CONVENANT
CONVENANT
TUSSEN HET VLAAMSE GEWEST
EN HET VLAAMS INSTITUUT VOOR DE ZEE (VLIZ VZW) 2017-2021
Tussen enerzijds
het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering in de persoon van de xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Economie, Werk, Innovatie en Sport, gevestigd in Xxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx,
hierna de Vlaamse overheid te noemen,
en anderzijds
het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ vereniging zonder winstoogmerk), KBO- nummer 0000.000.000, met maatschappelijke zetel Xxxxxxxxxxxxx 0 xx 0000 Xxxxxxxx, hier vertegenwoordigd bij toepassing van de statuten door twee beheerders:
- De xxxx Xxxx Xxxxxxxx, voorzitter van de Raad van Bestuur en
- De xxxx Xxxxx Xxxxxxx, ondervoorzitter van de Raad van Bestuur,
hierna de Instelling te noemen, wordt overeengekomen wat volgt:
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Aard en voorwerp van het Convenant
Dit Convenant is een overeenkomst naar Belgisch recht. Het wordt gesloten in overeenkomst met de bepalingen van titel III, hoofdstuk IV, Art. 56/1 en Art. 56/1/1 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, en heeft tot doel de samenwerking te regelen tussen de Vlaamse overheid en de Instelling. Deze overeenkomst legt de wederzijdse verbintenissen vast voor de uitvoering van de opdracht door de Instelling en de ondersteuning van de Vlaamse overheid daarvoor.
Art. 2. Inwerkingtreding en duur van het Convenant
Het Convenant gaat in op 1 januari 2017 en eindigt op 31 december 2021.
Art. 3. Definities
Voor de toepassing van dit Convenant en de eventuele bijlagen wordt verstaan onder:
1. het Departement: het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie;
2. de Minister: de Vlaamse minister van Economie, Werk, Innovatie en Sport;
3. de Regering: de Vlaamse Regering;
4. de Strategische Doelstelling (afgekort SD): de strategische doelstelling van de Instelling;
5. de Operationele Doelstelling (afgekort OD): de doelstelling van de Instelling om een specifieke strategische doelstelling te bereiken;
6. de Kritieke Prestatie-Indicatoren of Key Performance Indicators (afgekort KPI’s): de indicatoren op basis waarvan de doelstellingen worden gevolgd;
7. het W&I-decreet: het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid, zoals gewijzigd;
8. het addendum: het bijvoegsel bij dit Convenant;
9. het contractonderzoek: het onderzoek dat uitgevoerd wordt op verzoek van een of meer publiek- of privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen, waarbij alleen die personen de uit te voeren activiteiten bepalen;
10. het vraaggedreven onderzoek: het onderzoek dat uitgevoerd wordt op verzoek van en in nauwe samenwerking met economische of sociale actoren;
11. de Evaluatie: de beoordeling die door het Departement georganiseerd wordt op een tijdstip dat bepaald is in het Convenant;
12. de Zelfevaluatie: de beoordeling die de Instelling moet uitvoeren conform de richtlijnen van dit Convenant of de (bijkomende) richtlijnen van het Departement;
13. Wetenschappelijke Commissie: commissie samengesteld uit vertegenwoor- digers van verschillende disciplines op het vlak van marien onderzoek uit Vlaamse onderzoeksinstellingen en, indien relevant, versterkt met buitenlandse experts, en die als taak heeft het VLIZ te ondersteunen in het formuleren van kwaliteitsvolle en wetenschappelijk onderbouwde adviezen en te zorgen voor de uitstraling van het VLIZ;
14. het Strategisch Plan: het strategisch plan 2017-2021 van de Instelling zoals goedgekeurd door de Raad van Bestuur van de Instelling en meegedeeld aan het Departement;
15. VLOOT: VLOOT Dienst met Afzonderlijk Beheer (DAB) van het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken.
HOOFDSTUK II. PLICHTEN VAN DE INSTELLING
Art. 4. Algemeen beleidskader
De Instelling levert een bijdrage aan de realisatie van de beleidsdoelstellingen van de Vlaamse overheid.
Het werkingskader wordt bepaald door:
1. het W&I-decreet;
2. de statuten of de oprichtingsakte van de Instelling;
3. de ministeriële besluiten over de subsidiëring van de Instelling;
4. wetten en decreten.
Art. 5. Missie, strategie en planning
§1. De missie van de Instelling is: “Het VLIZ versterkt de mariene kennisopbouw en de excellentie van het marien onderzoek in Vlaanderen. De mariene werkgebieden zijn de oceaan en de zeeën, de kust en de getijgebonden systemen. De doelgroepen voor kennisopbouw zijn zowel de mariene onderzoeksgemeenschap als het onderwijsveld, het grote publiek, de beleidsverantwoordelijken en de industrie (i.k.v. blauwe economie).”
De Instelling volgt een institutionele meerjarenstrategie die vervat is in het Strategisch Plan dat de basis vormt van de jaarlijkse werkplannen. De Instelling zorgt voor de structurele interactie tussen de afdelingen van de Instelling bij de uitvoering van hun opdrachten om de operationele doelstellingen te verwezenlijken.
§2. De Instelling versterkt, over de looptijd van dit Convenant, haar interacties met de Strategische Onderzoekscentra Imec, VIB, VITO, Flanders’ Make en onderzoekt en ontwikkelt de synergieën die mogelijk zijn bij de uitvoering van de respectievelijke opdrachten.
Art. 6. Strategische en Operationele Doelstellingen die voortvloeien uit dit Convenant
§1. De te realiseren SD’s van de Instelling zijn:
SD 1. Het initiëren, ondersteunen, bevorderen en uitvoeren van innovatief en multidisciplinair marien onderzoek, en dit ten dienste van, in samenwerking met of complementair aan de Vlaamse en internationale mariene onderzoeksgroepen.
SD 2. Het bevorderen van de nationale en internationale uitstraling van het Vlaams marien onderzoek.
SD 3. Het fungeren als nationaal en internationaal aanspreekpunt op het gebied van het marien onderzoek.
SD 4. Het bevorderen van de oceaangeletterdheid in Vlaanderen en van de visibiliteit van het marien onderzoek bij het grote publiek.
SD 5. Het op maat aanreiken van wetenschappelijke data, informatie, kennis en inzichten aan de Vlaamse mariene onderzoeksgemeenschap, de blauwe economie en aan beleidsverantwoordelijken op het vlak van mariene aangelegenheden.
§2. Met het oog op de hierboven vermelde SD’s zal de Instelling de volgende OD’s realiseren:
OD 1. Het ondersteunen van netwerken van mariene wetenschappers en andere betrokkenen ten bate van excellent onderzoek door onderzoekers aan Vlaamse universiteiten en instellingen, door een geïntegreerde benadering (waarvan een afgestemd gamma aan activiteiten door de diverse geledingen van de Instelling deel uitmaken), met name:
(1) het detecteren van collectieve noden en wensen binnen die gemeenschap;
(2) het opvolgen van de voor de mariene onderzoeksgemeenschap relevante ontwikkelingen;
(3) het behartigen van de interesses van de mariene onderzoeksgemeenschap;
(4) het organiseren van bijeenkomsten en van wetenschappelijke prijzen;
(5) het organiseren van xxxxxx onderzoek in samenspraak met geïnteresseerde partners (zie OD 2.);
(6) het beheren van grote mariene onderzoeksinfrastructuur (inclusief het verzorgen van de Vlaamse bijdrage tot de mariene component van ESFRI- infrastructuren) (zie OD 3. en OD 10.);
(7) het verder uitbouwen van het mariene data- en informatiebeheer als een infrastructuur die zowel het wetenschappelijk onderzoek als andere kennisverwerving en -deling ondersteunt (zie OD 4.);
(8) het aanreiken van marien-wetenschappelijke kennis op maat van specifieke gebruikers zoals de productie van het Compendium voor Kust en Zee, (zie OD 6. en OD 7.);
(9) mariene wetenschapscommunicatie (zie OD 7.);
en dit telkens op de meest gepaste geografische schaal en waar nuttig in samenwerking met andere organisaties (Vlaanderen, België, EU, Europa, globaal of binnen specifieke bilaterale of multilaterale kaders, zie OD 8.).
OD 2. Het VLIZ detecteert uitdagingen en opportuniteiten voor het marien onderzoek in Vlaanderen, inclusief in samenwerking met het bedrijfsleven. Afdeling Onderzoek van het VLIZ ontwikkelt onderzoeksagenda’s en streeft naar uitvoering (incl. prospectie, projecten, samenwerkingsverbanden, financiering) van de geïdentificeerde prioriteiten. Het VLIZ houdt daarbij rekening met de voor eigen onderzoeksgemeenschap meest relevante delen van de door de Vlaamse overheid reeds mee onderschreven (internationale, nationale of regionale) strategieën, agenda’s en beleidsdoelstellingen (waaronder Vlaamse steun aan specifieke actielijnen van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie en het gezamenlijk programmeringsinitiatief voor onderzoek "Gezonde en productieve zeeën en oceanen” (JPI Oceans)). Onderzoeksinitiatieven worden door de
Wetenschappelijke Commissie – al dan niet via door haar geïnstalleerde thematische expertengroepen – geëvalueerd en geadviseerd.
De volgende randvoorwaarden zullen daarbij in acht genomen worden:
• De Instelling zal zelf geen onderzoeksonderwerpen opnemen waarvoor in het Compendium voor Kust en Zee geïdentificeerde Vlaamse mariene onderzoeksgroepen (MOGs) een actieve belangstelling tot onderzoek hebben geuit in hun contacten met de Instelling hieromtrent; de Instelling zal haar mogelijke initiatieven vooraf via haar Wetenschappelijke Commissie kenbaar maken (vermijden van concurrentie met bestaande MOGs);
• De Instelling zal bij voorkeur inzetten op collaboratief onderzoek waarbij de eigen inbreng de interacties tussen de disciplines bevordert (versterken van interdisciplinariteit);
• De Instelling zal ook inzetten op onderzoek dat de onderzoeksinfrastructuur (waaronder de databanken) valoriseert;
• De Instelling zal bij het uitvoeren van onderzoek nagaan of en hoe de nieuw opgebouwde expertise het best kan worden ingebed in het Vlaamse mariene onderzoekslandschap (of economisch gevaloriseerd), en daarbij ook de versterking van MOGs buiten de Instelling in acht nemen (versterken van het Vlaamse onderzoekslandschap);
• In gevallen waarbij de Wetenschappelijke Commissie risico’s detecteert waarop het onderzoeksvoorstel van de Instelling geen gepast antwoord heeft, zal zij dit ter bespreking aan de Raad van Bestuur voorleggen (risicomanagement).
OD 3. De afdeling Onderzoeksinfrastructuur van het VLIZ reikt technologieën en expertise aan – ook binnen Europese infrastructuurnetwerken – die toelaten onderzoek op het hoogste internationaal niveau te voeren. De afdeling stelt onderzoeksapparatuur en –infrastructuur – inclusief de RV Xxxxx Xxxxxx, de ROV Genesis, het Marien Station Oostende, observatoria en een nationale collectie staalname- en meetapparatuur – ter beschikking. Ze draagt bij tot de nationale en internationale planning en tot het uitbouwen, beheren en efficiënt inzetten van deze infrastructuur. De afdeling biedt technische en operationele expertise aan voor het gebruik van alle infrastructuur en initieert door infrastructuur gedreven onderzoeksprojecten.
OD 4. Het VLIZ-datacentrum ontwikkelt innovatieve datasyste- men, -producten, -technologieën en -infrastructuren ter versterking van de excellentie van de mariene wetenschappen in Vlaanderen en om toe te laten de groeiende hoeveelheid mariene data in diverse vormen te valoriseren. Binnen internationale netwerken werkt het datacentrum mee aan de uitbouw van data-infrastructuren ter bevordering van de doorstroming van mariene gegevens van en naar wetenschappers, industrie en beleidsmakers. Het datacentrum verzamelt data (o.a. via multidisciplinaire meet- en staalnamecampagnes met inzet van innovatieve technieken, de inzet van biosensoren in permanente meetnetwerken), ontwikkelt innovatieve dataverwerking, data-analyse- en -miningtechnieken en een performante infrastructuur voor multidisciplinaire ‘big data’-berekeningen. Vlaamse onderzoeksgroepen worden betrokken in de verwezenlijking en de inzet van de infrastructuur, mede door projecten te initiëren, data science-workshops te
organiseren en data-publicaties te helpen genereren. Het datacentrum integreert zich actief in internationale datanetwerken en -projecten.
OD 5. De VLIZ-bibliotheek beheert de meest uitgebreide collectie mariene literatuur in Vlaanderen en is hiervoor het centrale aanspreekpunt. Het informatiebeheer vanuit de VLIZ-bibliotheek zorgt voor de verhoogde toegang tot de diverse collecties fysieke documenten, en draagt bij tot de valorisatie, de zichtbaarheid en het gebruik van de Vlaamse marien-wetenschappelijke output. De bibliotheek bouwt de collectie verder uit, en zet in op het vrij online beschikbaar maken van wetenschappelijke informatie via het Open Xxxxxx Xxxxxxx. De bibliotheek bundelt mariene informatie in bruikbare en doorzoekbare informatieproducten voor het grote publiek, het onderwijsveld, de onderzoeksgemeenschap, de blauwe economie en het beleid.
OD 6. De afdeling Beleidsinformatie van het VLIZ ontwikkelt beleidsrelevante producten en diensten ten behoeve van een wetenschappelijk onderbouwd beleid voor Kust en Zee. Ze richt zich daarbij naar de mariene onderzoeksgemeenschap, de beleidsverantwoordelijken en de industrie.
De afdeling staat in voor de productie van het Compendium voor Kust en Zee, en het op maat ontwikkelen en inzetten van beleidsrelevante producten en diensten op basis van een analyse van wetenschappelijke data, informatie, actuele kennis en inzichten waaronder ook het uitbouwen van een kustportaal en daaraan gekoppelde indicatoren voor het kustgebied ressorteren (‘kustbarometer’).
De afdeling krijgt het mandaat van het Departement om de Vlaamse mariene onderzoeksgemeenschap te vertegenwoordigen in formele overlegfora m.b.t. Blauwe Economie, waarbij de lijst van overlegfora jaarlijks geactualiseerd wordt in het Strategisch Plan ‘Beleidsavies Blauwe Economie’. Hierbij voert de afdeling een actieve screening uit van beleidsvragen over de beleidsdomeinen heen inzake de Blauwe Economie en koppelt deze aan een gecoördineerde en geïntegreerde respons vanuit de mariene onderzoeksgemeenschap (knowledge broker). Het VLIZ biedt op die manier een innovatief model voor transversale afstemming die noodzakelijk is voor een efficiënte doorstroming van mariene wetenschappelijke kennis ten behoeve van economische ontwikkelingen op zee.
De afdeling initieert, bevordert, en treedt ondersteunend op bij de uitvoering van multidisciplinair onderzoek dat rechtstreeks aansluit bij de geïdentificeerde kennishiaten ten behoeve van het marien beleid, in nauwe samenwerking met de kennispartners in de Vlaamse mariene onderzoeksgemeenschap.
OD 7. De afdeling Communicatie van het VLIZ wil het belang van de zeeën en oceaan op basis van gedegen onderzoek bij brede lagen van de bevolking kenbaar maken. Deze centrale doelstelling wordt nagestreefd door kwaliteitsvolle zee-gebonden informatie te delen met zeer verscheiden doelgroepen (jong en oud, professioneel en breed publiek, lokaal en internationaal, onderwijsveld en onderzoeksgemeenschap) en in diverse bestaande en innovatieve formaten. De afdeling streeft naar innovatie in het
communiceren over en het interageren rond de zee en het marien onderzoek (‘Ocean Literacy’) en voert externe communicatie ten behoeve van het VLIZ en het VLIZ-netwerk, d.i. het beheren van een informatieloket ten behoeve van het onderwijsveld en het bredere publiek (incl. wetenschapspopularisering via tentoonstellingen, publieksdagen, publicaties, publieke presentaties, websites, studiedagen, workshops en symposia) en het helpen faciliteren van een netwerk van mariene wetenschappers en andere betrokkenen, door het organiseren van bijeenkomsten, vergaderingen en wetenschappelijke prijzen, het uitgeven van publicaties en het promoten van de Vlaamse expertise ter zake in binnen- en buitenland. De Instelling schakelt zich mee in in het wetenschapscommunicatiebeleid van de Regering (zie Art. 10 §2).
OD 8. Het VLIZ kan mandaten opnemen om de Vlaamse mariene onderzoekswereld in de internationale marien-wetenschappelijke sfeer te vertegenwoordigen.
OD 9. Het VLIZ krijgt van het Departement de mandaten om in de formele overlegfora rond beleidsdossiers inzake Blauwe Economie:
• de Vlaamse marine onderzoekswereld te vertegenwoordigen; en/of
• het Departement als adviseur bij te staan.
OD 10. Het VLIZ ondersteunt en huisvest internationale organisaties voor de Vlaamse overheid. Het gaat om (1) het UNESCO-IOC Project Office for IODE te Oostende, (2) het secretariaat van de European Marine Board te Oostende,
(3) het secretariaat van het Europees Xxxxxx Xxxxxxxxxx- en Datanetwerk (EMODnet) te Oostende en (4) het secretariaat van het Joint Programming Initiative on Healthy and Productive Seas and Oceans (JPI Oceans) te Brussel. De volgende randvoorwaarden zullen daarbij in acht genomen worden:
• ten tijde van de opmaak van de VLIZ begrotingsfiches voor het volgende begrotingsjaar maakt VLIZ voor de instellingen waarvoor het ook personeel ter beschikking stelt (IODE Project Office, European Marine Board, EMODnet, JPI Oceans) beknopte werkplannen op en legt deze voor aan het Departement. Deze beknopte werkplannen geven ook aan of er wijzigingen verwacht worden in de samenwerking en principiële taken van het door VLIZ ter beschikking gestelde personeel als basis voor de beoordeling van eventueel wijzigende werkingssubsidies;
• Specifiek voor het IODE Project Office wordt in oktober-november van elk jaar door VLIZ en het Project Office overlegd over de samenwerking voor IOC-trainings en workshops die in het komende werkjaar zullen ondersteund worden. Bij die gelegenheid wordt door VLIZ nagegaan welke opportuniteiten deze IOC-activiteiten ook kunnen betekenen voor de Vlaamse mariene onderzoeksgemeenschap.
OD 11. Het VLIZ (co)organiseert de Vlaamse bijdrage tot mariene onderzoeksinfrastructuren van de ESFRI-lijst, zoals LifeWatch (e-Science and Technology European Research Infrastructure Consortium for Biodiversity and Ecosystem Research), ICOS (the Integrated Carbon Observation System) en EMBRC (European Marine Biological Resource Centre) volgens de specifieke modaliteiten die geval per geval worden ontwikkeld.
In functie van eventuele bijkomende opdrachten of mandaten die de Vlaamse overheid aan het VLIZ wenst toe te kennen (bij het afsluiten van het convenant of later) kan het Departement voorstellen maken voor bijkomende operationele doelstellingen die door Raad van Bestuur van de Instelling kunnen worden bekrachtigd.
Art. 7. Kritieke Prestatie-Indicatoren
Voor de jaarlijkse voortgangscontrole van de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 6, worden de volgende KPI’s gedefinieerd en gebruikt:
KPI 1 – Jaarlijks aantal a1-publicaties met een VLIZ-medewerker als auteur: 7 (KPI voor 2017 en 2018), 9 (als gemiddelde 2017-2019, KPI voor 2019), 12 (gemiddelde
2018-2020, KPI voor 2020) en 15 (gemiddelde 2019-2021, KPI voor 2021).
KPI 2 – De organisatie van een jaarlijks ‘marine science meets maritime industry’- event.
KPI 3 – Minimum 180 vaardagen voor wetenschappelijk onderzoek, monitoring en educatie per jaar. Dit is de som van de uitgevoerde vaardagen met de RV Xxxxx Xxxxxx, de RIB Zeekat en andere schepen uitgerust met apparatuur van de Instelling. Indien kan aangetoond worden dat door omstandigheden waarop de Instelling geen invloed had, een significant deel van de met VLOOT afgesproken planning van inzet van de RV Xxxxx Xxxxxx (gebaseerd op het jaarlijks vastgestelde beschikbaarheidsschema) niet is gehaald, vervalt deze indicator.
KPI 4 – Jaarlijks minstens vier campagnes waarop de ROV Genesis wordt ingezet.
KPI 5 – Minimum 120 kalenderdagen per jaar waarbij externen het Marien Station Oostende gebruiken voor wetenschappelijke of educatieve activiteiten.
KPI 6 – Het aantal datasets dat jaarlijks ter beschikking wordt gesteld van Vlaamse mariene onderzoekers en dat wordt gepubliceerd in ‘Open Access’ en waarvan de acquisitie gebeurde d.m.v. de RV Xxxxx Xxxxxx, de Vlaamse ESFRI- onderzoeksinfrastructuren of waarvan de aanlevering gebeurde in het kader van internationale netwerken of projecten waarbij het VLIZ betrokken is, bedraagt minstens 30 per jaar.
KPI 7 – Het aantal georganiseerde data-analyse en -training workshops bedraagt minimaal 3 per jaar.
KPI 8 – De jaarlijkse aangroei van het aantal nieuwe referenties in het Open Xxxxxx Xxxxxxx bedraagt min. 2500 eenheden per jaar (opgedeeld naar aantal artikels, thesissen, boeken en rapporten, conference proceedings (incl. abstracts) en andere).
KPI 9 – De responstijd van literatuuraanvragen in de bibliotheek is dusdanig dat 90% van de documentleveringen gebeurt binnen één werkdag na aanvraag.
KPI 10 – Deelname aan minstens tien overlegmomenten in formele overlegfora (conform jaarlijks geactualiseerd werkplan of strategisch plan) en drie beleidsadviezen
m.b.t. onderzoek ten behoeve van de Blauwe Economie, geleverd binnen twintig werkdagen na hun aanvraag en dit in het kader van een jaarlijks geactualiseerd Strategisch Plan ‘Beleidsadvies Blauwe Economie’.
KPI 11 – Jaarlijkse actualisering van de inventaris van het mariene onderzoekslandschap in Vlaanderen (Compendium voor Kust en Zee).
KPI 12 – Het aantal georganiseerde evenementen en communicatieproducten gemaakt i.s.m. wetenschappers waarbij xxxxxxx informatie wordt overgedragen naar onderzoekers, het grote publiek en/of educatoren bedraagt minimaal 8 evenementen/producten per jaar.
Art. 8. Personeelsbeleid
§1. De Instelling verbindt zich ertoe om een coherent HRM-beleid te voeren voor aanwerving, loopbaan- en competentieontwikkeling, opleidings- en beloningsbeleid en arbeidsvoorwaarden.
§2. De Instelling verbindt zich ertoe een diversiteitsbeleid te expliciteren en te voeren, ondertekent een non-discriminatieclausule en streeft naar maximale toegankelijkheid van zowel infrastructuur als publieke informatie.
§3. Ongeacht het rechtspositionele statuut van de onderzoeker of de personeelsleden zal bij de rekrutering van onderzoekers of personeelsleden of bij het nemen van beslissingen over onderzoekers niet gediscrimineerd worden.
§4. De Instelling onderschrijft de bepalingen van het Europees Handvest voor onderzoekers en van de Gedragscode voor de rekrutering van onderzoekers van 11 maart 2005.
Art. 9. Good governance
§1. De Instelling respecteert op elk moment de volgende principes van good governance:
1. de bestuursorganen van de Instelling beschikken over de nodige autonomie, competenties en objectiviteit om hun verantwoordelijkheden voor de strategische sturing en controle van het uitvoerend management te kunnen uitvoeren;
2. de bestuursorganen van de Instelling zijn samengesteld met de nodige aandacht voor diversiteit en complementariteit;
3. de bestuursorganen van de Instelling kwijten zich op een doeltreffende en efficiënte manier van hun taken en leveren zodoende een waardevolle bijdrage aan de realisatie van de doelstellingen van de Instelling;
4. de Instelling beschikt over een professioneel en geresponsabiliseerd uitvoerend management dat belast is met de operationele leiding;
5. de Instelling geeft haar leden van de raad van bestuur een billijke, transparante en verantwoorde vergoeding;
6. de Instelling waarborgt een passende openbaarmaking van de principes van deugdelijk bestuur.
§2. Xxxxxxxx één jaar na de inwerkingtreding van dit Convenant wordt het bestaande goodgovernancecharter geactualiseerd. Het goodgovernancecharter houdt rekening met alle geldende decretale en statutaire verplichtingen die de Instelling al heeft
vervuld of waaraan ze is onderworpen. De Instelling maakt het goodgovernancecharter onder meer op haar website bekend.
Art. 10. Aanvullende opdrachten
§1. De Vlaamse overheid kan de Instelling belasten met bijzondere opdrachten. Die moeten passen in het maatschappelijk doel van de Instelling dat erkend is door het W&I-decreet. Bijkomende bijzondere opdrachten worden tussen partijen geregeld via een addendum bij dit Convenant.
§2. De Instelling participeert in het Vlaamse wetenschapscommunicatiebeleid en schaart zich achter de principes van het marketing- en communicatieplan ter zake.
§3. De Instelling neemt deel aan de Vlaamse vertegenwoordiging binnen de Belgische delegatie op de Uitvoerende Raad en de Algemene Vergadering van IOC, treedt het op als Nationaal Oceanografisch Data- en Informatiecentrum (NODC) binnen IOC’s IODE, participeert het aan de stuurgroep van het Vlaams UNESCO Trustfonds ter ondersteuning van wetenschappelijke activiteiten van het UNESCO Science Programme (FUST), vertegenwoordigt het FWO-Vlaanderen in de European Marine Board, staat het in voor de bouw en het operationeel houden van de centrale portal van EMODNet.
§4. De Instelling werkt samen met het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) en de betrokken departementen van de Vlaamse overheid bij de realisatie van een nieuwe huisvesting op basis van de principenota die door de Vlaamse Regering op 15 juli 2016 werd goedgekeurd.
§5. Plichten met betrekking tot Open Data – De Instelling verbindt zich ertoe bij te dragen tot de open data doelstelling van de Vlaamse overheid en zal in overleg met de betrokken werkgroep van EWI kwaliteitsvolle onderzoeksinformatie aanbieden aan het FRIS-onderzoeksportaal. Hierbij zal de Instelling informatie aanleveren over (1) de samenstelling, structuur en onderzoeksthema’s van de Instelling (2) de onderzoekers en hun affiliatie met de Instelling (3) het publiek gefinancierd onderzoek sinds 2008
(4) de onderzoeksresultaten sinds 2008. In overleg met het departement worden de nodige afspraken gemaakt om de aangeleverde informatie zo actueel, kwalitatief en volledig mogelijk aan te bieden. De Instelling verbindt er zich toe om minstens vier maal per jaar de informatie aan FRIS te actualiseren.
HOOFDSTUK III. ENGAGEMENTEN VAN DE VLAAMSE OVERHEID
Art. 11. Financiële engagementen
§1. De Vlaamse overheid gaat het engagement aan om binnen de mogelijkheden van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde begroting in de financiering van de Instelling te voorzien binnen de bepalingen van dit Convenant.
§2 De jaarlijkse toelage van de Vlaamse overheid wordt aangewend voor het realiseren van de hierboven bepaalde doelstellingen en taken. Het VLIZ kan de ‘werkingssubsidie’ aanwenden voor personeels-, werkings- en uitrustingskosten die
hiermee verband houden. Het VLIZ kan de ‘investeringssubsidie’ aanwenden voor de aanschaf van duurzame goederen die onderdeel uitmaken van de onderzoeksinfrastructuur.
§3. Onder voorbehoud van de definitieve goedkeuring door het Vlaams Parlement wordt in de Vlaamse uitgavenbegroting jaarlijks een subsidie ingeschreven die gelijk is aan het basisbedrag van 5.108.000 euro (vijf miljoen honderdenachtduizend euro), waarvan 910.000 investeringssubsidie (negenhonderdentienduizend euro), voor de plichten vermeld in dit Convenant.
Dat bedrag wordt jaarlijks, en voor het eerst bij de start van het volgende begrotingsjaar, vermeerderd met de gezondheidsindex, zoals opgenomen in de omzendbrief betreffende de begrotingsinstructies bij de begrotingsopmaak en controle van het desbetreffende jaar. De referentiedatum voor de indexaanpassing is 1 januari 2017.
§4. De financiële engagementen van de Regering moeten passen in de beperkingen van de meerjarenbegroting en in de begroting die het Vlaams Parlement jaarlijks goedkeurt.
§5. De Instelling verbindt zich tot een bijkomende financiering uit externe bronnen voor een bedrag van minstens het equivalent van 10% van de subsidie, vermeld in artikel 11§3, over de periode 2017-2021.
Art. 12. Algemene bepalingen over de toekenning van financiële middelen
§1. De Instelling dient elk jaar uiterlijk op 30 april een aanvraag in bij het Departement om haar subsidie voor het volgende begrotingsjaar te bepalen; deze begroting en de er aan gekoppelde nieuwe elementen van de VLIZ jaarplanning worden met het Departement besproken. Bij die aanvraag voegt de Instelling de begroting van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, minimaal opgesplitst in de rubrieken personeel, werking en uitrusting. De Instelling past binnen een maand na de notificatie door het Departement haar begroting aan als het bedrag van de subsidie wordt aangepast door de Regering of door een decreet.
§2. De subsidie wordt als volgt uitbetaald.
90% van de jaarlijkse subsidie wordt in drie schijven uitbetaald. De eerste schijf wordt uitbetaald binnen dertig kalenderdagen na de ontvangst door het Departement van het ondertekende subsidiebesluit. De laatste betaalschijf van het lopende werkjaar wordt betaald na 15 november en zal minstens 10% bedragen.
Het jaarlijkse saldo van 10% wordt uitbetaald binnen zestig kalenderdagen na de ontvangst en goedkeuring door het Departement van het te leveren bewijs over de correcte besteding van de jaarlijkse subsidie en over de realisatie van de vooropgestelde performantie op basis van de KPI’s, zoals bepaald in het volgende schema.
Als de vooropgestelde resultaten zijn behaald voor: | dan wordt het volgende percentage van het maximale saldo uitbetaald: |
minstens 11 van de 12 vooropgestelde KPI’s | 100% |
10 van de 12 vooropgestelde KPI’s | 70% |
6 van de vooropgestelde KPI’s | 40% |
minder dan 6 van de vooropgestelde KPI’s | 0% |
De betalingsschijven worden uitbetaald op het IBAN-nummer XX00 0000 0000 0000 (BIC-code: GEBA BEBB), van het VLIZ vzw, Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxxx van de Instelling, met de vermelding: Subsidie Vlaamse overheid, jaartal, trimester X of saldo.
§3. De Instelling mag maximaal 5% per jaar van de subsidie die in een bepaald jaar toegekend is, overdragen als reserve naar een volgend werkingsjaar. De totale gecumuleerde reserve op basis van de toelagen mag maximaal 10 % van de jaarlijkse subsidie bedragen. De Instelling zal bij de overdracht rekening houden met de geldende begrotingstechnische regels.
De reserves die ten laste van jaarlijkse subsidies aangewend worden, kunnen alleen aangewend worden voor doelstellingen die verwant zijn met de doelstellingen waarvoor de initiële subsidie werd toegekend.
§4. In geval van onrechtmatig gebruik van de subsidie door de Instelling heeft de Vlaamse overheid het recht om conform de wetgeving het geheel of een gedeelte van de al uitgekeerde bedragen terug te vorderen.
§5. Bij ontbinding of niet-verlenging van het Convenant worden alle reserves op basis van de jaarlijkse toelagen teruggevorderd.
§6 Indien de werkingssubsidies in een bepaald begrotings-, kalenderjaar wezenlijk (i.e. 10% of meer) wordt verminderd t.o.v. het subsidiëringsbedrag vermeld in dit Convenant, als gevolg van budgettaire besparingen: zie art. 11, dan kan, in overleg tussen de Instelling, het Departement en de bevoegde Minister afgeweken worden van bovenvermelde sanctionering inzake de niet-naleving van KPIs.
Art. 13. Principe van eenmalige bevraging
De Vlaamse overheid gaat het engagement aan om voor haar interne en externe rapporteringsbehoeften maximaal gebruik te maken van de informatie die aan haar beschikbaar is gesteld. Ze onderschrijft daarmee het principe van de eenmalige bevraging en wil zo de administratieve lasten helpen verlagen.
HOOFDSTUK IV. OPVOLGING, RAPPORTERING EN EVALUATIE
Art. 14. Opvolging en toezicht
§1. Naar aanleiding van de jaarlijkse rapportering verricht het Departement een controle:
1. het voert een gestructureerde inhoudelijke en financiële controle uit;
2. het organiseert een overleg tussen vertegenwoordigers van de Instelling en van de Vlaamse overheid om de beoordeling en de behaalde resultaten te bespreken, rekening houdend met de bespreking in de Raad van Bestuur en de algemene vergadering van het ontwerpjaarverslag.
Art. 15. Rapporteringen over resultaten en planning
§1 De Instelling zal binnen de 4 maanden na ondertekening van dit Convenant het Strategisch Plan 2017-2021, opgesteld n.a.v. de zelfevaluatie over de voorgaande overeenkomst, aanpassen aan de bepalingen van dit Convenant en mededelen aan het Departement.
§2. De Instelling stelt elk jaar een gedetailleerd jaarverslag op over de activiteiten van het afgelopen jaar en legt dat uiterlijk op 1 juni van het daaropvolgende jaar ter goedkeuring voor aan het Departement. De goedkeuring door de Minister en het Departement gebeurt de facto in de raad van bestuur van het VLIZ waarin deze vertegenwoordigd zijn. Het door de RvB goedgekeurde verslag en de door de bedrijfsrevisor gecontroleerde jaarrekening en financiële verslag worden door de Instelling bij het Departement ingediend voor de toepassing van Art. 12. In 2021 wordt het jaarverslag over 2020 uiterlijk op 30 april 2021 goedgekeurd om te kunnen worden gebruikt in de evaluatie (zie Art. 16).
§3. Het jaarverslag bevat minstens:
1. een overzicht van de realisatie van de engagementen in het Convenant;
2. een overzicht van de stand van zaken van de Strategische Doelstellingen;
3. de resultaten en de progressie van de belangrijkste verwezenlijkingen, inclusief de KPI’s, weergegeven in een vergelijkbare tijdreeks;
4. de goedgekeurde balans en resultatenrekening;
5. een toetsing van de stand van zaken van het strategisch plan (inclusief een financieel plan);
6. de eventuele bijsturing van het strategisch plan (inclusief een financieel plan).
§4. Met het oog op de Evaluatie stelt de Instelling de gegevens van het jaarverslag gedurende een voldoende lange periode ter beschikking in één rapport, met inbegrip van het jaarverslag van het refertejaar zijnde het laatste jaar van het vorige convenant, indien van toepassing. Daarvoor bouwt ze het jaarverslag progressief op met een tijdreeks, waarbij de evolutie van de belangrijkste data over de jaren heen wordt weergegeven in één rapport.
§5. De Instelling dient jaarlijks uiterlijk op 1 juni bij de Minister en het Departement een indicatieve versie in van de begroting met betrekking tot de aanwending van de subsidie voor het daaropvolgende jaar. Ze dient jaarlijks binnen een maand na de
goedkeuring door het bevoegde bestuursorgaan van de Instelling de finale begroting met betrekking tot de aanwending van de subsidie in bij de Minister en het Departement.
Samen met de finale begroting dient de Instelling ook een inhoudelijk werkplan in waarin de Operationele Doelstellingen voor het komende werkjaar worden toegelicht en begroot. De begroting en het werkplan worden goedgekeurd door het Departement of Minister.
§6. Het rapport, vermeld in dit artikel, wordt opgesteld in het Nederlands.
De Instelling zorgt daarnaast, met het oog op de Evaluatie, voor een vertaling naar het Engels van minimaal de managementsamenvattingen van het strategisch plan en de jaarverslagen.
§7. Alle rapporteringen, vermeld in dit artikel, worden zowel elektronisch als op papier (één exemplaar) aangeleverd.
§8. De Instelling verleent op het eerste verzoek inzage in alle relevante documenten die worden opgevraagd door de Minister, het Departement of de Inspectie van Financiën.
Art. 16. Evaluatie
§1. De algemene werking van de Instelling wordt voor het einde van het Convenant geëvalueerd aan de hand van de SD’s, OD’s en KPI’s die in het Convenant vooropgesteld zijn, en eventueel op basis van andere vooropgestelde doelstellingen waarover gerapporteerd is.
§2. De Evaluatie zal in principe rekening houden met:
- het Strategisch Plan;
- het behalen van de SD’s en OD’s en de KPI’s;
- de jaarverslagen die de Instelling tijdens de duur van het Convenant heeft bezorgd;
- het zelfevaluatierapport dat de Instelling heeft opgesteld;
- de (resultaten van de) vorige evaluatie;
- het oordeel van een internationaal panel van experten dat daarvoor onder andere een bezoek ter plaatse brengt;
- een benchmarking met andere vergelijkbare Instellingen;
- een analyse van de impact van de Instelling op het Vlaamse maatschappelijke en economische weefsel.
§3. Nadere bepalingen over de inhoud van de Evaluatie en de reikwijdte zullen uiterlijk in het voorlaatste jaar (2020) van het Convenant worden opgesteld door het Departement en toegelicht aan de Instelling. Deze bepalingen strekken er niet toe dat er een beperking is in de beoordeelde periode of in het aantal KPI’s gedefinieerd in het convenant.
§4. De kosten van de Evaluatie worden door het Departement gedragen.
§5. De Evaluatie wordt door het Departement georganiseerd in de eerste helft van 2021 en moet afgerond zijn op 30 juni 2021.
§6. Het Departement zal voor de Evaluatie de gepaste evaluatieorganen aanstellen die over de expertise beschikken om de activiteiten, de resultaten en het potentieel van de Instelling vakkundig te beoordelen. Daarbij zullen de algemene en specifieke procedures gevolgd worden die het Departement uitgewerkt heeft. Meer informatie over de evaluatieprocedures is opgenomen in het evaluatiekader van het Departement.
§7. De Zelfevaluatie bestaat uit zowel een ex-post- als een ex-antegedeelte en wordt door de Instelling opgesteld op basis van een sjabloon vragenlijst die het Departement aanreikt. Het ex-antegedeelte van de Zelfevaluatie behelst het opstellen van een ontwerp van beleidsplan of strategisch plan voor de periode die volgt op de looptijd van dit Convenant. Dat ontwerp van beleidsplan of strategisch plan zal mee beoordeeld worden in het kader van de evaluatie van de Instelling. De volledige Zelfevaluatie wordt beschouwd als een werkdocument dat input levert voor de Evaluatie. Na de Evaluatie kan de Zelfevaluatie, voornamelijk het ex-antegedeelte, verder evolueren tot een definitief beleidsplan of strategisch plan.
Art. 17. Nieuw convenant
§1. Uiterlijk zes maanden voor het einde van dit Convenant worden de onderhandelingen over een nieuw convenant opgestart, waarbij de resultaten van de evaluatie als vertrekbasis worden genomen uiteraard enkel in de veronderstelling dat de Vlaamse Overheid de intentie heeft om de subsidiëring verder te zetten. Als er bij het verstrijken van dit Convenant geen nieuw convenant in werking is getreden, wordt het bestaande Convenant van rechtswege éénmalig voor één jaar worden verlengd, onverminderd de bepalingen van art.11 §3.
§2. Als de onderhandelingen na dat jaar van eventuele verlenging nog altijd niet hebben geresulteerd in een nieuw convenant, dan aanvaarden de contracterende partijen dat de Minister ertoe gemachtigd is om voorlopige regels vast te stellen die zullen gelden als convenant, tot tussen de partijen een akkoord is bereikt over een nieuw convenant.
HOOFDSTUK V. SLOTBEPALINGEN
Art. 18. Betwistingen en arbitrage
§1. In geval van een geschil zal tussen de ondertekenende partijen een bijeenkomst worden belegd om het geschil in der minne te regelen. Eventuele wijzigingen, aanvullingen of verduidelijkingen worden als addendum bij dit Convenant gevoegd.
§2. Alle geschillen die met betrekking tot dit Convenant ontstaan, zullen definitief worden beslecht volgens het Arbitragereglement van CEPANI, door één arbiter die conform het reglement wordt benoemd. De zetel van de procedure is Brussel. De taal van de arbitrage is het Nederlands. Het Belgische recht is van toepassing.
Art. 19. Wijzigingen
Elke contracterende partij kan om een aanpassing van dit Convenant verzoeken. Een aanpassing is pas geldig als ze het voorwerp uitmaakt van een addendum dat ondertekend is door alle partijen. Bij tegenstrijdigheden tussen het Convenant en het addendum primeert het eerste.
Art. 20. Nietigheden
De nietigheid van een clausule van dit Convenant brengt niet de nietigheid van het hele Convenant mee. In voorkomend geval zullen de contracterende partijen ervoor zorgen dat de nietige clausule vervangen wordt door een geldige clausule, die binnen de wettelijke perken hetzelfde effect heeft als de clausule die nietig is verklaard.
Art. 21. Overmachtsbeginsel
Geen van de contracterende partijen is aansprakelijk wegens vertraging of tekortkoming in de uitvoering van de verbintenissen van dit Convenant als die vertraging of tekortkoming door overmacht is ontstaan. Overmacht verwijst naar alle gebeurtenissen die onafhankelijk zijn van de wil van de partijen.
Art. 22. Vrijwaringsbeding
De Vlaamse overheid kan in geen geval aansprakelijk gesteld worden voor de schade aan personen of goederen die rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van de activiteiten van de Instelling bij de uitvoering van dit Convenant. De Instelling vrijwaart de Vlaamse overheid van elke vordering tot schadevergoeding door derden in dit verband.
Art. 23. Uitdrukkelijk ontbindend beding
Elke contracterende partij is gerechtigd het Convenant van rechtswege zonder verdere ingebrekestelling en met onmiddellijke ingang ontbonden te verklaren als de andere partij een inbreuk begaat op de contractuele verplichtingen van dit Convenant en die inbreuk niet ongedaan maakt binnen dertig dagen na de ontvangst van een schriftelijke aanmaning van de andere contracterende partij.
Art. 24. Statutenwijziging van de Instelling
Elke wijziging van de statuten van de Instelling moet onmiddellijk schriftelijk meegedeeld worden aan het Departement.
Art. 25. Briefwisseling
Elke briefwisseling en rapportering over dit Convenant wordt gericht aan:
Voor de Vlaamse overheid | Voor de Instelling |
Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Xxxxx Xxxxxxxx Secretaris-generaal Koning Xxxxxx XX –laan 35, bus 10 X-0000 Xxxxxxx | VLIZ Xxx Xxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 0 X-0000 Xxxxxxxx |
Art. 26. Opheffing
Bij de inwerkingtreding van dit Convenant wordt het vorige convenant voor de periode 2012-2016, inclusief alle addenda, opgeheven.
Dit Convenant wordt opgemaakt in twee originele exemplaren in Brussel, op ……
Iedere contracterende partij verklaart een getekend exemplaar te hebben ontvangen.
Voor de Instelling,
Xxxx XXXXXXXX Xxxxxxxxxx van de Raad van Bestuur | Xxxxx XXXXXXX Ondervoorzitter van de Raad van Bestuur |
Voor de Vlaamse Regering,
Xxxxxxxx XXXXXXX
De Minister van Economie, Werk, Innovatie en Sport