Inhoudsopgave
Pensioenreglement Basispensioen Stichting Pensioenfonds Flexsecurity
Versie 1 januari 2024
Inhoudsopgave
Artikel 1 Definities
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
a. pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd
van 67 jaar bereikt;
b. het fonds: Stichting Pensioenfonds Flexsecurity gevestigd te Amsterdam;
c. bestuur: het bestuur van het fonds;
d. deelnemer: de werknemer die voldoet aan de in artikel 3 omschreven vereisten;
e. gewezen deelnemer: degene van wie het deelnemerschap anders dan door overlijden of
pensionering is beëindigd, die aanspraak op een pensioenkapitaal behoudt jegens het fonds en waarvan het pensioenkapitaal nog niet is aangewend;
f. gepensioneerde: degene die recht heeft op een ingegaan ouderdomspensioen;
g. werkgever: Randstad Groep Nederland bv en een door deze onderneming met
inachtneming van de statuten van het fonds aangewezen andere onderneming zoals vermeld in bijlage 1 van dit reglement;
h. werknemer: de natuurlijke persoon die op grond van een arbeidsovereenkomst met
de werkgever persoonlijke arbeid verricht tegen xxxxxxxx xxx xxxx;
i. uitzendkracht: de werknemer die een uitzendovereenkomst heeft met de werkgever;
j. uitzendovereenkomst: de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer in het kader van de
uitoefening van het beroep of het bedrijf van de uitzendonderneming ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde;
k. uitzendonderneming: de natuurlijke of rechtspersoon die uitzendkrachten ter beschikking stelt
van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever in de zin van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek;
l. pensioenuitvoerder: een ondernemingspensioenfonds, een bedrijfstakpensioenfonds,
een algemeen pensioenfonds, een premiepensioeninstelling of een verzekeraar die zetel heeft in Nederland;
m. Bedrijfstakpensioenfonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor Personeelsdiensten (Stipp),
gevestigd te Amsterdam;
n. partner: 1. de echtgeno(o)t(e) van de gehuwde (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde;
2. de ongehuwde man of vrouw, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap heeft als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek;
o. ex-partner: 1. (voormalig echtgenoot:) de man of vrouw van wie het huwelijk
met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
2. (voormalig geregistreerde partner:) de man of vrouw van wie het geregistreerde partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is geëindigd door ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
3. uitsluitend voor het recht op verevening van pensioen bij scheiding: de man of vrouw die gescheiden is van tafel en bed van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
p. kinderen: de kinderen met wie de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke
betrekking staat, alsmede de pleegkinderen en de kinderen van de echtgenoot of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer die door de (gewezen) deelnemer tot diens overlijden als eigen kinderen worden onderhouden, die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;
q. scheiding: echtscheiding, ontbinding na scheiding van tafel en bed of beëindiging
van een geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk, dood of vermissing;
r. uitvoeringsovereenkomst: een overeenkomst gesloten tussen de werkgever en het fonds met
betrekking tot de uitvoering van het onderhavige pensioenreglement door het fonds;
s. reglement: het onderhavige pensioenreglement, tezamen met de bijbehorende
bijlagen die geacht worden ervan deel uit te maken;
t. pensioenkapitaal: de tegenwaarde in euro’s op enig moment van de door het fonds ten
behoeve van de (gewezen) deelnemer aangehouden participaties in het Flexsecurity beleggingsdepot;
u. beleggingsdepot: het geheel van beleggingen dat door het fonds ten behoeve en voor
rekening en risico van de (gewezen) deelnemers binnen het fonds wordt aangehouden.
Artikel 2 Karakter pensioenovereenkomst
Dit reglement bevat een pensioenregeling op grond van een pensioenovereenkomst die het karakter heeft van een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet.
Artikel 3 Deelnemerschap
3.1 Aan deze pensioenregeling nemen deel de werknemers in dienst van de werkgever die voldoen aan de navolgende vereisten:
a. een leeftijd van 18 jaar of ouder (te rekenen vanaf de 1e dag van de maand waarin de 18e verjaardag valt);
b. geen recht hebbende op deelname aan het Pluspensioen.
3.2 De opneming in de Basispensioenregeling vindt plaats indien en zodra de werknemer aan de in artikel 3.1 gestelde eisen voldoet.
3.3 In aanvulling op het bepaalde in artikel 3.1 is het bestuur bevoegd om werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst, niet zijnde een uitzendovereenkomst, met de werkgever werkzaam zijn, toe te laten tot deelname aan de pensioenregeling.
3.4 Het deelnemerschap eindigt:
a. bij het overlijden van de deelnemer;
b. bij het bereiken van de pensioendatum;
c. zodra de arbeidsovereenkomst of uitzendovereenkomst met de werkgever eindigt;
d. bij het toetreden van de deelnemer tot het Flexsecurity Pluspensioen na 52 weken deelname aan het Basispensioen of zoveel eerder als de werkgever hiertoe besluit;
e. op het tijdstip waarop de onderneming, waarbij de deelnemer in dienst is, niet meer als werkgever in de zin van artikel 1 wordt aangemerkt.
Voor de telling van het aantal weken zoals vermeld onder sub d. worden alleen de weken meegeteld waarin daadwerkelijk door de werknemer is gewerkt. De gewerkte weken behoeven niet op elkaar aan te sluiten om mee te tellen, maar in geval van een onderbreking tussen de gewerkte weken van 52 weken of langer begint de telling opnieuw. Als de werknemer werkzaam is geweest bij meerdere uitzendondernemingen die deel uitmaken van de werkgever, wordt ter bepaling van de onder sub
d. bedoelde periode het relevante aantal gewerkte weken bij andere uitzendondernemingen die deel uitmaken van de werkgever betrokken bij de bepaling van het aantal gewerkte weken. In geval van een situatie van opvolgend werkgeverschap zoals gedefinieerd in de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst, wordt het relevante arbeidsverleden bij de vorige werkgever meegeteld voor de bepaling van het aantal weken zoals vermeld onder sub d.
Artikel 4 Verstrekken van inlichtingen door de (gewezen) deelnemer
4.1 De (gewezen) deelnemers en degenen die aan de bepalingen van het reglement aanspraken op pensioen ontlenen zijn verplicht aan het fonds de inlichtingen te verstrekken respectievelijk bescheiden te overleggen die het fonds verzoekt en die redelijkerwijze benodigd zijn voor een correcte uitvoering van het pensioenreglement.
4.2 De (gewezen) deelnemer is verplicht onverwijld aan het fonds opgave te doen van:
• echtscheiding of scheiding van tafel en bed;
• beëindiging van het geregistreerd partnerschap;
4.3 Het fonds, het bestuur en de werkgever zijn niet aansprakelijk indien de aanspraken niet of niet juist zijn geadministreerd doordat de (gewezen) deelnemer niet, niet goed of niet tijdig aan de voor hem uit dit pensioenreglement voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan.
Artikel 5 Informatieverstrekking door het fonds
5.1 Het fonds verstrekt de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming de wettelijk vereiste informatie inzake de toetreding tot de pensioenregeling.
5.2 Het fonds informeert de (gewezen) deelnemer binnen drie maanden na een relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging. Alle relevante informatie zoals de nadere toelichting bij de informatie omtrent de toetreding tot de pensioenregeling en relevante fondsdocumenten zijn te raadplegen en te downloaden via de website van het fonds.
5.3 Artikel 5.1 is niet van toepassing indien de deelnemer binnen zes maanden na beëindiging van een eerdere periode van deelneming opnieuw deelnemer wordt en de deelnemer de in artikel 5.1 bedoelde informatie al eerder heeft ontvangen. Informatie die gewijzigd is sinds de eerste verstrekking wordt wel verstrekt.
5.4 Het fonds verstrekt elke (gewezen) deelnemer jaarlijks een uniform pensioenoverzicht. Dit overzicht bevat ten minimale:
• Een opgave van het pensioenkapitaal;
• Informatie over de wijze van toeslagverlening;
• Een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
Verstrekking van dit pensioenoverzicht aan (gewezen) deelnemers kan plaatsvinden door publicatie van dit overzicht op het besloten gedeelte van de website van het fonds.
5.5 Het fonds verstrekt binnen zes maanden na beëindiging van de deelneming aan de gewezen deelnemer de navolgende informatie:
• Een opgave van het pensioenkapitaal;
• Informatie over de wijze van toeslagverlening;
• Informatie over de mogelijkheden van waardeoverdracht en afkoop van kleine pensioenen;
• Omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder.
5.6 Het fonds verstrekt aan ex-partners één maal per vijf jaren de navolgende informatie:
• Een opgave van het pensioenkapitaal;
• Informatie over de wijze van toeslagverlening.
5.7 Het bestuur verstrekt op verzoek van (gewezen) deelnemers en andere belanghebbenden:
• Het geldende pensioenreglement;
• Het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds;
• De uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en het fonds;
• Relevante informatie over het beleggingsbeleid en de resultaten van het fonds;
• Alle overige op grond van wet- en regelgeving voorgeschreven, alsmede overige informatie die het bestuur relevant acht voor de (gewezen) deelnemers en andere belanghebbenden.
5.8 Het fonds verstrekt de (gewezen) deelnemer op verzoek:
• Een indicatie van het te bereiken kapitaal op de pensioendatum;
• Een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken pensioenkapitaal.
5.9 Het fonds verstrekt, onverminderd het in artikel 5.5 bepaalde, op verzoek van de gewezen deelnemer binnen drie maanden een opgave van het pensioenkapitaal.
5.10 Het bestuur verstrekt binnen drie maanden na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van een (gewezen) deelnemer een opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren en alle schriftelijke bescheiden die de perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar het fonds, kunnen staven die als deelnemingsjaren kunnen worden aangemerkt. De opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren bevat tevens een zo
nauwkeurig mogelijke opgave van de perioden waarin de geadministreerde deelnemingsjaren zijn opgebouwd en een zo nauwkeurig mogelijke opgave van de deeltijdfactor per geadministreerd deelnemingsjaar.
5.11 Het fonds maakt in beginsel gebruik van elektronische informatieverstrekking aan alle (gewezen) deelnemers, met inachtneming van wat hierover in de Pensioenwet bepaald is. Indien een (gewezen) deelnemer hiertegen bezwaar aantekent, zal op diens verzoek schriftelijke informatieverstrekking plaatsvinden.
Artikel 6 Verzekeringen
Vervallen per 1 januari 2013
Artikel 7 Vaststelling pensioengrondslag
7.1 Voor elke deelnemer wordt, afhankelijk van de frequentie van loonbetaling door de werkgever, per periode van vier weken dan wel per kalendermaand de pensioengrondslag vastgesteld. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon zoals omschreven in artikel 7.2 over de betreffende periode van vier weken dan wel kalendermaand, verminderd met de voor de
betreffende periode van vier weken dan wel kalendermaand vast te stellen franchise zoals vermeld in artikel 7.3.
7.2 Het pensioengevend loon per periode van vier weken dan wel per kalendermaand bestaat voor de toepassing van dit reglement uit de som van:
• het loon voor de werknemersverzekeringen, waarvan uitgezonderd is de fiscale bijtelling als gevolg van het privégebruik van een zakelijke auto;
• het werknemersaandeel in de premie voor de pensioenregeling;
• het loon dat is uitgeruild voor vrije vergoedingen of vrije verstrekkingen in verband met extraterritoriale kosten.
Bij de bepaling van het pensioengevend loon ten behoeve van de vaststelling van de pensioengrondslag vindt een maximering plaats. De hoogte van dit maximaal pensioengevend loon wordt jaarlijks vastgesteld op basis van het maximale verzekerde bedrag voor de sociale verzekeringen en bedraagt in 2024 € 38,26 per uur. Het maximaal pensioengevend loon per periode van vier weken dan wel per kalendermaand wordt bepaald door vermenigvuldiging van het aantal pensioengevende uren met het maximumbedrag per uur. Indien het pensioengevend loon het maximaal pensioengevend loon te boven gaat wordt de premie zoals genoemd in artikel 8.1 bepaald op basis van het maximaal pensioengevend loon. Over het meerdere is geen
premiebetaling verschuldigd. Voor de bepaling van het maximaal pensioengevend loon wordt per kalenderjaar gebruik gemaakt van de systematiek van voortschrijdend cumulatief rekenen.
7.3 De per periode van vier weken dan wel kalendermaand vast te stellen franchise wordt bepaald door vermenigvuldiging van het aantal pensioengevende uren in de betreffende periode van vier weken dan wel kalendermaand met de uurfranchise. De uurfranchise wordt jaarlijks vastgesteld door het bestuur en wordt afgeleid van de jaarfranchise die gelijk is aan het bedrag dat in artikel 10aa, lid 1, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 als uitgangspunt wordt genomen bij een percentage per dienstjaar van niet meer dan 28,608% en een 36-urige werkweek. De uurfranchise bedraagt in 2024 € 8,45 per uur.
7.4 Het aantal pensioengevende uren ten behoeve van de bepaling van de franchise en het maximaal pensioengevend loon per periode van vier weken dan wel per kalendermaand is gelijk aan het aantal verloonde uren voor de aangifte loonheffingen in de betreffende periode van vier weken dan wel per kalendermaand.
Artikel 8 Pensioenaanspraken
8.1 De hoogte van de op de pensioendatum te verkrijgen pensioenen is afhankelijk van het met beschikbare premies verworven pensioenkapitaal en de tarieven van de pensioenuitvoerder waar dit pensioenkapitaal wordt omgezet in pensioen. De beschikbare premie bedraagt 7,4% van de voor die periode vastgestelde pensioengrondslag.
8.2 De beschikbare premie wordt telkens aan het einde van een periode van vier weken dan wel per kalendermaand vastgesteld op basis van de vastgestelde pensioengrondslag.
8.3 De beschikbare premie wordt op grond van de tussen het fonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst op de laatste dag van de periode van vier weken dan wel per kalendermaand door de werkgever ter beschikking gesteld aan het fonds. De beschikbare premie wordt vervolgens zonder aftrek van kosten aangewend ter verwerving van pensioenkapitaal voor de deelnemer.
Artikel 9 Pensioenkapitaal
De hoogte van het pensioenkapitaal is afhankelijk van de volgende elementen:
a. de beschikbare premie als bedoeld in artikel 8.1;
b. een in het kader van waardeoverdracht ten gunste van de deelnemer door een pensioenuitvoerder aan het fonds overgedragen geldsom, welke geldsom de waarde vertegenwoordigt van (een deel van) de tegenover die instelling verworven pensioenaanspraken uit een eerder dienstverband;
c. de waardeontwikkeling van het Flexsecurity beleggingsdepot zoals omschreven in artikel 10.
Het pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum aangewend voor de aankoop van een levenslang ouderdomspensioen in combinatie met een nabestaandenpensioen. In geval van overlijden van de (gewezen) deelnemer voor de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal uitgekeerd met inachtneming van de bepalingen in artikel 15.
Artikel 10 Het Flexsecurity beleggingsdepot
10.1 De beschikbare premies voor het in artikel 9 bedoelde pensioenkapitaal worden belegd in participaties in het door het fonds gevoerde Flexsecurity beleggingsdepot.
10.2 De bedragen van de pensioenkapitalen worden per (gewezen) deelnemer uitgedrukt in de eurowaarde van de participaties in het door het fonds gevoerde Flexsecurity beleggingsdepot. De beleggingen in het Flexsecurity beleggingsdepot zijn zodanig ingericht dat de samenstelling van de beleggingen per leeftijdsgroep verschillend is. De doelstelling van het onderscheid in leeftijdsgroepen bij de samenstelling van de beleggingen is om het verwachte rendement en risico binnen de beleggingsportefeuille aan te passen aan de kenmerken van de onderscheiden
leeftijdsgroepen, waarbij de gelopen beleggingsrisico’s stapsgewijs worden afgebouwd bij het naderen van de pensioenleeftijd. De leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de eerste dag van de kalendermaand is bepalend voor de vaststelling van de toepasselijke leeftijdsgroep. Bij het bereiken van de aanvangsleeftijd van een nieuwe leeftijdsgroep wordt de samenstelling van de beleggingen van de deelnemer aangepast aan de kenmerken van de nieuwe leeftijdsgroep.
10.3 De kosten van het vermogensbeheer van het Flexsecurity beleggingsdepot worden ten laste gebracht van de waarde van de participaties in het Flexsecurity beleggingsdepot door deze kosten in mindering te brengen op de waardeontwikkeling van de participaties.
10.4 Op de laatste werkdag van iedere kalendermaand stelt het fonds de waarde van de participaties in het Flexsecurity beleggingsdepot per leeftijdsgroep vast. Deze participatiewaarden zijn afhankelijk van de waardeontwikkeling van de onderliggende beleggingen in de onderscheiden leeftijdsgroepen binnen het Flexsecurity beleggingsdepot en kunnen opwaarts en neerwaarts bewegen. Alle transacties binnen het Basispensioen vinden plaats op basis van de laatstelijk vastgestelde participatiewaarde van de toepasselijke leeftijdsgroep binnen het Flexsecurity beleggingsdepot.
10.5 Aan (gewezen) deelnemers van 57 jaar en ouder wordt de mogelijkheid geboden om, vooruitlopend op de mogelijkheid van aankoop van een variabele pensioenuitkering op de pensioendatum, een keuze te maken om het pensioenkapitaal afwijkend van de in artikel 10.2 omschreven systematiek te beleggen. Indien een (gewezen) deelnemer aangeeft van deze mogelijkheid gebruik te willen maken, zal het pensioenkapitaal na administratieve verwerking van deze keuze met een hogere mate van beleggingsrisico worden beheerd ten behoeve van de aankoop van een variabele pensioenuitkering op de pensioendatum. Indien een (gewezen) deelnemer geen keuze maakt, wordt het pensioenkapitaal belegd conform de in artikel 10.2 omschreven wijze. De (gewezen) deelnemer is gerechtigd om een gemaakte keuze op een later moment te herroepen, waarna de nieuwe keuze vanaf het eerstvolgend mogelijke moment zal worden toegepast.
Artikel 11 Financiering van de pensioenregeling
11.1 De deelnemer is geen eigen bijdrage verschuldigd voor de uitvoering van deze pensioenregeling.
11.2 De werkgever heeft ingevolge deze pensioenregeling geen andere verplichtingen dan hetgeen is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst, waaronder het afdragen van de beschikbare premies en het verstrekken van informatie die het fonds nodig heeft om de pensioenregeling uit te voeren. De werkgever zal nimmer aanvullende bijdragen voldoen en heeft nimmer enige aanspraak op de middelen van het fonds.
11.3 De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen, de grootte van zijn bijdrage te verminderen of de betaling
daarvan geheel te staken. Het pensioenreglement zal dan gewijzigd worden waarbij de uit het pensioenreglement voortvloeiende toekomstig op te bouwen aanspraken worden verminderd. Wanneer de werkgever voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in dit lid genoemde voorbehoud over te gaan, zal hij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur en aan de deelnemers.
11.4 Het fonds is gerechtigd om pensioenkapitalen te verminderen op grond van de omstandigheden zoals genoemd in artikel 134 van de Pensioenwet.
Artikel 12 Aanwending pensioenkapitaal op de pensioendatum
12.1 Indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum in leven is en de hoogte van het pensioenkapitaal de in bijlage 3 bij dit reglement vermelde grens voor afkoop van het pensioenkapitaal overschrijdt, wordt het pensioenkapitaal aangewend voor verwerving van een ouderdomspensioen en een partnerpensioen in de verhouding 100:70. De vaststelling van het pensioenkapitaal vindt plaats op de pensioendatum of de eerder gekozen vervroegde
pensioendatum. Premiestortingen die na de (vervroegde) pensioendatum door het fonds worden ontvangen, worden niet betrokken in het pensioenkapitaal.
12.2 De (gewezen) deelnemer heeft het recht om het pensioenkapitaal op de pensioendatum aan te wenden voor aankoop van een vaste of een variabele pensioenuitkering bij een pensioenuitvoerder naar eigen keuze, voor zover wettelijke voorschriften dit toestaan.
12.3 De (gewezen) deelnemer heeft het recht om te kiezen voor de aanwending van het pensioenkapitaal uitsluitend ten behoeve van de verwerving van een ouderdomspensioen, mits dit ouderdomspensioen de hoogte van de daartoe geldende fiscale maximale grenzen niet overschrijdt.
12.4 De (gewezen) deelnemer heeft na instemming van zijn partner het recht om een deel van het pensioenkapitaal dat bestemd is voor ouderdoms- en partnerpensioen aan te wenden voor verwerving van wezenpensioen, mits dit wezenpensioen niet uitgaat boven een maximaal wezenpensioen in de zin van artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964 zoals dat artikel gold per 30 juni 2023 en niet langer wordt uitgekeerd dan tot de 30-jarige leeftijd van het kind.
Artikel 13 Vervroegde pensionering
13.1 De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om het pensioenkapitaal bij leven vervroegd te laten uitkeren.
13.2 Als vervroegde pensioendatum kan door de (gewezen) deelnemer een datum worden gekozen gelegen in de periode van de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die is gelegen vijf jaar vóór de AOW-leeftijd tot de pensioendatum. Binnen de genoemde periode is iedere eerste dag van een maand gelegen binnen deze periode als vervroegde pensioendatum mogelijk.
13.3 Een verzoek tot vervroeging van de pensioendatum dient door de (gewezen) deelnemer uiterlijk drie maanden vóór de beoogde pensioendatum schriftelijk bij het fonds te worden ingediend.
Artikel 14 Pensioenknip
Vervallen per 1 januari 2018
Artikel 15 Aanspraken bij overlijden voor de pensioendatum
15.1 Indien de partner op de datum waarop de (gewezen) deelnemer overlijdt in leven is, wordt het pensioenkapitaal aangewend voor verwerving van een levenslang partnerpensioen. De partner heeft het recht om het pensioenkapitaal aan te wenden voor de verwerving van een levenslang partnerpensioen bij een pensioenuitvoerder naar eigen keuze, voor zover wettelijke voorschriften dit toestaan.
15.2 Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot het partnerpensioen komt te overlijden.
15.3 De partner heeft het recht om een deel van het pensioenkapitaal dat bestemd is voor partnerpensioen aan te wenden voor verwerving van wezenpensioen, mits dit wezenpensioen niet uitgaat boven een maximaal wezenpensioen in de zin van artikel 18c van de Wet op de
loonbelasting 1964 zoals dat artikel gold per 30 juni 2023 en niet langer wordt uitgekeerd dan tot de 30-jarige leeftijd van het kind.
15.4 Indien er geen partner is of indien de partner op de datum waarop de (gewezen) deelnemer overlijdt niet in leven is, maar op die datum wel één of meer kinderen in leven zijn, wordt het pensioenkapitaal aangewend voor verwerving van een wezenpensioen voor de kinderen, die voldoet aan de in dit reglement gestelde voorwaarden.
15.5 Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot het wezenpensioen komt te overlijden, doch uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde 18 jaar wordt.
15.6 Indien de partner schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen) deelnemer, wordt geen partnerpensioen uitgekeerd. Indien er een of meer pensioengerechtigde wezen zijn, wordt het pensioenkapitaal in een dergelijk geval geheel aangewend voor de aankoop van wezenpensioen(en).
15.7 Als er bij overlijden van de (gewezen) deelnemer geen partner is en er geen pensioengerechtigde kinderen zijn, vervalt het pensioenkapitaal aan het fonds.
15.8 Indien de partner in een tijdvak van twaalf maanden na de overlijdensdatum van de (gewezen) deelnemer het pensioenkapitaal niet heeft overgedragen aan een pensioenuitvoerder naar eigen keuze, is het fonds bevoegd om ten behoeve van de partner het pensioenkapitaal over te dragen aan een pensioenuitvoerder naar keuze van het fonds ter verwerving van een direct ingaand partnerpensioen.
Artikel 16 Bijzonder partnerpensioen
16.1 Indien de (gewezen) deelnemer na de aanvang van zijn deelneming één of meer partners als bedoeld in artikel 1, onderdeel n. heeft gehad, wordt in geval van beëindiging van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap ten behoeve van de ex-partner een bijzonder partnerpensioen toegekend.
16.2 Per de datum waarop de partner geen partner meer is in de zin van dit pensioenreglement, xxxxxx dan door overlijden, vermissing of omzetting in een andere partnerrelatie, krijgt deze ex-partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
16.3 Bij overlijden van de deelnemer is de hoogte van het bijzonder partnerpensioen afhankelijk van het deel van het pensioenkapitaal dat bij overlijden van de deelnemer beschikbaar zou komen voor bijzonder partnerpensioen als op de datum waarop de partner ex-partner is geworden het
deelnemerschap zou zijn geëindigd. Dit deel van het pensioenkapitaal is gelijk aan de tegenwaarde in euro’s op de datum van het overlijden van de deelnemer van het verschil tussen het aantal participaties waaruit dit deel van het pensioenkapitaal bestond per de datum waarop de partner
ex-partner is geworden en het aantal participaties dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen voor eventuele eerdere partners.
16.4 Bij overlijden van de gewezen deelnemer is het bijzonder partnerpensioen afhankelijk van het deel van het pensioenkapitaal dat bij overlijden van de gewezen deelnemer beschikbaar zou komen voor bijzonder partnerpensioen als op de datum waarop de partner ex-partner is geworden
het deelnemerschap zou zijn geëindigd, tenzij het deelnemerschap op een eerdere datum is
geëindigd anders dan door overlijden of pensioneren. Dit deel van het pensioenkapitaal is gelijk aan de tegenwaarde in euro’s op de datum van het overlijden van de gewezen deelnemer van het verschil tussen het aantal participaties waaruit dit deel van het pensioenkapitaal bestond per de datum waarop de partner ex-partner is geworden dan wel per de eerdere datum waarop het
deelnemerschap anders dan door overlijden is beëindigd en het aantal participaties dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen voor eventuele eerdere partners.
16.5 Indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum in leven is, is het bijzonder partnerpensioen afhankelijk van het deel van het pensioenkapitaal dat op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen beschikbaar zou komen voor partnerpensioen. Daarbij wordt er
van uitgegaan dat op de datum waarop de partner ex-partner is geworden het deelnemerschap zou zijn geëindigd, tenzij het deelnemerschap op een eerdere datum is geëindigd anders dan door overlijden of pensioneren. Dit deel van het pensioenkapitaal is gelijk aan de tegenwaarde in euro’s op de datum van het overlijden van de (gewezen) deelnemer van het verschil tussen het aantal participaties waaruit dit deel van het pensioenkapitaal bestond per de datum waarop de partner ex-partner is geworden, dan wel per de eerdere datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden is beëindigd en het aantal participaties dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen voor eventuele eerdere partners, voor zover dit pensioenkapitaal bestemd was voor partnerpensioen.
16.6 Het deel van het pensioenkapitaal dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen wordt na het bereiken van de pensioendatum door de (gewezen) deelnemer belegd conform de beleggingsmix van de oudste leeftijdsgroep binnen het Flexsecurity beleggingsdepot.
16.7 Bij de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen als bedoeld in artikel 12.1 wordt het partnerpensioen opgevat met inbegrip van het bijzonder partnerpensioen.
16.8 Aanwending van het pensioenkapitaal voor bijzonder partnerpensioen vindt plaats overeenkomstig het in dit pensioenreglement bepaalde voor partnerpensioen zoals vastgelegd in artikel 15.
16.9 Indien de ex-partner overlijdt voor de (gewezen) deelnemer is komen te overlijden, vervalt het bijzonder partnerpensioen aan het fonds.
16.10 Indien de (gewezen) deelnemer en de ex-partner bij convenant overeenkomen dat de ex-partner afziet van het recht op bijzonder partnerpensioen, dan wel indien de ex-partner op enig moment schriftelijk verklaart afstand te doen van het recht op bijzonder partnerpensioen, zal er geen toekenning van een bijzonder partnerpensioen plaatsvinden, dan wel zal de toekenning van het bijzonder partnerpensioen ongedaan worden gemaakt.
Artikel 17 Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap
17.1 Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden eindigt vóór de (vervroegde) pensioendatum wordt het pensioenkapitaal premievrij gesteld.
17.2 Op het pensioenkapitaal van de gewezen deelnemer zijn de bepalingen van artikel 9 en 10 van overeenkomstige toepassing.
17.3 Het pensioenkapitaal van de gewezen deelnemer dat is ontstaan uit een deelneming die is geëindigd op of na 1 januari 2019 en dat na beëindiging van de deelneming naar verwachting op de pensioendatum resulteert in een pensioenaanspraak van maximaal € 2,- bruto per jaar, komt in afwijking van het gestelde in artikel 17.1 van rechtswege te vervallen. Voor de bepaling of er sprake is van een heel klein pensioen zoals bedoeld in deze bepaling worden de jaarlijks vast te stellen ‘Uniforme 2-eurogrenzen voor kapitaal- en premieovereenkomsten’ van de Pensioenfederatie gehanteerd. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing als de gewezen deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij de pensioenuitvoerder daarover bij beëindiging van de deelneming heeft geïnformeerd.
Artikel 18 Voortzettingsbijdrage in geval van werkloosheid
Vervallen per 1 januari 2015
Artikel 19 Waardeoverdracht van het pensioenkapitaal
19.1 Op de overdracht van de waarde van het pensioenkapitaal zijn de bepalingen in artikel 70 tot en met 92 van de Pensioenwet en de hieronder genoemde bepalingen van toepassing.
Inkomende individuele waardeoverdracht
19.2 Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap elders premievrije pensioenaanspraken heeft verworven, heeft de deelnemer in bepaalde gevallen het recht een opgave te vragen van de hoogte van het voor de waarde van de premievrije pensioenaanspraken te verwerven extra pensioenkapitaal. Daarna heeft de deelnemer het recht om een verzoek
tot waardeoverdracht in te dienen. Het fonds verstrekt in beginsel alleen een opgave en werkt in beginsel alleen mee aan waardeoverdracht in die gevallen waarin de wet dit verplicht stelt en waarin de vorige pensioenuitvoerder geen gebruik maakt van het recht op automatische waardeoverdracht. Het bestuur bepaalt in welke gevallen waardeoverdrachten in behandeling worden genomen waaraan het fonds niet verplicht is medewerking te verlenen.
19.3 Indien een deelnemer heeft ingestemd met overdracht van de waarde van elders verworven premievrije pensioenaanspraken en de waarde van deze aanspraken is aan het fonds overgedragen, zal het pensioenkapitaal van de deelnemer verhoogd worden met de waarde van de overgedragen pensioenaanspraken. Het extra pensioenkapitaal zal worden vastgesteld op basis van de toepasselijke wettelijke bepalingen.
19.4 Het fonds administreert als overnemende pensioenuitvoerder de deelnemingsjaren, in verband met de waardeoverdracht opgegeven door de overdragende pensioenuitvoerder, alsmede de gegevens, bedoeld in artikel 5.10, en de in artikel 5.10 bedoelde met bescheiden gestaafde deelnemingsjaren, of bewaart deze bescheiden.
Uitgaande individuele waardeoverdracht
19.5 Indien de gewezen deelnemer aansluitend aan de beëindiging van het deelnemerschap aan het Basispensioen toetreedt tot het Pluspensioen of het Payrollpensioen, wordt de waarde van het pensioenkapitaal van de gewezen deelnemer overgedragen naar de Pluspensioenregeling dan wel de Payrollpensioenregeling van het fonds, ter verwerving van pensioenaanspraken als
bedoeld in artikel 9 van het Reglement Pluspensioenregeling dan wel artikel 9 van het Reglement Payrollpensioenregeling, tenzij deze gewezen deelnemer hiertegen bezwaar maakt binnen drie maanden nadat het deelnemerschap is geëindigd op de wijze als hiervoor bedoeld.
19.6 Indien de gewezen deelnemer voorafgaand aan het deelnemerschap in het Basispensioen in het verleden reeds eerder heeft deelgenomen in het Pluspensioen of het Payrollpensioen binnen het fonds en nog steeds gerechtigd is tot een opgebouwd pensioenkapitaal binnen het Pluspensioen of Payrollpensioen, wordt de waarde van het opgebouwde pensioenkapitaal in het Basispensioen van de gewezen deelnemer na einde deelneming overgedragen naar de Pluspensioenregeling
of Payrollpensioenregeling van het fonds, ter verwerving van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 9 van het Reglement Pluspensioenregeling dan wel artikel 9 van het Reglement Payrollpensioenregeling.
19.7 Een gewezen deelnemer heeft het recht de in artikel 17.1 bedoelde waarde van zijn pensioenkapitaal te doen overdragen naar een andere pensioenuitvoerder, mits het pensioenkapitaal op de datum van beëindiging van de deelneming hoger ligt dan de waarde zoals vastgelegd in bijlage 3 van dit pensioenreglement en er wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld bij en krachtens de Pensioenwet. Het fonds stelt de overdrachtswaarde vast met inachtneming van de regels die daartoe zijn gesteld bij en krachtens de Pensioenwet.
19.8 In geval van een uitgaande waardeoverdracht zoals bedoeld in artikel 19.7 verstrekt het fonds aan de overnemende pensioenuitvoerder bij de opgave, bedoeld in artikel 17 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een opgave van de geadministreerde deelnemingsjaren als bedoeld in artikel 5.10. Tevens verstrekt het fonds alle schriftelijke bescheiden die de als deelnemingsjaren aan te merken perioden, voorafgaand aan een voor 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht naar het fonds, kunnen staven.
Collectieve waardeoverdracht
19.9 In onderstaande leden wordt met een collectieve waardeoverdracht datgene bedoeld, zoals vastgelegd is in artikel 83 van de Pensioenwet.
19.10 In geval van een inkomende collectieve waardeoverdracht geldt als voorwaarde dat naast de onder 19.2, 19.3 en 19.4 genoemde bepalingen voor de inkoop van pensioenverplichtingen een evenredige overwaarde beschikbaar komt ten behoeve van het fonds, bestemd voor het behoud van de financiële positie van het fonds. Indien de overdragende pensioenuitvoerder niet bereid dan wel niet in staat is om de hiertoe benodigde overwaarde te compenseren, zal de werkgever verzocht worden deze overwaarde tot het benodigde niveau aan te vullen. Indien de werkgever hiertoe niet bereid is, zal het fonds geen medewerking verlenen aan de uitvoering van collectieve waardeoverdrachten en kan bij bestuursbesluit aanvullend bepaald worden dat individuele waardeoverdrachten van de betrokken deelnemers eveneens niet mogelijk zijn.
19.11 In geval van een uitgaande collectieve waardeoverdracht is bepaald dat naast de onder 19.7 en 19.8 genoemde bepalingen voor de overdracht van middelen voor inkoop van pensioenverplichtingen bij de nieuwe pensioenuitvoerder een evenredige overwaarde beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van de financiële positie van de nieuwe pensioenuitvoerder. Hierbij geldt als verplichtende voorwaarde dat de overgedragen overwaarde haar pensioenbestemming behoudt en op directe dan wel indirecte wijze ten goede komt aan de pensioenvoorziening van de betreffende gewezen deelnemers. Indien hierover geen zekerheid wordt verkregen, behoudt het bestuur van het
fonds zich het recht voor geen medewerking te verlenen aan de uitvoering van een collectieve waardeoverdracht.
19.12 Het bestuur behoudt zich het recht voor af te wijken van het gestelde onder 19.10 en 19.11.
19.13 Indien het deelnemerschap eindigt omdat de werkgever niet langer behoort tot de groep van aangesloten werkgevers kunnen de volgens artikel 17.1 vastgestelde premievrije
pensioenaanspraken worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder waarbij de uitgetreden onderneming zijn pensioenregeling heeft ondergebracht. Aan een dergelijke overdracht kunnen door het bestuur van het fonds nadere voorwaarden worden verbonden met inachtneming van de toepasselijke wettelijke bepalingen.
Automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen
19.14 Het fonds maakt ten aanzien van alle kleine pensioenen van gewezen deelnemers die ontstaan zijn uit een deelneming die is geëindigd op of na 1 januari 2018 gebruik van het recht op automatische waardeoverdracht van kleine pensioenen van de gewezen deelnemer na beëindiging van de deelneming. Het opgebouwde pensioenkapitaal wordt met inachtneming van de geldende voorschriften automatisch overgedragen aan de nieuwe pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer indien en zodra dit op grond van de wettelijke bepalingen mogelijk is.
19.15 De bepaling of er sprake is van een klein pensioen zoals bedoeld in artikel 19.14 vindt plaats aan de hand van de kapitalen zoals vastgelegd in bijlage 3 bij dit reglement. De gewezen deelnemer met een klein pensioen zoals bedoeld in artikel 19.13 heeft geen recht op individuele waardeoverdracht zoals vastgelegd in artikel 19.5 tot en met artikel 19.8.
19.16 Het fonds zal alle inkomende automatische waardeoverdrachten ten behoeve van deelnemers, afkomstig van voorgaande pensioenuitvoerders verwerken en de daarmee gemoeide overdrachtswaarden toevoegen aan het pensioenkapitaal van de deelnemers.
Artikel 20 Afkoop van pensioenaanspraken
20.1 In dit artikel wordt onder de aanspraak op pensioen verstaan: het pensioenkapitaal dat de (gewezen) deelnemer heeft verworven op grond van deze pensioenregeling. Onder afkoopwaarde wordt verstaan: de hoogte van het pensioenkapitaal op de datum van afkoop.
Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
20.2 Indien de deelneming aan de pensioenregeling is beëindigd voor 1 januari 2018 en de aanspraak op pensioen het relevante maximale kapitaal zoals vermeld in bijlage 3 bij dit reglement niet te boven gaat, kan het fonds overgaan tot afkoop indien de gewezen deelnemer daarmee instemt.
Afkoop klein ouderdomspensioen bij ingang pensioen
20.3 Indien de aanspraak op pensioen op de (vervroegde) pensioendatum het relevante maximale kapitaal zoals vermeld in bijlage 3 bij dit reglement niet te boven gaat, zal, na het verkrijgen van instemming van de pensioengerechtigde, de afkoopwaarde door het fonds worden uitgekeerd. Binnen drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum informeert het fonds de
pensioengerechtigde en gaat het fonds na verkrijging van de benodigde instemming over tot het uitkeren van de afkoopwaarde.
Afkoop klein partnerpensioen of wezenpensioen bij ingang
20.4 Indien een op basis van het pensioenkapitaal te verwerven partnerpensioen of wezenpensioen op het tijdstip van ingang het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens. Binnen zes maanden na het besluit tot afkoop informeert het fonds de nabestaande of het pensioengerechtigde kind over het besluit tot afkoop en gaat het fonds over tot het uitkeren van de afkoopwaarde. Na de termijn van zes maanden is afkoop mogelijk indien het partnerpensioen of wezenpensioen onder het genoemde grensbedrag blijft en de nabestaande of het kind met de afkoop instemt.
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
20.5 Indien een op basis van het pensioenkapitaal te verwerven bijzonder partnerpensioen op het tijdstip van scheiding het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, kan het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens. Binnen zes maanden na de melding van de beëindiging van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap informeert het fonds de ex-partner over het besluit tot afkoop en gaat over tot het uitkeren van de afkoopwaarde. Na de termijn van zes maanden na scheiding is afkoop mogelijk als het bijzonder partnerpensioen onder het genoemde grensbedrag blijft en de ex-partner met de afkoop instemt.
Afkoop fiscaal bovenmatig pensioen
20.6 Indien het pensioenkapitaal bij ingang van het pensioen voorziet in pensioenen die uitgaan boven de begrenzingen zoals genoemd in artikel 69 van de Pensioenwet, wordt de afkoopwaarde die betrekking heeft op die overschrijding aan de betreffende pensioen- of aanspraakgerechtigde uitgekeerd. Indien de aanspraak op pensioen op het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer ophoudt binnenlands belastingplichtige te zijn uitgaat boven de begrenzingen zoals genoemd in artikel 69 van de Pensioenwet, wordt de afkoopwaarde die betrekking heeft op die overschrijding aan de betreffende pensioen- of aanspraakgerechtigde uitgekeerd.
Factoren en kapitalen voor afkoop kleine pensioenen
20.7 Jaarlijks stelt het fonds factoren en kapitalen vast die bepalend zijn voor de vaststelling of de aanspraak op pensioen onder de in artikel 66 Pensioenwet bepaalde wettelijke afkoopgrens valt. Deze factoren en kapitalen worden vastgesteld op basis van de door het fonds gehanteerde overlevingskansen en de rentetermijnstructuur. Jaarlijks per 1 januari worden de voor het betreffende kalenderjaar te hanteren factoren en kapitalen door het bestuur aangepast op advies van de actuaris. Deze factoren en kapitalen worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
20.8 In bijlage 3 bij dit reglement zijn de maximale pensioenkapitalen in het kader van de afkoop van kleine ouderdomspensioenen weergegeven. Deelnemers met een pensioenkapitaal waarvan de hoogte zich onder de in de bijlage weergegeven maximale hoogte per leeftijd bevindt, kunnen door het fonds benaderd worden voor een eenmalige afkoop van de aanspraak op pensioen.
20.9 In bijlage 4 bij dit reglement zijn de factoren in het kader van de afkoop van kleine partnerpensioenen en wezenpensioenen weergegeven, zoals omschreven in artikel 20.4. Indien partners en wezen een aanspraak op partnerpensioen of wezenpensioen hebben die op het tijdstip van ingang het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens.
20.10 In bijlage 5 bij dit reglement zijn de factoren in het kader van de afkoop van kleine bijzonder partnerpensioenen bij scheiding weergegeven, zoals omschreven in artikel 20.5. Indien ex-partners een aanspraak op bijzonder partnerpensioen hebben die op het tijdstip van scheiding het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens.
Artikel 21 Verevening van pensioenrechten bij scheiding
21.1 In geval van scheiding vóór de pensioendatum is de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding van toepassing op dat deel van het in artikel 9 bedoelde pensioenkapitaal, dat is opgebouwd tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap. Daarnaast vindt op grond van artikel 16 toekenning van een bijzonder partnerpensioen plaats.
21.2 In geval van scheiding na de pensioendatum, bestaat voor de ex-partner krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op verevening van de helft van het ouderdomspensioen dat betrekking heeft op de periode van het huwelijk of geregistreerd partnerschap.
21.3 Het recht op verevening van pensioenrechten bij scheiding kan alleen dan rechtstreeks jegens het fonds worden uitgeoefend indien de scheiding binnen twee jaar na tijdstip van de scheiding op de in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding voorgeschreven wijze aan het fonds is gemeld.
21.4 De in artikel 21.1 en 21.2 bedoelde verevening van pensioenrechten bij scheiding vindt uitsluitend plaats indien de waarde van het ten behoeve van de ex-partner te verevenen pensioenkapitaal op de datum van echtscheiding hoger ligt dan het voor de betreffende deelnemer geldende kapitaal voor afkoop van kleine ouderdomspensioenen zoals vastgelegd in bijlage 3 bij dit reglement.
21.5 Het in artikel 21.1 en 21.2 bepaalde vindt geen toepassing indien de echtgenoten c.q. de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap anders overeenkomen of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders overeenkomen.
21.6 Het fonds verleent geen medewerking aan verzoeken tot conversie in het kader van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
21.7 In geval van beëindiging van een samenlevingsrelatie bestaat geen aanspraak op verevening van pensioenrechten.
Artikel 22 Herziening of beëindiging van deze regeling
22.1 De werkgever heeft zich het recht voorbehouden om de bijdragen aan de onderhavige pensioenregeling te beëindigen, indien na een afwijzende beschikking op een daartoe door de werkgever ingediend dispensatieverzoek de werkgever verplicht wordt zich voor de onder deze regeling vallende werknemers aan te sluiten bij het Bedrijfstakpensioenfonds.
22.2 Indien de pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds wordt gewijzigd, zal hetzij de onderhavige pensioenregeling worden voortgezet met inachtneming van de door het Bedrijfstakpensioenfonds doorgevoerde wijziging, hetzij de onderhavige pensioenregeling
worden beëindigd, indien naar het oordeel van het bestuur en de werkgever continuering van de onderhavige pensioenregeling met inachtneming van de door het Bedrijfstakpensioenfonds doorgevoerde wijziging niet mogelijk is.
22.3 De werkgever heeft zich de bevoegdheid voorbehouden om de in het onderhavige pensioenreglement omschreven pensioenregeling te wijzigen indien deze volgens de tot beoordeling bevoegde fiscale autoriteiten niet kan worden aangemerkt als een pensioenregeling in de zin van artikel 18 van de Wet op de loonbelasting 1964, dan wel indien de kosten van deze pensioenregeling voor de werkgever niet (volledig) aftrekbaar zijn voor de vennootschapsbelasting.
22.4 Het bestuur heeft de bevoegdheid om, met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 Pensioenwet, de verworven pensioenaanspraken te verminderen indien de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen niet meer door waarden zijn gedekt en het fonds, na inzetting van de beschikbare sturingsmiddelen, niet in staat is gebleken binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen door waarden te dekken.
22.5 Indien de werkgever c.q. het bestuur voornemens is van één of meerdere van de in artikel 22.1 tot en met 22.4 genoemde rechten gebruik te maken, zal het bestuur de (gewezen) deelnemers hiervan onverwijld in kennis stellen.
Artikel 23 Verbod op afkoop
Aanspraken op pensioen, voortvloeiend uit de bepalingen van dit reglement, kunnen niet worden vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk worden tot voorwerp van zekerheid, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 24 Overgangsbepalingen wachttijd en toetredingsleeftijd
24.1 De werknemer die op 30 juni 2023 voldoet aan de eisen van artikel 3.1 maar nog niet in meer dan 8 weken heeft gewerkt voor dezelfde uitzendonderneming, wordt met ingang van 1 juli 2023 deelnemer aan de Basispensioenregeling.
24.2 Voor de werknemer zoals bedoeld in artikel 24.1 begint de telling van gewerkte weken in het kader van artikel 3.4 met ingang van 1 juli 2023.
24.3 Voor de werknemer die op 1 januari 2024 de leeftijd van minimaal 18 jaar heeft bereikt maar op 31 december 2023 de leeftijd van 21 jaar nog niet had bereikt is het deelnemerschap zoals omschreven in artikel 3 van toepassing met ingang van 1 januari 2024.
Artikel 25 Fiscale toetsing
Het pensioen gaat zowel per jaar als in totaal niet uit boven een fiscaal zuivere middelloontoezegging binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964. Als blijkt dat het aan te kopen pensioen deze fiscale grens zou overschrijden, dan vervalt het gedeelte van het kapitaal dat deze grens zou overschrijden aan het fonds. Het fonds heeft in overleg met het Bedrijfstakpensioenfonds vastgesteld dat de fiscale grenzen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet overschreden kunnen worden waardoor deze bepaling in de praktijk geen toepassing zal vinden. Voor alle zekerheid zal het fonds in overleg met het Bedrijfstakpensioenfonds jaarlijks een toets uitvoeren. Indien deze toetsing positief uitvalt zijn de eerste twee volzinnen van dit artikel van toepassing.
Artikel 26 Slotbepalingen, inwerkingtreding en overgangsbepalingen
26.1 In individuele gevallen, niet van algemene aard zijnde, waarin dit reglement niet voorziet zal het bestuur, na inwinnen van advies, zoveel mogelijk handelen in overeenstemming met de geest van de in dit reglement gestelde regels.
26.2 Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2010, laatstelijk gewijzigd op
1 januari 2024 en vervangt voor alle deelnemers aan het pensioenreglement de voorgaande versies van het pensioenreglement.
Bijlage 1 Lijst van aangewezen ondernemingen
Aangesloten ondernemingen
Conform artikel 3 van de statuten van Stichting Pensioenfonds Flexsecurity zijn per 1 januari 2024 de volgende ondernemingen aangewezen als aangesloten ondernemingen:
• Randstad Risesmart bv
• Randstad Uitzendbureau bv
• Tempo-Team Contracting Services bv
• Tempo-Team Uitzenden bv
Bijlage 2 Afslag voor kosten en reserveringen
Vervallen per 1 januari 2015
Bijlage 3 Kapitalen voor afkoop kleine ouderdomspensioenen
Jaarlijks wordt bij aanvang van het kalenderjaar door het bestuur van het fonds ingevolge
artikel 20.8 de hoogte vastgesteld van de maximale kapitalen ten behoeve van de afkoop van kleine ouderdomspensioenen. De hoogte van deze maximale kapitalen is afgeleid van de hoogte van het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet. De hoogte van dit grensbedrag is
in 2024 bepaald op € 592,51. Deelnemers met een pensioenkapitaal waarvan de hoogte zich onder de hieronder weergegeven maximale hoogte per leeftijd bevindt, kunnen door het fonds benaderd worden voor een eenmalige afkoop van de aanspraak op pensioen.
Leeftijd | Xxxxxxxx kapitaal in Euro | Leeftijd | Maximaal kapitaal in Euro |
18 | 6.048,34 | 43 | 7.926,01 |
19 | 6.115,89 | 44 | 8.019,62 |
20 | 6.184,03 | 45 | 8.116,20 |
21 | 6.251,57 | 46 | 8.215,74 |
22 | 6.320,30 | 47 | 8.317,06 |
23 | 6.389,63 | 48 | 8.423,71 |
24 | 6.457,77 | 49 | 8.533,92 |
25 | 6.526,50 | 50 | 8.650,05 |
26 | 6.595,82 | 51 | 8.770,33 |
27 | 6.665,14 | 52 | 8.896,54 |
28 | 6.735,06 | 53 | 9.029,26 |
29 | 6.806,16 | 54 | 9.169,09 |
30 | 6.877,86 | 55 | 9.316,63 |
31 | 6.951,33 | 56 | 9.472,46 |
32 | 7.025,39 | 57 | 9.637,77 |
33 | 7.100,64 | 58 | 9.810,78 |
34 | 7.176,48 | 59 | 9.993,87 |
35 | 7.254,10 | 60 | 10.187,02 |
36 | 7.332,31 | 61 | 10.389,66 |
37 | 7.411,71 | 62 | 10.602,37 |
38 | 7.492,29 | 63 | 10.825,75 |
39 | 7.575,24 | 64 | 11.060,38 |
40 | 7.660,56 | 65 | 11.304,50 |
41 | 7.747,07 | 66 | 11.562,24 |
42 | 7.835,35 | 67 | 11.837,16 |
Bijlage 4 Factoren voor afkoop kleine partner- en wezenpensioenen
Jaarlijks wordt bij aanvang van het kalenderjaar door het bestuur van het fonds ingevolge artikel 20.9 de hoogte vastgesteld van de omrekenfactoren ten behoeve van de afkoop van kleine partner- en
wezenpensioenen. Voor deelnemers met een pensioenkapitaal, dat als gevolg van een omrekening met de toepasselijke leeftijdsafhankelijke factor leidt tot een jaarlijkse pensioenuitkering die het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens. De hoogte van dit grensbedrag is in 2024 bepaald op € 592,51.
Afkoopfactoren partnerpensioenen
Leeftijd | Omrekenfactor | Leeftijd | Omrekenfactor |
18 | 41,442 | 46 | 29,477 |
19 | 41,095 | 47 | 28,962 |
20 | 40,742 | 48 | 28,442 |
21 | 40,384 | 49 | 27,916 |
22 | 40,021 | 50 | 27,384 |
23 | 39,651 | 51 | 26,847 |
24 | 39,277 | 52 | 26,305 |
25 | 38,896 | 53 | 25,758 |
26 | 38,509 | 54 | 25,206 |
27 | 38,117 | 55 | 24,648 |
28 | 37,718 | 56 | 24,086 |
29 | 37,313 | 57 | 23,519 |
30 | 36,903 | 58 | 22,947 |
31 | 36,485 | 59 | 22,370 |
32 | 36,062 | 60 | 21,788 |
33 | 35,632 | 61 | 21,203 |
34 | 35,196 | 62 | 20,613 |
35 | 34,754 | 63 | 20,017 |
36 | 34,305 | 64 | 19,417 |
37 | 33,850 | 65 | 18,812 |
38 | 33,389 | 66 | 18,203 |
39 | 32,921 | 67 | 17,590 |
40 | 32,447 | 68 | 16,972 |
41 | 31,967 | 69 | 16,353 |
42 | 31,481 | 70 | 15,730 |
43 | 30,989 | 71 | 15,104 |
44 | 30,490 | 72 | 14,478 |
45 | 29,987 | 73 | 13,850 |
Afkoopfactoren wezenpensioenen
Leeftijd Omrekenfactor
0 | 15,960 |
1 | 15,250 |
2 | 14,523 |
3 | 13,779 |
4 | 13,016 |
5 | 12,233 |
6 | 11,429 |
7 | 10,603 |
8 | 9,754 |
9 | 8,883 |
10 | 7,987 |
11 | 7,069 |
12 | 6,127 |
13 | 5,162 |
14 | 4,175 |
15 | 3,165 |
16 | 2,134 |
17 | 1,082 |
18 | 0,000 |
Bijlage 5 Factoren voor afkoop kleine bijzonder partnerpensioenen
Jaarlijks wordt bij aanvang van het kalenderjaar door het bestuur van het fonds ingevolge artikel 20.10 de hoogte vastgesteld van de omrekenfactoren ten behoeve van de afkoop van kleine bijzonder partnerpensioenen bij scheiding. Voor ex-partners die gerechtigd zijn tot een pensioenkapitaal, dat als gevolg van een omrekening met de toepasselijke leeftijdsafhankelijke factor leidt tot een jaarlijkse
pensioenuitkering die het grensbedrag zoals geformuleerd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, zal het pensioen worden vervangen door een uitkering ineens. De hoogte van dit grensbedrag is in 2024 bepaald op € 592,51.
Afkoopfactoren bijzondere partnerpensioenen
Leeftijd | Omrekenfactor | Leeftijd | Omrekenfactor |
18 | 2,056 | 43 | 3,089 |
19 | 2,091 | 44 | 3,133 |
20 | 2,127 | 45 | 3,177 |
21 | 2,163 | 46 | 3,221 |
22 | 2,200 | 47 | 3,263 |
23 | 2,238 | 48 | 3,305 |
24 | 2,275 | 49 | 3,346 |
25 | 2,314 | 50 | 3,387 |
26 | 2,353 | 51 | 3,426 |
27 | 2,393 | 52 | 3,464 |
28 | 2,433 | 53 | 3,501 |
29 | 2,474 | 54 | 3,537 |
30 | 2,516 | 55 | 3,572 |
31 | 2,558 | 56 | 3,604 |
32 | 2,601 | 57 | 3,635 |
33 | 2,644 | 58 | 3,663 |
34 | 2,687 | 59 | 3,689 |
35 | 2,731 | 60 | 3,713 |
36 | 2,775 | 61 | 3,733 |
37 | 2,820 | 62 | 3,751 |
38 | 2,864 | 63 | 3,767 |
39 | 2,909 | 64 | 3,780 |
40 | 2,955 | 65 | 3,789 |
41 | 3,000 | 66 | 3,795 |
42 | 3,044 | 67 | 3,798 |