BELEIDSOVEREENKOMST
AANVULLEND GRONDBELEID EN BEWONERSBEGELEIDING
IN HET KADER VAN DE HAVENONTWIKKELING GENTSE KANAALZONE
Heden, vrijdag 8 november 2002
TUSSEN
Het Havenbedrijf van Gent – GAB met maatschappelijke zetel te Gent, Xxxx Xxxxxxxxxxx 00, X 0000 Xxxx, hierbij vertegenwoordigd door de voorzitter van de Raad van Bestuur, de xxxx Xxxxxx Xxxxxxx
EN
De Stad Gent, hierbij vertegenwoordigd door de burgemeester, de xxxx Xxxxx Xxxx
EN
De Gemeente Evergem, hierbij vertegenwoordigd door de waarnemend burgemeester, mevrouw Xxxxxxxx Xx Xxxxx
EN
De Gemeente Zelzate, hierbij vertegenwoordigd door de burgemeester, de xxxx Xxxx Xxxxxxxxx
EN
De Provincie Oost-Vlaanderen, hierbij vertegenwoordigd door de gedeputeerde, de xxxx Xxxx Xx Xxxx
WORDT VASTGESTELD WAT VOLGT:
Gelet het Vlaams regeerakkoord van 9 juli 1999 waarbij voorgesteld werd dat in elk havengebied in Vlaanderen een strategisch plan en een ruimtelijk uitvoeringsplan moet
worden opgesteld dat uitgaat van een maximale bescherming van de omliggende woonzones, het behoud en het versterken van de ecologische infrastructuur binnen en buiten het havengebied en zuinig ruimtegebruik, waardoor de economische expansie van die havens niet langer gelijk staat met innemen van steeds nieuwe open ruimte ten koste van landbouw, natuur of bestaande woongebieden;
Dat onder de impulsen van het Gentse ROME project een strategisch plan werd ontwikkeld dat ingaat op deze regeringsbeslissing en waarbij alle wenselijke en noodzakelijke economische toekomstige ontwikkelingen van de Gentse haven in dit gebiedsgericht geïntegreerd beleid worden ingepast;
Dat door alle partners van het ROME-netwerk wordt erkend dat een duurzaam toekomstig economisch beleid zich het best ontwikkelt wanneer ook rekening wordt gehouden met aspecten van duurzaamheid, van zuinig ruimtegebruik en leefbaarheid van de woonfuncties in het gebied;
Dat in het kader van het strategisch plan meerdere acties worden ontwikkeld die deze uitgangspunten verder gestalte geven; dat deze overeenkomst erop gericht is om in het kader van de leefbaarheidsproblematiek in een aanvullend grondbeleid te voorzien en dit met het oog op de verwerving van te verwijderen woningen die door de uitbouw van bedrijventerreinen, haveninfrastructuur en haveninterne basisinfrastructuur alsook uitrustingsinfrastructuur, onleefbaar dreigen te worden omwille van een sterk verminderde (sociale) levenskwaliteit tengevolge van ontstane milieuhinder of omwille van negatieve beïnvloeding door specifieke economische ontwikkelingen;
Dat daarnaast ook in het uitvoeren van bepaalde gebiedsgerichte acties zoals de inrichting van de koppelingsgebieden wordt voorzien om, waar nodig, de economische van de woonfunctie te scheiden;
Dat tevens in een begeleidingsplan wordt voorzien om de maatschappelijke gevolgen voor bepaalde inwoners beter te kunnen opvangen.
* * *
I. TOEPASSINGSGEBIED
Het toepassingsgebied van de voorgestelde regeling inzake aanvullend grondbeleid en sociale begeleiding wordt conform artikel 2, 4e het Decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens bepaald door het havengebied, met name elke zeehaven en aanhorigheden van het Vlaamse Gewest die een ruimtelijk, economisch en functioneel geheel vormt, waarbij de concrete invulling gebeurt via de afbakening van de terreinen in de gewestplannen en gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.
De definitieve afbakening van het zeehavengebied zal gebeuren via het opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De juiste situering wordt bepaald door de bepalingen van het Havendecreet en de bepalingen van het richtinggevend gedeelte van het RSV. Het betreft een gebiedsdekkend RUP met verschillende lagen van hardheid en gedetailleerdheid.
Aan de afbakeningslijn wordt een stedenbouwkundig voorschrift gekoppeld dat van toepassing is voor het gehele gebied. Deelgebieden kunnen worden onderscheiden waarover voldoende kennis aanwezig is over de bestemming, inrichting, beheer (vb. koppelingsgebieden, R.O. voor zeehavengebonden activiteiten). Aan deze gebieden worden eigen stedenbouwkundige voorschriften gekoppeld.
In een overgangsfase geldt de voorlopige begrenzing van de havengebieden krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 (B.S., 1 november 2001).
De planologische afbakening van het zeehavengebied, noch het aanvullend grondbeleid zal geen enkele directe of indirecte relatie of invloed hebben op de huidig juridisch vastgestelde territoriale begrenzing van het grondgebied van de betrokken kanaalzonegemeenten.
II. FILIAAL/werkmaatschappij
1. Er wordt een nieuwe rechtspersoon opgericht die zal instaan voor het concrete beheer en dossiervoorbereiding, de uitvoering en de opvolging inzake het aanvullend grondbeleid en de uitvoering van bepaalde prioritair geachte acties. Hierbij is het van het grootste belang dat alle werkzaamheden en de uitvoering van de procedures gecoördineerd worden via deze nieuwe rechtspersoon die zal functioneren als uitvoeringsstructuur en werkmaatschappij met het oog op een vlotte en efficiënte implementatie van de jaarprogramma’s voortkomende uit het strategisch plan.
In deze rechtspersoon participeren, naast het havenbedrijf, de relevante reguliere besturen, in principe de betrokken provincie en de steden en gemeenten op wier grondgebied het betrokken havengebied zich uitstrekt of wier grondgebied grenst aan dit havengebied. (… ) Het Vlaamse Gewest neemt geen deel aan deze nieuwe rechtspersoon.
Aangezien het havenbedrijf deelneemt aan een afzonderlijke rechtspersoon betreft het krachtens 263sexies, § 2 van de Gemeentewet een zogenaamd filiaal van het havenbedrijf waarvan het maatschappelijk doel overeenstemt met het doel van dit autonoom gemeentebedrijf.
Aangezien aan de nieuwe rechtspersoon zowel Stad Gent, de Gemeente Evergem en Zelzate alsook de Provincie Oost-Vlaanderen zal deelnemen dienen tevens de voorschriften van het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking worden nageleefd voor wat betreft de keuze van de rechtsvorm. Meer bepaald wordt voorgesteld om krachtens het decreet houdende intergemeentelijke samenwerking gebruik te maken van de mogelijkheid tot de oprichting van een projectvereniging aangezien dat a./ het een samenwerkingsverband is met rechtspersoonlijkheid om doelstellingen te verwezenlijken die behoren tot min of meer samenhangende beleidsdomeinen, b./ waaraan krachtens artikel 10 van het decreet naast de gemeenten en provincies ook de autonome gemeentebedrijven kunnen deelnemen (echter geen privaatrechtelijke rechtspersonen), c/ waarbij geen beheersoverdracht vanwege de gemeente gebeurt en d./ deze structuur tot doel heeft een duidelijk omschreven project te plannen, uit te voeren en de controleren. In principe wordt deze projectvereniging opgericht voor een periode van zes jaar, nadien verlengbaar volgens de noodwendigheden van het project.
Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat aangezien een projectvereniging in uitvoering van artikel 24 van het Decreet van 6 juli 2001 over een onteigeningsbevoegdheid beschikt, mits zij hierdoor gemachtigd wordt door de Vlaamse regering, er voor de concrete uitvoering van de verwerving van de onroerende goederen ook beroep kan gedaan worden op het Comité van aankoop van onroerende goederen (Artikel 61 van de Programmawet van 6 augustus 1989). De deelgenoten zijn bereid om desbetreffend een verzoek te richten aan de Vlaamse regering teneinde gemachtigd te worden om in eigen naam en voor eigen rekening tot onteigening te kunnen overgaan.
2. Niettegenstaande in het Decreet van 6 juli 2001 expliciet in de mogelijkheid is voorzien van de deelname van een autonoom gemeentebedrijf aan een projectvereniging is er geen bijzondere bepaling opgenomen omtrent de regeling van het stemrecht. Krachtens het voornoemd artikel van de Gemeentewet, beschikt het autonoom gemeentebedrijf in een dergelijk filiaal steeds over de meerderheid der stemmen waarbij zij ook het voorzitterschap waarneemt in de organen van het filiaal, zulks ongeacht de grootte van de inbreng van de verschillende partijen in het maatschappelijk kapitaal. Dit geldt ook in geval het filiaal de vorm aanneemt van een projectvereniging.
Het zeggingschap van de deelnemende gemeenten is hoedanook gewaarborgd door de wijze van uitoefening van het stemrecht overeenkomstig artikel 20 van het Decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking.
Meer bepaald is om geldig te beraadslagen en te beslissen een aanwezigheidsquorum vastgesteld op de gewone meerderheid van het aantal bestuurders, zowel in het geheel als in elk van de groep van de door de deelgenoten benoemde bestuurders. Van dit aanwezigheidsquorum kan statutair worden afgeweken voor een tweede vergadering die volgt op een onvoldoende samengestelde eerdere vergadering en voor zover het gaat om punten die voor een tweede maal op de agenda voorkomen.
Deze bepaling geldt niet voor de voorstellen tot statutenwijziging en aanvaarding van toetredingen.
De voor de beslissingen vereiste meerderheid is steeds de gewone meerderheid die bereikt moet worden zowel in het geheel als in elk van de groep van de door de deelgenoten benoemde bestuurders.
Deze regeling impliceert dat de gemeenten hoedanook een vetorecht kunnen uitoefenen betreffende de aangelegenheden die hun grondgebied aangaan.
3. Het maatschappelijk kapitaal van het filiaal wordt bij aanvang minimaal beschouwd. Krachtens artikel 22 van het Decreet van 6 juli 2001 is er voor de projectvereniging zelfs geen verplichting tot de vorming van een maatschappelijk kapitaal. Voor zover een maatschappelijk kapitaal zou gevormd worden kan dit ook samengesteld worden deels door een inbreng in speciën en deels door een inbreng in natura (bv. nijverheid of know-how). De nijverheid en know-how wordt door middel van een bijzondere overeenkomst, hierbijgevoegd, aan de vennootschap ter beschikking gesteld.
III. MAATSCHAPPELIJK DOEL - TAAKSTELLING
Het maatschappelijk doel van het filiaal bestaat in het voorzien van een aanvullend grondbeleid in het havengebied met het oog op de verwerving van onroerende goederen die door de havenontwikkeling onleefbaar dreigen te worden omwille van een sterk verminderde levenskwaliteit tengevolge van de veroorzaakte hinder of omwille van de negatieve beïnvloeding van de specifieke sociale en economische context. Het filiaal heeft tevens als opdracht het uitvoeren van allerhande gebiedsgerichte acties ter bevordering van de leefbaarheid in het havengebied. Tenslotte zal het filiaal instaan voor de uitvoering van het begeleidingsbeleid ten behoeve van de bewoners. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met het SRN en de maatschappelijk adviseur die zijn opdrachten opneemt in functie van de beslissingen genomen in de rechtspersoon.
Het filiaal staat in voor het verwerven en het beheer van de onroerende goederen, desgevallend verwijdering van de gebouwen, alsook voor het beheer van financiële middelen die afkomstig zijn van het Vlaamse Gewest of de deelgenoten.
In de overeenkomst tussen deelgenoten en de statuten wordt bepaald dat de nieuwe rechtspersoon zijn werkzaamheden zal ontwikkelen aan de hand van een door de Raad van Bestuur goedgekeurd een jaarprogramma dat een onderdeel is van een, eveneens door de Raad van Bestuur goedgekeurd meerjarenprogramma waarin de verschillende projecten worden gedefinieerd. Dit jaarprogramma zal volgende onderdelen bevatten :
a. Alle projecten inzake grondverwerving met nadere uitwerking ten behoeve van gebieden te verwerven voor infrastructurele doeleinden, en zgn. leefbaarheidsverwervingen, koppelingsgebieden etc.
b. Alle acties gekoppeld aan het grondbeleid en de verworven gebieden met verwijderingen, realisatie van essentiële onderdelen van koppelingsgebieden, beheersovereenkomsten, en dergelijke meer.
De nieuwe rechtspersoon doet tevens nadere prospectie ten behoeve van concrete projecten, voor zover deze niet door andere instanties op een adequate manier worden opgenomen, met ondermeer het statuut van de gronden, prijsschatting, de juridische randvoorwaarden.
De rechtspersoon is van bij de aanvang slechts bedoeld als een tussentijdse structuur om een aanvullend grondbeleid alsook bepaalde gebiedsgerichte acties uit te voeren. Wanneer het verdere bestaan van deze rechtspersoon geen nut meer heeft dan zal na de verdeling van de winst of verlies tot de vereffening ervan worden overgegaan en zal elk van de deelgenoten zijn/haar aandeel in het maatschappelijk kapitaal terug verwerven.
III.1. AANVULLEND GRONDBELEID
Met de voorgestelde regeling voor het Gentse havengebied wordt betracht om, naast de onteigeningen door de reguliere besturen, een aanvullend grondbeleid te ontwikkelen waarmee het ruimtegebruik in het gebied kan worden afgestemd op de beleidsvisies van het strategisch plan voor de Gentse kanaalzone.
- Het aanvullend grondbeleid beoogt in het bijzonder de verwerving van woningen die ingevolge de havenontwikkeling onleefbaar dreigen te worden omwille van een sterk verminderde levenskwaliteit tengevolge van de hinder in de omgeving, of op milieuvlak in het bijzonder, of omwille van de negatieve beïnvloeding van de specifieke sociale en economische context door de havenontwikkeling (bv. landbouwbedrijven waarvan de exploitatie onmogelijk is geworden, afgesloten buurten … ), zulks in afwachting van latere mogelijke realisatie en terugbetaling daarvan door de verantwoordelijke initiatiefnemers. Het betreft met name een soort van “verwervingsrecht” als compensatie voor de door havenontwikkeling tot stand gekomen onleefbaarheid.
- Deze regeling zal toelaten dat de onroerende goederen gefaseerd worden overgedragen aan/verworven door de nieuwe rechtspersoon, rekening houdend met de gestelde prioriteiten en de verminderde leefbaarheid, uitgewerkt op basis van een meerjarenplan en per project, middels medefinanciering door de verschillende partijen en moet aldus gezien worden in het kader van een actief, maar aanvullend, grondbeleid van de betrokken overheden met betrekking tot alle gronden in het havengebied die cruciaal zijn voor de gewenste ontwikkeling volgens het streefbeeld (terreinen voor infrastructuren, koppelingsgebieden, bedrijventerreinen, … ).
- Het filiaal zal functioneren zonder dat er een bevoegdheidsoverdracht gebeurt vanwege de reguliere besturen.
De verwervingen gebeuren immers onverminderd de bevoegdheid of de verplichting van de andere bevoegde overheden om deze gronden rechtstreeks en onmiddellijk te verwerven. Waar en wanneer verwerving van deze gronden door een overheid noodzakelijk blijkt om de vooropgestelde ontwikkeling tijdig te kunnen realiseren, zal de meest gerede partij hiertoe de nodige stappen zetten. Betreffende de verwerving van de private eigendommen gelegen in het bedoelde havengebied beschikt het havenbedrijf overigens ook over een voorkooprecht zoals bepaald in artikel 12 van het Havendecreet.
- De noodzakelijke waardebepalingen voor het verwerven van de te verwijderen woningen en gebouwen, desgevallend gronden, zullen steunen op de principes van de schadevergoeding voor het verlies van eigendom bij onteigening.
- Uiterlijk op het tijdstip zoals bepaald in de basisovereenkomst met het Vlaamse gewest, worden de gronden op verzoek, naargelang de bestemming, ofwel aan het havenbedrijf ofwel aan het Vlaamse Gewest (infrastructuur) overgedragen.
Desbetreffend wordt een aankoopoptie op eerste verzoek ten voordele van het havenbedrijf, respectievelijk het Vlaamse Gewest, verleend.
De latere doorverkoop van deze goederen door het havenbedrijf zal gebeuren aan dezelfde voorwaarden als de gronden verworven werden. De vraag tot overdracht houdt een nauwkeurige omschrijving van de bedoelde goederen in. Deze verkoop geschiedt aan de nominale verkrijgingswaarde, vermeerderd met de intrestvergoeding ad … (= de niet- kapitaliseerbare rentevergoeding op de aangewende middelen die de rechtspersoon verplicht is te betalen aan het Vlaamse Gewest krachtens de financieringsovereenkomst). Hierbij zal ook rekening worden gehouden met de kosten van de inmiddels uitgevoerde afbraakwerken alsook met de uitbetaalde wederbeleggingsvergoeding en de aktekosten van verwerving.
Ook aan het Vlaamse Gewest wordt op dezelfde wijze en modaliteiten een aankoopoptie op eerste verzoek betreffende de goederen die bestemd zijn voor haar patrimonium verleend.
De verworven onroerende goederen kunnen desgevallend ook doorverkocht worden aan derden.
- Het beheer van de goederen die zich bevinden in het vermogen van de rechtspersoon, wordt tijdens de uitvoering van haveninfrastructuurwerken van rechtswege en zonder formaliteiten overgedragen aan de aanbestedende overheid, ongeacht wie het eigendomsrecht heeft over deze goederen. Het filiaal verbindt er zich toe deze clausule op te nemen in elke overeenkomst die zij met om het even wie zou afsluiten betreffende het beheer of het gebruik van deze goederen.
Deze modaliteiten betreffende het verwerven, het beheer en de latere doorverkoop van de onroerende goederen zullen opgenomen worden in de overeenkomst tussen vennoten alsook in de overeenkomst met het Vlaamse gewest omtrent de concrete financiering van dit project.
- Drie projecten zullen prioritair ontwikkeld worden: Langebrugsestraat Oost, Zandeken en Callemansputte regio. Voor deze laatste prioriteit (Callemansputte regio) engageren de partners zich om zonder verwijl de noodzakelijke ruimtelijk-juridische randvoorwaarden in te vullen zodat dit project zo snel als mogelijk kan worden aangevat.
III.2. GEBIEDSGERICHTE ACTIES
Aanvullend wordt met deze regeling beoogd om met betrekking tot de leefbaarheid en het beeld van het havengebied prioritair geachte acties uit het plan van actie van het strategisch plan, die de mogelijkheden van de individuele reguliere besturen (gemeenten) overstijgen, te realiseren. Daarbij gaat de grootste aandacht naar die initiatieven die de uitbouw van de koppelingsgebieden realiseren en/of de opwaardering van de ecologische waarden, het landschap en het beeld van het havengebied gestalte geven.
Dit onderdeel van de taakstelling van het filiaal zal worden geregeld bij afzonderlijke overeenkomst met de functioneel bevoegde Minister Voor Leefmilieu, via de bevoegde diensten (De Vlaamse Landmaatschappij.)
III.3. BEWONERSBEGELEIDING
In het kader van de havenontwikkeling wordt met het oog op de leefbaarheidsproblematiek, naast een aanvullend grondbeleid, ook een begeleidingsplan opgemaakt om, indien nodig en gewenst, mogelijke negatieve maatschappelijke gevolgen voor die inwoners die zich inschrijven in een vervroegde woonuittreding behoorlijk te kunnen opvangen. De aanstelling van een maatschappelijk adviseur (bemiddelaar), als tussenpersoon tussen de beleidsactoren, alsook een behoorlijke communicatie en informatie naar alle betrokkenen, en een op maat gesneden sociale begeleiding en de herhuisvesting zullen hierbij voorop staan.
Het sociaal begeleidingsplan wordt uitgevoerd door de maatschappelijk adviseur die door de Vlaamse regering wordt aangesteld. Hij/zij voert de opdrachten uit die hem opgedragen worden door het filiaal, aan wie hij rapporteert en verantwoording verschuldigd is.
De maatschappelijk adviseur zetelt met een raadgevende stem in de Raad van Bestuur van het filiaal.
De kosten verbonden aan de werking van het begeleidingsplan worden geregeld via de reguliere programma’s.(Vlaams Gewest, provincie, gemeenten.) De loonkost van de maatschappelijk adviseur en het betrokken secretariaat vallen ten laste van de Vlaamse regering.
IV. FINANCIERING
1. In het strategisch plan wordt voor de specifieke acties met betrekking tot de leefbaarheid en het beeld van het zeehavengebied die de mogelijkheden van individuele bevoegde besturen overstijgen, in een aanvullende en ondersteunende financiering vanwege het Vlaamse Gewest voorzien.
Dit zal gebeuren langs verschillende kanalen:
a. via de reguliere programma’s van de verschillende be herende besturen.
b. via de voorliggende prefinancieringsovereenkomst met het Vlaamse Gewest met betrekking tot het aanvullend grondbeleid
c. via nog verder te bepalen fondsen, waarvan de financiering en uitvoering gezamenlijk door de partners gedragen wordt.
2. De uitvoering van de maatregelen inzake een aanvullend grondbeleid wordt in een eerste fase grotendeels geprefinancierd door het Vlaamse Gewest via het Vlaams Infrastructuurfonds, maar ook gedeeltelijk door de betrokken reguliere besturen op wier grondgebied het havengebied gelegen is of wier grondgebied grenst aan het havengebied, volgens een nader te bepalen verdeelsleutel afhankelijk van het concrete project. Evenwel dient er in een tweede fase op termijn, bij het vrijkomen van gelden naar aanleiding van de aankoop van de onroerende goederen door het havenbedrijf, en na de uitvoering van het jaarprogramma, een terugstorting hiervan te gebeuren aan de overheden die hebben ingestaan voor de prefinanciering pro rata van de initieel gestorte sommen.
De prefinanciering door het Vlaamse Gewest is beperkt tot de vroegtijdige verwerving in het havengebied van Gent voor zover het goederen betreft die gelegen zijn op gronden die de bestemming hebben van “zeehavengebied” of “toekomstige waterweg”.
2.1. De financiering van het aanvullend grondbeleid met betrekking tot de leefbaarheid en het beeld van het havengebied gebeurt via het Vlaams Infrastructuurfonds (V.I.F.) dat een dienst is met afzonderlijk beheer opgericht bij artikel 57 van het Decreet van 25 juni 1992 houdende diverse bepalingen tot begeleiding van de begroting 1992, zoals gewijzigd. Het doel van het Vlaams Infrastructuurfonds is bij te dragen in de verwezenlijking en inzonderheid de financiering tot al wat dienen kan ter uitvoering van het beleid van het Vlaamse Gewest op
het vlak van de openbare werken en het vervoer zoals bedoeld in artikel 6, § 1, X, 1° tot 5° en 9° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en dit ongeacht de aard van de ten laste te nemen uitgaven. In het bijzonder geldt dit voor de ontwikkeling van de havens en hun aanhorigheden
Door een prefinancieringsovereenkomst wordt een jaarlijkse betoelaging via de verstrekking van renteloze voorschotten vanwege het Vlaamse Gewest toegekend aan de nieuwe rechtspersoon die is samengesteld uit het havenbedrijf en reguliere besturen teneinde de geplande acties te kunnen realiseren.
2.2. Krachtens een basisovereenkomst tussen het Vlaamse Gewest, het filiaal, en de deelgenoten van het filiaal verbindt het Vlaamse Gewest zich ertoe om binnen de perken van de beschikbare kredieten van het Vlaams Infrastructuurfonds de kredieten nodig voor de uitbetaling van de vergoedingen voor de verwervingen aan de nieuwe rechtspersoon ter beschikking te stellen.
In de basisovereenkomst wordt tevens bepaald dat door de reguliere besturen zal gezorgd worden voor een aanvullende financiering voor de uitvoering van het aanvullend grondbeleid, zulks volgens een nader te bepalen verdeelsleutel afhankelijk van het concrete project.
Daarnaast verbinden de deelgenoten zich tot de terugbetaling aan het Vlaamse Gewest van alle bedragen die aan de nieuwe rechtspersoon zijn overgemaakt, in verhouding tot de verdeelsleutel die per project is overeengekomen, indien de nieuwe rechtspersoon zelf niet – geheel of gedeeltelijk aan deze verplichting voldoet binnen de vooropgestelde termijnen. Op die manier behoudt het Vlaamse Gewest een vorderingsrecht naar de verschillende deelgenoten toe, weliswaar rekening houdend met een tussen de deelgenoten onderling overeengekomen verdeelsleutel (onvoltooide schuldoverneming).
De concrete prefinanciering gebeurt per project hetgeen als voordeel heeft dat er bij de prefinanciering gericht en gefaseerd kan worden tewerk gegaan en dat alleen de belanghebbende gemeenten voor een bepaald project worden betrokken.
Door de nieuwe rechtspersoon dient per project een aanvraag te worden ingediend bij het Vlaamse Gewest. In de hieropvolgende uitvoeringsovereenkomst zal concreet bepaald worden wat de lokalisatie is van de goederen, alsook vermeld worden wat de geschatte waarde van de goederen is en wat het tijdstip van de ter beschikking stelling van de gelden is.
Hierbij wordt door de nieuwe rechtspersoon voor elk project een onherr oepelijk hypothecair mandaat ten voordele van het Vlaamse Gewest toegekend dat vervalt op het ogenblik van de betaling.
Verder wordt in deze overeenkomst ook bepaald wat het aandeel is van de andere partners in de financiering en het mogelijk terugbetalingsaldo. Aangezien niet alle deelgenoten noodzakelijkerwijze betrokken zijn bij elk project is het mogelijk dat de uitvoeringsovereenkomst niet door alle deelgenoten van de rechtspersoon mede ondertekend wordt.
In elk geval dient opgemerkt te worden dat zolang er geen aanvraag wordt ingediend voor een concreet project dat aanvaard wordt door het Vlaamse Gewest er geen concrete verbintenis
vanwege de deelgenoten is. Het indienen van een aanvraag voor een project kan slechts mits het akkoord van alle partijen.
De deelgenoten van het filiaal duiden, na de oprichting ervan, hun delegatie aan die deze basisovereenkomst met Vlaamse gewest verder negocieert.
WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:
Enig artikel
Partijen verklaren zich uitdrukkelijk akkoord met de hierboven gestipuleerde afspraken en verbinden zich ertoe deze te integreren en uit te voeren in hun beleid en ter concretisering hiervan een filiaal van het Havenbedrijf van Gent – GAB op te richten.
Aldus opgemaakt te Gent op vrijdag 8 november 2002, in evenveel exemplaren als er partijen zijn.
Het Havenbedrijf van Gent – GAB met maatschappelijke zetel te Gent, Xxxx Xxxxxxxxxxx 00, X 0000 Xxxx, hierbij vertegenwoordigd door de voorzitter van de Raad van Bestuur,
de xxxx Xxxxxx Xxxxxxx
De Stad Gent, hierbij vertegenwoordigd door de burgemeester,
de xxxx Xxxxx Xxxx
De Gemeente Evergem, hierbij vertegenwoordigd door de waarnemend burgemeester,
mevrouw Xxxxxxxx Xx Xxxxx
De Gemeente Zelzate, hierbij vertegenwoordigd door de burgemeester,
de xxxx Xxxx Xxxxxxxxx
De Provincie Oost-Vlaanderen, hierbij vertegenwoordigd door de gedeputeerde,
de xxxx Xxxx Xx Xxxx
Toelichtende nota geformuleerd door de partners van het ROM project bij de beleidsovereenkomst betreffende het aanvullend grondbeleid en bewonersbegeleiding in het kader van de havenontwikkeling Gentse kanaalzone
Deze toelichtende nota is een weergave van standpunten, bedenkingen en vragen die vooral bij de lokale besturen leven rond de verdere invulling van de nieuwe structuren die het structuurfonds juridisch gestalte moeten kunnen geven. Deze nota is daarom een aanzet om het gesprek met de Vlaamse overheid rond de werking van het structuurfonds aan te vatten waardoor de nu nog bestaande onduidelijkheden moeten kunnen weggewerkt. Het algemene uitgangspunt van de partners blijft hoe dan ook dat de oprichting van de werkmaatschappij moet worden gezien als een bestuurlijke wilsuiting van de betrokken publieke ROM- partners om tegemoet te kunnen komen aan de vastgestelde sociale noden die bij sommige bewoners van onleefbare woonkernen in het kanaalzonegebied leven. Het ondertekenen van de beleidsovereenkomst en de daaruit volgende oprichting van de werkmaatschappij betekent geenszins dat de partners zich hierdoor nu reeds ten gronde financieel engageren in deze werkmaatschappij; de financiële engagementen zullen ter discussie worden gesteld en afgebakend naar aanleiding van het definiëren van de projectgebieden, eerst in de schoot van de werkmaatschappij zelf en, na akkoord binnen de maatschappij, met de Vlaamse overheid. Hieronder volgen onder het hoofdstuk ‘blijvende vragen’ reeds een aantal bedenkingen die bij de kandidaat partners leven, en die een oplossing moeten krijgen na gesprekken die met de Vlaamse regering zullen worden gevoerd.
Positieve vaststellingen
1. Door gebruik te maken van de beschikbare middelen in het Vlaams Infrastructuurfonds wensen de Provincie Oost-Vlaanderen, de Stad Gent, de Gemeente Evergem en Zelzate en het Havenbedrijf Gent gab in het zeehavengebied te voorzien in een aanvullend grondbeleid en, mits bepaalde randvoorwaarden, in te staan voor de verwerving van onroerende goederen die door de havenontwikkeling onleefbaar dreigen te worden omwille van een sterk verminderde levenskwaliteit tengevolge van de veroorzaakte hinder of omwille van de negatieve beïnvloeding van de specifieke sociale en economische context.
Door het oprichten van een filiaal wordt een werkmaatschappij tot stand gebracht waarbij er een actieve betrokkenheid bij het beheer gewaarborgd is voor alle partners, zonder dat er evenwel een overdracht van havenbestuurlijke bevoegdheden gebeurt.
De uitvoering van een concreet project kan slechts via consensus van alle partijen. Zolang er geen project is, bestaat er geen verbintenis van de partijen.
2. De beleidsovereenkomst is hierbij dan ook een goede basis om op een redelijke termijn oplossingen te vinden voor de te verwijderen woningen, gelegen in het zeehavengebied (onder meer de Langerbrugsestraat Oost, Zandeken en Callemansputte regio).
Voor de realisatie van Callemansputte regio engageren de partners zich om zonder verwijl de noodzakelijke ruimtelijk/juridische randvoorwaarden in te vullen zodat dit project zo snel als mogelijk kan worden aangevat, hetzij door opname van het RO gebied in de afbakening van de zeehaven, hetzij desgevallend via een alternatieve oplossing.
Hierbij dient benadrukt te worden dat noch de afbakening van het zeehavengebied noch het aanvullend grondbeleid invloed zullen hebben op de territoriale begrenzing van het grondgebied van elke gemeente en de ermee samenhangende fiscale bevoegdheid.
3. Via de middelen van het Mina-fonds, wensen de partners van het ROM-project, naast het aanvullend grondbeleid, ook gebiedsgerichte acties ter bevordering van de leefbaarheid in de zogenaamde koppelingsgebieden uit te voeren.
De koppelingsgebieden krijgen door landschapsopbouw en ecologische invulling van de buffer hun ware functie als afscherming van de woonkernen zoals Klein Rusland, Rieme, Doornzele, Kerkbrugge-Langerbrugge tegenover de industrie.
4. In het kader van de havenontwikkeling wordt met het oog op de leefbaarheidsproblematiek tevens een begeleidingsplan opgemaakt om de maatschappelijke gevolgen voor de inwoners in en rond de haven beter te kunnen opvangen.
In dit verband kan bijvoorbeeld ook de vastgestelde economische onleefbaarheid van de landbouwbedrijven ten gevolge van gedeeltelijke onteigeningen door de VLM worden beoordeeld en desgevallend leiden tot volledige onteigening, ook desgevallend buiten de Z zone. Eventueel zou via de oprichting van een grondbank een andere locatie kunnen aangeboden worden.
5. De ondertekening van de beleidsovereenkomst houdt enkel een akkoord in omtrent de oprichting van een werkmaatschappij zonder concrete engagementen betreffende de modaliteiten van de uit te voeren projecten. De partners verbinden zich wel moreel om tot akkoorden te komen rond specifieke projectovereenkomsten. De concrete projectovereenkomsten zijn hoe dan ook het voorwerp van onderhandelingen tussen de werkmaatschappij en de Vlaamse overheid.
Blijvende open vragen
1. Betreffende de realisatie van het grondbeleid bestaat de mogelijkheid tot prefinanciering vanwege het Vlaamse Gewest mits de responsabilisering van de lokale besturen, hetgeen bepaalde financiële engagementen inhoudt volgens een nog nader te bepalen verdeelsleutel.
De verdeelsleutel van de eigen bijdragen wordt bij de ondertekening van deze beleidsovereenkomst niet geregeld en dit roept onzekerheid op bij de gemeentelijke partners die vandaag reeds zware nieuwe engagementen in andere beleidsvelden moeten dragen.
Daarom is
- er nood aan het opstellen van criteria (draagkracht, solidariteit, plafonnering..) om deze verdeelsleutel nader te kunnen objectiveren;
- maar ook het jaarlijkse bedrag dat ter beschikking wordt gesteld door de Vlaamse overheid als prefinanciering moet snel worden vastgelegd, zodat een nadere en reeel in te schatten berekening kan worden gemaakt omtrent bedragen per project en de daarbij horende verdeelsleutel per project.
De prefinancieringsbijdragen van de lokale besturen moeten alleszins beperkt blijven, vooral gelet op de bescheiden financiële draagkracht van de gemeenten Evergem en Zelzate.
De partners gaan er hoe dan ook van uit dat het Vlaamse Gewest, gelet op haar specifieke taakstellingen inzake de ontwikkeling van het Vlaamse havenbeleid, haar verantwoordelijkheid te volle zal opnemen en de zwaarste financiële engagementen zal dragen.
3. De werkmaatschappij geeft met het aanvullend grondbeleid een sociale invulling voor de aankoop van zonevreemde woningen in zeehavengebied. Door de te korte termijnen voor d e uitvoering van het beleid en de prefinanciering dreigt het gevaar dat louter economisch interessante gebieden zullen worden gevaloriseerd waardoor die sociale dimensie geheel dreigt verloren te gaan. Daarom dient de terugbetalingstermijn te worden gebracht op 21 jaar, zodat een economische valorisatie kan worden bekomen van alle Z gebieden.
4. De Vlaamse overheid dient er zorg voor te dragen dat ook de invulling en inrichting van de koppelingsgebieden gestalte krijgt door het afsluiten van een tweede beleidsovereenkomst met het Vlaamse Gewest.
Niettegenstaande deze bemerkingen en het voorbehoud omtrent de geformuleerde onzekerheden zijn alle partners akkoord met de basisprincipes van de voorliggende beleidsovereenkomst en de oprichting van een werkmaatschappij.
Gent, 8 november 2002