BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD

GEWONE ZITTING 1999-2000

CONSEIL DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

SESSION ORDINAIRE 1999-2000

3 JULI 2000 3 JUILLET 2000

VOORSTEL VAN AANBEVELINGEN

betreffende de veiligheids- en samenlevingscontracten

PROPOSITION DE RECOMMANDATIONS

relative aux contrats de sécurité et de société

VERSLAG

uitgebracht namens

de Verenigde Commissies voor de Financiën, Begroting, Openbaar ambt,

Externe betrekkingen en Algemene zaken en

voor Binnenlandse zaken, belast met de Lokale besturen en de Agglomeratiebevoegdheden

door de xxxx Xxxxx XXXXXXXXX (F), xxxxxxx Xxxxxxxx XXXXXX (F)

en de xxxx Xxx XXXXXXXXX (N)

RAPPORT

fait au nom des Commissions réunies des Finances, du Budget,

de la Fonction publique, des Relations extérieures et des Affaires générales et des Affaires intérieures,

chargée des Pouvoirs locaux et des Compétences d'agglomération

par X. Xxxxx XXXXXXXXX (F), Mme Xxxxxxxx XXXXXX (F) et X. Xxx XXXXXXXXX (N)

Aan de werkzaamheden van de Commissie hebben deelgenomen :

1. Commissie voor de financiën :

Vaste leden : Xx xxxxx Xxxx-Xxxxxx Xxxxxxxxxxx, Xxxxxxx xx Xxxxxxxx, Xxxxx xx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx xx Xxxxxx, mevr. Xxxxxxxxx Xxxxxxx, mevr. Xxxxx Xx Xxxxx, de heren Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx.

Plaatsvervangers : De xxxx Xxxx Xxxxx, mevr. Xxxxxxxx Xxxxxxxx, mevr. Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx, mevr. Xxxxx xx Xxxxxx, de heren Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxx Xxx Xxxxxx, Xxx Xxxxxxxxx.

2. Commissie voor binnenlandse zaken :

Vaste leden : Xx xxxxx Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxx, mevr. Xxxxx Xxxxxxx Xxxx, xx xxxxx Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx, mevr. Xxxxxxxx Xxxxxx, mevr. Xxxx- Xxxxxx Xxxxxx, de heren Xxxx Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxx.

Plaatsvervangers : De heren Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx.

Andere leden : Mevr. Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, mevr. Xxxxxx Xxxxx, mevr. Xxxx Xxxxxxxxxx, de xxxx Xxxxxxx Xxxx, mevr. Xxxxxxxx Xxxxxxxx, de xxxx Xxxxxx Xxxxxx.

Ont participé aux travaux des commissions :

1 Commission des finances :

Membres effectifs : MM. Xxxx-Xxxxxx Xxxxxxxxxxx, Xxxxxxx xx Xxxxxxxx, Xxxxx xx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx xx Xxxxxx, Mmes Xxxxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xx Xxxxx, MM. Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx.

Membres suppléants : X. Xxxx Xxxxx, Mmes Xxxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx, Xxxxx xx Xxxxxx, MM. Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxx Xxx Xxxxxx, Xxx Xxxxxxxxx.

2. Commission des affaires intérieures :

Membres effectifs : MM. Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxx, Xxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx, MM. Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxx, Mmes Xxxxxxxx Xxxxxx, Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx, MM. Xxxx Xxxxxxxx, Xxx Xxxxxx.

Membres suppléants : MM. Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx.

Autres membres : Mmes Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxxxxxxxx, X. Xxxxxxx Xxxx, Mme Xxxxxxxx Xxxxxxxx, X. Xxxxxx Xxxxxx.

Inhoudstafel Table des matières

I. Uiteenzetting van minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx ..............................................................

II. Debat .................................................................

III. Regeling van de werkzaamheden ......................

IV. Hoorzittingen .....................................................

IV.1.1. Hoorzitting met mevrouw Xx Xxxxxx . IV.1.2. Gedachtewisseling................................

IV.1.3. Hoorzitting met mevrouw Xxxxxx ......

IV.1.4. Gedachtewisseling................................

IV.2.1. Hoorzitting met de heer Xxxxxxxxx ....

IV.2.2. Hoorzitting met xxxxxxx Xxxxx ..........

IV.2.3. Hoorzittingen met mevrouw Xxxxxxxx en mevrouw De Sutter .........................

IV.2.4. Hoorzitting met de heer Oth ................

IV.2.5. Hoorzitting met de heer Xxxxxxxx ......

IV.2.6. Gedachtewisseling over deze vijf hoor- zittingen ................................................

IV.3.1. Hoorzitting met mevrouw Xxxxxx ........

IV.3.2. Gedachtewisseling................................

IV.4.1. Hoorzitting met de heer Rea................

IV.4.2. Hoorzitting met de xxxx Xxxxxx............

IV.4.3. Gedachtewisseling................................

IV.5.1. Hoorzitting met de heer Picqué ...........

IV.5.2. Gedachtewisseling................................

IV.5.3. Hoorzitting met een aantal jongeren....

IV.5.4. Gedachtewisseling................................

V. Voorstel van aanbevelingen .............................

V.1.1. Algemene bespreking...........................

V.1.2. Bespreking en stemming over de con- sideransen en de streepjes....................

V.1.3. Stemming over het geheel ...................

VI. Tekst aangenomen door de verenigde commis- sies .....................................................................

VII.Bijlage ................................................................

105

107

112

114

119

121

125

132

133

138

I. Exposé de M. le Ministre-Président Xxxxxxx Xxxxxxx ..............................................................

II. Débat .................................................................

III. Ordre des travaux ..............................................

IV. Auditions............................................................

IV.1.1. Audition de Mme De Vroede ..............

IV.1.2. Échange de vues...................................

IV.1.3. Audition de Mme Krywin....................

IV.1.4. Échange de vues...................................

IV.2.1. Audition de X. Xxxxxxxxx ..................

IV.2.2. Audition de Mme Aerts .......................

IV.2.3. Audition de Mmes Godfroid et De Sutter ..............................................

IV.2.4. Audition de M. Oth..............................

IV.2.5. Audition de X. Xxxxxxxx ....................

IV.2.6. Échange de vues au sujet de ces cinq auditions ...............................................

IV.3.1. Audition de Mme Poulet......................

IV.3.2. Echange de vues...................................

IV.4.1. Audition de M. Rea .............................

IV.4.2. Audition de X. Xxxxxx .........................

IV.4.3. Echange de vues...................................

IV.5.1. Audition de X. Xxxxxx.........................

IV.5.2. Echange de vues...................................

IV.5.3. Audition d'un groupe de jeunes ...........

IV.5.4. Echange de vues...................................

V. Proposition de recommandations .....................

V.1.1. Discussion générale..............................

V.1.2. Discussion et vote des considérants et des tirets ...............................................

V.1.3. Vote sur l'ensemble ..............................

VI. Texte adopté par les commissions réunies........

VII.Annexe ...............................................................

105

107

112

114

119

121

125

132

133

138

I. Uiteenzetting van minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx

1. Ontstaan van het project

De veiligheids- en preventiecontracten zijn in 1992 ont- staan na de rellen in Vorst en in Sint-Gillis. Ze zijn een ini- tiatief van de federale, gewestelijke en gemeentelijke over- heden en dienen om op lokaal vlak een geïntegreerd beleid te voeren om criminaliteit te voorkomen. In een eerste fase werden 27 steden en gemeenten geselecteerd voor proef- projecten. Sedertdien zijn er nog twee Brusselse gemeen- ten, Etterbeek en Koekelberg, geselecteerd.

In de praktijk ziet de procedure er als volgt uit : elk van de 29 steden en gemeenten begint met een veiligheidscon- tract, dat zij aan de subsidiërende overheden (federale Staat en Gewesten) voorlegt, die belast zijn met de verdeling van de budgetten die elk jaar voor het programma worden toe- gekend. De onderhandelingen worden afgesloten met de ondertekening van een overeenkomst tussen de lokale overheden en de subsidiërende overheden.

Het staat elke gemeente weliswaar vrij om haar eigen projecten op te starten, maar die moeten wel passen in het algemene stramien van de veiligheids- en preventiecon- tracten, die rond twee krachtlijnen zijn opgebouwd :

– het politionele gedeelte, dat alle maatregelen voor de strijd tegen delinquentie omvat;

– het preventieve gedeelte, ofwel de maatregelen om cri- minaliteit te voorkomen.

Het politionele gedeelte voorziet hoofdzakelijk in een grotere aanwezigheid van de ordehandhavers te velde. Dit is een sleutelelement voor een efficiënt veiligheidsbeleid, maar doet ook het veiligheidsgevoel toenemen. Daartoe is de aanwerving van politiemannen de topprioriteit van de contracten, aangezien de steden en gemeenten over te wei- nig politiepersoneel beschikken. Er worden tegelijk subsi- dies toegekend voor de aanwerving van burgers, die de politieagenten van administratief werk ontlasten.

Het preventieve gedeelte is meer toegespitst op de bege- leiding van bepaalde risicogroepen (drugverslaafden, leer- lingen die afhaken op school, …) en van sociaal kwetsbare groepen (zoals de bejaarden). Het is de bedoeling om met de preventiemaatregelen bepaalde categorieën van burgers en bepaalde wijken die in grote mate aan delinquentie blootgesteld zijn, te bereiken. De contracten dienen ook de verwaarloosde zones, die daardoor van alle preventiemaat- regelen uitgesloten zijn, weg te werken en er het sociale aanbod te doen dat aangepast is aan de vragen en de behoeften van de jongeren. Tegelijk wordt er veel aandacht besteed aan slachtofferhulp. Zo hebben de meeste steden en gemeenten die een veiligheidscontract hebben gesloten, een bureau voor slachtofferhulp kunnen openen voor de

I. Exposé du Ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx

1. Genèse du projet

Les contrats de sécurité et de prévention sont nés en 1992, xx xxxxxxxxx xxx xxxxxxxxx xx Xxxxxx xx xx Xxxxx- Xxxxxx. Initiés par les autorités fédérales, régionales et com- munales, ils ont pour objectif d'assurer une prévention inté- grée de la criminalité au niveau local. Dans un premier temps, 27 villes et communes ont été sélectionnées pour le lancement des projets pilotes ; depuis, deux communes bruxelloises, Etterbeek et Koekelberg, ont rejoint les entités bénéficiaires.

En pratique, la procédure s'articule comme suit : cha- cune des 29 villes et communes initie un projet de contrat de sécurité, qu'elle présente aux autorités subsidiantes (Etat fédéral et Régions), chargées de répartir les budgets alloués, chaque année, au programme. Les négociations se concluent par la signature d'une convention contractuelle entre les autorités locales et les pouvoirs de subsidiation.

Si chaque commune est libre d'initier ses propres pro- jets, ceux-ci doivent toutefois s'inscrire dans le canevas général des contrats de sécurité et de prévention, articulés autour de deux axes :

– le volet policier, qui intègre l'ensemble des mesures de lutte contre la délinquance;

– le volet préventif, soit les dispositifs de prévention de la criminalité.

Le volet policier prévoit essentiellement une présence plus visible des forces de l'ordre sur le terrain, élément clé de la sécurisation effective mais aussi du renforcement du sentiment de sécurité. Pour ce faire, les villes et communes ne disposant pas d'un cadre de police complet, l'engage- ment de policiers constitue la priorité première des contrats. Dans le même temps, des subsides sont octroyés à l'engagement de civils, qui permettent de libérer les poli- ciers de contraintes administratives.

Le volet préventif s'attache quant à lui plus particuliè- rement aux problématiques de guidance de certains groupes à risques (toxicomanes, décrochés scolaires,…) et de groupes socialement vulnérables (telles les personnes âgées). L'objectif est de couvrir, par les dispositifs de pré- vention, certaines catégories de citoyens et certains quar- tiers particulièrement exposés à la délinquance. Les contrats ont aussi pour ambition d'éradiquer les zones litté- ralement en friche, exclues de fait de tous les dispositifs de prévention, en y ramenant une offre sociale adaptée aux demandes et besoins des jeunes. Dans le même temps, l'ac- cueil des victimes fait l'objet d'une attention soutenue. Ainsi, la plupart des villes et communes bénéficiant d'un contrat de sécurité ont pu ouvrir un bureau d'aide aux vic-

opvang van burgers die rechtstreeks of indirect het slacht- offer geworden zijn van delinquentie of geweld.

In 1996 is er een nieuw gedeelte aan de veiligheidscon- tracten toegevoegd : de stadsvernieuwing. In veertien proefgemeenten is de stadsvernieuwing voortaan geïnte- greerd in het programma van hun veiligheidscontract, dat tot veiligheids- en samenlevingscontract is herdoopt. Dit nieuwe initiatief is opgebouwd rond vijf krachtlijnen : de strijd tegen de armoede, de verbetering van het stedelijk leefmilieu en de levensomstandigheden in de wijken, meer politie in de straat, een geïntegreerde sociale ontwikkeling, de oprichting van justitie(bij)huizen. Elke proefgemeente moet vervolgens haar prioriteiten op deze vijf werkterrei- nen bepalen.

Voor het begrotingsjaar 2000 heeft de federale Staat 2,296 miljard frank uitgetrokken voor de veiligheidscon- tracten. Dit bedrag wordt vermeerderd met 221 miljoen van het Waalse Gewest en 277 miljoen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit bedrag is nauwelijks veranderd ten opzichte van het begrotingsjaar 1999 : het jaar 2000 wordt als een overgangsjaar beschouwd en de gemeenten werd daarom gevraagd binnen hun begroting te blijven. Ze hebben echter wel nieuwe projecten kunnen opstarten. Zodra de evaluatie van de contracten rond is, zullen het bedrag, de verdeling en de bestemming van de begrotingen voor het jaar 2001 herzien kunnen worden. Deze evaluatie wordt voor het ogenblik uitgevoerd.

Om dit korte overzicht van de huidige situatie af te slui- ten, kan worden vermeld dat 46 steden en gemeenten een preventiecontract hebben gesloten om, zoals uit de naam blijkt, gemeentelijke initiatieven inzake preventie te finan- cieren. Voor dit jaar bedraagt de federale begroting voor deze contracten meer dan 200 miljoen frank.

2. Balans van de veiligheids- en samenlevingscontrac- ten

De eerste balans die men kan opmaken, bevat natuurlijk zowel positieve als negatieve elementen. We beginnen met de drie grote positieve elementen :

− Meer politie in de straat

Dankzij het politionele gedeelte van de contracten kon- den politieagenten aangeworven worden en kon bijgevolg de personeelsbezetting, die tot dan zeer ontoereikend was, opgetrokken worden.

Er konden eveneens burgers aangeworven worden. Daardoor konden de politieagenten van administratieve taken ontlast worden en konden er meer agenten in uniform te velde worden ingezet. Voorts konden er hulpagenten aangeworven worden, die bijvoorbeeld in de parken of in de omgeving van de scholen patrouilleren.

times, chargé de recevoir les citoyens victimes directement ou indirectement d'actes de délinquance ou de violence.

En 1996, un nouveau volet s'est ajouté aux contrats de sécurité : le renouveau urbain. Quatorze communes pilotes l'intègrent désormais dans le programme de leur contrat de sécurité, rebaptisé contrat de sécurité et de société. Cette initiative nouvelle s'articule autour de cinq lignes de force: la lutte contre la pauvreté, l'amélioration de l'environne- ment urbain et des conditions de vie dans les quartiers, une présence policière accrue, un développement social intégré, la création d'antennes de justice. A chacun, ensuite, de déterminer ses priorités dans ces cinq domaines d'action.

Pour l'exercice 2000, les contrats de sécurité reçoivent 2,296 milliards de l'Etat fédéral, complétés par 221 mil- lions de la Xxxxxx xxxxxxxx xx 000 xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx. Cette enveloppe n'a guère évolué par rapport à l'exercice 99 : l'année 2000 étant considérée comme une année de transition, les communes ont en effet été invitées à ne pas sortir de leur cadre budgétaire, dans lequel elles ont toutefois pu initier de nouveaux projets. Pour 2001, une fois l'évaluation des contrats terminée, le montant, la répartition et l'affectation des budgets pourront être revues. Cette évaluation est en cours.

Pour clôturer ce bref aperçu de la situation actuelle, on peut ajouter que 00 xxxxxx xx xxxxxxxx xxxxxxxxxxx x'xx contrat de prévention qui, comme son nom l'indique, finance des initiatives communales en matière de préven- tion. Pour cette année, le budget fédéral pour ces contrats s'élève à plus de 200 millions.

2. Bilan des contrats de sécurité et de société

Le premier bilan que l'on peut dresser présente bien sûr du positif et du négatif. Tout d'abord les trois grands élé- ments positifs :

− Présence policière accrue

Le volet policier des contrats a permis le recrutement d'agents de police et donc l'augmentation du taux de rem- plissage des cadres particulièrement déficitaires jus- qu'alors.

Des civils ont également pu être engagés. Leur intégra- tion dans les corps de police a permis de libérer les poli- ciers de tâches administratives et, partant, d'intensifier la présence d'agents en uniforme sur le terrain. Des auxiliaires à la sécurité ont par ailleurs pu être recrutés, qui sont, par exemple, affectés à la surveillance des parcs ou des abords des écoles.

Door de veiligheidscontracten konden de politiekorpsen over begrotingen beschikken om hun agenten opleidingen te laten volgen.

Ten slotte voorzien de veiligheids- en samenlevings- contracten eveneens in subsidies voor de renovatie van de politiebureaus.

− Ondersteuning van ket preventiewerk

De strijd tegen het afhaken op school heeft zijn concreet beslag gekregen in de aanwerving van schoolbemiddelaars, die als link fungeren tussen de jongere, zijn gezin, de school en de ordehandhavers. Idealiter hebben zij een "con- tactpersoon" in het politiebureau (doorgaans een politie- agent van de brigade jeugd en gezin).

Slachtofferhulp is geconcretiseerd in de oprichting van bureaus voor slachtofferhulp in de politiekorpsen. De per- soneelsleden van deze bureaus zijn speciaal opgeleid voor de eerstelijnsopvang van slachtoffers. Ze moeten dus voor- namelijk naar de slachtoffers luisteren en hen begeleiden. Ze worden eveneens belast met de opleiding van de poli- tieagenten in het opvangen van slachtoffers.

De begeleiding van drugverslaafden resulteerde in ver- schillende projecten om de personen die wegens hun ver- slaving kwetsbaar zijn, behoorlijk te begeleiden.

Het werk te velde is eveneens een prioriteit in het pre- ventieve gedeelte van de contracten. Daardoor kunnen de gemeenten in grote mate preventief te werk gaan door sociale en/of sportactiviteiten te organiseren, sportinfra- structuur aan te leggen en aldus de straat weer van de men- sen te maken. Deze initiatieven maken het ook mogelijk om op te treden tegen het afhaken op school.

− Werk maken van de "verwaarloosde" gebieden

Dankzij de veiligheidscontracten konden in de eerste plaats de straathoekwerkers opnieuw actief zijn in wijken waarvoor er geen veiligheids- of preventiemaatregelen waren genomen. Hun aanwezigheid herstelt geleidelijk het sociale weefsel.

Laten we nu de vier negatieve elementen bekijken :

− De criminaliteitscijfers dalen niet

Uit de analyse van de criminaliteitsstatistieken kan men de tendensen afleiden die in de verschillende steden en gemeenten zijn opgetekend. Deze bron van inlichtingen moet echter om verschillende redenen niet als een won- dermiddel worden beschouwd. Zo zijn de criminaliteitscij- fers pas volledig sinds 1996. Voordien waren ze het resul-

Les contrats de sécurité ont également dégagé des bud- gets permettant aux corps de police d'offrir des cycles de formation à leurs agents.

Enfin, les contrats de sécurité et de société prévoient également des subsides à la rénovation de commissariats.

− Soutien au travail de prévention

La lutte contre le décrochage scolaire s'est concrétisée par l'engagement de médiateurs scolaires. Ces derniers ser- vent véritablement de lien entre le jeune, sa famille, l'éta- blissement scolaire et les forces de l'ordre. Idéalement, ils ont un "référent" au commissariat (généralement un poli- cier de la brigade famille/jeunesse).

L'assistance aux victimes s'est traduite par la création, au sein des corps de police, de bureaux d'aide aux victimes. Le personnel de ces derniers est spécialement formé à l'ac- cueil en première ligne des victimes ; il assure donc essen- tiellement un travail d'écoute et d'orientation. Il se charge également de la formation des policiers à l'accueil des vic- times.

L'accompagnement des toxicomanes a permis de déve- lopper divers projets visant à offrir un encadrement décent aux personnes fragilisées par la dépendance.

Le travail de rue a, lui aussi, été jugé prioritaire dans le volet préventif des contrats. Il permet aux communes de mener un important travail de prévention en prenant pour cadre la rue, que l'on tente de se réapproprier par le biais d'activités socio-sportives et l'aménagement d'infrastruc- tures sportives. Ces initiatives permettent également de lut- ter contre le décrochage scolaire.

− Occupation des zones "en fricke"

Grâce aux contrats de sécurité, des quartiers jusque là entièrement délaissés par les dispositifs sécuritaires ou pré- ventifs ont pu être réinvestis, en premier lieu par les tra- vailleurs de rue. Leur présence permet la recomposition progressive du maillage social.

Voici à présent les quatre éléments que l'on peut quali- fier de négatifs :

− Les indices de criminalité ne diminuent pas

L'analyse des statistiques de criminalité permet de cer- ner les tendances enregistrées dans les différentes villes et communes. Cette source de renseignements ne doit toute- fois pas être considérée comme la panacée, pour plusieurs raisons. Ainsi, les chiffres de criminalité ne sont complets que depuis 1996 : auparavant, ils étaient le fruit d'une com-

taat van een gedeeltelijke compilatie van de gegevens. Een aantal categorieën van misdrijven zijn bovendien erg beïn- vloedbaar door de graad van pro-activiteit van het betrok- ken politiekorps. Men kan dus, op het ogenblik van de xxx- xxxx, beter blijven stilstaan bij de feiten die niet van de pro- activiteit afhankelijk zijn, zoals diefstallen met of zonder geweld, diefstallen van en in wagens, inbraken, slagen en verwondingen,… Deze verschillende criminele profielen tonen geen enkele dalende tendens sinds de invoering van de veiligheidscontracten. Niemand is echter bij machte te zeggen hoe deze statistieken er zouden uitzien zonder vei- ligheidscontracten, waarvan het belangrijkste doel er juist in bestaat de criminaliteit te doen dalen.

− Steriele concurrentie tussen de versckillende actoren van de preventie

Toen de veiligheidscontracten werden opgestart, is de toevoeging van de preventiediensten duidelijk slecht ont- haald door een aantal actoren van het verenigingsleven. Sindsdien zijn de verhoudingen echter verbeterd, de taboes zijn achterhaald en er komen steeds meer contacten tot stand. Er blijven echter gebreken op het vlak van ieders complementariteit. Nog al te vaak wordt eenzelfde wijk bestreken door verenigingen die niet bij het contract betrokken zijn en door verschillende diensten die in het voornoemde contract zijn opgenomen terwijl die structu- ren soortgelijk werk verrichten dat op dezelfde groepen is toegespitst.

− Gebrek aan dynamisme van een aantal contracten

Ieder jaar dienen de steden en gemeenten een ontwerp van contract in voor het volgende werkingsjaar ter attentie van de subsidiërende overheden. We stellen helaas vast dat de overgrote meerderheid van de projecten systematisch verlengd wordt zonder dat hun formulering of hun defini- tie worden aangepast. We moeten dus waakzaam zijn voor het gevaar van immobilisme in de aangelegenheden die ons bezighouden. De stadscriminaliteit evolueert immers. Op een jaar tijd is er een enorme variatie in de soorten delin- quentie en de geliefkoosde plekken van de overtreders. De overheid moet dus garant staan voor de evolutie van de contracten. Het gaat uiteraard niet om een vernieuwing van de manschappen ; wel moeten aan de actoren van de pre- ventie specifieke opdrachten worden toevertrouwd, die perfect overeenstemmen met de nieuwe realiteit inzake buurtcriminaliteit.

− Versnippering van de acties

De veiligheids- en samenlevingscontracten hebben het mogelijk gemaakt om projecten te ontwikkelen voor een betere opvang van de slachtoffers, een betere begeleiding van jongeren in moeilijkheden en voor bijstand aan burgers die verslaafd zijn aan drugs. We moeten echter vaststellen

pilation partielle des données. Certaines catégories de délits sont en outre particulièrement influençables par le degré de proactivité du corps de police concerné. Mieux vaut donc s'attarder, à l'heure de l'analyse, sur les faits indé- pendants de la proactivité, tels les vols avec ou sans vio- lence, les vols de et dans voitures, les cambriolages, les coups et blessures,… Or, ces différents profils criminels ne présentent aucune tendance à la baisse depuis l'introduc- tion des contrats de sécurité. Toutefois, personne n'est en mesure de dire ce que seraient ces statistiques en l'absence des contrats de sécurité, dont l'objectif premier est pré- cisément de réduire la criminalité.

− Concurrence stérile entre les divers acteurs de préven- tion

A l'époque du lancement des contrats de sécurité, l'ad- jonction de services de prévention a minifestement été cruellement ressentie par certains acteurs du réseau asso- ciatif. Certes, depuis, les relations se sont améliorées, les tabous sont tombés et les contacts ne cessent d'ailleurs de se développer. Il reste toutefois des déficiences quant à la complémentarité de chacun. Trop souvent encore, un même quartier est couvert par diverses associations indé- pendantes du contrat et par plusieurs services intégrés dans ledit contrat, alors que ces structures effectuent un travail similaire ciblé sur les mêmes groupes.

− Manque de dynamisme de certains contrats

Chaque année, les villes et communes déposent, à l'at- tention des pouvoirs subsidiants, un projet de contrat pour l'exercice suivant. Le Gouvernement constate hélas que l'immense majorité des projets sont systématiquement reconduits sans que leur formulation ou leur définition évo- lue. Il convient donc d'être vigilant quant au danger de l'im- mobilisme dans les matières qui nous préoccupent. C'est que la criminalité urbaine est évolutive. En l'espace de douze mois, les formes de délinquance et les lieux privilé- giés par les auteurs d'actes délictueux varient énormément. Il convient donc que les autorités puissent garantir le caractère évolutif des contrats. Il ne s'agit évidemment pas de renouveler les effectifs mais bien de confier aux acteurs de prévention des missions spécifiques, en parfaite adé- quation avec les réalités nouvelles en matière de crimina- lité de proximité.

− Dispersion des actions

Les contrats de sécurité et de société ont permis de déve- lopper des projets visant à mieux accueillir les victimes, encadrer certains jeunes en difficulté, aider les citoyens ayant sombré dans la toxicomanie. Néanmoins, force est de constater que certaines villes ou communes ont intégré

dat een aantal steden en gemeenten in hun contracten een aantal projecten hebben opgenomen waarvan de doelstel- lingen niet overeenstemmen met de verwachtingen van de contracten, zoals de preventie van en de strijd tegen de vor- men van buurtcriminaliteit. De minister-voorzitter vindt bijgevolg dat de subsidiëring van vrijetijdsactiviteiten geen prioriteit is in de contracten. Er moet dus worden terugge- grepen naar de principes en de doelstellingen zoals die in 1992 zijn bepaald.

3. Perspectieven

De afgelopen jaren zijn er een aantal projecten, die waren ontwikkeld in het kader van de veiligheids- en de samenlevingscontracten, afgeweken van de doelstellingen die in 1992 waren bepaald, namelijk ten eerste de veilig- heid van de burgers, de gemeenten en de steden waarbor- gen, ten tweede kwaliteit van het leven herstellen en ten derde beantwoorden aan de plaatselijke behoeften inzake veiligheid en bescherming van de burgers.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx vindt het dus abso- luut noodzakelijk om de contracten opnieuw af te stemmen op deze drie prioriteiten voor de burgers, die trouwens aan het veiligheidsbeleid van de regeringen beantwoorden.

De eerste stap in deze heroriëntering moet bestaan uit een algemene evaluatie van deze contracten. Deze evalu- atie zal, zoals trouwens het hele veiligheids- en preventie- beleid dat wij wensen te voeren, gebeuren in overleg met alle medeondertekenaars van de veiligheids- en de samen- levings- en preventiecontracten, zowel op het federale niveau (minister van Binnenlandse Zaken, minister van Justitie, minister van Tewerkstelling en Arbeid en de minister van Sociale Zaken) als op het gewestelijke niveau (Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Waals Gewest).

Opdat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de gemeenten de nieuwe beleidslijnen kan meedelen voor de toekomstige veiligheids-, samenlevings- en preventiecon- tracten, heeft ze zichzelf een strikte timing opgelegd voor de evaluatie.

Samengevat ziet die er als volgt uit:

1°) inventaris van de functies van elk contract en analyse van de evaluatiemethode;

2°) bepaling van de impact van de verschillende politie- en preventieprojecten in de contracten zowel in het licht van de criminaliteitscijfers als van de door onze diensten opgestelde kwalitatieve evaluatieverslagen (algemene politie van het Rijk, Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid en gewestelijke diensten).

Op dat punt zal de Brusselse Hoofdstedelijke Regering haar evaluatoren te velde sturen. Dat zal de gelegen-

dans leur contrat nombre de projets dont les objectifs ne rencontrent pas les ambitions des contrats, comme la pré- vention et la lutte contre les formes de criminalité de proxi- mité. Le minstre-président pense ainsi que la subsidiation d'activités de loisirs ne fait pas partie des priorités d'actions des contrats. Il faut donc en revenir aux principes et objec- tifs des contrats tels que définis en 1992.

3. Perspectives

Ces dernières années, certains projets, développés dans le cadre des contrats de sécurité et de société et des contrats de prévention, se sont éloignés des objectifs qui avaient été fixés dès 1992, et qui étaient, primo, de garantir la séurité des citoyens, des villes et des communes, secundo, de réta- blir la qualité de la vie et tertio, de répondre aux besoins locaux en matière de sécurité et de protection des citoyens.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx estime donc impératif de recentrer ces contrats sur ces trois priorités citoyennes qui répondent d'ailleurs à la politique des Gouvernements en matière de sécurité.

Cette réorientation doit commencer par une évaluation générale de ces contrats. Cette évaluation, comme d'ailleurs l'ensemble de la politique que le Gouvernement entend mener en matière de sécurité et de prévention, se déroulera en concertation avec l'ensemble des co-signataires des contrats de sécurité et de société et de prévention, tant au niveau fédéral (le Ministre de l'Intérieur, le Ministre de la Justice, le Xxxxxxxx xx x'Xxxxxx xx xx Xxxxxxx xx xx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx) xx'xx niveau régional (Région de Bruxelles-Capitale et Région wallonne).

Afin de pouvoir présenter aux communes les nouvelles orientations pour les futurs contrats de sécurité et de société et les contrats de prévention, le gouvernement bruxellois s'est imposé un timing strict d'évaluation.

En résumé, celui-ci se structure comme suit :

1°) inventaire des fonctions de chaque contrat et analyse de la méthode d'évaluation ;

2°) détermination de l'impact des différents projets poli- ciers et de prévention contenus dans les contrats tant à la lumière des chiffres de la criminalité que des rap- ports qualitatifs d'évaluation rédigés par nos adminis- trations (Police générale du Royaume, Secrétariat per- manent à la politique de prévention et administrations régionales).

Sur ce point, le gouvernement bruxellois lancera ses évaluateurs sur le terrain. Ce sera l'occasion d'effectuer

heid zijn om deze evaluatie in alle transparantie en in nauwe samenwerking met de gemeentelijke partners uit te voeren.

3°) presentatie van deze analyse en van de verbeteringen die, indien mogelijk, voor de zomervakantie en uiter- lijk begin september moeten worden aangebracht.

Deze evaluatie dient uiteraard om de contracten te ver- beteren. Het is de bedoeling om de resultaten ervan te ver- beteren.

Deze evaluatie moet, zoals reeds gezegd, leiden tot een verbetering van de contracten : het is de bedoeling de resul- taten te verbeteren. Concreet betekent dit dat zowel de effi- ciëntie als de transparantie van de contracten moeten ver- beteren. In dat verband spreekt het vanzelf dat er rekening zal worden gehouden met de doelstellingen van het Federaal Veiligheidsplan, waaraan thans de laatste hand wordt gelegd. De contracten moeten, vandaag meer dan gisteren, de daling van de criminaliteit beogen en in het bij- zonder :

1°) de daling van het aantal geweldmisdrijven; 2°) de strijd tegen jeugddelinquentie;

3°) de strijd tegen hooliganisme;

4°) de beperking van onlusten in verband met drughandel.

Om de personen of de groepen die in het bijzonder wor- den getroffen door de nieuwe vormen van geweld, meer veiligheid te garanderen heeft het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid in dat kader platforms opgericht, die denkwerk moeten verrichten en acties moeten voorstellen om fenomenen, die de kop opsteken en zich zullen ont- wikkelen als men niet ingrijpt te bestrijden: car-jacking, hold-ups in kleine handelszaken of nog geweld en agressie tegen de dienstdoende artsen en apothekers. De deelnemers aan deze platformen zullen zodoende de bevoorrechte gesprekspartners zijn bij de evaluatie en de aanpassing van de veiligheids-, samenlevings- en preventiecontracten.

De minister-voorzitter benadrukt dat men dus bijgevolg duidelijk moet zijn : deze evaluatie zal, in tegenstelling tot de vorige, gevolgen hebben. De contracten zullen aange- past worden!

De positieve resultaten, de projecten die goede resulta- ten opleveren, zullen voortgezet en zelfs verder onder- steund en uitgebreid worden. Er zal worden nagegaan welke projecten verbeterd moeten worden en er zullen con- crete voorstellen geformuleerd worden. Ten slotte zullen de nutteloze projecten of die welke niet beantwoorden aan de doelstellingen van de contracten volledig herwerkt of afgeschaft worden.

Ter gelegenheid van deze evaluatie zal eveneens een volledige inventaris worden opgemaakt van de verschil-

cette évaluation en toute transparence et en coopéra- tion étroite avec les partenaires communaux.

3°) présentation de cette analyse et des correctifs à appor- ter, si possible, avant les vacances d'été, au plus tard début septembre.

La finalité de cette évaluation est bien entendu l'amé- lioration des contrats. L'objectif est de les rendre plus per- formants.

Cette évaluation, comme on l'a dit, doit aboutir à une amélioration des contrats : le but consiste à les rendre plus performants. Concrètement, cela exige qu'aussi bien l'effi- cacité que la transparence des contrats puissent être accrues. A cet égard, il va de soi qu'il sera tenu compte des objectifs du Plan Fédéral de sécurité, qui est en train d'être finalisé. L'essence des contrats doit être, aujourd'hui plus que hier, la diminution de la criminalité et en particulier :

1°) la diminuation du nombre des délits de violence ; 2°) la lutte contre la délinquance juvénile ;

3°) la lutte contre le hooliganisme ;

4°) la limitation des troubles liés à l'approvisionnement et au trafic de drogues.

Ainsi, dans ce cadre, afin de garantir plus de sécurité aux personnes ou aux groupes de personnes particulière- ment affectées par les nouvelles formes de violence, le Secrétariat permanent à la Politique de Prévention a mis en place des plates-formes chargées de réfléchir et de propo- ser des actions visant à répondre à des phénomènes qui ten- dent à se développer et se développeront si l'on n'intervient pas : le car-jacking, les hold-up à l'encontre des petits com- merces, ou encore les violences et les agressions à l'en- contre des médecins et des pharmaciens de garde. Les par- ticipants à ces plates-formes seront ainsi des interlocuteurs privilégiés dans le cadre de l'évaluation et de la réorienta- tion des contrats de sécurité et de société et des contrats de prévention.

Et le ministre-président de souligner qu'il faut donc bien être clair : cette évaluation, à la différence des précédentes, sera suivie d'effets. Les contrats seront réorientés!

Les acquis positifs, les projets qui donnent de bons résultats seront poursuivis, voire renforcés et étendus. Les projets pour lesquels des améliorations doivent être appor- tées seront identifiés et des propositions concrètes seront formulées. Enfin, les projets inutiles ou qui ne répondent pas à la finalité des contrats, seront totalement remaniés ou supprimés.

De même, ce sera l'occasion de pratiquer un inventaire complet des différentes fonctions prévues dans les contrats

lende functies waarin de contracten voorzien en zal voor elke functie een ontwerp van circulaire worden opgesteld met het oog op een eenvormige regeling van het statuut overeenkomstig de regelgevende bepalingen. Voor het ogenblik is er een groot verschil tussen de opdrachten die aan de verschillende veldwerkers worden toevertrouwd, wat nadelig is voor de doeltreffendheid van de contracten. Om hun bekwaamheden zo goed mogelijk te benutten, en daar zijn alle veldwerkers vragende partij voor, is het belangrijk dat ze binnen een duidelijk en nauwkeurig omschreven administratief en regelgevend kader kunnen werken.

Om de transparantie te bevorderen, zou dit evaluatiebe- leid, zoals hoger gezegd, gezamenlijk moeten worden uit- gevoerd. Bijgevolg is het de bedoeling om een nauwe samenwerking te bevorderen tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en de ministers van Binnenlandse Zaken van de Gewesten, die betrokken zijn bij de veilig- heids- en samenlevingscontracten.

Zo ook zullen wij onder elkaar betere afspraken moeten maken over de door ons gefinancierde thema's. Concreet betekent dat er meer coherentie tot stand moet worden gebracht. Zo is het bijvoorbeeld abnormaal dat bepaalde projecten, zoals slachtofferhulp, in bepaalde gemeenten door het ministerie van Binnenlandse Zaken en in andere gemeenten door het Gewest betaald worden. Verschillende federale departementen hebben weliswaar mettertijd bijge- dragen tot de cofinanciering, maar de Gewesten zijn even- eens bij dit beleid betrokken. Er zijn grotere middelen uit- getrokken, maar de coherentie heeft er vaak onder geleden. Het is tijd om, met eerbiediging van de wederzijdse bevoegdheden, een gecoördineerd veiligheids- en preven- tiebeleid te voeren.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx zal trouwens van de gelegenheid gebruik maken om het Vlaamse Gewest voor te stellen om opnieuw te investeren in de samenle- vings-, veiligheids- en preventiecontracten. Hij is er immers van overtuigd, en zijn collega's van het Waalse Gewest zullen hem niet tegenspreken, dat een gezamenlijk en complementair veiligheids- en preventiebeleid alleen maar goede resultaten kan opleveren.

Ten slotte zal deze evaluatie en aanpassing van de vei- ligheids- en samenlevingscontracten volledig passen in het kader van de politiehervorming. In dat verband zal er over eventuele wijzigingen in de evaluatie beslist worden naar gelang van de geboekte resultaten en van de beslissingen die uit deze hervorming voortvloeien. Het hoofdidee is dat de veiligheids-, samenlevings- en preventiecontracten zul- len worden aangepast aan de nieuwe realiteit na de poli- tiehervorming. Deze hervorming zal natuurlijk de structuur van de contracten door elkaar gooien. Het politionele gedeelte zal toevertrouwd worden aan de politiezone en het preventiegedeelte zal in handen van het lokale niveau blij- ven. Er zullen echter bruggen worden geslagen tussen die twee complementaire delen, want preventie en repressie gaan hand in hand.

et de rédiger pour chacune un projet de circulaire, réglant de manière uniforme leur statut conformément aux dispo- sitions réglementaires. Actuellement, la disparité qui existe dans les missions confiées entre ces différents acteurs de terrain est énorme et ne contribue pas, que du contraire, à l'efficacité des contrats. Afin de mieux utiliser leur compé- tence, et tous ces acteurs de terrain sont demandeurs, il est important de leur offrir un cadre administratif et régle- mentaire qui soit à la fois clair et précis.

Pour accroître la transparence, cette politique d'évalua- tion, comme il a été dit plus haut, se fera de manière concertée. Par conséquent, l'intention est de favoriser une collaboration étroite entre le Ministère de l'Intérieur et les Ministres en charge des Affaires intérieures dans les Régions qui participent aux contrats de sécurité et de so- ciété.

De même, il s'agira de veiller à mieux définir l'affecta- tion des différentes thématiques que nous finançons. Concrètement, une meilleure cohérence doit être réalisée. Ainsi, il est anormal que certains projets, par exemple l'as- sistance aux victimes, soient, dans certaines communes, prises en charge par le Ministère de l'Intérieur et dans d'autres par la Région. En effet, si, au fil du temps, diffé- rents départements fédéraux ont contribué au co-finance- ment, les Régions se sont également inscrites dans cette politique. Les moyens sont devenus plus importants mais la cohérence en a souvent pâti. Il est temps de développer, dans le respect des compétences réciproques, une politique coordonnée en matière de sécurité et de prévention.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx saisira d'ailleurs l'occasion pour proposer à la Région flamande de réinves- tir dans les contrats de société et de sécurité et les contrats de prévention. Il se déclare en effet convaincu et, dit-il, ses collègues de la Région wallonne ne le contrediront pas, qu'une politique de sécurité et de prévention concertée et complémentaire ne peut que donner de meilleurs résultats.

Enfin, cette évaluation et cette réorientation des contrats de sécurité et de société s'inscrira pleinement dans le cadre de la réforme des polices. A cet égard, d'éventuelles modi- fications à l'évaluation seront décidées en fonction des pro- grès et des décisions résultant de cette réforme. L'idée maî- tresse est que les contrats de sécurité et de société et les contrats de prévention s'adapteront aux nouvelles réalités résultant de la réforme des polices. Bien entendu, cette réforme bouleversera l'architecture des contrats. Le volet police sera confié à la zone de police et le volet préventif restera au niveau local. On veillera cependant à dresser des ponts entre ces deux volets complémentaires, car la pré- vention et la répression vont de pair.

Conclusies

De veiligheids-, samenlevings- en preventiecontracten moeten absoluut beschouwd worden als middelen ten dien- ste van het welzijn en de veiligheid van de burgers.

De werkgelegenheid blijft natuurlijk een belangrijk gegeven, maar mag niet, naargelang de initiatieven die in het kader van de contracten moeten worden genomen, als een doel op zich worden beschouwd.

Deze contracten moeten efficiënt uitgevoerd worden. Zo niet verliezen ze alle geloofwaardigheid en zullen ze ter discussie gesteld moeten worden.

Als men een tolerante en welvarende samenleving wenst, die voor alle burgers openstaat, dan moet de veilig- heid van een ieder gewaarborgd worden.

De politiehervorming, de evaluatie en de daaruit voort- vloeiende verbetering van de veiligheids-, samenlevings- en preventiecontracten dienen om die doelstellingen te bereiken.

II. Debat over de uiteenzetting van de minister-voorzitter

De xxxx Xxx Xxxxxxxxx vreest dat bepaalde onbetwist- baar positieve elementen bij de evaluatie ietwat afgezwakt zullen worden. Hij neemt er ook nota van dat bepaalde vei- ligheidscontracten gebruikt worden om bepaalde onderbe- mande politiekorpsen herhaaldelijk te steunen. Op zich is daar geen bezwaar tegen, maar dit is eigenlijk niet het doel van de veiligheidscontracten. Waarom dan niet gewoon, waar nodig, meer politieagenten aanwerven?

Vervolgens is hij van oordeel dat de gemeenten te veel vrijheid hebben, met als resultaat dat sommige projecten niet meer correct geëvalueerd kunnen worden.

De xxxx Xxx Xxxxxxxxx vraagt zich af of het stimuleren van bepaalde projecten bij sommigen niet het idee doet ont- staan dat een bepaalde mate van criminaliteit kan worden getolereerd. Een Gewest zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt geconfronteerd met specifieke vormen van criminaliteit. Er moeten dus positieve instructies worden gegeven om tegen die vormen van criminaliteit op te tre- den met een allesomvattend, breed opgezet gewestelijk vei- ligheidsplan.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat de contracten op basis van doelstellingen zullen worden geë- valueerd en dat het zowel een kwantitatieve als kwalita- tieve evaluatie zal zijn.

In verband met de onderbezetting van de politiediensten geeft minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx toe dat de opmerking over de basisfilosofie van de veiligheidscon-

Conclusions

Les contrats de sécurité et de société et les contrats de prévention doivent absolument être conçus comme des outils au service du bien-être et de la sécurité des citoyens.

L'emploi reste évidemment une donnée importante mais il ne peut être considéré, en fonction des initiatives à prendre au sein des contrats, comme un but en soi.

Ces contrats doivent, dans leur exécution, être efficaces. Sinon, ils perdront toute crédibilité et devront être remis en question.

D'ailleurs si l'on veut une société tolérante et ouverte, à l'écoute de l'autre et prospère, il faut que la sécurité de cha- cun soit garantie.

La réforme des polices et l'évaluation, dans le but de les améliorer, des contrats de sécurité et de société et des contrats de prévention, visent toutes les deux à atteindre ces objectifs.

II. Débat au sujet de l'exposé du ministre-président

X. Xxx Xxxxxxxxx craint que, lors de l'évaluation, cer- tains éléments incontestablement positifs soient un peu diminués. Il note aussi que certains contrats de sécurité sont utilisés pour soutenir de manière récurrente certains corps de police aux effectifs insuffisants. Ce n'est pas critiquable en soi, mais on se trouve un peu en marge des contrats de sécurité. Pourquoi ne pas agrandir carrément le cadre de police où c'est nécessaire ?

Il estime ensuite que les communes ont beaucoup trop de liberté, avec le résultat que l'on rencontre des projets qui ne peuvent plus être correctement évalués.

X. Xxx Xxxxxxxxx se demande si la stimulation de cer- tains projets ne mène pas, chez certains, à l'idée qu'une cer- taine criminalité peut être tolérée. Or, une Région comme la Région de Bruxelles-Capitale a des formes spécifiques de criminalité. Il faut donc donner des instructions posi- tives pour réagir et contrer ces types-là de criminalité, dans un grand plan global, régional, de sécurité.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond que l'é- valuation se fera par objectifs, et qu'elle sera à la fois quan- titative et qualitative.

Au sujet du problème des cadres de police, le ministre- président Xxxxxxx Xxxxxxx reconnaît que la remarque est exacte en ce qui concerne la philosophie de base des

tracten gegrond is : de nieuwe agenten hadden voor speci- fieke taken ingezet moeten worden. Voorts stelt hij echter vast dat de personeelsformatie thans voor bijna 85 % inge- vuld is, waarschijnlijk dankzij de veiligheidscontracten.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx komt terug op de procedure waarvan sprake was. Hij vindt dat het overwogen tijd- schema problemen doet rijzen. Hij vindt dat er ook een reeks andere problemen moet worden besproken.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx onderstreept dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering zich niet mag moeien met het debat dat de federale regering bijvoorbeeld over de politiehervorming voert, maar het staat het Brussels Parle- ment natuurlijk vrij om zijn standpunt kenbaar te maken.

Hij herinnert er ook aan dat de (federale) minister van Binnenlandse Zaken zelf het deel van het Federaal Veiligheidsplan over de veiligheidscontracten wenste op te stellen.

Xxxxxxx Xxxxx xx Xxxxx is van oordeel dat het Brussels Parlement de veiligheidscontracten vrij snel zou moeten bespreken om zich een mening te kunnen vormen vóór de begrotingsbesprekingen van begin oktober.

De xxxx Xxxxxx Xxxxxxx wenst verschillende vragen te stellen.

Op grond van welke criteria werden de gemeenten gese- lecteerd en hoeveel heeft het Brussels Gewest gekregen van de 2,3 miljard die door de federale Staat zijn toege- kend? Wat was de invloed van de veiligheids- en samen- levingscontracten op de verdere aanvulling van de perso- neelsbestand van de gemeentelijke politiediensten (zonder in dit verband het acute probleem van het taalexamen te vergeten)? Beschikt men over statistieken over wat men de "verschuivingen van de criminaliteit" tussen de gemeenten noemt, namelijk tussen de gemeenten die over een veilig- heidscontract beschikken en de andere? Welke evaluatie- criteria zal de Regering hanteren? Hoe staat het met de politiezones?

In verband met de criteria antwoordt minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx dat onder meer de criminaliteitsgraad als- mede sociale en sociaal-economische parameters gebruikt zullen worden.

Hij voegt eraan toe dat het politionele gedeelte na de politiehervorming op het niveau van de politiezones zal worden uitgevoerd, terwijl het preventieve gedeelte op het lokale niveau (de gemeenten) zal blijven.

In antwoord op de vragen xxx xx xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx en Xxx Xxxxxxxxx antwoordt minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx dat het Gewest zeer verontrust is over de "nieuwe" vormen van criminaliteit. Die vormen zullen op een speci- fieke manier aangepakt worden, misschien met bepaalde proefprojecten, ook voor gemeenten die thans geen veilig-

contrats de sécurité : les nouveaux agents auraient du être affectés à des tâches spécifiques. Mais, il note par ailleurs que les cadres sont aujourd'hui remplis quasiment à 85 %, très probablement grâce aux contrats de sécurité.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx souhaite revenir sur la procédure évoquée et estime que le calendrier envisagé pose pro- blème. Il trouve que la discussion devrait être élargie à une série d'autres problématiques.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx souligne que le gouvernement bruxellois n'a pas à s'immiscer dans le débat mené au sein du gouvernement fédéral au sujet, par exemple, de la réforme des polices, mais le Parlement bruxellois reste libre bien sûr de manifester son avis.

Il rappelle aussi que le Ministre de l'Intérieur (fédéral) a souhaité rédiger lui-même la partie du Plan Fédéral de sécurité réservée aux contrats de sécurité.

Mme Xxxxx xx Xxxxx est d'avis que le Parlement bruxellois devrait discuter assez vite des contrats de sécu- rité, de manière à se forger une opinion avant les délibéra- tions budgétaires de la rentrée d'octobre.

X. Xxxxxx Xxxxxxx souhaite poser plusieurs questions :

Xxxxx xxx xxx xxx xxxxxxxx xx xxxxx xxx xxxxxxxx xx xxxxxx xxxx xx Xxxxxx bruxelloise a-t-elle reçu dans les 2,3 milliards octroyés par l'État fédéral? Quelle a été l'in- fluence des contrats de sécurité et de société sur le rem- plissage des cadres des polices communales (sans oublier à ce sujet le lancinant problème de l'examen linguistique)? Dispose-t-on de statistiques sur ce que l'on appelle les "transferts de criminalité" entre communes, c.-à-d. entre les communes qui disposent d'un contrat de sécurité et celles qui n'en ont pas? Quels seront les critères d'évaluation que le Gouvernement appliquera? Qu'en est-il des zones de police?

En ce qui concerne les critères, le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond que l'on utilisera notamment le taux de criminalité ainsi que des paramètres sociaux et socio-économiques.

Il ajoute qu'après la réforme des polices, le volet poli- cier sera placé xx xxxxxx xxx xxxxx xx xxxxxx, xxxxxx xxx xx xxxxx xxxxxxxxxx xxxxxxx xx niveau local (les communes).

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx précise, en réponse à MM. Xxxxxx Xxxxxxx et Xxx Xxxxxxxxx, xxx xx Xxxxxx xxx xxxx xxxxxxxxxx xxx xxx "xxxxxxxxx" formes de criminalité. On va s'y attaquer de manière spécifique, peut- être par certains projets-pilotes, y compris pour des com- munes qui n'ont, aujourd'hui, pas de contrat de sécurité,

heidscontract hebben, zonder echter de huidige veiligheids- en samenlevingscontracten ter discussie te stellen.

Wat de kredieten betreft, preciseert hij dat het Gewest 277 miljoen van zijn eigen middelen uitgetrokken heeft. Samen met het deel van de 2,3 miljard dat het Gewest van de federale overheid heeft gekregen, is er een bedrag van ongeveer 950 miljoen over 10 gemeenten verdeeld.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx komt terug op het probleem van de onderbezetting van de politiediensten. Hij vindt dat de ter sprake gebrachte taalkwestie gerelativeerd moet worden. Niet alleen de verplichte kennis van de andere landstaal, maar ook de fysieke proeven, de kennis van de moedertaal, de dienstregelingen, enz. doen proble- men rijzen. Het Gewest zal echter een nieuwe wervings- campagne lanceren, die 5 miljoen zal kosten.

Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx betreurt dat de middelen in zekere mate versnipperd worden. Zij vindt dat de veilig- heidscontracten een integrerend onderdeel van een alge- meen veiligheidsbeleid moeten blijven uitmaken. Daarom vraagt ze zich af hoe het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een allesomvattend veiligheidsbeleid kan voeren en tege- lijk meer evolueren naar een "beleid per wijk".

Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx geeft toe dat er veel goede initiatieven bestaan, maar ze vraagt zich af waarom ze niet beter geïntegreerd zijn en hoe men tot een betere integra- tie zou kunnen komen. Ze stelt ook een samenwerking met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat het preventieve en het repressieve gedeelte geherstructureerd moeten worden ten opzichte van de komende politieher- vorming.

Voorts is de minister-voorzitter er niet tegen gekant om de Gemeenschappen bij de veiligheidscontracten te betrek- ken, maar hij vindt dat enigszins delicaat. De bevoegdhe- den van iedereen moeten gerespecteerd worden.

De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx vindt meer politie op de straat een van de weinige positieve punten van de vei- ligheidscontracten. Hij vraagt zich echter af of dat in de werkelijkheid ook zo is. Hij is daarvan niet overtuigd als hij ziet wat er te velde gebeurt : er zijn gemeenten zonder veiligheidscontract waar er de hele nacht slechts één patrouille beschikbaar is. Hij voegt eraan toe dat bepaalde politieofficieren zichzelf deze vragen stellen.

Dezelfde volksvertegenwoordiger wil ook meer toelich- tingen over de bemiddelaars in de scholen.

Hij is eveneens van oordeel dat de Regering vooral de nadruk legt op preventie. Dat is een weerspiegeling van het

mais sans remettre en cause les contrats de sécurité et de société actuels.

En ce qui concerne les crédits, il précise que la Région a mis 277 millions de sa cassette propre ; si l'on ajoute la part perçue du Fédéral dans les 2,3 milliards, ce sont quelque 950 millions qui ont été répartis en 10 communes.

Revenant xx xxxxxxxx xx xxxxxxxxxxx xxx xxxxxx xx xxxxxx, xx xxxxxxxx-xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx ajoute qu'il faut relativiser l'élément linguistique évoqué. Ce n'est pas seulement l'exigence linguistique qui pose problème : il y aussi les épreuves physiques, les épreuves de connaissance de la langue maternelle, les horaires, etc.… La Région va cependant lancer une nouvelle campagne de publicité pour tenter de recruter des candidats. Cette campagne coûtera 5 millions.

Mme Xxxxxxxx Xxxxxxxx, pour sa part, déplore un certain morcellement ou éparpillement des moyens. Elle estime pour sa part que les contrats de sécurité doivent rester par- tie intégrante d'une politique globale de sécurité : de ce fait, elle se demande comment la Région de Bruxelles Capitale approche la politique de sécurité de manière globale tout en allant de plus en plus vers une politique "de quartier".

Ceci étant, Mme Xxxxxxxx Xxxxxxxx reconnaît qu'il y beaucoup de bonnes initiatives, mais elle se demande pour- quoi elles ne sont pas mieux intégrées et comment on pour- rait parvenir à une meilleure intégration. Elle suggère aussi une collaboration avec la Gemeenschappelijke Gemeen- schapscommissie.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond qu'il fau- dra remembrer le volet préventif et le volet répressif par rapport à la prochaine réforme des polices.

Par ailleurs, le ministre-président n'est pas opposé à introduire le communautaire dans les contrats de sécurité, mais il estime que c'est un peu délicat; il faut bien faire la part des compétences de chacun.

X. Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx trouve qu'un des seuls élé- ments positifs des contrats de sécurité est une présence policière renforcée. Mais il se demande s'il en est bien ainsi dans la réalité. Il n'en est pas convaincu, à voir ce qui se passe sur le terrain : il y a des communes sans contrat de sécurité où il n'y a en tout et pour tout qu'une seule patrouille de disponible pendant la nuit. Et il ajoute que certains cadres de la police eux-mêmes posent et se posent ce genre de questions.

Le même député souhaiterait avoir aussi un peu plus d'explications au sujet des médiateurs scolaires.

Il estime également que le gouvernement met surtout l'accent sur le volet prévention. C'est là un reflet de la poli-

beleid dat de Brusselse regeringen al jaren gevoerd hebben. Er wordt te veel aan preventie gedaan en niet genoeg aan repressie en Xxx met de pet ziet geen enkele verbetering. Dit verschil komt ook tot uiting in de human resources die respectievelijk voor preventie en repressie worden ingezet. Dit verschil is zeer groot. Er wordt ook te veel "Sinter- klaas" gespeeld.

De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx komt tot het besluit dat de criminaliteit in ons Gewest al die tijd, precies wegens dat beleid, niet gedaald is. Hij vraagt bijgevolg aan minis- ter-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx of de Regering eindelijk van koers zal veranderen.

Wat het "Sinterklaas" spelen betreft, antwoordt minis- ter-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx dat de evaluaties, zodra ze afgerond zijn, reële gevolgen zullen hebben zonder dat de financiële middelen worden afgeschaft ; bepaalde finan- ciële middelen zullen echter een nieuwe bestemming moe- ten krijgen.

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx wenst meer toelichtingen over de vastgestelde "tekortkomingen" waarop de minister-voor- zitter in zijn uiteenzetting heeft gewezen.

In verband met de aangekondigde evaluatie is de xxxx Xxxx Xxxxxxxx ten slotte van oordeel dat er een echt weten- schappelijke en strikte evaluatie nodig is, waarbij het hele Gewest, en niet alleen enkele gemeenten, onder de loep wordt genomen.

De heer Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx wenst dat de maatre- gelen met betrekking tot de scholen uitgediept worden.

Voorts vindt hij het noodzakelijk om bepaalde proble- men, die bekend zijn en trouwens aangehaald worden, weg te werken : een zekere verwarring bij de veldwerkers, geen deontologische code voor al die veldwerkers en voor wat men "de toegang tot het beroep" kan noemen. Hij bena- drukt dat de opleiding van de opleiders in die nieuwe "stadsberoepen" zelf zeer uiteenlopend is.

De heer Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx vraagt ook dat er na de invoering van de nieuwe politiezones nauwkeurige richt- lijnen aan de lokale besturen worden gegeven.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat een van de prioriteiten van de hervorming na de evaluatie zal bestaan in het het codificeren van de rol en het statuut van alle veldwerkers. Ook de gemeentelijke overheden zullen hun beleid enigszins moeten herzien.

In verband met de kritiek op de reizen van jongeren van buitenlandse oorsprong naar hun land van herkomst bena- drukt de heer Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx ten slotte dat het hierbij niet om ontspanningsreizen of toerisme gaat. Hij vindt het zeer belangrijk dat die jongeren hun identiteit terugvinden.

tique menée depuis des années par les gouvernements bruxellois : on fait trop de prévention et pas assez de répres- sion et l'homme de la rue ne voit aucune amélioration. Cette différence se voit aussi dans les moyens humains affectés respectivement à la prévention et à la répression, qui sont fort différents. On pratique aussi beaucoup trop la "politique de Saint-Nicolas".

Et X. Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx de conclure en disant que, depuis tout ce temps, à cause de cette optique, il n'y pas eu de baisse de la criminalité dans notre Région. Il demande donc au ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx si le gouvernement va enfin changer de cap.

Au sujet de la "politique de Saint-Nicolas", le ministre- président Xxxxxxx Xxxxxxx répond que, dès que les évalua- tions seront terminées, elles seront réellement suivies d'ef- fets, mais sans que les moyens financiers soient supprimés; certains moyens financiers seront toutefois réaffectés.

X. Xxxx Xxxxxxxx souhaiterait avoir plus de précisions xxx xxx "xxxxxxxxxxx" xxxxxxxxx xx xxxx xx xxxxxxxx-xxxxxxxxx a parlé dans son exposé.

Enfin, quant à l'évaluation qui a été annoncée, X. Xxxx Xxxxxxxx est d'avis qu'une évaluation réellement scienti- fique et rigoureuse est nécessaire, en faisant aussi porter l'analyse xxx xxxxx xx Xxxxxx xx xxx xxxxxxxxx xxx xxxxxxxxx de ses communes.

M. Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx aimerait que l'on approfon- disse les dispositifs liés à l'école.

Par ailleurs, il estime nécessaire de pallier certains dys- fonctionnements, connus et d'ailleurs cités : une certaine confusion parmi les acteurs de terrain, l'absence de tout code de déontologie pour ces acteurs et pour ce que l'on peut appeler "l'accès à la profession". Il souligne que la for- mation des formateurs à ces nouveaux "métiers de la ville" est elle-même très diverse.

M. Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx demande aussi qu'après la mise en place des nouvelles zones de police, des directives précises soient données aux pouvoirs locaux.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond qu'une des priorités de la réforme après l'évaluation sera de codi- fier le rôle et le statut de tous les acteurs de terrain. Mais les autorités communales devront, elles aussi, quelque peu revoir leur politique.

Enfin, au sujet des critiques parfois émises au sujet des voyages de retour (dans leur pays d'origine) pour les jeunes d'origine étrangère, M. Xxxx-Xxxxxxx Xxxxxxxxx tient à sou- ligner que ce n'est pas du "voyage d'agrément" ou du "tou- risme". Il estime qu'il est très important pour ces jeunes de retrouver leur identité.

Het verheugt de xxxx Xxxxx Xxxxx dat de veiligheids- contracten uit het "plan-Verwilghen" zouden worden gehaald. Hij vraagt daar wel een formele bevestiging van.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat minister Xxxxxxxx tijdens de ministerraad waarop dat onderwerp aan bod is gekomen, minister Xxxxxxxxxx zou hebben verzocht om zijn plan te herzien en zich met zijn eigen bevoegdheden bezig te houden. Hij bevestigt dus dat het deel "veiligheidscontracten" door het kabinet van minister Xxxxxxxx herschreven zal worden.

Voorts vindt de xxxx Xxxxx Xxxxx dat "preventie" beter omschreven moet worden. Dit woord kan twee betekenis- sen hebben : ofwel afschrikking, ofwel een alternatief voor de personen die in de verleiding komen om een misdaad te plegen. Als men daadwerkelijk een wetenschappelijke eva- luatie van de veiligheidscontracten wil, moet men op voor- hand afspreken wat men onder preventie verstaat.

Ten slotte wenst de volksvertegenwoordiger dat de Regering verklaart dat de voor "preventie" en "repressie" uitgetrokken bedragen behouden blijven.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat "pre- ventie" een zeer ruim begrip is, maar niet alles omvat. Het is volgens hem ook duidelijk dat het preventieve gedeelte terug aan het Gewest moet worden toegewezen terwijl het gedeelte "repressie/politie" aan de federale overheid toe- komt.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx herinnert in het kort aan de definitie van veiligheidscontracten en aan de respectieve bevoegdheden. Oorspronkelijk wilde men vooral werkge- legenheid in de overheidssector scheppen, maar dat bleek een gewestelijke bevoegdheid te zijn, behalve in bepaalde aangelegenheden die een federale bevoegdheid zijn geble- ven, zoals de politie. De federale ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben het laken snel naar zich toe getrokken. Vandaag is de bevoegdheidsverdeling ongewij- zigd : veiligheid is tegelijk een federale en een plaatselijke aangelegenheid naargelang de verschillende aspecten. De financiering van de gemeenten en van de sociale aangele- genheden in de ruime zin zijn daarentegen gewestelijke bevoegdheden.

Het samenbrengen van de veiligheidscontracten op het gewestelijk niveau is een beslissing die aan de federale overheid toekomt. Het Gewest knoopt er het preventieve gedeelte aan vast, omdat men niet alleen aan preventie kan doen.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx neemt er ook nota van dat er in bepaalde gemeenten niet genoeg lokale middelen kunnen worden bijeengebracht, terwijl dat wel het geval is in andere gemeenten.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx zegt dat het Brusselse regeerakkoord bepaalt dat de veiligheidscontrac-

X. Xxxxx Xxxxx se réjouit d'avoir entendu que les contrats de sécurité seraient retirés du "Plan Verwilghen" mais il en demande une confirmation formelle.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx lui répond que, selon ses informations, lors du Conseil des Ministres (Xxxx) qui a abordé le sujet, le ministre Xxxxxxxx aurait prié le ministre Xxxxxxxxxx de revoir sa copie et de s'oc- cuper de ses propres compétences. Il confirme donc que la partie "contrats de sécurité" sera réécrite par le cabinet du ministre Xxxxxxxx.

X. Xxxxx Xxxxx estime par ailleurs qu'une meilleure définition de la prévention est nécessaire. Il y a deux accep- tions possibles à ce mot : soit la dissuasion, soit une alter- native proposée aux personnes tentées par la délinquance. Si l'on veut réellement faire une évaluation scientifique des contrats de sécurité, il faut préalablement se mettre d'ac- cord sur ce que l'on entend par prévention.

Enfin, le député souhaiterait une déclaration du gouver- nement concernant la garantie du maintien des enveloppes respectives "prévention" et "répression".

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond que le concept de prévention est très large mais qu'il ne recouvre pas tout. Il est clair aussi, ajoute-t-il que le volet préven- tion doit revenir à la Région tandis que le volet répres- sion/police doit revenir au Fédéral.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx fait un bref rappel de ce que sont les contrats de sécurité et des compétences respectives. A l'origine, on a surtout voulu créer de l'emploi public, mais cela s'est avéré être une compétence régionale, sauf dans certaines matières restées fédérales comme la police. Les ministères fédéraux de la Justice et de l'Intérieur ont rapidement tiré la couverture à eux. Aujourd'hui, la répar- tition des compétences n'a pas changé : la "sécurité" est une matière à la fois fédérale et locale, selon ses différents aspects. Xxx xxxxxx, xx xxxxxxxxxxx xxx xxxxxxxx xx xx "xxxxxx" xx sens large sont des compétences régionales.

La globalisation des contrats de sécurité au niveau régio- nal est une décision qui relève des compétences fédérales. La Région y accroche le volet "prévention" parce qu'on ne peut pas faire de la prévention de manière seule.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx note aussi que, dans cer- taines communes, la capacité de mobiliser assez de moyens locaux n'existe pas, alors que c'est le cas dans d'autres.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx intervient pour dire que l'accord gouvernemental bruxellois prévoit une

ten voor de 19 gemeenten op termijn geglobaliseerd zullen worden, met dien verstande dat de 10 huidige budgetten niet verlaagd zullen worden. Er zullen dus meer middelen voor de veiligheidscontracten worden uitgetrokken. De minister-voorzitter voegt er echter aan toe dat hij zich zon- der een objectief overzicht van de resultaten van de evalu- atie niet onmiddellijk wil verbinden. Hij herinnert er ook aan dat alle 19 gemeenten in de "Top 100" van de door cri- minaliteit geteisterde gemeenten staan en dat 15 van de 19 Brusselse gemeenten in de "Top 50" staan.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx komt terug op de inter- pretatie van de cijfers of van de criminaliteitsindicatoren. Ze benadrukt dat die cijfers beïnvloed worden door de acti- viteiten, de aanwezigheid en de pro-activiteit van de poli- tie. Dit geldt onder meer voor de voorbeelden die minister- voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx in zijn uiteenzetting heeft aan- gehaald. Voorzichtigheid is dus geboden. Het vaststellen en het analyseren van die cijfers en indicatoren zijn zeker voor verbetering vatbaar.

In verband met de aangekondigde evaluatie is mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx van oordeel dat een dergelijke eva- luatie moet gebeuren met de gemeenten en de steden en niet alleen met de administratie van het Gewest en met de federale overheid. Zij herinnert eraan dat de veiligheids- contracten al twee keer aan een jaarlijkse evaluatie onder- worpen werden en dat ze dus van in het begin geëvalueerd werden. De evaluatoren worden echter betaald door het (federale) ministerie van Binnenlandse Zaken. Ze werken met "gidsen" en volgens voorgedrukte en reeds bestaande "plannen". De evaluatie wordt dus uitsluitend uitgevoerd door de grootste "betaler". Daarmee moet rekening worden gehouden. Ze merkt terloops op dat ze in haar gemeente Sint-Joost-ten-Noode nog nooit een evaluator heeft gezien.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt hierop dat de evaluatoren in het Gewest te velde zullen werken. Dat zal inderdaad de eerste echte gewestelijke evaluatie zijn na de evaluaties die door de federale overheid en bepaalde evaluaties die door de gemeenten werden uitge- voerd.

Voorts pleit mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx ervoor dat de begunstigden van de veiligheidscontracten en de gemeentelijke overheden (burgemeester en college) betrokken worden bij de aangekondigde nieuwe evaluatie.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat de colleges of de burgemeesters dit onderwerp steeds met de Regering kunnen bespreken.

In verband met de kritiek van minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx op het immobilisme merkt mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx op dat bepaalde veiligheidscontrac- ten van jaar tot jaar gewijzigd worden, maar dat niet elk veiligheidscontract elk jaar gewijzigd wordt: bepaalde acties vergen tijd voor ze effect sorteren en wijzigingen zouden in bepaalde gevallen niet gepast of zelfs niet wen-

globalisation à terme des contrats de sécurité pour les 19 communes, étant entendu que les 10 enveloppes actuelles ne seront pas diminuées. Il faut donc comprendre qu'il y aura plus de moyens affectés aux contrats de sécurité. Mais le ministre-président ajoute qu'il ne veut pas s'engager immédiatement sans une objectivation des résultats de l'é- valuation. Il rappelle aussi que la totalité des 19 communes sont dans le "Top 100" des communes à délinquance, et que dans le "Top 50", on retrouve 15 des 19 communes bruxelloises.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx, revenant à l'interprétation des chiffres ou des indices de criminalité, souligne que ces chiffres sont influencés par les activités et la présence de la police, ainsi que par la proactivité de celle-ci. Il en est ainsi, notamment, des exemples cités par le ministre-prési- dent Xxxxxxx Xxxxxxx dans son exposé. Il faut donc être très prudent. La détermination, la mise au point et l'analyse de ces chiffres et indices sont certainement perfectibles.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx, au sujet de l'évaluation annoncée, est d'avis que pareille évaluation doit se faire en y associant les communes et les villes, et pas seulement par l'administration de la Région et le pouvoir Fédéral. Elle rappelle que les contrats de sécurité font l'objet de deux évaluations annuelles et que donc, des évaluations existent depuis le début. Mais les évaluateurs sont payés par le ministère (fédéral) de l'Intérieur, et travaillent en suivant des "guides", des "plans" préimprimés et préexistants. L'évaluation est donc uniquement faite par le principal "payeur". Il faut en tenir compte. Elle fait remarquer au passage qu'elle n'a encore jamais vu d'évaluateur dans sa commune de Saint-Josse.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx lui répond à ce sujet qu'au niveau régional, les évaluateurs vont descendre sur le terrain. Ce sera effectivement la première évaluation proprement régionale, après les évaluations menées au niveau fédéral et certaines évaluations communales.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx xxxxxx xxx xxxxxxxx xxxx xxx xx xxxxxxxx xxxxxxxxxx xxxxxxxx xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxxx des contrats de sécurité, ainsi que les autorités politiques communales (Bourgmestre et collège).

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond que les collèges ou les bourgmestres peuvent à tout moment venir discuter de ce sujet avec le gouvernement.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx, au sujet de la critique d'im- mobilisme faite par le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx, fait remarquer que certains contrats de sécurité sont modi- fiés d'année en année, mais que chaque contrat de sécurité n'est pas modifié chaque année : certaines actions ont besoin de temps pour produire de l'effet et des modifica- tions seraient, dans certains cas, malvenues ou inoppor-

selijk zijn. Ze verwijt de minister-voorzitter dat hij te veel wil globaliseren.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx onderschrijft ook het standpunt van sommige vorige sprekers in verband met de kritiek op de reizen van jongerengroepen en ouderen naar hun land van herkomst. Ze betreurt dat sommigen deze rei- zen gelijkschakelen met gewoon toerisme en ze vindt dat men met een dergelijk initiatief niet mag spotten.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx komt terug op de opmerkingen van verschillende volksvertegenwoordigers over culturele of sociale acties en is niet gekant tegen der- gelijke acties. Hij vindt ze zelfs nuttig, maar vraagt zich af of ze wel passen in de veiligheidscontracten, gelet op de basisfilosofie van die contracten. Kunnen dergelijke acties niet op andere manieren gefinancierd worden?

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx kaart ten slotte het pro- bleem van het Federaal Veiligheidsplan aan. Er bestaat niet "één enkel" federaal plan. Er is een "plan-Verwilghen", dat tot nog toe niet besproken is door de ministerraad. Voorts is zij tevreden dat federaal minister Xxxxxxxx (minister van Binnenlandse Zaken) zich binnenkort met de veiligheids- contracten zal bezighouden, zoals de minister-voorzitter heeft gezegd. Bijgevolg vindt zij, in tegenstelling tot wat de minister-voorzitter heeft verklaard, dat er geen onmid- dellijk gevaar dreigt en dat het Gewest niet, koste wat het kost, bij een federaal plan moet aansluiten.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx is verbaasd over de door de minister-voorzitter aangekondigde werkwijze. Er wordt een evaluatie aangekondigd, maar tegelijk worden reeds de werkhypotheses meegedeeld.

Hij wenst in dit verband verschillende elementen in her- innering te brengen. Er zijn niet veel gemeenten waar de veiligheidscontracten op volkomen democratische wijze, met inspraak van de burgers, tot stand zijn gekomen. Contracten impliceren echter verbintenissen en besprekin- gen. Voorts hebben de veldwerkers hun instructies vaak zeer laat en soms te laat gekregen.

De preventieraden werken niet naar behoren. Ten slotte komen de samenlevingscontracten amper ter sprake bij de aangekondigde evaluatie en aanpassing. De volksvertegen- woordiger betreurt dit en heeft het gevoel dat de evolutie van de liberale fractie, waarvan reeds sprake was, iets te veel, volgens hem ten onrechte, de klemtoon op het gedeelte "veiligheid" legt. Hij vraagt zich af of het wel nor- maal is om alle acties te verantwoorden met het veilig- heidsaspect. Bepaalde acties hebben uiteraard een positieve gevolgen voor de samenleving.

Minister-voorzitter Xxxxxxx Xxxxxxx antwoordt dat bepaalde acties moeten en zullen worden gehandhaafd, maar dan binnen een ander kader. Voorts geeft hij toe dat

tunes. Elle reproche au ministre-président de vouloir glo- baliser à tout crin.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx rejoint aussi certains inter- venants précédents à propos de certaines critiques des voyages organisés avec des groupes de jeunes et de per- sonnes âgées voyageant ensembles vers leur pays d'origine. Elle regrette que certains assimilent cela à du tourisme ordinaire et estime qu'il ne faut pas se moquer ainsi, à la légère, d'une telle initiative.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx, revenant aux interventions de différents députés relatives à des actions culturelles ou sociales, déclare ne pas être opposé à de telles actions. Il estime même ces actions utiles, mais il se demande si elles sont bien à leur place dans les contrats de sécurité, si l'on considère la philosophie de base de ces contrats. N'y a-t-il pas d'autres mécanismes de financement possibles pour de telles actions?

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx aborde enfin le problème du Plan Fédéral de Sécurité. Il n'y a pas "un seul" Plan fédé- ral. Il y a un "Plan Verwilghen", qui, à ce jour, n'a pas encore été discuté en Conseil des Ministres. Elle se déclare heureuse par ailleurs que ce soit le ministre fédéral Xxxxxxxx (Ministre de l'Intérieur) qui s'occupera prochai- nement des contrats de sécurité, comme l'a dit le ministre- président. Par conséquent, contrairement à ce qu'a déclaré le ministre-président, elle estime qu'il n'y a pas péril immé- diat en la demeure et que la Région ne doit pas, coûte que coûte, "se raccrocher" à un Plan fédéral.

X. Xxxxx Xxxxxxxxxx s'étonne quant à lui de la procé- dure annoncée par le ministre-président. Une évaluation est annoncée mais on énonce en même temps, d'ores et déjà, les hypothèses de travail.

Il souhaiterait rappeler à ce sujet divers éléments : il n'y a pas beaucoup de communes où les contrats de sécurité ont été élaborés de manière tout à fait démocratique avec la participation des citoyens. Or, qui dit contrat dit lien et dit débat. Par ailleurs, les instructions données aux acteurs ont souvent été données très tard et parfois trop tard.

Quant aux conseils de prévention, ils ne marchent pas. Enfin, on ne parle plus guère des contrats de société dans l'évaluation et le remaniement qui sont annoncés. Le député estime cela regrettable et a le sentiment que le groupe libé- ral, met un peu trop, à tort selon lui, l'accent sur le volet "sécurité". Il se demande si, au nom de la sécurité, il est bien normal de tout légitimer. Certaines actions menées ont une portée sociale positive évidente.

Le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx répond ici que certaines actions doivent et seront maintenues, mais dans un autre cadre. Il reconnaît par ailleurs qu'effectivement,

de preventieraden in bepaalde gemeenten inderdaad niet naar behoren werken.

Voorts maakt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx zich zorgen over de coherentie, die gehandhaafd moet blijven. Hij stelt zich ook vragen over het begrip preventie : dit begrip zou nader omschreven moeten worden. Wat zal men doen om "de ernstigste vormen van stadsdelinquentie" te voorko- men?

Het verbaast de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx dat die onder- werpen niet vermeld worden in de interuniversitaire studie die geleid werd door het Vast Secretariaat voor Preventie en Veiligheid (dat onder de Eerste Minister ressorteert) en die zou moeten dienen als "basis voor de politieke besluit- vorming".

Ten slotte is de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx in verband met het "plan-Verwilghen" van oordeel dat wat er is uitgelekt slechts een ontwerp is. Hij zou willen weten wat er wer- kelijk in dat plan staat en wat er op de ministerraad is gezegd.

Ter afronding van deze bespreking zegt minister-voor- zitter Xxxxxxx Xxxxxxx dat men niet overhaast mag hande- len, omdat de gemeenteraadsverkiezingen zouden naderen. Zo heeft de Brusselse Regering beslist om van het jaar 2000 een overgangsjaar te maken en in het jaar 2001 de zaken bij te sturen. De veiligheidscontracten mogen geen thema in de verkiezingscampagne worden. Voorts zal men nog de gelegenheid hebben om ze te bespreken tijdens de begrotingsbesprekingen eind dit jaar.

Ten slotte voegt hij eraan toe dat hij na de evaluatie alle burgemeesters van de 19 gemeenten en daarna, gemeente per gemeente, de verschillende gemeentelijke overheden zal ontmoeten.

III. Regeling van de werkzaamheden

Na afloop van deze bespreking beslissen de commissie- leden om een reeks hoorzittingen met veldwerkers en diverse prominenten te houden. Daarna zal een voorstel van aanbevelingen opgesteld worden.

Alle commissieleden zijn het eens met deze werkwijze.

dans certaines communes, les conseils de prévention ne marchent pas.

X. Xxxxx Xxxxxxxxxx poursuit en s'inquiétant de la cohérence qui devra être maintenue et en s'interrogeant aussi sur la notion de prévention : ce concept devrait être précisé. Comment va-t-on aussi s'y prendre pour prévenir "les formes les plus graves de la délinquance urbaine"?

X. Xxxxx Xxxxxxxxxx s'étonne de ce que l'on ait pas fait mention de l'étude interuniversitaire pilotée par le SPPS (un service qui dépend du Premier Ministre) sur ces thèmes et qui devait servir de "point d'appui à la décision poli- tique".

Enfin à propos du "Plan Verwilghen", X. Xxxxx Xxxxxxxxxx estime que ce qui a déjà circulé à l'extérieur n'est qu'un projet, un brouillon. Il voudrait savoir ce qui est véritablement contenu dans ce plan et ce qui a été dit au Conseil des Ministres.

En conclusion de ce débat, le ministre-président Xxxxxxx Xxxxxxx estime qu'il ne faut pas tomber dans une certaine précipitation, parce que l'on aurait en vue les prochaines élections communales. C'est ainsi que le gouvernement bruxellois a choisi de faire de l'année 2000 une année de transition et de faire de l'année 2001 une année de réo- rientation. Les contrats de sécurité ne doivent pas devenir un thème de campagne électorale communale. Par ailleurs, on aura encore l'occasion d'en débattre lors des délibéra- tions budgétaires de la fin de cette année.

Il ajoute enfin qu'au terme de l'évaluation, il rencontrera l'ensemble des bourgmestres des 19 communes puis, com- mune par commune, les différentes autorités communales.

III. Ordre des travaux

A l'issue de ce débat, les membres des commissions décident d'organiser une série d'auditions d'acteurs de ter- rain et de personnalités diverses, puis d’élaborer une pro- position de recommandations.

Cet ordre des travaux recueille l'assentiment de tous les membres de la commission.

IV. Hoorzittingen

IV.1.1. Hoorzitting met xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx, Eerste Substituut van de Procureur des Konings bij het Parket van Brussel

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx geeft een uiteenzetting waarvan ze de integrale tekst aan de verenigde commissies bezorgt en welke hier volgt:

"Ik richt vandaag tot u het woord als leidend magistraat van de afdeling Jeugdzaken van het Parket van Brussel. In die hoedanigheid wil ik eerst kort een beeld geven van de stedelijke delinquentie waarmee het Parket van Brussel geconfronteerd wordt en die vooral onder de jongeren voorkomt. Ik zal u ook zeggen over welke middelen Justitie beschikt om de jongerendelinquentie aan te pakken. Ik zal daarna enkele mogelijke of bestaande dwarsverbanden be- spreken tussen het werk van het gerecht en de veiligheids- en samenlevingscontracten en ik zal, ten slotte, enkele voorstellen doen.

De delinquentie onder de jongeren in Brussel is hoofd- zakelijk delinquentie van stedelijke aard, d.w.z. gepleegd door twee of meer daders, in de openbare ruimte. De delic- ten worden gepleegd op de openbare weg, op het openbaar vervoer, op de wegen naar de school of rondom de school. Alle wijken van Brussel lijden eronder, zowel de moeilij- kere als de blijkbaar minder moeilijke buurten. De jonge delinquenten zijn deels afkomstig uit armere gemeenten.

In 1999 heeft de afdeling Jeugdzaken van het Parket van Brussel 12.000 nieuwe dossiers geopend voor delicten die gepleegd werden door minderjarige jongeren. Dit cijfer is vergelijkbaar met dat van 1992. Het is typerend voor de situatie in Brussel dat niet het aantal delicten toeneemt, wel dat het soort van de jongerendelinquentie is veranderd.

De eigenschappen van de delinquentie zijn de jongste jaren sterk veranderd:

– delinquentie komt vandaag in de eerste plaats en hoofd- zakelijk voor bij jongeren die meermaals hervallen, en dikwijls gebruiken ze geweld;

– we krijgen bovendien ook te maken met kleine crimi- naliteit van heel jonge minderjarigen, te weten tienjari- gen; deze jongeren stelen uit winkels, beschadigen zaken, brengen vrijwillig slagen en verwondingen toe;

– we behandelen alsmaar meer ook klachten over feiten die binnen de schoolmuren gepleegd worden;

– we krijgen ook alsmaar vaker te maken met jongeren met ernstige psychiatrische problemen;

IV. Auditions

IV.1.1. Audition de Mme Xxxxx Xx Xxxxxx, Premier Substitut du Xxxxxxxxx xx Xxx xxxx xx Xxxxxxx xx Xxxxxxxxx

Mme Xx Xxxxxx prononce un exposé dont elle remet aux commissions réunies le texte intégral, lequel est repro- duit ci-après :

"C'est en ma qualité de magistrat dirigeant la section jeu- nesse du parquet de Bruxelles, que je prends la parole aujourd'hui. A ce titre, je voudrais d'abord évoquer som- mairement le contexte de la délinquance urbaine à laquelle nous sommes confrontés au parquet de Bruxelles, délin- quance qui est largement une délinquance commise par des jeunes. Je vous rappellerai les moyens dont dispose la jus- tice pour répondre à cette délinquance des jeunes. J'exa- minerai ensuite certaines interactions possibles ou réalisées entre le travail de la justice et les contrats de sécurité et de société. Je terminerai enfin par quelques suggestions.

La délinquance des jeunes à Bruxelles est essentielle- ment une délinquance de type urbain, c'est-à-dire commise à deux ou à plusieurs dans des espaces publics. Les délits sont commis tant sur la voie publique que dans les trans- ports en commun ou sur les chemins ou aux abords des écoles. Tous les quartiers bruxellois sont atteints, aussi bien les quartiers plus difficiles que les quartiers apparemment plus favorisés. Les jeunes commettant les délits sont pour partie domiciliés dans certaines communes plus défavo- risées.

Le nombre de nouveaux dossiers ouverts en 0000 xxx xx xxxxxxx xxxxxxxx xx xxxxxxx xx Xxxxxxxxx pour des faits de délinquance de mineurs d'âge est de l'ordre de 12.000. Ce nombre est comparable aux chiffres de 1992. Ce qui est caractéristique de la situation à Bruxelles, ce n'est donc pas une augmentation de la délinquance des jeunes mais une modification des formes de délinquance.

Les caractéristiques de la délinquance ont fort évolué au cours de ces dernières années :

– La délinquance est aujourd'hui tout d'abord et principa- lement le fait de jeunes multirécidivistes et est souvent caractérisée par des faits de violences;

– Nous sommes par ailleurs confrontés également à une petite délinquance commise par de très jeunes mineurs

– à partir de 10 ans. Ceux-ci commettent des faits de vols à l'étalage, de dégradations, de coups et blessures volontaires;

– Nous sommes également amenés de plus en plus à devoir faire face à des plaintes relatives à des faits com- mis à l'intérieur des écoles;

– Nous sommes aussi confrontés de plus en plus à des jeunes délinquants qui rencontrent de grosses difficultés d'ordre psychiatrique.

– we worden ook alsmaar vaker geconfronteerd met xxx- xxxxx die op school grote problemen hebben omdat ze in de verkeerde richting zijn terechtgekomen, wat uiter- aard leidt tot afhaken of tot afwezigheid op school;

– we stellen de jongste tijd zelfs vast dat alsmaar meer xxx- xxxxx in de lagere school regelmatig afwezig zijn.

We stellen vast dat de gezinnen waaruit een groot deel van die jongeren komen, enorme problemen hebben: gescheiden gezinnen, moeilijke scheidingen, socio-econo- mische problemen, psychologische of zelfs psychiatrische problemen. Jongeren die met deze problemen en spannin- gen in het gezin en op school geconfronteerd worden, lopen weg. Meer en meer zien we dat jongeren vanaf twaalf jaar weglopen; we behandelen wekelijks gemiddeld 20 geval- len.

Wat doet het gerecht aan deze toestanden en met deze vaststellingen?

Het Parket speelt een sleutelrol op het vlak van de strijd tegen de jeugddelinquentie. Het Parket is immers de enige instantie die de jeugdrechter kan inschakelen. Het Parket ontvangt bovendien heel wat informatie, zowel van de poli- tie als van externe diensten. Het Parket is ten slotte de actor van het criminaliteitsbeleid dat op het terrein moet worden uitgevoerd: het stelt, samen met de politie, de prioriteiten vast en kan een echt preventiebeleid voeren.

Het Parket van Brussel behandelt een groot aantal dos- siers in het kader van zijn pretoriaans beleid; het Parket onderzoekt of het wel zin heeft te vervolgen. Slechts in 10% van de gevallen wordt beslist naar de jeugdrechter door te verwijzen; de andere 90% van de dossiers wordt door het Parket zelf behandeld, samen met externe dien- sten.

Het beleid van het Parket steunt op de volgende drie krachtlijnen:

– deelnemen aan de preventie: in dit verband heeft het Parket geregeld contact met de verenigingen die actief zijn op het terrein en met de scholen, teneinde zoveel mogelijk op het terrein aanwezig te zijn;

– bijzondere aanpak bij eerste delinquentie; we gaan ervan uit dat het eerste contact met het gerecht een unieke kans is om te voorkomen dat later herhaaldelijk criminele fei- ten worden gepleegd; vandaar dat wij sedert enkele jaren alternatieve maatregelen toepassen, aangepast aan der- gelijke situatie;

– aanpak van de harde en georganiseerde criminaliteit in sommige wijken; de dossiers worden doorgespeeld aan

– Nous nous trouvons enfin de plus en plus face à des jeunes qui rencontrent d'énormes difficultés scolaires caractérisées par une mauvaise orientation scolaire qui entraîne inévitablement du décrochage scolaire et de l'absentéisme scolaire.

– Nous rencontrons même depuis peu dans l'enseignement primaire une augmentation des situations de jeunes qui sont régulièrement absents.

Nous constatons que les familles dont sont issus une grande partie des jeunes rencontrent d'énormes difficultés: familles séparées, séparations qui se passent difficilement, difficultés d'ordre socio-économique, difficultés person- nelles d'ordre psychologique ou même psychiatrique. Face à ces difficultés et tensions familiales et scolaires, les jeunes choisissent la fuite. Nous sommes de plus en plus confrontés à des fugues de jeunes dès l'âge 12 ans. Nous traitons une moyenne de 20 fugues par semaine.

Face à cette situation et à ces constats, comment réagis- sent les instances judiciaires ?

Le Parquet joue à cet égard un rôle-clé dans la lutte contre la délinquance des jeunes. C'est lui qui dispose en effet du monopole de saisine du juge de la jeunesse. Il est par ailleurs au carrefour de nombreuses informations qui lui sont transmises par les services de police ou les services extérieurs. Le Parquet est enfin l'acteur de la politique cri- minelle mise en œuvre sur le terrain. Il définit les priorités en collaboration avec les services de police et peut mener une véritable politique préventive.

A Bruxelles, le Parquet traite un nombre important de dossiers dans le contexte de son action prétorienne par application du principe d'opportunité des poursuites. Ce n'est que dans 10% seulement des dossiers qu'il décide de saisir un juge de la jeunesse. Les 90 autres pour cent des dossiers sont traités par le Parquet, en collaboration avec des services extérieurs au judiciaire.

La politique menée par le Parquet s'articule selon 3 lignes de forces.

– Le premier axe, c'est participer à la prévention. Dans ce contexte, le Parquet entretient des contacts suivis avec les associations de terrain et les écoles, dans le but d'être présent le plus possible sur le terrain.

– Etre vigilant face à un primo-délinquant constitue une deuxième ligne de force. Nous considérons que le pre- mier contact avec la justice est une occasion unique d'é- viter une entrée ultérieure dans une délinquance répéti- tive. C'est pourquoi, nous avons développé depuis plu- sieurs années des mesures alternatives, adaptées à une telle situation.

– Le troisième axe de la politique menée par le Parquet, c'est de s'attaquer à la délinquance plus lourde et orga-

een gespecialiseerd magistraat; indien mogelijk wordt de snelrechtprocedure aangewend.

Ik wil hier wat dieper op ingaan. Het gerecht moet, wat deze jongerendelinquentie betreft, tegelijk een snel – onmiddellijk – en gepast antwoord kunnen bieden, met diepgang en kwaliteit.

Het antwoord op delinquentie van minderjarigen moet in hoofdzaak een opvoedende waarde hebben; het effect van het antwoord neemt sterk af als het gerecht de feiten niet snel behandelt.

Het antwoord moet hoofdzakelijk opvoedend waarde hebben en de problematiek van de jongere en het gezin moet uitgespit worden om beter te begrijpen wat er gebeurt. Xxxxxx dan voor meerderjarigen mag men bij het antwoord niet alleen kijken naar de gepleegde feiten die door het gerecht worden vervolgd. De actie moet gericht zijn op de toekomst van de jongere. De toestanden moeten heel gere- geld en op lange termijn gevolgd worden.

Kwaliteitsvol werk is een investering op lange termijn; het biedt niet alleen de mogelijkheid om recidivisme te voorkomen bij de minderjarige, maar ook later, als hij meerderjarig is en zelf ouder. Dit wil echter niet zeggen dat het gerecht alles in handen moet nemen. Integendeel, ik vind zelfs dat er in de directe leefomgeving oplossingen moeten worden gevonden en dat men zoveel mogelijk voor lokale oplossingen moet opteren.

Dan wil ik het nu hebben over de middelen waarover de gerechtelijke diensten die zich met jongeren bezighouden beschikken, in de eerste plaats het Jeugdparket.

Het Jeugdparket werkt hoofdzakelijk samen met de poli- tiediensten en vooral met de afdeling Jeugdzaken van de gemeentelijke korpsen. Deze nauwe samenwerking is waardevol.

De opdrachten van deze diensten zijn erg gevarieerd. Naast het gerechtelijk werk, voeren de afdelingen Jeugdzaken, bestaande uit agenten en hulpagenten, vele taken uit. In dit verband onderstreep ik dat het, in het kader van de politiehervorming, belangrijk is het werk van de hulpagenten in deze diensten naar waarde te schatten.

De afdelingen Jeugdzaken doen aan preventie, onder meer naar de scholen toe.

De diensten Jeugdzaken volgen en begeleiden geregeld de gezinnen.

Het Parket doet ook een beroep op de middelen die door de Gemeenschappen ter beschikking worden gesteld:

– het werk samen met de eerstelijnsdiensten zoals de dienst "Aide en Milieu Ouvert" (hulpverlening in eigen

nisée sévissant dans certains quartiers. Les dossiers sont confiés à un magistrat spécialisé. Chaque fois que c'est possible, il est fait recours à la procédure accélérée.

Je voudrais, à cet égard, approfondir quelque peu ma réflexion. L'intervention de la justice face à la délinquance des jeunes exige à la fois une réponse rapide – en temps réel – et une réponse adéquate, en profondeur et de qualité.

En effet la réponse à la délinquance des mineurs revêt principalement un aspect éducatif. L'impact de la réponse s'atténue fortement si la réponse judiciaire ne suit pas rapi- dement les faits commis.

La réponse étant essentiellement éducative, la problé- matique du jeune et de sa famille doit par ailleurs faire l'ob- jet d'un approfondissement pour mieux comprendre ce qui se passe. A la différence de la justice des majeurs, la réponse à apporter ne se résume pas à une réponse ponc- tuelle aux faits dont la justice est saisie. L'action à mener est une action qui s'inscrit dans le futur du jeune. Les situa- tions doivent être suivies très régulièrement et à long terme.

Un travail de qualité constitue un investissement à long terme; il permet d'éviter non seulement la récidive chez le mineur mais également plus tard chez le mineur devenu majeur et à son tour parent. Ceci ne veut pas dire que la justice doit tout régenter. Au contraire, je crois qu'il faut chercher des réponses de proximité et faire appel au maxi- mum à des réponses locales.

Je voudrais maintenant vous parler des moyens dont dis- pose la justice des mineurs et tout d'abord du Parquet de la jeunesse.

Le Parquet de la jeunesse travaille essentiellement avec les services de police et plus particulièrement avec les ser- vices jeunesse des polices communales. Cette collaboration est étroite et précieuse.

Les missions de ces services sont très variées. En plus d'un travail judiciaire, les services jeunesse composés de policiers et d'assistants de police, remplissent des fonctions multiples – et je voudrais à cet égard insister sur l'impor- tance, dans la réforme des polices, de reconnaître à sa juste valeur le travail effectué par les assistants de police dans ces services.

Les services jeunesse effectuent un travail de prévention notamment dirigé vers les écoles.

Enfin, les services jeunesse suivent et accompagnent régulièrement les familles.

Xx Xxxxxxx x xxxxxxx xxxxxxxxx xxx xxxxxx xxx xx xxxxx xxx xxx Xxxxxxxxxxx :

– Il collabore avec les services de première ligne comme les services d'Aide en Milieu Ouvert (A.M.O.). Dans

leefomgeving). In sommige gevallen kan het Parket de jongere of het gezin doorverwijzen naar gespeciali- seerde instanties, zoals de dienst van Jeugdbijstand van de Franse Gemeenschap.

Deze diensten treden echter alleen op als ze er daadwer- kelijk om gevraagd worden; ze treden alleen op als aan de jongere of het gezin sommige maatregelen moeten worden opgelegd. Er zij ook op gewezen dat, ondanks alle goede wil van de dienst voor Jeugdbijstand, deze, door gebrek aan voldoende middelen, niet in staat is snel situ- aties aan te pakken en voor geregelde begeleiding te zor- gen. Aangezien deze dienst niet snel een gepaste oplos- sing kan aanbieden, moet de jeugdrechtbank soms zelf een situatie aanpakken terwijl de voormelde bijstand- dienst hiervoor het meest aangewezen orgaan is;

– een ander voorbeeld van samenwerking tussen het Parket en de Gemeenschappen is de ondertekening van protocollen teneinde voor de minderjarigen een strafbe- middelingsprocedure in te voeren;

– de Franse Gemeenschap heeft echter, opnieuw door een tekort aan middelen, slechts heel beperkte middelen kun- nen uittrekken voor strafbemiddeling (slecht één bemid- delaar). Bijgevolg wordt er heel weinig aan strafbemid- deling gedaan, wat heel jammer is. Strafbemiddeling biedt immers niet alleen de mogelijkheid om tegemoet te komen aan de wensen en de noden van de slachtoffers, maar ook om de delinquent verantwoordelijkheidszin bij te brengen – door erop te wijzen dat de daad een persoon heeft getroffen die hachelijke momenten heeft meege- maakt – en de geleden schade tegelijk te herstellen.

Laten we het dan nu hebben over de jeugdrechters.

Ze worden geconfronteerd met de meest moeilijke situ- aties die het Parket niet kan behandelen. De Gemeen- schappen moeten instaan voor de uitvoering van de von- nissen. Men moet helaas vaststellen dat de middelen die de Gemeenschappen uittrekken - en in het bijzonder de Franse Gemeenschap - meestal verre van voldoende zijn om de jeugddelinquentie op doeltreffende manier te bestrijden.

De rechter kan beslissen de jongere in zijn leefomgeving te laten. Soms stelt hij echter vast dat er, bij gebrek aan middelen, weinig terechtkomt van begeleiding, die soms zelfs gewoon symbolisch is. De rechter kan ook beslissen de jongere te plaatsen maar wordt dan - zoals u weet – geconfronteerd met een chronisch tekort aan plaatsen. Privé-instellingen aanvaarden immers zelden jonge delin- quenten. En de overheidsinstellingen (open of gesloten) zitten voortdurend vol.

Dan wil ik het nu hebben over de samenwerking tussen de gerechtelijke instanties en de diensten die zijn opgericht in het kader van de veiligheids- en samenlevingscontrac- ten.

certains cas, le Parquet peut orienter le jeune et sa famille vers l'aide spécialisée, à savoir le Service de l'Aide à la Jeunesse (S.A.J.) en Communauté française.

Ces services travaillent toutefois uniquement dans l'aide volontaire. Ils ne peuvent intervenir si certaines mesures doivent être imposées au mineur ou à ses parents. Il faut aussi signaler que malgré toute la bonne volonté du Ser- vice de l'Aide à la Jeunesse celui-ci, faute de moyens suffisants, n'est pas dans la possibilité de prendre en charge rapidement les situations et de suivre celles-ci de manière régulière. Faute de réponse rapide et adéquate, le tribunal de la jeunesse doit parfois traiter lui-même une situation alors que le S.A.J était plus indiqué pour le faire.

– Un autre exemple de collaboration du Parquet avec les Communautés est la signature de protocoles entre celles- ci et le Parquet, dans le but de mettre en place une procé- dure de médiation pénale pour les mineurs.

– A nouveau, faute de moyens, la Communauté française n'a pu affecter que des ressources extrêmement limitées à la médiation pénale (un médiateur seulement). Il en résulte que le recours à la médiation pénale reste très limité, ce qui est particulièrement dommage. En effet, la médiation pénale permet non seulement de rencontrer les attentes et les besoins des victimes. Elle permet aussi au délinquant de se responsabiliser - en réalisant notam- ment que, derrière l'acte, il y a une personne ayant vécu des choses difficiles - tout en réparant le préjudice com- mis.

Parlons maintenant des juges de la jeunesse.

Ceux-ci sont confrontés aux situations les plus lourdes que le Parquet ne peut pas assumer. L'exécution des déci- sions des juges est assurée par les Communautés. Force est malheureusement de constater, que les moyens mis en œuvre par les Communautés – et plus particulièrement par la Communauté française – sont d'une manière générale très nettement insuffisants pour faire face efficacement à la délinquance des jeunes.

Ou bien le juge décide de maintenir le jeune dans son milieu de vie et il doit constater que faute de moyens, le suivi assuré est approximatif et même parfois purement symbolique. Ou bien, le juge décide de placer le jeune et il est confronté – comme vous le savez – à un manque chro- nique de places. Les institutions privées n'acceptent en effet que rarement de prendre en charge un jeune délinquant. Quant aux institutions publiques, en milieu ouvert ou fermé, elles affichent en permanence complet.

Je voudrais maintenant en venir à la collaboration entre les instances judiciaires et les services mis en place dans le contexte des contrats de sécurité et de société.

Als eerste opmerking, die misschien verbazing zal wek- ken, wil ik erop wijzen dat deze diensten weinig of zelfs helemaal niet bekend zijn bij de gerechtelijke instanties.

Het Parket werkt in sommige gevallen weliswaar samen met bepaalde diensten die in het kader van de veiligheids- contracten actief zijn, maar we moeten helaas vaststellen dat de jeugdrechters geen enkel contact met deze diensten onderhouden. Tot op heden leiden de beslissingen van de jeugdrechters alleen tot het ter beschikking stellen van mid- delen en het uitvoeren van door de Gemeenschappen gesubsidieerde maatregelen. Dit zorgt trouwens voor pro- blemen: we hebben immers kunnen vaststellen dat de Gemeenschappen in Brussel – en in het bijzonder de Franse Gemeenschap – duidelijk veel te weinig middelen ter beschikking stellen.

Het Parket van zijn kant werkt samen met vele diensten die losstaan van die waarmee het gerecht van oudsher samenwerkt. Het Parket heeft bijvoorbeeld contacten aan- geknoopt met de diensten die in het kader van de veilig- heidscontracten opgericht zijn.

Ondanks zijn hoofdzakelijk repressieve rol, werkt het Parket in de eerste plaats mee aan preventie, met partners van buiten het gerecht. De afdeling Jeugdzaken van het Parket heeft trouwens een preventieteam opgericht, bestaande uit een magistraat en een commissaris van de gerechtelijke politie en aangevuld met vrijwilligers die gekozen zijn op grond van hun luistervaardigheids- en begeleidingstalent.

Er hoeft uiteraard niet aan te worden herinnerd dat het probleem van de jongerendelinquentie in de eerste plaats preventief moet worden aangepakt. Mogelijke noodzake- lijke repressie mag alleen een aanvulling zijn. De gerech- telijke instanties moeten dus weten waar de grens ligt inzake repressie en moeten, wat de jongeren betreft, pogen alles in het werk te stellen om gerechtelijk ingrijpen en straffen te beperken. In dit kader werkt het Parket al ver- schillende jaren mee aan preventie, vooral in de scholen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan de strijd tegen de afwezigheid op school en aan de contacten met de scholen.

Eerst een woord over de afwezigheid op school. Voor het Jeugdparket van Brussel is het pareren van dit ver- schijnsel een prioriteit. Al vele jaren lang, en nog voor er in 1994 maatregelen werden getroffen om het afhaken op school te bestrijden, volgt het Jeugdparket – eerst in samen- werking met een gespecialiseerde magistraat en vanaf 1996 in samenwerking met criminologen – geregeld jongeren wier afwezigheid op school bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt.

Wij behandelen op dit ogenblik een goede duizend dos- siers over afwezigheid en wij hebben verschillende acties op het getouw gezet: de jongeren wier afwezigheid ter ken- nis is gebracht van het Parket worden heel geregeld bege-

La première remarque préalable et peut-être étonnante à faire est la mauvaise connaissance, si pas l'ignorance totale, de l'existence de ces services par les instances judiciaires.

Si le Parquet travaille dans certains domaines avec cer- tains services dépendant des contrats de sécurité, il faut malheureusement constater que les juges de la jeunesse n'ont aucun contact avec ces services. Jusqu'à présent, les décisions prises par les juges de la jeunesse mettent en effet en œuvre uniquement des moyens et mesures subsidiés par les Communautés. Cette situation pose d'ailleurs problème: nous avons vu en effet que les moyens mis en œuvre à Bruxelles par les Communautés – et plus spécifiquement par la Communauté française, sont notoirement insuffi- sants.

Le Parquet, pour sa part, a noué des liens de collabora- tion avec de nombreux services extérieurs à ceux tra- vaillant traditionnellement avec le judiciaire. Il a noué dans ce contexte certains contacts avec des services dépendant des contrats de sécurité.

Malgré son rôle essentiellement répressif, le Parquet participe tout d'abord à un travail de prévention mené avec des partenaires extérieurs au judiciaire. La section jeunesse du Parquet a d'ailleurs mis sur pied en son sein une équipe de prévention, composée d'un magistrat et d'un commis- saire de la police judiciaire et renforcée par des bénévoles choisis en fonction de leurs qualités d'écoute et d'encadre- ment.

Il est inutile de rappeler en effet que le problème de la délinquance des jeunes doit être abordé d'abord et avant tout de manière préventive. Si le volet répressif est néces- saire, il n'est que complémentaire. Le judiciaire doit donc reconnaître les limites du répressif et, en matière de jeunes, tenter de mettre tout en œuvre pour limiter l'intervention du judiciaire et du pénal. C'est dans ce contexte que le Parquet participe depuis plusieurs années à un travail de prévention, gravitant principalement autour du milieu sco- laire. Un accent particulier est mis sur la lutte contre l'ab- sentéisme scolaire et sur les contacts avec les écoles.

L'absentéisme scolaire, tout d'abord. Lutter contre le phénomène de l'absentéisme scolaire constitue une priorité pour le Parquet Jeunesse de Bruxelles. Depuis de nom- breuses années, et bien avant le dispositif d'accrochage sco- laire mis en place en 1994, le Parquet Jeunesse – dans un premier temps avec l'intervention d'un magistrat spécialisé et par la suite, dès 1996, avec l'aide de criminologues – suit régulièrement les situations de jeunes en absentéisme sco- laire qui sont amenées à la justice.

Nous traitons actuellement un bon millier de dossiers d'absentéisme et avons mis en place différentes actions : suivi très régulier de jeunes dont la situation d'absentéisme est portée à la connaissance du Parquet; à la demande du

leid; op vraag van het Parket controleert de politie jonge- ren die tijdens de schooluren op de openbare weg of in win- kelcentra, metrostations of speelzalen rondhangen.

Jongeren en hun ouders worden geregeld op het Parket bij twee criminologen geroepen die nauw samenwerken met alle verenigingen en in het bijzonder met de scholen en de schoolbemiddelaars. Wij werken relatief weinig samen met de sociale bemiddelaars.

Wij kennen alle sociale bemiddelaars die aangewezen zijn om zich bezig te houden met de afwezigheid op school immers te weinig of helemaal niet. Deze sociale bemidde- laars treden waarschijnlijk op met toestemming van de politiediensten, en louter preventief. Voorts is het zo dat, als er een proces-verbaal wordt opgesteld en de gerechte- lijke instanties moeten optreden, deze sociale bemiddelaars blijkbaar niet meer in het stuk voorkomen . Dit gebrek aan samenwerking en het feit dat deze diensten en het gerecht elkaar geen informatie verstrekken, vallen te betreuren.

Wij stellen vast dat ook de scholen niet altijd alle medisch-sociale middelen uitputten. Eer bestaat een ten- dens om de problemen aan het gerecht door te spelen. De fundamentele rol van de criminologen bij het Parket bestaat erin deze problemen naar de externe diensten door te ver- wijzen. Vandaar dat men kennis moet hebben van hulp- structuren en lokale diensten voor de begeleiding zodat men een jongere tegen wie er bij het Parket een dossier geopend is, kan begeleiden.

En ofschoon we op dit ogenblik samenwerken met dien- sten voor hulp-in-eigen-leefomgeving, moeten we toch vaststellen dat sommige jongeren en het gezin zelden vra- gende partij zijn. Deze diensten verlenen alleen hulp als er vrijwillig om gevraagd wordt. Ondanks de maatregelen van het Parket, blijven deze jongeren ontsnappen aan begelei- ding. Het zou goed zijn dat het Parket aanvullend zou kun- nen samenwerken met diensten zoals de plaatselijke sociale bemiddelaars die dichter bij de jongeren en het gezin staan en met diensten die ermee instemmen te werken in die gevallen waarin hulp opgelegd wordt.

Men heeft enigszins de indruk dat elk dienst afzonder- lijk werkt terwijl alle diensten zich met dezelfde proble- matiek bezighouden en dezelfde doelstellingen nastreven. Het overleg op gemeentelijk vlak dat is ingevoerd naar aan- leiding van het afhaken op school brengt alle lokale acto- ren samen die strijden tegen het afhaken op school. Die ver- gaderingen bieden ruimte voor ontmoeting, discussie, uit- wisseling van informatie en coördinatie. Helaas hebben er sedert enige tijd, op enkele uitzonderingen na, geen over- legvergaderingen meer plaats. Deze vergadering moeten dringend opnieuw plaatshebben.

Nog altijd in verband met de school, neemt het Parket sedert enige tijd deel aan ontmoetingen met leraars en jon-

Parquet, mises en place d'actions de contrôle, par la police, des jeunes se trouvant pendant les heures scolaires xxx xx xxxx xxxxxxxx xx xxxx xxx xxxxxxx xxxxxxxxxxx, xxx xxxxxx ou les salles de jeu.

Des jeunes et leurs parents sont régulièrement convo- qués au Parquet devant deux criminologues qui travaillent en collaboration étroite avec toutes les associations et tout particulièrement avec les écoles et les médiateurs scolaires. Nous ne collaborons que relativement peu avec les média- teurs sociaux.

Nous connaissons en effet mal ou même pas du tout les médiateurs sociaux désignés pour s'occuper de l'absen- téisme scolaire. Ces médiateurs sociaux travaillent proba- blement en accord avec les services de police, dans un cadre purement préventif. Dans un second temps, lorsqu'un procès-verbal est établi, et que le judiciaire doit intervenir, ces médiateurs sociaux ne semblent par contre plus inter- venir. Il semble regrettable de constater ce manque de col- laboration et même d'information entre ces services et le judiciaire.

Nous constatons que les écoles, elles aussi, n'exploitent pas toujours toutes les ressources d'ordre médico-social proches de l'école. Il existe une certaine tendance à vouloir judiciariser les situations. Le rôle essentiel des crimino- logues au Parquet est de réorienter ces situations vers les services extérieurs. D'où l'importance de connaître des structures d'aide et de suivi locales à même de pouvoir suivre la situation du jeune pour lequel un dossier est ouvert au Parquet.

Si nous travaillons actuellement avec des services d'aide en milieu ouvert, il faut toutefois constater que certains jeunes et leur famille ne sont pas très demandeurs d'aide. Or, ces services travaillent uniquement dans le cadre de l'aide volontaire. Malgré le cadre fixé par le Parquet, ces jeunes continuent à échapper au suivi mis en place. Il serait utile pour le Parquet de pouvoir collaborer, de manière complémentaire, avec des services comme les médiateurs sociaux locaux proches des jeunes et de leur famille et avec des services qui acceptent de travailler dans l'aide contrai- gnante.

On a un peu quelque part l'impression que chaque type de service travaille dans son coin, alors que tous les ser- vices travaillent autour de la même problématique et pour- suivent les mêmes objectifs. Les concertations commu- nales qui ont été mises en place à propos du décrochage scolaire rassemblent l'ensemble des acteurs locaux impli- qués dans la lutte contre le décrochage scolaire. Elles constituent des espaces de rencontre, de discussion, d'é- changes d'information et de coordination. Malheureuse- ment, depuis un certain temps, ces concertations ne se réu- nissent plus, sauf quelques exceptions. Il est urgent de les remettre en place.

Dans le cadre scolaire toujours, le Parquet participe depuis un certain temps à des rencontres avec des ensei-

xxxxx, gelet op de vele problemen waarmee leraars en xxx- xxxxx geconfronteerd worden.

Wat de jongeren betreft, worden er ontmoetingen geor- ganiseerd rond thema's zoals delinquentiepreventie en drugspreventie. Andere diensten zoals preventiediensten en politiediensten doen hetzelfde. Elk van de acties heeft eigen, verantwoorde kenmerken.

Maar zou het daarentegen niet beter zijn al deze acties te coördineren en na te gaan wat er met de verstrekte infor- matie aangevangen wordt? Zou men bijvoorbeeld op lokaal vlak niets kunnen doen om de jongeren die problemen heb- ben te helpen?

Wij ontvangen ook alsmaar meer aanvragen van direc- teurs en leraars. De scholen wensen beter geïnformeerd te worden over wat het gerecht kan doen; andere wensen betere samenwerking met de gerechtelijke instanties en willen op de hoogte gehouden worden van hetgeen ze ondernemen.

We stellen echter alsmaar vaker vast dat de aanvragen die we ontvangen de rol van het gerecht overstijgen. We moeten de scholen er heel vaak op wijzen dat er verschil- lende externe sociale diensten bestaan die efficiënt kunnen optreden vóór het gerecht ingrijpt en zelfs in de plaats van het gerecht. De scholen weten te weinig af van de vereni- gingen, en in het bijzonder van de diensten die in het kader van de veiligheidscontracten actief zijn. En aangezien het gerecht zelf slecht op de hoogte is van hetgeen er op het terrein bestaat, lijkt het me beter dat deze informatie recht- streeks verleend wordt door de betrokken diensten zelf dan wel door het Parket.

Er schiet me één voorbeeld uit zovele te binnen: een school in een moeilijke wijk van een gemeente. De school, die een beroep gedaan heeft op het Parket – het was een echte noodoproep – heeft ons in zekere zin gevraagd alle moge- lijke oplossingen te vinden voor zware problemen waarmee ze geconfronteerd wordt inzake veelvuldige afwezigheid – zowel van leraars als van leerlingen – dagelijks geweld op school, ouders die er volledig de brui aan geven, leerlingen die niet weten wat gedaan na de schooluren, enzovoort. Het Parket heeft naschoolse activiteiten moeten voorstellen; het Parket heeft het adres doorgespeeld van een vzw die op grond van de veiligheidscontracten subsidies ontvangt (ter- wijl deze vzw zich in dezelfde staat bevindt als de school); het Parket heeft de naam doorgespeeld van de sociale bemid- delaars van de gemeente die zich in het bijzonder bezighou- den met de afwezigheid op school.

Ik wil hier stoppen wat de preventie betreft en het dan nu hebben over de louter gerechtelijke kant van de zaak.

Ik wil het eerst en vooral hebben over het probleem van het geweld op school en samen met u, in een ruimer kader, nadenken over de plaats van de alternatieve maatregelen in de strijd tegen de delinquentie.

gnants et des jeunes, vu les difficultés nombreuses ren- contrées par les enseignants et les jeunes.

Par rapport aux jeunes, des rencontres sont organisées sur des thèmes comme la prévention à la délinquance et la prévention à la toxicomanie. D'autres services comme des services de prévention et des services de police travaillent dans le même sens. Chacune des actions présente sa spé- cificité propre et il est justifié de la maintenir.

Par contre ne serait-il pas souhaitable de coordonner toutes ces actions et de mettre sur pied un suivi de l'infor- mation donnée, sous la forme d'une prise en charge locale des situations de jeunes présentant des difficultés?

Par rapport aux directions d'écoles et aux enseignants, nous recevons de plus en plus de demandes. Des écoles souhaitent être mieux informées sur ce que l'intervention du judiciaire peut apporter. D'autres souhaitent une meilleure collaboration avec les instances judiciaires et un feed-back sur l'intervention de celles-ci.

De plus en plus, nous constatons toutefois que les demandes qui nous sont adressées débordent du rôle judi- ciaire. Nous devons très souvent informer les écoles de l'existence des différents services sociaux extérieurs qui pourraient efficacement intervenir bien avant le judiciaire, et même en lieu et place du judiciaire. Il y a une mécon- naissance flagrante du monde associatif par les écoles, et plus particulièrement des services mis en place par les contrats de sécurité. Le judiciaire étant lui-même très mal informé de tout ce qui existe sur le terrain, il me semble préférable que cette information soit donnée directement xxx xxx xxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxx xxx xxx xx Xxxxxxx.

Un exemple parmi tant d'autres me vient à l'esprit. Il s'agit d'une école située dans un quartier difficile d'une commune. L'école qui a fait appel au Parquet – en l'espèce, il s'agissait d'un véritable appel au secours – nous a en quelque sorte demandé de trouver toutes les solutions pos- sibles face aux difficultés graves qu'elle traversait en matière d'absentéisme scolaire important tant de la part des élèves que des enseignants, de violences quotidiennes au sein de l'école, de parents complètement démissionnaires, d'élèves complètement désoeuvrés après les heures sco- laires et j'en passe... Il a fallu que le Parquet propose des activités parascolaires, donne l'adresse d'une asbl subsidiée par les contrats de sécurité (alors que cette asbl était située dans la même rue que l'école) et donne le nom des média- teurs sociaux de la commune spécialement en charge de l'absentéisme scolaire.

Je voudrais maintenant quitter le domaine de la préven- tion, pour aborder un plan plus strictement judiciaire.

Je voudrais tout d'abord aborder la problématique parti- culière des violences au sein des écoles, afin de réfléchir avec vous, dans une perspective plus large, à la place des mesures alternatives dans la lutte contre la délinquance.

Ik breng u niets nieuws bij wanneer ik zeg dat sommige scholen op dit ogenblik af te rekenen krijgen met zware problemen van geweld op school. We hebben oog voor deze evolutie en de afdeling Jeugdzaken van het Parket werkt in dit kader op dit ogenblik aan protocollen voor samenwerking tussen de politie, het Parket en de school.

De eerste doelstelling van dergelijke protocollen bestaat erin binnen de politie, de school en het Parket personen aan te wijzen bij wie men terechtkan.

De tweede doelstelling bestaat erin samenwerkingsre- gels vast te stellen die aangepast zijn aan de specifieke situ- atie in de school. Wanneer doet de school een beroep op het gerecht? In welke gevallen van delinquentie? Hoe zal de politie ingrijpen op school?

De derde doelstelling bestaat erin de voorwaarden te creëren voor de uitwisseling van informatie, zodat elke partner perfect op de hoogte is van de problemen die rij- zen en van de mogelijke oplossingen.

De vierde en laatste doelstelling bestaat er ten slotte in het Parket de mogelijkheid te bieden te zorgen voor een structuur om snel in te grijpen, aangepast aan de eigenhe- den van de school. Een dergelijke samenwerking met de scholen kan alleen maar doeltreffend zijn als alle actoren erbij betrokken worden en als er gezorgd wordt voor een meer algemene aanpak. Er zijn immers vele en heel ver- scheiden oplossingen mogelijk voor de problemen waar- mee de scholen geconfronteerd worden. Volgens mij is het hoog tijd dat de muren tussen de sectoren worden gesloopt en dat er een geïntegreerde aanpak komt, met respect, uiteraard, voor de eigenheid en de rol van elke actor.

Dan wil ik het nu hebben over de plaats van de alterna- tieve maatregelen als antwoord op de delinquentie. Het Parket van Brussel is ervan overtuigd dat alternatieve maat- regelen vele voordelen bieden, op vele vlakken:

– ze voorkomen bijvoorbeeld dat de toestand traditioneel terechtkomt in de handen van het gerecht met, zoals ik heb uitgelegd, alle problemen vandien wat de uitvoering betreft, rekening houdend met de te geringe middelen waarover het gerecht beschikt;

– alternatieve maatregelen laten ook toe snel en soepel op te treden tegen deliquentie, van bij de eerste feiten. Het gerechtelijk apparaat is immers vaak heel log en men heeft de neiging te wachten tot de minderjarige meer- dere zware feiten heeft gepleegd om op te treden. De alternatieve maatregelen spelen daarentegen al perfect in op het eerste gepleegde feit;

– de alternatieve maatregelen bieden ook de mogelijkheid rekening te houden met de verwachtingen van het slachtoffer; ik denk hierbij vooral aan bemiddeling;

Je ne vous apprendrai rien en vous disant que certaines écoles sont confrontées actuellement à des problèmes graves de violence scolaire. Nous sommes attentifs à cette évolution et la section jeunesse du Parquet mène actuelle- ment dans ce contexte des expériences de mise xx xxxxx xx xxxxxxxxxx xx xxxxxxxxxxxxx xxxxx xx xxxxxx, xx Xxxxxxx et l'école.

Le premier objectif de tels protocoles est de désigner des personnes de référence xx xxxx xx xxxxxxx xx xxxxxx, xx x'xxxxx xx xx Xxxxxxx.

Xx xxxxxxxx objectif est d'élaborer des règles de colla- boration adaptées à la situation spécifique de l'établisse- ment scolaire : quand l'école fera-t-elle appel à la justice? Pour quelles situations délictueuses? Comment la police va-t-elle intervenir dans l'école?

Le troisième objectif est de créer les conditions d'un échange d'informations, de manière à ce que chaque parte- naire ait une parfaite compréhension des problèmes qui se posent et des réponses qui peuvent être apportées.

Xx xxxxxxxxx xx xxxxxxx xxxxxxxx, xxxxx, xxx xx xxxxxxxxx xx Xxxxxxx de mettre en place une structure de réaction rapide et adaptée aux spécificités de l'école. Un tel travail de collaboration avec les écoles devrait cependant, pour être réellement efficace, comprendre tous les intervenants, dans un cadre et une approche plus globale. Les réponses à apporter par rapport aux difficultés rencontrées dans l'é- cole sont en effet multiples et diversifiées. Il me semble qu'il est grand temps de décloisonner les différents secteurs et d'intervenir de manière intégrée, dans le respect, bien sûr, de la spécificité et du rôle de chaque intervenant.

Je voudrais maintenant en venir à la place des mesures alternatives comme réponse à la délinquance. Nous som- mes convaincus, au Parquet de Bruxelles, que les mesures alternatives apportent à différents égards d'énormes avan- tages :

– Elles permettent par exemple d'éviter la "judiciarisation" traditionnelle de la situation avec, comme je l'ai expli- qué tout à l'heure, ses difficultés d'exécution concrète faute de moyens suffisants mis à la disposition de la jus- tice.

– Les mesures alternatives permettent aussi de mettre sur pied une réaction rapide et souple à la délinquance, dès les premiers faits. La machine judiciaire est en effet bien souvent fort lourde, de manière qu'on a tendance à attendre que le mineur ait commis plusieurs faits impor- tants pour la mettre en route. Les mesures alternatives sont par contre parfaitement adaptées aux situations de primo-délinquance.

– Les mesures alternatives permettent également de ren- contrer les attentes de la victime – et je pense tout spé- cialement à la médiation.

– ze bieden ten slotte het enorme voordeel dat ze een lokaal antwoord zijn op delinquentie en direct gericht zijn op de jongere en het gezin.

Onder alle alternatieve maatregelen is er een waarover ik heel snel wat meer zou willen zeggen, te weten de lokale bemiddeling. Deze bestaat al in sommige gemeenten voor de meerderjarigen; we willen deze niet alleen uitbreiden tot alle gemeenten, maar ook tot de minderjarigen.

Wijkbemiddeling, dus direct met de jongere en het gezin, zou de mogelijkheid bieden de jongere verantwoordelijkheid te doen opnemen voor zijn daden, zonder te vergeten het slachtoffer te vergoeden, en hem opnieuw zijn plaats in de wijk te leren vinden. Zij zou het Parket de mogelijkheid bie- den een aantal zaken niet voor de rechter te moeten brengen en toch een specifiek antwoord te bieden op de conflictsitu- atie waartoe het gepleegde feit heeft geleid.

Meer algemeen, en rekening houdend met het feit dat de middelen die de Gemeenschappen ter beschikking stellen te beperkt zijn, dat men teveel moet doen met te weinig of, gewoon, dat ze onvoldoende aangepast zijn aan de typische situaties in Brussel, lijkt het me nodig om, naast de mid- delen die de Gemeenschappen ter beschikking stellen, ervoor te zorgen dat de Brussels gerechtelijke instanties een beroep zouden kunnen doen op bijkomende structuren op lokaal vlak, die specifiek gericht zijn op de problemen van de jongere die in een bepaalde wijk leeft.

Heel concreet zou men, ten opzichte van een jongere die door de jeugdrechter in zijn eigen leefomgeving wordt gelaten, kunnen zorgen voor een echte algemene begelei- ding, waarbij alle actoren rond de jongere betrokken wor- den: de school, de wijk, de familie…

Ten opzichte van de jongeren die door de rechtbank worden geplaatst, zou een terugkeer naar het gezin meer succes kennen als men zou zorgen voor samenwerking tus- sen de instellingen en de lokale hulpverleningsdiensten. Hierdoor zou de jongere ook sneller in het gezin kunnen terugkeren en zou de duur van de plaatsing verkort worden

Dat is wat ik wou zeggen; ik wens dat u uit mijn uit- eenzetting het volgende onthoudt:

– de noodzaak van betere informatie, ten behoeve van de scholen en het gerecht, over de diensten die in het kader van de veiligheidscontracten actief zijn;

– de dringende noodzaak om, gelet op de specifieke situ- aties in Brussel en het schrijnend tekort aan middelen die de Gemeenschappen ter beschikking stellen, na te denken over specifieke oplossingen voor de jongeren- delinquentie in Brussel en de gerechtelijke instanties de mogelijkheid te bieden een beroep te doen op al bestaan- de structuren op het terrein; er bestaan vele mogelijkhe- den die we niet benutten;

– Elles offrent enfin l'avantage énorme de constituer une réponse locale à la délinquance, proche du jeune et de sa famille.

Parmi les différentes mesures alternatives il en est une que nous souhaiterions pouvoir développer très rapide- ment, c'est la médiation locale. Celle-ci fonctionne déjà dans certaines communes pour les majeurs. Nous vou- drions non seulement développer la mesure dans toutes les communes, mais surtout l'étendre également aux mineurs.

Une médiation de quartier, donc proche du jeune et la victime, permettrait au jeune de se responsabiliser tout en indemnisant la victime et de retrouver sa place dans son quartier. Elle permettrait au Parquet de "déjudiciariser" un nombre important de situations tout en apportant une réponse spécifique à la situation de conflit générée par l'in- fraction.

D'une manière plus générale, dans la mesure où les moyens mis en oeuvre par les Communautés apparaissent trop limités et surchargés ou, plus simplement, médiocre- ment adaptés aux spécificités bruxelloises, il me semble qu'il faudrait absolument développer, à côté des moyens mis en place par les communautés, un certain nombre de structures complémentaires, locales et spécifiques aux pro- blèmes rencontrés par le jeune qui vit dans un quartier déterminé, auxquelles les autorités judiciaires bruxelloises pourraient faire appel.

Très concrètement, on pourrait, par rapport à un jeune qui est maintenu par le tribunal de la jeunesse dans son milieu familial, mettre en place un véritable suivi global, incluant tous les intervenants proches du jeune : l'école, le quartier, la famille...

Par rapport à des jeunes qui font l'objet d'une mesure de placement par le tribunal, les retours en famille se passe- raient avec plus de réussite si une collaboration s'instaurait entre les institutions et des services d'aide locale. Ceci per- mettrait également un retour en famille plus rapide du jeune

– et donc d'écourter la durée des placements.

Voilà ce que je pensais vous dire. En substance, je sou- haiterais que vous reteniez de mon intervention,

– la nécessité d'une meilleure information dirigée vers les mondes scolaire et judiciaire, au sujet des services mis en place par les contrats de sécurité;

– le besoin urgent, vu la spécificité bruxelloise et le manque flagrant des moyens en œuvre par les Commu- nautés, de réfléchir à des réponses spécifiques par rap- port à la délinquance des jeunes à Bruxelles et de per- mettre au monde judiciaire de faire appel aux structures déjà existantes sur le terrain. Il y a un potentiel de moyens que nous n'utilisons pas;

– ten slotte, het feit dat het belangrijk is om de gerechte- lijke instanties de mogelijkheid te bieden deel te nemen, bijvoorbeeld inzake het afhaken op school, aan het over- leg op gemeentelijk vlak, bijvoorbeeld aan de vergade- ring van de adviesraden voor preventie van delinquen- tie. Hierdoor kunnen de verschillende partijen elkaar leren kennen en komen er echte partnerschappen tot stand. Hierdoor kan er ook, rekening houdend met de bevoegdheden van elkeen, samen nagedacht worden over een echt en op overleg berustend beleid wat jon- gerendelinquentie betreft. Preventie is immers niet doel- treffende zonder repressie en vice versa.

In dit kader kan men zich inbeelden dat er, voor elke politiezone die verschillende gemeenten bestrijkt, een par- ketmagistraat wordt aangewezen als persoon bij wie men terechtkan.

Ter afsluiting wil ik u danken voor de mogelijkheid die u me vandaag hebt geboden om namens de magistraten op het terrein onze problemen te komen uiteenzetten, maar ook om de wens te verwoorden dat we ons niet in een ivo- ren toren willen opsluiten en onze bekommernis om open te staan voor de buitenwereld, teneinde de werkelijkheid op het terrein beter te kunnen vatten alsook de vele moge- lijkheden die het terrein te bieden heeft.".

IV.1.2. Gedachtewisseling

Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx dankt xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx voor haar zeer complete en geëngageerde uiteen- zetting.

Zij onderstreept een tekort aan overleg onder de ver- schillende betrokken partijen: de Franse en de Vlaamse Gemeenschappen hebben zeer uitgebreide bevoegdheden inzake de jeugdbescherming. Ook de gemeenten hebben hierin een belangrijke rol te spelen. Beschikt het Parket over concrete voorstellen om samenwerking tussen de diensten van deze collectiviteiten te verbeteren?

De volksvertegenwoordigster maakt tevens melding van een Nieuw-Zeelands systeem waarbij de jonge delinquent zijn slachtoffer ontmoet. Zij wenst de opinie van het Parket terzake te kennen.

Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx legt ook de nadruk op het feit dat snelle reacties zowel voor de betrokken jongeren als voor de maatschappij van belang zijn.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx is voorstandster van een samenwerkingsverband met alle partijen belast met de jeugdbescherming. Zowel het overdreven gerechtelijk als het strafbaar maken van dossiers moeten worden verme- den. Zij doet ook opmerken dat de verenigingen soms de neiging hebben om al te vlug aan de gerechtelijke macht te vragen om op te treden.

– enfin, l'intérêt qu'il y aurait de permettre aux instances judiciaires de pouvoir participer, comme en matière de décrochage scolaire, aux concertations communales telles que les conseils consultatifs de la prévention de la délinquance. De telles instances permettent aux diffé- rentes parties de se connaître et de pouvoir mettre en place de véritables partenariats. Elles permettent égale- ment à chacun, avec ses compétences, de réfléchir ensemble à une véritable politique concertée face à la délinquance des jeunes. Le préventif ne peut en effet être efficace sans le répressif et vice versa.

Dans une telle perspective, on pourrait imaginer qu'un magistrat de référence du Parquet soit désigné par zone de police regroupant plusieurs communes.

Je voudrais terminer en vous remerciant de la possibi- lité que vous avez donnée aujourd'hui, par mon intermé- diaire, aux magistrats de terrain d'être entendus, d'expliquer nos difficultés mais aussi d'exprimer notre désir de ne plus nous cantonner dans une tour d'ivoire et notre souci de nous ouvrir vers l'extérieur, afin de mieux cerner la réalité du terrain et les nombreuses richesses présentes sur le terrain."

IV.1.2. Échange de vues

Mme Xxxxxxxx Xxxxxxxx remercie Mme Xxxxx Xx Xxxxxx pour son exposé très complet et engagé.

Elle souligne un manque de concertation entre les diffé- rents acteurs concernés : les Communautés française et fla- mande ont des compétences très étendues en matière de protection de la jeunesse ; de même les communes sont des acteurs importants. Le Parquet a-t-il des propositions concrètes pour améliorer la collaboration avec les services de ces collectivités ?

La députée fait également état d'un système existant en Nouvelle-Zélande qui consiste à mettre en contact le jeune délinquant et sa victime et souhaite avoir l'opinion du Parquet à cet égard.

Mme Xxxxxxxx Xxxxxxxx insiste aussi sur l'importance d'une réaction rapide, à la fois dans l'intérêt du jeune et dans l'intérêt de la société.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx se déclare très favorable à une collaboration avec l'ensemble des acteurs concernés par la protection de la jeunesse ; il faut éviter au maximum la judiciarisation ou la pénalisation. Elle fait également obser- ver que les associations ont parfois tendance à demander trop rapidement l'intervention du pouvoir judiciaire.

In Brussel zijn zowat 3.000 diensten of verenigingen op het terrein werkzaam. Voor zover mogelijk tracht het Parket om in contact te blijven met de bewuste diensten en om de jongeren naar diezelfde diensten terug te verwijzen. Het Parket heeft trouwens het initiatief genomen om zijn eigen "adresboekje" samen te stellen met de belangrijkste diensten in het gerechtelijk arrondissement.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx vermeldt ook dat de externe diensten onder haar bevoegdheid de werkzaamheden van het Parket beter wensen te vatten. Wat immers ook de wens is van het Parket.

Het Nieuw-Zeelands experiment noemt xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx interessant, hoewel zij alle details ervan echter niet kent. De strafrechtelijke bemiddeling vormt een pas- send antwoord op talrijke, ja, zelfs, zware gevallen van jeugdcriminaliteit. Hierbij kan snel worden opgetreden. Het slachtoffer kan meteen worden geholpen en de dader op zijn verantwoordelijkheid gewezen. Doordat de jonge- ren goed worden begeleid, kan in bepaalde gevallen hun plaatsing bovendien worden vermeden.

Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tus- sen een snelle een doeltreffende gerechtelijke behandeling. Uiteraard moet er binnen een redelijke termijn worden opgetreden, maar anderzijds moet de oplossing aangepast zijn. Te dien einde moeten in het Parket multidisciplinaire teams worden opgericht. Het Jeugdparket van Brussel beschikt voor het ogenblik over twee criminologen, een unicum in België.

Wat het gevoelen van straffeloosheid van de jongeren betreft, onderstreept xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx dat in sommige gevallen de rechtbank niet beschikt over de mid- delen om op te treden en de plaatsing, bij plaatsgebrek, niet altijd de beste oplossing is. Het is beter om, voor zover mogelijk, de jongere in zijn gezin te laten.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx verklaart dat de antwoorden van xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx aan het adres van de inter- pellante aan veel van zijn vragen zijn tegemoetgekomen. Het Parket geeft hier uitzonderlijk toe dat het zowel over- dreven gerechtelijk als strafbaar maken van dossiers niet altijd een gepast antwoord uitmaken. De huidige federale besprekingen omtrent de versnelde proceduren vormen daar een voorbeeld van.

Volgens de volksvertegenwoordiger vormt de maat- schappelijke bemiddeling een ideale maatregel om herha- ling van misdrijven te voorkomen. Sommige studies heb- ben aangetoond dat in geval van maatschappelijke bemid- deling het recidivepercentage met ongeveer 30% daalt.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx stelt vast dat weinig gemeen- ten overlegprocedures hebben, terwijl die in het kader van de veiligheidscontracten wel verplicht zijn. Hij betreurt het feit dat de veiligheidscontracten werden ingevoerd zonder

A Bruxelles, environ 3.000 services ou associations tra- vaillent sur le terrain ; le Parquet essaie, dans la mesure du possible, d'entretenir des contacts avec ces services et de renvoyer les jeunes vers eux. Le Parquet a d'ailleurs pris l'initiative de se constituer personnellement un "bottin social" reprenant les principaux services travaillant dans l'arrondissement judiciaire.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx relève également une demande de ces services extérieurs de mieux connaître l'action du Parquet. La demande de connaissance est mutuelle.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx estime intéressante l'expérience menée en Nouvelle-Zélande, en ajoutant qu'elle ne la connaît pas dans le détail. La médiation pénale est une réponse adéquate à de nombreuses situations de délin- quance, même de délinquance lourde. Elle permet une réaction rapide, une écoute de la victime et une responsa- bilisation de l'auteur de l'acte délictueux. En outre, l'ac- compagnement du jeune permet d'éviter, dans certains cas, les placements.

Il faut clairement distinguer et ne pas confondre justice rapide et justice expéditive. La réaction doit en effet inter- venir dans un délai raisonnable, mais la réponse doit être adaptée. A cet effet, il convient qu'au sein du Xxxxxxx, xxx xxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx xx xxxxxxxxxxx. Xx Xxxxxxx Jeunesse de Bruxelles a actuellement deux criminologues, une expériene unique en Belgique.

Concernant le sentiment d'impunité du jeune délinquant, Mme Xxxxx Xx Xxxxxx souligne que dans certains cas le tribunal n'a pas les moyens d'intervenir et que, faute de place, le placement n'est pas ordonné. Il faut toutefois prendre garde et constater que le placement n'est pas tou- jours la solution la plus adéquate. Il est préférable, dans la mesure du possible, de laisser le jeune dans sa famille.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx déclare que les réponses de Mme Xxxxx Xx Xxxxxx à l'intervenante précédente ont rencontré beaucoup de ses interrogations. Il est exceptionnel d'en- tendre le Parquet déclarer que la judiciarisation ou la répression ne sont pas toujours des solutions adéquates; il suffit à cet égard de se reporter aux discussions en cours au niveau fédéral à propos de la procédure accélérée.

La médiation sociale est, selon le député, une mesure idéale pour éviter la récidive. Des études ont montré la baisse significative (de l'ordre de 30 %) du taux de réci- dive en cas de médiation sociale.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx constate que peu de communes ont organisé des concertations alors que celles-ci sont obliga- toires en vertu des contrats de sécurité. Il déplore que les contrats de sécurité aient été institués sans que l'on se

zich rekenschap te geven van de plaatselijke actoren. De volksvertegenwoordiger betreurt ook het tekort aan midde- len van de plaatselijke actoren en van de diensten voor Jeugdbescherming die onder de Gemeenschappen ressorte- ren. De begeleiding van de in moeilijkheden verkerende jon- geren wordt derhalve zuiver symbolisch. Dit gebrek aan coherentie terzake werkt een repressieve logica en repres- sieve gerechtspraktijken in de hand.

Wat de georganiseerde criminaliteit betreft, met name inzake drugs, vraagt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx zich af of de gerechtelijke macht over de middelen beschikt om een beleid te voeren waardoor de hoofden van de netwerken worden gevat in plaats van gewoon de kleine "dealers" te arresteren.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx geeft toe dat de bestaande diensten in feite nog steeds niet zijn geraadpleegd. De magistratuur, zegt xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx nog, heeft soms nood aan veel strengere structuren. Sommige jonge- ren doen soms helemaal geen beroep op de mogelijkheid van begeleiding in eigen leefomgeving.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx wenst te verduidelijken dat zij de veiligheidscontracten als dusdanig niet aan de kaak wilde stellen, maar dat zij alleen maar hoopt op meer brug- gen onder al de bestaande diensten.

Op het gebied van de georganiseerde criminaliteit en van de zware en herhaalde misdaden zijn er gespeciali- seerde magistraten die de netwerken werkelijk trachten te ontmantelen.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx heeft het over de tal- rijke dubbelzinnigheden en wanordelijkheden terzake. Zij voegt hieraan toe dat er hoe langer hoe meer ambiguïteit rijst omdat zowel de machten als de maatregelen op een verwarde manier worden georganiseerd.

Oorspronkelijk hadden de veiligheidscontracten twee gedeelten. Het maatschappelijke en het preventieve gedeel- te ressorteerden onder de Gewesten. Toen de jeugdbe- scherming aan de Gemeenschappen werd toegewezen, was er de wil om het preventieve van het repressieve te schei- den. Als gevolg daarvan werden de delinquente jongeren aan het Parket en de andere minderjarigen aan de Gemeenschappen toegewezen.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx heeft het gevoel dat het Parket, vooral de afdeling Jeugdzaken, nog steeds tegelij- kertijd aan hulpverlening (en zelfs veel hulpverlening) én aan repressie wil doen, terwijl het zijn middelen voor pri- oritaire opdrachten moet aanwenden en de hulpverlening naar de gespecialiseerde verenigingen moet doorverwijzen en dit zonder de plaats van die organisaties in te nemen, zelfs wanneer die soms slecht functioneren.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx is de mening toegedaan dat de strafrechtelijke bemiddeling door een derde onaf- hankelijke partij moet gebeuren. Maar ze stelt thans vast

préoccupe des acteurs agissant sur le plan local. Le député regrette encore le manque de moyens des acteurs locaux et des services de protection de la jeunesse relevant des Communautés. Le suivi des jeunes en difficulté est dès lors purement symbolique. Ce manque de cohérence favorise une justice et une logique répressives.

Concernant la délinquance organisée, notamment en matière de drogue, X. Xxxxx Xxxxxxxxx se demande si le pouvoir judiciaire a les moyens de mener une politique remontant à la tête des réseaux plutôt qu'une politique se limitant à l'arrestation de petits dealers.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx admet que les services existants n'ont, de fait, pas toujours été consultés. Elle ajoute que la magistrature a parfois besoin de structures plus contrai- gnantes. Il existe des jeunes qui ne demandent pas d'aide de la part des milieux ouverts.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx tient à préciser qu'elle ne vou- lait pas critiquer les contrats de sécurité en tant que tels; elle espérait seulement plus de passerelles entre tous les services existants.

Quant à la délinquance organisée et à la criminalité grave et répétée, il existe des magistrats spécialisés et ceux- ci essaient réellement de remonter les filières.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx relève les nombreuses ambi- guïtés et confusions dans le domaine traité. Et, ajoute-t- elle, l'ambiguïté augmente parce qu'il y a de plus en plus de confusion dans l'organisation des pouvoirs et des mesu- res.

Au départ, les contrats de sécurité avaient deux volets; le volet social et préventif appartenait aux Régions. Lors- qu'on a communautarisé l'aide à la jeunesse, on a voulu éta- blir une scission, une séparation entre la prévention et la répression : au Parquet, les mineurs délinquants, aux Com- munautés, les autres mineurs.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx a le sentiment que le Par- quet, en tout cas sa section jeunesse, veut encore toujours faire à la fois de l'aide (et même beaucoup d'aide) et de la répression alors qu'il devrait utiliser ses moyens pour ses tâches prioritaires et renvoyer l'aide aux associations spé- cialisées sans se substituer à elles, même si ces organisa- tions fonctionnent parfois mal.

Quant à la médiation pénale, Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx estime qu'elle doit être menée par un tiers à la cause. Or, elle constate qu'aujourd'hui, cette médiation est essentiel-

dat vooral de aanklager, die zelf een van de partijen is, voor de bemiddeling instaat.

Xxxxxx, men weet eigenlijk niet meer wie wat doet, aldus de volksvertegenwoordigster.

Daar komt nog bij dat sommige jongeren niet langer met de straathoekwerkers willen werken, omdat ze vrezen dat ze hun "beroepsgeheim" niet eerbiedigen en eventueel samenwerken met de politiediensten of het parket. Deze verklaring wordt door mevrouw Xx Xxxxx in twijfel getrok- ken.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx antwoordt hierop dat som- mige verenigingen vaak hun "beroepsgeheim" als het ware inroepen en trouwens niet erg warm lopen voor samen- werking met de gerechtelijke macht.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx doet nog opmerken dat de Parketten aan de minister van Justitie in het algemeen niet vaak verantwoording of rekenschap afleggen. Het zal dus niet voor morgen zijn dat de Parketten aan de gemeen- schapsministers belast met Jeugdbescherming rekenschap zullen geven, meent de volksvertegenwoordigster nog.

De volksvertegenwoordigster vraagt zich uiteindelijk af of het wel past dat het Parket zich ook bezighoudt met schooldelinquentie.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx antwoordt dat het Parket een maximum aantal toestanden niet via het gerecht regelt.

Thans zijn er ongeveer 6.000 "risicolopende" jongeren. Zowel de diensten voor Jeugdbijstand als een aantal andere personen of instellingen doen een beroep op het Parket of de politiediensten (die zelf vaak naar het Parket verwijzen). Het Parket neemt die aanvragen in ontvangst, maar met de bedoeling zelf die aanvragen naar de eerstelijnsdiensten te verwijzen).

Tot slot onderkent xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx, met betrekking tot delinquentie of schoolverzuim, dat de dien- sten voor Jeugdbijstand hiervoor bevoegd zijn maar dat de faxen die ze ontvangen meestal onbeantwoord blijven omdat ze geen duidelijke vragen of inlichtingen van de school krijgen. Bovendien verzoeken de scholen zelf om hulp van het Parket.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx antwoordt dat er meer duidelijkheid in de zaak moet komen. Waarom bijvoor- beeld bij schoolverzuim de kinderbijslag niet afschaffen?

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx repliceert dat de federale macht weigert om de wet in die zin te wijzigen en dat dit geen goede oplossing zou zijn want de reeds vaak minst bedeelde gezinnen zouden daar het slachtoffer van worden.

lement menée par l'accusation, qui est, elle, une partie à la cause.

Xxxx, conclut la députée, on ne sait plus très bien qui fait quoi.

Cela peut aussi mener à ce que des jeunes n'acceptent parfois plus de travailler avec des éducateurs de rue, parce qu'ils craignent le non-respect du "secret professionnel" de ces éducateurs et leur éventuelle collaboration avec la police ou le parquet, une déclaration que conteste Mme Xxxxx Xx Xxxxx.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx répond sur ce point que, par exemple, certaines associations se rangent souvent derrière ce qu'on peut qualifier de "secret professionnel" et se mon- trent d'ailleurs assez réticentes à toute collaboration avec le pouvoir judiciaire.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx relève ensuite que les Parquets en général n'ont pas une grande tradition de réponse et de remise de comptes au Ministre de la Justice. Ce n'est donc pas pour demain, ajoute-t-elle, que les Parquets rendront compte aux Ministres Communautaires chargés de l'Aide à la Jeunesse.

La députée se demande enfin s'il est bon que le Parquet s'occupe aussi de la délinquance scolaire.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx répond en disant que le Parquet déjudiciarise un maximum de situations.

Il y a aujourd'hui environ 6.000 mineurs que l'on peut qualifier de "mineurs en danger". Tant les Services d'Aide à la Jeunesse qu'une série d'autres personnes ou institutions viennent frapper à la porte du Parquet ou des services de police (qui aiguillent souvent vers le Parquet). Et le Parquet accueille ces demandes. Il les accueille dans l'esprit, le but, de les renvoyer, si possible, vers les services de première ligne.

Enfin, au sujet de l'absentéisme scolaire, Mme Xxxxx Xx Xxxxxx reconnaît que ce sont effectivement les services de l'Aide à la Jeunesse qui sont compétents, mais les fax qu'on leur adresse restent le plus souvent sans suite faute de demande ou de renseignements précis de la part de l'école. Par ailleurs, il faut constater que ce sont les écoles elles- mêmes qui viennent demander de l'aide au Parquet.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx répond qu'il faudrait quand même ramener la clarté. En cas d'absentéisme scolaire, pourquoi par exemple, ne pas supprimer les allocations familiales ?

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx rétorque que le pouvoir fédéral refuse de modifier la loi en ce sens, et estime que ce ne serait pas une bonne solution, car cela pénaliserait des familles souvent déjà défavorisées.

Over de strafrechtelijke bemiddeling onderstreept xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx dat de bemiddeling wordt uit- gevoerd door vzw's die niet onder het Parket ressorteren en die door de Gemeenschappen worden gesubsidieerd. Als een akkoord gesloten wordt, dan wordt de zaak door het Parket geseponeerd. Zo niet wordt de zaak terug naar het Parket verwezen.

De xxxx Xxx Xxxxxxxxx vraagt zich zelf af of de wil tot samenwerking wel degelijk leeft onder al de vernoemde actoren, in het bijzonder de actoren die door de veilig- heidscontracten in het leven werden geroepen. Volgens hem weigeren sommigen een "verplichte hulp".

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx is de mening toegedaan dat de samenwerking met sommige diensten voortreffelijk is, maar dat veel gezinnen niet weten tot welke diensten ze zich kunnen richten. In bepaalde situaties vragen de jon- gere en het gezin niet om hulp. De hulpverlening moet dan, althans in het begin, verplicht zijn.

Hoe kan die boodschap dan naar de betrokken vereni- gingen toe worden vertaald, vraagt de xxxx Xxx Xxxxxxxxx. Het Parlement moet zijn wil in die zin formuleren, zodat al die actoren meer worden betrokken bij al de mogelijke vormen van hulpverlening.

De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx wijst op het laxisme in het vervolgingsbeleid : 80 % van de feiten wordt zonder meer geseponeerd. In de pers heeft hij recent gelezen dat iemand tot drie keer toe op heterdaad was getrapt terwijl hij een wagen aan het stelen was en dat diezelfde persoon zelfs niet werd gearresteerd.

De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx meent ook dat er geen sprake is geweest van de nadelen van de alternatieve straf- fen. Hij meent dat alternatieve straffen niet als een straf, maar een lachertje worden ervaren. Omdat men niet gestraft is, mag men dan herbeginnen. Hierdoor geraken de politiediensten niet meer gemotiveerd.

De volksvertegenwoordiger wijst er voorts op dat, ondanks alle inspanningen en gespendeerde gelden, geen aanzienlijke verlaging van de criminaliteit kan worden vastgesteld.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx geeft toe dat het aantal gese- poneerde dossiers ongeveer 80% uitmaakt, maar zij onder- streept dat er verschillende soorten seponeringen bestaan. Bepaalde dossiers worden geseponeerd nadat verschillende voorgestelde maatregelen door de dader werden uitge- voerd. Slechts zeer weinig dossiers worden zonder meer geseponeerd zonder enig antwoord of zonder dat nagegaan werd in welke situatie de minderjarige zich bevindt. Het Parket probeert altijd om de onderliggende reden van de overtreding te ontdekken en laat een onderzoek bij het gezin uitvoeren. Zelfs voor milde feiten neemt het Parket contact op met de ouders.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx vindt dat er in werkelijk- heid geen zogenaamd laxisme is. De stadsdelinquentie is

Revenant à la médiation pénale, Mme Xxxxx Xx Xxxxxx souligne que cette médiation est prise en charge xxx xxx XXXX xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxx xx xxxxxxxxxx xxx xxx Xxxxxxxxxxx. Si on parvient à un accord, le Parquet classe le dossier sans suite. A défaut d'accord, le dossier est ren- voyé au Parquet.

X. Xxx Xxxxxxxxx se demande pour sa part si la volonté de collaboration existe réellement entre tous les acteurs que l'on a cité, et notamment entre ceux créés par les contrats de sécurité. Certains acteurs, selon lui, n'acceptent pas une "aide contraignante".

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx est d'avis qu'il y a un travail excellent qui se fait avec certains services mais beaucoup de familles ne connaissent pas les services auxquels elles peuvent recourir. Dans certaines situations, le jeune et la famille ne sont pas demandeurs d'aide. L'aide doit alors, tout au moins dans un premier temps, être contraignante.

X. Xxx Xxxxxxxxx se demande alors comment faire pour expliquer cela aux associations concernées. Il faudrait que le Parlement exprime sa volonté que tous ces acteurs soient plus impliqués dans toutes ces formes d'aide.

X. Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx met en avant le laxisme dans la politique de poursuites : 80 % des faits signalés sont purement et simplement classés sans suite. Il a lu dans la presse encore récemment que quelqu'un avait été surpris trois fois en flagrant délit de vol de véhicule et que cette personne n'avait même pas été arrêtée.

X. Xxxxxxxx Xxxxxxx-Xxxxx trouve aussi que l'on n'a pas parlé des désavantages des peines alternatives. La peine alternative, estime-t-il, n'est pas ressentie comme une peine mais comme une plaisanterie ("lachertje"). On n'est pas puni, donc on récidive. Et cela démotive les services de police.

Le député note aussi que malgré tous ces efforts consentis et cet argent dépensé, on ne note pas de baisse significative de la criminalité.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx, tout en admettant que le pour- centage de dossiers classés est de l'ordre de 80 %, tient tou- tefois à souligner qu'il y a différents types de classement: certains classements interviennent suite à différentes mesu- res proposées et qui ont été exécutées par l'auteur de l'in- fraction. Il y a très peu de classements purs et simples sans aucune réponse ou aucune vérification de la situation du mineur. Le Parquet essaie en effet de comprendre la situa- tion, de vérifier ce qui se passe derrière l'infraction, et fait procéder à une enquête familiale. Même pour des faits bénins, le Parquet fait entendre les parents.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx ajoute que le laxisme parfois cité ne correspond pas à la réalité : la délinquance urbaine est

werkelijk één van de prioriteiten van het Parket. Het feit dat een jonge man of vrouw 's anderendaags terug is in zijn wijk betekent niet dat er niets gebeurt. Zij geeft immers toe dat een zelfs tijdelijke invrijheidsstelling een gevoelen zoals dat van de volksvertegenwoordiger kan veroorzaken.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx betwist tot slot dat de cri- minaliteit gestegen is. Een werkelijke toename is niet merkbaar. Anderzijds zijn de criminaliteitsvormen veran- derd en sommige vormen ervan zijn veel meer zichtbaar geworden.

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx verwijst opnieuw naar het pro- bleem voor de jongeren om hun mogelijke partners te vin- den en geeft als voorbeeld de operatie IBIS in zijn eigen gemeente van Sint-Joost, waarbij in sommige wijken te voet patrouillerende rijkswacht en politie opnieuw werden ingesteld.

Volgens de volksvertegenwoordiger vinden de jongeren thans hun weg niet meer in al de hulpverleningsvormen en overheden. Er moet meer duidelijkheid in de zaak komen.

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx denkt ten slotte dat het "preven- tieve" weinig doeltreffend is als het niet gepaard gaat met het "repressieve". Volgens xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx kan, integendeel, het "preventieve" alleen functioneren, zonder behulp van het "repressieve". De actoren van de beide bena- deringen moeten echter geregeld met elkaar overleg plegen.

Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx staat voor meer maatre- gelen of alternatieve straffen en vraagt zich af waarom die in het Brussels Gewest nog zo marginaal zijn.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx antwoordt dat de alternatieve maatregelen geleidelijk meer toegepast worden. Wat de min- derjarigen betreft, werden in 1999 echter minder maatrege- len voorgesteld omdat er niet genoeg personeel was.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx verklaart nog dat de bege- leiding inzake de Gemeenschapsdiensten (GD’s) zeer goed werkt. Deze GD’s zullen trouwens worden uitgebreid. Het Parket kan deze maatregel slechts voorstellen als de dader zijn verantwoordelijkheid erkent en met de maatregelen instemt. Het gamma aan GD’s zal ook worden uitgebreid.

De xxxx Xxxxxx Xxxxxx vraagt hoeveel GD’s-dossiers thans aangelegd zijn.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx heeft geen nauwkeurige cij- fers ten aanzien van de minderjarigen. Maar voor de meer- derjarigen zouden er zowat 1.500 dossiers bestaan in het kader van de strafrechtelijk bemiddeling.

De xxxx Xxxxxx Xxxxxx is dan ook de mening toegedaan dat de bevolking wordt gedupeerd omdat er op televisie zoveel heisa wordt gemaakt rond zowel de bemiddeling als de GD’s.

réellement une des priorités du Parquet et le fait qu'un jeune se retrouve le lendemain dans son quartier ne veut absolu- ment pas dire que rien ne se fait. Elle reconnaît que cette remise en liberté - parfois provisoire - peut donner lieu à un certain sentiment comme évoqué par le député.

Enfin, Mme Xxxxx Xx Xxxxxx conteste l'affirmation de l'augmentation de la criminalité : il n'y a pas une augmen- tation réelle; par contre, les formes de criminalité ont changé et certaines sont devenues nettement plus visibles.

X. Xxxx Xxxxxxxx revient quant à lui sur le problème de l'identification, par les jeunes, des partenaires auxquels il peut s'adresser et cite en exemple l'opération IBIS dans sa commune de Saint-Josse, opération qui a consisté à réin- troduire la gendarmerie et la police, en patrouilles à pied, dans certains quartiers.

Selon le député, le jeune, aujourd'hui, ne comprend plus très bien qui fait quoi entre toutes les aides et toutes les autorités. Il faudrait plus de clarté.

X. Xxxx Xxxxxxxx est d'avis que "le préventif" est rela- tivement inefficace s'il n'y a pas de "répressif", ce que semble contester Mme Xxxxx Xx Xxxxxx, qui ajoute que "le préventif" peut être efficace seul, sans nécessairement être accompagné ou suivi du "répressif". Il faut toutefois que les acteurs de ces deux axes se parlent régulièrement.

Mme Xxxxxxxxx Xxxxxxx préconise une augmentation des mesures ou des peines alternatives et se demande pour- quoi elles sont encore si marginales en Région bruxelloise.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx répond que les mesures alterna- tives se développent peu à peu. Pour ce qui concerne les mineurs, ces mesures ont cependant été moins proposées pendant l'année 1999, faute de moyens en personnel.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx ajoute que l'encadrement des Travaux d'Intérêt Général est très bon. Ces T.I.G. sont appelés à s'étendre. Toutefois, au niveau du Parquet, la mesure ne peut être proposée que si l'auteur reconnait ses responsabilités et marque son accord sur les mesures. Enfin, la gamme des T.I.G. que l'on peut proposer s'étend de plus en plus.

X. Xxxxxx Xxxxxx demande combien de dossiers de Travaux d'Intérêt Général sont ouverts aujourd'hui.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx n'a pas le chiffre précis pour ce qui concerne les mineurs mais, pour ce qui concerne les majeurs, avance le chiffre d'environ 1.500 dossiers dans le cadre de la procédure de médiation pénale.

X. Xxxxxx Xxxxxx estime alors qu'en faisant, à la télé- vision, autant de cas de la médiation et des T.I.G. alors qu'il y en a si peu, on trompe la population.

De heer Xxxx-Xxxxxx Xxxxxxxxxxx vraagt of er statistieken per gemeente bestaan.

Xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxxx antwoordt dat er cijfers bestaan voor 10 gemeenten waarin een dienst bestaat die instaat voor de begeleiding van de alternatieve maatrege- len en dat zij zo mogelijk de volksvertegenwoordigers bij- komende informatie zal toesturen.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx vindt dat er voor de GD’s meer duidelijkheid moet komen ten aanzien van de werknemers voor wie dat werk het dagdagelijkse werk is. Voor een persoon is het niet aangenaam of stimulerend om te beseffen dat zijn job als een straf voor iemand anders wordt beschouwd.

IV.1.3. Hoorzitting met Meester Xxxx Xxxxxx, advo- cate bij de Balie van Brussel

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx herinnert er eerst en vooral aan, dat zij in haar hoedanigheid van advocate zal spreken, met andere woorden, "de persoon die bijstaat".

Zij zal zich dus niet rechtstreeks uitspreken over de vei- ligheidscontracten. Hierbij verwijst zij naar de criminolo- gen en naar de talrijke studies en colloquia over dat onder- werp. Voor de advocaten zijn de veiligheidscontracten reeds "ontoereikend" en maken ze deel uit van het inge- wikkeld systeem waarvan er net sprake was.

Zoals de vertegenwoordigster van het Parket het zei, werden er in 1999 zoals in 1992 ongeveer 12.000 dossiers aangelegd. De criminaliteit is derhalve niet gestegen zoals sommigen beweerden.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx staat erop dat de rollen opnieuw worden omschreven. De Procureur des Konings (of de sub- stituut) vertegenwoordigt "de maatschappij" en vormt een Macht. Zoals in alle rechtsfaculteiten wordt gedoceerd, is de procureur de vervolgende en aanklagende partij waar- tegenover de advocaat belast met de verdediging staat, die zelf als tegenmacht optreedt.

Zij spreekt haar verbazing uit tegenover de "prachtige rolvermenging" die ze pas te horen gekregen heeft.

Voor xxxxxxx Xxxx Xxxxxx houdt een dergelijke toe- stand een echt gevaar in.

Zij verzoekt de commissieleden om de zittingen van de 58ste Correctionele Kamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel te komen bijwonen. Deze correctionele kamer werd trouwers speciaal opgericht in het kader van de veiligheidscontracten teneinde de dossiers via het nieuwe snelrecht te kunnen behandelen.

Bij elke zitting worden er minimum 60 dossiers op de rol geplaatst. Alleen al het lezen van de rol neemt trouwens

M. Xxxx-Xxxxxx Xxxxxxxxxxx demande s'il existe des sta- tistiques par commune.

Mme Xxxxx Xx Xxxxxx répond qu'il existe des chiffres pour 10 communes dans lesquelles il existe un service d'en- cadrement des mesures alternatives et enverra si possible des informations complémentaires aux députés.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx, à propos de ces T.I.G., estime qu'il faudrait être également plus clair vis-à-vis des travailleurs dont c'est l'occupation normale. Il n'est pas agréable ou motivant de voir que son travail, son boulot, est aussi considéré comme une punition que l'on peut infli- ger à d'autres.

IV1.3. Audition de Maître Xxxx Xxxxxx, avocate au Barreau de Bruxelles

Mme Xxxx Xxxxxx commence par rappeler qu'elle par- lera en tant qu'avocate, c'est-à-dire "la personne qui assiste".

Elle ne s'exprimera pas directement sur les contrats de sécurité, renvoyant sur ce sujet, aux criminologues et aux multiples études et colloques sur ce thème. Pour les avo- cats, les contrats de sécurité sont déjà "en-deçà" et partici- pent à ce savant mélange de genres dont on vient de par- ler.

Comme la représentante du Parquet l'a dit, il y a eu, en 1999 comme en 1992, environ 12.000 dossiers ouverts. Il n'y a donc pas eu, comme l'ont dit certains, d'augmentation de la criminalité.

Mme Xxxx Xxxxxx souhaite ensuite redéfinir les rôles : un Procureur du Roi (ou un substitut) représente "la société" et est un Pouvoir. Un Procureur est aussi, comme on l'enseigne dans toutes les Facultés de Droit, la partie poursuivante et accusante, avec, en face, un avocat chargé de la défense, et qui est le contre-pouvoir.

Elle se déclare alors stupéfaite par ce qu'elle appelle "le splendide mélange des genres" qu'elle vient d'entendre.

Mme Xxxx Xxxxxx estime qu'il y a là un danger réel à ce que le Parquet s'occupe ainsi de tout.

Elle invite les membres des commissions à venir assis- ter aux audiences de la 58ème chambre correctionnelle du Tribunal de Première Instance de Bruxelles. Cette chambre a d'ailleurs été spécialement créée à la suite des contrats de sécurité, pour un traitement "rapide" des dossiers.

A chaque audience, il y a au minimum 60 dossiers in- scrits au rôle. Rien que la lecture du rôle prend d'ailleurs

een goed anderhalf uur in beslag, met name van 9 tot 10.30 uur. Er rest dan anderhalf uur om grosso modo 50 geval- len te onderzoeken, waarvan 48 Maghrebijnse of Turkse onderdanen betreffen en 2 Belgen uit de Vierde Wereld. Al die dossiers vloeien voort, meent xxxxxxx Xxxx Xxxxxx, uit de perverse gevolgen van de veiligheidscontracten. Al die personen verschijnen voor rebellie tegen de ordedien- sten, slagen en verwondingen ten nadele van de ordedien- sten, opruiing, enz.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx zegt nog dat de wijken met minst bedeelde bevolkingsgroepen goed bekend zijn. Dat is zowel met de kleine als met de grote delinquenten al twintig jaar het geval. De advocaten hebben met deze con- crete gevallen te kampen.

Voor de kleine misdrijven, aldus xxxxxxx Xxxx Xxxxxx, brengt de plaatselijke politie "om verschillende redenen" milde beschuldigingen in. Voor de 58ste Strafkamer bekennen ruim 95% van de verdachten de hun verweten feiten. In haar persoonlijke praktijk zijn 97% van haar cliënten in staat van bekentenis.

Ook voor haar cliënten zijn de zaken ver van duidelijk.

Het Parket van de Procureur des Konings is een instel- ling en een functie. Heden ten dage doet het Parket volgens haar aan "rolverwarring" waar "vriendelijke politiemen- sen" naast overleg- of veiligheidsagenten of nog andere categorieën optreden. Al die rollen kunnen niet meer van elkaar worden onderscheiden.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx vindt verder dat het Parket thans een macht overneemt die het niet heeft gekregen. Het Parket en de Procureurs des Konings gaan dus iedereen onder toezicht plaatsen en controleren.

Bijvoorbeeld houdt het Parket zich met schoolverzuim bezig om de reden dat de betrokken diensten volzet of ondoeltreffend zijn.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx heeft ook bedenkingen bij de samenkoppeling van de woorden "hulpverlening" en "ver- plichtend". Zij gaat akkoord met het feit dat een verplich- ting of een straf worden opgelegd, maar hoe kan men hulp- verlening en dwangmaatregel vatten en verenigen?

In de Justitiehuizen kan een advocaat iemand helpen om zijn of haar straf te verlagen of zijn onschuld te pleiten. Advocaten kunnen zich ook met de betrokken persoon bezighouden als die in de gevangenis vertoeft.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx is dus van mening dat de hulp- verlening de rol is van de advocaten en dwangmaatregelen die van het Parket. De rollen moeten voor iedereen duide- lijk zijn.

une bonne heure et demie, de 9 heures à 10 heures 30. Il reste alors une heure et demie pour examiner grosso modo 50 cas, dont on peut dire que 48 concernent des ressortis- sants maghrébins ou turcs et 2, des Belges du Quart- Monde. Tous ces dossiers sont nés, estime Mme Xxxx Xxxxxx, des effets pervers des contrats de sécurité. Toutes ces personnes comparaissent pour rébellion envers les forces de l'ordre, coups et blessures à représentant des forces de l'ordre, incitation à l'émeute, etc…

Or, ajoute Mme Xxxx Xxxxxx, on connaît parfaitement bien les quartiers à population défavorisée. Cela fait plus de 20 ans que c'est comme cela, avec de petits et de grands délinquants. Ce sont ces réalités-là dont les avocats héri- tent.

Et Mme Xxxx Xxxxxx d'ajouter qu'en matière de petite délinquance, il y a souvent des accusations qu'elle qualifie de légères, portées par la police locale "pour diverses rai- sons". Elle ajoute également qu'à cette 58ème Chambre déjà citée, environ 95 % des prévenus reconnaissent les faits qui leur sont reprochés. Pour ce qui la concerne, dans sa pratique personnelle, 97 % de ses clients sont en aveux.

Revenant au problème de la clarté, Mme Xxxx Xxxxxx déclare que, pour ses clients aussi, les choses sont loin d'être claires entre tout ce qui existe.

Le Parquet du Procureur du Roi est une institution et une fonction. Aujourd'hui, le Parquet pratique, déclare-t-elle, une confusion des genres qui fait apparaître des "gentils policiers", des agents de concertation, des agents de sécu- rité, et d'autres encore. Tous les rôles se confondent.

Le Parquet, poursuit Mme Xxxx Xxxxxx, prend aujour- d'hui un pouvoir qui ne lui a xxx xxx xxxxx. Xx Xxxxxxx – xx xxx Xxxxxxxxxx du Roi – vont donc surveiller et contrô- ler tout le monde.

Sous le motif que les services concernés sont complets ou inefficaces, le Parquet s'occupe par exemple des pro- blèmes scolaires.

Mme Xxxx Xxxxxx s'interroge aussi sur l'association des mots "aide" et "contraignante". Que l'on donne une contrainte, une punition, d'accord, mais comment conce- voir et concilier aide et contrainte?

Dans les Maisons de Justice, un avocat peut aider quel- qu'un à tenter de diminuer sa peine, à plaider l'innocence; c'est aussi l'avocat qui peut s'occuper de la personne concernée si elle se retrouve emprisonnée.

Mme Xxxx Xxxxxx estime donc que l'aide revient à l'avocat tandis que la contrainte revient au Parquet. Les rôles doivent être clairs pour tous.

De spreekster behoedt zich voor veralgemeningen. Kan een overvaller van gepantseerde voertuigen vergeleken worden met een tienjarige die niet naar de les gaat?

Om op de perverse gevolgen van de veiligheidscontrac- ten terug te komen, stelt xxxxxxx Xxxx Xxxxxx ook de toekomstige perverse gevolgen van het geprogrammeerde snelrecht aan de kaak. Het snelrecht is een demagogische wens.

Hoewel het bemiddelen en de ontmoeting tussen slacht- offer en dader de zaken helpen te relativeren, moet de schadeloosstelling ten opzichte van het slachtoffer niet strafrechtelijk, maar wel civiel of wettelijk geregeld wor- den.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx rondt af met te zeggen dat de veiligheidscontracten haarzelf, en andere advocaten of per- sonen, bang maken. Eigenlijk hebben de veiligheidscon- tracten een Recht met zich meegebracht waarvan de garan- ties niet meer duidelijk zijn. Veel gevallen zijn geen delin- quentiezaken. Zij pleit er dus voor dat elkeen goed voor zijn eigen sector zorgt, en voor het feit dat de gerechtelijke macht uitsluitend gerechtelijke zaken behandelt.

IV.1.4. Gedachtewisseling

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx vindt dat de spreekster een zeer positief beeld van de rol van de advocaten heeft geschil- derd. Nochtans is hij van mening dat een advocaat pas in een bepaalde fase van de procedure optreedt en dat zulks niet altijd gebeurt op de wijze die door haar werd beschre- ven. Bovendien blijft alleen maar het repressieve over, een- maal de advocaat van het toneel of uit de zaak verdwijnt.

Hoe gaat men hier best te werk om de zaken vlotter te maken, vraagt ook de xxxx Xxxx Xxxxxxxx zich af. Hij stelt ook vragen bij het evalueren, de toekomst en het coördi- neren van al deze acties.

Voor xxxxxxx Xxxx Xxxxxx kan deze vraag best aan een expert-criminoloog (die later zal worden verhoord) worden gesteld.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx meent dat men er goed aan gedaan heeft om te herinneren aan de beperkingen van de respectieve bevoegdheden alsook aan het feit dat de meeste verdachten bekentenis afleggen. Hij heeft nochtans beden- kingen bij het standpunt van xxxxxxx Xxxx Xxxxxx over de verplichtende hulpverlening. Deze benadering moet nog worden bijgeschaafd. Tevens moeten zowel de bemidde- lingspraktijken als de ontmoetingen tussen slachtoffer en dader nog sterker worden aangemoedigd en ontwikkeld.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx verklaart dat zij dezelfde mening toegedaan is. Gevangenisstraffen en het gerechte-

L'intervenante estime aussi qu'il faut se garder des géné- ralisations: peut-on comparer un braqueur de fourgon blindé avec un gosse de 10 ans qui brosse certains cours?

Revenant aux effets pervers des contrats de sécurité, qu'elle a évoqués plus haut, Mme Xxxx Xxxxxx dénonce aussi les futurs effets pervers de la justice accélérée ("snel- recht") que l'on veut établir. Elle estime que c'est un vœu démagogique.

Quant au problème de la réparation vis-à-vis de la vic- time, cette réparation ne doit pas être pénale mais bien civile, même si la médiation, la rencontre entre la victime et l'auteur des faits est utile pour dédiaboliser, démythifier.

Et Mme Xxxx Xxxxxx de conclure en disant que les contrats de sécurité lui font peur, ainsi qu'à d'autres avo- cats et à d'autres personnes. Les contrats de sécurité ont en quelque sorte donné naissance à un Droit dont les garan- ties ne sont plus très claires. Il y a beaucoup de cas qui ne relèvent pas de la délinquance. Elle plaide donc pour que chacun s'occupe – bien – de son secteur, quel qu'il soit, et que le pouvoir judiciaire s'occupe exclusivement des affaires judiciaires.

IV.1.4. Échange de vues

X. Xxxx Xxxxxxxx estime que l'intervenante a donné une vision très positive de l'avocat. Il a pourtant le sentiment que, généralement, l'avocat n'arrive qu'à un certain moment de la procédure et que cela ne se passe pas toujours comme l'intervenante l'a expliqué. De plus, quand l'avocat sort de la procédure ou quitte le dossier, pour toutes sortes de rai- sons, il ne reste plus que le répressif.

X. Xxxx Xxxxxxxx se demande aussi comment faire pour que tout cela fonctionne de manière plus harmonieuse. Qu'en est-il également de l'évaluation, de la vision pros- pective et de la coordination de toutes ces actions ?

Mme Xxxx Xxxxxx est d'avis que la réponse à cette der- nière question revient plutôt à un expert criminologue (qui sera auditionné ultérieurement).

X. Xxxxx Xxxxxxxxx pense qu'il était bon de rappeler les limites des compétences respectives ainsi que le fait que la majorité des prévenus sont en aveux. Il exprime toutefois ses réserves quant à la position de Mme Xxxx Xxxxxx au sujet de l'aide contraignante. C'est une approche qu'il faut encore travailler, de même qu'il faut encore encourager et développer la médiation et les rencontres entre victime et auteur.

Mme Xxxx Xxxxxx déclare qu'elle peut partager ce point de vue: prison et judiciarisation sont des catastrophes. Mais

lijk maken van zaken zijn catastrofaal. Al vervalt men thans in deze slechte neiging, wat in vraag moet worden gesteld.

De spreekster citeert bijvoorbeeld drie bijzondere sterk op elkaar lijkende druggevallen die op drie totaal verschil- lende manieren werden opgelost. Bij een van die drie gevallen werd de straf vervangen door een verplichte con- trole op het politiecommissariaat, waar de betrokkene regelmatig een urinetest moest ondergaan. Deze controle gebeurde zonder toezicht op haar verloop of follow-up. Dergelijke praktijken brengen een ongezond klimaat met zich mee en kunnen tot willekeur leiden.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx juicht dit pertinent voorbeeld toe, maar vindt dat bij veel andere gevallen de alternatieve maatregelen wel verantwoord zijn.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx antwoordt dat zij personen kent die bekend hebben om van de bemiddelingsmaatregelen te kunnen genieten die hun bij onmiddellijke bekentenis wer- den beloofd.

Verwijzend naar het strafwetboek vraagt ze nogmaals om klaarheid in de zaak te brengen en om te verzekeren dat de bemiddelaar wel degelijk een derde partij is.

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx herinnert eraan dat juist het Parket bemiddelaar is bij strafrechtelijke bemiddeling.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx voegt hier aan toe dat de straf- rechtelijke bedmiddeling ook in de lokalen zelf van de rechtbank plaatsvindt.

De xxxx Xxxxxx Xxxxxx merkt op dat de cijfers van 3.000 verenigingen en 12.000 personen werden geciteerd. Hij leidt daaruit af dat elke vereniging voor 4 personen moet zorgen en handelen zoals ze zelf willen. Het Parket lijkt sommige personen en zaken te willen beschermen en daarom wil het overal aanwezig zijn.

De volksvertegenwoordiger vraagt xxxxxxx Xxxx Xxxxxx ook in hoeverre de beslissing om iedereen een basisvergoeding toe te kennen de criminaliteit naar bene- den zou brengen. Hij herinnert eraan dat in België onge- veer 500.000 personen onder de armoededrempel zouden leven.

Xxxxxxx Xxxx Xxxxxx denkt dat xxxxx een zeer kleine invloed zou kunnen hebben, maar verkiest om dat soort van analyse aan een criminoloog over te laten. Ze herinnert eraan dat veel delinquenten niet uit zogenaamde lagere bevolkingsklassen of arme gezinnen komen, en dat de oor- zaken van de delinquentie veelal dezelfde zijn, onverschil- lig uit welk sociaal-economisch milieu men komt. Het blijkt echter onmogelijk om tot een nauwkeurige uitsplit- sing te komen. Delinquente armen of kansarmen krijgen

aujourd'hui, on est tombé dans le "tout à la déjudiciarisa- tion" et cela pose question.

Et l'intervenante de citer trois cas d'espèce fort sem- blables, tous les trois de faits de drogue, qui ont reçu 3 solu- tions totalement différentes ; un des cas a fait l'objet d'une déjudiciarisation et a été remplacé par un contrôle obliga- toire au commissariat de police (où l'intéressé était invité à venir faire régulièrement un contrôle d'urine) ; mais ce contrôle au commissariat se faisait lui-même sans aucun contrôle sur son déroulement et son suivi. Des cas comme celui-là et d'autres créent un climat malsain et des risques d'arbitraire.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx reconnaît la pertinence de cet exemple mais ajoute qu'il y a beaucoup d'autres cas où les mesures alternatives se justifient.

Mme Xxxx Xxxxxx répond qu'elle connaît des per- sonnes qui ont avoué pour pouvoir bénéficier de la média- tion qu'on leur avait promise en cas d'aveu immédiat.

Elle insiste à nouveau, se référant au Code Pénal, pour que les choses soient claires et qu'un médiateur soit quel- qu'un d'extérieur aux deux parties.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx rappelle à ce sujet que ce n'est précisément pas le cas xxxx xx xxxxxxxxx xxxxxx, xx xx xxxxxxxxx xxx xx Xxxxxxx.

Mme Xxxx Xxxxxx ajoute que la médiation pénale se fait également dans les locaux mêmes du Tribunal.

X. Xxxxxx Xxxxxx relève qu'on a cité les chiffres de

3.000 associations et de 12.000 personnes. Il en conclut que cela fait 4 personnes à soigner par chaque association et comme celles-ci le veulent. Il est d'avis que le Parquet veut protéger certaines personnes et certaines choses et que c'est pour cela que le Parquet veut être présent partout.

Le député demande aussi à Mme Xxxx Xxxxxx quelle serait la baisse de criminalité si l'on devait décider de ver- ser à tout un chacun une allocation minimale de base. Il rappelle qu'on estime à environ 500.000 le nombre de per- sonnes qui, en Belgique, vivraient sous le seuil de pauvreté.

Mme Xxxx Xxxxxx pense que cela pourrait avoir une très légère influence mais préfère laisser ce genre d'analyse à un criminologue. Elle rappelle qu'il y a beaucoup de délinquants qui n'appartiennent pas aux milieux dits popu- laires ou pauvres, et que les raisons de la délinquance sont souvent les mêmes, quel que soit le milieu socio-écono- mique. La ventilation précise est toutefois quasiment im- possible à faire. Toutefois, rappelle Mme Xxxx Xxxxxx, c'est la délinquance des pauvres ou des défavorisés qui est

niettemin de meeste aandacht van de media, aldus xxxxxxx Xxxx Xxxxxx, waardoor men de verkeerde indruk krijgt dat de delinquentie in deze groepen veel aan- zienlijker is.

Xxxxxxx heeft het niet geduurd, herinnert mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx eraan, om in onze geschiedenis tot de scheiding der machten te komen? De scheiding van de drie grote machten vormt de grondslag van ons democra- tisch systeem. Welnu, wanneer een van de machten een van de prerogatieven ervan onbenut laat, dan komt een andere macht die leemte bijna automatisch vullen. Dit leidt tot machtsmisbruiken en tot wangebruiken, ja, zelfs tot het usurperen door de andere macht. Maar de verantwoorde- lijke macht valt hierbij evenzeer te kritiseren.

Wanneer het Parket zich, zoals het zelf toegeeft, met alles bemoeit, dan verwaarloost het zijn eigen toever- trouwde taken, aldus mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx. Onder wiens gezag en onder welk toezicht treedt het Parket dan op als het zo zijn eigen taken overschrijdt? Ze pleit er voor dat elke macht de democratisch goedgekeurde wetten eerbiedigt en toepast.

IV.2.1. Hoorzitting met de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx, ambtenaar belast met preventie in de gemeente van Sint-Xxxx Xxxxxxxxx

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx herinnert aan het feit dat de veiligheidscontracten uit twee gedeelten bestaan, met name een preventieve en een politiegedeelte.

Toen die werden gesloten, hadden ze tot doel om de bur- gemeesters een aantal middelen te geven teneinde de maat- schappelijke uitsluiting contractueel te bestrijden. De mid- delen worden alleen maar toegekend wanneer alle acties die op gemeentelijk vlak worden uitgevoerd en zowel op een preventief als op een repressief beleid stoelen.

Voor de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx is het welzijn van de jongeren en de veiligheid niet tegenstrijdig, hoewel maat- schappelijke werkers en politiemensen niet met elkaar mogen worden verward. Nochtans kan men niet educatief te werk gaan zonder zich te baseren op regels en op de wet.

In dit kader werkt de preventieambtenaar in Sint-Xxxx- Molenbeek. Het kader komt aan de bedoeling van de wet- gever tegemoet.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx merkt op dat in andere gemeenten de zaken er niet altijd even duidelijk voorstaan. Soms is de preventieambtenaar afhankelijk van de korps- chef, soms van het gehele schepencollege. In Sint-Xxxx- Molenbeek werden de middelen gecentraliseerd en worden ze op globale wijze beheerd door één enkele preventie- ambtenaar, die voor de coherentie met de andere gemeen- telijke maatregelen instaat. In Sint-Xxxx-Molenbeek werken

la plus médiatisée, ce qui fait qu'elle peut apparaître, à tort, comme plus importante.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx rappelle le temps qu'il a fallu, dans notre Histoire, pour mettre au point et obtenir la séparation des Pouvoirs. Cette séparation des trois grands Pouvoirs est la base maîtresse de notre système démocratique. Or, quand un des Pouvoirs laisse "en friche" une de ses prérogatives, un autre Pouvoir va presque iné- vitablement investir ce vide, ce qui peut mener à des excès, à des abus, voire à une usurpation par cet autre Pouvoir. Mais le Pouvoir responsable de ce vide est tout aussi criti- quable.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx estime que, quand le Par- quet s'occupe de tout comme il le dit, il ne s'occupe plus des tâches réelles qui lui ont été attribuées. Elle se demande alors sous l'autorité de qui et sous quel contrôle le Parquet agit lorsqu'il sort ainsi de ses tâches réelles. Elle plaide pour que chacun des Pouvoirs respecte et applique les lois démocratiquement votées.

IV.2.1. Audition de X. Xxxxx Xxxxxxxxx, fonction- naire de prévention à la commune de Molen- beek-Saint-Jean

X. Xxxxx Xxxxxxxxx rappelle que les contrats de sécu- rité et de société contiennent deux volets: un volet "pré- vention" et un volet "police".

Lorsqu'ils ont été conclus, ils avaient pour objectif de donner aux bourgmestres un certain nombre de moyens tendant à lutter, par obligation contractuelle, contre l'ex- clusion sociale ; les moyens ne sont attribués que si l'en- semble des actions menées au niveau communal se fonde sur un management à la fois préventif et répressif.

Pour X. Xxxxx Xxxxxxxxx, il n'y a pas d'antinomie entre le bien-être des jeunes et le souci de sécurité. Il ne peut cependant y avoir de confusion entre l'agent de prévention qu'est le travailleur social et le policier. Cela étant, on ne peut pas faire de travail éducatif sans faire référence à une règle et à la loi.

Tel est le cadre dans lequel travaille le fonctionnaire de prévention à Molenbeek-Saint-Jean; ce cadre répond à ce qui a été prévu par le législateur.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx relève que dans d'autres com- munes, les choses ne sont pas toujours aussi claires : par- fois, le fonctionnaire de prévention dépend soit du chef de corps, soit de l'ensemble du Collège échevinal. Dans le cas de Molenbeek-Saint-Jean, les moyens sont centralisés et gérés de manière globale par un seul fonctionnaire de pré- vention, qui assure la cohérence avec les autres dispositifs dont bénéficie la commune. Il ajoute qu'il y a à Molenbeek-

twee preventieambtenaren. Omwille van de coherentie van het beleid beheert hijzelf de «Lokale Opdracht» om de jon- geren aan werk te helpen.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx somt dan de verschillende taken op, waarvoor hij verantwoordelijk is.

De preventieambtenaar heeft vanzelfsprekend als hoofd- opdrachten:

– de coördinatie- en het beheer van het preventieve gedeelte van de veiligheidscontracten,

– de coördinatie van de gemeentelijke initiatieven op maatschappelijk vlak,

– het organiseren van verschillende overleg- en coördina- tievergaderingen samen met de politiediensten in geval van oproer of incidenten en permanent overleg plegen teneinde de acties in de "delicate" wijken op een samen- hangende wijze te doen verlopen,

– de globale aanpak ter verbetering van het onthaal van het publiek door de gemeentelijke diensten.

Het geheel aan maatregelen moet leiden tot het voeren van een geïntegreerd preventiebeleid met het oog op cohe- rentie en klaarheid bij de verschillende initiatieven waarbij de deontologische en functionele vereisten strikt worden geëerbiedigd teneinde alle verwarring uit de weg te ruimen.

In het kader van het preventiegedeelte werden zo meer- dere initiatieven uitgewerkt.

De overlegassistenten werden in het begin van de jaren '90 benoemd. De overlegassistenten waren toen ambtena- ren die rechtstreeks door het ministerie van Binnenlandse Zaken werden bezoldigd. Hierdoor werden ze soms door de politiekorpsen als "spionnen" ten dienste van de minis- ter beschouwd. In Sint-Xxxx-Molenbeek hangen de overle- gassistenten af van de korpschef. Maar hun functies zijn eigenlijk meer geïntegreerd geworden en uitgebreid tot het algeheel maatschappelijke systeem. Zij hebben vooral tot taak om de nieuwe agenten op te leiden en voor de per- manente opleiding van de al in dienst zijnde agenten (met name in multiculturalisme) te zorgen, alsook van de indi- viduele gevallen waarbij moeilijke relaties tussen de xxx- xxxxx en de politie zijn opgetreden.

De taken van de overlegassistenten kunnen echter van gemeente tot gemeente zeer verschillend zijn.

Ook de maatschappelijke bemiddelaars bestonden al vóór de veiligheids- en samenlevingscontracten werden afgesloten. Hun taak bestond erin de betrekkingen tussen de migranten enerzijds en de gemeentelijke diensten en overheid anderzijds te verbeteren. Naar gelang van de gemeente wordt deze taak op verschillende wijzen uitge- voerd. In Sint-Xxxx-Molenbeek werkt één maatschappelijk

Saint-Jean deux fonctionnaires de prévention et que, dans le même souci de cohérence, lui-même gère la Mission locale, afin de fournir des pistes d'emploi pour les jeunes.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx examine ensuite les différentes fonctions qui relèvent de ses responsabilités.

Le fonctionnaire de prévention a bien sûr pour tâches principales

– une action de coordination et de gestion du dispositif préventif des contrats de sécurité;

– la coordination des initiatives communales en matière sociale;

– l'organisation de différentes concertations et de coordi- nations avec les services de police en cas de troubles ou d'incidents ainsi qu'une concertation permanente pour assurer la complémentarité des interventions dans les quartiers "délicats";

– la réflexion globale sur l'amélioration de l'accueil du public dans les services communaux.

Tout cela doit aboutir à la mise en place d'une politique de prévention intégrée, ainsi qu'à la cohérence et à la cla- rification des différentes initiatives, dans le strict respect des impératifs déontologiques et fonctionnels, pour éviter toute confusion.

Plusieurs initiatives ont ainsi vu le jour dans le cadre du volet "prévention" :

Les assistants de concertation existaient depuis le début des années '90. Il s'agissait à l'époque de fonctionnaires directement payés par le Ministère de l'Intérieur que les corps de police considéraient d'ailleurs parfois comme des "espions" au service du Ministre. A Molenbeek-Saint-Jean, les assistants de concertation dépendent du Chef de corps mais leurs fonctions ont pu évoluer vers des fonctions plus intégrées et étendues à l'ensemble du dispositif social. Ils servent surtout à former les nouveaux agents et à la for- mation continue des agents en xxxxx (xxxxxxxxx xx xxxxx- xxxxxxxxxxxx), xxxxx xx'xx traitement de cas individuels où des difficultés de relations jeunes/police ont eu lieu.

Les fonctions des assistants de concertation peuvent tou- tefois être fort différentes d'une commune à l'autre.

Les médiateurs sociaux, eux aussi, existaient avant que ne soient conclus les contrats de sécurité et de société. Le rôle est d'améliorer les relations entre d'une part les popu- lations issues de l'immigration et d'autre part les services et l'autorité communale. Selon les communes, ce rôle se concrétise de manière variable. A Molenbeek-Saint-Jean, les médiateurs sociaux sont, l'un dans la maison commu-

bemiddelaar op het gemeentehuis en de andere in de gemeentelijke wijkhuizen. Zij moeten noch de korpschef noch de politiecommissaris rekenschap geven.

De Jeugddienst van de politie van Sint-Xxxx Xxxxxxxxx werd versterkt teneinde het schoolverzuim of de schoolon- verschilligheid van sommige jongeren op het spoor te komen. Deze dienst werkt niet alleen samen met de andere politiediensten maar ook met de maatschappelijke bemid- delaars en de wijkhuizen. Door de contacten met het Parket is deze werkwijze derhalve een toepassing van het politie- gedeelte van de veiligheids- en samenlevingscontracten. Maar de dialoog met de schooldirectie en de maatschap- pelijke werkers blijft gehandhaafd. De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx zegt tevens dat de scholen nog steeds te laat op deze dienst een beroep doen in vergelijking met het tijdstip waarop een jongere begint af te haken. Het gaat hier om een proces op lange termijn. Soms blijkt het ook moeilijk om de ouders, die zelf weinig naar school zijn gegaan, te sensibiliseren.

Dan legt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx uit dat in zijn gemeente de sociaal-sportieve begeleiding, de "city coaching", de belangrijkste actie van het preventiegedeelte is. De straathoekwerkers voerden die eerst en vooral uit. Maar de jongeren die de structuren tot hun beschikking het minst gebruiken, zijn juist diegenen die uitgesloten zijn. Zij zouden eerder aan een activiteit moeten meedoen. Sport- activiteiten zijn één van de beste middelen om hun een positief zelfbeeld te geven. Zodoende worden ze immers op een milde manier gesocialiseerd en leren ze een struc- turerende relatie op te bouwen. Hierbij worden ze ook geholpen bij het leren omgaan met discipline en leren de oudere jongeren om hun verantwoordelijkheden op te nemen tegenover de jongste jongeren.

City coaching wordt zeven dagen op zeven tot 23 's avonds aangeboden en is volledig gratis. In het kader van deze activiteiten wordt aan sport - en derhalve aan disci- pline - gedaan. Tevens worden de kleedkamers schoonge- maakt, waarbij hun "de regels des levens" worden bijge- bracht. Ruim 2.000 jongeren nemen deel aan deze activi- teit. Hoewel die gratis is, krijgen de jongeren toch een lidkaart. Zodoende krijgen ze een verantwoordelijkheids- gevoel.

In Molenbeek bestaat ook een psycho-maatschappelijke dienst voor de druggebruikers en hun gezin. Het noemt "De Brug" en werkt samen met het steunpunt van de vzw TRANSIT en met het steunpunt van het LAMA-project. Personen die de beslissing hebben genomen om een thera- pie te beginnen of zelfs mensen die daar nog helemaal niet aan toe zijn, kunnen bij de beide steunpunten terecht. Het publiek van "De Brug" verkeert in toestanden die zich daar- tussenin situeren. Diezelfde dienst bezoekt mensen die in de gemeente zijn ingeschreven en die een eerste of een tweede keer voor drugmisdrijven zijn opgesloten. Een der- gelijk bezoek vormt een bevoorrecht moment doordat de eerste opsluiting veelal op een "elektroshock" neerkomt.

nale, l'autre dans les maisons de quartier communales. Ils ne doivent rendre de comptes ni au Chef de corps, ni au commissaire de police.

Par ailleurs, le service "jeunes" de la police de Molenbeek-Saint-Jean a été renforcé afin, en particulier, de repérer les jeunes en situation d'absentéisme scolaire ou de désinvestissement vis-à-vis de l'école. Le travail de ce ser- vice se fait en coordination avec les autres services poli- ciers mais aussi avec les médiateurs sociaux et les maisons de quartier. Il se situe donc un peu plus dans le volet poli- cier des contrats de sécurité et de société puisqu'il implique des relations avec le Parquet, mais le dialogue est maintenu avec les directions des écoles et avec les travailleurs sociaux. X. Xxxxx Xxxxxxxxx note aussi que les écoles font encore de manière trop tardive appel à ce service par rapport au processus de décrochage d'un jeune, qu'il s'agit d'un travail de longue haleine, et qu'il est parfois difficile de sensibiliser des parents eux-mêmes peu scolarisés.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx explique ensuite que, dans sa commune, l'animation socio-sportive (qu'on appelle parfois le "city coaching") constitue l'action la plus importante du volet prévention. Elle était d'abord assurée par des éduca- teurs de rue. Mais les jeunes en situation d'exclusion sont aussi ceux qui, le plus souvent, profitent le moins des struc- tures mises à leur disposition ; il faut les accrocher à une activité plutôt qu'à une structure. Le sport est une des meilleures façons de leur donner une image positive d'eux- mêmes et, du même coup, de les socialiser en douceur, mais aussi d'établir une relation structurante, de les aider à consentir à une disicipline de vie, de responsabiliser les aînés à l'égard des plus jeunes.

L'animation socio-sportive est assurée sept jours sur sept, jusqu'à 23 heures du soir et est entièrement gratuite. Cette activité implique non seulement la pratique d'un sport avec la discipline qu'elle impose mais aussi des activités "annexes" comme, par exemple, le nettoyage des vestiai- res; cette activité contribue ainsi à un "apprentisage des règles" et attire au total près de 2.000 jeunes ; mais même gratuite, elle requiert la possession d'une carte de membre, ce qui responsabilise les participants.

Il existe encore à Molenbeek un service psycho-social pour les usagers de drogue et leur famille, nommé "Le Pont", et complémentaire à la fois à l'antenne de l'asbl TRANSIT et à l'antenne du projet LAMA. Ces deux antennes s'adressent, soit aux personnes qui ont pris la déci- sion d'entamer un processus thérapeutique, soit à celles qui en sont le plus éloignées : le public du service psycho- social se trouve à mi-chemin de ce parcours. Le même ser- vice rend visite aux personnes domiciliées dans la com- mune qui ont, pour la première ou la deuxième fois, été incarcérées suite à un délit lié à la toxicomanie. C'est là un moment privilégié puisque la première incarcération constitue, bien souvent, un véritable "électrochoc".

De gemeente Molenbeek beschikt anderzijds over een vakantiehuis te Cornimont in de Ardennen. Dankzij dit vakantiehuis kan een voortdurende confrontatie tussen de vrijwilligers en de personen die een alternatieve straf uit- zitten plaatsvinden. Allemaal samen doen ze aan renovatie en herinrichting van het vakantiehuis. 25 à 30% van de delinquenten willen zelfs per se na hun zittijd op de werf blijven werken, zo groot is het succes van het project. Dit gedeelte van de preventieve acties heet Begeleidingsdienst voor Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen (BDAGM).

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx heeft het nu over het poli- tiegedeelte van de veiligheidscontracten.

Eerst legt hij uit dat de gemeentepolitie destijds sterk onderbemand was. Dankzij de veiligheids- en samenle- vingscontracten is de formatie met twintig agenten ver- sterkt, waardoor de achteruitgang mede kon worden ver- holpen. Hulpagenten werden door het Brussels Gewest

(10) en door het ministerie van Binnenlandse Zaken (14) aangeworven.

Hierdoor kon bijvoorbeeld een minimale wachtdienst worden verzekerd. Een toezichts- en interventiebrigade (voor betrappingen op heterdaad, verdovende middelen en bendevorming) werd opgericht. Een werkelijke Jeugd- dienst werd opgericht.

Ook parkbewakers (12) werden aangeworven. Dankzij hun afschrikkende en preventieve aanwezigheid kunnen de ouden van dagen van de groene zonen gebruik maken zon- der zich bedreigd te voelen door mogelijke agressie of onbeleefdheid én in een klimaat van vreedzame coëxisten- tie met de jeugd. De oudere mensen gaan trouwens hoe lan- ger hoe meer in de parken wandelen. Ook het vandalisme is praktisch van het toneel verdwenen.

Doordat de agenten de administratieve taken die geen politiebevoegheid vereisen niet langer hoeven uit te voe- ren, konden via de recrutering van burgerpersoneel verder ook de operationele diensten worden versterkt, waardoor meer agenten op straat konden worden ingezet.

Omdat de politieagenten soms het slachtoffer worden van een rechtstreekse confrontatie met groepsgeweld, heeft de politie van Sint-Xxxx-Molenbeek een psychologe in dienst genomen om de politiemensen een vorming te geven inzake preventie en stressmanagement en ook om de aan- gevallen politieagenten met posttraumatische stress bij te staan via onder meer een debriefing. Hierdoor werden zowel de coherentie als de motivatie van de politiemensen bevorderd.

Anderzijds volgt een criminaliteitsanaliste, die ook in het kader van de veiligheidscontracten is aangeworven, de ontwikkeling van de wijkcriminaliteit van dichtbij.

La commune de Molenbeek dispose, par ailleurs, d'une maison de vacances dans les Ardennes, à Cornimont. Cet outil permet une confrontation permanente entre des béné- voles et des personnes qui ont été sanctionnées par des peines alternatives. Tous s'occupent de restaurer et de réaménager la maison de vacances. Le succès de l'opéra- tion est tel que 25 à 30% des délinquants poursuivent le chantier, même après avoir presté leur heures de peine. Ce volet des actions de prévention s'appelle le S.E.M.J.A., Service d'Encadrement des Mesures Judiciaires Alterna- tives.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx aborde ensuite le volet "police" des contrats des sécurité.

Il note tout d'abord que l'effectif de la police commu- nale se situait à l'époque loin en-deçà du cadre prévu. Les contrats de sécurité et de société ont certes permis un ren- forcement du cadre (20 agents), ce qui a contribué à rat- traper ce retard : des auxiliaires ont xxx xxxxxxxx xxx xx Xxxxxx xxxxxxxxxxx (00) xx xxx xx Xxxxxxxxx de l'Intérieur (14).

Cela a permis, notamment, un relèvement du service de garde minimum, la création d'une brigade de surveillance et d'intervention (pour flagrants délits, stupéfiants et ban- des), et la création d'un veritable Service de la jeunesse.

Des gardiens de parc ont également été recrutés (12). Par une présence dissuasive et préventive, ils permettent ainsi aux personnes âgées de profiter des espaces verts en dehors de toute menace d'agression ou d'incivilité et font coexister pacifiquement et les jeunes et les personnes âgées dans ces espaces verts. La fréquentation des parcs par les personnes âgées a d'ailleurs considérablement augmenté. A noter enfin que les actes de vandalisme ont aussi presque entièrement disparu.

Ensuite, le recrutement de personnel civil, libérant les agents des tâches administratives n'exigeant pas de compé- tences policières, a permis le renforcement des services opérationnels et notamment de faire "circuler" davantage d'agents dans les rues.

Les difficultés résultant des confrontations directes à des violences de groupe, dont sont parfois victimes les poli- ciers, ont conduit la police de Molenbeek-Saint-Jean à s'at- tacher les services d'une psychologue, pour former les poli- ciers à la prévention et à la gestion du stress, mais aussi pour aider les policiers agressés, victimes de stress post- traumatiques, notamment par un système de débriefing. On a noté de ce fait un renforcement de la cohésion et de la motivation des policiers.

Une analyste criminelle, également engagée dans le cadre des contrats de sécurité, suit de près, par ailleurs, l'évolution de la criminalité dans les quartiers.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx vindt nog dat de kwaliteit van de dienstverlening die de politie moet brengen werd verbeterd dankzij een nieuwe hulpdienst voor slachtoffers, een onthaalpool en een nieuwe specifieke en voortgezette opleiding met betrekking tot het maatschappelijke en plu- riculturele, zodat de politieagenten ten minste de basisken- nis qua woordenschat of gedragingen van jongeren van buitenlandse afkomst mee krijgen.

Politiemensen afkomstig van diezelfde landen worden ook aangeworven, hoewel op dat gebied moeilijkheden rij- zen. Volgens de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx zijn die niet te wij- ten aan discriminatiepraktijken tijdens de examens maar aan de diploma's of niet-tweetaligheid. Zelfs uit de psychotech- nische testen valt geen discriminatie af te leiden. Indien de examinatoren soms provocerend zouden optreden, dan gebeurt zulks op doordachte wijze voor zover de aspirant- politieagenten hoe dan ook op een bepaald moment met racistische uitlatingen geconfronteerd zullen komen.

De "stedelijke heropleving" vormt het volgende gedeel- te voortkomend uit de veiligheidscontracten.

In het kader van de operatie "stedelijke heropleving" werd in de eerste plaats "Antenne J" geopend om de jonge rechtsonderhorigen en hun gezin bij te staan. Xxxx wordt een advocaat ambtshalve tien minuten voor hun verschij- ning aangewezen. Derhalve kan de advocaat dus niet gron- dig kennis nemen van het dossier. Daar komt nog bij dat het juridisch en gerechtelijk jargon vaak hermetisch zijn. Nochtans moeten de jongeren de betekenis van hun daden, van de mogelijke straf hiervoor en van de beperkingen van Vrouwe Justitia kunnen vatten. Daarom moeten die jonge- ren begeleid en geïnformeerd worden.

In het kader van dezelfde operatie werd een Vrouwen- huis geopend. Vrouwen van buitenlandse afkomst moeten ergens samen als waardige burgers buiten hun huishoude- lijke taken hun eigen leven kunnen leiden. Dit is van essen- tieel belang, des te meer daar ze een essentiële rol spelen in de strijd tegen de onveiligheid. Ze moeten ook hulp krij- gen teneinde de quasi dubbele persoonlijkheid van hun kind te vatten. Uiteraard kunnen die jongeren zich op school in hun eigen cultuur niet inleven en thuis kunnen ze ook niet beleven wat hun op school wordt bijgebracht. De vrouwen zelf bepalen en organiseren de geregelde activi- teiten van het Vrouwenhuis.

In hetzelfde kader werd nog een begeleidingsstructuur voor de jonge gevangenen in het leven geroepen. Tientallen aanvragen werden te Molenbeek ingediend. Dit is des te merkwaardiger daar de jongeren die een zittijd in de gevan- genis achter de rug hebben er een zeker prestige aan over houden. De preventiedienst probeert om net het tegen- overgestelde waar te maken. Volgens de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx roepen de jongeren als het ware om hulp, ter- wijl ze willen dat hun wens van herinschakeling in de samenleving au sérieux wordt genomen.

Enfin, X. Xxxxx Xxxxxxxxx ajoute que la qualité du ser- vice que doit offrir la police a été améliorée par la création d'un service d'assistance aux victimes, d'un pool d'accueil et d'une formation spécifique et continuée aux dispositifs sociaux ainsi qu'au multiculturalisme, laquelle doit per- mettre aux agents de connaître au moins les rudiments de ce que certains mots ou certaines attitudes signifient pour les jeunes d'origine étrangère.

On s'efforce aussi de recruter des policiers originaires des mêmes pays étrangers. Les difficultés de recrutement, cela étant, sont réelles. X. Xxxxx Xxxxxxxxx ne pense pas qu'elles soient dues à des discriminations lors de l'examen mais aux problèmes du diplôme et du bilinguisme. Même les examens psychotechniques ne font pas apparaître de discrimination ; si les examinateurs se montrent parfois provocants, c'est à bon escient dans la mesure où les aspi- rants policiers seront de toute façon, à un moment ou un autre, confrontés au racisme.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx en vient ensuite à un autre volet issu des contrats de sécurité, que l'on peut appeler le "Renouveau urbain".

Cette opération de "renouveau urbain" a permis en pre- mier lieu l'ouverture d'ANTENNE J, une aide aux jeunes justiciables et à leur famille. Il arrive souvent, en effet, qu'un avocat soit désigné d'office pour assister les justi- ciables dix minutes avant leur comparution, sans que ces avocats aient donc pu valablement prendre connaissance du dossier. De plus, le langage juridique et celui de l'appareil judiciaire sont bien souvent hermétiques. Or, les jeunes doivent comprendre la portée de leurs actes, la portée des sanctions qu'ils risquent d'encourir et les limites de la jus- tice. Il est donc important d'accompagner et d'informer ces jeunes.

La même opération a permis l'ouverture d'une Maison des femmes. Il est fondamental que les femmes d'origine étrangère puissent vivre entre elles une citoyenneté digne de ce nom et avoir le plaisir de vivre cette citoyenneté en dehors de leurs tâches ménagères, d'autant qu'elles jouent un rôle essentiel dans la lutte contre l'insécurité. Il faut aussi les aider à comprendre la quasi double personnalité de leurs jeunes qui ne peuvent pas vivre à l'école ce qui est dans leur culture et qui, d'autre part, ne peuvent pas faire chez eux ce qu'on leur dit à l'école. Les activités régulières de cette Maison sont organisées et déterminées par le groupe de femmes elles-mêmes.

Toujours dans le même cadre, on a encore créé une structure d'accompagnement des jeunes détenus. Des dizai- nes de demandes ont été introduites dans ce cadre à Molenbeek, ce qui est d'autant plus remarquable que, sou- vent, le fait d'avoir été en prison confère un certain pres- tige aux jeunes. Le service de prévention essaie d'obtenir l'effet inverse. Selon X. Xxxxx Xxxxxxxxx, les demandes de jeunes sont à la fois un véritable appel à l'aide en même temps qu'une demande d'être pris au sérieux dans leur volonté de se réinsérer.

IV.2.2. Hoorzitting van mevrouw Xxxxxx Xxxx, preven- tieambtenaar in de gemeente Elsene

In tegenstelling tot haar collega is xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx pas in 1996 preventieambtenaar geworden. Al zijn de meeste historische elementen samengevat door de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx vanzelfsprekend ook voor Elsene waar, heeft zij dus niet, zoals haar collega, van in het begin aan het starten van de veiligheidscontract van haar gemeente deelgenomen.

De structuur van de veiligheidscontract te Elsene is enigszins anders dan in Molenbeek.

In Elsene hangen alle diensten van het gemeentelijke af, met name dus ook het Bureau voor Slachtofferhulp, en de overlegassistenten. Alle diensten vallen onder de bevoegd- heid van de preventieambtenaar. Officieel is hij of zij ver- antwoordelijk voor het algehele preventiebeleid. Maar hij of zij heeft slechts een adviserende stem inzake de voor- zieningen die de veiligheidscontract overschrijden. De pre- ventieambtenaar zelf moet de burgemeester rekenschap geven.

In Elsene is het veiligheidscontract een partner van de politie (die er natuurlijk buiten van staat), aldus xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx. Het veiligheidscontract speelt een rol in een later stadium en zonder veel invloed te hebben op de oor- zaken. Doordat de veiligheidscontract niet bij de politie wordt geïntegreerd, zijn de respectieve rollen wel duide- lijk, wat ook de deontologie van de maatschappelijke wer- kers in de hand werkt. Hoe dan ook, alle diensten, ook de diensten die hiervoor nooit waren verzekerd, zijn georiën- teerd in de richting van de hulpverlening voor de politie.

De spreekster geeft twee voorbeelden. Het Bureau voor Slachtofferhulp bezint zich niet over de vraag waarom handtassen worden afgerukt, waarom kinderen van school wegfblijven maar wel over individuele oorzaken en dit zonder globale benadering.

Omdat er reeds een zeer actieve gemeentelijke jeugd- dienst en een sterk ontwikkeld netwerk (voor begeleiding in eigen leefomgeving) bestaat, beschikt het veiligheids- contract niet over een eigen straathoekwerker of sportani- mator, aldus xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx.

Zij betreurt het dat de meeste functiebeschrijvingen pas jaren na het opstarten van de veiligheids- en samenle- vingscontracten opgesteld werden. Daarom heeft elke gemeente haar eigen praktijken en doelstellingen uitge- werkt op basis van haar eigen filosofie en volgens haar eigen behoeften en persoonlijkheden.

In Elsene is de preventieambtenaar sinds 1992 werk- zaam, maar de functiebeschrijving dateert pas van 1998, terwijl de overlegassistenten sinds 1992 aanwezig zijn en

IV.2.2. Audition de Mme Xxxxxx Xxxxx, fonctionnaire de prévention à la commune d'Ixelles

Mme Xxxxxx Xxxxx précise tout d'abord qu'au contraire de son collègue, elle n'est devenue fonctionnaire de pré- vention qu'en 1996. Si la plupart des éléments historiques résumés par X. Xxxxx Xxxxxxxxx sont évidemment les mêmes pour sa commune, elle n'a pas participé, comme son collègue, à la mise en route du contrat de sécurité de sa commune depuis l'origine.

La structure du contrat ixellois présente quelques diffé- rences avec celle du contrat de Molenbeek.

A Ixelles, tous les services dépendent de la sphère com- munale, y compris le bureau d'assistance aux victimes et les assistants de concertation. Tous les services dépendent du fonctionnaire de prévention, qui, officiellement, est res- ponsable de la politique globale de prévention mais qui ne peut que donner un avis - consultatif - dans les dispositifs qui dépassent le cadre du contrat de sécurité. Le fonction- naire de prévention lui-même dépend du bourgmestre.

Mme Xxxxxx Xxxxx précise que la définition du contrat de sécurité dans sa commune est d'être un partenaire de la police (sans y être intégrée bien sûr) et de ne travailler que dans l'après-coup, sans travailler beaucoup sur les causes. La non-intégration à la police clarifie évidemment les rôles respectifs et assure une déontologie de travailleurs sociaux, mais il n'en reste pas moins que tous les services, dont cer- tains n'avaient jamais été assurés auparavant, sont orientés vers une aide à la police.

Et l'intervenante de citer deux exemples: au bureau d'Assistance aux victimes, on ne travaille pas, par exemple, sur les causes des arrachages de sacs, et en matière de décrochage scolaire, on ne travaille que les causes indivi- duelles, sans réflexion globale.

Mme Xxxxxx Xxxxx signale également que le contrat de sécurité ne possède pas d'éducateur de rue qui lui soit "propre" ou d'animateur sportif, en raison de la préexis- tence d'un service communal fort actif de la Jeunesse et d'un réseau fort développé d'AMO (Aide en Milieu Ouvert).

L'intervenante regrette que la plupart des définitions de fonction ne soient arrivées que des années après la mise en route du contrat de sécurité et de société. C'est ce qui explique, souligne-t-elle, que chaque commune a fixé les pratiques et les objectifs des contrats de sécurité selon sa propre philosophie, en fonction de ses besoins et de ses per- sonnalités.

Pour ce qui concerne sa commune, Mme Xxxxxx Xxxxx précise que le fonctionnaire de prévention est en place depuis 1992 mais que la description de fonction date de

hun taakomschrijving van 1999 dateert. Andere diensten werden wel vanaf hun oprichting omschreven.

Dat neemt niet weg dat de veiligheidscontracten voor alle gemeenten op dezelfde manier geëvalueerd worden, wat de resultaten enigszins kan beïnvloeden, doordat er geen rekening wordt gehouden met de gemeentelijke spe- cificiteit die steeds een rol speelt.

De verschillende componenten werden voldoende toe- gelicht door haar collega, aldus xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx, die er niet wenst op terug te komen.

Zij wil wel gewag maken van haar bedenkingen ten opzichte van de toekomst van de veiligheids- en samenle- vingscontracten, met name in het licht van de toekomstige politiehervorming.

Elsene zal voortaan deel uitmaken van zone 4, waartoe ook Brussel-Stad behoort. Een kleine gemeente zoals Elsene zal duidelijk niet veel tellen tegenover Brussel-Stad. Het veiligheidscontract van Brussel-Stad heeft trouwens een heel andere bij de politie geïntegreerde structuur. Sommige diensten daarentegen vallen onder de bevoegd- heid van bepaalde schepenen.

Bij wijze van voorbeeld vraagt xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx zich af wat de toekomst zal zijn van het Bureau voor Slachtofferhulp van haar gemeente. Hoe zal het in de toe- komst kunnen functioneren?

Het probleem is identiek voor de overlegassistenten, die zowel instaan voor een luister- als voor een onthaalfunctie van de bevolking én van de politieagenten.

De gemeente van Elsene bezit ook tot haar trots een maatschappelijke dienst voor spoedgevallen bestaande uit de overlegassistenten en het Bureau voor Slachtofferhulp dat 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 open is. Wat zal zijn toe- komst zijn in die nieuwe grote politiezone?

Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx is ook bezorgd over een poten- tieel - enorm, zegt ze -, verlies aan rechtstreekse dialoog tussen de preventieambtenaar(aren) en hun respectieve bur- gemeester(s), en dit zowel in Molenbeek als in Elsene. Bij wie zullen de preventieambtenaren in de toekomst nog terechtkunnen? Aan de vooravond van de politiehervor- ming zijn deze vragen van de preventieambtenaren nog steeds onbeantwoord.

IV.2.3. Hoorzittingen met xxxxxxx X. Xxxxxxxx en X. Xx Xxxxxx, van het Bureau voor Slachtofferhulp van de stad Brussel

In 1991 heeft het ministerie voor Binnenlandse Zaken voor de eerste maal gewezen op de tekortkomingen op het

1998, tandis que les assistants de concertation existent depuis 1992 aussi mais que leur référentiel de fonction date de 1999. D'autres services ont été définis dès leur création.

Cela n'empêche pas que les contrats de sécurité soient cependant évalués selon un seul et même canevas pour toutes les communes, ce qui peut évidemment biaiser les résultats obtenus, puisque l'on ne tient pas compte des spé- cificités communales qui se sont ainsi mises en xxxxx "xxx xxxxxx".

Mme Xxxxxx Xxxxx ne souhaite pas revenir sur les des- criptions des différentes composantes, qui ont été faites par son collègue.

Elle désire toutefois faire part de ses interrogations xxx x'xxxxxx xxx xxxxxxxx xx xxxxxxxx xx xx xxxxxxx, notamment par rapport à la prochaine réforme des polices.

Ixelles va appartenir à la zone 4, qui comprend aussi Bruxelles-Ville. Mais il est clair qu'une petite commune comme Ixelles ne fera pas le poids par rapport à Bruxelles- Ville, dont, par ailleurs, le contrat de sécurité a une struc- ture totalement différente, avec une intégration dans le cadre de la police et une répartition de certains services sous les compétences de certains échevins.

A titre d'exemple, Mme Xxxxxx Xxxxx s'interroge sur le sort futur du Bureau d'Assistance aux victimes de sa com- mune. Que fera-t-il ? Que pourra-t-il encore faire?

Le problème est identique pour les assistants de concer- tation dont l'axe de travail est l'écoute et l'accueil aussi bien de la population que des policiers?

La commune d'Ixelles possède aussi, et elle en est fière, un service social d'urgence, qui est composé des assistants de concertation et du Bureau d'Assistance aux victimes, mais qui, surtout, fonctionne 24 heures xxx 00 xx 0 xxxxx xxx

7. Que va-t-il devenir dans cette nouvelle grande zone de police?

Enfin, Mme Xxxxxx Xxxxx s'inquiète d'une perte poten- tielle, qu'elle qualifie d'immense, et qui est le dialogue direct, aussi bien à Molenbeek qu'à Ixelles, entre le(s) fonc- tionnaire(s) de prévention et leur bourgmestre respectif. Quelle écoute recevront encore les fonctionnaires de pré- vention et auprès de qui ? Ce sont là des questions aux- quelles les fonctionnaires de prévention, à la veille de la réforme des polices, n'ont toujours pas de réponse.

IV.2.3. Audition de Mmes F. Xxxxxxxx et X. Xx Xxxxxx, du Bureau d'Aide aux victimes de la Ville de Bruxelles

C'est en 1991 que le Ministère de l'Intérieur a soulevé pour la première fois les manquements relatifs à l'assis-

vlak van de slachtofferhulp. Tot dan toe had het rechtsys- teem geen aandacht voor de slachtoffers, die enkel als kla- gers in strikte zin beschouwd werden en naar de achter- grond verdrongen werden. De slachtoffers werden voor een tweede maal slachtoffer.

Mevrouw Xxxxxxxx voegt eraan toe dat er op die manier op slinkse wijze een kloof ontstond tussen het rechtsysteem en de burger. De gebeurtenissen in Vorst, Anderlecht en Molenbeek hebben het ongenoegen van de burgers dan nog verscherpt.

In de ministeriële circulaires OOP15 en OOP15bis wer- den de Bureaus voor Slachtofferhulp opgericht en werden hun bevoegdheden omschreven. In 1993 is het Bureau voor Slachtofferhulp van de stad Brussel zijn werkzaamheden begonnen.

De algemene opdracht van dit Bureau bestaat erin ieder persoon bij te staan die een beroep gedaan heeft op de poli- tie van Brussel, en zijn sociale, juridische en psychologi- sche noden te onderzoeken. Het Bureau moet daar snel op ingaan en de persoon naar de bevoegde diensten doorver- wijzen indien een begeleiding op langere termijn noodza- kelijk blijkt. Bovendien heeft het Bureau ook als taak poli- tieagenten op te leiden en bij te staan.

De huidige personeelsformatie bestaat uit 12 hulpagen- ten, een psycholoog en een sociale assistent, onder leiding van een politie-inspecteur.

De hulpagenten worden in de verschillende divisies (12) van de politie tewerkgesteld om de slachtoffers te begelei- den.

Mevrouw Xxxxxxxx zegt dat een hulpagent in actie treedt wanneer een optredende politieagent daarom vraagt; het initiatief van de psycholoog en/of de sociale assistent hangt af van de aard van de feiten. De hulpagenten kunnen ook de processen-verbaal van hun divisie raadplegen, met het slachtoffer bij brief in contact treden of op eigen initiatief het slachtoffer thuis opzoeken.

Mevrouw Xxxxxxxx onderstreept ook dat er samenwer- king ontstaan is tussen de verschillende Bureaus voor Slachtofferhulp, want de hulpagenten van Brussel-Stad zorgen soms voor slachtoffers die elders klacht ingediend hebben maar die op het grondgebied van de stad Brussel wonen.

In 1999 werden 3.170 dossiers geopend, zijn er 1.206 bezoeken, 1.117 telefoongesprekken en 2187 andere ini- tiatieven geweest, voor allerhande delicten (diefstal, geweldpleging binnen het gezin, slagen en verwondingen, verkeersongevallen, zedenfeiten); dan zijn er ook nog de branden, de zelfmoorden of pogingen tot zelfmoord, enz.

Het Bureau voor Slachtofferhulp werkt samen met de bestaande sociale, juridische en psychologische verenigin-

tance aux victimes. Jusque là, le système judiciaire mécon- naissait les victimes, qui n'étaient considérées que comme plaignants au sens strict, reléguées au second plan. Les vic- times s'enlisaient dans ce qu'on a appelé un processus de victimisation secondaire.

Mme Xxxxxxxx ajoute qu'ainsi, de façon insidieuse, un fossé s'était créé entre le système judiciaire et le citoyen. Les évènements de Forest, d'Anderlecht et de Molenbeek ont alors cristallisé le malaise des citoyens.

Ce sont les circulaires ministérielles OOP15 et OOP15bis qui ont prévu la création et délimité les compé- tences des Bureaux d'Aide aux victimes et c'est en 0000 xxx xx Xxxxxx x'Xxxx xxx Xxxxxxxx xx xx Xxxxx xx Xxxxxxxxx est devenu opérationnel.

La mission générale de ce Bureau est de porter assis- tance à toute personne ayant fait appel à la police de Bruxelles, de repérer ses besoins sociaux, juridiques et psychologiques, d'y répondre dans l'urgence et de relayer cette personne aux services adéquats lorsqu'un suivi à plus long terme s'avère nécessaire. En outre, le Bureau a aussi pour tâche la formation et l'assistance aux policiers.

Le cadre actuel est de 12 auxiliaires de police, 1 psy- chologue et un assistant social, encadrés par un inspecteur de police.

Les auxiliaires sont affectés dans les différentes divi- sions (12) de la police pour y assurer la prise en charge des victimes.

L'intervention d'un auxiliaire de police, poursuit Mme Xxxxxxxx, fait suite à la demande d'un agent intervenant; celle du psychologue et/ou de l'assistant social est condi- tionnée par la nature des faits. Les auxiliaires de police peu- vent également se référer aux procès-verbaux de leur divi- sion, contacter la victime par courrier ou par une démarche spontanée au domicile de celle-ci.

Mme Xxxxxxxx souligne également que des collabora- tions se sont installées entre les différents Bureaux d'Aide aux Victimes, car les auxiliaires de police de Bruxelles- Ville prennent parfois en charge des victimes ayant déposé plainte ailleurs xxxx xxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxx xx Xxxxxxxxx.

Pour l'année 1999, 3170 dossiers ont été ouverts, et on a noté 1206 visites, 1117 entretiens téléphoniques et 2186 démarches diverses, pour des délits de toutes sortes (vols, violences conjugales et familiales, coups et blessures, acci- dents de roulage, faits de mœurs) sans oublier les incen- dies, les suicides ou tentatives de suicide, etc…

Le Bureau d'Aide aux Victimes collabore enfin avec le réseau associatif social, juridique et psychologique qui

gen en neemt deel aan verscheidene organen voor overleg of coördinatie.

Mevrouw Xxxxxxxx onderstreept tot besluit dat het Bureau voor Slachtofferhulp van de stad Brussel een team vormt en uniek is op het vlak van zijn vestiging, zijn struc- tuur en werking, want de andere Bureaus bestaan uit wei- nig of minder personeel, dat voornamelijk burgerpersoneel is, en zij bevinden zich bovendien vaak buiten het com- missariaat. Soms hangen die andere Bureaus niet van het commissariaat af, wat gevolgen kan hebben voor de doel- groep en kan wegen op de relaties met de politie, onder andere op het vlak van het beroepsgeheim en de begelei- ding van het slachtoffer.

IV.2.4. Hoorzitting met de heer Xxxxxx Xxx, adjunct- politiecommissaris en inspecteur bij de politie van Vorst

De heer Xxxxxx Xxx is onder andere belast met de inter- net-evaluatie van het politionele gedeelte van het veilig- heids- en samenlevingscontract van de gemeente Vorst, alsmede met de contacten met de subsidiërende overheid en met de verschillende actoren bij het veiligheidscontract.

De spreker zal geen historisch overzicht van de con- tracten geven, maar herinnert toch wel aan wat men de eve- nementen van Vorst van mei 1991 heeft genoemd. Die lig- gen voor een groot deel aan de basis van de contracten in België, opgesteld op basis van het Nederlandse model. Na deze evenementen heeft Vorst subsidies gekregen vanaf het ontstaan van het project in 1992.

De heer Xxxxxx Xxx onderstreept dat hij hier als politie- agent uit Vorst spreekt en dat hij de volksvertegenwoordi- ger objectief over zijn persoonlijke ervaring wil spreken.

Volgens zijn inlichtingen bedragen de gewestelijke sub- sidies voor de veiligheidscontracten voor het jaar 2000 en voor het volledig Brussels Hoofdstedelijk Gewest onge- veer 300 miljoen frank. Vorst krijgt een totaal bedrag van

49.150.000 frank van de federale overheid en het Gewest; de subsidies van het Gewest voor het politionele gedeelte bedragen 20.150.000 frank die verdeeld worden over per- soneelskosten (16 personen/politieassistent/hulpagenten/ parkwachters – 13.850.000 frank), kosten voor acties (300.000 frank) en kosten voor investeringen (6.000.000 frank).

Voor het preventieve gedeelte van het contract 2000 bedragen de subsidies 21.600.000 frank vanwege de fede- rale overheid en 6.000.000 frank vanwege het Gewest.

De heer Xxxxxx Xxx geeft ter informatie een kort over- zicht van de initiatieven uit het politionele gedeelte van het contract 2000 voor Vorst die gesubsidieerd worden.

existe et participe à divers organes de concertation ou de coordination.

Mme Xxxxxxxx conclut son intervention en soulignant que le Bureau d'Aide aux Victimes de la Ville de Bruxelles, qui constitue une équipe, est unique au niveau de son implantation, de sa structure et de son fonctionnement, car les autres Bureaux sont composés de peu (moins) de per- sonnel, et d'un personnel essentiellement civil, et ils sont souvent situés hors du commissariat, dont parfois ils ne dépendent même pas, ce qui peut avoir des implications quant au public-cible et aux relations avec la police, notam- ment sur le plan du secret professionnel et sur la prise en charge de la victime.

IV.2.4. Audition de X. Xxxxxx Xxx, commissaire de po- lice adjoint inspecteur à la police xx Xxxxxx

X. Xxxxxx Xxx est chargé, entre autres choses, de l'éva- luation interne du volet police du contrat de sécurité et de société de la commune de Forest, ainsi que des contacts avec les autorités subsidiantes et des contacts avec les différents acteurs du Contrat de sécurité.

L'intervenant, lui aussi, ne s'étendra pas sur l'historique des contrats mais rappelle néanmoins que ce qu'il a été convenu d'appeler les évènements de Forest de mai 1991, ont été certainement pour une grande part à l'origine de la création des contrats en Belgique sur base du modèle néer- landais. Vu ces événements, Forest a pu bénéficier de sub- sides dès l'origine du projet en 1992.

X. Xxxxxx Xxx tient ensuite à souligner qu'il exprimera ici son point de vue de policier xxxxxxxxx et que son but est d'informer objectivement les députés sur son expérience personnelle.

Selon ses renseignements, les subsides régionaux en matière de contrats de sécurité s'élèvent pour l'année 2000 pour l'ensemble de la Région de Bruxelles-Capitale à envi- ron 300 millions de francs. A Forest, sur un total de

49.150.000 francs (Etat-Région), les subsides régionaux pour le volet police se montent à 20.150.000 francs qui se répartissent entre des frais de personnel (16 personnes/ assistant de police/auxiliaires de police/gardiens de parc

– 13.850.000 francs), des frais d'action (300.000 francs) et des frais d'investissements (6.000.000 francs).

A titre d'information, le volet préventif du contrat 2000, bénéficie de subsides à hauteur de 21.600.000 francs de la part de l'Etat et de 6.000.000 francs de la part de la Région.

X. Xxxxxx Xxx fait alors, à titre indicatif, une brève des- cription des actions subsidiées du volet police du contrat 2000 de Forest.

Het gaat voornamelijk om personeelskosten, kosten voor acties of kosten voor infrastructuur.

Als voorbeeld geeft hij de verbetering van de coördina- tie van de politieacties, de hulpagenten (12 ten laste van de Staat en 9 ten laste van het Gewest), de wijkagenten (waar- voor de Staat een premie geeft), de politieassistenten (2) (in bijzonder belast met de bestrijding van jeugddelin- quentie), de parkwachters (6), het burgerpersoneel (10 per- sonen ten laste van de Staat waarvan de meesten adminis- tratieve taken uitvoeren), het Bureau voor Slachtofferhulp (met een criminologe en een sociaal assistente), een advi- seur inzake technologische preventie en een overleg assis- tent.

Inzake infrastructuur gaat het voornamelijk om renova- tiekosten en inrichtingskosten voor de commissariaten.

De heer Xxxxxx Xxx wil enkele punten naar voren bren- gen die stof kunnen vormen voor het debat.

Hij herinnert er eerst en vooral aan dat de doelstellingen van het veiligheids- en samenlevingscontract erin bestaan de veiligheid van de burgers te garanderen, de leefkwali- teit te herstellen en tegemoet te komen aan de lokale noden inzake veiligheid en bescherming van de burgers.

De toepassing van die principes kende een aantal pro- blemen, die de spreker als volgt samenvat:

– de aanwerving van politieagenten.

In Vorst is de personeelsformatie van de hulpagenten bijna volledig (33 op 38), maar de formatie van de politie- agenten blijft sinds enkele jaren ongewijzigd, omdat de aanwerving enkel de ontslagen of bevorderingen invult (76 op 107).

Het probleem van de onvolledige formatie is niet even acuut in alle politiekorpsen in het Gewest, maar het meest in de "moeilijkere" gemeenten, dit zijn de gemeenten die vaak subsidies krijgen in het kader van veiligheids- en samenlevingscontracten.

De invoering van politiezones in het kader van de her- vorming zal niet noodzakelijk een oplossing betekenen voor de grote agglomeratie.

De economische heropleving kan ook de aanwerving bemoeilijken, omdat de potentiële kandidaten de voor- waarden, voornamelijk financieel, vergelijken.

De heer Xxxxxx Xxx onderstreept dit personeelsprobleem, want in het kader van de veiligheidscontracten leidt dit fun- damentele tekort aan agenten tot moeilijkheden wanneer de initiatieven in het kader van de contracten uitgevoerd moe- ten worden. Prioriteit wordt nog altijd gegeven aan de

Il s'agit essentiellement de frais de personnel, de frais d'action ou de frais d'infrastructures.

On peut ainsi citer l'amélioration de la coordination des actions policières, les agents auxiliaires (12 à charge de x'Xxxx xx 0 x xxxxxx xx xx Xxxxxx), xxx xxxxxxxx (pour lesquels l'Etat verse une prime), les assistants de police (2) (spécia- lement chargés de la lutte contre la délinquance juvénile), les gardiens de parc (6), le personnel civil (10 personnes, à charge de l'Etat, et qui sont majoritairement du person- nel administratif), le Bureau d'aide aux victimes (avec un criminologue et une assistante sociale), un conseiller en techno-prévention et un assistant de concertation.

En matière d'infrastructures, on citera principalement les frais de rénovation et d'aménagement des commissariats.

X. Xxxxxx Xxx souhaite ensuite mettre quelques points en évidence, qui pourraient alimenter le débat.

Il rappelle tout d'abord que les objectifs du contrat de sécurité et de société sont de garantir la sécurité des citoyens, de rétablir la qualité de la vie et de répondre aux besoins locaux en matière de sécurité et de protection des citoyens.

Mais la mise en œuvre s'est néammoins heurtée à une série de problèmes, que l'intervenant résume comme suit :

– Le recrutement des agents de police.

A Forest, alors que le cadre des agents auxiliaires est presque complet, le cadre des agents de police reste quasi- ment inchangé depuis plusieurs années, le recrutement par- venant uniquement à combler les départs ou les promo- tions.

Ce problème de cadre incomplet ne se pose pas avec la même acuité dans tous les corps de police de la Région, mais c'est probablement dans les communes les plus "dif- ficiles" c'est-à-dire souvent celles bénéficiant d'un contrat de sécurité et de société, qu'il est le plus présent.

La mise en place des zones de police dans le cadre de la réforme n'apportera pas nécessairement une solution au niveau des grandes agglomérations.

La relance économique risque également de porter un coup dur au recrutement, en raison de la comparaison que font les candidats potentiels entre les conditions, notam- ment financières.

X. Xxxxxx Xxx insiste sur ce problème de personnel car, en ce qui concerne les contrats de sécurité, ce manque de policiers de base pose de réelles difficultés de mise en place de certaines actions prévues par les contrats. La priorité reste toujours les missions de police-secours et autres mis-

opdrachten van politionele bijstand en andere traditionele contracten, zoals de handhaving van de orde, de gerechte- lijke onderzoeken en het patrouilleren. De meeste basispo- litieagenten nemen deel aan deze opdrachten.

In heel wat politiekorpsen vereist de aanwezigheid van de politie in de wijk heel wat personeel, wat soms een echte uitdaging is. Hij meent dat slechts ongeveer 30% van de personeelsleden werkelijk kan deelnemen aan een beleid gericht op de wijk.

– De aanwerving van burgerpersoneel

Voor administratief en technisch personeel dat gesubsi- dieerd wordt, zijn er geen aanwervingproblemen, tenzij op het vlak van de taalexamens.

Dat is niet het geval voor meer gespecialiseerd perso- neel dat aangeworven wordt in het kader van het veilig- heidscontract.

Dit kan gaan van de parkwachter tot de informaticus en de overlegassistenten.

Ondanks het feit dat de meeste kandidaten echt gemoti- veerd zijn is het vaak moeilijk, gelet op de beschikbare kre- dieten, om gekwalificeerd personeel met een bepaalde beroepservaring te vinden.

– De evaluatie van de projecten.

De heer Xxxxxx Xxx vindt dat de evaluatie van de pro- jecten die uitgevoerd worden echt een probleem vormt.

Enkel voortgaan op de criminaliteitscijfers is geen oplossing en zeker geen oplossing op korte termijn, vooral wanneer het gaat om de preventieve maatregelen.

– De slechte kennis van de contracten.

De veligheids- en samenlevingscontracten en de doel- stellingen ervan zijn slecht gekend door de bevolking, maar ook door de politieagenten zelf, en soms zelfs door de gemeentelijke overheid of bepaalde gemeentelijke gekoze- nen.

De heer Xxxxxx Xxx onderstreept evenwel dat de veilig- heidscontracten tot verscheidene gunstige resultaten geleid hebben, die als volgt samengevat kunnen worden.

– Voortzetten van de politieacties.

De uitgetrokken financiële middelen hebben de politie in staat gesteld essentiële opdrachten te blijven uitvoeren

sions traditionnelles, telles le maintien de l'ordre, les enquêtes judiciaires et le roulage. La majorité des policiers de base sont impliqués dans ces missions.

Dans beaucoup de corps de police, la mise en place d'une véritable police de proximité nécessite des efforts importants en personnel, ce qui relève souvent de la gageure. Il estime qu'environ 30 % seulement des effectifs peuvent réellement œuvrer à une police de proximité.

– Le recrutement de personnel civil.

Pour ce qui est du personnel administratif et technique subsidié, le recrutement ne pose pas vraiment de problème hormis peut-être au niveau de la réussite des examens lin- guistiques.

Il en va autrement en ce qui concerne du personnel plus spécialisé recruté dans le cadre du contrat de sécurité.

Cela va du gardien de parc à l'informaticien, en passant par les assistants de concertation.

Malgré la réelle motivation de la plupart des candidats, il est souvent difficile de trouver, vu les budgets dispo- nibles, du personnel de qualité ayant une certaine expé- rience professionnelle.

– L'évaluation des projets.

X. Xxxxxx Xxx estime que l'évaluation des projets mis en place pose un réel problème.

Se baser uniquement sur les chiffres de criminalité n'est pas une solution et certainement pas une solution à court terme, particulièrement en ce qui concerne les dispositifs préventifs.

– La méconnaissance des contrats.

Les contrats de sécurité et de société et leurs objectifs sont mal connus du public, mais également des policiers et même, à certaines occasions, au sein même des adminis- trations communales ou chez certains mandataires.

X. Xxxxxx Xxx tient néanmoins à souligner immédiate- ment que les contrats de sécurité ont permis de retirer divers bénéfices, que l'on peut synthétiser ainsi :

– Poursuite des actions policières.

Les moyens financiers dégagés ont permis à la police de poursuivre ses missions essentielles au même niveau, mal-

zoals voorheen, ondanks de steeds stijgende vraag en de aanwervingproblemen. De bijdrage van het burgerperso- neel en de hulpagenten zijn in dat kader van essentieel belang geweest.

– Verbetering van de infrastructuur.

De bestaande infrastructuur is verbeterd zodat de bevol- king beter opgevangen kan worden en de werkomstandig- heden van de politieagenten gunstiger geworden zijn. Door de veiligheidscontracten zijn er ook politieantennes moge- lijk geworden.

– Politie dichter bij de burger.

Ondanks de problemen om het project van een politie die dichter bij de bevolking staat uit te voeren omdat er te weinig personeel is, zijn er toch bepaalde initiatieven geno- men (politieantennes, wijkagenten), met als gevolg dat er een andere werkwijze binnen de politiekorpsen ingang vindt.

De professionele betrekkingen tussen de politieagenten en het burgerpersoneel, dat aangeworven is in het kader van de contracten (administratief personeel en sociale wer- kers) hebben de mentaliteit van de politieagent ook gewij- zigd.

De heer Xxxxxx Xxx bezorgd tot besluit enkele voorstel- len tot verbetering:

– Een degelijk aanwervingsbeleid voeren.

De bezoldiging moet dringend verbeterd worden maar ook het imago van de politieagent en de informatie over het beroep van politieagent en over de carrièremogelijkhe- den. Er wordt in dat verband veel hoop gesteld in de brede aanwervingcampagne die in juni zal beginnen op initiatief van het Gewest.

– Projecten die dichter bij de lokale werkelijkheid aan- sluiten.

De doelstellingen van de veiligheid- en de samenle- vingscontracten zou erin moeten bestaan projecten te star- ten op lokaal vlak, die uitgaan van de lokale noden inzake veiligheid van de burgers.

Het personeel zou beschikbaar moeten zijn, snel opge- roepen of gemakkelijk aangeworven moeten kunnen wor- den.

Ieder project zou duidelijk afgeleid moeten zijn: een wijk, een soort delinquentie (bijvoorbeeld: car jacking,

gré l'augmentation toujours croissante de la demande et les problèmes de recrutement. L'apport du personnel civil et des auxiliaires de police a été essentiel en ce domaine.

– Amélioration des infrastructures.

Une amélioration a été apportée aux infrastructures exis- tantes favorisant l'accueil du public et les conditions de tra- vail des policiers. Les contrats de sécurité ont également permis l'ouverture d'antennes de police.

– Police plus proche du citoyen.

Malgré les difficultés de développer complètement le projet de police de proximité par manque de personnel, cer- tains éléments ont déjà pu être mis en place (antennes de police, îlotiers), favorisant ainsi une évolution de la manière de travailler au sein des corps de police.

Les relations de travail entre les policiers et le person- nel civil recruté dans le cadre des contrats (personnel admi- nistratif et travailleurs sociaux) ont également fait évoluer la mentalité du policier.

X. Xxxxxx Xxx conclut son intervention en esquissant quelques améliorations qui pourraient, selon lui, être apportées :

– Mener une véritable politique de recrutement.

Il y a nécessité urgente d'une revalorisation pécuniaire mais aussi d'une revalorisation de l'image du policier et d'une meilleure information quant aux métiers de la police et aux possibilités de carrière. On espère beaucoup, à cet égard, de la vaste campagne de recrutement qui débutera en juin à l'initiative de la Région.

– Des projets plus proches de la réalité locale.

Le but des contrats de sécurité et de société devrait être d'établir des projets au niveau local sur base des besoins locaux en matière de sécurité des citoyens.

Le personnel devrait être disponible, rapidement mobi- lisable ou facilement recrutable.

Chaque projet devrait être bien ciblé et viser un quar- tier, un type de délinquance (exemple : les "car jackings",

aanranding van bejaarden, aanranding op het openbaar ver- voer). Er moet ook aandacht besteed worden aan bijzon- dere problemen zoals het gebrek aan burgerzin.

– Herzien van de evaluatieprocedures.

De projecten moeten geëvalueerd kunnen worden op grond van vooraf bepaalde criteria en er mag geen abso- lute prioriteit gegeven worden aan de criminaliteitscijfers.

– De wisselwerking tussen de politionele en preventieve maatregelen verbeteren.

Er moet een betere coherentie komen tussen de actie van de politie en die van de sociale werkers in het kader van het contract, waarbij ieder zijn werk uitvoert maar wel in onderling overleg.

Er moeten gemeenschappelijke doelstellingen nage- streefd worden en gemeenschappelijke initiatieven geno- men, in het bijzonder inzake secundaire preventie (gericht op de risicogroepen of tertiaire preventie om recidive te voorkomen).

De primaire preventie (algemene bewustmaking van de bevolking) is voor de spreker geen prioriteit in het kader van de politie-initiatieven.

– De veiligheid- en samenlevingscontracten beter laten kennen.

De huidige timing van de veiligheidscontracten leidt ertoe dat die op lokaal vlak verschillende malen tijdens het- zelfde jaar besproken worden, wat de besprekingen niet ten goede komt (stemming door de gemeenteraad over het ont- werp van het contract, stemming over het contract na goed- keuring van het project door de subsidiërende overheid, besprekingen in de preventieraden).

Een debat ten gronde zou eenmaal per jaar op lokaal vlak gevoerd moeten worden (bijvoorbeeld op het ogenblik van de voorstelling van het project), met het akkoord van de verschillende betrokken partijen, zodat van gedachten gewisseld kan worden over de krachtlijnen van het te vol- gen veiligheidsbeleid.

Er moeten initiatieven genomen worden ten aanzien van de bevolking om de veiligheidscontracten beter bekend te maken.

IV.2.7. Hoorzitting met de xxxx Xxxxx Xxxxxxxx, luite- nant-kolonel van de rijkswacht voor het district Brussel

De evenementen van mei 1991 hebben ongetwijfeld tot een grondige bezinning geleid in de politiediensten en tot

les agressions de personnes âgées, les agressions dans les transports en commun) ou encore des problèmes particu- liers comme des problèmes d'incivilité.

– Revoir les procédures d'évaluation.

Il doit s'agir de projets évaluables sur base de critères prédéfinis, sans donner priorité absolue aux chiffres de cri- minalité.

– Améliorer les coopérations entre dispositifs policiers et préventifs.

Une meilleure cohérence doit être établie entre l'action de la police et celle des travailleurs sociaux du contrat, sans mélanger les genres, mais en complémentarité.

Des objectifs communs doivent être établis et des actions communes doivent être mises en place particuliè- rement en matière de prévention secondaire (visant les groupes à risque) ou tertiaire (visant à prévenir la récidive).

La prévention primaire (éducation générale de la popu- lation) n'est pas, pour l'intervenant, une priorité dans l'ac- tion de la police.

– Faire mieux connaître les contrats de sécurité et de société.

Le timing actuel des contrats de sécurité fait que ceux- ci font l'objet de diverses discussions au niveau local au cours d'une même année, ce qui dilue le débat (vote par le Conseil communal du projet de contrat, vote du contrat après approbation du projet par les autorités subsidiantes, débats du conseil de prévention).

Un débat de fond devrait avoir lieu une fois l'an au niveau local (lors de la présentation du projet par exemple) et déboucher sur un accord entre les différents intervenants sur les lignes directrices de la politique à suivre en matière de sécurité.

Des actions auprès de la population afin de mieux faire connaître les contrats de sécurité semblent également s'im- poser.

IV.2.7. Audition de X. Xxxxx Xxxxxxxx, Lieutenant- Colonel de Gendarmerie au district de gendar- merie de Bruxelles

Les évènements de mai 1991 ont suscité incontestable- ment une profonde réflexion au sein des services de police

een fundamentele invraagstelling van de traditionele ini- tiatieven.

De politiediensten dienden eerst de werkelijke aard van de problemen in een volop evoluerende maatschappij beter in te schatten, om vervolgens hun actieplannen aan te pas- sen en rekening te houden met de noodzaak van nieuwe samenwerkingsvormen met alle stuwende krachten van de maatschappij op initiatief van de lokale gekozenen.

De Regering heeft daartoe verschillende maatregelen genomen, met op de eerste plaats de veiligheidscontracten die vanaf december 1992 ingevoerd zijn. Die maakten evenwel slechts een deel uit van een belangrijker pakket maatregelen om tegemoet te komen aan de problemen die door de rellen van 1991 in Brussel aan het licht gekomen waren.

In dat verband werd tijdens de Pinksterbesprekingen in 1992 onderstreept dat Justitie hervormd moest worden en dat de politiediensten meer aandacht dienden te hebben voor de burgers en voor preventieve aspecten.

Het jaar 1992 was dus het begin van een nieuwe alge- mene aanpak, die tot uiting kwam in een geheel van stand- punten en initiatieven van de verschillende betrokken par- tijen en gezagniveaus.

Een en ander was een steun voor de gewenste verande- ring binnen de politiediensten, die reeds op gang getrok- ken was door de demilitarisering van de rijkswacht, de inwerkingtreding van de nieuwe wet op de politiefunctie (met onder andere de invoering van het principe van het vijfhoekige overleg), de circulaire OP13 (verdeling van de taken tussen de gemeentelijke politie en de rijkswacht, uit te voeren via lokale samenwerkingsakkoorden), enz.

De wil om de klassieke weg te verlaten kwam tot uiting in talrijke maatregelen in verschillende domeinen: de modernisering van de gemeentelijke politiediensten, het dichten van de kloof tussen Justitie en bevolking, een beter begeleiding van de slachtoffers en initiatieven om buiten- landse bevolkingsgroepen te integreren, enz.

Andere voorbeelden uit het lijstje zijn de circulaire van 1992 van de minister voor Binnenlandse Zaken met betrek- king tot de Gemeentelijke Adviesraden voor Preventie, het vijfhoekige overleg met de tien Brusselse gemeenten die recht hebben op een veiligheidscontract, de oprichting van politie-interventiezones, de wet betreffende de betrekkin- gen tussen de burgemeesters en de lokale rijkswacht over- heden.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx besluit daaruit dat de politie- diensten zichzelf ter discussie gesteld hebben en dat zij hun actieplannen dan ook in die zin moesten aanpassen.

et conduit à une remise en question fondamentale des pra- tiques traditionnelles d'action.

Au delà de l'appréhension correcte de la dimension réelle des problèmes qui se posaient dans une société en pleine évolution, les services policiers se devaient d'adap- ter leurs stratégies et de tenir compte de la nécessité d'une nouvelle approche en partenariat, caractérisée par une réelle "mobilisation de toutes les forces sociales sous l'im- pulsion des élus locaux".

Différentes mesures gouvernementales vinrent en appui de cette mobilisation, dont les moindres ne furent certai- nement pas les contrats de sécurité qui apparurent dès décembre 1992. Ceux-ci ne constituaient toutefois qu'une partie d'un arsenal plus important de mesures destinées à faire face aux difficultés mises en évidence par les troubles urbains de 0000 x Xxxxxxxxx.

Dans ce cadre, les discussions de la Pentecôte 1992 sou- lignèrent en effet, notamment, la nécessité de réformer la Justice et de mieux orienter les services de police vers les besoins des citoyens ainsi que l'importance d'agir sur le volet préventif.

L'année 1992 marquait donc le début d'une nouvelle approche globale, concrétisée par un ensemble de réfle- xions et d'initiatives des différents partenaires et niveaux de pouvoirs.

Elles renforcèrent la dynamique du changement sou- haité au sein des forces de police et déjà initiée notamment par la démilitarisation de la gendarmerie, l'entrée en vigueur de la nouvelle loi sur la fonction de police (intro- duisant notamment le principe de la concertation pentago- nale), la circulaire OP13 (répartissant les tâches entre les polices communales et la gendarmerie et devant se concré- tiser par des accords locaux de coopération), etc.

La volonté de changer les approches classiques se concrétisa dès lors par de nombreuses mesures prises dans plusieurs domaines différents : la modernisation des ser- vices de police communale, la recherche d'une meilleure proximité de la justice, le souci d'une meilleure prise en compte des besoins des victimes ainsi que les initiatives visant à l'intégration des populations étrangères, etc.

Xxx xxxxxxxxxxx xx 0000 xx Xxxxxxxx xx x'Xxxxxxxxx xxx xxx Xxxxxxxx Consultatifs Communaux de Prévention, les Concertations Pentagonales avec les 10 communes bruxel- loises bénéficiant d'un contrat de sécurité, en constituent d'autre exemples non exhaustifs, tout comme la création des zones d'intervention de police, la loi définissant les relations entre les bourgmestres et les autorités locales de gendarmerie.

X. Xxxxx Xxxxxxxx en conclut que les services de police se sont remis en question et qu'ils se devaient donc de redé- finir leurs stratégies d'action.

Ook de rijkswacht van het district Brussel is sinds 1992 resoluut op de trein van de gewenste verandering gespron- gen.

Na een studiefase en na observatie van politie-experi- menten in het buitenland via internationale netwerken ter uitwisseling van ervaringen, is het district zeer snel (1994) overgestapt naar een toen nog ongewoon systeem van "Community Policing" of een "politiedienst die dichter bij de bevolking staat".

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx legt uit dat dit systeem geken- merkt wordt door zes basisprincipes waarrond alle besliste hervormingen draaien: opsplitsing per grondgebied – despecialisering – decentralisering – nabijheid – partners- hip – overlegprocédés en dienstverlenend beleid.

Daarbij werkt gebruikt gemaakt van een gestructureerde systeembenadering zoals vooropgesteld in de theorie van de "S" van Mac Kinsey die inhoudt dat alle onderdelen die de werking van een bedrijf bepalen, op een gecoördineerde manier benaderd moeten worden (strategy – systems – structure – supplies – skills – staff – style en shared values).

Deze nieuwe dienst die dichter bij de bevolking staat (maar ook de kwaliteit van het gerechtelijk werk verbetert) moest het onder andere de rijkswacht mogelijk maken om ons instrument beter te integreren in wat het Europese Forum voor de Stedelijke Veiligheid de "lokale coalities voor de strijd tegen de stedelijke onveiligheid" noemt.

De aangehaalde principes dragen daar rechtstreeks toe bij. De uitdaging was zeer groot, vooral voor de brigades op wier grondgebied zich gemeenten met gevoelige wijken bevinden. Men moest immers initiatieven nemen in samen- werking met de verschillende partners in het kader van de lokale initiatieven inzake maatschappelijke preventie.

In die gemeenten was het bestaan van een veiligheids- contract natuurlijk van doorslaggevend belang.

Hoewel deze contracten voornamelijk bestemd waren voor de gemeenten en de rijkswacht van Brussel daar eigenlijk geen rechtstreeks voordeel bij had, hebben de nieuwe initiatieven inzake preventie en de medewerking van nieuwe spelers op het terrein bijgedragen tot een bij- komende dimensie van het nagestreefde partnership. De crisis van 1991 en de daaropvolgende crisissen hebben immers aangetoond dat enkel een multidisciplinaire en allesomvattende benadering op lokaal vlak succes kon heb- ben.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx heeft het vervolgens over de relatie tussen de veiligheidscontracten en de rijkswachtbri- gades; hij maakt de balans op wat de rijkswacht van Brussel betreft, bijna acht jaar na het begin van de veilig- heidscontracten.

La gendarmerie du district de Bruxelles s'est elle aussi résolument inscrite des 1992 dans les processus de chan- gement souhaités.

Après une phase d'études et d'analyses, constituée éga- lement par une observation des pratiques policières étrangères dans des réseaux internationaux d'échange d'ex- pertise, elle s'est très rapidement (1994) inscrite dans une démarche (alors inhabituelle) d'évolution vers un système de "Community Policing" ou de "police de proximité".

X. Xxxxx Xxxxxxxx explique que ce système est carac- térisé par six principes fondamentaux autour desquels s'ar- ticulent l'ensemble des réformes décidées : territorialisation

– déspécialisation – décentralisation – culture de proximité

– partenariat – mise en oeuvre de procédés de coordination et de développement des politiques de service.

Ils furent implantés par le recours à l'approche systé- mique et structurée préconisée par la théorie des sept "S" de Xxx Xxxxxx qui prévoit une approche coordonnée sur toutes les composantes qui conditionnent les entreprises ("strategy – systems – structure – supplies – skills – staff

– style et shared values").

Cette nouvelle politique de service orientée vers la proximité (tout en renforçant la qualité du travail judi- ciaire) devait notamment permettre à la Gendarmerie de mieux s'intégrer dans ce que le Forum Européen pour la Sécurité Urbaine appelle "les coalitions locales pour la lutte contre l'insécurité urbaine".

Les principes évoqués ci-dessus y contribuent directe- ment. Le défi était de taille, surtout pour les brigades dont le ressort territorial couvre des communes caractérisées par des quartiers sensibles. Il s'agissait en effet d'y développer une action en synergie avec les différents partenaires dans le cadre des différentes initiatives locales prises en matière socio-préventive.

Dans ces communes, la présence d'un contrat de sécu- rité était donc, bien entendu, déterminante.

Bien que la gendarmerie de Bruxelles n'ait pratiquement pas bénéficié de ces contrats, car ils étaient essentiellement destinés aux communes, le développement de nouvelles initiatives de prévention et l'apparition de nouveaux acteurs sur le terrain ont créé une dimension supplémentaire au partenariat recherché. La crise de 1991, ainsi que celles qui suivirent, montraient en effet que seules les approches mul- tidisciplinaires et globales étaient capables d'engranger au niveau local le succès escompté.

X. Xxxxx Xxxxxxxx en vient maintenant à la relation entre les contrats de sécurité et les brigades de gendarme- rie, en s'interrogeant sur le bilan que l'on peut en tirer en ce qui concerne la gendarmerie de Bruxelles, presque huit ans après l'introduction des contrats de sécurité.

Volgens hem kan die balans zeer moeilijk op een alles- omvattende manier opgemaakt worden, want de situaties zijn telkens verschillend, net zoals de lokale specifieke kenmerken. De samenwerking van de rijkswacht is in het kader van bepaalde veiligheidscontracten soms belangrij- ker dan in het kader van andere.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx oordeelt dat enkele overwe- gingen toch wel kunnen bijdragen tot het debat of deze ana- lyse. Vervolgens zet hij tien overwegingen in het kort uit- een:

– Beter rekening houden met de lokale eigenheden.

In de verschillende gemeenten worden tal van initiatie- ven genomen. De rijkswachtbrigades maken deel uit van de allesomvattende en multidisciplinaire benadering en er worden geregeld initiatieven in samenwerking xxxxxxxx- xxxxx. Hij geeft als voorbeeld de initiatieven inzake pre- ventie (uiteenzettingen over gemeenschapspreventie, deel- neming aan dagen over preventie, enz.), de multiculturele acties, de uiteenzettingen over verantwoordelijk burger- schap, de deelneming aan algemene strategieën ten voor- dele van achtergestelde wijken, enz.

Als resultaat van dit beleid hebben de rijkswachters de uitdagingen gesteld door deze allesomvattende benadering in partnership, tot een goed einde kunnen brengen.

Het nagestreefde effect van de territorialisering is daar- door nog groter geworden en heeft zich in de dagelijkse praktijk laten gevoelen, met als resultaat een betere alge- mene efficiëntie.

De belangrijke successen op het vlak van gespeciali- seerde politie (strijd tegen de georganiseerde criminaliteit in de wijken) die door de lokale brigades geboekt zijn, zijn daar maar een voorbeeld van. De capaciteit om gemakke- lijk op te treden in moeilijke wijken is daar een ander voor- beeld van, net zoals de vorm van interventie waarbij men zich niet laat meeslepen in incidenten die tot rellen leiden; op die manier wordt het ontstaan van "veilige wijken" bevorderd.

Uit de analyse van de criminaliteit blijkt dat in 70% van de gevallen de persoon die een strafbare feit pleegt binnen een straal van vijf kilometer handelt, en dat de toepassing van het principe van de territorialisering dus belangrijk is.

– Een versterkt partnership tussen de politie en de partners actief in maatschappelijke preventie.

Het partnership van de gemeentelijke polities is sterk toegenomen in vergelijking met de situatie in 1992. De gemeentelijke politie en de lokale brigades hebben hun

Ce bilan, précise-t-il, est bien sûr très difficile à établir de manière globale, car les situations sont chaque fois différentes, de même que les particularités locales. De même, la collaboration de la gendarmerie avec certains contrats de sécurité est parfois plus importante qu'avec d'autres.

X. Xxxxx Xxxxxxxx estime que certaines réflexions peu- vent cependant aider dans cette démarche ou cette tentative d'analyse. Il évoque alors brièvement dix réflexions :

– Une contribution à une meilleure prise en compte des spécificités locales.

Le nombre d'initiatives prises dans les différentes com- munes est certainement loin d'être négligeable. Les bri- gades de gendarmerie s'inscrivent dans l'approche globale et multidisciplinaire, et des initiatives en partenariat sont régulièrement organisées. On peut citer par exemple les ini- tiatives de prévention (exposés de prévention en commun, participation à des journées de prévention, etc.), les opéra- tions de convivialité multiculturelle, les exposés sur la citoyenneté responsable, la participation à certaines straté- gies globales mises en place au profit de quartiers difficiles, etc.

Le résultat de ces politiques a contribué à permettre aux gendarmes d'intégrer les défis posés par cette approche glo- bale et en partenariat.

L'effet de territorialisation recherché s'est ainsi renforcé et se fait ressentir dans la pratique journalière, permettant une meilleure efficacité générale.

Les importants succès en police spécialisée (lutte contre la criminalité organisée implantée dans les quartiers) réa- lisés à partir des brigades locales n'en constituent qu'un exemple. La capacité à opérer de manière aisée dans les quartiers très difficiles en est un autre, tout comme celle d'intervenir sans se laisser prendre dans l'engrenage des incidents débouchant xxx xxx xxxxxxx xx xxxxxxxxxx xxxxx xx xxxxxxxx xx "xxxxx xxxxxxxx".

Les conclusions des analyses de la criminalité qui révè- lent que, dans septante pourcent des cas, l'auteur agit dans un rayon de cinq kilomètres, montrent à quel point l'appli- cation du principe de territorialisation est important.

– Un partenariat policier et socio-préventif renforcé.

Le partenariat constitué par les polices communales s'est fortement renforcé par rapport à la situation telle qu'elle se présentait en 1992. En conjuguant les efforts des polices

krachten verenigd en zo is het mogelijk geworden om effi- ciënt op te treden tegen de onveiligheid in de stad.

Men moet ook vaststellen dat de maatschappelijke pre- ventie een uitgebreid netwerk geworden is en dat op die manier concrete preventieve maatregelen genomen kunnen worden.

De burgers hebben ook meer maatschappelijke moge- lijkheden gekregen om zich te integreren om opleidingen te volgen en om zich weer in te schakelen. De aanwezig- heid van overlegstructuren is ook een zeer positief punt.

De bijdrage van een deel van de sector actief inzake maatschappelijke preventie in het kader van Euro 2000 moet ook onderstreept worden; die sector zal voor een zo ruim mogelijke begeleiding van de jongeren uit de wijken zorgen.

Er zullen ook andere acties ondernomen worden, zoals parking-watchers, de "ambassades van het football", de begeleiding door "fancoachers". De initiatieven van deze sector wanneer er zich incidenten in de wijken voordoen, mag ook niet verwaarloosd worden en is een werkelijke steun bij het onder controle houden van situaties die de openbare orde bedreigen.

– Een netwerk van verenigingen naast de officiële gesub- sidieerde sector.

De coördinatie tussen de verenigingen en de officiële gesubsidieerde sector in het kader van het veiligheidscon- tract, is niet altijd even gemakkelijk.

De circulaire van de minister voor Binnenlandse Zaken van 11 maart 1998 betreffende een nieuwe model van reglement voor de Gemeentelijke Adviesraad inzake Pre- ventie, met inbegrip van de preventieambtenaar, bepaalt dat deze laatste verantwoordelijk is voor alle initiatieven inzake preventie die op lokaal vlak genomen worden en dat hij moet zorgen voor coördinatie van de intersectorale ini- tiatieven, waarbij men de organisaties en de verenigingen moet rekenen die op lokaal vlak werkzaam zijn; in de reali- teit loopt niet alles van een leien dakje.

In dat verband moet onderstreept worden dat ondanks de inspanningen om in aanmerking te komen voor "sociale kaarten", het niet gemakkelijk is voor de lokale rijks- wachtbrigades om een overzicht te hebben van alle dien- sten of verenigingen die op gemeentelijk vlak actief en die verschillende subsidies ontvangen, nog van de wijze waarop hun respectieve initiatieven gecoördineerd worden.

– Een uitoefening van de verantwoordelijkheden die niet altijd even duidelijk is.

De uitoefening van de verschillende verantwoordelijk- heden van de voornaamste betrokken partijen bij het con-

communales et celles des brigades locales, il est devenu tout à fait possible de mener une action valable dans le domaine de la lutte contre l'insécurité urbaine.

De même, il convient de constater que le réseau socio- préventif s'est renforcé et qu'il est à même de développer des actions préventives concrètes.

L'offre aux citoyens en équipements sociaux d'intégra- tion, d'animation, de formation et de réinsertion s'est éga- lement fortement développée. De même, la présence de structures de concertation est un point fort incontestable.

La contribution que fournira une partie du secteur socio- préventif dans le cadre de l'EURO 2000, en s'organisant pour encadrer au maximum les jeunes des quartiers, mérite aussi d'être soulignée.

Celle-ci se renforcera par d'autres actions telles que les parking-watchers, les "ambassades du football", l'encadre- ment fourni par des équipes de "fancoachers". De même, l'action développée par ce réseau lorsque des situations de troubles se produisent dans les quartiers est non négli- geable et constitue un appui réel dans la gestion des situa- tions menaçant l'ordre public.

– Un réseau associatif à côté du secteur officiel subven- tionné.

La coordination entre le réseau associatif et le secteur officiel subventionné par les contrats de sécurité n'est pas toujours une matière évidente.

Si la circulaire du Ministre de l'Intérieur du 11 mars 1998 "relative à un nouveau modèle de règlement du Conseil Consultatif Communal de Prévention y compris le fonctionnaire de prévention" prévoit que ce dernier est res- ponsable de l'ensemble des actions de prévention menées au niveau local et qu'il "favorise la coordination de la mise en place d'un travail intersectoriel impliquant notamment les organisations et associations qui travaillent sur le plan local", cela ne semble pas toujours aller aussi facilement de soi dans 1a réalité.

Il faut, dans ce cadre, souligner que malgré les efforts déployés pour bénéficier de "cartes sociales", il n'est pas aisé pour les brigades de gendarmerie locales d'avoir une vue plus ou moins complète de l'ensemble des services ou associations opérant au niveau communal et subsidiés par différentes sources, ainsi que sur la manière dont les actions respectives sont coordonnées.

– Un exercice des responsabilités qui n'est pas toujours clair.

L'exercice des différentes responsabilités entre les acteurs principaux du contrat (de même que la position

tract (net zoals de exacte taak van de preventieambtenaar en de door hem werkelijk uitgevoerde opdrachten) is in de praktijk niet altijd even duidelijk voor de rijkswachtbri- gades, wat de geïntegreerde initiatieven opdrachten bemoeilijkt. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de taken van bepaalde operatoren en van hun werkwijze.

– Een onvoldoende samenwerking met de lokale brigades.

De lokale brigades worden onvoldoende betrokken bij de initiatieven inzake maatschappelijke preventie, hoewel die een interessante bijdrage kunnen leveren in het kader van multiculturele initiatieven, preventieopdrachten en van de organisatie van themadagen of in het kader van een alge- meen buurtbeleid. Deze samenwerking lijkt beter te lukken in bepaalde gemeenten dan in andere.

– Men werkt vaak in vakjes

Nog steeds volgens dezelfde gedachtegang kan men vaststellen dat politiemensen en mensen die daar buiten staan niet dezelfde visie hebben over de noodzaak en de wijze waarop een multidisciplinaire preventieve actie gevoerd moet worden.

Al te vaak wordt in vakjes gewerkt en de actoren van het sociale netwerk staan niet altijd positief tegenover een intersectorale aanpak; het begrip samenwerking wordt vaak verkeerd begrepen.

De taak van de preventieambtenaar en zijn dynamische aanpak zijn van doorslaggevend belang, net zoals de nood- zaak om het coördinatieniveau te bepalen tussen de sociale initiatieven en de diensten van de politie.

Een betere kennis van de eigen doelstellingen van iedere dienst en van hun werkwijze kan in voorkomend geval zeker bijdragen tot een betere samenwerking. Ontmoe- tingen tussen de verschillende personeelsleden kunnen daartoe ook bijdragen. Stages van een dag in een andere dienst waarmee samengewerkt wordt (politie- of niet poli- tiediensten) zoals gebeurd is in een Brusselse gemeente, zijn van beide zijden als zeer positief ervaren.

Men stelt ook vast dat de leden van de politiediensten en van de partijen actief inzake maatschappelijke preven- tie elkaar onvoldoende kennen. Bovendien is de rotatie van maatschappelijke actoren op het terrein zeer groot.

Een en ander leidt tot minder continuïteit en stabiliteit in de georganiseerde initiatieven, zoals men al weet dat die op lange termijn bekeken moeten worden om de verwachte resultaten te bereiken.

exacte du fonctionnaire de prévention et les fonctions qu'il assume réellement) n'est pas non plus toujours très clair en pratique pour les brigades de gendarmerie, ce qui, parfois, ne facilite pas les actions ou missions intégrées. Il en va de même en ce qui concerne la description des fonctions de certains opérateurs et de leurs procédés d'actions.

– Une implication insuffisante des brigades locales.

Les brigades locales ne sont pas impliquées suffisam- ment dans les initiatives socio-préventives, alors qu'elles constituent un partenariat qui dispose de ressources qui peuvent s'avérer intéressantes notamment dans le cadre des opérations de convivialité, dans les activités de prévention, dans l'organisation de journées à thèmes ou dans le cadre des stratégies globales de quartier. Toutefois, cette impli- cation paraît mieux comprise dans certaines communes que dans d'autres.

– Un travail souvent cloisonné.

Dans le même ordre d'idées, il apparaît régulièrement que les acteurs non policiers n'ont pas la même vision que les acteurs policiers au sujet de la nécessité et des moda- lités de l'action préventive multidisciplinaire.

Bien souvent, le travail s'effectue de manière cloisonnée et les acteurs du réseau social n'envisagent pas toujours favorablement cette approche intersectorielle et la notion de collaboration est souvent mal comprise.

Le rôle du fonctionnaire de prévention et son dyna- misme sont déterminants à cet égard, tout comme la néces- sité de définir clairement le niveau où la coordination entre le dispositif social et les services de police doit se réaliser.

Une meiheure connaissance des objectifs propres à chaque service ainsi que de leur mode de fonctionnement peut certainement contribuer le cas échéant à améliorer les synergies, tout comme les rencontres entre les différents personnels. Les expériences de stages d'un jour pour un acteur (policier ou non-policier) auprès des services parte- naires, telle qu'elle fut expérimentée dans une commune bruxelloise, fut ressentie comme très positive de part et d'autre.

On constate de même que les différents membres des dispositifs policiers et socio-préventifs ne se connaissent pas suffisamment. De plus, les acteurs sociaux opérant sur le terrain changent très souvent.

Cette rotation importante peut créer un problème de continuité et de stabilité au niveau des actions entreprises, surtout si l'on considère que celles-ci doivent être envi- sagées souvent à long terme pour apporter les résultats escomptés.

Uit de ervaring blijkt dat men het belang van een weder- zijdse kennis niet mag onderschatten indien men bepaalde doelen wil bereiken.

– De Gemeentelijke Adviesraad voor Preventie

De lokale rijkswachtbrigades worden niet actief betrok- ken bij de werkzaamheden van de Gemeentelijke Adviesraad voor Preventie (in samenwerking met de pre- ventieambtenaar), om op lokaal vlak een allesomvattende en geïntegreerde preventie te organiseren en de spiraal van uitsluiting en criminaliteit te doorbreken.

De circulaire van 11 maart 1998 die hierboven reeds aangehaald is beschrijft een model van reglement waarvan verschillende artikelen een neerslag vormen van de aanbe- velingen van de federale ministerraad in het kader van de evaluatie van de veiligheids- en samenlevingscontracten, opgesteld in juli 1996.

Daarin wordt bepaald dat de preventieraad met name een overlegorgaan is, dat bijdraagt tot een collectief pro- ject waar de verschillende partners achterstaan, ieder vol- gens zijn bevoegdheden en beroepscode.

Voor ons is dit in de praktijk eerder een vertegenwoor- digings- en een adviesorgaan.

Een van de artikelen uit deze circulaire bepaalt dat de Preventieraad verplicht is subraden te creëren die thema- tisch of territoriaal te werk gaan (per wijk). De opdrachten van deze subraden worden gepreciseerd en omvatten met name de follow-up, de begeleiding, de coördinatie en de samenhang te velde van de preventieprojecten die aan de gang zijn.

Dit artikel van de circulaire is zeer interessant omdat het een instrument (verbonden aan een structuur) bevat voor de organisatie van algemene initiatieven van de schaal van de wijken. Het gaat hier wel degelijk om concrete acties, die meetbaar zijn en die de burgers merken; volgens de spreker moet zoiets zoveel mogelijk aangemoedigd wor- den.

Volgens de rijkswachtbrigades wordt dit artikel al te vaak op een informele wijze (in de vorm van een begelei- dingscomité voor het project) en al te weinig toegepast.

Er is ook dringend nood aan de jaarlijkse verklaring over het algemeen beleid inzake preventie binnen de gemeente.

Die is zeer belangrijk omdat de veiligheidscontracten soms een opeenstapeling van projecten lijkt, waar geen krachtlijnen terug te vinden zijn noch een verband tussen de verschillende projecten.

L'expérience montre qu'il ne faut pas sous-estimer l'im- portance de bien se connaître, si l'on veut s'engager xxxxxx- ment dans l'approche souhaitée.

– Xx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxx.

Xxx xxxxxxxx locales de gendarmerie ne sont pas impli- quées de manière active dans les travaux du Conseil Consultatif Communal de Prévention mis en place (avec le fonctionnaire de prévention) pour réaliser au niveau local une prévention globale et intégrée et casser la spirale exclu- sion-criminalité.

La circulaire du 11 mars 1998 mentionnée ci-avant décrit un modèle de règlement dont plusieurs articles éma- nent de recommandations faites par le Conseil des Ministres fédéral dans le cadre de l'évaluation des contrats de sécurité et de société à laquelle il s'est livré en juillet 1996.

Parmi ceux-ci, il est prescrit que le Conseil de Préven- tion est notamment un organe de concertation, oeuvrant à la construction d'un projet collectif poursuivi par les diffé- rents partenaires, chacun dans le respect de ses compé- tences et de sa déontologie.

La pratique montre qu'il s'agit, selon l’intervenant, plutôt d'un organe représentatif et consultatif.

De même, un des articles de cette circulaire prévoit que le Conseil de Prévention crée obligatoirement des sous- conseils qui peuvent être thématiques ou territoriaux (ex : par quartier). Les missions de ces sous-conseils y sont pré- cisées et comprennent notamment le suivi, l'accompagne- ment, la coordination et l'harmonisation opérationnelle de projets de prévention en cours.

Cet article de la circulaire est très intéressant dans la mesure où il a prévu un instrument (rattaché à une struc- ture) pour l'exercice de l'action globale à l'échelle des quar- tiers. Et il s'agit bien ici de l'action concrète, mesurable et dont les citoyens se rendent compte, qu'il y a lieu, selon l'intervenant, de développer au maximum.

A nouveau et en ce qui concerne les brigades de gen- darmerie, c'est surtout de manière informelle (sous forme de comité d'accompagnement de projet) et dans des cas trop peu nombreux, que cet article trouve son application.

Il convient également d'insister sur la nécessité de procé- der à la déclaration annuelle à propos de la politique géné- rale en matière de prévention au sein de la commune.

Celle-ci est en effet très importante, car les contrats de sécurité peuvent parfois ressembler à un empilement de projets les uns sur les autres, où il est difficile de dégager un fil conducteur ainsi que les articulations entre projets.

De rijkswachtbrigades worden tot slot nooit betrokken bij de evaluatie.

– Enkele multidisciplinaire benaderingen van de wijk.

Voor het ogenblik wordt er gewerkt aan enkele alge- mene en multidisciplinaire benaderingen van moeilijke wijken; dit leidt tot goede resultaten. De brigades nemen daar voor 100% aan deel. Daarbij worden drie krachtlijnen gevolgd: het preventieve politieoptreden in het kader van de "community-policing", het politieoptreden op het vlak van georganiseerde criminaliteit die de wijk verlammen en de maatschappelijke preventie.

Eens per maand komt een begeleidingscomité samen om in gemeenschappelijk overleg de activiteiten te evalueren, de situatie te analyseren en de toekomstige initiatieven uit te stippelen. De actieplannen berusten in een eerste fase op een klassieke projectstructuur, waarbij de doelstellingen vastgesteld worden en waaraan stapsgewijze actieplannen gekoppeld worden. Het aantal concrete initiatieven blijven evenwel te laag.

– Het geval van fenomenen die het gemeentelijke grond- gebied overschrijden.

De veiligheidscontracten worden per gemeente toege- wezen, maar er kan een onveilige situatie ontstaan op een homogeen grondgebied verspreid over verschillende ge- meenten, zoals het geval is met de metro van Brussel.

In het geval van de metro worden subsidies toegekend voor het beheer ervan aan een welbepaalde gemeente, die dan in overleg met de metrobrigade initiatieven neemt die beperkt blijven tot het grondgebied van de gemeente zelf.

Het zou beter zijn deze maatregelen uit te breiden.

Naast de metro bestaan er nog andere voorbeelden, zoals jongerenbendes met leden uit verschillende gemeenten, die zich op het grondgebied van het Gewest verplaatsen en die op wisselende tijdstippen en op verschillende plaatsen actief zijn. Die groepen moeten verder gevolgd worden dan de grens van de gemeente om preventief op te kunnen tre- den en de maatregelen kracht bij te zetten die op het vlak van de lokale onveiligheid genomen worden.

– De diensturen van het niet-politiepersoneel

De diensturen van het niet-politiepersoneel dat op straat aanwezig is, zijn niet altijd aangepast aan de werkelijkheid. Al te dikwijls rijzen er problemen na de klassieke dienst- uren en de politiediensten en de rijkswacht blijven soms alleen en zonder steun om moeilijke situaties op te lossen.

Enfin, les brigades de gendarmerie ne sont jamais asso- ciées dans les processus d'évaluation.

– Quelques approches multidisciplinaires de quartier.

Quelques approches globales et multidisciplinaires ciblant des quartiers difficiles sont actuellement en cours et ont permis d'engranger de bons résultats. Les brigades y participent pleinement. Elles sont structurées en trois axes d'approches : le travail policier préventif dans un cadre du "community-policing", le travail policier ciblé sur les formes de criminalité organisée qui paralysent le quartier et le travail socio-préventif.

Une structure sous forme de comité d'accompagnement se réunit une fois par mois et procède en commun à l'éva- luation des activités menées, à l'analyse de la situation et à la définition des activités futures. Les plans d'action repo- sent, dans leur phase de démarrage, sur une structure clas- sique de projet, où les objectifs sont déterminés et traduits en action à mener par phases. Le nombre d'approches concrètes reste cependant trop bas.

– Le cas des phénomènes débordant le territoire commu- nal.

Alors que les contrats de sécurité sont attribués aux communes, une situation d'insécurité peut toucher un ter- ritoire homogène s'étendant sur plusiers communes, comme par exemple les installations du métro bruxellois.

En ce qui concerne le métro précisément, les fonds qui lui sont destinés sont attribués pour gestion à une commune bien précise qui développe alors, en concertation notam- ment avec la brigade du métro, des actions limitées au ter- ritoire de la commune.

Une extension du domaine d'application de ces mesures serait souhaitable.

Au-delà du métro, d'autres exemples existent, comme le phénomène des bandes de jeunes provenant de différentes communes, qui se déplacent sur le territoire de la Région et dont l'activité varie dans le temps et l'espace. Une approche globale et extra-locale ciblée sur ces groupes semble nécessaire pour agir préventivement et complé- mentairement aux mesures destinées à en prévenir l'effet d'insécurité provoqué sur le plan local.

– Les horaires de travail des acteurs non-policiers

Les horaires de travail des acteurs non-policiers opérant dans les rues ne sont pas toujours adaptés aux réalités du terrain. Bien souvent, les problèmes surgissent après les heures classiques de travail et les policiers et gendarmes restent encore parfois seuls et sans appui pour résoudre des situations difficiles.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx wenst na deze gedachtenwis- seling enkele punten onder de aandacht te brengen van de parlementsleden met het oog op de toekomst. Hij onder- streept evenwel dat men de opmerkingen die hij zopas gemaakt heeft niet mag veralgemenen tot ieder veiligheids- en samenlevingscontract.

Dit zijn de twee punten die de spreker belangrijk vindt voor de toekomst:

– Het belang van concrete projecten, op schaal van de wijk.

In dat verband dient eerst en vooral onderstreept te wor- den dat concrete projecten belangrijk zijn, op schaal van de wijk, waarvan de resultaten zichtbaar zijn voor de lokale bevolking, die het eerste slachtoffer wordt van de heer- sende onveiligheid.

Die projecten maken het mogelijk de vastgestelde doel- stellingen inzake herstel van de leefkwaliteit te bereiken, met name voor de politiediensten die de onveiligheid moe- ten bestrijden. Dikwijls moet via een disciplinaire actieplan bij de bevolking de nodige steun en samenwerking gezocht worden om tot de uitoefening van een verantwoordelijk burgerschap te komen.

Gemeenschappelijke actieplannen op schaal van de wij- ken maken het ook mogelijk dat de betrokken burgers actief deelnemen, bijvoorbeeld via regelmatige contactver- gaderingen, informatieverspreiding, preventie of respect voor de anderen.

Een en ander maakt het mogelijk echte wijkfora op te richten, naar het voorbeeld van die welke bestaan in andere landen zoals Canada. Die dragen bij tot de verwezenlijking van de vastgestelde doelstellingen. Dat gebeurt soms zeer snel. In dit geval kan de deelname van de burgers een feit worden. Deze deelname moet een bijkomende dimensie krijgen in vergelijking met de openbare evaluatievergade- ringen die ieder jaar georganiseerd zouden moeten worden.

Met een dergelijke werkwijze wordt duidelijk dat een rigoureuze projectmethodologie gevolgd moet worden. Die moet voorafgegaan worden door een gedetailleerde analyse van de situatie, met hulp van alle beschikbare instrumen- ten (strategische analyses van de geregistreerde criminali- teit, analyse van het fenomeen van de stadsbendes die in voorkomend geval in de wijk actief zijn, analyse op grond van de maatschappelijke preventiemaatregelen, processen- verbaal opgesteld door de wijkagenten, sociale en econo- mische gegevens, wetenschappelijke opiniepeilingen bij de bewoners van de wijk, enz.).

Het actieplan moet vervolgens de algemene doelstelling definiëren en de subdoelstellingen die daaruit volgen.

X. Xxxxx Xxxxxxxx, après ces différentes réflexions, souhaite communiquer aux parlementaires quelques points d'attention pour le futur. Il souligne toutefois qu'il ne convient pas de généraliser les observations qu'il vient de développer à chaque contrat de sécurité et de société.

L'intervenant cite deux points qu'il estime importants dans la réflexion pour l'avenir :

– L'importance de projets concrets à l'échelle des quar- tiers.

Il convient dans ce cadre, tout d'abord, de souligner l'im- portance de projets concrets, à l'échelle des quartiers et dont les résultats sont visibles pour la population locale, première victime de l'insécurité qui y sévit.

Ils permettent d'atteindre les objectifs fixés, exprimés en termes de rétablissement de la qualité de vie, notamment pour les services de police, à travers une action contre l'insécurité. Bien souvent, il s'agira de concourir, par un plan d'action multidisciplinaire, à favoriser au sein de la population les synergies propices à l'exercice d'une citoyenneté responsable.

Le développement de stratégies communes à l'échelle des quartiers permet aussi une participation active des citoyens concernés, notamment à travers des réunions régulières de contact, d'information, de prévention ou de convivialité.

Au départ de celles-ci, la constitution de véritables forums de quartier, à l'image de ceux qui existent dans cer- tains pays comme le Canada, devient tout-à-fait possible et concourt directement aux objectifs fixés. Elle se fait d'ailleurs parfois très rapidement. La participation des citoyens peut dans ce cas être réelle. Il s'agit ici de donner à cette participation une dimension supplémentaire par rap- port aux réunions publiques d'évaluation qui devraient s'or- ganiser chaque année.

Lors de telles approches, la pratique montre qu'il est impératif de suivre une méthodologie de projet rigoureuse.

Celle-ci doit être précédée par une analyse détaillée de la situation, à l'aide de tous les instruments disponibles (analyses stratégiques de la criminalité enregistrée, analyse du phénomène des bandes urbaines qui opèrent le cas échéant dans le quartier, analyse effectuée par le dispositif socio-préventif, constats dressés par les policiers de quar- tier, données socio-économiques, sondages – scientifiques

– d'opinion des habitants du quartier, etc.).

Le plan d'action doit ensuite définir l'objectif global et les sous-objectifs à atteindre qui en découlent.

Ideaal gezien moeten de verschillende evaluatieparame- ters (prestatie-indicatoren en volgens het geval proces- of effectindicatoren) bepaald zijn voor de strategie toegepast wordt.

Die strategie moet tenminste drie gedeelten bevatten: het preventieve politieoptreden in het kader van de "commu- nity-policing", de gerichte aanpak van de georganiseerde criminaliteit in de betrokken wijken, en de maatschappe- lijke preventiemaatregelen.

Indien nodig zal een beroep gedaan worden op de twee- delijnspolitie in het kader van het tweede gedeelte en zul- len "chirurgische" ingrepen volgen.

Een begeleidingscomité van het project zal deze acties volgen en zal moeten bestaan uit een vertegenwoordiger van iedere discipline en kwestie en regelmatig bijeenko- men (ideaal zou zijn een keer per maand). In dit geval kan dit een subgroep van de preventieraad zijn zoals bepaald in de reeds aangehaalde circulaire.

Uit de ervaring blijkt dat de voorbereiding van derge- lijke strategieën op een collegiale manier moet gebeuren en dat iedereen zijn woord moet kunnen zeggen. Daarover moet eerst intern een evaluatie gehouden worden. De instemming van alle partners is een sleutel voor het succes, net zoals een voorafgaande ontmoeting tussen alle betrok- ken partijen om elkaar beter te leren kennen.

Om het klassieke fenomeen van "bunkerisation" (wat betekent dat in geval van problemen iedere betrokken par- tij zich terugtrekt binnen haar eigen discipline) te voorko- men, zal men eerst moeten bepalen wat gedaan wordt inge- val de zaken niet verlopen zoals gewenst.

De verbintenis van iedere partner zal het best contrac- tueel vastgelegd worden. Voor de lokale bevolking moet het om een collectief initiatief gaan, onder impuls van de overheid.

De coördinatie tussen de sociale maatregelen en het optreden van de politie moet voornamelijk gebeuren door de verantwoordelijke personen in de begeleidingscomité, overeenkomstig eenieders beroepscode.

Om de efficiëntie van de werkwijze na te gaan zal bij de burgers een opiniepeiling gehouden worden, die na een of twee jaar herhaald wordt, om de andere klassieke pres- tatie-indicatoren indien mogelijk aan te vullen. Het best zou zijn dat er een eerste opiniepeiling gehouden wordt vóór het plan toegepast wordt om op die manier over een degelijk vergelijkend instrument te beschikken. In dit ver- band zou het goed zijn met de universiteiten samen te wer- ken.

Idéalement, les différents paramètres d'évaluation (indi- cateurs de performance et, selon les cas, de processus ou d'effet) doivent avoir été déterminés avant la mise en oeuvre de la stratégie.

Celle-ci comprendra au moins trois volets différents : l'approche policière préventive dans une optique de "com- munity policing", l'approche xxxxxx xxx xxx xxxxxx xx xxx- xxxxxxxx xxxxxxxxx xxxxxxxxx xx sein des quartiers ciblés et l'approche socio-préventive.

Une collaboration de la police de deuxième ligne sera, si nécessaire, sollicitée dans le cadre du second volet et les interventions se feront dans ce cadre de manière chirurgi- cale.

Afin d'appuyer la démarche, la mise en xxxxx x'xx xxxxxx d'accompagnement du projet doit reprendre un représentant de chaque discipline concernée et se réunir à une cadence régulière (idéalement une fois par mois). Il peut s'agir en l'occurrence d'un sous-groupe du Conseil de Prévention tel qu'il est prévu dans la circulaire déjà citée.

La pratique montre qu'il est indispensable que la prépa- ration de telles stratégies se fasse de manière collégiale, où tout le monde a vraiment son mot à dire, et qu'il convient de les soumettre au préalable à la critique interne. L'adhé- sion de tous les partenaires est un facteur-clef de succès, de même qu'une rencontre préalable entre tous les acteurs concernés sera souvent nécessaire pour apprendre à se connaître.

Afin d'éviter le phénomène classique de "bunkerisation" (qui consiste, en cas de problèmes, à voir chacun des diffé- rents acteurs se replier au sein de sa discipline), il convien- dra de définir au préalable la conduite à tenir au cas où tout ne se déroule pas de la manière prévue ou si des effets non escomptés devaient se manifester.

Les engagements de chaque partenaire se feront idéale- ment de manière contractualisée et, pour les populations locales, il doit s'agir d'une oeuvre collective, sous la direc- tion des autorités.

La coordination entre le dispositif social et les services de police se réalisera principalement au niveau des res- ponsables dans le comité d'accompagnement, et cela dans le respect de la déontologie propre à chacun.

Afin d'évaluer correctement l'efficacité de la démarche, un sondage des citoyens, à ré-effectuer après un ou deux ans d'actions, complètera si possible les autres indicateurs classiques de performance. Idéalement, un premier son- dage (scientifique) avant le démarrage du plan permettra de disposer d'un outil valable de comparaison. Une colla- boration avec les universités est notamment la bienvenue dans ce cadre.

Men dient er tenslotte op te wijzen dat dergelijke stra- tegieën niet moeten beperkt blijven tot de wijken die reeds moeilijkheden kennen, maar ook nuttig kunnen zijn voor de wijken die op weg zijn om problemen te kennen.

– De politiezones, de veiligheidszoneplannen en het natio- nale veiligheidsplan

De wet van december 1998 houdende de organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bepaalt dat er politiezones opgericht worden. In Brussel zal het gaan om zones over verschillende gemeen- ten.

Denkt men eraan om de contracten in dit verband anders te organiseren?

Dat is niet zo eenvoudig indien men rekening houdt met het feit dat de toekomstige politiezones betrekking zullen hebben op gemeenten met verschillende contracten of op gemeenten waarvoor geen contracten bestaan. De wijken waarvoor geïntegreerde strategieën noodzakelijk zijn, bevinden zich soms op het grondgebied van verschillende gemeenten.

Dezelfde wet bepaalt ook dat er een nationale veilig- heidsplan opgesteld wordt met als doel een algemene en geïntegreerde benadering van de veiligheid, waarmee de veiligheidszoneplannen rekening moeten houden. Die wor- den besproken binnen de Zonale Veiligheidsraad, die samengesteld is uit de burgemeesters, de Procureur des Koning, de korpschef van de lokale politie en de adminis- tratieve coördinatiedirecteur van de federale politie.

In welke mate zal er overeenstemming bereikt worden tussen de veiligheidsplannen en de contracten?

Men zal reeds enkele antwoorden kennen na de gron- dige evaluatie waartoe onlangs beslist is en die in overleg met alle ondertekenende partijen van de contracten zal gevoerd worden.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx komt tot enkele conclusies:

De maatregelen van de regering waren talrijk. De vei- ligheidscontracten waren daar een deel van en hebben veel bijgedragen tot een algemene en geïntegreerde benadering, zoals die gewenst was.

Voor het ogenblik wordt een evaluatie gemaakt van deze contracten waardoor vanaf het jaar 2001 die contracten bij- gestuurd kunnen worden. Uit de commentaar die in dat ver- band uitgebracht is (vanuit het standpunt van de lokale rijkswachtbrigades), kunnen enkele punten gelicht worden:

De contracten kunnen in verschillende situaties een steun betekenen maar de lokale rijkswachtbrigades worden

Il convient enfin de signaler que de telles stratégies ne doivent pas se limiter aux quartiers déjà en situation diffï- cile, mais peuvent utilement concerner ceux en voie de le devenir.

– Les zones de police et les plans zonaux et national de sécurité.

La loi de décembre 1998 organisant un service de police intégré, structuré à deux niveaux, prévoit la création des zones de police. A Bruxelles, il s'agira de zones pluricom- munales.

Mais envisagera-t-on une réarticulation des contrats dans ce cadre ?

La problématique n'est pas simple si l'on tient notam- ment compte du fait que les futures zones de police concer- neront des communes dont les contrats sont différents, voire inexistants et que les quartiers pour lesquels des stratégies intégrées sont nécessaires se situent parfois à cheval sur plusieurs communes.

De même, cette loi prescrit l'établissement d'un plan national de sécurité qui a pour objectif d'assurer une approche globale et intégrée de la sécurité, dont doivent tenir compte les plans zonaux de sécurité. Ceux-ci sont dis- cutés au sein du Conseil Zonal de Sécurité qui comprend les Bourgmestres, le Procureur du Roi, le Chef de Corps de la police locale et le Directeur coordinateur administra- tif de la police fédérale.

Dans quelle mesure une articulation globale entre les plans de sécurité et les contrats peut-elle être réalisée?

Les résultats de l'évaluation approfondie décidée récem- ment et qui se déroulera en concertation avec tous les par- tenaires signataires des contrats permettra sans doute d'ap- porter certaines réponses.

X. Xxxxx Xxxxxxxx en vient à présent à quelques conclusions :

Les mesures gouvernementales ont été nombreuses et parmi celles-ci, les contrats de sécurité ont fortement contribué à mettre en place l'approche globale et intégrée souhaitée.

Une évaluation de ces contrats est actuellement en cours et devrait permettre de les réorienter à partir de l'an 2001. Parmi les différents commentaires formulés dans ce cadre (à partir du point de vue des brigades locales de gendar- merie), différents points ressortent :

Parmi ceux-ci, et outre l'appui que ces contrats sont capables de fournir dans différentes situations, il ressort

onvoldoende betrokken bij de maatschappelijke preventie- maatregelen en de structuur van de verantwoordelijkheden in het kader van die contracten is niet altijd voldoende dui- delijk. Er wordt nog te veel in vakjes gewerkt door men- sen die elkaar onvoldoende kennen.

De aandacht is ook gevestigd op het belang van multi- disciplinaire strategieën die moeten zorgen voor een alge- mene benadering op schaal van de wijken.

De structuren zijn reeds beschreven in de circulaires en kunnen te velde toegepast worden.

Concrete acties zijn beter zichtbaar voor de burger en dragen ertoe bij dat de lokale bevolking zich betrokken voelt bij de algemene inspanning om de leefkwaliteit bin- nen de wijken te herstellen.

De komende hervorming van de politiediensten, met daarbij horend de oprichting van politiezones en het opstel- len van zoneplannen een nationaal veiligheidsplan, zullen ook gevolgen hebben voor de organisatie van de veilig- heidscontracten, althans wat het politionele gedeelte betreft.

De benadering per wijk zou in de toekomst wel de hoek- steen moeten worden van de contracten en de huidige part- ners zouden elkaar moeten terugvinden in een dynamische overlegstructuur (zoals die beschreven in de circulaire van de minister voor Binnenlandse Zaken van 11 maart 1998).

De gedefinieerde strategieën voor de transversale pro- blematiek zouden aldus de verticale benadering kunnen aanvoelen, waarbij met name rekening gehouden wordt met de aandachtpunten opgenomen in de zonale en natio- nale veiligheidsplannen.

Andere benaderingen zijn ongetwijfeld mogelijk, maar de inspraak van de burger moet meer dan ooit aangemoe- digd moet worden. De burgers moeten zien dat de toestand veranderd en dat de gevolgen van het gevoerde beleid geë- valueerd kunnen worden. De initiatieven die de lokale bevolking zelf neemt, moeten telkens het de moeite loont de nodige steun krijgen en het idee van de agora, typisch voor onze democratieën, moet er versterkt uitkomen.

IV.2.6. Gedachtewisseling over deze vijf hoorzittingen De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx heeft verschillende vragen. Men kan vandaag vaststellen dat de veiligheidscontrac-

ten moeilijk geëvalueerd kunnen worden. Men heeft het ook vaak over de duizenden arbeidsplaatsen die door deze contracten ontstaan zijn. Maar heeft men zich vragen gesteld over de mogelijke evaluatie voor dat de veilig- heidscontracten er gekomen zijn?

notamment que les brigades locales de gendarmerie ne sont pas impliquées suffisamment dans les initiatives socio-pré- ventives, que la structure des responsabilités au sein des contrats ne semble parfois pas claire et que le travail s'ef- fectue encore de manière trop cloisonnée à certains endroits, par des acteurs qui ne se connaissent pas suffi- samment.

L'attention a été attirée aussi sur l'importance des straté- gies multidisciplinaires visant à développer une approche globale à l'échelle des quartiers.

Les structures sont déjà prévues par les circulaires et peuvent être appliquées sur le terrain.

Par la réalisation d'actions concrètes dont le citoyen peut alors mieux se rendre compte, elles permettent d'impliquer réellement la population locale dans l'effort général visant à rétablir la qualité de vie au sein des quartiers.

La réforme prochaine des services de police, avec comme corollaire la création des zones de police et l'éla- boration des plans zonaux et national de sécurité influen- ceront également la gestion des contrats de sécurité, du moins en ce qui concerne le volet police.

L'approche concrète par quartiers retenus devrait cepen- dant constituer à l'avenir la pierre angulaire du système des contrats, où les différents partenaires actuels pourraient se retrouver dans une structure de concertation dynamisée (notamment telle qu'elle est prévue par la circulaire du Ministre de l'Intérieur du 11 Mars 1998 déjà évoquée).

Les stratégies définies pour les problématiques trans- versales pourraient alors compléter les approches verticales et tenir compte notamment des points d'attention repris dans les plans zonaux et national de sécurité.

D'autres approches sont sans doute possibles, mais il est nécessaire que la participation citoyenne soit plus que jamais encouragée, que les citoyens voient que les choses bougent, que les effets des politiques menées soient éva- luables, que les bonnes initiatives qui émanent des popu- lations locales puissent recevoir chaque fois l'appui qu'elles méritent et que l'esprit d'agora propre à nos démocraties en ressorte renforcé.

IV.2.6. Echange de vues au sujet de ces cinq auditions

X. Xxxxx Xxxxxxxxx se pose plusieurs questions :

On voit aujourd'hui la difficulté d'évaluer les contrats de sécurité. On entend aussi agiter régulièrement les milliers d'emplois créés à la suite de ces contrats. Mais s'est-on posé des questions sur l'évaluation possible avant de lancer les contrats de sécurité ?

Bij alle veiligheidscontracten ziet men een grote "turn- over" van de sociale werkers. Wat zijn de redenen van deze personeelsrotatie? Voelen zij zich minder gewaardeerd dan de politiediensten? Zijn er moeilijkheden om samen te wer- ken? Is het omdat deze mensen dikwijls "tussen twee stoe- len vallen"? Is het omdat men hen soms als politie in bur- ger beschouwt? Kortom men kan moeilijk een omschrij- ving geven van hun taak en hun functie(s).

Men stelt ook vast dat de verschillende preventieambte- naren elk hun eigen aanpak hebben. In Elsene heeft men de indruk dat de preventieambtenaar de lacunes tracht op te vullen. In Molenbeek zou men zeggen dat er vroeger niets was en dat de preventieambtenaar vandaag alles doet. Is de preventieambtenaar een manager-koorddanser?

Ten slotte lijkt het, wat de evaluatie betreft van de weer- slag van de veiligheidscontracten, heel moeilijk om het pre- ventieve gedeelte in de evaluatie op te nemen. Men maakt, wat deze contracten betreft, ook het verwijt, en volgens de volksvertegenwoordiger ten onrechte, dat er nergens cijfers op worden geplakt. De politici willen resultaten tijdens de duur van hun mandaat. De veiligheidscontracten zijn ech- ter een werk van lange adem en moeten op lange termijn worden geëvalueerd.

Volgens mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx moet men ermee ophouden altijd met twee clichés te zwaaien, te weten dat van "de bruine jongeling die de handtas van het oude dametje afrukt" en dat van "de jongere die zomaar wat rondhangt".

Ze vraagt zich ook af hoelang men deze jongeren nog voetbal gaat laten spelen. Kan men hen niets anders aan- bieden dan voetbal?

Mevrouw Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx dringt er ook op aan niet alle andere actoren en sociale werkers te vergeten die goed werk leveren.

Volgens xxxxxxx Xxxx Xxxxxxxxxx moet men voorrang geven aan preventieve acties zodat sociale uitsluiting wordt voorkomen. In het kader van de veiligheidscontracten wordt hier echter weinig werk van gemaakt terwijl het een feit is dat de jongeren alleen maar zelfachting hebben als ze een baan hebben. Ze vraagt zich bijgevolg af hoe de vei- ligheidscontracten deze jongeren op dat vlak kunnen hel- pen.

Ze wijst er ook op dat er, in de gemeentelijke adviesra- den voor preventie, nooit over de politie gesproken is.

Ten slotte zegt de volksvertegenwoordigster dat vele ouders haar zijn komen zeggen dat ze niet meer weten wat te doen, dat ze ervan overtuigt zijn dat ze niets kunnen doen en dat ze bang zijn van de politie als ze ten opzichte van hun kinderen tot een of andere (opvoedkundige) maatregel overgaan.

Ensuite, dans tous les contrats de sécurité, on assiste à un grand "turn-over" des travailleurs sociaux. Quelles sont les causes de tous ces mouvements de personnel? Se sen- tent-ils dévalorisés par rapport aux services de police? Ont- ils (elles) des difficultés de cohabitation? Est-ce parce que ces travailleurs sont parfois "assis entre deux chaises" ? Est-ce parce qu'on les considère parfois comme des poli- ciers en civil ? Bref, on a fort mal défini leur(s) rôle(s) et leur(s) fonction(s).

D'autre part, on constate des approches différentes selon les fonctionnaires de prévention. A Ixelles, on a l'impression que la fonctionnaire de prévention essaie de combler les vides. A Molenbeek, on dirait qu'avant, il n'y avait rien, et qu'aujourd'hui le fonctionnaire de prévention fait tout. Le fonctionnaire de prévention est-il un manager équilibriste?

Enfin, en ce qui concerne l'évaluation des effets des contrats de sécurité, il paraît très difficile d'intégrer le volet préventif dans l'évaluation. On reproche aussi à ces contrats, et à tort selon le député, de ne pas "faire de chiffre". Beaucoup d'hommes politiques veulent des résul- tats pendant la durée de leur mandat. Or, les contrats de sécurité sont un travail de longue haleine, dont l'apprécia- tion doit se faire sur le long terme.

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx intervient pour dire qu'il faut cesser de brandir toujours les deux clichés du "jeune basané arracheur de sac de la vieille dame" et du jeune "poireau" qui glande à ne rien faire.

Elle se demande aussi jusqu'à quand on va faire jouer ces jeunes au football ? N'y a t il que le football ?

Mme Xxxx-Xxxxxx Xxxxxx insiste aussi pour que l'on oublie pas tous les autres acteurs et travailleurs sociaux qui font du bon travail.

Mme Xxxx Xxxxxxxxxx estime qu'il faut privilégier l'in- tervention préventive, de manière à éviter les situations d'exclusion sociale. Or, ce n'est pas fort pratiqué dans le cadre des contrats de sécurité, alors que les jeunes ne trou- vent une estime personnelle que s'ils ont du travail. Elle se demande donc ce que les contrats de sécurité peuvent faire pour valoriser ces jeunes.

Elle remarque aussi que, dans les Conseils Consultatifs Communaux de Prévention, "l'univers" de la police n'a jamais été abordé.

Enfin, la députée rapporte que beaucoup de parents lui ont dit être hors d'état de faire quelque chose; ces parents sont convaincus qu'ils ne peuvent rien faire et ils ont peur de la police s'ils tentent une quelconque action (d'éduca- tion) vis-à-vis de leurs enfants.

De xxxx Xxxxxx Xxxxxx vraagt zich af, rekening houdend met het feit dat er op dit ogenblik veel te weinig politie- agenten zijn, of het wel zin heeft al dat geld in de veilig- heidscontracten te pompen. Als er problemen zijn wat de werving van politieagenten betreft, dan moet men de wer- vingscriteria herzien.

Volgens de volksvertegenwoordiger is de werkelijkheid veel erger dan men het grote publiek wil doen geloven en nog veel erger als men de sociale ladder van boven naar onder afdaalt. Het ontbreekt dus aan een algemene poli- tieke wil. Hij vraagt zich af hoeveel slachtoffers er minder zouden zijn als iedereen recht had op een minimaal basis- inkomen.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx stelt zich vragen over de band tussen preventie en repressie. Hij heeft een preven- tieambtenaar horen betreuren dat deze twee aspecten na de toekomstige invoering van de nieuwe politiezones losge- koppeld worden. Is deze koppeling tussen preventie en repressie echt een positieve zaak?

Hij had ook graag en precies vernomen hoe de gemeen- telijke adviesraden voor preventie werken.

Ten slotte vraagt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx de sprekers voorstellen te doen betreffende de evaluatiecriteria die bij de volgende herziening van de nieuwe veiligheidscontrac- ten moeten worden ingevoegd.

Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx vraagt zich af of , op het vlak van de preventie, niet het oude gezegde geldt dat "overdaad schaadt"? Heeft men van de preventie niet een beetje een "melting pot" gemaakt?

Ze stelt zich ook vragen bij het centralisme van som- mige burgemeesters. Waarom bijvoorbeeld niet de schepen van onderwijs betrekken bij het probleem van het afhaken op school? Ze stelt ook vast dat elke burgemeester van een gemeente de zaken anders aanpakt en ze vraagt zich af of dit wel een goede zaak is, rekening houdend met het feit dat de problemen in de grond dezelfde zijn.

De heer Xxxxxxx Xxxxxxxxx komt terug op het punt van de sportactiviteiten. Hij vraagt zich af of men voor deze jongeren voorziet in de mogelijkheid om in gestructureerde clubs terecht te komen. Bestaan er terzake preciezere cij- fers of is er hierover meer informatie?

De volksvertegenwoordiger wijst erop dat men het ook gehad heeft over de migrantenmeisjes en vindt dat de spre- kers te clichématig gesproken hebben over de vrouwen van buitenlandse oorsprong.

De heer Xxxxxxx Xxxxxxxxx heeft ook nog andere vra- gen: over welke kwalificaties beschikken de personen die door de preventieambtenaren worden geleid? En hoe zit het

X. Xxxxxx Xxxxxx se demande, à partir du moment où il manque autant de policiers, si cela sert à quelque chose d'injecter tout cet argent dans les contrats de sécurité. S'il y a des problèmes de recrutement de policiers, il faut revoir les critères d'engagement.

Le député estime aussi que la réalité des faits est bien plus grave que ce que l'on veut bien dire au grand public, et bien plus grave aussi bien en haut qu'en bas de l'échelle sociale. Il manque donc une volonté politique globale. Il se demande combien de victimes il y aurait en moins si tout le monde avait droit à un revenu de base minimum.

X. Xxxxx Xxxxxxxxxx s'interroge sur l'articulation entre prévention et répression. Il a entendu un fonctionnaire de prévention regretter le découplage de ces deux volets après l'installation prochaine des nouvelles zones de police. Or, l'articulation prévention et répression est-elle vraiment positive?

Il souhaiterait savoir également plus précisément com- ment fonctionnent les Conseils Consultatifs Communaux de Prévention.

Enfin, X. Xxxxx Xxxxxxxxxx demande aux intervenants leurs suggestions sur les critères d'évaluation à introduire dans la prochaine redéfinition des nouveaux contrats de sécurité.

Mme Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx quant à elle se demande si, dans le domaine de la prévention, on ne se trouve pas en face de la vieille sentence "qui trop embrasse, mal étreint"? N'a-t-on pas fait un peu un "melting pot" de ce volet pré- vention ?

Elle s'interroge également sur le centralisme de certains bourgmestres. Pourquoi ne pas, par exemple, associer l'échevin de l'instruction publique aux problèmes de décro- chage scolaire ? Elle constate aussi les approches diffé- rentes des bourgmestres selon les communes et se demande si c'est bien compréhensible face à des problèmes, au fond, identiques.

X. Xxxxxxx Xxxxxxxxx revient sur le thème du sport. Il se demande si l'on prévoit un passage de ces jeunes vers des clubs structurés. Y aurait-il des chiffres ou des infor- mations plus précises à ce sujet ?

Le député remarque que l'on a pas parlé des jeunes filles d'origine immigrée et estime que les intervenants ont parlé des femmes étrangères en termes de clichés.

X. Xxxxxxx Xxxxxxxxx se pose encore plusieurs ques- tions: Quelles sont les qualifications des personnes dirigées par les fonctionnaires de prévention? Qu'en est-il de la rota-

met het verloop, de turn-over van het personeel? Zijn er cijfers hierover? Heeft men zich afgevraagd waar de "welt- schmerz" van deze jongeren, die men soms bestempelt als "rondhangers", vandaan komt? En wat kan men ten slotte, naast bezigheidsactiviteiten, doen om te voorkomen dat sommige van deze jongeren aan de drugs geraken? En houdt men zich bezig – en hoe – met de personen die soms het slachtoffer zijn geworden van politiegeweld?

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx vraagt aan alle sprekers of er, op lokaal vlak, een of meer bevoegde partners zijn aangewor- ven.

Voorts vraagt hij zich af of men, op het vlak van de slachtofferhulp, dezelfde inspanningen levert om hulp te bieden aan een slachtoffer van wie de wieldoppen zijn gestolen dan aan een slachtoffer op wie fysiek geweld is gepleegd.

Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx antwoordt dat, in Elsene, het sta- tuut van de preventiewerkers geleidelijk aan is verduide- lijkt, dat het professioneler is geworden en dat men het beter gestructureerd heeft. Er is bovendien ook geleidelijk aan meer klaarheid gekomen in de adviesdaad voor pre- ventie, die een echt discussieplatform is geworden. Men mag ook niet vergeten dat de gemeenteraad een belangrijke rol speelt.

De spreekster voegt eraan toe dat er in haar gemeente een vereniging bestaat van alle plaatselijke verenigingen, maar zonder echte leiding en dat de verenigingen niet in de adviesraad voor preventie vertegenwoordigd zijn.

Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx geeft inderdaad toe dat, toen de veiligheidscontracten in 1992 op het getouw zijn gezet, elke gemeente ze op haar eigen manier benaderd heeft, tot de omzendbrieven van 1998, dankzij welke de zaken een- vormig zijn gemaakt. Als er vandaag nog verschillen bestaan tussen Elsene en Molenbeek, en waarschijnlijk ook tussen andere gemeenten, dan is dat te wijten aan het feit dat elke gemeente andere problemen heeft, ook al is de grond van het probleem dezelfde.

Wat de evaluatiecriteria betreft, vindt de spreekster dat deze moet worden aangepast aan de werkelijkheid, zonder de basiscriteria uit het oog te verliezen.

Wat de sociale bemiddelaars betreft, vindt de spreekster dat ze "onafhankelijk" zijn. In Elsene hebben ze geen ban- den met de politie en men vindt het heel belangrijk dat ze het "beroepsgeheim" respecteren. In geen enkel geval kun- nen ze worden beschouwd als "mollen".

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx is het daarmee eens: hetgeen aan deze sociale bemiddelaars gevraagd wordt, moet ver- trouwelijk blijven.

In verband met de opleiding van de personen die actief zijn in het kader van de veiligheidscontracten, zegt

tion, du turn-over du personnel? Y-a-t-il des chiffres? S'est- on demandé d'où vient le "mal de vivre" de ces jeunes que l'on qualifie parfois de "poireaux"? Enfin, outre l'occupa- tionnel, que peut-on faire, que fait-on pour éviter que cer- tains de ces jeunes ne tombent dans la toxicomanie ? S'occupe-t-on, et comment, des personnes parfois victimes de violences policières?

X. Xxxx Xxxxxxxx demande à tous les intervenants s'ils ont un ou plusieurs interlocuteurs compétents engagés sur le plan local.

En outre, il demande si, en matière d'aide aux victimes, on déploie la même énergie pour venir en aide à une vic- time d'un vol d'enjoliveurs de roue qu'à une victime d'agression physique?

Mme Xxxxxx Xxxxx répond qu'à Ixelles, le statut des fonc- tionnaires de prévention s'est progressivement clarifié et a évolué vers plus de professionnalisme et une meilleure structure. De même, plus de clarté s'est progressivement installée au Conseil Consultatif de Prévention, qui est deve- nu un véritable forum de discussion. Il ne faut pas perdre de vue non plus le rôle important du Conseil Communal.

L'intervenante ajoute qu'il existe dans sa commune une association de toutes les associations locales, mais sans véritable chef, et qu'il n'y a pas de représentant du monde associatif au sein du Conseil Consultatif de Prévention.

Mme Xxxxxx Xxxxx admet qu'effectivement, lorsque les contrats de sécurité ont été lancés en 1992, chaque com- mune les a accommodés à sa propre sauce, jusqu'aux cir- culaires de 1998, qui ont quand même uniformisé les choses. Ceci étant, si les choses sont différentes encore aujourd'hui entre Ixelles et Molenbeek, et probablement encore entre d'autres communes, c'est parce que chaque commune connaît des problèmes différents, même si le "fond de problèmes" est commun.

Au sujet des critères d'évaluation, l'intervenante estime qu'ils doivent être adaptés aux réalités, sans perdre de vue les critères de départ.

Quant aux médiateurs sociaux, l'intervenante est d'avis qu'ils sont des agents "à part". A Ixelles, ils n'ont pas de liens avec la police, et on considère comme très important qu'ils gardent leur secret professionnel. En aucun cas, ils ne peuvent être considérés comme des "taupes".

X. Xxxxx Xxxxxxxxx partage cette conception : les demandes faites à ces médiateurs sociaux doivent rester confidentielles.

Au sujet de la formation des travailleurs qui œuvrent dans les contrats de sécurité, Mme Xxxxxx Xxxxx déclare

xxxxxxx Xxxxxx Xxxxx dat men, in Elsene, heel precieze aanwijzigingen heeft ontvangen en dat er bijvoorbeeld cri- minologen en psychologen in dienst zijn. Ze voegt eraan toe dat de turn-over en het aantal personen dat opstapt sedert de jongste verklaringen van de federale minister van Binnenlandse Zaken aanzienlijk zijn toegenomen.

Wat de huidige evaluaties betreft, wijst de spreekster erop dat haar gemeente tweemaal per jaar, gedurende een halve dag, het bezoek ontvangt van evalueerders die, na die halve dag, een tiental bladzijden conclusies neerpennen. Ze vraagt zich af of men niet beter een soort begeleidings- dienst voor deze veiligheidscontracten zou creëren.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx zegt op zijn beurt dat de vei- ligheids- en samenlevingscontracten volgens hem inder- daad maatregelen zijn die men inderhaast heeft getroffen omdat het er in sommige wijken "hevig aan toeging". Hij voegt eraan toe dat de personen die actief zijn in het kader van de veiligheidcontracten gedaan hebben wat ze konden doen met hetgeen ze ontvangen hebben en dat men van- daag vaststelt dat vele zaken zich tegen de jongeren heb- ben gekeerd. Men stelt vandaag inderdaad vast dat er heel wat leemtes bestaan en dat er heel wat vergissingen zijn begaan.

De spreker zegt dat hij ook heel kritisch staat tegenover sommige scholen of sommige leraars die sommige jonge- ren hebben "gevormd" of "niet hebben kunnen vormen". Het is ook juist dat ouders hun rol "niet meer zien zitten". De spreker wijst er voorts op dat het moeilijk is om regels van de ene cultuur in de andere op te nemen. En misschien hebben sommige ouders ook schrik van het gerecht of van de politie. Men probeert dus om ze te helpen, om ze te informeren, om ze te begeleiden.

De spreker wijst erop dat de criminaliteitscijfers in Molenbeek niet dalen maar dat het daarentegen wel beter gaat wat de ordehandhaving betreft, zonder dat men hierop evenwel "cijfers kan plakken". De zaken verlopen beter op menselijk vlak en op het terrein zelf. Molenbeek bekleedt overigens weer een eervolle plaats onder de gemeenten van het Gewest.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx voegt eraan toe dat de vei- ligheidscontracten in Molenbeek gezorgd hebben voor 110 banen, waarvan ongeveer 50 voor jongeren uit de ver- schillende wijken.

Wat de sociale uitsluiting betreft, geeft de spreker toe dat hij inderdaad niet alle jongeren een baan kan geven. Hij doet niettemin inspanningen, samen met de Lokale Opdrachten en op grond van de verschillende bestaande programma's, zoals bijvoorbeeld de doorstromingsprogramma's.

Wat de samenwerking betreft tussen het personeel dat actief is in het kader van de veiligheidscontracten en de verenigingen, wijst de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx erop dat in

qu'à Ixelles, on a reçu des indications assez précises et que l'on a en service, par exemple, des criminologues et des psychologues. Mais elle ajoute que le turn-over et les départs ont fort augmenté depuis les dernières déclarations du ministre fédéral de l'Intérieur.

Quant aux évaluations actuelles, l'intervenante explique que sa commune reçoit deux fois par an la visite, pendant une demi-journée, d'évaluateurs, qui, après cette demi- journée, sortent une dizaine de pages de conclusions. Elle se demande s'il ne vaudrait pas mieux créer une sorte de cellule d'accompagnement des contrats de sécurité.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx prend la parole à son tour pour confirmer qu'effectivement, les contrats de sécurité et de société lui paraissent des dispositions qui ont été lancées dans l'urgence, parce que, dans certaines communes, il y avait des quartiers à feu et à sang. Le personnel des contrats de sécurité, ajoute-t-il, a fait ce qu'il a pu avec ce qu'il a reçu. On remarque aujourd'hui effectivement des lacunes et des erreurs.

L'intervenant se déclare aussi très critique vis-à-vis de certaines écoles ou de certains enseignants qui ont "fait" ou "raté" certains jeunes. Il est exact aussi que certains parents ont démissionné de leur rôle. Ceci étant, l'intervenant sou- ligne que l'intégration des règles est différente d'une cul- ture à l'autre. Peut-être certains parents ont-ils aussi peur de "la justice" ou de la police. On essaie donc de les aider, de les informer, de les accompagner.

En ce qui concerne les chiffres de la criminalité à Molenbeek, l'intervenant précise qu'ils ne sont pas en baisse mais que par contre, on constate une amélioration dans les chiffres du maintien de l'ordre, sans qu'il soit pos- sible, dans ce domaine, de "chiffrer" l'amélioration. Les choses s'améliorent du point de vue humain et sur le ter- rain. Molenbeek a d'ailleurs repris une place honorable parmi les communes de la Région.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx précise également qu'x Xxxxx- xxxx, les contrats de sécurité représentent 110 emplois, dont environ 50 pour cent sont occupés par des jeunes des différents quartiers.

Au sujet de l'exclusion sociale, l'intervenant admet qu'effectivement, il ne sait pas fournir du travail à tous les jeunes. Il s'y efforce cependant, avec l'aide notamment des Missions Locales et des différents programmes existants, comme par exemple les PTP.

Quant à la collaboration entre le contrat de sécurité et le monde associatif, X. Xxxxx Xxxxxxxxx estime que dans sa commune, tout le monde travaille bien ensemble et per-

zijn gemeente iedereen goed samenwerkt en niemand kan zeggen dat hij witter wast dan de andere. Overigens, de xxx- xxxxx verschillende keuzes aanbieden is ook een element van de democratie.

Wat de evaluatie betreft, zegt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx dat men, als men de veiligheidscontracten en de preven- tiewerkers evalueert, men ook de verenigingen, de politie en de plaatselijke rijkswacht zou moeten evalueren. Waarom moeten de preventiewerkers als enigen worden geëvalueerd? Wat de te gebruiken criteria betreft, zou er een neutrale wetenschappelijke referentie moeten zijn op grond waarvan men ze zou kunnen vaststellen.

Wat het voorstel betreft om iedereen een minimaal basisinkomen te geven, zegt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx dat deze kwestie het voorwerp zou moeten uitmaken van een wetenschappelijke of universitaire studie. Er bestaat geen persoonlijk antwoord. Hij wijst erop dat criminaliteit ook voorkomt in de betere kringen en dat de veiligheidsmaat- regelen (zoals bijvoorbeeld de veiligheidssystemen die de deuren en de ruiten van de auto's blokkeren) ervoor zorgen dat sommige criminele gedragingen agressiever worden (men stelt, wat het voormelde voorbeeld betreft, vandaag vast dat de ruit van de wagen met geweld wordt verbrij- zeld). Hij blijft echter geloven dat werk verschaffen aan de jongeren ongetwijfeld een van de betere oplossingen is.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx komt vervolgens terug op het probleem van de mogelijke loskoppeling waarover een lid het heeft gehad. Hij herinnert eraan dat de preventiewer- kers niet betrokken worden bij de onderhandelingen over de politiehervorming. Hij is van mening dat men, als men de ervaring in een bepaalde wijk negeert, als men de band tussen de vier aspecten, te weten doelgerichte repressie/ preventie/ontmoediging/dynamisering doorknipt, niets waardevols zal bereiken, wat heel jammer zou zijn.

Wat de adviescomités voor preventie betreft, zegt de spreker dat er in Molenbeek vijfmaal per maand wordt ver- gaderd, aangezien de gemeente in vijf wijken is opgesplitst. Men probeert op deze weg voort te gaan, en ervoor te zor- gen dat alle betrokken personen elkaar blijven ontmoeten, elk in zijn rol. Het is bovendien belangrijk dat de onaf- hankelijkheid van de verenigingen gewaarborgd blijft.

In verband met de overgang van de jongeren die aan sport doen naar gestructureerde clubs, zegt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx dat hij hiervan voorstander is. Hij voegt er ech- ter aan toe dat het voor deze jongeren heel moeilijk is om in een bestaande gestructureerde club binnen te geraken.

Wat de turn-over of het vertrek van personeel betreft, zegt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx dat er een paar sportani- matoren zijn opgestapt (twee op achttien). Hij voegt eraan toe dat het heel moeilijk is om in sommige moeilijke wij- ken personeel te houden, hoofdzakelijk wegens de uurre- geling en het statuut.

sonne ne peut dire qu'il lave plus blanc que l'autre. Par ailleurs, offrir divers choix aux jeunes est aussi une com- posante de la démocratie.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx, au sujet de l'évaluation, déclare que si l'on évalue les contrats de sécurité et les fonction- naires de prévention, il faudrait évaluer aussi le monde associatif, la police et la gendarmerie locales. Pourquoi les fonctionnaires de prévention devraient-ils être les seuls à être évalués? Quant aux critères à utiliser, il faudrait qu'une référence scientifique neutre contribue à les déterminer.

A propos de la suggestion relative à l'octroi d'une allo- cation de base minimale à tous, X. Xxxxx Xxxxxxxxx répond que ce sujet devrait faire l'objet d'études scienti- fiques ou académiques. Il n'a pas de réponse personnelle. Il fait cependant remarquer que la criminalité se développe aussi dans des groupes que l'on appelle les "blousons dorés" et que les mesures de sécurité (comme par exemple les systèmes de sécurité qui bloquent les portes et les vitres des voitures) font que certaines criminalités deviennent plus agressives (dans l'exemple cité, on voit aujourd'hui que l'on brise avec violence la vitre de la voiture). Il conti- nue à penser que donner du travail aux jeunes serait sans doute une des meilleures solutions.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx revient alors sur le problème du découplage éventuel soulevé par un membre. Il rappelle que les fonctionnaires de prévention ne sont pas associés aux négociations sur la réforme des polices. Il est d'avis que si l'on perd l'expérience sur un quartier, si l'on perd l'ar- ticulation entre les quatre volets répression ciblée/préven- tion/dissuasion/dynamisation, on n'arrivera plus à rien de valable. Ce serait très dommage.

A propos des Conseils Consultatifs de Prévention, l'in- tervenant précise qu'à Molenbeek, il y a 5 réunions par mois, étant donné le découpage de la commune en 5 quar- tiers. On essaie de maintenir cet outil, de faire en sorte que toutes les personnes concernées continuent à se parler, cha- cune dans son rôle. Il est important par ailleurs de garantir l'indépendance du monde associatif.

Quant au passage des jeunes qui pratiquent un sport vers des clubs structurés, X. Xxxxx Xxxxxxxxx s'y déclare favo- rable mais ajoute qu'il est très difficile d'obtenir, pour ces jeunes, une entrée dans un club structuré existant.

Enfin, au sujet du turnover ou des départs du personnel,

X. Xxxxx Xxxxxxxxx répond qu'il y en a eu au niveau des animateurs sportifs, (2 personnes sur 18), et souligne qu'il reste très difficile de garder le personnel dans certains quar- tiers difficiles, principalement en raison des horaires et du statut.

Mevrouw Xx Xxxxxx heeft de indruk dat er in dit debat geen plaats is voor het onderwerp «Bureau voor Slacht- offerhulp».

Ze herinnert eraan dat, in Brussel-Stad, het Bureau voor Slachtofferhulp een onderdeel is van de gemeentelijke poli- tie. Het Bureau doet niet aan preventie maar houdt zich alleen bezig met de slachtoffers. Onder de slachtoffers zijn er ook politiemensen op wie geweld is gepleegd, teneinde te voorkomen dat men twee keer het slachtoffer wordt.

De spreekster geeft toe dat politiegeweld mogelijk is. Het Bureau voor Slachtofferhulp houdt zich ook bezig met deze politiemensen en geeft hun deskundige hulp, dankzij een team dat zich alleen bezighoudt met de problemen van de politiemannen en politievrouwen die op het terrein soms met heel moeilijke situaties geconfronteerd worden.

Mevrouw Xx Xxxxxx wijst erop dat men geen onder- scheid maakt tussen de slachtoffers. Elk slachtoffer wordt opgevangen, ongeacht de aard van het geweld dat is gepleegd, zelfs als een slachtoffer niet op het grondgebied van de stad Brussel woont maar het slachtoffer is geweest van geweldpleging op dit grondgebied.

De spreekster wijst er op dat het moeilijk is politieman- of vrouw te zijn; men moet tegelijk streng zijn en soms repressief optreden, maar men moet ook kunnen luisteren, soms als een vader of zelfs als een babysitter.

Mevrouw Xx Xxxxxx is het niet eens met de bewering dat het prototype van de aan te werven agent een autochtoon prototype zou zijn. Bij de Brusselse politie zijn er migran- tenjongeren (bijvoorbeeld afkomstig uit Borgerhout). Ook het Bureau voor Slachtofferhulp heeft een tweetalige Marokkaanse agente (afkomstig uit Gent).

Het personeel van het Bureau bestaat uit een psycho- loog, een sociaal-assistente en twaalf hulpagenten. De eigen financiële middelen van het Bureau zijn echter heel beperkt en bedragen slechts ongeveer 100.000 frank per jaar. Het komt niet zelden voor dat de politie of de hulp- agent zelf een sandwich betaalt of de kosten voor een tele- foontje.

Volgens mevrouw Xxxx Xxxxxxxx ligt de kern van de zaak in het respect, ongeacht men in de huid van de jon- gere of van de agent kruipt. Bij ontsporingen moet men ook de zaken tegen een bevoegd persoon kunnen zeggen. Op dat vlak is er volgens haar nog werk aan de winkel.

De xxxx Xxxx Xxxxxxxx heeft twee vragen: hoe kan de rijkswacht meer ruchtbaarheid geven aan haar projecten in de wijken? En hoe zit het met de wijkagenten? Volgens hem heeft slechts één Brusselse gemeente een premierege- ling ingevoerd waardoor wijkagenten 's avonds en op zon- dag hun ronde doen.

Mme De Sutter, pour sa part, a l'impression que le Bureau d'Aide aux Victimes n'est pas à sa place dans le débat actuel.

Elle rappelle qu'à la Ville de Bruxelles, le Bureau d'Aide aux Victimes est intégré dans la police communale. Le Bureau ne s'occupe pas de prévention, mais seulement des victimes. Et, dans les victimes, il faut comprendre aussi les policiers victimes d'agressions, pour éviter la "victimisa- tion secondaire".

L'intervenante reconnaît que la violence policière peut exister. Le Bureau d'Aide aux Victimes prend aussi en charge ces policiers, et leur fournit une aide spécialisée, grâce à une équipe qui ne s'occupe que des problèmes des policiers et des policières qui vivent parfois des situations très dures sur le terrain.

Mme Xx Xxxxxx précise que l'on ne fait pas de distinc- tion entre les victimes. Chaque victime est accueillie, quelle que soit la nature de son agression, même une vic- time qui n'habite xxx xxx xx xxxxxxxxxx xx xx Xxxxx xx Xxxxxxxxx mais qui aurait été victime d'une agression sur ledit territoire.

L'intervenante rappelle la difficulté de la fonction du policier, qui doit à la fois être sévère et parfois répressif, mais aussi pouvoir écouter, parfois comme un père ou même comme une baby-sitter.

Enfin, Mme Xx Xxxxxx réfute l'affirmation entendue selon laquelle le prototype de l'agent à recruter serait un prototype autochtone. La police de Bruxelles emploie des jeunes issus de l'immigration (par exemple des jeunes ori- ginaires de Xxxxxxxxxx), et le Bureau d'Aide aux Victimes lui-même a dans ses rangs une agente bilingue marocaine (originaire de Gand).

Quant au personnel du Bureau, il se compose d'un psy- chologue, d'une assistante sociale et de douze agents auxi- liaires. Les moyens financiers propres du Bureau sont cependant très limités, de l'ordre d'une centaine de milliers de francs par an, et il n'est pas rare que la police ou l'auxi- liaire de police lui-même paie le sandwich ou le coup de téléphone.

Mme Xxxx Xxxxxxxxxx est d'avis que l'essentiel est le respect, que l'on soit dans la peau d'un jeune ou d'un poli- cier. En cas de dérapage, il faut aussi pouvoir "dire les choses" à quelqu'un de compétent. De ce côté-là, conclut- elle, il y a encore des choses à faire.

X. Xxxx Xxxxxxxx pose deux questions : comment la gen- darmerie peut-elle mieux rendre visibles ses projets dans les quartiers? Pour les polices communales, qu'en est-il des ilôtiers? Une seule commune bruxelloise, à sa connais- sance, a prévu un système de primes pour permettre la cir- culation d'ilôtiers le soir et le dimanche.

De heer Xxxxxx Xxx zegt dat de veiligheidscontracten deze nieuwe functie inderdaad hebben ingevoerd maar dat ze financieel niet beloond wordt.

Volgens de heer Xxxxx xx Xxxxxx moet hetgeen hier gezegd is geweest herhaald worden in de gemeenteraden. Er mag hier echter geen gemeenteraadsdebat op gang wor- den gebracht.

Wat de evaluatie betreft, betreurt de heer Xxxxx xx Xxxxxx dat hij geen voorstellen heeft gehoord over de eva- luatiemethode. Men heeft de kwestie alleen verwezen naar de universiteiten. Hij vraagt de genodigden ook of ze wen- sen te reageren op hetgeen anderen hebben gezegd.

Wat de aanwervingproblemen bij de politie betreft, vraagt de volksvertegenwoordiger zich af of de overdreven taaleisen geen rechtstreekse hinderpaal zijn voor aanwer- ving.

Volgens de heer Xxxxxx Xxx is dit evident. Men verliest geregeld agenten of hulpagenten die, na een hier gevolgde en gefinancierde opleiding, vertrekken naar steden in de provincie, Franstalige of Vlaamse, naargelang het geval. Bovendien zijn er projecten die de politie moet weigeren omdat ze ze niet kan uitvoeren wegens chronisch tekort aan personeel.

Wat de aanwerving betreft, stelt ook xxxxxxx Xxxxx Xx Xxxxx zich vragen over het eliminerend karakter van sommige psychotechnische proeven waarover sommige korpsoversten klagen voor alle kandidaten: autochtonen- of allochtonen.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx stelt zich dezelfde vraag. Volgens hem is er een verschil tussen een examen met een psychologisch "provocatie" en de werkelijkheid. Waarom behoudt men dergelijke proeven?

De volksvertegenwoordiger vraagt zich voorts af of de veiligheidscontracten werkelijk kunnen worden geëvalu- eerd. Is er of zal er rekening worden gehouden met de externe evaluaties die de universiteiten al hebben opgsteld? Hoe zal men rekening houden met het typische aspect van de veiligheidscontracten, te weten dat er tegelijk wordt gewerkt op het vlak van preventie en op het vlak van repressie? En hoe zou men, wat heel moeilijk is, de acto- ren goed kunnen aanwijzen en de eigen acties in het kader van de veiligheidscontracten vaststellen?

Ten slotte vraagt de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxx zich af waarom er in de toekomstige nieuwe politiezones geen plaats zou zijn voor de veiligheidscontracten.

De xxxx Xxxxx Xxxxxxxx zegt dat de rijkswacht het debat betreffende de problematiek van de aanwerving van allochtonen al op gang heeft gebracht omdat de rijkswacht "de spiegel van de maatschappij" wil zijn. In Brussel zijn er in samenwerking met de BGDA en de Lokale

X. Xxxxxx Xxx intervient pour dire qu'effectivement, les contrats ont crée cette nouvelle fonction mais qu'elle n'est pas financièrement valorisée.

M. Xxxxx xx Xxxxxx estime que certains des propos qui ont été échangés ici doivent être répétés dans les conseils communaux, mais qu'il ne faut pas, ici et maintenant, enga- ger un débat de conseil communal.

M. Xxxxx xx Xxxxxx, au sujet de l'évaluation, regrette ne pas avoir entendu de piste(s) en ce qui concerne la métho- dologie d'évaluation, si ce n'est le renvoi de la question aux Universités. Il demande aussi aux invités s'ils ont des réac- tions à exprimer à propos des exposés les uns des autres.

En ce qui concerne les difficultés de recrutement de policiers, le député se demande si des exigences linguis- tiques excessives ne découragent pas directement le recru- tement.

X. Xxxxxx Xxx considère que c'est une évidence. On perd régulièrement des agents ou des auxiliaires qui, après une formation dispensée et financée ici, partent vers des postes dans des villes de province, francophones ou flamandes selon le cas. De plus, il y a des projets que la police doit refuser, parce qu'elle est incapable de les mettre en œuvre par manque chronique de personnel.

Mme Xxxxx Xx Xxxxx, sur ce sujet du recrutement, x'xx- xxxxxxx xxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxx éliminatoire de certaines épreuves psychotechniques, dont plusieurs Chefs de corps se plaignent pour tous les candidats, autochtones ou alloch- tones.

X. Xxxxx Xxxxxxxxx se pose la même question. Il y a une différence, dit-il, entre un examen comportant une "provo- cation" psychologique et la réalité sur le terrain. Pourquoi maintient-on ce genre d'épreuve ?

Par ailleurs, le député se demande si les contrats de sécu- rité sont réellement évaluables. Les évaluations extérieures déjà faites par des Universités ont-elles ou seront-elles prises en compte? Comment va-t-on considérer cette par- ticularité unique des contrats de sécurité d'agir en même temps dans le domaine de la prévention et dans le domaine de la répression? Comment va-t-on, car c'est très difficile, bien identifier les acteurs et les actions propres aux contrats de sécurité?

Enfin, X. Xxxxx Xxxxxxxxx se demande pourquoi, dans les futures nouvelles zones de polices, il n'y aurait pas de place ou une place pour les contrats de sécurité?

M. David Yansenne intervient pour dire que la gendar- merie a déjà lancé le débat sur la question du recrutement d'allochtones, parce que la gendarmerie veut être le "miroir de la société". A Bruxelles, en collaboration avec l'ORBEM et les Missions Locales, des campagnes d'infor-

Opdrachten informatie- en selectiecampagnes gevoerd om mannelijke en vrouwelijke kandidaten te vinden die men wil opleiden en daarna laten deelnemen aan examens. In het district Brussel zijn er vandaag ongeveer 30 jonge rijks- wachters van buitenlandse oorsprong (op een totaal van ongeveer duizend). De heer David Yansenne vergelijkt deze toestand met die welke de rijkswacht heeft gekend toen ze de eerste vrouwen heeft aangeworven.

Wat de psychotechnische proeven betreft, wijst hij erop dat hij erop heeft aangedrongen om allochtone psycholo- gen aan te werven om aan deze examens deel te nemen.

Wat de aanwerving van allochtonen betreft, vindt ook de heer Pierre Oth dat de politie haar samenstelling moet herzien, zonder echter te vervallen in Amerikaanse toe- standen, waar alle nationaliteiten moeten vertegenwoor- digd zijn. De jonge Brusselaar moet echter zin hebben om bij de politie te gaan. Vandaag tellen de politiekorpsen veel jonge agenten die niet uit Brussel afkomstig zijn en die dus het terrein maar ook de mentaliteit slecht kennen.

De spreker wijst er echter op dat het aantal allochtonen in de politieschool stijgt maar dat dit vooral geldt voor de hulpagenten en dat deze allochtonen toch tot de korpsen toetreden ondanks sommige psychotechnische proeven. De heer Pierre Oth wijst er voorts op dat de politieschool samenwerkt met het Centrum voor Gelijkheid van Kansen.

De heer David Yansenne komt terug op het probleem van de evaluatie en preciseert dat men, als een van de methodes, sommige technieken zou kunnen gebruiken die in de privé-sector worden gebruikt en dat men bijvoorbeeld zou kunnen nagaan of het product voldoet aan de ver- wachtingen van de klant dan wel of de organisatie de meest aangewezen weg volgt. Hij geeft echter toe dat het veel moeilijker is om resultaten of algemene concepten te meten, zoals bijvoorbeeld de "leefkwaliteit". Hij is voor- stander van evaluaties in partnerschap, voorafgegaan door wetenschappelijke steekproeven op het terrein.

De heer Pierre Oth is het eens met de heer David Yansenne wat de evaluatiemethodes betreft. Goede weten- schappelijke steekproeven bij de bevolking zijn van essen- tieel belang. Hij voegt er ook aan toe dat de criminaliteit- cijfers verre van de enige indicatoren zijn en dat men de bevolking niet mag doen geloven dan men alle problemen gaat oplossen.

De heer Ronny Ceulemans wenst te wijzen op een gevaar wat evaluaties en steekproeven betreft. Men moet oog hebben voor het gebruik dat sommige niet-democrati- sche kringen zouden kunnen maken van standpunten die uitgedrukt worden door personen die echt met heel zware omstandigheden geconfronteerd worden.

In verband met de problematiek van het "zichtbare" beleid dat de rijkswacht in de wijken voert, vindt de heer David Yansenne dat de eerste stap moet bestaan in een stu- die, gevolgd door contact met de bevolking en uiteenzet-

mation et de sélection ont été menées, pour trouver des can- didats et candidates pouvant être formés en vue de présen- ter les examens. Au district de Bruxelles, aujourd'hui, il y a aujourd'hui environ 30 jeunes gendarmes d'origine immi- grée (sur un effectif d'environ un millier). Et M. David Yansenne de comparer cette situation à celle qui a été connue lorsque la gendarmerie a recruté ses premières femmes.

Quant aux épreuves psychotechniques, il précise avoir insisté pour recruter des psychologues allochtones pour participer à ces examens.

M. Pierre Oth, sur ce point du recrutement d'allochtones, pense également que la police doit représenter "sa" popu- lation, sans peut-être aller jusqu'à la situation américaine où prévaut une représentation de toutes les nationalités. Mais le jeune bruxellois doit "avoir envie" de rentrer dans sa police. Aujourd'hui, les polices comptent beaucoup de jeunes policiers qui ne viennent pas de Bruxelles : ils ont donc une mauvaise connaissance non seulement du terrain mais aussi des mentalités.

Cependant, le nombre d'allochtones augmente à l'Ecole de Police, même si c'est surtout pour les auxiliaires de police, et ces allochtones sont bien incorporés, malgré cer- tains tests psychotechniques. M. Pierre Oth signale d'ail- leurs que l'Ecole de Police reçoit la collaboration du Centre pour l'Egalité des Chances.

M. David Yansenne revient sur le problème de l'éva- luation, en précisant que l'on peut utiliser, entre autres méthodes, certaines techniques pratiquées dans le secteur privé et examiner par exemple si "le produit répond aux attentes du client" ou si "l'organisation suit le meilleur pro- cessus possible". Ceci étant, il admet qu'il est beaucoup plus difficile de mesurer des résultats ou des concepts glo- baux, comme par exemple la "qualité de vie". Il préconise des évaluations en partenariat, précédées de sondages scientifiques faits sur le terrain.

M. Pierre Oth rejoint l'opinion exprimée par M. David Yansenne à propos des méthodes d'évaluation. De bons sondages scientifiques de la population sont essentiels. Il ajoute également que les chiffres de la criminalité sont loin d'être les seuls indicateurs et qu'il ne faut pas faire croire aux gens que l'on va tout solutionner.

M. Ronny Ceulemans désire ajouter une mise en garde à propos des évaluations et des sondages : il faut faire atten- tion à l'usage que pourraient faire certaines formations non démocratiques des opinions exprimées par des personnes qui vivent réellement des situations très dures.

M. David Yansenne, quant à la question de la visibilité de la politique de quartiers pratiquée par la gendarmerie, estime que la première démarche est l'étude, suivie du contact avec la population et d'exposés de prévention, dans

tingen over preventie, tijdens wijkvergaderingen, om de problemen goed te kunnen vaststellen en sleutelpersonen te vinden. Op dat ogenblik komen de vragen naar boven en ontstaat er een nieuwe positieve dynamiek die tot partner- schap kan leiden.

De heer Ronny Ceulemans voegt er ten slotte aan toe dat de veiligheidscontracten de mogelijkheid hebben gebo- den om sommige jongeren van standpunt te doen verande- ren wat studies en/of gedrag betreft. Vandaag kan men gebruik maken van locaties waarvan men voorheen geen gebruik kon maken. Het concert van Toots Thielemans op het voorplein van de Sint-Jan-de-Doperkerk is een activi- teit die enkele jaren geleden ondenkbaar zou zijn geweest.

Mevrouw Magda De Galan rond deze gedachtenwisse- ling af door te zeggen dat dialoog heel wat verzoening kan opleveren.

IV.3.1. Hoorzitting met mevrouw Isabelle Poulet, cri- minologe

Mevrouw Isabelle Poulet werkt momenteel voor de vzw SYNERGIE (Service Intervention Recherche Jeunes), een pluralistische vzw die in 1988 is opgericht door verschil- lende actoren uit de verenigingen die actief zijn op het vlak van opleiding, permanente bijscholing en hulp aan jonge- ren.

De evaluatie van de veiligheidscontracten voor de jaren 1996 tot 1998, voor rekening van federale minister voor Binnenlandse Zaken, is een van de onderzoeken en van de acties die door deze vzw zijn ondernomen. Het betreft het eindrapport van een evaluatie die in 1993 is begonnen.

Mevrouw Isabelle Poulet houdt voor de commissieleden de volgende uiteenzetting:

Er zijn verschillende evaluaties geweest van de veilig- heids- en samenlevingscontracten (van 1993 tot 1999 wat betreft de wetenschappelijke evaluaties (1)): administra- tieve evaluaties, externe wetenschappelijke evaluaties, interne evaluaties of auto-evaluaties in de gemeenten vanaf 1996, alsook politieke evaluaties in de kabinetten van de federale en gewestelijke ministeries voor Binnenlandse Zaken. Op dit ogenblik (en dit verheugt de spreekster) heeft er in het Brussels Parlement een democratisch debat plaats.

des réunions de quartier, pour bien enregistrer les pro- blèmes et trouver les personnes clés. A ce moment-là, on voit apparaître les questions et une nouvelle dynamique positive qui débouche sur un partenariat.

M. Ronny Ceulemans ajoute enfin que les contrats de sécurité ont permis que certains jeunes changent de cap dans leurs études et/ou dans leur comportement. Aujour- d'hui, on peut occuper des lieux que l'on aurait jamais osé occuper auparavant, et de citer le concert donné par Toots Thielemans au Parvis Saint Jean Baptiste, une activité inimaginable il y a quelques années.

Mme Magda De Galan conclut cet échange de vues en disant que le dialogue peut arriver à concilier beaucoup de choses.

IV.3.1. Audition de Mme Isabelle Poulet, criminologue

Mme Isabelle Poulet travaille notamment pour l'asbl SYNERGIE (Service Intervention Recherche Jeunes), une asbl pluraliste créée en 1988 par différents acteurs du monde associatif intervenant dans les domaines de la for- mation, de l'éducation permanente et de l'aide à la jeunesse.

Parmi les recherches et actions réalisées par cette asbl figure notamment, en 1999, l'évaluation des contrats de sécurité pour les années 1996 à 1998, pour le compte du Ministère fédéral de l'Intérieur. Il s'agit du rapport final d'une évaluation qui a commencé en 1993.

Mme Isabelle Poulet fait donc aux membres des com- missions l'exposé suivant :

Différentes évaluations des contrats de sécurité et de société ont été réalisées (depuis 1993 jusqu'en 1999 pour ce qui concerne les évaluations scientifiques (1) ): des éva- luations administratives, des évaluations externes scienti- fiques, des évaluations internes ou autoévaluations dans les communes à partir de 1996, ainsi que des évaluations poli- tiques des cabinets des Ministères de l'Intérieur fédéral et régionaux, et maintenant (et l'intervenante s'en réjouit), un débat démocratique et contradictoire au sein du Parlement bruxellois.

(1) Onze onderzoeksdienst wat betreft de brusselse contracten en, in het begin, Charleroi en Luik, de scholen voor criminologie van de ULB, de KUL, de VUB en UFSIA (in het begin), ULG wat betreft respec- tievelijk de Waalse en Vlaamse contracten.

(1) Notre service de recherche en ce qui concerne les contrats bruxellois et, au début, Charleroi et Liège, les Ecoles de Criminologie de l’ULB, de la KUL, de la VUB et UFSIA (au début), UlG en ce qui concerne, respectivement, les contrats wallons et flamands.

Synergie heeft dus een evaluatie gemaakt van het hele proces, te weten een beschrijving en een analyse van de uit- voering van projecten in het kader van de Brusselse veilig- heidscontracten; bij deze beschrijving en analyse zijn vragen gevoegd waartoe deze uitvoering heeft geleid alsmede een meer algemene en meer toekomstgericht denkoefening over de tendensen die men meent te kunnen ontwaren.

De evaluatie heeft dus verschillende "niveaus":

1. Uitvoering (vergelijking van een "normatieve referent" en een "empirische referent");

2. Soort van uitvoering en vragen waartoe deze leidt (met wetenschappelijke referenties als vervollediging van punt 1);

3. Meer algemene en meer toekomstgerichte denkoefening over hetgeen er op het spel staat, over de te ontwaren tendensen, vraagstelling over de doeleinden (te weten aanreiken van elementen voor een denkoefening en een debat).

Mevrouw Isabelle Poulet heeft het eerst over de redenen van de keuzes: keuze van dit soort van evaluatie in de eer- ste plaats; keuze van de geëvalueerde projecten daarna.

Op het vlak van evaluatie zijn vele perspectieven moge- lijk: ze hebben allemaal hun nut en hun specifieke doel- einden, maar ze hebben ook allemaal specifieke indicaties. Wij hebben gekozen voor een perspectief dat gebaseerd is op hoofdzakelijk kwalitatieve technieken, om de volgende redenen (2):

1. Het feit dat het beleid inzake veiligheidscontracten iets nieuws is, zowel wat het opzet als wat de vorm betreft;

2. Het vage en het dubbelzinnige, of de vele doeleinden die met dit beleid worden nagestreefd: preventie van de onveiligheid en/of preventie van het onveiligheidsge- voel, politiepreventie, sociale preventie, op vele vlak- ken, met tal van doelstellingen en met een verscheiden- heid aan benaderingen;

3. Het gedecentraliseerde karakter: het feit dat er contrac- ten en partnerschappen worden gesloten is een van de belangrijkste kenmerken van de veiligheids- en samen- levingscontracten; dit leidt echter onvermijdelijk tot grote diversiteit op lokaal vlak, zowel wat betreft de vaststelling van de projecten die in contracten zijn opge- nomen als op het vlak van de regels om ze te verwe- zenlijken, zelfs als ze dezelfde algemene doeleinden nastreven. Bij de evaluatie van een programma waarbij

En ce qui concerne Synergie, il a donc été procédé à une évaluation de processus, c.-à.-d. à une description et à une analyse de la mise en œuvre de projets inscrits dans les contrats de sécurité bruxellois, description et analyse assor- ties de la mise en évidence des questions que cette mise en œuvre soulève et d'une réflexion plus globale et plus pros- pective sur les tendances que l'on croit pouvoir discerner.

Il y a donc eu plusieurs "niveaux" d'évaluation :

1. mise en œuvre (comparaison d'un "référent normatif" et d'un "référé empirique");

2. genre de mise en œuvre et questions que cela soulève (avec référentiels scientifiques en complément du point 1);

3. réflexion plus globale et plus prospective sur les enjeux, les tendances discernables, interrogation sur les finalités (c.-à-d. apporter des éléments de réflexion et de discus- sion).

Mme Isabelle Poulet en vient d'abord aux raisons des choix : choix de ce type d'évaluation de processus tout d'abord, choix des projets évalués ensuite.

Les perspectives possibles en évaluation sont nom- breuses. Elles ont toutes leur utilité et leurs objets spéci- fiques, mais elles ont également leurs indications spéci- fiques. En l'occurrence, on a opté pour une perspective pro- cessuelle, basée sur des techniques essentiellement qualitatives pour les raisons suivantes (2):

1. La nouveauté de la politique des contrats de sécurité, tant dans son objet que dans sa forme;

2. Le flou et l'ambiguïté, ou la multiplicité des objectifs poursuivis par cette politique : prévention de l'insécurité et/ou prévention du sentiment d'insécurité, prévention policière, prévention sociale, avec multiplicité d'objets et d'objectifs et diversité des approches;

3. Le caractère décentralisé : les principes de contractuali- sation et de partenariat qui constituent un des traits majeurs des contrats de sécurité et de société impliquent inévitablement une grande diversité locale dans la défi- nition des projets inscrits dans les contrats et dans leurs modalités de réalisations, même lorsqu'ils ont les mêmes objectifs généraux. Dans l'évaluation d'un programme qui mobilise différentes méthodes pour atteindre un même résultat, une évaluation sommative (de type bilan

(2) Deze keuzes zijn trouwens besproken in een begeleidingscomité van de verschillende onderzoeken en evaluaties, uitgevoerd door onder- zoeksdiensten waarvan vertegenwoordiger van het kabinet van Binnenlandse Zaken, van de administratie (PGR), van de VSPP, SGAP en van de universiteiten deel uitmaken.

(2) Ces choix ont d’ailleurs été négociés et entérinés par un comité d’accompagnement des différentes recherches-évaluations réalisées par des services de recherche dans lequel siégeaient des représentants du cabinet fédéral de l’Intérieur, de l’administration (PGR), du VSPP, SGAP, des universités.

verschillende methodes worden aangewend om het- zelfde resultaat te bereiken, brengt een opsommende evaluatie (een soort balans of effectenstudie) zonder evaluatie van het proces ons absoluut niets bij aangezien het programma op sommige plaatsen wel vruchten kan afwerpen en op andere niet. Een beschrijving van het proces op enkele goed uitgekozen plekken levert veel meer informatie op over het programma dan alleen te kijken naar de algemene resultaten (waarbij er verschil- len zullen optreden naargelang de plek die men uitkiest).

4. Het feit dat een evaluatie van de effecten alleen dan zin heeft als ze ook gebaseerd is op een evaluatie van het proces. Hoe zou ze anders kunnen zorgen voor midde- len om de vastgestelde problemen te verhelpen of, als de evaluatie positief uitvalt, de resultaten in de toekomst te bestendigen?

Ongeacht het "laatste oordeel" positief of negatief is, het is goed dat men zo precies mogelijk weet welk ingrediënt men moet behouden of toevoegen om het definitief te ver- helpen of bij te sturen: moet men de basishypotheken in vraag stellen? Of het uitvoeringsproces? En heeft het pro- bleem in dat geval hoofdzakelijk te maken met de richtlij- nen of de regels die op supralokaal vlak worden opgelegd of, integendeel, is het probleem het gevolg van de manier waarop deze richtlijnen plaatselijk zijn omgezet? Is het een kwestie van middelen? Zo ja, moet het probleem dan als kwantitatief of kwalitatief worden gezien? Of schieten de middelen waarover men beschikt fundamenteel tekort? Zijn de vastgestelde problemen van conjuncturele aard en het gevolg van een experimenteerperiode of zijn ze onover- komelijk en blijvend? Of is er, ten slotte, in de evaluatie- perspectieven geen rekening gehouden met de toestand?

De evaluatie van het proces heeft dus een dubbel doel: meer kracht en geloofwaardigheid verlenen aan de gevolg- trekkingen van een effectenevaluatie en de mogelijkheid bieden lessen te trekken uit hetgeen men heeft ondernomen om niet voortdurende dezelfde fouten te maken.

Mevrouw Isabelle Poulet verantwoordt vervolgens de keuze van de geëvalueerde thema's en het onvolledige karakter van het uitgevoerde evaluatie.

Bij de keuze – beperkt tot vier krachtlijnen – is rekening gehouden met onpartijdige bronnen, met de beleidspriori- teiten van de opdrachtgever, de onderliggende filosofie van het geëvalueerde beleid en de eigenheid van het onder- zoekscentrum dat aan het werk is gezet.

Mevrouw Isabelle Poulet geeft vervolgens meer uitleg over de vier krachtlijnen of thema's in de Brusselse con- tracten die zijn geëvalueerd.

Xerste kracktlijn: de buurtpolitie

De buurtpolitie is een belangrijk aspect (in elk geval voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, opdrachtge-

ou impact) sans évaluation de processus n'apprend abso- lument rien, puisque le programme peut être efficace à certains endroits et pas à d'autres. Adopter une approche de description du processus dans quelques sites bien choisis est plus productif en termes de connaissance accumulée sur le programme que de s'intéresser aux résultats globaux (où les différences entre sites vont s'annuler les unes les autres);

4. Le fait qu'une évaluation d'impact ne prend tout son sens que si elle peut se fonder aussi sur une évaluation de processus. Comment pourrait-elle, autrement, se donner les moyens de remédier aux problèmes constatés ou, si l'évaluation est positive, conforter ces résultats dans l'avenir.

En effet, que le "jugement dernier" soit positif ou néga- tif, il vaut mieux savoir le plus précisément possible quel est l'ingrédient qu'il faut retenir ou mettre en cause, pour l'éli- miner définitivement ou pour le corriger : Est-ce l'hypothèse de base qui doit être remise en cause? Est-ce le processus de mise en œuvre? Et dans ce cas, le problème vient-il princi- palement des directives ou des règles imposées au niveau supra-local ou, au contraire, s'agit-il de la manière dont ont été traduites localement ces directives Est-ce une question de moyens? Et dans ce cas, le problème doit-il être posé en termes quantitatifs ou qualitatifs? Ou bien les moyens mobi- lisés sont-ils fondamentalement, inadéquats? Les difficultés constatées sont-elles conjoncturelles et dues à une période d'expérimentation ou rédhibitoires et définitives? Ou enfin, les diverses perspectives d'évaluation utilisées n'ont-elles pas su rendre compte de la situation?

L'évaluation de processus sert donc deux fonctions cri- tiques : donner plus de force et de crédibilité aux inférences d'une évaluation d'impact et permettre de tirer des ensei- gnements de ce qu'on a fait pour ne pas répéter continuel- lement les mêmes erreurs.

Mme Isabelle Poulet poursuit par la justification du choix des thèmes évalués et du caractère partiel de l'éva- luation menée :

Le choix – limité à quatre axes – se justifie par rapport aux ressources imparties, par une prise en compte des prio- rités politiques du commanditaire et de la philosophie sous- jacente à la politique évaluée ainsi que par la spécificité du centre de recherche mis au travail.

Mme Isabelle Poulet aborde ensuite les quatre axes ou thématiques évaluées dans les contrats bruxellois :

Premier axe : la police de proximité

Le thème de la police de proximité a été retenu comme axe important (en tout cas pour le Ministère de l'Intérieur,

ver van de evaluatie) omdat het verondersteld wordt de vernieuwende filosofische achtergrond voor te stellen van het politiegedeelte van de veiligheidscontracten, omdat het deel uitmaakte van het politiegedeelte waaraan aanzienlijke financiële middelen zijn gespendeerd en omdat deze nieuwe politiefilosofie een voorwaarde was voor de ver- wezenlijking van de zogenaamde "geïntegreerde preven- tie", het leitmotiv van het gehele beleid inzake de veilig- heidscontracten.

Het concept van de buurtpolitie is overgenomen en gebaseerd op hetgeen er in de Angelsaksische landen gebeurt ("community policing" – de "bobby"), zij het met enige aanpassingen rekening houdend met de sociale con- text, ruimte en tijd.

In de wetenschappelijke literatuur, de politieke en de beroepsliteratuur worden verschillende modellen naar voor gebracht; deze modellen hebben een aantal gemeenschap- pelijke punten, maar er zijn ook verschillen:

De gemeenschappelijke punten bestaan erin dat de buurtpolitie probleem-oplossend moet werken en deze pro- blemen van heel dichtbij moet aanpakken.

Deze aanpak staat tegenover een aanpak waarbij het oplossen van de problemen afhangt van de toeval; deze aanpak legt de nadruk op een pro-actieve houding, te weten "naar de mensen toe stappen", op preventie van de proble- men, op het inwinnen van informatie en op het gebruiken van deze informatie om de problemen in de wijk, in de gemeente te leren kennen, te analyseren en op te lossen.

Deze aanpak houdt ook in dat men rechtstreeks in con- tact treedt met de burger, zodat men elkaar leert kennen en de burger vertrouwen krijgt in zijn politie of dit vertrou- wen hersteld wordt (patrouilles te voet, zodat de frequen- tie en de continuïteit van de wederzijdse relaties in de ruimte en in de tijd gewaarborgd wordt en deze relaties een persoonlijk karakter krijgen).

Deze aanpak houdt ook in dat de politie beschikbaar is, bereikbaar is, voor opvang kan zorgen en de problemen snel kan oplossen.

Deze aanpak vergt ook een aangepaste organisatie om concreet gestalte te geven aan deze nieuwe filosofie, die verschillende aspecten omvat:

– reorganisatie van de beschikbare manschappen, directe contacten in de buurten;

– aanwenden van nieuwe know-how, communicatie, ob- servatie- en bemiddelingstechnieken;

– reorganisatie om het verspreiden en het gebruiken van informatie over en afkomstig van de gemeenschap te verbeteren;

commanditaire de l'évaluation) parce que primo, il était censé représenter l'arrière-plan philosophique novateur du volet policier des contrats de sécurité, secundo, il faisait partie du volet policier auquel ont été consacrés des mon- tants financiers importants et tertio, cette nouvelle philo- sophie de police apparaissait comme une condition de réa- lisation du concept de "prévention intégrée", leitmotiv de l'ensemble de la politique des contrats de sécurité.

Le concept de police de proximité est une reprise et une recomposition d'éléments empruntés aux pays anglo- saxons – "community policing" – le "bobby") et dont le réaménagement a été rendu nécessaire par la différence de contexte sociétal, spatial et temporel.

Différents modèles se dégagent de la littérature scienti- fique, politique et professionnelle, et ces modèles ont des points communs mais aussi quelques divergences :

Les points communs sont que la police de proximité est orientée vers la résolution de problème et la gestion rap- prochée de ces problèmes.

Cette approche s'oppose à la résolution aléatoire des appels, insiste sur la proactivité au sens de "aller à la ren- contre des gens", sur la prévention des problèmes, sur le recueil d'informations et l'utilisation de cette information pour connaître, analyser et résoudre les problèmes du quar- tier, de la commune.

L'approche de proximité implique aussi le contact direct avec le citoyen, en face à face (proximité relationnelle), de manière à assurer l'interconnaissance et à instaurer/restau- rer la confiance des citoyens envers sa police (patrouilles à pied, de manière à assurer la fréquence et la continuité des interactions dans l'espace et dans le temps et la per- sonnalisation des relations).

Elle implique aussi la disponibilité, l'accessibilité de la police et l'accueil (proximité dans l'espace) ainsi que la résolution rapide des problèmes (proximité de la réponse dans le temps).

Enfin, l'approche de proximité necessite une organisa- tion correspondante, une traduction organisationnelle pro- pice à la mise en œuvre de cette nouvelle philosophie et qui comprend plusieurs éléments :

– un redéploiement des effectifs policiers, des contacts directs dans les quartiers;

– l'acquisition de nouveaux savoir-faire, de techniques de communication, d'observation relationnelle, de média- tion, etc.);

– une réorganisation pour améliorer la circulation et l'uti- lisation des informations sur la communauté et prove- nant de la communauté;

– aangepaste organisatie om de problemen te analyseren, oplossingen te zoeken en uit te voeren, contacten te onderhouden met andere plaatselijke diensten;

– decentralisatie/deconcentratie/despecialisatie van de diensten, met oprichting van polyvalente politieteams, met oog voor de autonomie en de verantwoordelijk- heidszin van de agenten op het laagst mogelijke vlak, opleidingen en herscholing, begeleiding en controle a posteriori (afhankelijk van de vooraf en in overleg vast- gestelde doelstellingen, volgens de analyse van de pro- blemen);

– interne en externe evaluaties (vinden van indicatoren afhankelijk van de problemen die men poogt op te los- sen) zodat men de doeltreffendheid van het werk van de agenten kan nagaan en de doeltreffendheid van de aan- geboden oplossingen.

De verschillen tussen de modellen van "community policing", hangen vooral af van twee invalshoeken.

Enerzijds leggen sommige (vooral Angelsaksische) benaderingen de nadruk op de contacten tussen politie en burgers (verenigd in wijkcomités, adviescommissies…) terwijl andere eerder de nadruk leggen op interpersoonlijk contacten via de buurtagenten die als tussenpersoon optre- den (wat beter overeenstemt met de wijkagent in Frankrijk).

Anderzijds stelt men vast dat er ook verschillen zijn naargelang de participatie van de burgers de vorm aan- neemt van advies of naar gelang ze deel uitmaken van een structuur die echte beslissingsbevoegdheid heeft, via ver- tegenwoordigers, in een assemblee die het lokale politie- beleid vaststelt. Werkt men met "adviesraden", dan stoelt "community policing" op een consensusfilosofie, blijft de politie beslissen wat ze doet met het advies van de burgers, is ze niet gebonden door het uitgebrachte advies en heeft men de neiging de kloven binnen de gemeenschap te ont- kennen, alsof alle problemen kunnen worden opgelost vol- gens het "win-win"- principe, zonder politiek inmenging. Bij een dergelijke benadering bestaat ook een neiging tot versterking van de voortdurende verleiding van de politie om haar werk als louter technisch en professioneel voor te stellen. De andere benadering heeft meer van doen met een politieke keuze, waarbij men erkent dat er op lokaal vlak onvermijdelijk conflicten kunnen zijn rond de vaststelling van een sociale orde en voor het gebruik van politiemid- delen. Een gemeenteraad kan het forum zijn waar een der- gelijk lokaal politiebeleid tot stand komt, op voorwaarde dat hij goed op de hoogte is van de problematiek en deze tot zijn bevoegdheidsdomein behoort.

In België is het zo dat, in het kader van de veiligheids- contracten, de figuur van de wijkagent en de opvang van het publiek in de politiecommissariaten de "scharnierpun- ten" zijn in dit model van buurtpolitie en dat gepersonali- seerde aanwezigheid, regelmatige en zichtbare aanwezig-

– une organisation adéquate pour analyser les problèmes, chercher les solutions et les mettre en œuvre, entretenir des contacts avec d'autres services locaux;

– une décentralisation/déconcentration/déspécialisation des services avec constitution d'équipes d'agents poly- valents, sans oublier l'autonomie et la responsabilisation des agents au niveau le plus bas possible, des formations et recyclages, un encadrement et un contrôle a posteriori (en fonction d'objectifs définis préalablement en concer- tation selon l'analyse des problèmes);

– des évaluations internes et externes (indicateurs à trou- ver en fonction des problèmes à la résolution desquels on travaille) de façon à contrôler l'effectivité du travail des agents et l'efficacité des solutions mises en œuvre.

Quant aux divergences entre les modèles de "commu- nity policing", elles se manifestent surtout selon deux axes.

D'une part, certaines conceptions (plutôt anglo-saxon- nes) mettent l'accent sur les rencontres entre police et col- lectifs de citoyens (réunis en comités de quartier, en com- missions consultatives …) tandis que d'autres insistent plutôt sur les contacts interpersonnels via des agents de proximité qui sont les intermédiaires (ce qui correspond davantage à la conception de l'îlotage en France).

D'autre part, on note aussi des différences selon que la participation des citoyens est conçue sur le mode consul- tatif ou selon leur implication dans une structure qui a un véritable pouvoir de décision, par l'intermédiaire de repré- sentants, dans une assemblée qui élabore la politique poli- cière locale. Dans sa version "comités de consultation", le "community policing" repose sur une philosophie consen- suelle, la police reste maître de l'usage qu'elle fait de l'avis des citoyens, n'est pas liée par les avis exprimés et on a ten- dance à nier les fractures de la "communauté", comme si tous les problèmes pouvaient se résoudre sur le mode du "gagnant-gagnant" sans arbitrage politique. Dans une telle conception, on a tendance à renforcer la tentation perma- nente de la police à présenter son travail comme purement technique et professionnel. L'autre modèle est plus poli- tique au sens où on y reconnaît le caractère incontournable des conflits qui peuvent exister localement autour de la définition d'un ordre social et pour l'utilisation des res- sources policières. Un conseil communal peut être le lieu où s'élabore une telle politique policière locale, à condition qu'il s'empare de cette problématique et que celle-ci entre dans ses compétences.

En Belgique, dans le cadre des contrats de sécurité, on note que le point de jonction avec ce modèle de "police de proximité" s'est constitué prioritairement par une focalisa- tion sur la figure de l'agent de quartier et sur la fonction d'accueil du public dans les commissariats, et secondaire-

heid van de politie op straat pas op de tweede plaats ko- men.

Dit is ongetwijfeld het gevolg van verschillende ele- menten: het is een gemakkelijk aan te wenden referentie en het is normaal dat men vertrekt van iets dat bestaat om iets anders te bereiken; het is verleidelijk om de noodzaak (en ook en vooral de risico's en de moeilijkheden) van een radi- cale verandering te omzeilen door zich vast te binnen op gemakkelijkere maatregelen (meer politie op straat, beter opvang van het publiek) en door - op zijn minst in een eer- ste fase - terug te vallen op hetgeen bestaat; de overheid (ministerie van Binnenlandse Zaken) neemt geen duidelijk standpunt in wat de buurtpolitie betreft: dit begrip is in de tijd stapsgewijs vastgesteld en de overwegingen over de filosofische aspecten komen nog altijd op de tweede plaats, na de richtlijnen inzake organisatie en procedure.

Mevrouw Isabelle Poulet heeft het vervolgens, aan de hand van een werktabel, over de grote lijnen van de ana- lyse van het model van de buurtpolitie.

ment sur l'îlotage (présence personnalisée, régulière et ostensible de policiers dans la rue).

Cette orientation est due sans doute à plusieurs élé- ments: c'est une référence facile à mobiliser, et il est nor- mal de partir de ce qui existe pour se raccrocher à quelque chose; il est tentant d'éluder les nécessités (et aussi et sur- tout les risques et les difficultés) d'un changement radical, en se focalisant sur des aménagements plus accessibles (plus de policiers en rue, meilleur accueil du public) et en se rabattant - au moins dans un premier temps - sur l'exis- tant; il n'y a pas de discours clair des autorités (Ministère de l'Intérieur) sur la police de proximité : cette notion s'est construite dans le temps par approximations successives et les considérations sur les aspects "philosophiques" vien- nent toujours en deuxième rang, après les directives orga- nisationnelles et de procédure.

Mme Isabelle Poulet présente alors sous forme de tableau de travail, les grands traits dégagés de l'analyse du modèle de police de proximité.

Formulering van de doelen en de principes (referen- tienorm)

Concretisering, organisatie, overeenkomende taken.

Evaluatie - samenvattende formuleringen (vaststel- ling)

Zie commentaar infra.

Kwaliteitszorg, externe oriëntatie (naar de klant), "probleemoplossende" benadering.

Inzamelen van gegevens, preventief optreden, toezickt, ordekandkaving.

Analyse van de plaatselijke problemen.

Naleving van de wegcode en eerbied voor ket milieu. Sociale steun, slacktofferkulp, advies aan de burgers.

Evaluatie op basis van nieuwe criteria (doelstellingen, probleemoplossing, …).

Prioriteit nr. 2: toezicht en (preventief) optreden, maar optiek van "misdaadbestrijding": "strafrechter- lijke" preventie (dreiging, afschrikking, informatie over verdachten, inzamelen van aanknopingspunten en bewijzen met het oog op de arrestatie en veroordeling), exploitatie door gerechtelijke brigades en interventies. Activiteit die kwantitatief toeneemt en veel middelen vereist: (vooral verkeer) (milieu ?).

Bureau voor slachtofferhulp, assistent bij het overleg, preventieofficier (verbindingsofficier, advies inzake technische preventie).

Evaluatie blijft traditioneel.

Onthaal en beschikbaarheid, toegankelijkheid.

Permanentie 24 uur op 24.

Minimumnorm voor ket personeelsbestand. Ruimtelijke toenadering (contactpunten). Het ontkaal van ket publiek verzorgen.

Meer politie in de straat, zicktbaarkeid.

Prioriteit nr. 1 bij de verwezenlijkingen.

Ruimtelijke toenadering van bepaalde diensten in bepaalde gemeenten

Aanwerving van personeel, opleidingen, inrichting van de lokalen.

Ja: in een optiek van afschrikking/beveiliging, soms zonder precieze omschrijving van de taken.

Partnership met de bevolking (samenwerking, bewustmaking van de verantwoordelijkheid).

Contacten met de bevolking, bespreking van problemen en gezamenlijk zoeken naar oplossingen.

Tecknisck advies en raadgevingen. Belang van de terugkoppeling.

Verantwoording afleggen aan de bevolking, motive- ringsplickt.

"Verwaarloosd": vooral individuele contacten, weinig contacten/besprekingen met collectiviteiten, wijkdien- sten en wijkagenten worden weinig ondersteund en wei- nig gewaardeerd, ongebruikte informatie.

– advies en raadgevingen ja : inzake technische pre- ventie, bewustmakings-campagnes.

– geen terugkoppeling en geen verantwoording tegen- over de bevolking (behalve soms in algemene bewoordingen).

Overleg met de plaatselijke overheden, plaatselijke bevolking, andere diensten (instellingen, gemeente- diensten, sociale diensten).

Overleg (in de Vijfkoek, samenwerkingsovereenkom- sten).

Spilrol van de burgemeester. Specificaties volgens de lokale bekoeften. Belang van de administratieve politie.

Met de plaatselijke bevolking: zeer weinig (in ieder geval volgens het model van de "buurtpolitie").

Met andere diensten: zeer weinig (ongunstig klimaat, weerstand van de verenigingen).

Taak van de burgemeester: vooral op het vlak van het discours, grote moeilijkheden om hen te interviewen, formeel en conventioneel discours.

Samenwerking tussen politiediensten: bestaat tussen bepaalde diensten (zoals bijvoorbeeld de gerechtelijke brigades).

Decentralisatie/deconcentratie/ Despecialisatie.

Decentralisatie gesymboliseerd in de persoon van de burgemeester.

Decentralisatie in Brussel: OK.

Organisatie blijft meer functioneel dan territoriaal, een grote hokjesmentaliteit tussen de diensten behalve bij de gerechtelijke brigades, marginalisering van de diensten

Teamaanpak/polyvalentie van de politiemannen in het 'basisonderdeel' (ook 'kleine' gerechtelijke opdrachten). Ondubbelzinnige taakverdeling, doorgedreven coördi- natie, circulatie van de informatie.

die geen "echt politiewerk" doen (wijkagenten, dienst Jeugd en Gezinnen), probleem met het statuut en nega- tieve gevolgen voor het teamwerk, te weinig personeel. Inzamelen, verspreiden en gebruiken van gegevens voo- ral ten behoeve van de gerechtelijke brigades en de "misdaadbestrijding".

Expression des finalités et des principes (référent) Concrétisation, organisation, tâckes correspon- dantes.

Evaluation - formulations synthétiques (référé)

voir commentaires infra

Souci de qualité du travail, orientation externe (vers le client), approche "résolution de pro- blèmes".

Récolte d'informations, interventions préventives, surveillance, maintien de l'ordre.

Analyse des problèmes locaux.

Respect du code de la route et de l'environnement. Aide sociale, aide aux victimes, conseils aux citoyens.

Evaluation en fonction de nouveaux critères (objec- tifs, résolution de problèmes, …).

Priorité nº 2 : surveillance et interventions (pré- ventives), mais optique de "lutte contre le crime": prévention "pénale"(menace, dissuasion, information sur suspects, recueil d'indices et de preuves en vue d'arrestation et condamnation), exploitation par Brigades judiciaires et interventions.

Activité en croissance, mangeuse de ressources : (sur- tout en roulage) (environnement ?).

Bureau d'aide aux victimes, assistant de concertation, officier de prévention (activités de relais, conseils de technoprévention).

Évaluation reste traditionnelle.

Accueil et disponibilité, accessibilité.

Permanence 24k/24.

Norme minimale en matière d'effectifs. Rapprockement spatial (points de contact). Soigner l'accueil du public.

Plus de police en rue, visibilité.

Priorité nº 1 dans les réalisations.

Rapprochement spatial dans certaines communes (de certains services).

Engagement de personnel, formations, aménage- ments des locaux.

Oui : dans une optique de dissuasion/sécurisation, parfois sans définition précise des missions.

Partenariat avec population (collaboration, res- ponsabilisation).

Contacts avec public, discussion de problèmes et reckercke en commun de solutions.

Donner des avis teckniques, des conseils. Importance du feed back.

Rendre des comptes à la population, devoir de justi- fication.

"En friche": surtout contacts individuels, peu de contacts/discussions avec des collectifs, services de quartier et îlotage peu encadrés et peu valorisés de ce point de vue, informations non exploitées.

–avis et conseils oui : en termes de technoprévention, campagnes de sensibilisation ;

–pas de feed back et pas de justification auprès de la population (sauf parfois en termes d'informations générales).

Concertation avec autorités locales, population locale, autres services (institutions, services com- munaux, services sociaux).

Concertations (pentagonales, accords de coopéra- tion).

Rôle pivot du bourgmestre. Spécifications selon besoins locaux. Importance de la police administrative.

Avec la population locale : très peu (en tout cas selon le modèle de "police de proximité").

Avec d'autres services : très peu (climat peu pro- pice, résistance associative).

Rôle du bourgmestre : surtout au niveau discursif, grandes difficultés à les rencontrer pour interview, discours formel et convenu.

Coopération entre services de police : oui pour cer- tains services (comme par exemple les Brigades judi- ciaires).

Décentralisation/déconcentration/déspécialisa- tion.

Décentralisation symbolisée en la personne du bourgmestre.

Approche d'équipe / polyvalence des policiers dans la "composante de base" (aussi "petites" missions judiciaires).

Répartition non équivoque des tâches, coordination poussée, circulation informations.

Décentralisation à Bruxelles : OK.

Organisation reste plus fonctionnelle que territoriale, beaucoup de cloisonnements entre services sauf pour les Brigades judiciaires, marginalisation des services qui ne font pas le "vrai travail policier" (quartiers, îlo- tage, SFJ), problème de statut et effets négatifs sur travail d'équipe, problèmes d'encadrement, recueil, circulation et exploitation des informations orientées vers les Brigades judiciaires et la "lutte contre le crime".

Mevrouw Isabelle Poulet herinnert eraan dat de vol- gende technieken gebruikt werden:

– analyse van de documentatie (literatuur over criminolo- gie en politie, officiële teksten);

– gesprekken met korpsoversten of hun vertegenwoordi- ger;

– waarnemingen (1 maand of langer) in 3 politiebureaus, bezoek aan alle diensten, informele gesprekken met de agenten;

– een nieuwe reeks gesprekken met politieofficieren (con- trole of alles goed begrepen werd, terugkoppeling, ver- fijning van de analyses);

– gesprekken met burgemeesters (of hun vertegenwoordi- gers) voor alle geëvalueerde aspecten.

Mevrouw Isabelle Poulet benadrukt nog eens dat de commentaar of opmerkingen betrekking hebben op alge- mene en veel voorkomende kenmerken en dus niet nood- zakelijk overeenkomen met de situatie in deze of gene gemeente.

Nadat ze hierop gewezen heeft, kunnen de volgende opmerkingen gemaakt worden:

– De organisatie van de politie blijft meer gebaseerd op een functionele dan op een territoriale werkwijze, waar- bij een objectief element de oppervlakte van de gemeente is en (in de tweede plaats) het aantal inwo- ners. De organisatie van het politiewezen berust voor- namelijk op een functionele werkwijze (herkomst van de zaken of dossiers, vereiste vaardigheden, te volgen procedures) en niet op een territoriale werkwijze. De filosofie van "community policing" vergt echter een heel andere organisatie.

– De criteria die gebruikt worden om de wijken af te bake- nen behoren meestal tot een "bureaucratisch" model (hoeveelheid dossiers, oorsprong van het dossier, admi- nistratieve/gerechtelijke omschrijving van de zaak - zoals voor de "functionele" organisatie -) en niet tot 'kwalitatieve probleembenaderingen' (3). Alle gemeen- ten worden in wijken onderverdeeld, maar die wijken worden afgebakend op basis van criteria zoals het aan- tal dossiers of de bevolking en de beschikbare politie- agenten; er wordt slechts sporadisch rekening gehouden met sociologische of stedenbouwkundige criteria.

Mme Isabelle Poulet rappelle que les techniques uti- lisées ont été :

– l'analyse documentaire (littérature criminologique et policière, textes officiels);

– des entretiens avec les Chefs de corps ou leur représen- tant;

– des observations (1mois ou plus) dans 3 commissariats, avec passage dans tous les services, entretiens et conver- sations informelles avec les agents;

– une nouvelle série d'entretiens avec responsables poli- ciers (vérification de la compréhension, feed back, affi- nement des analyses);

– des entretiens avec des bourgmestres (ou leurs repré- sentants), communs pour tous les axes évalués.

Mme Isabelle Poulet souligne une nouvelle fois que les commentaires ou observations faites portent sur des traits généraux et majoritaires et ne correspondent donc pas nécessairement à la situation dans telle ou telle commune.

Ceci étant répété, les commentaires suivants peuvent être faits :

– L'organisation policière reste plus déterminée par une pensée fonctionnelle que territoriale, un élément objec- tif étant la superficie de la commune et (secondairement) le nombre d'habitants. L'organisation policière reste principalement pensée sur le mode fonctionnel (prove- nance des affaires ou dossiers, types de compétence à mobiliser, procédures à mettre en œuvre) et non sur un mode territorial. Or, la philosophie du "community poli- cing" demande une toute autre organisation.

– Les critères de découpage utilisés pour définir les quar- tiers appartiennent le plus souvent à un modèle "bureau- cratique" (quantité de dossiers, origine du dossier ou définition administrative/ judiciaire de l'affaire, comme pour l'organisation fonctionnelle) que relevant de "pro- blématiques qualitatives" (3). Toutes les communes sont divisées en quartier mais ces quartiers sont définis en fonction de critères tels que masse de dossiers ou de population, effectifs policiers disponibles ; ce n'est que de façon diffuse que l'on tient compte (parfois) de critères sociologiques ou urbanistiques.

(3) Dossiers of zaken die a priori door externe instanties zijn samenge- steld en volgens een logica die van buitenaf en van bovenuit wordt opgelegd en geen plaatselijke omschrijving van het probleem door de plaatselijke actoren: bevolking, politie, plaatselijke overheden, lokale partners waar de definitie a priori relatief onbepaald zou zijn (hierbij wordt een deductieve en geen inductieve logica gebruikt zoals in de probleemoplossende aanpak).

(3) Dossiers ou affaires constitués a priori par des instances extérieures et selon des logiques imposées de l’extérieur et d’en haut et non construction locale du problème par des acteurs locaux: population, police, autorités locales, partenaires locaux où la définition serait rela- tivement indéterminée a priori (la logique reste déductive et non pas inductive comme dans l’approche par «résolution de problèmes»).

– Bij de analyse van de verticale verhoudingen (hiërarchie en begeleiding, operationele directie, werkorganisatie en taakverdeling) zijn er problemen bij het middenkader (gebrek aan middenkaderleden, slechte leeftijdspira- mide), moeilijkheden om voor een daadwerkelijk lei- ding op dat niveau te zorgen (cumulatie van verant- woordelijkheden, de operationele directie ligt in bepaal- de gevallen op een grote afstand), een gebrek aan aangepaste middelen (zoals een specifiek secretariaat voor het opmaken van de dienstroosters en de versprei- ding van de informatie), alsook talrijke tussenliggende echelons tussen de korpsoverste en de basis. In bepaalde minder gewaardeerde diensten (zoals wijkpolitie, in de dienst Jeugd en Gezin) worden jonge rekruten niet of onvoldoende begeleid (dit wordt ook als dusdanig door de agenten ervaren en geformuleerd).

– Uit de analyse van de horizontale betrekkingen tussen diensten (verspreiding van informatie, teamwerk om taken uit te voeren en analyse/oplossing van problemen) heerst er nog steeds een grote hokjesmentaliteit vooral tegenover diensten die niet als "echte politiediensten" worden beschouwd. De gerechtelijke brigades hebben een doorslaggevende plaats en rol ; de verspreiding en het gebruik van de informatie die door de wijkagenten en de agenten die op de huizenblokken toezicht houden, wordt ingezameld, wordt vooral door de gerechtelijke brigades en de recherche gebruikt, maar dan in één enkele richting (geen terugkoppeling). Het gebeurt zelfs dat de gerechtelijke brigade de wijkpolitie ondersteunt.

– De wijkdiensten: het is duidelijk dat deze diensten ver- waarloosd worden bij de modernisering van de politie- diensten. Zij hebben weinig geprofiteerd van de auto- matisering en zijn overbelast. Hoewel de wijkagenten vaak beschouwd worden als het "gezicht" van de "buurt- politie", hebben ze weinig specifieke opleidingen gekre- gen. Ze hebben het gevoel dat ze er niet bijhoren, dat ze ondergewaardeerd worden en door andere diensten gebruikt worden zonder enige feedback te krijgen (nog voor henzelf en om de bevolking te kunnen zeggen of en hoe het probleem opgelost is) en dat ze geen vol- waardig "statuut" hebben. Door het gebrek aan erken- ning (door de hiërarchie en de collega's) wensen zelfs deze agenten dat hun informatie gebruikt wordt om "de misdaad te bestrijden". Dan hebben ze op zijn minst de indruk dat zij iets nuttigs doen en gewaardeerd worden door hun collega's van de meer prestigieuze diensten ofwel leggen ze zich toe op individuele diensten waar- voor ze onmiddellijk gewaardeerd worden.

– Automatisering, opslag, verspreiding en gebruik van de informatie: er wordt veel informatie opgeslagen, die echter voor het ogenblik niet veel gebruikt wordt. Wanneer dat wel het geval is, is dat vooral om misdaad te bestrijden en niet om andere problemen dan de cri- minele zaken op te lossen. Er moet ook rekening wor- den gehouden met het risico dat men uit het oog verliest

– Dans l'analyse des rapports verticaux (hiérarchie et encadrement, direction opérationnelle, organisation du travail et répartition des tâches), il y a des problèmes au niveau des cadres moyens (manque de cadres moyens, mauvaise pyramide des âges), des difficultés d'assurer une direction effective à ce niveau (cumul de responsa- bilité, éloignement physique de la direction opération- nelle dans certains cas), un manque de moyens adéquats (tel qu'un secrétariat spécifique pour assurer la confec- tion des horaires et la circulation des informations), ainsi que de nombreux échelons intermédiaires qui subsistent entre le Chef de corps et la base. Le manque ou l'insuf- fisance d'encadrement est particulièrement observé (mais aussi ressenti et exprimé par les agents) dans cer- tains services moins valorisés (comme agents de quar- tiers, agents d'îlotage, Service Famille Jeunesse) et à l'égard des jeunes recrues.

– Dans l'analyse des rapports horizontaux entre services (circulation de l'information, travail d'équipe pour exé- cution des tâches et analyse/résolution de problèmes) subsistent de nombreux cloisonnements, surtout pour et autour des services considérés comme ne faisant pas un "vrai travail de police" ; Les Brigages judiciaires gar- dent une place et un rôle prépondérant ; la mise en cir- culation et l'utilisation des informations recueillies par les agents de quartier et les îlotiers, lorsqu'elles existent, se font principalement au bénéfice des Brigades judi- ciaires et des services d'enquête et dans un seul sens (pas de retour). Il arrive même que ce soit la Brigade judi- ciaire qui encadre les îlotiers.

– Les services de quartier : Ces services restent clairement les parents pauvres de la modernisation des services ; ils ont peu profité de l'informatisation et sont surchargés. Bien que souvent considérés comme "figure" de la police de proximité, ils ont reçu peu de formations spé- cifiques. Ces agents ont le sentiment d'être marginalisés, mal considérés, et instrumentalisés par d'autres services sans recevoir de feed back (pour eux-mêmes et pour pouvoir dire à la population si le problème a été résolu et comment), et d'être globalement en déficit de "statut". Le manque de reconnaissance institutionnelle (par la hiérarchie et les collègues) entraîne une tendance, même pour ces agents, soit à souhaiter que l'on exploite leurs informations dans une perspective de lutte contre le crime, pour au moins avoir l'impression d'être utiles à quelque chose et recevoir l'approbation des collègues des services plus «prestigieux», soit à se concentrer sur des services individuels apportant une reconnaissance immédiate.

– Informatisation, stockage, circulation et exploitation des informations : il y a beaucoup de stockage mais peu d'exploitation effective à l'heure actuelle ; lorsqu'il y a exploitation, c'est essentiellement dans une perspective de lutte contre le crime et pas dans une optique de réso- lution des problèmes (autres que les affaires crimi- nelles). Il faut aussi considérer les risques potentiels liés

dat die gegevens betrekking hebben op reële personen en dat een dergelijke massa opgeslagen gegevens ach- teraf wordt gebruikt. Ook hier is de filosofie in de poli- tiediensten nog steeds dezelfde.

– Politietoezicht per huizenblok is evenmin een prioriteit: 6 politiekorpsen vermelden het in hun organogram, 4 blijven het in de praktijk doen. Slechts één van deze 4 korpsen doet dit op georganiseerde, significante, syste- matische en ondersteunde wijze. Een ander korps doet het zo goed mogelijk (door wijkagenten die de twee functies cumuleren). Twee andere korpsen hebben zeer weinig wijkagenten die zonder enige ondersteuning werken, volledig geïsoleerd zijn binnen het korps en hun functie onregelmatig en zonder enige ondersteuning uit- oefenen. In een ander geval is de functie afgeschaft want de korpsoverste zag er het nut niet van in. Anderzijds zijn verschillende korpsoversten geen voorstander van dit soort politietoezicht en wijzen zij erop hoe moeilijk het is om te controleren of de functie efficiënt en ren- dabel is (dit toont duidelijk aan dat deze dienst georga- niseerd en geëvalueerd moet worden overeenkomstig de literatuur over de buurtpolitie en dat hiervoor andere evaluatievormen nodig zijn dan bijvoorbeeld het aantal bekeuringen).

Op supralokaal niveau wordt ook vastgesteld dat de tek- sten van het ministerie van Binnenlandse Zaken elkaar in de tijd opvolgen, waarbij verschillende woorden worden gebruikt om de nagestreefde doelen te omschrijven. Er kan niet worden gezegd dat er in die teksten richtlijnen ontbre- ken die de grondslag van een arbeidsfilosofie van de "buurtpolitie" zouden kunnen vormen. Die teksten moeten echter grondig geanalyseerd worden om van die richtlijnen een duidelijk en coherent geheel te maken. Dit werk kan wellicht alleen worden uitgevoerd door vorsers die een grondige analyse willen uitvoeren, maar wellicht niet door de korpsoversten, die meer actiegericht zijn. Bovendien druisen deze richtlijnen in tegen de gebruikelijke filosofie van de politiekorpsen.

Op plaatselijk vlak wordt op het niveau van de gemeen- telijke autoriteiten en van de politiekorpsen vastgesteld dat de politie, naast wat reeds werd gezegd (cf. supra), ver- knocht blijft aan haar imago en rol van "crime fighter" en de filosofie van de buurtpolitie nog niet tot de hare heeft gemaakt.

De goedgekeurde investeringen, de aangekochte uitrus- ting, de opleidingen in het kader van de veiligheidscon- tracten, de organisatie van de korpsen en de gebruikte eva- luatiemiddelen dragen er allemaal toe bij dat de politieac- tiviteiten die afwijken van het misdaadbestrijdingsmodel en daarentegen de ontwikkeling van een arbeidsfilosofie van het type "community policing" zouden bevorderen, aan de kant geschoven worden of hun aantrekkingskracht ver- liezen.

à la "dépersonnalisation" et à l'utilisation ultérieure d'une telle masse d'informations stockées. Ici aussi, il n'y a donc pas eu de renouvellement de la philosophie des services de police.

– L'îlotage est également un parent pauvre : 6 corps de police le mentionnent dans leur organigramme, 4 conti- nuent à le pratiquer effectivement. Un seul de ces 4 corps seulement le pratique de façon organisée, signifi- cative, systématique et encadrée. Un autre le pratique tant bien que mal (par des agents de quartier qui cumu- lent les deux fonctions). Deux autres corps ont des îlo- tiers peu nombreux et sans encadrement, complètement isolés dans le corps, et dont la fonction est assumée irré- gulièrement et sans encadrement. Dans un autre cas, la fonction a été supprimée car le Chef de corps n'en voyait pas l'utilité. D'autre part, plusieurs Chefs de corps y sont peu favorables et évoquent la difficulté à assurer le contrôle de l'effectivité et de la rentabilité de la fonction (ceci montre l'évidence de la nécessité d'une organisa- tion et d'une évaluation ad hoc et exige d'autres formes d'évaluation que, par exemple, le nombre de procès-ver- baux).

On constate aussi, au niveau supra-local, que les textes en provenance du Ministère de l'Intérieur sont une succes- sion de textes dans le temps, utilisant des vocables diver- sifiés pour désigner l'objet et l'objectif poursuivi. On ne peut pas dire que des lignes directrices pouvant constituer une philosophie du travail de police de proximité soient absentes de cette littérature administrative mais leur mise en évidence, sous forme d'un ensemble suffisamment défini et cohérent, exige un travail d'analyse de type "exégèse" accessible sans doute à des chercheurs préoc- cupés de réaliser une analyse fouillée, mais sans doute beaucoup moins aux Chefs de corps, plus orientés à l'ac- tion. En outre, ces directives vont à l'encontre de la philo- sophie habituelle des corps de police.

Sur le plan local, au niveau des autorités communales ainsi qu'au niveau des corps de police, on constate que la police reste attachée à son image et à son rôle de "crime fighter" et qu' elle n'a pas intégré la philosophie de la police de proximité.

Les investissements consentis, les équipements acquis, les formations organisées dans le cadre des contrats de sécurité, l'organisation des corps et les moyens d'évalua- tion mis en œuvre, tout concourt à marginaliser ou rendre peu attractives les activités policières qui iraient à l'en- contre du modèle de "crime fighting" et soutiendraient au contraire le développement d'une philosophie de travail du type "community policing".

Tweede kracktlijn: De versterking van ket gemeentelijke preventiebeleid door de oprickting van een adviesraad voor preventie en door de functie van preventieambtenaar.

Mevrouw Isabelle Poulet herinnert eerst in het kort aan de evolutie die in drie fasen is verlopen: aanvullende aan- wervingen, verduidelijking van de te vervullen opdrachten en ui te voeren taken en verbeteringen die het ministerie van Binnenlandse Zaken wenst aan te brengen in de wer- kingswijze en aanpassingen op plaatselijk vlak op basis van de ervaring die in bepaalde gemeenten werd opgedaan.

Eerst was er dus de circulaire van 1992, de opstartfase en de experimentele fase, die geleid heeft tot de aanwer- ving van de eerste preventieambtenaren.

In 1996 was er een significante verhoging van het aan- tal contractbeheerders (nog steeds zonder een overeen- komstige verhoging van het aantal personen voor die func- ties en dus cumulatie van functies in bepaalde gemeenten). Het preventiebeleid werd ook (gedeeltelijk) versterkt op basis van de evaluaties door de gemeenten van hun werk- last en gedeeltelijk dankzij de wens van het ministerie om de coördinatie en de lokale en supralokale administratieve controles te versterken.

Ten slotte heeft de circulaire van 1998, die duidelijk gebaseerd was op de evaluatie van de gebrekkige werking van de preventieraden, de nadruk gelegd op de representa- tiviteit en heeft ze de gewenste samenstelling enigszins gewijzigd. De circulaire heeft de opdrachten opnieuw omschreven, "advies" in verband met de organisatie en de werking gegeven en bepalingen uitgevaardigd met betrek- king tot de door de gemeenten opgerichte subraden waarin de eerste circulaire niet voorzag.

Bijna alle gemeenten hebben de strengste bepalingen van het door het ministerie van Binnenlandse Zaken voor- gestelde model minimalistisch en formalistisch toegepast. Weinig gemeente hebben het model aan de lokale situatie aangepast. Er waren wel enkele uitzonderingen zoals een aanpassing van het instrument (een instrument om daad- werkelijk iets te doen en niet een onbelangrijke element dat alleen maar dient om een subsidie te krijgen).

Mevrouw Isabelle Poulet geeft vervolgens een overzicht over de installatie en de werking van de adviesraden voor preventie en veiligheid (ARPV).

Deuxième axe : Le renforcement de la politique commu- nale de prévention à travers la mise en place d'un Conseil consultatif de prévention et d'un fonctionnaire de préven- tion.

Mme Isabelle Poulet rappelle d'abord brièvement l'évo- lution qui s'est faite en trois phases, marquées par des com- pléments (en personnel), des clarifications (dans les mis- sions et tâches à assumer) et des correctifs voulus par le Ministère de l'Intérieur dans les modes de fonctionnement, ainsi que par des ajustements locaux fondés sur l'expé- rience dans certaines communes.

Il y a donc eu d'abord la circulaire de 1992, phase d'ini- tiation et d'expérimentation, qui a conduit à l'engagement des premiers agents de prévention.

En 1996, on a assité à l'augmentation significative du nombre de postes de gestion du contrat (sans toujours une augmentation correspondante du nombre de personnes occupant ces postes et donc, cumul de postes dans certaines communes), ainsi qu'à un renforcement opéré en partie au départ des évaluations et de l'expression par les communes de leur surcharge de travail et en partie en raison de la volonté du Ministère d'augmenter la coordination et les contrôles administratifs locaux et supra-locaux.

Enfin, la circulaire de 1998, nettement fondée sur l'éva- luation des dysfonctionnements des conseils de prévention a insisté sur la représentativité et modifié un peu la com- position souhaitée, a reprécisé les missions, donné des conseils d'organisation et de fonctionnement y compris des dispositions concernant les sous-conseils mis en place par les communes et non prévus dans la première circulaire.

En général ou majoritairement, les communes ont appli- qué de façon minimale et formelle les dispositions les plus obligatoires du "modèle" proposé par le Ministère de l'Intérieur et il y a eu peu d'adaptations spécifiques en fonc- tion des particularités locales. Mais il faut quand même préciser qu'il y a eu quelques exceptions, dans le sens d'une appropriation de l'outil (outil pour faire quelque chose et non comme élément décoratif obligatoire pour obtenir un subside).

Mme Isabelle Poulet présente alors un tableau récapitu- latif concernant l'installation et la mise en œuvre des Conseils Consultatifs de Prévention et de Sécurité (CCPS).

Volgens circulaires (referentienorm)

(aangevuld in de beknopte commentaar door weten- schappelijke normen over de inspraakwijzen, de inrichtende macht en analyse van de communicatie).

Vaststellingen in de praktijk

Opdrachten, doel (1ste circulaire)

Doel, algemene doelstellingen: versterking van de gemeentelijke democratie via raadpleging van de bevolking en verbondenheid met de politiek (hypothese: instemming doeltreffendheid)

Overleg tussen alle bij de preventie betrokken actoren.

De gemeentelijke overheid advies geven: advies en voorstellen op verzoek of spontaan (analyse van de gegevens en van de problemen, bespreking van de prio- ritaire punten).

Zorgen voor de goede verspreiding van de informa- tie, coördinatie met het overleg in de Vijfhoek en de supralokale raden die belang hebben bij deze onderwer- pen.

Evaluatie van de preventieactiviteiten

(opstellen van een jaarverslag …).

Wijzigingen aangebracht in de 2de circulaire

Beklemtoont het overleg bij de toepassing: het gaat erom een 'bezinningsgemeenschap' op te richten voor een 'gezamenlijk actieplan'

(definitie promoten, prioriteiten voorstellen, doelstellin- gen, betrokken actoren, analyse van de problemen (en niet alleen criminaliteitssta-tistieken), informatie en bewustmaking van de bevolking.

Men spreekt niet meer van de link met het overleg in de Vijfhoek.

Nadruk op zelfevaluatie en op de openbaarheid van de werken.

Met uitzondering van een of andere gemeente.

Men kan dat (zeer sterk) betwijfelen (deze raden hebben op een vrij formele en minimalistisch manier gewerkt, zoals "hoogmissen").

Overleg : in het algemeen geen, hoogstens informatie. Advies en voorstellen: in het algemeen geen.

Neerwaartse informatiestroom.

Overleg met de Vijfhoek komt zelden aan bod in de raad.

Evaluatieverslag opgesteld door de preventieambtenaar en later door de interne evaluator = bekrachtiging, wei- nig discussie.

Daarentegen wordt de werking van de bestaande subra- den meer bevredigend geacht (door de professionals).

Ander probleem: het informele en vrij ondoorzichtige karakter van die subraden uit een democratisch oogpunt, het risico om "de regering door professionals" (techno- cratie en corporatisme) te bevorderen ten nadele van de politieke dimensie in de ruime zin van het woord.

Gewenste samenstelling (1ste circulaire)

– Voorgezeten door burgemeester.

– Bij preventie betrokken schepenen.

– Vertegenwoordigers van de verschillende poli- tieke fracties in de gemeenteraad.

– Vertegenwoordigers van de betrokken lokale in- stellingen en diensten (OCMW …).

– van de gemeentepolitie en rijkswacht.

– van de sociale organisaties (verenigingsleven).

Tussen 15 en 50 leden, een gemiddelde van 30.

Oververtegenwoordiging van de plaatselijke gekoze- nen (7 gemeenten op 10 hebben gemeenteraadsleden van de oppositie opgenomen, wil om de extremistische partijen uit te sluiten), gemeentelijke subraad, overlap- ping die de echte gemeenteraad in bepaalde gevallen kortsluit, OCMW (7 gemeenten), sociale woningen (1 gemeente), wijkhuizen (1 gemeente).

Vertegenwoordiging van de politie: door korpso- versten.

– van het onderwijs.

– van de handelaarsverenigingen

– van jongerengroepen en ouderverenigingen (als vertegenwoordigers van de bevolking).

– Preventieambtenaar, ploeg voor het beheer van het veiligheids- en samenlevingscontract.

– Supralokale personaliteiten (bijvoorbeeld van het Parket) of een ARPV-lid van een andere gemeente.

– externe deskundigen.

Nieuwe circulaire (van 1998) onderscheid

– verplichte leden: burgemeester, korpsoverste, rijks- wachtcommandant, OCMW-voorzitter, een vertegen- woordiger van elke politieke fractie in de gemeente- raad (inclusief schepenen), vertegenwoordiger(s) van het verenigingsleven, jeugdbijstand, beheersteam voor het contract, voorzitters van de subraden;

– leden waarvan de aanwezigheid gewenst is: verte- genwoordigers van de gemeentelijke diensten, van de Procureur des Konings, Probatiecommissie, provin- cie, elk schoolnet, bevolking (ruimer dan jongeren en ouders).

– leden waarvan de aanwezigheid facultatief is: leden van andere ARPV's, deskundigen.

Openbare oproep tot kandidaten, mandaat van 6 jaar

Onderscheid tussen verschillende statuten: medewer- ker, deskundige, waarnemer.

Werkingswijze/inspraak

2 tot 3 vergaderingen per jaar (minstens 4 volgens de 2e circulaire) en in de circulaire van 98: advies over de werking om het overleg (agenda's, voorbereiding, fol- low-up van de beslissingen) te verbeteren.

Officiële goedkeuring van de subraden (territoriale en thematische: wordt een verplichting voor elk thema van het contract), dezelfde werkingsregels als voor de Raad met bevoegdheden die beperkt zijn tot het betrokken grondgebied en thema

ruimere taken en dezelfde transparantieplicht.

Inspraak van de bevolking: bijna nihil.

Vertegenwoordiging en inspraak van het vereniging- sleven: zeer problematisch.

Vertegenwoordiging en inspraak van de interveniën- ten van de veiligheidscontracten: passief, verplichte aanwezigheid (?).

Situaties waar dezelfde persoon de functie van burge- meester, contractbeheerder en voorzitter van het ARPV cumuleert (!)

Enkele vertegenwoordigers van supralokale personali- teiten (Parket, Algemene Politie van het Rijk, BGDA, MIVB, RVA, enz.).

1 enkel geval waar een deskundige werd uitgenodigd.

gevolgen: zie commentaar infra.

Hypothese:

2 logica's die slechts zelden samenvallen:

– die van het ministerie van Binnenlandse Zaken (technocratisch vooral in de 2e circulaire : samens- telling, opdrachten van de ARPV worden in deze zin herzien);

– die van de meeste gemeenten die vooral bekom- merd zijn om de formele naleving van de verplich- tingen: is het verplicht of niet? (en niet wat zou men hiermee kunnen doen?), willen zich vooral bescher- men tegen mogelijke sancties van het ministerie van Binnenlandse Zaken en tegen kritische opmerkingen vanwege de bevolking en de tegenstrevers;

– niet veel interesse voor zelfevaluatie: de meest ver- spreide opvatting van deze evaluatie is "controle" en geen zelfkritiek en aanpassing of verbetering van de werking.

Formalisme en minimalisme

O.K., en in enkele gemeenten meestal

communicatie naar beneden toe: de overheden of contractbeheerders nemen de spreektijd in beslag, de spreektijd voor de anderen is beperkt, men weigert om de discussie aan te gaan.

Verschil tussen werking en inspraak in de ARPV's ("hoogmissen") en de opgerichte subraden (concreter, informeel, samenwerking voor bepaalde projecten tus- sen veldwerkers, men kent elkaar).

Selon circulaires (référent normatif)

(complété, dans les commentaires analytiques, par des référents scientifiques sur les modes de partici- pation, le pouvoir organisationnel et l'analyse de la communication)

Constats empiriques (référé)

Missions, objet (1ère circulaire)

Finalité, objectifs généraux : renforcement de la démocratie communale via consultation population et adhésion à la politique (hypothèse. : consentement è efficacité)

Concertation entre tous les acteurs concernés par la prévention.

Conseiller l'autorité communale : avis et proposi- tions à la demande ou d'initiative (analyse des don- nées et des problèmes, discuter des points prioritaires).

Assurer la bonne diffusion de l'information, la coor- dination avec la concertation pentagonale et les conseils supra-locaux concernés par ces sujets.

Évaluation des activités de prévention (rédaction d'un rapport annuel ….)

Modifications apportées par la 2ième circulaire

Accentue la concertation pour la mise en œuvre : il s'agit de constituer une 'communauté de réflexion' pour une 'communauté d'action' (promouvoir défini- tion, proposer priorités, objectifs, acteurs concernés, analyse des problèmes (et pas seulement statistiques de criminalité), information et sensibilisation du public.

On ne parle plus du lien à assurer avec la concertation pentagonale.

On insiste sur l'auto-évaluation et la publicité des tra- vaux.

À l'exception de l'une ou l'autre commune.

On peut en douter (très fortement) (ces Conseils ont fonctionné d'une façon relativement formelle et mini- maliste, comme des "grand'messes").

Concertation : globalement non, tout au plus informa- tion.

Avis et propositions : globalement non. Information descendante.

Concertation pentagonale rarement évoquée en conseil.

Rapports d'évaluation rédigés par fonctionnaire de pré- vention et plus tard par évaluateur interne = entérine- ment, peu de discussion.

Par contre fonctionnement jugé plus satisfaisant (par les professionnels) des sous-conseils là où ils existent.

Autre problème : le caractère informel et peu transpa- rent de ces sous-conseils d'un point de vue démocra- tique, le risque d'accentuer le "gouvernement par les professionnels" (technocratie et corporatisme) au détri- ment de la dimension politique au sens fort.

Composition souhaitée (1ière circulaire)

– Présidé par bourgmestre.

– Echevins concernés par prévention.

– Représentants des différents groupes politiques com- posant le conseil communal.

– Représentants des institutions et services locaux concernés (CPAS …).

– de la police communale et gendarmerie;

– des organisations sociales (secteur associatif);

– du monde de l'enseignement;

– des associations de commerçants;

– de groupes de jeunes et associations de parents (pris comme représentants de la population);

– fonctionnaire de prévention, équipe de gestion du contrat de sécurité et de société.

Entre 15 et 50 membres, moyenne de 30.

Sur-représentation des élus locaux (7 communes sur 10 ont inclus des conseillers de l'opposition, volonté d'exclure les partis extrémistes), sous-conseil commu- nal, doublon court-circuitant le vrai conseil communal ds certains cas, CPAS (7 communes) logements sociaux (1 commune), maisons de quartier (1 commune).

Représentation de la police : par chef de corps. Participation de la population : quasi nulle.

Représentation et participation du secteur associatif: très problématiques.

Représentation et participation des intervenants des contrats de sécurité : sur le mode passif de la présence obligatoire (?).

– personnalités supra-locales (par exemple du Parquet) ou un membre CCPS d'une autre commune ;

– experts extérieurs.

Situations où la même personne cumule les fonctions de bourgmestre, manager du contrat et président du CCPS (!).

Quelques représentants de personnalités supra-locales (Parquet, PGR, ORBEM, STIB, ONE, etc)

1 seul cas d'expert invité.

Nouvelle circulaire (de 1998) distingue

– des membres obligatoires : bourgmestre, chef de corps, commandant de gendarmerie, le président CPAS, un représentant de chaque groupe politique présent au conseil communal (y compris échevins), représentant(s) du secteur associatif, aide à la jeu- nesse, équipe de gestion du contrat, présidents des sous-conseils ;

– des membres dont la présence est souhaitable : représentants des services communaux, du Procureur du Roi, commission de Probation, province, chaque réseau scolaire, population (plus large que jeunes et parents) ;

– des membres dont la présence est facultative : mem- bres d'autres CCPS, experts.

appel public aux candidatures, mandat de 6 ans distinction entre différents statuts : collaborateur, expert, observateur.

conséquences : voir commentaires infra.

Hypothèse :

2 logiques qui ne se rencontrent que rarement :

– celle du Ministère de l'Intérieur (technocratique sur- tout dans la 2ième circulaire : composition, missions du CCPS revues en ce sens) ;

– celle de la plupart des communes surtout préoc- cupées de respecter formellement les dispositions obligatoires : est-ce obligatoire ou non ? (et non pas que pourrait-on faire de cet outil ?) soucieuses de se proté- ger tant à l'égard de sanctions possibles du Ministère de l'Intérieur que des regards critiques que pourraient por- ter la population et les opposants ;

– pas beaucoup d'intérêt pour l'auto-évaluation : la conception la plus répandue de cette évaluation est "contrôle" et non démarche de questionnement et de ré- élaboration ou d'amélioration de l'action.

Mode de fonctionnement/ participation

2 à 3 séances par an (au moins 4 selon la 2ième circu- laire) et dans la circulaire de 98 : conseils de fonction- nement destinés à améliorer la concertation (ordres du jour, préparation, suivi de la réalisation).

officialisation des sous-conseils (territoriaux et théma- tiques : devient une obligation pour chaque thématique du contrat), même règles de fonctionnement que le Conseil avec compétences réduites au territoire ou à la thématique concernés è missions élargies et même obli- gation de transparence.

Formalisme et minimalisme

O.K., et dans quelques communes plus souvent.

communication descendante : mobilisation du temps de parole par les autorités, ou responsables des volets du contrat, temps limité pour les autres, refus d'étendre la discussion.

Différence entre fonctionnement et participation dans le CCPS ("grand'messes") et les Sous-Conseils mis en place (plus concret, informel, coopérations pour certains projets entre acteurs de terrain, connaissances inter-per- sonnelles).

Mevrouw Isabelle Poulet vat de vastgestelde belan- grijkste problemen samen en geeft toelichtingen bij het voorgaande overzicht.

– De samenstelling van de raden heeft minimalisme en formalisme in de hand gewerkt, wat te wijten is aan het overwicht en de oververtegenwoordiging van de gemeentelijke overheden (afkooksel van de gemeente- raad) alsook aan de minimale inspraak van het vereni- gingsleven wegens het gebrek aan informatie (bewust vanwege de plaatselijke overheden in bepaalde geval- len), dubbelzinnige en vage informatie over het doel van de raad, het gebrek aan een huishoudelijk reglement, de werkingswijze, de geringe spreektijd voor eventuele tegenstanders, een gesloten organisatie.

– Er is ook een "neerwaartse" communicatie vastgesteld. Deze vaststelling vloeit voort uit de waarneming en de analyse van de organisatie van de vergaderingen voor (weinig documenten die in het begin van de vergadering worden uitgedeeld), tijdens (toewijzing van de spreek- tijd en onderwerpen die behandeld worden volgens de door de overheden vastgestelde agenda, weigering om het debat aan te gaan), en achteraf (vaak geen goedkeu- ring van de notulen, onvoldoende informatie over de fol- low-up, geen echte evaluatie, maar rechtvaardiging zon- der mogelijkheid van tegenspraak).

– Er is dus geen echt overleg. Overleg veronderstelt actieve deelname, gedachtewisselingen, debatten en uit- wisseling van argumenten en was bijgevolg onmogelijk in dergelijke omstandigheden.

– Ten slotte worden de onderwerpen verschillend gekozen en behandeld naargelang het gaat om een politioneel gedeelte of om een sociaal gedeelte. Het politionele gedeelte wordt voorgesteld door één enkele persoon (vaak de korpsoverste) zonder een debat volgens een homogene en technische presentatie, die geen ruimte voor discussie laat en bij de andere deelnemers de indruk geeft dat ze daarvoor niet bevoegd zijn. De poli- tieaangelegenheden worden in de ARPV's doorgaans niet voorgesteld en ervaren als politieke onderwerpen (en dus te bespreken volgens de democratische regels).

Het sociale gedeelte wordt daarentegen meestal in ver- schillende delen voorgesteld en in bepaalde gevallen onmiddellijk betwist door de verenigingen. Het is gemak- kelijker bespreekbaar want iedereen denkt dat hij een zekere kennis van die onderwerpen heeft. Er is echter wei- nig informatieuitwisseling tussen de twee delen.

Bovendien noopt de tweede circulaire van het ministe- rie van Binnenlandse Zaken, ondanks de technocratische logica ervan, tot een andere opvatting van de representati- viteit van de raad (meer professionals, de vertegenwoordi- gers van de bevolking worden wenselijke leden, poging om de gemeenten ertoe te verplichten om de verenigingen er

Mme Isabelle Poulet souhaite à présent résumer les prin- cipaux problèmes observés et donner quelques commen- taires à propos des indications reprises dans le tableau réca- pitulatif qui précède.

– La composition des Conseils a entraîné minimalisme et formalisme, liés à la prédominance et à la sur-représen- tation des autorités communales ainsi qu'une participa- tion minimale du secteur associatif, à cause du peu d'in- formation (volontairement de la part des autorités locales dans certains cas), de l'ambiguïté et du flou de l'information diffusée sur l'objet du conseil, de l'absence de règlement d'ordre intérieur, du type de fonctionne- ment, du peu d'espace de parole laissé aux éventuels opposants, d'une organisation cadenassée.

– On a aussi noté une communication "descendante", constat tiré de l'observation et de l'analyse de l'organi- sation des séances, avant (peu de documents, et distri- bués en début de séance), pendant (distribution des temps de paroles et sujets abordés en fonction de l'ordre du jour fixé par les autorités, refus d'étendre les débats), et après (pas souvent d'approbation des PV, manque d'information sur le suivi, évaluation de type légitima- tion, non contradictoire).

– Il n'y a donc pas de concertation au sens propre ; dans la mesure où "concertation" suppose participation active, échange de vues, débat et argumentation, elle était irréalisable dans de telles conditions.

– Enfin, on a relevé des divergences à propos des sujets abordés et de la manière de les aborder selon qu'il s'agis- sait d'un volet police ou d'un volet social. Le volet police est présenté par une seule personne (souvent le Chef de corps) sans guère de débat, selon une présentation homogène et technique qui ne prête pas à la discussion du côté des autres participants (on a l'impression d'être incompétent pour discuter). Les matières de police ne sont globalement pas présentées ni perçues comme des sujets politiques (donc à discuter de façon démocra- tique) dans les CCPS.

Au contraire, le volet social fait le plus souvent l'objet d'une présentation éclatée, d'une contestation associative directe dans certains cas, et est plus facilement discutable car tout le monde croit avoir une certaine compétence sur ces sujets. Il y a cependant peu d'information réciproque entre les deux volets.

En outre, malgré sa logique technocratique, le Ministère de l'Intérieur, dans sa deuxième circulaire, pousse à une autre conception de la "représentativité" du conseil (plus de professionnels, des représentants de la population deviennent des membres souhaitables, on veut faire plus de place au milieu associatif); il met aussi l'accent sur la

meer bij te betrekken). Ze legt ook de nadruk op het over- leg en bevat verschillende organisatorische bepalingen om het werk doeltreffender te maken.

Ten slotte versterken de terughoudendheid en het pro- tectionisme van de besluitvormers (wat het gebruik en de werking van de ARPV's betreft) een tendens die ingaat tegen een versterking van de democratie, onverschillig of dit betekent dat de ondernomen acties transparant moeten zijn en jegens de bevolking verantwoord moeten worden of dat er een openbaar debat moet worden gevoerd over de waarden en doelstellingen die voorrang moeten krijgen.

Nog altijd in verband met dit tweede aspect wenst mevrouw Isabelle Poulet enkele opmerkingen over de pre- ventieambtenaren te maken.

De Brusselse gemeenten hebben er enige tijd over gedaan om preventieambtenaren aan te werven en zich rekenschap te geven van de omvang van het werk dat deze opdracht kon inhouden.

In een eerste fase heeft men deze functie soms toever- trouwd aan iemand die reeds andere taken in de gemeente uitoefende (schepen, gemeentesecretaris, enz.). Wegens de werklast van deze nieuwe functie konden deze personen ze dus niet naar behoren uitoefenen.

In andere gevallen heeft men ervaren personen gekozen die reeds ervaring hadden of reeds vertrouwd waren met de gemeentepolitiek en zelfs met het verenigingsleven. Soms heeft men jongeren aangeworven met een goede theoretische opleiding die echter geen ervaring hadden voor een dergelijke functie waarbij alles opgestart moest worden.

Bijgevolg was er dus een groot personeelsverloop en is men personeel beginnen aan te werven dat beter opgewas- sen was tegen zijn taak.

De preventieambtenaar maakt vandaag deel uit van een team dat uit de manager (meestal de burgemeester), de pre- ventieambtenaar zelf, de verantwoordelijke voor de admi- nistratieve en financiële taken, de interne evaluator en de opdrachthouder bestaat.

Er zijn echter tegenstrijdigheden vastgesteld tussen de verschillende manieren (minstens drie) om deze veili- gheidscontracten te beheren:

Het woord "ambtenaar" bijvoorbeeld verwijst naar het klassieke openbaar ambt, met alles wat dat inhoudt; het duidt op een rol van uitvoerder van de beleidsbeslissingen, binnen een wel afgebakend gebied van het gemeentelijke administratieve actieterrein (een soort van nieuwe dienst in de gemeente) terwijl men ook zegt dat hij moet zorgen voor de transversale coördinatie van de verschillende gedeelten van het veiligheidscontract.

concertation et comporte différentes dispositions organisa- tionnelles pour un travail plus effectif.

Finalement, la frilosité et le protectionnisme des déci- deurs (du point de vue de l'usage et du fonctionnement des CCPS) ne font que renforcer une tendance allant à l'en- contre d'un renforcement de la démocratie, que celle-ci soit conçue en termes de transparence et de justification publique des actions entreprises et/ou en termes de débat public sur les valeurs et les finalités à privilégier.

Mme Isabelle Poulet, toujours dans ce deuxième axe, souhaite émettre quelques considérations à propos des fonctionnaires de prévention.

Les communes bruxelloises ont mis du temps à engager des fonctionnaires de prévention et à se rendre compte de l'ampleur du travail que pouvait représenter cette mission.

Dans un premier temps, on a parfois "ajouté" cette fonc- tion à quelqu'un qui exerçait déjà d'autres tâches dans la commune (échevin, secrétaire communal, etc) ; ces per- sonnes n'ont donc pas pu, en raison de la lourdeur de cette nouvelle fonction, l'assumer convenablement.

Dans d'autres cas, on a choisi des personnes expéri- mentées qui avaient déjà une expérience ou une connais- sance du milieu politique communal, voire aussi du monde social. Parfois, on a recruté des jeunes, possédant une bonne formation théorique, mais manquant d'expérience pour une fonction où tout était à inventer.

Il y a donc eu un important turn-over et on s'est ache- miné vers l'engagement de personnel qui était plus à la hau- teur et possédait l'envergure nécessaire.

Le fonctionnaire de prévention fait aujourd'hui partie d'une équipe, qui comprend le manager (le plus souvent le bourgmestre), le fonctionnaire de prévention lui-même, le responsable des tâches adminstratives et financières, l'éva- luateur interne et le chargé de mission.

On a constaté cependant des tiraillements entre les diffé- rentes façons de concevoir le pilotage de ces constrats de sécurité :

Le mot "fonctionnaire" par exemple fait référence à la Fonction Publique classique, avec tout ce que cela peut comporter : il évoque un rôle d'exécutant des décisions politiques dans une sphère bien délimitée de l'action admi- nistrative communale (une sorte de nouveau service admi- nistratif dans la commune) alors que l'on dit aussi qu'il doit être un coordinateur transversal des différents volets du contrat de sécurité.

De benaming en de rol van een "opdrachthouder" lijkt daar- entegen beter aan te sluiten bij het transversaal beheer en de dynamische uitvoering van een beleid waarvan men veronderstelt dat het stoelt op partnerschap en intersecto- raal overleg; de opdrachthouder komt in de instructies van het ministerie van Binnenlandse Zaken echter op de laatste plaats en hij wordt voorgesteld als een uitvoerder.

De functie van "manager" van het contract wordt mees- tal waargenomen door de burgemeester. Het gebruik van deze benaming, die afkomstig is uit de bedrijfswereld en uit het domein van de economie, geeft de burgemeester een soort van beheersrol (te vergelijken met het "management" van een bedrijf) en zwakt tegelijk het politiek belang van de functie af. Men draagt aldus bij tot het verspreiden van een technocratisch en niet-politiek concept van de gemeen- telijke actie.

Een overzicht over de preventieambtenaren zal er als volgt kunnen uitzien:

L'appellation et le rôle d'un "chargé de mission" sem- blent par contre mieux correspondre à une gestion trans- versale et à la mise en œuvre dynamique d'une politique censée être partenariale et intersectorielle ; cependant, dans les instructions du Ministère de l'Intérieur, le "chargé de mission" vient en dernier lieu et est présenté comme un exécutant.

La fonction de "manager" du contrat est le plus souvent assumée par le bourgmestre. L'utilisation de cette appella- tion qui vient du monde des entreprises et du domaine éco- nomique connote et redéfinit le rôle du bourgmestre dans un sens gestionnaire (comme le "management" d'une entre- prise), en diminuant en même temps l'importance politique de la fonction. On contribue ainsi à la diffusion d'une conception technocratique et non politique de l'action com- munale.

Un tableau récapitulatif concernant les fonctionnaires de prévention pourrait se présenter comme suit :

Referentienormen

Vaststellingen

Opdrachten volgens circulaire van 92

De vergaderingen van de ARPV voorbereiden, docu- mentatie samenstellen, de follow-up van de raad en de subraden op zich nemen, het jaarverslag van de Raad opstellen

"een aanspreekpunt zijn voor alle diensten die bij de strijd tegen criminaliteit betrokken zijn".

Taken voor het gemeentelijk niveau (in volgorde van belangrijkheid)

1. Administratief, financieel en personeelsbeheer van het veiligheidscontract: zwaar en tijdrovend.

2. Coördinatie van de projecten en supervisie: meer dan een aanspreekpunt maar beperkt tot het sociale gedeelte en verschillend uitgevoerd volgens de per- soonlijkheid van de aangewezen ambtenaren.

3. Secretariaat van de raad en de subraden: waargeno- men maar volgens een minimalistische en formalis- tische interpretatie (voorbereiding en documentatie = versturen van de convocaties en verdeling van docu- menten, follow-up = opstellen van de notulen), wegens tijdsgebrek en volgens de opvatting en de werkingswijze van de ARPV.

4. Link met ander gemeentelijk preventiebeleid: zeer variabel volgens de gemeenten en afhankelijk van de ambtenaar (keuze van de gemeente)

5. Verspreiding van informatie onder de bevolking.

Administratieve opvatting van de functie, de ambte- naar wordt beschouwd als een uitvoerder.

Dispositions de référence

Constats

Missions selon circulaire de 92

Préparer les réunions du CCPS, constituer la documen- tation, assurer le suivi du Conseil et des sous-conseils, rédiger le rapport annuel du Conseil

" être un point de contact important pour tous les ser- vices concernés par la criminalité ".

Missions dévolues au niveau communal (par ordre d'im- portance)

1. Gestion administrative, financière et du personnel du contrat de sécurité : lourde et mangeuse de temps.

2. Coordination des projets, et supervision : plus que point de contact, mais limitées au volet social et diversement réalisée selon la stature des fonction- naires désignés.

3. Secrétariat du conseil et sous-conseils : réalisé mais selon une interprétation minimaliste et formaliste (préparation et documentation = envoi des convoca- tions et distribution de documents, suivi = rédaction de PV), faute de temps et selon conception et mode de fonctionnement des CCPS.

4. Lien avec autres politiques communales de préven- tion : très variable selon les communes et dépendant de la stature du fonctionnaire (choix communal).

5. Diffusion de l'information auprès du public. Concep- tion administrative de la fonction, fonctionnaire considéré comme un exécutant.

Derde kracktlijn: De strijd tegen ket afkaken op sckool

Dit thema is slechts vanaf 1994 in de veiligheidscon- tracten opgenomen en is tamelijk specifiek voor het Brussels Gewest.

De projecten tegen het afhaken op school die met de vei- ligheidscontracten gefinancierd worden, passen in een rui- mere regeling, namelijk het DAS (Dispositif Accrochage Scolaire), dat door het Centrum voor Gelijkheid van Kansen wordt gestuurd. Het bestaat uit een overlegregeling en uit een specifiek lokaal stuurcomité maar brengt gere- geld grotendeels (in theorie) dezelfde actoren (burgemees- ter, politie, gemeentelijke bemiddelaars, verenigingen van sociale veldwerkers in de jeugdsector, enz.) rond de tafel.

In het Brussels Gewest bestond de bijdrage van de vei- ligheidscontracten in een cofinanciering door het Gewest (toewijzing van één van de gemeentelijke bemiddelaars) en het Ministerie van Binnenlandse Zaken (versterking van de Diensten Gezin en Jeugd (DGJ), aanwerving van politie- assistenten en/of burgerpersoneel in de DGJ's, oprichting van cellen die gespecialiseerd zijn in afhaken op school.

Er zij benadrukt dat het DAS aansluit bij de verschil- lende werkzaamheden die voorheen door andere instellin- gen en volgens een andere filosofie werden uitgevoerd. Door het nieuwe institutionele kader, waardoor die rege- ling in de veiligheidscontracten moet worden opgenomen, worden de betekenis, de filosofie en de organisatorische

Troisième axe : La lutte contre le décrockage scolaire.

Cette thématique n'a été inscrite dans les contrats de sécurité qu'à partir de 1994 seulement et est assez spéci- fique à la Région bruxelloise.

Les projets de lutte contre le décrochage scolaire financés par les contrats de sécurité s'inscrivent dans un dispositif plus large, à savoir le DAS (Dispositif Accro- chage Scolaire), piloté par le Centre pour l'Egalité des chances, comportant un dispositif de concertation et de pilotage local spécifique, mais rassemblant en grande par- tie (théoriquement) les mêmes acteurs (bourgmestre, police, médiateurs communaux, associations de travail- leurs sociaux orientés vers les jeunes, etc).

En Région bruxelloise, la contribution des contrats de sécurité a consisté en un cofinancement par la Région (affectation d'un des médiateurs communaux) et par le Ministère de l'Intérieur (renforcement des Services Famille Jeunesse (SFJ), engagement d'assistants de police et/ou de personnel civil dans les SFJ, création de cellules spécia- lisées en décrochage scolaire).

Le DAS (Dispositif d'Accrochage Scolaire), il faut le souligner, se situe dans le prolongement de différents tra- vaux et réflexions antérieurs menés dans d'autres cadres institutionnels et selon une autre philosophie. Le nouveau cadre institutionnel qu'implique l'inscription dans les contrats de sécurité modifie le sens, la philosophie et l'ap-

aanpak van dit probleem gewijzigd: van een kritische ana- lyse van het onderwijsbeleid (vooral van het beroepson- derwijs) en van de organisatie van de scholen gaat men met het DAS over naar een individuele bewustmaking van de leerlingen en de ouders, met als gevolg dat de ontwikke- laars van de eerste projecten in verband met deze proble- matiek zich niet konden terugvinden in het DAS en even- min in het deel van de veiligheidscontracten dat aan het afhaken op school is gewijd. Dit heeft vanaf het begin voor een malaise gezorgd en was een heel slechte start voor deze regeling, die de kaart van het overleg trekt.

Het DAS bestaat uit 3 pijlers:

1ste pijler: coördinatie: algemeen en gecoördineerd beheer, harmonisering van de taken van alle actoren, hen rond de tafel brengen, samenwerking bevorderen, weder- zijdse informatie over elkaars taken;

2de pijler: reactivering: alle actoren in de strijd tegen afhaken op school identificeren, de mogelijkheden inzake preventie en bestraffing nader omschrijven, ze reactiveren en de doeltreffendheid ervan evalueren;

3de pijler: innovatie: aanwerving van 28 bemiddelaars in de scholen door de Franse Gemeenschap, aanwerving of heroriëntering van een gemeentelijke bemiddelaar naar de jongeren op straat, aanwerving van politieassistenten die belast zijn met het uitvoeren van beleid tegen het afhaken op school, organisatie van lokale coördinatie opdat de acto- ren elkaar kunnen ontmoeten, voeren van plaatselijke acties en het slaan van bruggen tussen de school en de sociale omgeving. Er zijn twee soorten actoren: de actoren binnen de school en de actoren buiten de school.

In het DAS zijn er dus duidelijk twee redeneerwijzen en twee actieniveaus:

– de actoren binnen de school worden belast met de reor- ganisatie van de school om de controle op het school- verzuim te verscherpen. Ze moeten ook leerlingen met moeilijkheden begeleiden, de contacten met ouders ver- zorgen, de eerste contacten met de externe partners leg- gen, samenwerkingsvormen met deze laatsten opstarten, informatie verspreiden, de problemen inzake absen- teïsme begrijpen en trachten op te lossen ;

– de actoren buiten de school (de tweede lijn) hebben als taak de actoren binnen de school te kennen en te ont- moeten om de moeilijkheden van de jongeren in de school en in de samenleving op te lossen (wederzijds informatie, analyse van de behoeften en de moeilijkhe- den, opzetten van samenwerkingsnetten, nieuwe initia- tieven).

In alle teksten over het DAS komt een neiging naar voor om te opteren voor een individuele aanpak inzake het afha- ken op school, inzonderheid door tegelijk op de twee voor- melde actieterreinen te werken.

proche organisationnelle de cette préoccupation : d'une analyse critique de la politique de l'enseignement (surtout professionnel) et de l'organisation des régimes scolaires et des établissements, on passe avec le DAS à une mise en cause et une responsabilisation individuelles des élèves et des parents ; cela fait que les promoteurs des premiers pro- jets d'intervention sur cette problématique ne se sont pas retrouvés, ni dans le DAS, ni dans le volet des contrats de sécurité consacré au décrochage, ce qui a provoqué un malaise dès le début et un bien mauvais départ pour ce dis- positif misant sur la concertation.

Le dispositif du DAS comporte 3 piliers :

1er pilier : la coordination : gestion globale et coor- donnée, harmoniser les missions de tous les acteurs, les mettre autour de la table, créer les synergies, informer les uns et les autres des missions de chacun;

2ème pilier : la réactivation : identifier tous les acteurs de la lutte contre le décrochage scolaire, préciser les filières de prévention et de sanction, les réactiver et évaluer leur efficacité;

3ème pilier : l'innovation : engagement de médiateurs scolaires par la Communauté Française, engagement ou réorientation d'un médiateur communal vers les jeunes en rue, engagement d'assistants de police chargés du décro- chage, organisation de coordinations locales permettant aux acteurs de se rencontrer, lancement d'actions locales et de passerelles entre l'école et son environnement social, avec deux types d'acteurs : les intra-scolaires et les extra- scolaires.

Le DAS met donc en évidence 2 logiques et 2 niveaux d'action:

– les acteurs intra-scolaires sont chargés de réorganiser l'école pour un meilleur contrôle des absences, sont chargés aussi du suivi des élèves en difficulté, des contacts avec parents, de l'initiation de contacts et de collaborations avec les partenaires extérieurs, de la dif- fusion d'information, de la compréhension et de la réso- lution des problèmes d'absentéisme;

– les acteurs extra-scolaires ont pour mission de connaître et de rencontrer les acteurs intra-scolaires pour répondre aux difficultés scolaires et sociales des jeunes (informa- tion mutuelle, analyse des besoins et des difficultés, création de réseaux de coopération, initiatives nou- velles).

L'ensemble des textes consacrés au DAS tend à adopter une perspective individualisante à propos du décrochage scolaire, notamment à travers l'articulation de ces deux logiques d'action.

En ofschoon erop sterk op aangedrongen wordt om de burgmeester bewust te maken van de omvang van het pro- bleem van het afhaken op school en ze gevraagd worden om het plaatselijk overleg met alle actoren voor te zitten, bestaan er geen voorschriften of richtlijnen over de rol die elkeen moet spelen.

De spelregels worden echter enigszins toegelicht in twee teksten:

De eerste tekst is een circulaire van het Parket aan de politiediensten van februari 94. Hierin wordt gepreciseerd dat het Parket voor elk aangeklaagd geval een onderzoek moet instellen en voor de follow-up ervan kan zorgen. De doelstellingen worden als volgt omschreven : "ertoe bij- dragen dat de jongere opnieuw naar school gaat in een gun- stige omgeving". , "als laatste redmiddel fungeren wan-

neer als de rest mislukt is"; de circulaire legt ook de voor- schriften voor de politie vast: meer controles (op straat) in overleg met de scholen, de bemiddelaars van de scholen en andere actoren; ze beveelt een snelle reactie aan; ze heeft ook de acties tegen het spijbelen ingevoerd die elk kwar- taal worden gevoerd in alle politiezones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Algemeen mag men, met betrekking tot het politiege- deelte van het DAS, stellen dat de nieuwe middelen die beschikbaar worden gesteld, niet alleen een al bestaande politieopdracht hebben versterkt maar ook gezorgd hebben voor meer individueel toezicht en controle dan voorheen. Bovendien heeft het feit dat de politie zich nu ook met dit soort van problemen bezighoudt verwachtingen geschept bij de bevolking (ouders kloppen nu direct aan bij de poli- tie in geval van problemen met hun kinderen) en bij som- mige scholen.

Deze maatregel heeft de zaken er voor de politieassis- tenten echter niet makkelijker op gemaakt. Ze waren bin- nen het politiekorps al enigszins gemarginaliseerd omdat hun werk beschouwd werd als "sociaal werk", omdat er geen richtlijnen zijn wat de grenzen van hun bevoegdheid betreft om individueel te begeleiden. Het is geen sinecure voor de politieassistenten om hun plaats te vinden en een werkterrein te begrenzen dat in overeenstemming is met hun politiefunctie. De problemen zijn des te groter daar er, op lokaal vlak, in het algemeen weinig op coördinatie is tussen de verschillende partners van het DAS tenzij voor sommige welbepaalde zaken en op interpersoonlijk vlak (wat ook gezorgd heeft voor grote verschillen tussen de gemeenten).

De circulaire van het Parket heeft voorschriften opge- steld in verband met het opstellen van de processen-ver- baal en het doorsturen naar het Parket naargelang van het eenmalige, sporadische, regelmatige, chronische school- verzuim door de jongere of van het feit dat hij niet in een school is ingeschreven :

– eenmalig (geen proces-verbaal);

Toutefois, si ce n'est une insistance sur la nécessité de sensibiliser les bourgmestres à l'importance de la problé- matique du décrochage scolaire et une invitation qui leur est adressée à présider une concertation locale entre tous les acteurs, il n'y a pas d'injonctions ou de directives pré- cises quant aux tâches des uns et des autres.

Deux textes ont toutefois précisé quelque peu les règles du jeu :

Tout d'abord, une circulaire du Parquet adressée aux ser- vices de police en février 94 : Elle précise que le Parquet ouvre une information dans chaque cas dénoncé et peut organiser un suivi ; elle définit ses objectifs comme "contri- buer à la reprise de la scolarité par le jeune dans un contexte favorable" et sa contribution comme "en dernier ressort lorsque tout le reste a échoué"; elle établit aussi des pres- criptions à l'égard des polices : intensification des contrôles (en rue) en concertation avec les écoles, les médiateurs sco- laires et d'autres intervenants elle préconise une réaction rapide; et c'est elle aussi qui a créé les "opérations brosse" trimestrielles.

Globalement, en ce qui concerne le volet policier du DAS, on peut considérer que les nouveaux moyens mis à disposition ont renforcé une mission policière qui existait déjà, mais l'ont inscrite dans une optique de surveillance et de contrôle individuel plus affirmés qu'auparavant. La pro- motion de l'activité policière dans ce domaine de pro- blèmes a également créé de nouvelles attentes de la part du public (parents qui s'adressent directement à la police en cas de problèmes avec leurs enfants) et de la part de cer- taines institutions scolaires.

Par ailleurs, ce dispositif a contribué à créer ou à ren- forcer un malaise pour les assistants de police eux-mêmes. Déjà relativement marginalisés dans leurs corps de police parce que considérés comme faisant un "travail social", manquant de directives quant aux limites à donner à leur interventions de "suivis individuels", les assistants de police éprouvent des difficultés à se positionner et à se défi- nir un cadre de travail qui soit en concordance avec leur fonction policière. Les difficultés sont aussi exacerbées du fait qu'il n'y a généralement pas eu de véritable coordina- tion locale des différents partenaires du DAS si ce n'est ponctuellement et à un niveau interpersonnel (ce qui a pro- duit aussi de grandes disparités selon les communes).

Enfin la circulaire précitée du Parquet a établi des pres- criptions en ce qui concerne la rédaction de procès-verbaux et le renvoi au Parquet selon le caractère isolé, épisodique, régulier, chronique ou de non inscription du jeune:

– isolé (pas de procès-verbal);

– sporadisch: opstellen proces-verbaal + bericht aan de ouders;

– regelmatig: proces-verbaal + bericht en ontmoeting ouders + verwijzing naar de eerstelijnsdiensten of de dienst voor Jeugdbijstand;

– chronisch of niet ingeschreven: proces-verbaal en onmiddellijke inlichting van het Parket.

Men heeft natuurlijk gewezen op de moeilijkheden en op de besprekingen op lokaal niveau om de criteria in de praktijk te kunnen toepassen. Dit heeft tot aanleiding gege- ven tot uiteenlopende interpretaties in de verschillende gemeenten en tot verschillende praktijken.

Er is gebleken dat de acties tegen het spijbelen bijvoor- beeld moeilijk toepasbaar zijn in de praktijk, weinig ople- veren en vaak de indruk geven van pesterijen door de poli- tie.

Men heeft daarentegen vastgesteld dat de politieassis- tenten die daarvoor ingezet worden, zich vaak in grote mate op hun werk hebben toegelegd (in het bijzonder wat indi- viduele begeleiding, afspraken rond aanwezigheid ... betreft), misschien om gewaardeerd te worden door de gezinnen en jongeren die ze geholpen hadden. Dit optre- den dat men kan bekritiseren omdat men hiermee het bevoegdheidsdomein van de politiebegeleiding over- schrijdt - wat kan leiden tot verwarring wat de sociale rol betreft van de politie of wat deze verwarring in stand kan houden - kan gezien worden als een zoektocht naar com- pensatie voor het gebrek aan interne erkenning van en oog voor hun werk (binnen het korps, door gelijken en over- sten). Tegelijk wekt dit optreden weerstand op bij de andere sociale actoren en verzet tegen overleg, waardoor de politieassistenten nog meer op zichzelf gaan terug- plooien en zich nog moeilijker een plaats zullen vinden.

De opdrachten van de gemeentelijke schoolbemidde- laars zijn nog minder duidelijk vastgesteld. Er bestaat één tekst, te weten een richtlijn van het ministerie van Onderwijs van de Franse Gemeenschap van 1994 over de toepassing van de wetgeving op het schoolbezoek. De richtlijn heeft met name betrekking op de harmonisatie van de samenwerking tussen de actoren van het DAS en wijdt enkele regels aan de gemeentelijke schoolbemiddelaars "veiligheidscontracten" genoemd om een onderscheid te maken met de bemiddelaars binnen de school van de Franse Gemeenschap.

Het gaat om tamelijk duidelijke voorschriften over de gemeentelijke schoolbemiddelaars. De Franse Gemeen- schap compenseert enigszins het stilzwijgen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over de taken van zijn bemiddelaars die er alleen voorstaan en uiteindelijk "een beetje van alles" hebben gedaan.

Ten slotte werden al deze voorschriften in verschillende mate nageleefd in de verschillende gemeenten.

– épisodique : rédaction de PV + avis aux parents;

– régulier : PV + avis et audition parents + orientation vers les services de 1ière ligne ou SAJ proposée;

– chronique ou non inscription : PV et Parquet immédia- tement avisé.

On a évidemment relevé des difficultés et des discus- sions au niveau local pour "opérationnaliser" les critères, ce qui a conduit aussi bien à des interprétation divergentes dans les différentes communes qu'à des pratiques diffé- rentes.

Les "opérations brosse" par exemple se sont aussi révélées difficiles à appliquer, peu productives, et créaient souvent des sentiments de harcèlement et d'injustice.

Ainsi, on a noté que les assistants de police engagés dans ce cadre se sont le plus souvent fort investis dans leur tra- vail (particulièrement dans les suivis individuels, les contrats de fréquentation …) sans doute pour gagner une certaine reconnaissance de la part des familles et des jeunes aidés. Ces interventions que l'on peut critiquer parce qu'elles tendent à dépasser les limites d'un suivi policier et à instaurer ou à entretenir une confusion des rôles à propos des interventions policières dans le champ social, peuvent s'interpréter comme une recherche de compensation au manque de reconnaissance et de considération interne de leur travail (à l'intérieur du corps de police : par les pairs et par la hiérarchie). En même temps, ces pratiques ali- mentent l'opposition des autres intervenants sociaux et leur résistance à la concertation, ce qui renforce encore le repli des assistants de police sur leurs propres ressources et leurs difficultés de positionnement.

Les missions des médiateurs scolaires communaux sont encore moins bien définies. Un seul texte existe, à savoir une directive du Ministère de l'Education de la Commu- nauté Française, datant de 1994, et relative à l'application de la législation sur la fréquentation scolaire. Elle concerne notamment l'harmonisation de la collaboration entre les acteurs du DAS et consacre quelques lignes aux médiateurs scolaires communaux (dits "des contrats de sécurité" par distinction avec les médiateurs de la Communauté Française intra-scolaires).

On peut considérer qu'il s'agit de prescriptions assez claires en ce qui concerne les médiateurs scolaires com- munaux et que la Communauté française compense un peu le silence de la Région de Bruxelles-Capitale sur les mis- sions de ses médiateurs, livrés à eux-mêmes et qui ont fina- lement fait "un peu de tout".

Enfin, toutes ces prescriptions ont été diversement et inégalement respectées dans les différentes communes.

Tot besluit is mevrouw Isabelle Poulet van oordeel dat dit aspect het voorbeeld is van een beleid waarbij de taken onvoldoende omschreven zijn en de actoren te velde onvol- doende begeleid worden. Daardoor is er verwarring ont- staan bij deze actoren die hun werk zo goed mogelijk deden voor de bevolkingsgroep die zij verondersteld waren te die- nen, en daarbij in aanvaring kwamen met het verenigings- leven wegens het gebrek aan aandacht vanwege hun hië- rarchische meerderen. Deze veldwerkers hebben echter alles gedaan wat binnen hun mogelijkheden lag in de omstandigheden waarin ze zich bevonden.

Vierde kracktlijn: geïntegreerde preventie

Het concept "geïntegreerde preventie", zoals het van- daag meestal gebruikt wordt, namelijk met een publicitaire connotatie, is het beleidsconcept dat zowel de leidraad van de veiligheidscontracten moest zijn en "het product moest promoten".

Voor vele mensen is het echter moeilijk om te weten waarover het precies gaat, zoals ook het geval is voor het begrip "buurt", en de politieke of bestuursrechtelijke tek- sten zijn vaak zeer vaag. Als men deze teksten analyseert en vergelijkt met wat er te velde wordt waargenomen, kun- nen er echter verschillende elementen worden vastgesteld:

Dit concept bestaat echter uit twee aanvullende pijlers:

Een organisatorische pijler met betrekking tot de proce- dures die toegepast moeten worden voor overleg, partners- hip en samenwerking tussen de bij preventie "betrokken" diensten, waarbij benadrukt wordt gelegd dat de verschil- lende diensten (politie en sociale diensten, privé-diensten, overheidsdiensten, inschakeling van de gemeentelijke autoriteiten, van de bevolking en van de burgers) moeten samenwerken. Van deze pijler wordt er uiteindelijk het meest gesproken.

Van de "filosofische" pijler wordt daarentegen minder gesproken. Onder deze pijler wordt de formule "preventie

- repressie" verstaan: preventie om de repressie terug te dringen en repressie om de efficiëntie van de preventie te ondersteunen en om de verschillende vormen van preven- tie te integreren.

Er zijn drie verschillende vormen van preventie die geïntegreerd moeten worden:

– situatiegebonden preventie: technische, politionele en functionele preventie om toezicht te houden (met ver- schillende technische middelen en human resources), de "kansen" te verminderen en de doelen te versterken;

– sociale preventie: deze preventievorm groepeert alle klassieke acties van de klassieke types van primaire en secundaire preventie (sociaal welzijnsbeleid, specifieke

Mme Isabelle Poulet estime, en conclusion, que tout cet axe est l'exemple même d'une politique où le manque de définition des missions et le manque d'encadrement des acteurs de terrain, ont créé la confusion totale au niveau de ces acteurs, qui ont essayé tant bien que mal de rendre leur travail intéressant à leur niveau et utile au public qu'ils étaient censés servir, tout en se heurtant à la contestation des milieux associatifs et au manque d'attention de leur hié- rarchie. Ces acteurs de terrain ont cependant vraiment essayé de faire ce qu'ils pouvaient dans les circonstances où ils se trouvaient.

Quatrième axe : la prévention intégrée

Le concept de "prévention intégrée" – au sens où on l'emploie communément aujourd'hui c.-à-d. avec une connotation publicitaire – est le concept politique qui devait à la fois être le fil conducteur des contrats de sécu- rité et "promotionner le produit".

Cependant, comme pour le concept de "proximité", beaucoup de gens ont du mal à cerner de quoi il s'agit et les textes politiques ou administratifs qui en parlent sont assez dilués. En procédant à une analyse de ces textes et en les confrontant aux pratiques observées sur le terrain, on peut cependant relever plusieurs éléments.

Ce concept comporte en fait deux versants complémen- taires :

Un versant "organisationnel" portant sur les procédures à mettre en œuvre en matière de concertation, de partena- riat, de coopération entre services concernés par la pré- vention et insistant sur la nécessité d'articuler les interven- tions de différents services (police et services sociaux, ser- vices privés, services publics, mobilisation et implication des autorités communales et des citoyens). C'est de ce ver- sant que, finalement, on parle le plus.

Par contre, on parle moins du versant "philosophique" qui tient dans la formule "prévention-répression" : préven- tion pour faire reculer la répression et répression pour appuyer l'efficacité de la prévention, et où il s'agit d'inté- grer les différentes formes de prévention.

Ces différentes formes de prévention à intégrer sont au nombre de trois :

– la prévention situationnelle : prévention technique, poli- cière et fonctionnelle, en termes de surveillance (via différents moyens techniques et humains), de réduction des "opportunités" et de renforcement des cibles;

– la prévention sociale : présentée comme regroupant toutes les actions de type prévention primaire et secon- daire classiques (politiques sociales de bien-être, projets

projecten voor kansarme bevolkingsgroepen) of recen- tere acties zoals de projecten in het kader van het nieuwe integratie- en inschakelingsbeleid worden ontwikkeld en het sociale deel van de veiligheids- en samenlevings- contracten.

– strafrechtelijke preventie: van het type "herinnering aan de wet" volgens de twee niveaus van dit soort "preven- tie": algemene preventie (intimidatie, ontrading door dreiging met een rechtszaak en bestraffing) en bijzon- dere preventie (wijzen op de concrete gevolgen van de overtredingen van de wet).

De op preventie en repressie gebaseerde structuur en de verwezenlijking van deze filosofie van de geïntegreerde preventie zou bestaan in de organisatie van die drie pre- ventievormen dankzij overleg en partnership tussen de diensten en de actoren uit de verschillende betrokken gebieden (politie, welzijnssector en strafrecht). Dat is het politieke voornemen dat aan de basis ligt van de preven- tieve benadering van de veiligheidscontracten.

Op organisatorisch vlak is de integratie ver van verwe- zenlijkt. Ondanks de aanhoudende hokjesmentaliteit, het gebrek aan samenwerking tussen de diensten op het niveau van de instellingen en te velde, wordt niettemin vastgesteld dat die drie preventievormen naar elkaar toe groeien. Dat gebeurt jammer genoeg ten koste van de maatschappelijke preventie. Anderzijds stelt men vast dat de maatschappe- lijke preventie, als ze bestaat, vaak "geprangd" zit tussen de twee andere vormen die aan belang winnen. De maat- schappelijke preventie heeft ook te lijden aan de individu- alistische beginselen en de rationele en berekende instel- ling van de mens die onderhuids aanwezig zijn in de situ- atiegebonden en de strafrechtelijke preventie.

Daarom is er volgens mevrouw Isabelle Poulet een nei- ging om de problemen individueel aan te pakken. Aldus verliest men echter de collectieve dimensie van het pro- bleem en de oplossing uit het oog. Deze filosofie inzake preventie kadert in een op consensus berustende voorstel- ling van de maatschappelijke orde, dat de kern is van een politiek debat over de waarden en de vragen inzake sociale gerechtigheid. Ofschoon dit in feit niets te maken heeft met het "sociale contract", mag men het niet uit het oog verlie- zen en alleen een louter technische discussie voeren.

IV.3.2. Gedachtewisseling

De heer Jean-Jacques Boelpaepe onthoudt uit deze uit- eenzetting dat het systeem op verschillende punten niet coherent is en dat er een geïntegreerde aanpak nodig is, die er voor het ogenblik niet is, omdat daartoe de wil ontbreekt.

spécifiques s'adressant à des groupes fragilisés), ou plus récentes tels que les projets qui sont développés dans le cadre des nouvelles politiques d'intégration et d'insertion et le volet social des contrats de sécurité et de société;

– la prévention pénale : de type "rappel de la loi" selon les deux niveaux de ce type de "prévention" : prévention générale (intimidation, dissuasion par la menace d'une judiciarisation et d'une réaction pénale) et prévention spéciale (expérience concrète de ce qu'il en coûte d'en- freindre la loi).

L'articulation prévention-répression, et la réalisation de cette philosophie de la prévention intégrée, consisterait en l'articulation de ces trois formes de prévention grâce à la concertation et au partenariat entre les services et les inter- venants des différents champs (policier, social et pénal). C'est là l'intention politique qui sous-tend la philosophie préventive des contrats de sécurité.

Sur le plan organisationnel, l'intégration est loin d'être réalisée. Cependant, malgré les cloisonnements qui subsis- tent, malgré le manque de coopération entre les services au niveau institutionnel et sur le terrain, on constate quand même un mouvement vers l'articulation de ces trois formes de prévention. Et malheureusement, cela se réalise au détri- ment de la prévention sociale. On note d'une part que la prévention sociale, quand elle existe, est souvent "coincée" entre les deux autres formes qui prennent de plus en plus d'importance. On note aussi que la prévention sociale tend à être contaminée par les principes individualisants et la conception rationnelle et calculatrice de l'être humain qui sous-tendent la prévention situationnelle et la prévention pénale.

C'est pourquoi, selon Mme Isabelle Poulet, on relève un mouvement d'individualisation des problèmes. On tend dès lors à perdre de vue la dimension collective de l'analyse des problèmes et des solutions. Cette philosophie de la pré- vention s'inscrit dans une représentation consensuelle de l'ordre social qui fait l'économie d'un débat proprement politique sur les valeurs et les questions de justice sociale. Et bien que cette réflexion déborde du thème et touche à la notion même de "contrat social", il serait important de ne pas l'éluder en se rabattant exclusivement sur un niveau de discussion purement technique.

IV.3.2. Echange de vues

M. Jean-Jacques Boelpaepe estime que cet exposé a mis en évidence les incohérences du système. Il a aussi noté la nécessité d'une approche intégrée, qui, à ce jour, ne se réa- lise pas par manque de volonté.

Hij wijst er ook op dat de "nieuwe stadsberoepen" niet altijd goed omschreven zijn. Hij is verbaasd over de ver- schillen tussen de gemeenten en over de laksheid van de minister van Binnenlandse Zaken tegenover al die uiteen- lopende houdingen.

De heer Jean-Jacques Boelpaepe is van oordeel dat het einde van deze "warboel" nog lang niet in zicht is, als er geen orde op zaken wordt gesteld met betrekking tot die verschillende benaderingen, door onder meer duidelijke definities op te stellen.

De heer Marc Cools vond deze uiteenzetting in zekere zin technocratisch. Wat betekent bijvoorbeeld "de kijk van de politici op de buurtpolitie"? Het zal wellicht niet gemak- kelijk zijn om de buurtpolitiediensten te evalueren, omdat de doelstellingen van die politie niet duidelijk omschreven zijn.

In verband met de preventieambtenaren vindt de volks- vertegenwoordiger dat de spreekster een tamelijk enge visie heeft. Een ambtenaar is niet altijd een loutere uit- voerder.

Wat het standpunt over de preventieraden betreft, vraagt de heer Marc Cools zich ten slotte af of het niet gevaarlijk zou zijn om de band met de gemeentelijke mandatarissen te verbreken.

De heer Fouad Lahssaini vindt dat de uiteenzetting de problematiek in een ander daglicht stelt en op een aantal zaken wijst.

In 1992, voordat de veiligheidscontracten gesloten wer- den, had men er reeds op gewezen dat er een burgerschap- contract moest worden opgesteld en dat de betrekkingen tussen de administratie en de burgers moesten verbeteren. Met deze twee dimensies is onvoldoende rekening gehou- den in de veiligheids- en samenlevingscontracten.

De heer Fouad Lahssaini denkt dat de veiligheidscon- tracten beïnvloed zijn door een beleid op korte termijn en door de strijd tegen de criminaliteit, waarbij slechts enkele van die vroegere doelstellingen werden behouden en er niet genoeg middelen werden uitgetrokken om echt resultaten te boeken.

De nadruk werd bijgevolg op het politionele gedeelte gelegd met veel aandacht voor de "cijfers". Men heeft ech- ter vastgesteld dat men vandaag geconfronteerd wordt met de moeilijkheid om dat deel correct te evalueren. Dreigt het politionele deel bijgevolg niet te ontsnappen aan elke con- trole, vooral na de invoering van de nieuwe politiezones? Wat zal er gebeuren met het preventiewerk? Zal dat werk afgeschaft worden ten voordele van het meer opvallende politionele gedeelte? Is het preventieve gedeelte werkelijk een mislukking?

Il relève également que les "nouveaux métiers de la ville" ne font toujours pas l'objet d'une bonne définition et il se déclare interpellé par les disparités entre les com- munes, en s'étonnant du laxisme du Ministre de l'Intérieur envers toutes ces attitudes divergentes.

M. Jean-Jacques Boelpaepe est d'avis que si l'on ne met pas bon ordre dans toutes ces approches, par des définitions bien nettes notamment, on va continuer cette "soupe" encore longtemps.

M. Marc Cools a trouvé cet exposé empreint d'un cer- tain technocratisme. Que veulent dire par exemple les mots "la version politisée d'une police de proximité"? Justement, l'évaluation des polices de proximité sera sans doute diffi- cile parce que les objectifs de cette police ne sont pas clai- rement définis.

En ce qui concerne les fonctionnaires de prévention, le député trouve que la vision de l'intervenante est assez réductrice. Un fonctionnaire n'est pas toujours simplement et uniquement un exécutant.

Enfin, en ce qui concerne la position exprimée à propos des Conseils de prévention, M. Marc Cools se demande s'il ne serait pas dangereux de couper le lien avec les manda- taires communaux.

M. Fouad Lahssaini estime quant à lui que l'exposé donne une autre dimension et sensibilise à une série de choses.

En 1992, avant le lancement des contrats de sécurité, on avait déjà montré la nécessité d'établir un contrat de citoyenneté et la nécessité d'améliorer la relation entre l'Administration et les citoyens. Les contrats de sécurité et de société n'ont pas bien pris en compte ces deux dimen- sions.

M. Fouad Lahssaini pense que les contrats de sécurité ont été influencés par le "court terme" et par la lutte contre la criminalité, en ne gardant que certains de ces anciens objectifs, et sans se donner les moyens pour que cela marche vraiment.

Le volet policier a donc été mis en avant, avec une préoccupation de "chiffres", mais on a bien vu qu'on se trouve aujourd'hui devant la difficulté d'évaluer correcte- ment ce volet. Dès lors, ce volet policier ne risque-t-il pas d'échapper à tout contrôle, surtout après la création des nouvelles Zones de Police? Que va-t-on faire du travail de prévention? Ce travail sera-t-il éliminé au profit d'un volet policier plus visible? Le volet prévention est-il réellement un échec?

Bovendient stelt de volksvertegenwoordiger vast dat weinig gemeenten een democratisch debat over die veilig- heidscontracten hebben gehouden.

De heer François Roelants du Vivier vraagt om meer toelichtingen over de vzw Synergie.

Mevrouw Isabelle Poulet antwoordt dat de vzw Synergie een pluralistische vzw is, die in 1988 is opgericht door verschillende actoren uit de verenigingssector die zich bezighouden met opleiding, permanent onderricht en jeugdbijstand.

De raad van beheer bestaat uit 6 personen die allemaal actief zijn in gebieden die betrekking hebben op het maat- schappelijke doel van de vereniging (problemen en pro- blematiek betreffende jongeren). Deze wordt geleid door een multidisciplinair team van vorsers en opleiders. De vzw Synergie houdt zich bezig met de uitsluitingsproble- matiek en de inschakeling in het onderwijs en de opvoe- ding, de socio-professionele inschakeling, de maatschap- pelijke aanpassing van de jongeren, bijstand aan de jonge- ren, preventie van delinquentie, verantwoordelijk burger- schap, enz. Synergie werd in 1993 ook belast met de eva- luatie van de veiligheidscontracten voor rekening van de federale Minister van Buitenlandse Zaken voor de jaren 1996 tot 1998.

De heer François Roelants du Vivier komt terug op de "ontwaarding" van de functie van wijkagent en vraagt zich af of een grotere mobiliteit in de politiekorpsen van elke agenten geen "allrounders" zou maken. Hij vraagt of de politieschool van ons Gewest een opleiding tot wijkagent aanbiedt.

In verband met de buurtpolitie is mevrouw Anne Herscovici verwonderd over de kloof tussen de theorie en de praktijk. Voor het ogenblik wordt dit werk als een straf beschouwd, waaraan men met alle mogelijke middelen tracht te ontkomen, aangezien deze functie als minder- waardig wordt beschouwd.

De volksvertegenwoordigster voegt eraan toe dat het personeel dat voor de veiligheidscontracten wordt ingezet, zich in een onzekere positie bevindt, omdat het contracten van bepaalde duur, diverse substatuten heeft enz.

Ze heeft er ook akte van genomen dat veel gemeenten zich blijkbaar niet erg betrokken voelen bij de algemenere opdrachten of verplichtingen.

Mevrouw Isabelle Poulet antwoordt dat een technocra- tische regering een regering is die de nadruk legt op "tech- nische" modellen zonder al te veel na te denken over de filosofie van deze modellen of over bijvoorbeeld de maat- schappelijke doelen ervan. Een dergelijke regering evalu- eert niet of een richtlijn aan de realiteit is aangepast, maar wel of ze goed toegepast wordt.

En outre, le député note que peu de communes ont ouvert un débat démocratique sur ces contrats de sécurité.

M. François Roelants du Vivier demande de plus amples précisions sur l'asbl Synergie.

Mme Isabelle Poulet lui répond que l'asbl Synergie est une asbl pluraliste, créée en 1988 par différents acteurs du monde associatif intervenant dans les domaines de la for- mation, de l'éducation permanente et de l'aide à la jeunesse.

Le conseil d'administration est composé de 6 personnes toutes engagées à différents titres dans des domaines qui se rapportent à l'objet social de l'association (les problèmes et les problématiques qui concernent la jeunesse). L'asso- ciation est animée par une équipe pluridisciplinaire de chercheurs et de formateurs. Synergie travaille sur les pro- blématiques d'exclusion et les modalités d'insertion dans le domaine de l'enseignement et de l'éducation, le domaine de l'insertion socio-professionnelle, la socialisation des jeu- nes, l'aide à la jeunesse, la prévention de la délinquance, la citoyenneté responsable, etc. Synergie a également été chargée, depuis 1993, de l'évaluation des contrats de sécu- rité pour compte du Ministère fédéral de l'Intérieur.

M. François Roelants du Vivier, revenant à la dévalori- sation de la fonction d'îlotier, se demande si une plus grande mobilité au sein des corps de police ne permettrait pas à chaque agent de devenir un généraliste, et demande si l'École de Police de notre Région présente la mission d'îlotier.

Mme Anne Herscovici est frappée par la distance entre le discours et la pratique en ce qui concerne la police de proximité. Aujourd'hui, ce travail, ce boulot, est considéré comme une punition et on essaie donc d'y échapper par tous les moyens, puisque c'est une fonction considérée comme dévalorisante.

De même, poursuit la députée, le personnel affecté aux contrats de sécurité est lui-même insécurisé, par des contrats à durée déterminée, des sous-statuts divers, etc.

Elle a aussi noté que beaucoup de communes semblent se sentir peu directement concernées par des missions ou obligations plus générales.

Mme Isabelle Poulet répond qu'un gouvernement tech- nocratique est un gouvernement qui met l'accent sur des modèles "techniques", sans trop de réflexion quant à la phi- losophie de ces modèles ou sur ses finalités, par exemple sociales. Un tel gouvernement n'évalue pas, autre exemple, si une directive était bien adaptée, mais seulement si elle a été bien appliquée.

Wat de evaluatie van de buurtpolitie betreft, is de spreekster van oordeel dat de administratieve evaluatie haar bestaansreden heeft, maar dat er ook een op maat gesneden evaluatie nodig is op basis van de analyse van het probleem en de toepassing van de oplossingen. Er zouden dus aangepaste indicatoren voor de activiteiten of de oplos- sing van de problemen gevonden moeten worden.

Mevrouw Isabelle Poulet komt terug op de kritiek op de "ambtenaren". Ze vindt dat de functie van "ambtenaar" in het kader van de modernisering van het openbaar ambt een andere invulling zal krijgen. De strikte regels die voor het ogenblik de overhand hebben, het gebrek aan manoeu- vreerruimte en de piramidestructuur zijn allemaal aspecten die gewijzigd zullen worden. Ze is van oordeel dat de bena- ming van de functie bijzaak is, als ze maar duidelijk omschreven is.

Volgens de spreekster lijken de preventieraden zich langzaam open te stellen voor een democratisch debat, maar ze voegt eraan toe dat soms, althans in het begin, poli- tieke klantenbinding en nepotisme vastgesteld werden.

In verband met de manier waarop de gemeenten hun verplichtingen nagekomen zijn, herinnert mevrouw Isabelle Poulet eraan dat de verplichtingen van de gemeen- ten vooral betrekking hadden op kwantitatieve en materiële normen.

Wat de grotere klemtoon op het politionele gedeelte betreft, vindt mevrouw Isabelle Poulet het moeilijk om zich uit te spreken voordat de politiezones ingevoerd zijn. Ze vindt het risico waarop de volksvertegenwoordiger gewe- zen heeft, wel reëel.

In verband met de zin van de veiligheidscontracten is mevrouw Isabelle Poulet van oordeel dat er weliswaar een regeling voor de verschillende vormen bestaat, maar dat de mens er te rationeel en te artificieel benaderd wordt en dat het samenlevingscontract te restrictief opgevat wordt.

De titel "veiligheidscontracten" leent tot kritiek, omdat de maatschappelijke projecten er minder aandacht krijgen en zelfs bedreigd worden, omdat ze geen onmiddellijke resultaten opleveren.

Tot besluit komt mevrouw Isabelle Poulet terug op de mobiliteit in de politiekorpsen. Dat zou volgens haar een oplossing kunnen zijn, maar als de politie bij misdaadbe- strijding blijft zweren, zou een dergelijke mobiliteit ook tot gevolg kunnen hebben dat deze algemene "filosofie" bekrachtigd wordt.

De spreekster is het ten slotte eens met de opmerkingen over de wijkagenten, hoewel de Britse "bobbies" en de Franse "gardiens de la paix" (die onbewapend patrouille- ren) thans internationaal erkende begrippen zijn. Ze herin- nert eraan dat sommige wijkagenten geneigd zijn vooral

En ce qui concerne l'évaluation de la police de proxi- mité, l'intervenante estime que l'évaluation administrative a sa raison d'être mais qu'il faut aussi une évaluation repo- sant sur l'analyse des problèmes et la mise en œuvre des solutions, plus "taillée sur mesure". Il faudrait donc trou- ver des indicateurs d'activité ou de résolution des pro- blèmes ad hoc.

Revenant à la critique des "fonctionnaires", Mme Isabelle Poulet pense que dans le cadre de la modernisa- tion de la Fonction Publique, la notion de "fonctionnaire" aura un autre sens. Les règles strictes qui prévalent, le peu ou l'absence de marge de manœuvre, la structure pyrami- dale sont autant d'aspects qui seront modifiés. Ceci étant, elle estime que l'appellation de la fonction est un détail, pourvu qu'on la définisse bien.

En ce qui concerne les Conseils de prévention, il semble, selon l'intervenante, que l'on s'ouvre lentement au débat démocratique, mais elle ajoute que l'on a parfois, au début en tout cas, noté du clientélisme et du népotisme dans les recrutements.

Par ailleurs, en ce qui concerne la façon dont les com- munes se sont acquittées de leurs obligations, Mme Isabelle Poulet rappelle ce qu'elle a dit, à savoir que les obligations des communes concernaient surtout des normes quantita- tives et matérielles.

Quant à l'accentuation du volet policier, Mme Isabelle Poulet pense qu'il est difficile de se prononcer avant la mise en place de la réforme des Zones de police, mais elle pense que le risque soulevé par le député existe.

Au sujet du sens des contrats de sécurité, Mme Isabelle Poulet est d'avis qu'il y a quand même une articulation des formes prévues, mais que tout cela pèche par une concep- tion trop rationnelle, trop artificielle de la personne et une conception assez restrictive du contrat social.

Le titre même de "contrats de sécurité" est critiquable, parce que les projets sociaux s'y trouvent étouffés, voire même en danger parce qu'ils n'ont pas, eux, de résultats immédiats.

Mme Isabelle Poulet conclut en revenant sur la question soulevée de la mobilité au sein des corps de police. Ce pourrait être, pense-t-elle, une solution, mais si la philoso- phie générale de la police reste la lutte contre la crimina- lité, pareille mobilité pourrait aussi avoir pour effet de ren- forcer cette philosophie générale.

L'intervenante partage enfin les réflexions émises au sujet des îlotiers, alors que les concepts des "bobbies" bri- tanniques et des "gardiens de la paix" français (circulant sans armes) sont devenus aujourd'hui des concepts inter- nationaux reconnus. Elle rappelle que certains îlotiers, dans

informatie in te zamelen met het oog op repressie, om hun functie te trachten te herwaarderen.

IV.4.1. Hoorzitting van de heer Andrea Rea, professor aan de Université Libre de Bruxelles (Studie- groep over etnische groepen, racisme, migraties en uitsluiting - GERME)

De korte uiteenzetting van de heer Andrea Rea baseert zich hoofdzakelijk op de resultaten van drie onderzoeken. Het gaat ten eerste over twee samenstellingsverslagen ver- wezenlijkt door twee onderzoekscentra die de opdracht kregen van het ministerie van Binnenlandse Zaken om de evaluaties op te maken van de veiligheidscontracten : Synergie, onder leiding van mevrouw Isabelle Poulet en de "Ecole des Sciences Criminologiques Léon Cornil" van de Université Libre de Bruxelles onder leiding van de heer Philippe Mary. Dan zijn er de grootste besluiten uit een onderzoek over "Het impact van de nieuwe Belgische maatschappelijke en strafrechtelijke beleiden en het gevoe- len van onveiligheid in de steden". Het onderzoek werd gefinancierd door de federale diensten voor het weten- schappelijk onderzoek. Het werd gecoördineerd door pro- fessor Luc Van Campenhoudt en verwezenlijkt door de Brusselse Sint-Lucasschool, Synergie, de KUL (Departe- ment strafrecht en criminologie) en de Université Libre de Bruxelles (Ecole des sciences criminologiques Léon Cornil).

De balans van de veiligheids- en maatschappijcontrac- ten kan worden opgemaakt op basis van de hoofddoelstel- lingen van het gevoerde beleid.

De heer Andrea Rea merkt op dat zijn korte analytische presentatie een paar vereenvoudigingen inhoudt en dat een langere uiteenzetting uiteraard meer genuanceerd zou voor- komen. Hij kan nochtans een tiental punten opsommen.

– Een burgervriendelijk beleid

Het verbeterde onthaal op de commissariaten vormt daar een voorbeeld van.

Maatregelen tegen ongezondheid en niet-functionaliteit werden genomen : inrichting van de wachtzalen, herstel van de lokalen, veranderde verlichting, specifieke inrich- ting voor het slachtofferverhoor. Het gaat vooral om infrastructuurinvesteringen. Over het algemeen werd aan die werkzaamheden in de eerste toepassingsjaren van de veiligheidscontracten begonnen. Meer dan de helft van de begroting van het politieluik werd er aan besteed.

– De hulp aan de slachtoffers

In bijna alle commissariaten zijn Bureaus van Slacht- offerhulp geopend.

leur quête de revalorisation, ont tendance à surtout récol- ter des informations servant les buts de répression.

IV.4.1. Audition de M. Andrea Rea, professeur à l'Université Libre de Bruxelles (Groupe d'étude sur l'Ethnicité, le Racisme, les Migrations et l'Exclusion - GERME)

M. Andrea Rea précise tout d'abord que la brève pré- sentation qu'il va faire se base principalement sur les résul- tats de trois recherches. Il s'agit d'abord de deux rapports de synthèse réalisés par les deux Centres de recherche chargés par le Ministère de l'Intérieur de réaliser les éva- luations de contrats de sécurité : Synergie, sous la direc- tion d'Isabelle Poulet, et l'École des Sciences Crimi- nologiques Léon Cornil de l'Université Libre de Bruxelles, sous la direction de Philippe Mary. Ensuite, les principales conclusions d'une recherche intitulée "L'impact des nou- velles politique socio-pénales belges sur les relations socia- les et sur le sentiment d'insécurité en milieu urbain", finan- cée par les services fédéraux de la recherche scientifique. Cette recherche, coordonnée par le Professeur Luc Van Campenhoudt, a été réalisée par les Facultés Saint-Louis de Bruxelles, Synergie, l'Université Catholique de Louvain (Département de droit pénal et de criminologie) et l'Uni- versité Libre de Bruxelles (École des sciences criminolo- giques Léon Cornil).

Le bilan des contrats de sécurité et de société à Bruxelles peut être dressé à partir des principaux objectifs que s'était définie cette politique.

M. Andrea Rea souligne que cette présentation, analy- tique par la brièveté de son exposé, n'est pas exempte de simplification et que des nuances pourraient être apportées par un développement plus long. On peut cependant briè- vement passer une dizaine de points en revue :

– Une police près du citoyen.

Cet objectif s'est marqué notamment par l'amélioration de l'accueil des commissariats.

Des mesures luttant contre l'insalubrité et la non-fonc- tionnalité ont été prises : aménagement de salles d'attentes, réfection des locaux, transformations de l'éclairage, amé- nagements spécifiques pour l'audition des victimes. Il s'agit essentiellement d'investissements d'infrastructure. Ces der- niers ont été initiés généralement au cours des premières années des contrats de sécurité et représentent près de la moitié du budget alloué au volet policier.

– L'aide aux victimes.

Des Bureaux d'Aide aux Victimes ont été ouverts dans pratiquement tous les commissariats.

Om te vermijden dat de politieagenten zouden verande- ren in maatschappelijke werkers die aan psychotherapeuti- sche praktijken doen, werden de opdrachten van de inter- venanten in 1994 rond twee polen herbepaald, met name het onmiddellijke onthaal en de oriëntering.

De werking van de Bureaus voor Slachtofferhulp varieert van het ene kantoor naar het andere. Sommige bureaus hebben hun eigen plaats binnen het commissariaat, andere daar buiten van. De bezoeken na de gepleegde over- treding vormen één van de belangrijkste activiteiten van deze bureaus. Hun praktijken blijven gepaard gaan met andere initiatieven onder de bevoegdheid van bijvoorbeeld de Gemeenschappen.

– De buurtpolitie

De buurtpolitie is ongetwijfeld het onderwerp bij uitstek dat de hiaat tussen de politieke toespraken en de praktijk het sterkste doet uitkomen. Nochtans gaat het om "de speerpunt van het politiek discours", om te spreken met de woorden van Cédric Strebelle, criminoloog aan de ULB.

Buurt- en samenlevingsproblemen veranderen pas in maatschappelijke problemen als dusdanig wanneer ze de vorm van veiligheidsproblemen aannemen, maar zijn die wel echte veiligheidsproblemen?

Het beleid inzake de strijd tegen de onveiligheid én uit- sluiting vloeien in elkaar en zijn met elkaar in competitie. Indien gemeentelijke contracten de beide beleidsvormen moeten handhaven of van nul af ontwikkelen, moet er tevens orde op zaken komen in de openbare beleidsinstru- menten. Er moet bijvoorbeeld aan de politieke wereld wor- den gevraagd om de competitiegraad onder de beleidsins- trumenten te beperken, waardoor hun toepassing op het ter- rein aan doeltreffendheid verliest.

De studies over onveiligheid en de openbare beleids- plannen ter zake hebben als voornaamste besluit dat het verschil tussen enerzijds de openbare beleidsinstrumenten inzake preventieve en repressieve politiepraktijken en de stedelijke en maatschappelijke beleidsmaatregelen ander- zijds, moet worden hersteld.

– De actievriendelijke en preventieve actie van het poli- tiewerk

Alhoewel talrijke maatregelen in andere diensten wer- den genomen om het werk in de wijken (met de wijkagen- ten, het aanwerven van nieuwe agenten, enz.) te verbete- ren, ging het werk van de wijkagenten er niet op vooruit. De wijkagenten en de gedecentraliseerde antennes worden niet speciaal herwaardeerd.

Vaak is de wijkagent een gestraft of oude agent, die bovendien slecht betaald is. Momenteel wordt het werk van

Toutefois, pour éviter que les agents policiers ne se transforment en assistants sociaux et n'aient recours à des pratiques psychothérapeutiques, les missions des interve- nants ont été redéfinies en 1994, autour de deux pôles : l'ac- cueil immédiat et l'orientation.

Il existe une grande variété dans le fonctionnement des bureaux d'aide aux victimes : certains sont inscrits à l'inté- rieur des commissariats, d'autres à l'extérieur. Les visites post-infractionnelles constituent l'une des activités les plus importantes de ces bureaux. Les pratiques des bureaux d'aide aux victimes restent en superposition avec d'autres initiatives relevant, par exemple, des Communautés.

– La police de proximité.

La police de proximité constitue sans nul doute le sujet où le hiatus entre les discours politiques et la pratique est le plus profond. Pour reprendre l'expression de Cédric Strebelle, criminologue à l'ULB, il s'agit pourtant "du fer de lance du discours politique".

Ainsi, des problèmes de voisinage, de cohabitation ne deviennent des problèmes sociaux entendus que s'ils "deviennent" des problèmes de sécurité, mais sont-ils vrai- ment de réels problèmes de sécurité ?

Les politiques de lutte contre l'insécurité et celles de lutte contre l'exclusion se superposent, se concurrencent. S'il convient de les maintenir et de les développer à partir du bas, par les communes, sur base de contractualisation, il convient aussi de mettre un peu d'ordre dans les poli- tiques publiques en demandant aux pouvoirs politiques de limiter les concurrences qui se traduisent par une perte d'ef- ficacité dans leur application sur le terrain.

Une des conclusions les plus marquées des études sur l'insécurité et les politiques publiques en la matière tend à insister sur la nécessité de restaurer une différence entre les politiques publiques de prévention et de répression poli- cière d'une part, et les politiques sociales et urbaines d'autres part.

– L'action proactive et préventive du travail policier.

S'il y a eu de nombreuses mesures dans d'autres services pour améliorer le travail de proximité (avec les îlotiers, l'engagement de nouveaux agents etc.), le travail des agents de quartier ne s'est pas développé. Les agents de quartiers et les antennes décentralisées ne bénéficient pas de valori- sation particulière.

L'agent de quartier est souvent, soit un agent puni, soit un vieux, qui de surcroît est mal payé. Il manque pour l'ins-

Document Metadata

Table of Contents

BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD

Document Metadata