet aan het functieprofiel.
Het verantwoordingsorgaan ontslaat een lid van het verantwoordingsorgaan na het horen van het betreffende lid en de raad van toezicht. In uitzonderlijke gevallen kan het bestuur, na goedkeuring van de raad van toezicht, een lid van het verantwoordingsorgaan ontslaan.
Ontslag is geregeld in het reglement van het verantwoordingsorgaan als bedoeld in lid 11.
5. Elk lid wordt benoemd voor een periode van vier jaar en is na afloop van deze periode terstond herbenoembaar, tenzij het verantwoordingsorgaan met redenen omkleed anders besluit. Het bepaalde in lid 4 is ook van toepassing bij herbenoeming van een lid van het verantwoordingsorgaan. Ieder lid kan twee keer herbenoemd worden. De maximale zittingsduur is derhalve twaalf jaar.
6. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
7. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
8. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
9. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
10. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reis- en verblijfkosten.
11. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
b. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
e. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
Artikel 17
Taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
Artikel 18
Raad van toezicht
1. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur (her)benoemt de leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur ontslaat de leden van de raad van toezicht na bindend advies van het verantwoordingsorgaan en het horen van het betreffende lid en de raad van toezicht.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren en bespreekt dit met het bestuur. Hierbij betrekt de raad van toezicht één keer in de drie jaar een onafhankelijke derde partij.
5. Ieder lid van de raad van toezicht treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal één keer worden herbenoemd.
6. De raad van toezicht stelt een functieprofiel vast voor de leden van de raad van toezicht, na advies van het verantwoordingsorgaan.
7. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het bestuur verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
9. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd.
Artikel 19
Taken en bevoegdheden van de raad van toezicht
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
3. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en in het bestuursverslag.
4. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
5. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur tot vaststelling van:
a. het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. het functieprofiel voor bestuurders;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
f. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm.
6. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in het vijfde lid, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en treedt in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen. Indien dit binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
8. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
Artikel 20
Klachten- en geschillenprocedure
1. Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure. Deze zijn neergelegd in het klachtenreglement en het geschillenreglement. In de reglementen zijn de bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de Code Pensioenfondsen als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet..
2. De belanghebbende kan zich terzake een klacht wenden tot het fonds. Voorts kan de klacht aan de Ombudsman Pensioenen worden voorgelegd. Zodra de belanghebbende de klacht in handen heeft gesteld van een rechtsbijstandverlener zal de Ombudsman Pensioenen zich onbevoegd verklaren en niet (langer) de klacht in behandeling nemen.
3. De belanghebbende kan zich terzake een geschil wenden tot de geschillencommissie, die bindend adviseert. Na het uitbrengen van het advies kan de belanghebbende, indien hij zich niet kan verenigen met het advies, het geschil aan de rechter voorleggen, zij het niet ter inhoudelijke beoordeling. De geschillencommissie zal zich onbevoegd verklaren zodra de belanghebbende het geschil aan de rechter ter beoordeling heeft voorgelegd.
Artikel 21
Vrijwaring
1. Het fonds vrijwaart elk (voormalig) lid van het bestuur dan wel elk lid van de raad van toezicht voor alle uitgaven (met inbegrip van in redelijkheid gemaakte en onderbouwde honoraria van advocaten, adviseurs, rechtshulpverleners of andere vertegenwoordigers in rechte), die daadwerkelijk en redelijkerwijs door hem zijn gemaakt in verband met een actie, rechtszaak of procedure voortkomend uit handelen in zijn hoedanigheid als bestuurder.
2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde wordt geen vrijwaring gegeven tegen een vordering, geschil of kwestie ten aanzien waarvan door de Nederlandse rechter wordt vastgesteld dat degene, zoals bedoeld in lid 1, zich schuldig heeft gemaakt aan een onbehoorlijke vervulling van zijn taken voor het fonds.
Onverminderd het in lid 1 en de vorige volzin bepaalde, wordt alleen vrijwaring verleend indien degene, zoals bedoeld in lid 1, eerst overgaat tot:
- het betrekken van een adviseur, advocaat, rechtshulpverlener of een vertegenwoordiger in rechte;
- het voeren van verweer, het maken van bezwaar dan wel anderszins reageren op een individuele of collectieve aansprakelijkheidsstelling;
nadat het bestuur met inachtneming van hetgeen is bepaald in lid 1 en de vorige volzin heeft besloten tot vrijwaring en degene, zoals bedoeld in lid 1, schriftelijk heeft ingestemd met de door het fonds gestelde voorwaarden.
Onder de voorwaarden die het fonds in dit kader stelt vallen in ieder geval de volgende voorwaarden:
- kosten die worden gemaakt bij de verdediging in een civiele of strafrechtelijke actie, rechtszaak of procedure worden betaald door het fonds vóór de uiteindelijke beslissing in een dergelijke actie, rechtszaak of procedure, na ontvangst van een toezegging van of namens degene, zoals bedoeld in lid 1, dat hij het bedrag terugbetaalt, tenzij uiteindelijk wordt vastgesteld dat hij recht heeft op vrijwaring door het fonds volgens lid 1 van dit artikel. De toezegging hiertoe wordt gedaan door ondertekening en retour zending van de hierboven genoemde beslissing;
- niettegenstaande de overige bepalingen van dit artikel stelt degene, zoals bedoeld in lid 1, het fonds zonder enige vertraging in kennis, zodra hij zich bewust wordt van een vordering of mogelijke vordering die tegen hem wordt ingesteld en heeft degene, zoals bedoeld in lid 1, de plicht gemaakte kosten te matigen.
Geen vrijwaring wordt gegeven, indien en voor zover de geldelijke gevolgen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden gedekt door een uitkering van een verzekering.
3. Het fonds heeft de bevoegdheid een verzekering af te sluiten en te handhaven namens degene, zoals bedoeld in lid 1, tegen diens beweerde of daadwerkelijke aansprakelijkheid in al die hoedanigheden of voortvloeiend uit zijn hoedanigheid als zodanig, ongeacht of het fonds de bevoegdheid heeft hem te vrijwaren tegen dergelijke aansprakelijkheid onder het bepaalde in dit artikel.
Artikel 22
Inwerkingtreding
Deze statuten worden geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2003 en zijn laatstelijk gewijzigd op 14 oktober 2020 (datum verlijden akte).