Stationsstraat 10 A
nr. 246 461 van 18 december 2020 in de zaak RvV X / VIII
In zake: X
Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat X. XXXXXXX
Xxxxxxxxxxxxxx 00 X
0000 XXXX-XXXXXXX
tegen:
de Belgische staat, vertegenwoordigd door de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie, thans de staatssecretaris voor Asiel en Migratie.
DE VOORZITTER VAN DE VIIIste KAMER,
Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Nigeriaanse nationaliteit te zijn, op 20 maart 2020 heeft ingediend om de schorsing van de tenuitvoerlegging en de nietigverklaring te vorderen van de beslissing van de gemachtigde van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie van 19 februari 2020 tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten (bijlage 26quater).
Gezien titel Ibis, hoofdstuk 2, afdeling IV, onderafdeling 2, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Gezien de nota met opmerkingen en het administratief dossier.
Gelet op de beschikking van 30 oktober 2020, waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 26 november 2020.
Xxxxxxx het verslag van kamervoorzitter M. EKKA.
Gehoord de opmerkingen van advocaat X. XXXXXXX, die verschijnt voor de verzoekende partij en van advocaat T. XXXXXXX, die verschijnt voor de verwerende partij.
WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:
1. Onderzoek van het beroep
1.1. In het verzoekschrift kan het volgende worden gelezen:
“Uiteenzetting van de middelen
M.b.t het belang van verzoeker bij het verzoek tot nietigverklaring.
Xxxxxxxxx heeft er alle belang bij om de nietigverklaring te vragen van de bestreden beslissing gezien, indien hij dit niet doet vreest om teruggezonden te worden naar Frankrijk, alwaar zijn rechten niet gewaarborgd zijn, gelet op het feit dat, ten gevolge van de corona virus (Covid-19) epidemie, het niet toegestaan is aan personen die geen onderdaan zijn van een land dat behoort tot de Europese Unie, om Frankrijk binnen te komen en dit (voorlopig) voor een periode van 30 dagen vanaf 17.03.2020.
Dit decreet werd op 16.03.2020 genomen door de President van Franse Republiek. (zie stuk 2 - France Diplomatie).
Verzoeker heeft aldus een geldig en voldoende belang. Zijn belang is persoonlijk, rechtstreeks, actueel en wettig.
MIDDELEN aangevoerd door verzoekende partij
De bestreden beslissing is gebaseerd op het feit dat op 03.02.2020 voor verzoeker een terugname- verzoek werd gericht aan de Franse instanties.
De Franse instanties stemden op 09.04.2020 in met een overdracht van verzoeker, op grond van artikel X van de Verordening (EU) nr. 604/2013.
Gezien de Franse maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus, is verzoeker echter sedert 17.03.2020 niet meer toegelaten tot het Frans grondgebied.
De instemming tot overdracht tot verzoeker dient derhalve als niet meer bestaande te worden beschouwd.
Gelet op het feit dat er voor verzoeker geen mogelijkheid tot terugkeer naar Frankrijk meer bestaat, dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
Xxxxxxx verzoeker toch zou gedwongen teruggeleid worden naar de Franse grens, betekent dit een schending van art. 3 EVRM (onmenselijke en vernederende behandeling), gezien hij in Frankrijk geen recht op verblijf heeft en bijgevolg aldaar uitgesloten zou zijn van opvang, materiële steun, medische zorgen. Daarnaast loopt verzoeker door de overdracht risico op besmetting met het Covid-19 virus.
Verzoekende partij voert een schending aan van de algemene rechtsbeginselen en beginselen van behoorlijk bestuur, met name het redelijkheids- en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Gelet op de Corona epidemie in België en in Frankrijk, kan van een redelijke en zorgvuldige overheid verwacht worden dat de beslissing tot weigering van verblijf met bevel om het grondgebied te verlaten wordt ingetrokken.
Tot op heden is dit nog niet gebeurd.
Xxxxxxxxx vraagt aan de Minister om dit alsnog te doen en niet te wachten op een arrest van de Raad.”
1.2. De bestreden beslissing stelt dat België niet verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming en dat dit aan Frankrijk toekomt. Ze verwijst naar de toepassing van artikel 51/5 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van artikel 18§1b) van de Verordening van het Europees Parlement en de Raad (EU) nr. 604/2013 van 26 juni 2013.
1.3. In het administratief dossier zit een brief van 18 augustus 2020, waarbij de Belgische autoriteiten de vraag tot terugname/overname van verzoeker afwijzen, die werd gesteld door de Franse autoriteiten op 12 augustus 2020. Ze wijzen erop dat de Franse autoriteiten op 9 februari 2020 zelf hebben ingestemd met de vraag van de Belgische autoriteiten om verzoeker terug- of over te nemen. Tevens stellen ze dat aangezien verzoeker op 12 augustus 2020 zelf naar Frankrijk is gegaan, de Dublin-overeenkomst werd gerespecteerd aangezien verzoeker zichzelf heeft overgebracht (“Furthermore, based on the fact that the person entered France on 12.08.2020, it appears that the Dublin agreement has been met because the applicant transferred himself”).
1.4. De verzoekende partij betwist of weerlegt ter terechtzitting niet dat ze zelf naar Frankrijk is gegaan.
1.5. Op de vraag of ze hierdoor nog belang heeft bij het middel zoals het hierboven werd weergegeven, gedraagt de verzoekende partij zich naar de wijsheid van de Raad. Hiermee wordt het belang bij het middel niet aangetoond.
Het middel is derhalve onontvankelijk, bij gebrek aan belang.
2. Korte debatten
De verzoekende partij heeft geen ontvankelijk middel dat tot de nietigverklaring van de bestreden beslissing kan leiden aangevoerd. Aangezien er grond is om toepassing te maken van artikel 36 van het koninklijk besluit van 21 december 2006 houdende de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingen- betwistingen, wordt de vordering tot schorsing, als accessorium van het beroep tot nietigverklaring, samen met het beroep tot nietigverklaring verworpen.
OM DIE REDENEN BESLUIT DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN:
Enig artikel
De vordering tot schorsing en het beroep tot nietigverklaring worden verworpen.
Aldus te Brussel uitgesproken in openbare terechtzitting op achttien december tweeduizend twintig door: mevr. M. EKKA, kamervoorzitter
xxx. X. XXXXXX, xxxxxxxx
De griffier, De voorzitter,
X. XXXXXX X. EKKA