Pensioenreglement 56-plus Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Pensioenreglement 56-plus Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Januari 2014
Inhoudsopgave
1.1. Definities | 4 | 6.1. | Algemeen | 17 |
1.2. Deelnemers | 7 | 6.2. | Aanvullend partnerpensioen | 17 |
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap | 7 | 6.3. | WAO-hiaatverzekering | |
1.4. Pensioenaanspraken | 7 | (arbeidsongeschiktheidspensioen, | ||
1.5. Gezondheidswaarborgen | 7 | onder het Grensbedrag-AOV) | 17 | |
1.6. Pensioenuitkeringen | 8 | 6.4. | Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen | |
1.7. Herziening of beëindiging van | (Aanvulling van 70% tot 80%) | 18 |
1. Algemeen 4
de pensioenregeling 8
1.8. Korting pensioenaanspraken
en pensioenrechten 8
1.9. Regels terzake van de
gemeenschappelijke huishouding 9
1.10. Informatie 9
1.11. Bescherming aanspraken partner 10
1.12. Onvoorziene gevallen 10
1.13. Waardeoverdracht 10
1.14. Verbod op afkoop of vervreemding
1.15. Afkoop gering pensioen | 11 | 7.6. | (Gedeeltelijke) flexibele uittreding | 19 | Beleggingspakket | 25 |
1.16. Zorgplicht | 11 | 7.7. | Overbruggingspensioen | 20 | 13.4. Verhoging franchise | 25 |
2. Module Basispakket | 11 | 7.8. | Deelnemersjaren overbruggingspensioen | 20 | 13.5. Module Extra Pensioengevend Jaarsalaris | 25 |
2.1. Pensioengevend jaarsalaris | 11 | 7.9. | (Gewezen) deelnemers | 20 | 13.6. Module Pluspakket | 26 |
2.2. Geïndexeerd pensioengevend jaarsalaris | 12 | 7.10. | Einde deelnemerschap | 20 | 13.7. Module Herschikken Pensioenen | 26 |
2.3. Ouderdomspensioen | 12 | 7.11. | Voortzetting pensioenopbouw | 13.8. Module Vroegpensioen | 26 | |
2.4. Partnerpensioen | 12 | in geval van arbeidsongeschiktheid | 20 | 13.9. Module Risicoplus | 26 |
xxx xx xxxxxxxxxx, volmacht 10
6. Module risicoplus 17
7. Module Vroegpensioen 19
7.1. Werkingssfeer 19
7.2. Overbruggingspensioen - over pensioengevend jaarsalaris tot
maximum pensioengevend jaarsalaris 19
7.3. Beschikbare premie - voor pensioen- gevend jaarsalaris over het excedent-
pensioengevend jaarsalaris 19
7.4. Verzoek om artikel 8.3. niet van
toepassing te laten zijn 19
7.5. Rendement 19
10. Toeslagen 24
10.1. Toeslagverlening op som van pensioengevende jaarsalarissen van deelnemers 24
10.2. Toeslagverlening op pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers 24
11. Financiering 24
11.1. Werkingssfeer 24
11.2. Jaarlijkse inkoop 24
11.3. Inkoop van pensioen over verstreken deelnemersjaren 24
11.4. Financiering van nog niet ingekocht pensioen 25
11.5. Financiering overbruggingspensioen 25
12. Deelnemersbijdragen 25
13. Vrijstelling van c.q. verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfonds 25
13.1. Werkingssfeer 25
13.2. Garantie pensioenaanspraken 25
13.3. Module Basispakket, Module
2.5. Xxxxxxxxxxxxx 00
Module Beleggingspakket 12 | 8.1. | Toepassing Module Pluspakket | 20 | 14. Deelname aan een bedrijfstak VUT-regeling | |||
3.1. Werkingssfeer | 12 | 8.2. | Spaardoelen | 21 | of een andere bij de Werkgever geldende | ||
3.2. Beschikbare premie | 12 | 8.3. | Pensioenspaarpremie en -koopsom | 21 | VUT-regeling | 26 | |
3.3. Rendement | 13 | 8.4. | Beleggingsrekening | 21 | 14.1. | Werkingssfeer | 26 |
3.4. Voorziening voor nabestaanden | 13 | 8.5. | Aanwending van pensioenspaarkapitaal | 14.2. | Module Vroegpensioen | 26 | |
3.5. Aanwenden gevormd pensioenkapitaal | 13 | op de herschikdatum | 21 | 14.3. | Module Extra Pensioengevend Jaarsalaris | 26 | |
Bijzondere bepalingen behorende bij de | 8.6. | Fiscale maxima bij aanwending | 22 | 14.4. | Overige Modules | 26 | |
modules Basispakket, Beleggingspakket | 8.7. | Aanwendingsfactoren | 22 | 15. Inwerkingtreding | 26 | ||
en Vroegpensioen | 13 | 8.8. | Overlijden van de deelnemer | 22 | 16. Werkingssfeer | 26 |
3.
8. Module Pluspakket 20
13.10.Beëindiging deelnemerschap 26
4.
4.1. Bijzonder partnerpensioen 13
4.2. Pensioenverevening bij scheiding 14
4.3. Einde deelnemerschap vóór
de pensioendatum 15
8.9. Beëindiging van het deelnemerschap
voor de herschikdatum 22
8.10. Scheiding 22
9. Module herschikken pensioenen 23
Bijlage I - Factoren voor herschikking van pensioen- middelen, afkoop van gering pensioen en vervroeging
en uitstel van overbruggingspensioen 27
4.4. | Pensioenvoorziening Stichting | 9.1. | Werkingssfeer | 23 | Bijlage II - Behorend bij Module Pluspakket | 30 | |
Financiering Voortzetting | 9.2. | Pensioenmiddelen | 23 | Bijlage III - Samenvatting praktijk werkgever | 31 | ||
Pensioenverzekering (FVP) | 15 | 9.3. | Opties | 23 | Bijlage IV - Aangesloten ondernemingen | 31 | |
4.5. | Voortzetting pensioenopbouw in geval | 9.4. Automatische omzetting van partnerpensioen 23 | |||||
van arbeidsongeschiktheid 15 | 9.5. | Optie 1: percentage overbruggingspensioen | 23 | ||||
Module extra pensioengevend jaarsalaris 16 | 9.6. | Optie 2: wijziging in de verhouding tussen |
5.
5.1. Werkingssfeer 16
5.2. Extra pensioengevend jaarsalaris 16
5.3. Pensioenaanspraken 16
ouderdomspensioen en xxxxxxxxxxxxxxx 00
9.7. Optie 3: overgang op de langstlevende 24
9.8. Optie 4: Variatie in hoogte ouderdoms-
pensioen 24
9.9. Overige voorwaarden 24
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 2 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 3
1. Algemeen
1.1. Definities
Ten aanzien van dit Reglement gelden de volgende definities:
• Aanspraakgerechtigde:
Persoon die krachtens de bepalingen van dit pensioen- reglement begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
• AOW-uitkering:
12 maal de voor een ongehuwde AOW-gerechtigde, zon- der kinderen onder de 18 jaar, geldende maanduitkering, inclusief de bijbehorende vakantietoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
• Bestuur:
Het bestuur van het pensioenfonds.
• CBS:
Centraal Bureau voor de Statistiek.
• Dekkingsgraad:
De verhouding tussen enerzijds de aanwezige middelen van het pensioenfonds en anderzijds de pensioenverplich- tingen van het pensioenfonds, welke door het bestuur wordt vastgesteld.
• Deelnemer:
De werknemer die overeenkomstig het bepaalde in artikel
1.2 deelnemer is.
• Directie:
De directie van Smurfit Kappa Nederland B.V.
• Excedent-Pensioengevend jaarsalaris:
Het deel van het Pensioengevend jaarsalaris, dat uitgaat boven het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
• Franchise:
Het bedrag van het pensioengevend jaarsalaris, dat voor de berekening van de pensioenaanspraken buiten beschouwing blijft. De franchise wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwik- keling van de AOW-uitkering en de andere overwegingen, die het bestuur daarbij meent te moeten betrekken. De franchise voor 2014 bedraagt € 16.200,-.
• FVP:
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering. Een regeling op basis waarvan werknemers, die aanslui- tend aan het dienstverband met de werkgever werkloos worden in de zin van de Werkloosheidswet, in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage voor de voortzetting van de pensioenopbouw gedurende een bepaalde periode.
• Gepensioneerde:
De pensioengerechtigde voor wie krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement een ouderdomspensioen is ingegaan.
• Gewezen deelnemer:
Degene wiens deelnemerschap vóór de pensioendatum of de herschikdatum is be ëindigd en die nog aanspraken op pensioen ingevolge dit pensioenreglement aan het pen- sioenfonds kan ontlenen.
• Gewezen partner:
- De ex-echtgenote met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde tijdens zijn deelnemerschap gehuwd is geweest
- De persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde tijdens zijn deelnemerschap op grond van het bepaalde in titel 5 A van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap had dan wel een gemeenschappelijke huishouding voerde, die ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij vol- daan is aan het bepaalde in artikel 1.9.
• Grensbedrag-AOV:
- Het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het pensioengevend jaarsalaris in artikel 6.3 (WAO-hiaatverzekering arbeidsongeschiktheids- pensioen, onder het Grensbedrag AOV).
- Het bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door het bestuur bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de ont- wikkeling van de uitkeringen van de WAO en de andere overwegingen, die het bestuur hierbij meent te moeten betrekken.
• Herschikdatum:
De door de deelnemer gekozen datum, gelegen tussen de eerste dag van de maand, waarin zijn 60-ste verjaardag valt en zijn pensioendatum, waarop hij de pensioenen uit de Modules Basispakket en/of Vroegpensioen en de pensioenkapitalen uit hoofde van de Modules Beleggings- pakket en/of Pluspakket in wil laten gaan.
• (Her)verzekeraar:
De (Her)verzekeringsmaatschappij, die voldoet aan de in de Pensioenwet gestelde eisen, met wie het pen- sioenfonds een overeenkomst van (her)verzekering is aangegaan.
• Het besluit
Het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, d.d. 18 december 2006, Staats-
blad 2006, 709.
• Loonindex:
De ontwikkeling van het percentage waarmee het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen bij bedrijven, werkzaam in de particuliere sector van oktober van het voorafgaande kalenderjaar, afwijkt van de loonindex van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze index wordt gepubliceerd door het CBS.
• (Mate van) Arbeidsongeschiktheid:
De (mate van) arbeidsongeschiktheid in de zin van de arbeidongeschiktheidsverzekering (WAO) dan wel de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA).
• Maximum Pensioengevend jaarsalaris:
Het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het pensioengevend jaarsalaris in de Module Basispakket en waarboven de Module Beleggings- pakket geldt. Het bedrag wordt jaarlijks op 1 januari door het bestuur bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de schaalsalarissen van deelnemers en de overige overwegingen die het bestuur daarbij meent te moeten betrekken. Voor 2014 bedraagt het Maximum Pensioengevend jaarsalaris € 84.100,-.
• Module:
Een onderdeel van het modulaire pensioensysteem, waaruit de pensioenregeling is opgebouwd.
• Partner:
- De echtgenoot met wie de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde vóór diens overlijden en tijdens het dienst- verband, is gehuwd of de echtgenoot met wie de gepen- sioneerde op de herschikdatum gehuwd is;
- De partner met wie de (gewezen) deelnemer of de gepensi- oneerde vóór diens overlijden en tijdens het dienstverband een geregistreerd partnerschap is aangegaan;
- De ongehuwde en ongeregistreerde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde en ongeregistreerde (gewezen) deelnemer of ongehuwde gepensioneerde ten tijde van zijn of haar
overlijden en tijdens het dienstverband een gemeenschap- pelijke huishouding voerde, die ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.9.
• Parttimer:
De werknemer die minder dan het bij een werkgever bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal uren werk- zaam is.
• Parttime-factor:
Het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door het bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren. Bij wijziging van het aantal overeengekomen arbeidsuren in de loop van een jaar wordt een gewogen gemiddelde parttime-factor berekend.
• Pensioen:
Ouderdomspensioen, (bijzonder)partnerpensioen, wezen- pensioen, overbruggingspensioen en arbeidsongeschikt- heidspensioen.
• Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelne- mer 65 jaar wordt.
• Pensioenfonds:
De Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland.
• Pensioengerechtigde:
Persoon voor wie krachtens de bepalingen van dit pen- sioenreglement het pensioen is ingegaan.
• Pensioengerechtigd kind:
Het kind, beneden de 21-jarige leeftijd, tot wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het stief- en/of pleegkind beneden de 21-jarige leeftijd, mits dit kind geheel of grotendeels op kosten van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt onderhouden of opgevoed.
• Pensioengevend jaarsalaris:
Het totaal vast bruto jaarinkomen (TVI) dat gelijk is aan 12 maal het vast overeengekomen maandsalaris, vermeerderd met vakantietoeslag, geldend per januari, als omschreven in de ondernemings-CAO’s, de bedrijfstak-CAO’s of de individuele arbeidsovereenkomst.
Daarnaast kunnen de volgende loonbestanddelen zijn aangewezen als extra pensioengevend jaarsalaris: 13e maand, vaste eindejaarsuitkering, provisie, commissie,
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 4 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 5
ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag, consignatie- toeslag en persoonlijke toeslag. Welke loonbestanddelen per werkgever daarvoor in aanmerking komen blijkt uit het formulier samenvatting praktijk werkgever. Voor de Module Beleggingspakket wordt niet als extra pensioengevend salaris aangemerkt de 13e maand en de vaste eindejaarsuitkering.
• Pensioengrondslag:
Het pensioengevend jaarsalaris minus de franchise.
• Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen werkgever en werknemer is overeengeko- men betreffende pensioen.
• Pensioenrecht:
Het recht op een ingegaan pensioen.
Het pensioenreglement van het pensioenfonds.
• Premieovereenkomst:
Een pensioenovereenkomst inzake een vastgestelde premie die uiterlijk op de pensioendatum wordt omgezet in een pensioenuitkering.
• Prijsindex:
De ontwikkeling van het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer van oktober van een kalen- derjaar, afwijkt van het consumentenprijsindexcijfer van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze index wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
• Ruilvoet:
De verhouding tussen het in te ruilen pensioen en het daarvoor in te kopen pensioen.
• Statuten:
De statuten van het pensioenfonds.
• Uitkeringsovereenkomst:
Een pensioenovereenkomst inzake een pensioenregeling die voorziet in een gegarandeerde uitkering.
• UWV:
Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen.
• Vakverenigingen:
De vakverenigingen die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst(en) van Smurfit Kappa Nederland B.V., de werkmaatschappijen van Smurfit Kappa Nederland
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 6
B.V. of de collectieve arbeidsovereenkomst(en) van de met haar gelieerde ondernemingen.
• (Verstreken) deelnemersjaren:
- Onder deelnemersjaren wordt verstaan: de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de pensioendatum. Onder verstreken deelnemersjaren wordt verstaan: de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de berekeningsdatum.
- Voor de toepassing van de Module Vroegpensioen wordt onder deelnemersjaren verstaan: de jaren van deelnemer- schap gelegen tussen de eerste van de maand waarin de deelnemer 50 jaar wordt en de eerste van de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt. Onder verstreken deelnemersjaren wordt hierbij verstaan: de jaren vanaf het moment waarop recht op aanspraken ontstaat en de berekeningsdatum. Maximaal worden 10 deelnemersjaren in aanmerking genomen in deze Module.
- Het voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen aantal (verstreken) deelnemersjaren wordt afgerond in jaren en volle maanden, waarbij een gedeelte van een maand buiten beschouwing wordt gelaten.
• Vervolguitkering:
De vervolguitkering is een leeftijdsafhankelijke uitkering die ingaat na het beëindigen van de loondervingsuitkering uit hoofde van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids- verzekering c.q. na het beëindigen van de loondervingsuit- kering die de werkgever verschuldigd is op grond van het feit dat zij eigen risicodrager is voor de eerste vijf jaren van arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in de Wet Pemba.
• Werkgever:
- Smurfit Kappa Nederland B.V.;
- en de met haar gelieerde ondernemingen;
- en de door de directie voorgedragen ondernemingen die door het bestuur zijn geaccepteerd, elk afzonderlijk hierna genoemd de werkgever voor zover genoemd in bijlage III, waarmee het pensioenfonds een overeenkomst heeft ge- sloten betreffende de uitvoering van de pensioenregeling, die is vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst tussen het fonds en Smurfit Kappa Nederland.
• Werknemer:
Een ieder in dienst van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
• Wet VPS:
De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
• WIA:
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
• WIA-uitkering:
De uitkering ingevolge de WIA.
1.2. Deelnemers
1.2.1. Als deelnemer is aangemerkt de werknemer van 25 jaar of ouder met een arbeidsovereenkomst en voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van het pensioen- fonds. De werkgever meldt alle deelnemers bij het pen- sioenfonds aan.
1.2.2. Het pensioenfonds zal de werknemers van hun toelating als deelnemer schriftelijk in kennis stellen.
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap
1.3.1. Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin aan de onder artikel 1.2.1 gestelde eisen wordt voldaan. Met uitzondering van het deelnemerschap aan de Module Vroegpensioen dat aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 50 jaar wordt c.q. de latere eerste dag van de maand van indiensttreding.
1.3.2. Het deelnemerschap eindigt op de pensioendatum of op de herschikdatum of indien eerder, op de dag waarop het dienstverband met de werkgever wordt beëindigd, met uitzondering van beëindiging van het dienstverband ten gevolge van:
• Arbeidsongeschiktheid;
• een bij de werkgever geldende VUT-regeling;
• het ingaan van het overbruggingspensioen.
In geval van het ingaan van het overbruggingspensioen wordt het deelnemerschap voortgezet voor een periode van drie jaren doch maximaal tot de pensioendatum.
1.4. Pensioenaanspraken
1.4.1. De werknemers en de werkgever hebben een combinatiepensioenregeling gesloten bestaande uit een uitkeringsovereenkomst en een premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet. Krachtens de uitke- ringsovereenkomst neemt de werknemer tot een bepaalde salarisgrens deel in de hierna te noemen Module Basispak- ket. Daarnaast kan de werknemer eveneens deelnemen in de Module Risicoplus zoals opgenomen in artikel 6, indien en voorzover een afzonderlijke werkgever een of meer van de toezeggingen als bedoeld in dit artikel heeft gedaan. Krachtens de premieovereenkomst neemt de deelnemer voor het salaris boven de genoemde salarisgrens deel in de hierna te noemen Module Beleggingspakket. Daarnaast neemt de werknemer deel in de hierna te noemen Module
Vroegpensioen, enerzijds krachtens een uitkeringsover- eenkomst voor het pensioengevend salaris tot het maxi- mum pensioengevend salaris en anderzijds krachtens een premieovereenkomst voor het excedent pensioengevend salaris. Tenslotte neemt de werknemer krachtens de premie- overeenkomst op basis van vrijwilligheid deel in de hierna te noemen Module Pluspakket.
1.4.2. De pensioenaanspraken en pensioenkapitalen die voor de werknemer uit de in lid 1 bedoelde overeenkomsten voortvloeien, zijn door de werkgever bij het pensioenfonds ondergebracht door middel van een door de werkgever met het pensioenfonds gesloten uitvoeringsovereenkomst. De rechten en verplichtingen van de werknemers en de werkgever uit hoofde van de in lid 1 van artikel 1.4 bedoelde overeenkomst zijn opgenomen in dit pensioenreglement.
1.4.3. De deelnemer heeft op grond van de Module Basispak- ket aanspraak op de volgende pensioenen:
a. Ouderdomspensioen ten behoeve van zichzelf (artikel 2.3);
b. Partnerpensioen ten behoeve van zijn partner (artikel 2.4);
c. Wezenpensioen ten behoeve van zijn kinderen (artikel 2.5); Voorts bestaat recht op (gedeeltelijke) premievrije pensioen- opbouw bij (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid.
1.4.4. De deelnemer heeft op grond van de Module Beleggings- pakket, Module Vroegpensioen en Module Pluspakket (artikelen 3, 7 en 8) aanspraak op een pensioenkapitaal waarmee op de pensioendatum een extra ouderdomspensioen en indien gewenst een bijbehorend partnerpensioen wordt aangekocht.
1.4.5. Alle pensioenaanspraken, pensioenkapitalen en pensi- oenrechten die de (gewezen) deelnemer, andere aanspraak- gerechtigde en pensioengerechtigde jegens het pensioenfonds heeft, zijn onderworpen aan de in dit pensioenreglement en de statuten vermelde voorwaarden.
1.4.6. De deelnemer heeft ten aanzien van de in de vorige leden genoemde pensioenaanspraken- en kapitalen de flexi- bele mogelijkheden als genoemd in de Module herschikken pensioenen (artikel 9).
1.4.7. Ingeval van verlaging van de pensioengrondslag, worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 van de Pensioenwet.
1.5. Gezondheidswaarborgen
Voor verhogingen van de pensioenen als gevolg van overeengekomen salarisverhogingen, functiewijzigingen, wijzigingen in de parttime factor en wijzigingen in de pen- sioenspaarpremie en pensioenspaarkoopsom als bedoeld
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 7
in de Module Pluspakket zijn geen medische waarborgen vereist. Het bestuur kan wel medische waarborgen in de vorm van een gezondheidsverklaring en/of een medische keuring verlangen van een deelnemer bij diens schriftelijke verzoek om terug te mo- gen komen op door die deelnemer eerder gemaakte keuzen ten aanzien van het bepaalde in artikel 7.4 dit betreft het terugkomen op het eerder gedane verzoek om geen premie beschikbaar te stellen in het kader van de Module Vroegpensioen. Als het bestuur het leveren van medische waarborgen door een deelnemer in de genoemde gevallen noodzakelijk acht, zal het dit schriftelijk, binnen 14 dagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek van de deelnemer, aan de deelnemer meedelen. De beslissing om aan het verzoek van de deelnemer al dan niet tegemoet te komen, kan het bestuur in dat geval af laten hangen van de acceptatie door de herverzekeraar(s) van het pensioenfonds van de toe- name van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. De acceptatie of afwijzing van die toename van de risi- co’s door de herverzekeraar(s) hangt mede af van haar/ hun beoordeling van de risico’s aan de hand van de verkregen medische gegevens uit de gezondheidsverklaring en/of de medische keuring.
De definitieve beslissing van het bestuur zal schriftelijk aan de deelnemer kenbaar worden gemaakt. Hierbij gelden de volgende regels:
• Bij toewijzing van het verzoek van de deelnemer kan de deel- nemer pas na verzending van de desbetreffende schriftelijke bestuursbeslissing rechten ontlenen aan de Module Beleg- gingspakket en/of artikel 7.3 van de Module Vroegpensioen en alleen over de periode zoals genoemd in de bedoelde schriftelijke beslissing van het bestuur op het verzoek van de deelnemer.
• Bij afwijzing van het verzoek van de deelnemer kan de deelnemer blijvend geen rechten ontlenen aan de Module Beleggingspakket en/of artikel 7.3 van de Module Vroeg- pensioen.
• Bij gedeeltelijke acceptatie van de toename van de risico’s zal het bestuur in zijn beslissing aangeven welke gedeeltelijke rechten de deelnemer voortaan kan ontlenen over de in de beslissing genoemde periode aan de Module Beleggings- pakket en/of artikel 7.3 van de Module Vroegpensioen.
1.6. Pensioenuitkeringen
1.6.1. De pensioenrechten worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen, wettelijke heffingen of andere met de pensioengerechtigde overeengekomen inhoudingen, door of namens het pensioenfonds aan de pensioenge- rechtigde in euro’s en in maandelijkse gelijke termijnen, aan het einde van de maand bij nabetaling, uitgekeerd op een door de pensioengerechtigde aangewezen bank of girorekening in Nederland. In geval van aanwijzing door de pensioengerechtigde van een niet in Nederland gevestigde
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 8
bank- of girorekening, is het pensioenfonds bevoegd de kosten van het verrichten van de uitkeringen bij de pensioen- gerechtigde in rekening te brengen. Dit kan geschieden door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenrechten.
1.6.2. Voor uitbetaling dienen door de pensioengerechtigde aan het pensioenfonds, voor zover zij dat verlangt, stukken te worden overgelegd, waaruit het recht op uitbetaling blijkt.
1.6.3. Ten onrechte genoten uitkeringen moeten aan het pensioenfonds worden terugbetaald.
1.7. Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1.7.1. Het pensioenfonds behoudt zich het recht voor om dit pensioenreglement te wijzigen, met inachtneming van het bepaalde daaromtrent in de voor het pensioenfonds geldende statuten, uitvoeringsovereenkomst en de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving indien:
• de werkgever verplicht wordt zich voor alle deelnemers of voor een groep deelnemers aan te sluiten bij een bedrijfs- takpensioenfonds.
• een ingrijpende wijziging van omstandigheden de uitgaven terzake van de pensioenregeling niet meer toelaat.
• wijziging van bestaande of invoering van nieuwe wettelijke en/of wettelijk verplicht gestelde regelingen plaatsvindt.
• de belastingdienst de pensioenregeling niet aanmerkt als een pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIB en hoofdstuk VII van de Wet op de loonbelasting 1964.
• de aan dit pensioenreglement ten grondslag liggende pen- sioenovereenkomst wijzigt.
1.7.2. Het bestuur zal met de werkgever overleggen in- zake de eventuele herziening van de pensioenregeling en daaraan voorafgaand de vakverenigingen informeren. Opgebouwde pensioenaanspraken zullen hierdoor niet wor- den aangetast.
1.8. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
1.8.1. Het bestuur kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen, niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerech- tigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in
het kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.
De in dit artikel gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Pensioenwet.
1.8.2. Het pensioenfonds informeert de (gewezen) deel- nemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
1.8.3. De vermindering als bedoeld in artikel 1.8.1. kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigden, de werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
1.9. Regels terzake van de gemeenschappelijke huishouding
1.9.1. Van het bestaan van een gemeenschappelijke huis- houding van een ongehuwde en ongeregistreerde (gewezen) deelnemer met een ongehuwde en ongeregistreerde partner dient door de (gewezen) deelnemer bij het pensioenfonds melding te worden gemaakt. De (gewezen) deelnemer dient als bewijs van een gemeenschappelijke huishouding een no- tarieel vastgelegde samenlevingsovereenkomst te overleggen, inhoudende een bepaling, waarin de (gewezen) deelnemer en de ongehuwde en ongeregistreerde partner elkaar over en weer aanwijzen als partnerpensioengerechtigde ingeval de ongehuwde en ongeregistreerde partner deelneemt aan een pensioenregeling en deze pensioenregeling een part- nerpensioen kent.
1.9.2. Tevens dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te worden overlegd waaruit blijkt dat de (gewezen) deelnemer en de partner ten tijde van de melding op hetzelfde adres woonachtig zijn.
1.9.3. De melding van het bestaan van een gemeenschap- pelijke huishouding dient te geschieden binnen zes maanden na de aanvang van het deelnemerschap, respectievelijk de aanvang van de gemeenschappelijke huishouding, indien het deelnemerschap al is begonnen.
1.9.4. Als datum waarop de gemeenschappelijke huishou- ding is begonnen, geldt de datum waarop de notariële akte is verleden. Het bestuur is bevoegd in afwijking hiervan als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen de datum aan te merken, die als zodanig is ver- meld in de notariële akte. Indien de melding van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding plaatsvindt na de in het vorige lid genoemde termijn, wordt de gemeen-
schappelijke huishouding geacht te zijn begonnen op de datum waarop de melding als bedoeld in het vorige lid heeft plaatsgevonden.
1.9.5. Het voortduren van de gemeenschappelijke huishouding dient iedere drie jaar schriftelijk door de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde aan het pensioenfonds te worden beves- tigd. Een wijziging in de situatie van de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde ten aanzien van de gemeenschappelijke huishouding dient onverwijld aan het pensioenfonds te worden medegedeeld. Bij het niet tijdig bevestigen van het voortduren van de gezamenlijke huishouding en het niet tijdig doorgeven van een wijziging in de situatie kan het bestuur besluiten dat er geen sprake meer is van een gezamenlijke huishouding.
1.9.6. Voor de toepassing van het bepaalde in dit pensioen- reglement kan een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gedurende enige periode slechts met één partner en kan de partner slechts met één (gewezen) deelnemer of gepensio- neerde een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.9.7. Het bestuur is bevoegd om in afwijking van de vo- rige leden te bepalen dat in bijzondere gevallen van overleg- ging van een uittreksel uit het bevolkingsregister kan worden afgezien.
1.10. Informatie
1.10.1. Het bestuur zorgt voor informatieverstrekking aan de (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden conform de eisen van de Pensioenwet.
1.10.2. Jaarlijks worden de deelnemers binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst schriftelijk van de wijzigingen daarin door het pensioenfonds op de hoogte gesteld.
1.10.3. Het bestuur verstrekt aan de deelnemer jaarlijks een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioen- aanspraken, het opgebouwde pensioenspaarkapitaal en de te bereiken pensioenaanspraken zijnde de aanspraken die zouden worden verkregen bij voortzetting van het deel- nemerschap bij ongewijzigde omstandigheden. De deel- nemer ontvangt ook informatie over de aanpassing van pensioenaanspraken ingevolge artikel 10.
Tevens ontvangt de deelnemer een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
1.10.4. De deelnemer en de gepensioneerde ontvangen bij beëindiging van het deelnemerschap een eenmalige opgave van de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Tevens
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 9
wordt jaarlijks een opgave gedaan van het saldo van de rekening Pluspakket en de rekening Beleggingspakket.
1.10.5. Aan de Pensioengerechtigde wordt jaarlijks een opgave verstrekt van de in het kalenderjaar verrichte uitkeringen en inhoudingen.
1.10.6. Het Bestuur verstrekt op verzoek aan de (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of de gewezen partner binnen drie maanden nadat het verzoek is binnengekomen, een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioen- aanspraken en/of het opgebouwde pensioenspaarkapitaal, vermeerderd met de na beëindiging toegekende aanpas- singen. Op verzoek van de hiervoor genoemde personen verstrekt het bestuur ook het geldende pensioenreglement en de geldende statuten en informatie over de onderwerpen die zijn genoemd in artikel 46 van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving. Naast de in de hiervoor genoemde wet- en regelgeving genoemde onderwerpen, kan het bestuur aan de hiervoor genoemde personen informatie verschaffen die specifiek voor die persoon van belang is. Het Pensioenfonds kan een vergoeding vragen van de hiervoor genoemde opgaven met uitzondering van de verstrekking van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement.
1.10.7. Iedere (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde, of (gewezen) partner en de werkgever is verplicht aan het bestuur opgave te doen van alle gegevens, welke het bestuur voor een juiste uitvoering van het pensioen- reglement noodzakelijk en/of wenselijk acht. Het niet of niet tijdig verstrekken van bedoelde gegevens of het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, kan leiden tot een verlaging of beëindiging van aanspraak of recht op pensioen. Indien het pensioenfonds niet over het juiste adres van de (gewezen) deelnemer dan wel pensioengerechtigde blijkt te beschikken, kan zij de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkenen in rekening brengen.
1.11.1. Bescherming aanspraken partner
De aanspraak op ouderdomspensioen van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder toestemming van diens (gewezen) partner niet bij overeenkomst tussen die (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het pensioen- fonds of de werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de wet VPS hebben uitgesloten.
1.11.2. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder toestemming van die partner niet bij overeen- komst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.10
en het pensioenfonds of de werkgever worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
1.11.3. Elk beding strijdig met het in vorengenoemde bepaalde is nietig.
1.12. Onvoorziene gevallen
In incidentele gevallen, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, of waarin dit pensioenreglement tot een onbillijkheid jegens de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde zou leiden, kan het bestuur een afwijkende voorziening treffen.
1.13. Waardeoverdracht
1.13.1. De werkgever is verplicht de werknemer bij beëindiging van het deelnemerschap onmiddellijk te informeren over zijn recht op waardeoverdracht.
1.13.2. Indien een werknemer overweegt gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht, dient hij binnen zes maan- den na aanvang van het deelnemerschap het overnemende uitvoeringsorgaan te verzoeken de informatie die van belang is voor de waardeoverdracht te verstrekken.
1.13.3. Indien een werknemer besluit gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht dient hij binnen twee maanden na ontvangst van de opgave of voorlopige opgave conform het bepaalde in het Besluit bij het overnemende uit- voeringsorgaan een verzoek in te dienen tot waardeoverdracht. De partner dient met de overdracht van het partnerpensioen in te stemmen. Indien deze overeenstemming ontbreekt, wordt het partnerpensioen niet overgedragen. Het pensioenfonds is verplicht medewerking te verlenen aan de waardeoverdracht.
1.13.4. Op een waardeoverdracht is het Besluit van toepas- sing, dat wordt vastgesteld bij of krachtens de Pensioenwet.
1.14. Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht
1.14.1. De pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioen- reglement kunnen niet worden afgekocht.
Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aan- spraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25 lid 4 van de Invorderingswet, of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 4.1.7.
1.14.2. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
1.14.3. Elk beding, strijdig met dit artikel is nietig.
1.15. Afkoop gering pensioen
1.15.1. Het pensioenfonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 4.3. de aanspraak op ouderdomspensioen af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. Ligt de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen binnen de genoemde termijn van twee jaar, dan heeft het pensioenfonds het recht het ouderdomspensioen bij ingang af te kopen. Een bijbehorende aanspraak op partner- en wezenpensioen wordt eveneens afgekocht.
1.15.2. Indien het pensioenfonds gebruik wenst te maken van het in lid 1 bedoelde recht, informeert het pensioen- fonds de gewezen deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
1.15.3. Het pensioenfonds heeft het recht het partner- en wezenpensioen dat niet conform het bepaalde in lid 1 is afgekocht, op de ingangsdatum af te kopen, mits dat pen- sioen op die datum minder bedraagt dan het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet. Het in dit lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op het recht op bijzonder partnerpensioen.
1.15.4. Indien het pensioenfonds gebruik wenst te maken van het in lid 3 bedoelde recht, informeert het pensioenfonds de pensioengerechtigde over zijn besluit hieromtrent bin- nen zes maanden na de ingangsdatum en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
1.15.5. Het in de leden 1 en 2 bepaalde is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer het pensioenfonds binnen twee jaar na de datum van beëindiging van het deelnemerschap schriftelijk heeft meegedeeld dat de gewezen deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
1.15.6. De hoogte van de afkoopwaarde wordt door het pen- sioenfonds vastgesteld op basis van de afkoopvoet die is opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement.
1.16. Zorgplicht
Op grond van het bepaalde in artikel 52 van de pensioen- wet is het pensioenfonds verantwoordelijk voor de beleg- gingen die worden gedaan met de - krachtens de Modules Beleggingspakket, Vroegpensioen en Module Pluspakket - gestorte premies en neemt voor de (gewezen) deelnemer alle beleggingsbeslissingen met inachtneming van de eisen die daaraan gesteld worden in artikel 135 van de Pensioen- wet. Het in de vorige volzin bepaalde is niet van toepas- sing indien de (gewezen) deelnemer de verantwoordelijk- heid voor de beleggingen op zich heeft genomen conform het bepaalde in artikel 52 lid 2 van de Pensioenwet. Het overnemen van de verantwoordelijkheid voor de beleggingen door de (gewezen) deelnemer dient te blijken uit de onder- tekening door de (gewezen) deelnemer van een door het pensioenfonds beschikbaar gesteld formulier.
2. Module Basispakket
2.1. Pensioengevend jaarsalaris
2.1.1. Indien het deelnemerschap gedurende een kalenderjaar aanvangt of eindigt, wordt het pensioengevend jaarsalaris voor dat jaar vastgesteld naar tijdsevenredigheid.
2.1.2. Voor elk nog te volbrengen deelnemersjaar tot de pensioendatum wordt eenzelfde pensioengevend jaarsalaris verondersteld als op het moment van berekening van de pensioenaanspraken laatstelijk is vastgesteld.
2.1.3. Het pensioengevend jaarsalaris is maximaal gelijk aan het maximum pensioengevend jaarsalaris. Indien het deelnemerschap gedurende het kalenderjaar aanvangt of eindigt, wordt het maximum pensioengevend jaarsalaris naar evenredigheid van het aantal maanden van deelname in het betreffende jaar gecorrigeerd.
Voor een parttimer wordt in de Module Basispakket het pensioengevend salaris vastgesteld alsof de parttimer het gebruikelijke aantal uren bij een volledig dienstverband werk- zaam is (volledige arbeidsduur). Op basis van deze voor de volledige arbeidsduur vastgestelde pensioengevend salaris, wordt het maximum pensioengevend salaris bepaald, dat vervolgens wordt vermenigvuldigd met de parttimefactor.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P. 1 1
2.2. Geïndexeerd pensioengevend jaarsalaris
Het bestuur kan elk jaar per 1 januari het maximum pensioengevend jaarsalaris aanpassen. De aanpassing zal worden gemaximeerd op het niveau van de CBS loonindex, als bedoeld in artikel 1 van dit pensioenreglement.
2.3. Ouderdomspensioen
2.3.1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2.3.2. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar:
• 1,625 % van de som van de geïndexeerde (maximum) Pensioengevende jaarsalarissen, verminderd met
• 1,625 % van het product van de laatst vastgestelde franchise en het aantal verstreken deelnemersjaren en eventueel over de verstreken deelnemersjaren gewogen gemiddelde parttime factor.
2.4. Partnerpensioen
2.4.1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de (gewezen) deelne- mer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2.4.2. Het partnerpensioen bedraagt per jaar:
• 1,25 % van de som van de geïndexeerde (maximum) Pensioengevende jaarsalarissen, verminderd met
• 1,625 % van het product van de laatst vastgestelde franchise en het aantal verstreken deelnemersjaren en indien van toepassing over de verstreken deelnemersjaren gewogen gemiddelde parttime factor.
2.4.3. Bij overlijden van een deelnemer wordt verondersteld dat hij tot de pensioendatum deelnemer zou zijn gebleven met behoud van het laatst geldende pensioengevend jaarsalaris en de daarbij behorende franchise. Voor deze fictieve toekomstige deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor het overlijden van de deelnemer gold.
2.5. Wezenpensioen
2.5.1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de (gewezen) deelne- mer of gepensioneerde overlijdt, en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin het pensioengerechtigd kind de leeftijd van 21 jaar bereikt of voordien overlijdt.
2.5.2. Het wezenpensioen bedraagt per jaar voor elk kind 14% van het volgens artikel 2.3 berekende ouderdoms- pensioen. Het aan de gezamenlijke kinderen toekomende wezenpensioen zal niet hoger zijn dan 70% van het inge-
volge artikel 2.3. berekende ouderdomspensioen. Indien er meer kinderen zijn zal het maximale wezenpensioen gelijke- lijk over alle kinderen worden verdeeld.
2.5.3. Het totale wezenpensioen zoals hiervoor vastgesteld, wordt verdubbeld met ingang van de maand waarin door over- lijden geen partnerpensioen en geen bijzonder partnerpen- sioen (meer) wordt uitgekeerd. Uitsluitend het wezenpen- sioen voor het pensioengerechtigd kind van die overleden partner zal worden verdubbeld; de hoogte van de niet ver- dubbelde wezenpensioenen wordt hierdoor niet beïnvloed.
2.5.4. Vervalt het wezenpensioen voor één pensioengerech- tigd kind, dan wordt voor de overblijvende pensioengerech- tigde kinderen het wezenpensioen zo nodig opnieuw vast- gesteld, zodat ieder pensioengerechtigd kind weer een gelijk deel van het wezenpensioen ontvangt.
2.5.5. Voor de berekening van het wezenpensioen wordt verondersteld, dat de deelnemer tot de pensioendatum deel- nemer zou zijn gebleven met behoud van het laatst geldend pensioengevend jaarsalaris. Voor deze fictieve toekomstige deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor het overlijden van de deelnemer gold.
3. Module Beleggingspakket
3.1. Werkingssfeer
De Module Beleggingspakket is van toepassing over het excedent-pensioengevend jaarsalaris.
3.2. Beschikbare premie
3.2.1. Elk jaar op 1 januari wordt voor de periode van 1 januari tot 31 december van dat jaar door de werkgever ten behoeve van de deelnemer een premie beschikbaar gesteld. De premie is een percentage van het excedent-pensioen- gevend jaarsalaris. Het percentage bedraagt op jaarbasis:
Leeftijd op 1 januari | Premiepercentage |
25 – 29 | 7,5 |
30 – 34 | 9,0 |
35 – 39 | 11,0 |
40 – 44 | 13,0 |
45 – 49 | 15,5 |
50 – 54 | 18,5 |
55 – 59 | 21,5 |
60 – 64 | 24,0 |
Voor een parttimer wordt in de Module Beleggingspakket het excedent-pensioengevend jaarsalaris vastgesteld alsof
de parttimer het gebruikelijk aantal uren bij een volledig dienstverband werkzaam is (volledige arbeidsduur). Het op basis van deze voor de volledige arbeidsduur vastgestelde excedent-pensioengevend jaarsalaris wordt vervolgens ver- menigvuldigd met de parttime-factor.
3.2.2. Voor deelnemers die in de loop van het jaar deel- nemer worden, is de leeftijd op de aanvangsdatum van deelneming bepalend voor het premiepercentage en wordt de premie naar rato van het aantal maanden tot het einde van het jaar vastgesteld.
3.2.3. Voor deelnemers waarvoor in de loop van het jaar het deelnemerschap wordt beëindigd dan wel de deelnemer die in de loop van het jaar parttimer wordt, wordt voor de periode tot het einde van het jaar waarin het deelnemerschap eindigt, de reeds geboekte premie naar rato verminderd.
3.3. Rendement
Voor iedere deelnemer die zijn beschikbare premie inlegt in het pensioenfonds wordt bij een door het bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder een beleggingsrekening geopend op naam van het pensioenfonds. De (gewezen) deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder. Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede van de rekening ten behoeve van de (gewezen) deelnemer. De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (gewezen) deelnemer verzonden. Het rendement op de beleggingen, zoals bedoeld in de vorige volzin, kan zowel positief zijn als negatief. Dit risico komt voor rekening van de (gewezen) deelnemers.
3.4. Voorziening voor nabestaanden
3.4.1. Voor de deelnemer wordt een zodanig risicokapitaal verzekerd dat tezamen met het pensioenspaarkapitaal, dat is gevormd op grond van de beschikbare premies als be- doeld in artikel 3.2. en rendementsbijschrijvingen, als be- doeld in artikel 3.3, in geval van zijn overlijden over het exce- dent-pensioengevend jaarsalaris een partner- en wezenpen- sioen kan worden toegekend, alsof op het hiervoor bedoelde excedent-Pensioengevend jaarsalaris de Module Basispak- ket van toepassing zou zijn geweest. Blijkt bij overlijden dat er geen partner en/of pensioengerechtigde kinderen (meer) zijn, dan wordt het gevormde pensioenspaarkapitaal uitge- keerd aan het pensioenfonds.
3.4.2. De verzekering van het risicokapitaal vindt plaats op basis van eenjarige risicopremies.
3.4.3. In geval van beëindiging van het deelnemerschap leidt deze risicoverzekering niet tot premievrije aanspraken.
3.5. Aanwenden gevormd pensioenkapitaal
Vanaf de herschikdatum wordt het gevormde pensioenspaar- kapitaal aangewend voor het kopen van ouderdoms- en partnerpensioen in de standaard verhouding van 100:70. Van deze verhouding kan worden afgeweken door gebruik te maken van de Module herschikken pensioenen. Het pen- sioenspaarkapitaal zal nimmer als kapitaal aan de (gewezen) deelnemer worden uitbetaald.
4. Bijzondere bepalingen behorende bij de modules Basispakket, Beleggingspakket en Vroegpensioen
4.1. Bijzonder partnerpensioen
4.1.1. Indien het huwelijk of het geregistreerde partnerschap van een deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed of de bij het pensioenfonds aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëin- digd, dan verkrijgt de gewezen partner een aanspraak op bijzonder partnerpensioen. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak die de deelnemer volgens artikel
2.4. ten behoeve van de partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van eindigen van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap of de beëindiging van de hier- voor bedoelde gemeenschappelijke huishouding zijn deel- neming vóór de pensioendatum anders dan door overlijden zou zijn beëindigd.
4.1.2. Indien het huwelijk van een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, of bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de bij het pensioenfonds aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëin- digd, verkrijgt de (gewezen) partner een aanspraak op het partnerpensioen dat op het moment van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap of be- eindiging van de gemeenschappelijke huishouding door de gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde is op- gebouwd. Onder het opgebouwde partnerpensioen wordt mede verstaan het partnerpensioen dat na de pensioen- of herschikdatum is aangekocht uit het in de Module Beleg- gingspakket gevormde pensioenspaarkapitaal.
4.1.3. Het bestuur kan op gemeenschappelijk verzoek van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en zijn partner toestaan, dat in afwijking van het onder lid 1 en 2 bepaal- de geen recht dan wel een verminderd recht op bijzonder partnerpensioen wordt toegekend. Deze toestemming tot afwijking wordt pas van kracht, indien de bedoelde afwijking is vastgesteld in door partijen overeengekomen huwelijkse
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.12 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.13
voorwaarden of in een bij geschrift gesloten overeenkomst tussen partijen met het oog op de scheiding.
De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het pensioenfonds is gehecht dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4.1.4. De gewezen partner wordt na overlegging van schrif- telijk bewijs van instemming van de (gewezen) deelnemer in de gelegenheid gesteld de aanspraak op bijzonder partner- pensioen om te zetten in een ouderdomspensioen op zijn leven, dat ingaat op een door hem te bepalen tijdstip, gele- gen tussen de 60- en de 65-jarige leeftijd van de gewezen partner. Het bepaalde in lid 5 is alsdan van overeenkomstige toepassing.
4.1.5. Het bijzonder partnerpensioen wordt jaarlijks aan- gepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 (aanpas- sing pensioenen (gewezen) deelnemers en pensioenge- rechtigden).
4.1.6. Het berekende partnerpensioen wordt bij (een) volgend(e) huwelijk(en), geregistreerd(e) partnerschap(pen) of gemeenschappelijke huishouding(en) verminderd met het pensioen c.q. de pensioenen die zijn toegekend over- eenkomstig het bepaalde in artikel 4.1. lid 1 tot en met 3, vermeerderd met de gegeven verhogingen.
4.1.7. Een gewezen partner met een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, als bedoeld in dit artikel, heeft het recht dit bijzonder partnerpensioen te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, mits:
a. het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die over- dracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
4.1.8. Aan de gewezen partner zal een bewijs van zijn aan- spraak op pensioen worden verstrekt.
4.2. Pensioenverevening bij scheiding
4.2.1. De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding is van toepassing indien het huwelijk van een (gewezen) deel- nemer eindigt door: echtscheiding, scheiding van tafel en bed en indien het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd anders dan door dood of vermissing. De gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de Wet VPS recht op uitbetaling van de helft van het gedeelte van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepen- sioneerde dat kan worden toegerekend aan de verstreken deelnemersjaren hierna te noemen ‘bijzonder ouderdoms-
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.14
pensioen’. Als deelnemingsjaren worden aangemerkt de jaren gelegen tussen enerzijds de huwelijksdatum of de registratiedatum van het partnerschap en anderzijds de datum van echtscheiding, de datum van scheiding van tafel en bed of de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing.
Het “bijzonder ouderdomspensioen” wordt,voor de situatie dat er sprake is van een gewezen deelnemer of gepensioneerde, vermeerderd met de reeds gegeven verhogingen als bedoeld in artikel 10 (aanpassing pensioenen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden). Indien de deelnemer uit hoofde van de Module Beleggingspakket een pensioenspaarkapitaal heeft opgebouwd heeft de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer aanspraak op de helft van het gedu- rende de huwelijkse periode dan wel periode van geregistreerd partnerschap opgebouwde saldo van de beleggingsrekening overeenkomstig de Wet VPS (vereveningspensioenspaarka- pitaal). Het gedurende de huwelijkse periode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening is gelijk aan het saldo van deze rekening op de datum van beëindiging van het huwelijk of geregistreerd partnerschap vermenigvuldigd met het quotiënt van de duur van het huwelijk of geregistreerde partnerschap en de duur van het deelnemerschap. Het genoemde quotiënt bedraagt maximaal 1.
4.2.2. Het recht op uitbetaling bestaat ten opzichte van het pensioenfonds, mits binnen twee jaar na de datum van echt- scheiding, de datum van scheiding van tafel en bed of de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing, mededeling aan het pensioenfonds is gedaan. Die mededeling dient te geschie- den door de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde of de gewezen partner, door middel van een aanmeldingsfor- mulier waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4.2.3. Indien de datum van echtscheiding, de datum van scheiding van tafel en bed of de datum van beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing, na de herschikdatum ligt, gaat het recht op uitbetaling in een maand na de datum waarop het Pensioenfonds het in lid 2. genoemde aanmeldingsformulier heeft ontvangen.
4.2.4. Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen de (gewezen) deelnemer en de (gewezen) partner overeenkomen dat de aanspraak op bijzonder ouderdomspensioen en het bijzonder partner- pensioen als bedoeld in artikel 4.1. omgezet worden in een
ouderdomspensioen op het leven van de (gewezen) partner, dat ingaat op een door hem te bepalen tijdstip, gelegen tussen de 60-en 65-jarige leeftijd. Het bepaalde in artikel 4.2.5. is dan van overeenkomstige toepassing.
4.2.5. Het bijzondere ouderdomspensioen wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 (Aan- passing Pensioenen (gewezen) deelnemers en pensioenge- rechtigden).
4.2.6. Het volgens artikel 2.3. berekende ouderdomspensi- oen wordt verminderd met het pensioen c.q. de pensioenen die zijn toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.1.
4.3. Einde deelnemerschap vóór de pensioendatum
4.3.1. Indien het deelnemerschap eindigt vóór de pensioen- datum, anders dan door overlijden, zullen de volgende bepalingen gelden.
4.3.2. De gewezen deelnemer verkrijgt een voor hem premievrije aanspraak op de bij beëindiging van het deel- nemerschap volgens de Module Basispakket opgebouwde aanspraken op ouderdoms-, partner-, en wezenpensioen. Het bij beëindiging van het deelnemerschap aanwezige pen- sioenspaarkapitaal uit hoofde van de Module Beleggings- pakket kan belegd blijven op de beleggersrekening van de vermogensbeheerder en wordt op de pensioen- of herschik- datum aangewend bij een externe verzekeraar, niet zijnde het pensioenfonds, voor de aankoop van een direct ingaand ouderdoms- en partnerpensioen in de standaard verhouding van 100:70. De gewezen deelnemer kan – na een schrif- telijk ingediend verzoek bij het pensioenfonds – er echter ook voor kiezen op de datum van beëindiging van het deel- nemerschap het aanwezige pensioenspaarkapitaal wordt aangewend voor de aankoop van pensioen bij het pensioen- fonds, voor de aankoop van een direct ingaand ouderdoms- en partnerpensioen in de standaard verhouding van 100:70. Het pensioenspaarkapitaal zal nimmer als kapitaal aan de (gewezen) deelnemer worden uitbetaald. Het rendement dat gevormd wordt op het belegde pensioenspaarkapitaal, kan zowel positief zijn als negatief. Dit risico komt voor rekening van de gewezen deelnemers.
4.3.3. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave, bevattende de hoogte van de bedoelde premievrije aanspraken.
4.4. Pensioenvoorziening Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP)
4.4.1. Voor de gewezen deelnemer, die in aansluiting op zijn dienstverband met de werkgever een aanspraak heeft verkregen op een bijdrage van het FVP ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke voortzetting van zijn pensioen- opbouw tijdens werkloosheid, zal de opbouw van de pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement worden voortgezet op de wijze als voorzien in de door het FVP gestelde regels.
4.4.2. De extra aanspraken ingevolge de door het FVP vastgestelde regels, maken deel uit van de pensioen- regeling, indien en voor zover de daartoe benodigde premies en/of koopsommen van het FVP door het pensioenfonds zijn ontvangen.
4.4.3. De gewezen deelnemer is verplicht aan het pensioen- fonds, het FVP, de instellingen of personen, die daartoe door het FVP zijn aangewezen, schriftelijk inlichtingen te verstrek- ken, welke van hem worden verlangd met het oog op een goede uitvoering van de door de FVP gestelde regels.
4.4.4. Het bepaalde in artikel 4.4. is alleen van toepassing voor de gewezen deelnemer die voor 1 januari 2011 een recht op WW-uitkering heeft ontvangen.
4.5. Voortzetting pensioenopbouw in geval van arbeidsongeschiktheid
4.5.1. Indien de deelnemer arbeidsongeschikt is, behoudt hij, met inachtneming van het in dit artikel bepaalde, aan- spraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en op de beschikbare premies die hij bij de voortzetting van het deelnemerschap tot de pensioendatum of tot eerder overlijden zou hebben verkregen.
4.5.2. De in het vorige lid bedoelde aanspraken worden berekend op basis van het pensioengevend jaarsalaris, zoals dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de aanvang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wetboek, en op basis van de arbeidsduur zoals die geldt op het moment van arbeids- ongeschikt worden.
4.5.3. Indien de deelnemer na een jaar gehele of gedeelte- lijke arbeidsongeschiktheid voor 15% of meer arbeidsonge- schikt is in de zin van de WAO, dan wel na twee jaren gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor 35% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, behoudt hij over de verstreken deelnemersjaren aanspraken vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.2, vermeerderd met de in de hierna vermelde tabel aangegeven percentages:
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.15
Bij een arbeids- Van de aanspra- Van de aanspra- ongeschiktheid ken op pensioen ken op pensioen volgens de WIA/ over toekomstige over toekomstige WAO van Deelnemersjaren Deelnemersjaren in geval van WIA in geval van WAO | ||
80 - 100% | 100% | 100% |
65 - 80 % | 72,5% | 72,5% |
55 - 65 % | 60% | 60 % |
45 - 55 % | 50% | 50 % |
35 - 45 % | 40% | 40 % |
25 - 35 % | 0% | 30 % |
15 - 25 % | 0% | 20 % |
De mate van arbeidsongeschiktheid zal worden vastgesteld door het UWV krachtens een beschikking, dan wel op grond van een door het bestuur te nemen bestuursbesluit. Indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheids- percentage wordt vastgesteld, zal de mate van arbeidsonge- schiktheid worden vastgesteld volgens de formule:
Maatmansalaris -/- salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden x 100%
Maatmansalaris
Als maatmansalaris wordt aangemerkt het salaris dat als zodanig door het UWV wordt opgegeven.
4.5.4. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid vermindert, worden de aanspraken over de periode vanaf het moment van wijziging tot de pensioendatum opnieuw overeenkomstig dit artikel vastgesteld. Werken op basis van arbeidstherapie wordt niet beschouwd als werkzaam zijn. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid vermeerdert, worden de aanspraken over de periode vanaf het moment van wijziging tot de pen- sioendatum niet aangepast overeenkomstig dit artikel.
4.5.5. Indien de deelnemer minder dan 15% arbeidsonge- schikt is in de zin van de WAO dan wel minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, kunnen aan dit artikel geen verdere rechten worden ontleend en is het bepaalde in artikel 4.3.2. van toepassing.
4.5.6. Uitsluitend de op basis van het hiervoor vermelde te bereiken aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezen- pensioen, worden jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 (Aanpassing pensioenen (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigden).
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.16
4.5.7. Voor een deelnemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en gedeeltelijk werkzaam is worden de voor hem opge- bouwde pensioenaanspraken en de aan hem in totaal in uit- zicht gestelde pensioenrechten vastgesteld op de som van:
• de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pen- sioenrechten, die bepaald worden volgens de voorgaande leden van dit artikel en die samenhangen met zijn gedeel- telijke arbeidsongeschiktheid, en
• de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pen- sioenrechten die bepaald worden op basis van het actuele niveau van zijn pensioengevend jaarsalaris en die samen- hangen met zijn gedeeltelijke werkzaamheid, rekening houdend met de daarvoor geldende parttime factor.
5. Module extra pensioengevend jaarsalaris
5.1. Werkingssfeer
Elke werkgever kan het pensioengevend jaarsalaris als geformuleerd in de overige Modules met één of meer beloningsbestanddelen uitbreiden.
Een uitbreiding van het pensioengevend jaarsalaris met een extra pensioengevend inkomensbestanddeel geldt voor alle andere Modules, met uitzondering van de 13e maand en de vaste eindejaarsuitkering die niet als extra pen- sioengevend jaarsalaris kunnen gelden voor de Module Beleggingspakket.
Met betrekking tot het overbruggingspensioen als genoemd in artikel 8.2 geldt dat het pensioengevend jaarsalaris alleen loonbestanddelen kan bevatten die tot het regelmatig genoten loon behoren.
5.2. Extra pensioengevend jaarsalaris
Het extra pensioengevend jaarsalaris kan bestaan uit de 13e maand, de vaste eindejaarsuitkering, de provisie/commissie, de ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag daarover, de consignatietoeslag en de persoonlijke toeslag.
5.3. Pensioenaanspraken
Voor de vaststelling van de aanspraken over het extra pen- sioengevend jaarsalaris dient in de van toepassing zijnde Modules onder “pensioengevend jaarsalaris” te worden verstaan “extra pensioengevend jaarsalaris” en dient de franchise op nul gesteld te worden.
6. Module risicoplus
6.1. Algemeen
Werkingssfeer
Op grond van deze Module kan elke afzonderlijke werkgever een:
• Aanvullend partnerpensioen;
• WAO-hiaatverzekering;
• Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen.
met de werknemer overeengekomen, waarbij die op grond van een pensioenovereenkomst aanvullende pensioen- aanspraken dan gelden voor alle of voor een nader te bepalen groep deelnemers.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen is van toe- passing over het (deel van het) Pensioengevend jaarsalaris.
Indien het deelnemerschap aan het pensioenfonds eindigt vóór de Pensioendatum, anders door overlijden of door gebruik te maken van de Module Vroegpensioen, worden op grond van de regelingen in deze Module geen premievrije aanspraken verleend.
6.2. Aanvullend partnerpensioen
6.2.1. Aanvang en beëindiging
Het aanvullend partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de deelnemer is overleden, en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
6.2.2. Aanvullend partnerpensioen
Onverminderd het bepaalde in artikel 6.2.4. bedraagt het aanvullend jaarlijks partnerpensioen in beginsel 10% van het bij overlijden geldende pensioengevend jaarsalaris.
6.2.3. Aanpassing pensioen
Een ingegaan aanvullend partnerpensioen wordt jaarlijks aan- gepast conform de bepalingen van artikel 10 (Aanpassing Pensioenen (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden).
6.2.4. Verzekering aanvullend partnerpensioen
De verzekering van aanvullend partnerpensioen is slechts mogelijk indien en voor zover dit met inachtneming van de fiscale maxima terzake is toegelaten.
6.3. WAO-hiaatverzekering (arbeidsongeschiktheids- pensioen, onder het Grensbedrag-AOV)
6.3.1. Aanvang en beëindiging
Het WAO-hiaatpensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de deelnemer een vervolguitkering krachtens de WAO geniet. Indien de deelnemer naast een vervolguitkering
krachtens de WAO een aanvullende uitkering geniet van de werkgever die verband houdt met zijn arbeidsongeschiktheid, gaat het WAO-hiaatpensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd. Het WAO- hiaatpensioen zal worden uitgekeerd zolang de vervolg- uitkering krachtens de WAO voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
6.3.2. Aanspraken WAO-hiaatpensioen
De WAO-hiaatverzekering geeft de deelnemer bij een WAO- uitkering ingevolge een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, recht op een WAO-hiaatpensioen, waardoor tezamen met de vervolguitkering een arbeidsongeschikt- heidspensioen wordt verkregen van 70% van het pen- sioengevend jaarsalaris, zoals dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de aanvang van de loondoorbetalings- verplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wet- boek. Dit voor zover dat niet uitgaat boven het Grensbedrag- AOV, geldend op 1 januari voorafgaande aan de aanvang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wetboek.
6.3.3. Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO-uitkering ingevolge een mate van arbeidson- geschiktheid van minder dan 80%, wordt het WAO-hiaatpen- sioen als bepaald onder 6.3.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Mate van arbeidsongeschiktheid | % van de onder 7.4.2. omschreven arbeids- ongeschiktheidsuitkering |
65 % - 80 % | 72,5 % |
55 % - 65 % | 60 % |
45 % - 55 % | 50 % |
35 % - 45 % | 40 % |
25 % - 35 % | 30 % |
15 % - 25 % | 20 % |
Minder dan 15 % | 0 % |
De Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op het uitkeringsniveau dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de ingang van het WAO-hiaatpensioen.
6.3.4. Aanpassing WAO-hiaatpensioen
Het WAO-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig de aanpassing van het Grensbedrag-AOV.
6.3.5. Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid
Bij wijziging van de mate van Arbeidsongeschiktheid wordt het WAO-hiaatpensioen aangepast conform het bepaalde in
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.17
de volgende leden van dit artikel. De (gewezen) deelnemer is verplicht het pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO-uitkering.
6.3.6. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven WAO-hiaatpensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 6.3.3. genoemde tabel. Het uit te keren WAO-hiaatpensioen zal echter nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de deelnemer geldende pensioengevend jaar- salaris tot het Grensbedrag-AOV tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) het voor de deelne- mer geldende pensioengevend jaars alaris, zoals dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de aanvang van de loondoorbe- talingsverplichting van de werkgever op basis van het Burger- lijk Wetboek, tot het Grensbedrag-AOV, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende parttime factor, zowel bij wijziging van de mate van arbeidson- geschiktheid als bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
6.3.7. Bij opvolgende wijzigingen van de mate van arbeids- ongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het bepaalde in de voorgaande leden.
6.4. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (Aanvulling van 70% tot 80%)
6.4.1. Aanvang en beëindiging
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de deelnemer, waarvoor een AOV-pensioengevend jaarsalaris van toepassing is, een arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet krachtens de WAO. Indien de deelnemer naast een arbeidsongeschiktheids- uitkering krachtens de WAO een aanvullende uitkering geniet van de werkgever die verband houdt met zijn arbeidsongeschiktheid, gaat het aanvullend arbeidson- geschiktheidspensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheidsuitkering krach- tens de WAO voortduurt, doch uiterlijk tot de pensioendatum.
6.4.2. Het jaarlijks aanvullend arbeidsongeschiktheidspen- sioen bedraagt bij een WAO-uitkering ingevolge een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, 10% van het deel van het pensioengevend jaarsalaris, zoals dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de aanvang van de loondoorbeta- lingsverplichting van de werkgever op basis van het Burger-
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.18
lijk Wetboek, dat door de werkgever in dit kader van toepas- sing is verklaard.
6.4.3. Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO-uitkering ingevolge een mate van arbeids- ongeschiktheid van minder dan 80% wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen als bepaald onder 6.4. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Bij een arbeids- % van de onder % van het ongeschiktheid 7.4.2. omschreven Pensioengevend van arbeidsonge- jaarsalaris schiktheids- uitkering | ||
65 % - 80 % | 72,5 % | 7,25 % |
55 % - 65 % | 60 % | 6 % |
45 % - 55 % | 50 % | 5 % |
35 % - 45 % | 40 % | 4 % |
25 % - 35 % | 30 % | 3 % |
15 % - 25 % | 20 % | 2 % |
Minder dan 15 % | 0 % | 0 % |
6.4.4. Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid
Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast conform het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. De (gewezen) deelnemer is verplicht het pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO-uitkering.
6.4.5. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 6.4.3. genoem- de tabel. Het uit te keren aanvullend arbeidsongeschikt- heidspensioen zal, tezamen met de in artikel 6.3. bedoelde WAO-hiaatverzekering, echter nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de deelnemer geldende pensioengevend jaar- salaris tot het grensbedrag-AOV tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) het actuele voor de deelnemer geldende pensioengevend jaarsalaris tot het grensbedrag-AOV, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering voor het eerst plaats- vond, rekening houdend met de geldende parttime factor, zowel bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de arbeidsongeschiktheid.
6.4.6. Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de mate van arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het bepaalde in de voorgaande leden.
7. Module Vroegpensioen
7.1. Werkingssfeer
Het recht op aanspraken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 50-jarige leeftijd bereikt of op het latere tijdstip waarop hij deelnemer wordt.
7.2. Overbruggingspensioen - over pensioengevend jaarsalaris tot maximum pensioengevend jaarsalaris Het overbruggingspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 62 jaar wordt en wordt uitgekeerd tot de pensioendatum of tot het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer voordien overlijdt.
Het overbruggingspensioengevend jaarsalaris wordt gesteld op het pensioengevend jaarsalaris dat bij een volledige arbeidsduur zou hebben gegolden. Het overbruggingspen- sioengevend jaarsalaris is maximaal gelijk aan het maximum pensioengevend jaarsalaris. Het betreffende deelnemers- jaar wordt naar rato van de overeengekomen arbeidsduur in verhouding tot de volledige bij de werkgever geldende arbeidsduur meegeteld.
Het overbruggingspensioen per jaar bedraagt voor elk verstreken deelnemersjaar 7% van het laatst geldend over- bruggingspensioengevend jaarsalaris. Het maximum aantal deelnemersjaren bedraagt 10.
7.3. Beschikbare premie - voor pensioengevend jaarsalaris over het excedent- pensioengevend jaarsalaris
Elk jaar op 1 januari wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van dat jaar door de Werkgever een premie beschikbaar gesteld. De premie is een percentage van het excedent-pensioengevend jaarsalaris. Voor part- timers wordt het percentage van het excedent-pensioenge- vend jaarsalaris vastgesteld door eerst het pensioengevend jaarsalaris, het maximum pensioengevend jaarsalaris en het excedent-pensioengevend jaarsalaris vast te stellen op fulltime basis het aldus vastgestelde percentage van het excedent-pensioengevend jaarsalaris wordt vervolgens vermenigvuldigd met de parttime factor.
Het percentage bedraagt:
Leeftijd op 1 januari | Premiepercentage |
50 - 54 | 16,50 |
55 - 60 | 18,75 |
Voor deelnemers die in de loop van het jaar deelnemer
worden, is de leeftijd op de aanvangsdatum van deelneming bepalend voor het premiepercentage, en wordt de premie naar rato van het aantal maanden tot het einde van het jaar vastgesteld.
Voor deelnemers waarvoor in de loop van het jaar het deel- nemerschap wordt beëindigd, wordt voor de periode tot het einde van het jaar waarin het deelnemerschap eindigt de reeds geboekte premie naar rato teruggeboekt.
7.4. Verzoek om artikel 8.3. niet van toepassing te laten zijn
De Deelnemer kan op het moment dat artikel 8.3. voor hem van toepassing wordt de werkgever onder overlegging van een afstandsverklaring verzoeken om het in dit artikel bedoelde beschikbare premiesysteem niet op hem van toepassing te doen zijn. De afstandsverklaring dient door de deelnemer en zijn eventuele partner ondertekend te zijn.
7.5. Rendement
Voor iedere deelnemer die zijn beschikbare premie inlegt in het pensioenfonds, wordt bij een vermogensbeheerder een beleggingsrekening geopend op naam van het pensioenfonds. De (gewezen) deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder. Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede van de rekening van de (gewezen) deelnemer. De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (gewezen) deelnemer verzonden.
7.6. (Gedeeltelijke) flexibele uittreding
De (gewezen) deelnemer heeft het recht het overbruggings- pensioen te laten ingaan respectievelijk het pensioenspaar- kapitaal van de beleggingsrekening aan te wenden op de herschikdatum zijnde een door hem te bepalen tijdstip gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en de pensioendatum.
De (gewezen) deelnemer dient ten minste 6 maanden voor de uittredingsdatum het pensioenfonds hiervan in kennis te stellen. Het bestuur kan hiertoe nadere regels stellen.
Indien op enig moment na de 60-jarige leeftijd de deelnemer met de werkgever overeenkomt de arbeidsovereenkomst voort te zetten op basis van een afwijkende arbeidsduur, is de deelnemer gerechtigd het overbruggingspensioen gedeeltelijk te laten ingaan c.q. het pensioenspaarkapitaal van de beleg- gingsrekening gedeeltelijk aan te wenden voor de aankoop van pensioen. Het gedeelte van de aanspraak op overbrug- gingspensioen dat op dat moment niet wordt aangewend, zal jaarlijks worden aangepast conform het bepaalde in artikel 10 (Aanpassing pensioenen (gewezen) deelnemers en pensioen-
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.19
gerechtigden) Het gedeelte van het pensioenspaarkapitaal van de beleggingsrekening, dat niet is aangewend voor de aankoop van pensioen blijft conform artikel 8.5 op de beleg- gingsrekening staan.
Indien en zolang de (gewezen) deelnemer in aanmerking komt voor:
• een door de werkgever verstrekte loondoorbetaling krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek; of
• een uitkering uit hoofde van de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; of
• een uitkering op grond van een andere door de werkgever getroffen regeling, waaronder begrepen toezeggingen op basis van dit pensioenreglement
heeft hij niet de mogelijkheid om een herschikdatum te kiezen die ligt na de 62-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer.
7.7. Overbruggingspensioen
Bij ingang van het overbruggingspensioen vóór of na de 62-jarige leeftijd wordt het overbruggingspensioen als bepaald onder artikel 8.2. verlaagd respectievelijk verhoogd. De vaststelling van de hierbij gebruikte factoren, alsmede de geldigheidsduur van deze factoren, vindt plaats door het bestuur, na advies van de actuaris van het pensioenfonds. De factoren alsmede de geldigheidsduur hiervan zijn opgenomen in een aan dit pensioenreglement gehechte bijlage.
Voor de vaststelling van het overbruggingspensioen, als bepaald onder artikel 7.2 wordt uitgegaan van het op het moment van ingang geldende overbruggingspensioengevend salaris.
Indien door uitstel van de ingangsdatum van het overbrug- gingspensioen het overbruggingspensioen de fiscale norm als omschreven in artikel 9.6 overschrijdt, wordt het surplus aangewend ter verhoging van het ouderdoms- en partner- pensioen voor zover dit mogelijk is binnen de fiscale wet- en regelgeving.
7.8. Deelnemersjaren overbruggingspensioen
Bij ingang van het overbruggingspensioen of op de eerdere datum van het herschikken van de pensioenmiddelen, wordt de opbouw van aanspraken en middelen over de deel- nemersjaren voortgezet tot uiterlijk de pensioendatum. Het in dit artikel bedoelde aantal deelnemersjaren zal evenwel niet meer dan drie bedragen. Dit wordt vermenigvuldigd met de parttime factor gedurende het 60-ste en 61-ste levensjaar indien er sprake is van het samengaan van een dienstverband en een overbruggingsuitkering.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.20
De vaststelling van de pensioenaanspraken vindt plaats op basis van het op de ingangsdatum geldende pensioengevend jaarsalaris.
7.9. (Gewezen) deelnemers
Indien en zolang de (gewezen) deelnemer in aanmerking komt voor:
• een door werkgever verstrekte loondoorbetaling krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek inclusief aanvul- lingen daarop krachtens een CAO of andere arbeidsvoor- waardenregeling; of
• een uitkering uit hoofde van de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; of
• een uitkering op grond van een andere door werkgever getroffen regeling, waaronder begrepen toezeggingen op basis van dit pensioenreglement
zal het overbruggingspensioen met deze uitkering(en) worden verminderd.
De vermindering is zodanig dat de hoogte van de oorspron- kelijke overbruggingsuitkering niet wordt overschreden.
7.10. Einde deelnemerschap
Bij beëindiging van het deelnemerschap voordat het overbrug- gingspensioen ingaat, verkrijgt de gewezen deelnemer een aanspraak op een volgens artikel 7.2. berekend premievrij overbruggingspensioen over de verstreken deelnemers- jaren tot de beëindiging van het deelnemerschap en voor zover van toepassing op het opgebouwde pensioenspaar- kapitaal van de beleggingsrekening uit hoofde van de volgens artikel 7.3. beschikbaar gestelde premies.
Het bepaalde in artikel 4.3. is van overeenkomstige toepassing.
7.11. Voortzetting pensioenopbouw in geval van ar- beidsongeschiktheid
Indien de deelnemer arbeidsongeschikt is en als gevolg daarvan het dienstverband is beëindigd, vindt de voort- zetting van de opbouw van het overbruggingspensioen overeenkomstig artikel 7.2. en het beschikbaar stellen van de premie overeenkomstig artikel 7.3. plaats conform het bepaalde in artikel 4.5.
8. Module Pluspakket
8.1. Toepassing Module Pluspakket
De Module Pluspakket is van toepassing op alle deelnemers.
Op de aanspraken die krachtens deze Module worden verkregen zijn de bepalingen van het pensioenreglement zoveel als mogelijk van toepassing, tenzij anders wordt aangegeven.
8.2. Spaardoelen
De deelnemer kan voor de navolgende doelen een pen- sioenspaarpremie of pensioenspaarkoopsom storten op een ten behoeve van hem te openen beleggingsrekening:
a. een extra ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum met een bijbehorend partnerpensioen door verhoging van het jaarlijks opbouwpercentage tot het fiscaal toegelaten maximum (aanvulling 1)
b. een extra ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum met een bijbehorend partnerpensioen door een verlaging van het franchisebedrag tot de fiscaal minimaal toegelaten franchise (aanvulling 2)
c. een verhoging van het in artikel 7.2 beschreven over- bruggingspensioen tot het fiscaal toegelaten maximum (aanvulling 3)
d. een vervroeging van de ingangsdatum van het overbrug- gingspensioen tot leeftijd 60 (aanvulling 4).
De jaarlijkse spaarbijdrage voor elk van de hierboven genoemde spaardoelen is gemaximeerd op de som van de ten behoeve van de aanvullingen 1 tot en met 4 verkregen maximum bedragen, conform de in Bijlage II opgenomen tabel, waarbij voor de indeling in leeftijdsklassen de leeftijd op 1 januari van het betreffende jaar bepalend is.
8.3. Pensioenspaarpremie en -koopsom
8.3.1. De pensioenspaarpremie is een door de deelnemer te bepalen bedrag en wordt maandelijks op het salaris ingehouden. De pensioenspaarkoopsom is een door de deelnemer jaarlijks te bepalen bedrag en wordt ineens ingehouden op het salaris of op andere door de werkgever te verrichten betalingen op een door de deelnemer te bepalen tijdstip.
8.3.2. Aan de pensioenspaarpremie en -koopsom is geen minimum verbonden. De maximum pensioenspaarpremie en -koopsom worden bepaald met inachtneming van de bepalingen in bijlage II. De pensioenspaarpremies en
-koopsommen en het rendement op die pensioenspaar- premies en -koopsommen vormen samen het pensioen- spaarkapitaal.
8.3.3. De spaarbijdragen worden door het pensioenfonds zo spoedig mogelijk nadat zij verschuldigd zijn geworden op de in artikel 8.3 bedoelde beleggingsrekening gestort. Het pensioenfonds zal nimmer rente zijn verschuldigd wegens te late overschrijving.
8.4. Beleggingsrekening
8.4.1. Voor iedere deelnemer die zijn pensioenspaarpremie en -koopsom inlegt in het pensioenfonds wordt bij een door het bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder een beleg- gingsrekening geopend op naam van het pensioenfonds. De (gewezen) deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder.
8.4.2. Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede van de rekening van de (gewezen) deelnemer en vormt samen met de ingelegde pensioenspaarpremie- en/of koopsom het pensioenspaarkapitaal.
8.4.3. De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (gewezen) deel- nemer verzonden.
8.4.4. De door de vermogensbeheerder in rekening ge- brachte aankoop- en verkoopkosten bij een wijziging op grond van lid 5 komen voor rekening van de deelnemer. De aankoop- en verkoopkosten worden verrekend met het aan- wezige pensioenspaarkapitaal.
8.4.5. De deelnemer die wil deelnemen aan de Module Pluspakket, dient zijn keuze ten aanzien van de aan de beleggingsrekening verbonden beleggingsmixen schriftelijk aan het pensioenfonds mede te delen door middel van het daartoe bestemde formulier. Een wijziging van de keuze kan door middel van een hiervoor bij het pensioenfonds te ver- krijgen formulier aan de vermogensbeheerder worden door- gegeven. Indien de deelnemer een wijziging met betrekking tot de in enig kalenderjaar te storten spaarbijdragen wenst aan te brengen, dient hij dit vóór 1 april van het betreffende kalenderjaar aan het pensioenfonds kenbaar te maken.
8.4.6. Een wijziging van de keuze ten aanzien van de aan de beleggingsrekening verbonden beleggingsmixen kan gelden ten aanzien van het opgebouwde pensioenspaarkapitaal en de toekomstige spaarbijdragen tezamen dan wel slechts voor de toekomstige spaarbijdragen.
8.4.7. Op de beleggingsmixen zijn de geldende voorwaar- den van de daarin opgenomen beleggingsfondsen van toepassing. De beleggingsvoorwaarden liggen ter inzage bij het pensioenfonds.
8.5. Aanwending van pensioenspaarkapitaal op de herschikdatum
8.5.1. Het aanwezige pensioenspaarkapitaal dient op de herschikdatum binnen het pensioenfonds te worden aan- gewend overeenkomstig de pensioendoelen als bedoeld in artikel 8.2.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.21
8.5.2. De deelnemer dient zijn keuze voor de aanwending van het pensioenspaarkapitaal minimaal drie maanden vóór de herschikdatum schriftelijk aan het pensioenfonds kenbaar te maken door middel van een daartoe bestemd formulier.
8.5.3. De verhouding tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen dat met het pensioenspaarkapitaal kan worden aangekocht dient te worden bepaald overeenkom- stig de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het partnerpensioen ingevolge het pensioenreglement. Indien van deze verhouding wordt afgeweken, is de schriftelijke instemming van de echtgenoot dan wel geregistreerde partner respectievelijk partner vereist.
8.6. Fiscale maxima bij aanwending
8.6.1. De overeenkomstig artikel 8.5 aangekochte pensioen- en zullen tezamen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement en de AOW-uitkering
– behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964 – nimmer uitstijgen boven de hieronder aangegeven maximum percentages:
• Ouderdomspensioen: maximaal 100% van het jaarsalaris
• Partnerpensioen: maximaal 70% van het jaarsalaris
• Wezenpensioen: maximaal 14% van het jaarsalaris (28% in geval van een volle wees)
• Overbruggingspensioen: maximaal 85% van het jaarsalaris.
8.6.2. Bij toetsing aan de 100%-grens als bedoeld het vorige lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het partnerpensioen uit hoofde van het pensioenreglement en het partnerpensioen uit hoofde van deze module 70% bedraagt van het ouderdomspensioen uit hoofde van het pensioenreglement respectievelijk deze module.
8.6.3. Het gedeelte van het pensioenspaarkapitaal dat als gevolg van de maximering als in dit artikel opgenomen niet in de vorm van een pensioenuitkering kan worden uitge- keerd, zal als bedrag ineens aan de (gewezen) deelnemer worden uitgekeerd, onder vermindering van de wettelijk in- houdingen ter zake.
8.7. Aanwendingsfactoren
De hoogte van de pensioenaanspraken bij aanwending van het pensioenspaarkapitaal bij het pensioenfonds wordt vast- gesteld aan de hand van de door het bestuur vastgestelde aanwendingsfactoren.
Deze factoren zijn gebaseerd op de actuariële en bedrijfs- technische nota van het pensioenfonds en zijn als Bijlage bij dit reglement gevoegd.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.22
8.8. Overlijden van de deelnemer
8.8.1. Bij overlijden van de deelnemer wordt het aanwezige pensioenspaarkapitaal bij het pensioenfonds aangewend voor een direct ingaand partner- en/of wezenpensioen. De verhouding tussen het partner- en wezenpensioen is gelijk aan de verhouding tussen het partner- en wezenpensioen overeenkomstig het pensioenreglement.
Met betrekking tot het bovenstaande geldt dat de bedoelde pensioenen tezamen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement en de AOW-uitkering, nimmer meer zullen bedragen dan het in artikel 9.6. aange- geven maxima.
8.8.2. Het gedeelte van het pensioenspaarkapitaal dat niet overeenkomstig lid 1 kan worden aangewend, zal als een bedrag ineens aan de rechthebbende op het partner- en/of wezenpensioen worden uitgekeerd, onder vermindering van de wettelijke inhoudingen ter zake.
8.8.3. Indien op het tijdstip van overlijden van de deelnemer geen nabestaanden, wees of wezen aanwezig zijn, vervalt het pensioenspaarkapitaal aan het pensioenfonds.
8.9. Beëindiging van het deelnemerschap voor de herschikdatum
Bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de herschik- datum, anders dan wegens ingang van het overbruggings- pensioen of overlijden, wordt het per tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap aanwezige pensioenspaarkapitaal bij het pensioenfonds zo spoedig mogelijk aangewend voor de aankoop van een combinatie van pensioen binnen het pensioenfonds overeenkomstig de op grond van artikel 9.2. door de deelnemer gekozen xxxxxxxxxxx.
8.10. Scheiding
8.10.1. In geval van scheiding als bedoeld in artikel 4.2 van het pensioenreglement heeft de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer aanspraak op de helft van het gedurende de huwelijks- periode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening overeenkomstig de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Vereveningspensioenspaarkapitaal).
8.10.2. Het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening is gelijk aan het saldo van deze rekening op de datum van beëindiging van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap vermenigvuldigd met het quotiënt van de duur van het huwelijk respectievelijk geregistreerde partnerschap en de duur van het deelnemer- schap. Het genoemde quotiënt bedraagt maximaal 1.
8.10.3. Het vereveningspensioenspaarkapitaal zal op een afzonderlijke beleggingsrekening worden gezet. Het vereve- ningspensioenspaarkapitaal dient te worden belegd conform de door de vermogensbeheerder vastgestelde adviesmix voor de leeftijdsklasse waartoe de (gewezen) deelnemer behoort.
8.10.4. Ten behoeve van de voormalige partner wordt het saldo van de beleggingsrekening aangewend voor de aan- koop van ouderdomspensioen op de herschikdatum van de deelnemer naar analogie van het in artikel 4.1.4 bepaalde. De voormalige partner kan geen gebruik maken van de flexi- bele mogelijkheden in de Module Herschikken Pensioenen van het pensioenreglement.
8.10.5. Indien de voormalige echtgenoot respectievelijk geregistreerde partner overlijdt nadat het vereveningspen- sioenspaarkapitaal op een afzonderlijke beleggingsreke- ning is gezet, echter voordat het saldo van de beleggings- rekening is aangewend conform artikel 8.10.4, wordt het saldo van de beleggingsrekening toegevoegd aan het saldo van de beleggingsrekening van de (gewezen) deelnemer.
8.10.6. Bij scheiding in de zin van artikel 4.2. van het pen- sioenreglement wordt aan de voormalige partner schriftelijk mededeling gedaan van het verleende recht op uitbetaling van pensioen. De andere partner ontvangt daarvan een afschrift.
9. Module herschikken pensioenen
9.1. Werkingssfeer
De (gewezen) deelnemer heeft vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt tot de pen- sioendatum het recht de pensioenmiddelen te herschikken.
9.2. Pensioenmiddelen
Onder pensioenmiddelen wordt verstaan de som van de waarde van de pensioenaanspraken uit hoofde van de Module Basispakket en de pensioenspaarkapitalen uit hoofde van de Modules Beleggingspakket, Vroegpensioen en Pluspak- ket, waarop per de berekeningsdatum recht bestaat. Onder pensioenaanspraken worden niet verstaan het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 4.1.1. en het bijzonder ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4.2.1.
9.3. Opties
De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid de pen- sioenmiddelen te herschikken volgens (een combinatie van) de hierna te noemen opties. De waarde van de pen- sioenaanspraken na het herschikken, zal gelijk zijn aan de
beschikbare pensioenmiddelen. Het herschikken van de pen- sioenen vindt plaats op basis van de ten tijde van de bereke- ningen bij het pensioenfonds geldende rekenrente. Hierdoor blijft, ook na het herschikken, recht bestaan op aanpassing van pensioenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 (Aanpassing pensioenen (gewezen) deelnemers en pen- sioengerechtigden. De actuariële grondslagen voor de bere- kening van de waarde van de pensioenaanspraken worden door het bestuur - na advies van de actuaris - vastgesteld.
De mogelijkheid tot het herschikken van de pensioen- middelen dient te geschieden met inachtneming van de geldende fiscale maxima. Deze maxima zijn opgenomen in artikel 8.6.
9.4. Automatische omzetting van partnerpensioen
Op het moment van herschikken voor de (gewezen) deel- nemer zonder partner, wordt het partnerpensioen verminderd met het eventueel reeds toegekende bijzonder partnerpensi- oen, op de Herschikdatum overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3. automatisch omgezet in een ouderdomspensioen.
9.5. Optie 1: percentage overbruggingspensioen
Het overbruggingspensioen kan op grond van artikel 7.6. op de door de (gewezen) deelnemer vast te stellen ingangs- datum van het overbruggingspensioen worden vastgesteld op basis van een ander percentage dan het percentage dat voortvloeit uit artikel 7.2. Dit percentage is minimaal 0 en maximaal 80. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.3. geschiedt de vaststelling van het percentage onder gelijk- tijdige actuarieel neutrale aanpassing van het ouderdoms- en partnerpensioen.
9.6. Optie 2: wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
Het in artikel 2.3 omschreven ouderdomspensioen kan ener- zijds op de pensioen- of herschikdatum worden verhoogd door uitruil van het partnerpensioen zoals dat is opgebouwd over de deelnemersjaren vanaf 1 januari 2002. Ander- zijds kan het hiervoor genoemde ouderdomspensioen bij beëindiging van het deelnemerschap en op de pensioen- of herschikdatum worden uitgeruild voor extra partnerpensioen. Het ouderdoms- en partnerpensioen zal worden gewijzigd aan de hand van door het bestuur voor alle (gewezen) deel- nemers vast te stellen uitruilfactoren. Deze factoren alsmede de periode waarvoor ze worden vastgesteld, zijn opgenomen in bijlage I bij dit pensioenreglement.
De (gewezen deelnemer) met een partner heeft voor zijn keuze tot uitruil van partnerpensioen de schriftelijke instem- ming nodig van de partner.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.23
9.7. Optie 3: overgang op de langstlevende
Het ouderdomspensioen kan op een zodanige wijze worden verzekerd dat bij overlijden van degene die op de pensioen- datum dan wel de herschikdatum de status van partner heeft, het ouderdomspensioen wordt verlaagd. De laagste uitkering van het ouderdomspensioen kan niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering.
9.8. Optie 4: Variatie in hoogte ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen kan worden vervangen door een ouderdomspensioen dat vanaf de pensioendatum dan wel de herschikdatum gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 jaar hoger is dan het ouderdomspensioen na die periode. De laagste uitkering van het ouderdomspensioen kan niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering.
Het eventuele partnerpensioen (exclusief het bijzonder part- nerpensioen) blijft daarbij ongewijzigd.
9.9. Overige voorwaarden
Het bestuur kan met betrekking tot de vermelde opties en de daarbij te hanteren procedures nadere voorwaarden stellen. Het bestuur zal in een bestuursbesluit de volgorde waarin de pensioenmiddelen herschikt kunnen worden, opnemen.
De (gewezen) deelnemer heeft slechts eenmaal de mogelijk- heid om tot herschikking over te gaan.
De (gewezen) deelnemer dient een besluit met betrekking tot de te kiezen opties ten minste 3 maanden voor de ingang van het overbruggingspensioen c.q. het ouderdomspensi- oen aan het bestuur kenbaar te maken. Xxxxxxx van een keuze voor optie 2 voor wat betreft de uitruil van ouderdoms- pensioen in extra partnerpensioen bij beëindiging van het deelnemerschap, dient het verzoek uiterlijk twee weken voorafgaande aan de beëindigingdatum aan het bestuur kenbaar te worden gemaakt.
Bij gebruikmaking van de mogelijkheden tot herschikking is de toestemming vereist van de eventuele partner van de (ge- wezen) deelnemer, indien de hoogte van het partnerpensioen door de herschikking wordt verlaagd.
10. Toeslagen
10.1. Toeslagverlening op som van pensioengevende jaarsalarissen van deelnemers
Op de som van de (maximum) pensioengevende jaarsalarissen over de verstreken diensttijd van de deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van de loonindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.24
deze som wordt aangepast. Voor deze voorwaardelijke toe- slagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggings- rendement gefinancierd. Of de financiële middelen in enig jaar toereikend zijn om de toeslagen door te voeren, wordt door het bestuur jaarlijks vastgesteld. Leidend hierbij is de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Deze leidraad wordt door het bestuur als een beleidsstaffel gehanteerd en is voor de deelnemers in te zien ten kantore van het pensioenfonds. Indien het bestuur van oordeel is dat de dekkingsgraad van het pensioenfonds niet voldoende is, dan wordt de aanpassing als hiervoor bedoeld verminderd of niet verleend.
10.2. Toeslagverlening op pensioenrechten van pensi- oengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers
Op pensioenrechten van pensioengerechtigden en op pen- sioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van prijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestem- mingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
11. Financiering
11.1. Werkingssfeer
De (verhogingen van) pensioenaanspraken en pensioenrechten en van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden worden gefinancierd conform de bepalingen van dit hoofdstuk.
11.2. Jaarlijkse inkoop
Jaarlijks op 1 januari c.q. op de datum van aanvang van het deelnemerschap wordt voor de deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken dat betrekking heeft op de pe- riode tot en met 31 december van dat jaar gefinancierd door middel van een voor elke deelnemer vast te stellen jaarlijkse koopsom.
11.3. Inkoop van pensioen over verstreken deelnemersjaren
Jaarlijks op 1 januari wordt voor deelnemers het gedeel- te van de pensioenaanspraken dat betrekking heeft op de periode daaraan voorafgaand gefinancierd door middel van een voor elke deelnemer vast te stellen eenmalige koopsom, voor zover dit gedeelte nog niet is gefinancierd. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op opgebouwde premievrije aanspraken en pensioenrechten van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden conform artikel 10 “Toeslagen”.
11.4. Financiering van nog niet ingekocht pensioen Jaarlijks op 1 januari wordt voor deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken dat bij overlijden en arbeidsongeschikt- heid ingevolge artikelen 11.2. en 11.3. nog niet is ingekocht, verzekerd op basis van eenjarige risicopremies.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers.
11.5. Financiering overbruggingspensioen
Het overbruggingspensioen wordt gefinancierd tussen het moment waarop de deelnemer recht verkrijgt op aanspraken volgens Xxxxxx Vroegpensioen en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt.
De financiering geschiedt door de storting van jaarlijkse koopsommen op 1 januari van elk jaar. Het gedeelte van het overbruggingspensioen, dat betrekking heeft op de periode daaraan voorafgaand, geschiedt tegen een een- malige koopsom, voor zover het betreffende gedeelte nog niet is gefinancierd.
12. Deelnemersbijdragen
Het bestuur stelt afhankelijk van de door de werkgever gekozen Modules de verschuldigde premies vast, overeenkomstig het bepaalde in de Actuariële en Bedrijfstech- nische Nota en de uitvoeringsovereenkomst.
Door de deelnemers is een deelnemersbijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte door de werkgever - eventueel in overleg met vakverenigingen - wordt vastgesteld. De deelnemersbij- drage is verschuldigd over het (gemaximeerde) pensioengevend salaris na vermindering met de franchise.
Voor parttimers wordt de deelnemersbijdrage vastgesteld op basis van het jaarsalaris op fulltime basis en vervolgens vermenigvuldigd met de parttime factor.
Voor de Modules Basispakket geldt vanaf 01-01-2006 een deelnemersbijdrage. Deze bedraagt 7,5%. Voor de Modules Beleggingspakket, Module Vroegpensioen en Module Risico- plus zal geen deelnemersbijdrage gelden. Voor deze modules komt de premie voor rekening van de werkgever.
13. Vrijstelling van c.q. verplichte deelname aan bedrijfstak- pensioenfonds
13.1. Werkingssfeer
Voor de deelnemer die valt onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds gelden de volgende aanvul- lende bepalingen. Het in de artikelen 14.3 en volgende bepaalde geldt voor deelnemers waarvoor geen vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfs- takpensioenfonds. Het in artikel 13.2 bepaalde geldt alleen voor deelnemers waarvoor vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds.
13.2. Garantie pensioenaanspraken
Voor de Deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds, zullen de pensioenaanspraken krachtens dit Reglement in totaal bezien niet lager zijn dan de rechten, welke zij over de bij de Werkgever doorgebrachte dienstjaren bij dat bedrijfs- takpensioenfonds zouden hebben verworven.
13.3. Module Basispakket, Module Beleggingspakket Indien bij een bedrijfstakpensioenfonds een maximum salaris of pensioengrondslag van toepassing is, worden op basis van de Modules Basispakket en Beleggingspakket uitsluitend aanspraken toegekend over het gedeelte van het pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het bedoelde maximum.
Indien en voor zolang het pensioengevend jaarsalaris beneden bedoeld maximum salaris ligt, kan de werknemer aan de hier bedoelde Modules geen aanspraken ontlenen.
13.4. Verhoging franchise
Indien bij een bedrijfstakpensioenfonds voor elk dienstjaar een bedrag aan pensioen wordt toegekend, wordt een fictief maximum salaris bepaald, door het laatst bekende bedrag van het ouderdomspensioen per dienstjaar van de pensioenregeling van dat bedrijfstakpensioenfonds te delen door 1,625% en daarna te vermeerderen met de franchise.
Indien, en voor zolang het pensioengevend jaarsalaris beneden bedoeld fictief maximum salaris ligt, kan de werkne- mer aan de Modules Basispakket en Beleggingspakket geen aanspraken ontlenen.
13.5. Module Extra Pensioengevend Jaarsalaris
Bij de vaststelling van de aanspraken wordt geen rekening gehouden met het extra pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat van toepassing is.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.25
13.6. Module Pluspakket
Indien aanspraken volgens dit pensioenreglement worden toegekend, is de Module Pluspakket eveneens van toepas- sing. Bij de vaststelling van de maximum pensioenspaar- premie en -koopsom, overeenkomstig artikel 8.3, zal rekening worden gehouden met de pensioenaanspraken krachtens het bedrijfstakpensioenfonds.
13.7. Module Herschikken Pensioenen
Indien een deelnemer verplicht deelneemt aan een bedrijfstak- pensioenfonds en daarnaast op basis van dit pensioenreglement aanspraken worden toegekend, is de Module Herschikken Pensioenen van toepassing voor zover deze aanspraken hiervoor in aanmerking komen.
13.8. Module Vroegpensioen
De deelnemer behoudt aanspraken op basis van de Module Vroegpensioen, tenzij artikel 14. van toepassing is.
13.9. Module Risicoplus
Werkgever kan voor de Deelnemers, die verplicht deel- nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds de WAO-hiaat- verzekering in de Module Risicoplus van toepassing verklaren. De overige onderdelen van de Module Risicoplus zijn niet van toepassing.
13.10. Beëindiging deelnemerschap
Indien het deelnemerschap aan het bedrijfstakpensioen- fonds wordt beëindigd, worden de reeds opgebouwde pen- sioenaanspraken zolang het dienstverband met de werkgever voortduurt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de Loonindex. Na beëindiging van het dienstverband worden deze aanspra- ken verder aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 “Toeslagen”.
14. Deelname aan een bedrijfstak VUT-regeling of een andere bij de Werkgever geldende
VUT-regeling
14.1. Werkingssfeer
Voor de deelnemer die verplicht deelneemt aan een bedrijfstak VUT-regeling of aan een andere bij de werkgever geldende VUT-regeling is, behoudens het hierna in artikel 14.2. bepaalde, de Module Vroegpensioen niet van toepassing en gelden de volgende aanvullende bepalingen.
14.2. Module Vroegpensioen
Indien bij een bedrijfstak VUT-regeling of een andere bij de werkgever geldende VUT-regeling een maximum salaris of maximum VUT-grondslag van toepassing is, worden op basis van de Module Vroegpensioen uitsluitend aanspraken toegekend over het gedeelte van het pensioengevend jaar- salaris dat uitgaat boven het bedoelde maximum.
14.3. Module Extra Pensioengevend Jaarsalaris
Bij de vaststelling van de aanspraken conform artikel 14.2. wordt geen rekening gehouden met het extra pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat van toepassing is.
14.4. Overige Modules
Behoudens het hiervoor in de artikelen 14.1, 14.2. en 14.3. bepaalde, zijn alle Modules van toepassing.
15. Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is laatstelijk gewijzigd bij bestuursbesluit genomen in de bestuursvergadering van 27 februari 2014 en treedt in werking per 1 januari 2014. Dit pensioenreglement vervangt het “Pensioenreglement 56+” van januari 2012.
16. Werkingssfeer
16.1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op de werknemers van de werkgever die zijn geboren vóór 1 januari 1950 en reeds per 31 december 2005 deelnemer waren in de pensioenregeling zoals die luidt op 31 december 2005.
16.2. Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2004 ziek is geworden en aansluitend een gehele arbeidsongeschikt- heidsuitkering geniet krachtens de WAO, blijven de bepa- lingen omtrent (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspen- sioen, WAO-hiaatverzekering en voortzetting pensioenop- bouw in geval van arbeidsongeschiktheid, zoals deze zijn opgenomen in dit pensioenreglement, onverkort van kracht.
16.3. Voor de deelnemer die vóór 1 januari 2004 ziek is ge- worden en aansluitend gedeeltelijk arbeidsongeschikt is ge- worden in de zin van de WAO, is voor het gedeelte dat de deelnemer arbeidsongeschikt is het bepaalde in artikel 16.2. van toepassing. Voor het gedeelte dat de deelnemer ar- beidsgeschikt is gelden de bepalingen van dit reglement niet.
Bijlage I - Factoren voor herschikking van pensioenmiddelen, afkoop van gering pensioen en vervroeging en uitstel van overbruggingspensioen
Artikel A - Algemene bepalingen
Indien een leeftijd ligt tussen de in de tabellen genoemde leeftijden, wordt de factor op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
Afkoop ingegaan partnerpensioen Leeftijd op Afkooptarief Leeftijd op Afkooptarief afkoop- van € 400 afkoop- van € 400 moment partnerpensioen moment partnerpensioen | |||
20 | € 12.736 | 65 | € 6.188 |
21 | € 12.644 | 66 | € 5.988 |
22 | € 12.552 | 67 | € 5.784 |
23 | € 12.456 | 68 | € 5.580 |
24 | € 12.356 | 69 | € 5.376 |
25 | € 12.256 | 70 | € 5.168 |
26 | € 12.152 | 71 | € 4.964 |
27 | € 12.048 | 72 | € 4.760 |
28 | € 11.936 | 73 | € 4.552 |
29 | € 11.828 | 74 | € 4.348 |
30 | € 11.716 | 75 | € 4.148 |
31 | € 11.600 | 76 | € 3.944 |
32 | € 11.480 | 77 | € 3.744 |
33 | € 11.360 | 78 | € 3.548 |
34 | € 11.236 | 79 | € 3.356 |
35 | € 11.112 | 80 | € 3.164 |
36 | € 10.980 | 81 | € 2.976 |
37 | € 10.852 | 82 | € 2.796 |
38 | € 10.716 | 83 | € 2.620 |
39 | € 10.580 | 84 | € 2.452 |
40 | € 10.440 | 85 | € 2.288 |
41 | € 10.300 | 86 | € 2.136 |
42 | € 10.156 | 87 | € 1.988 |
43 | € 10.008 | 88 | € 1.848 |
44 | € 9.860 | 89 | € 1.720 |
45 | € 9.708 | 90 | € 1.596 |
46 | € 9.556 | 91 | € 1.484 |
47 | € 9.400 | 92 | € 1.380 |
48 | € 9.244 | 93 | € 1.280 |
49 | € 9.084 | 94 | € 1.192 |
50 | € 8.920 | 95 | € 1.112 |
51 | € 8.756 | 96 | € 1.040 |
52 | € 8.592 | 97 | € 976 |
53 | € 8.420 | 98 | € 916 |
54 | € 8.248 | 99 | € 860 |
55 | € 8.072 | 100 | € 804 |
56 | € 7.896 | 101 | € 756 |
57 | € 7.716 | 102 | € 712 |
58 | € 7.532 | 103 | € 676 |
59 | € 7.348 | 104 | € 640 |
60 | € 7.160 | 105 | € 608 |
61 | € 6.972 | 106 | € 576 |
62 | € 6.780 | 107 | € 544 |
63 | € 6.584 | 108 | € 516 |
64 | € 6.388 | 109 | € 492 |
Het bestuur kan besluiten tot aanpassing van de factoren die in deze bijlage zijn opgenomen bij actualisering van de over- levingstafels zoals die worden gehanteerd door het Pensioen- fonds of bij grote verschuivingen in de bestandssamenstelling.
Artikel B - Afkoop gering pensioen (art. 1.15 pensioenreglement)
In de volgende tabel staan de afkooptarieven zoals deze gelden voor afkoop van pensioenaanspraken indien lager dan omschreven in artikel 66 van de Pensioenwet.
De waarde van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld per de ingangsdatum, dus bij het bereiken van de pensioenleef- tijd van 65 jaar. Het is niet mogelijk het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan.
De afkooptarieven van het ingegane partnerpensioen zijn vastgesteld op het leven van de partner.
Pensioenleeftijd Afkooptarief van € 400 ouderdomspensioen | |
65 | € 6.088 |
Afkoop ouderdomspensioen
Dit betekent dat een gewezen deelnemer die recht heeft op
€ 400 ouderdomspensioenuitkering per jaar, hiervoor in de plaats een eenmalige uitkering kan krijgen van € 6.088,00.
Afkoop latent partnerpensioen Pensioenleeftijd Afkooptarief van € 400 partnerpensioen | |
65 | € 1.592 |
Dit betekent dat een partner van een gewezen deelnemer die na overlijden van de gewezen deelnemer recht zou kunnen krijgen op € 400 partnerpensioenuitkering per jaar, hiervoor in de plaats een eenmalige uitkering kan krijgen van € 1.592,00.
Afkoop overbruggingspensioen Leeftijd Afkooptarief Leeftijd Afkooptarief op afkoop van €400 op afkoop van €400 moment ingegaan Fluit moment ingegaan Fluit | |||
60 | € 1.856 | 63 | € 776 |
61 | € 1.504 | 64 | € 392 |
62 | € 1.144 | 65 | € 0 |
De afkooptarieven van het ingegane partnerpensioen zijn vastgesteld op het leven van de partner.
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.26 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.27
Dit betekent bijvoorbeeld dat een partner die op 57-jarige leeftijd weduwe of weduwnaar wordt en recht heeft op € 400 partnerpensioenuitkering per jaar, hiervoor in de plaats een eenmalige uitkering kan krijgen van € 7.716.
Artikel C - Wijziging in de verhouding tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen
(art. 9.6 pensioenreglement)
In de volgende tabel staat het ouderdomspensioen dat kan worden aangekocht als € 1.000 partnerpensioen wordt omgezet.
Uitruil partnerpensioen in extra ouderdomspensioen op 65 jaar Leeftijd op moment van Extra ouderdomspensioen herschikking na omzetting van € 1.000 partnerpensioen | |
60 | € 243 |
61 | € 241 |
62 | € 239 |
63 | € 237 |
64 | € 234 |
65 | € 231 |
Uitruil ouderdomspensioen in extra partnerpensioen | |
op 65 jaar Leeftijd op moment van Extra partnerpensioen herschikking na omzetting van € 1.000 ouderdomspensioen | |
60 | € 4.122 |
61 | € 4.148 |
62 | € 4.180 |
63 | € 4.220 |
64 | € 4.269 |
65 | € 4.331 |
In de volgende tabel staat het partnerpensioen dat kan worden aangekocht als € 1.000 ouderdomspensioen wordt omgezet.
Artikel D - Vervroeging of uitstel overbruggings- pensioen (art. 7.7 pensioenreglement)
In de onderstaande tabel staat het overbruggingspensioen na vervroeging of uitstel van het overbruggingspensioen uitgedrukt in een percentage van het oorspronkelijke overbruggingspensioen.
Vervroeging overbruggingspensioen Leeftijd op moment van Overbruggingspensioen herschikking na vervroeging/uitstel als % van het oorspronkelijke overbruggingspensioen | |
60 | 57,9 % |
61 | 73,7 % |
62 | 100,0 % |
63 | 152,7 % |
64 | 311,0 % |
Artikel E - Ruil tussen overbruggingspensioen en een combinatie van ouderdoms- en latent partner- pensioen (art. 9.5 pensioenreglement)
In de volgende tabellen staan de tarieven voor de ruil tus- sen overbruggingspensioen en een combinatie van ouder- doms- en partnerpensioen. De waarde van het ouderdoms- pensioen wordt vastgesteld op basis van de pensioenleeftijd van 65 jaar. Het is niet mogelijk het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan.
Bij omzetting van overbruggingspensioen in een combina- tie van ouderdoms- en partnerpensioen dient de waarde van het overbruggingspensioen te worden gedeeld door de koopsom van het ouderdomspensioen plus het gewens- te percentage partnerpensioen maal de koopsom van het partnerpensioen.
Ruil van overbruggingspensioen in ouderdomspensioen en vice versa.
Omzetting ouderdomspensioen in overbruggingspensioen Leeftijd op moment van Overbruggingspensioen herschikking na omzetting van € 1.000 ouderdomspensioen | |
60 | € 2.923 |
61 | € 3.703 |
62 | € 5.006 |
63 | € 7.612 |
64 | € 15.435 |
65 | € 0 |
Ruil van overbruggingspensioen in latent partnerpensioen en vice versa.
Omzetting overbruggingspensioen in partnerpensioen Leeftijd op moment van Partnerpensioen herschikking na omzetting van € 1.000 overbruggingspensioen | |
60 | € 1.410 |
61 | € 1.120 |
62 | € 835 |
63 | € 554 |
64 | € 277 |
65 | € 0 |
Artikel F - Factoren met betrekking tot variatie in hoogte van het ouderdomspensioen
(art. 9.8 pensioenreglement)
In de tabel staat het ouderdomspensioen in de eerste periode (de “hoge” uitkering) in procenten van het oorspronkelijke ouderdomspensioen. Het pensioen in de tweede periode (de “lage” uitkering) bedraagt 75% van het ouderdomspensioen in de eerste periode. De factoren hebben alleen betrekking op het ouderdomspensioen vanaf de pensioenleeftijd het (eventuele) partnerpensioen blijft door toepassing van dit flexibele element van het pensioenreglement onveranderd.
partnerpensioen
Omzetting overbruggingspensioen in ouderdomspensioen Leeftijd op moment van Ouderdomspensioen herschikking na omzetting van € 1.000 overbruggingspensioen | |
60 | € 342 |
61 | € 270 |
62 | € 200 |
63 | € 131 |
64 | € 65 |
65 | € 0 |
Verhoging ouderdomspensioen eerste periode (in %) | ||||||||||
Pensioen in de tweede periode is 75% van het pensioen in de eerste periode | ||||||||||
Leeftijd | Duur eerste periode | |||||||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | |
65 | 130,6 | 128,1 | 125,7 | 123,6 | 121,5 | 119,7 | 117,9 | 116,3 | 114,8 | 113,3 |
Omzetting partnerpensioen in overbruggingspensioen Leeftijd op moment van Overbruggingspensioen herschikking na omzetting van € 1.000 | |
60 | € 709 |
61 | € 893 |
62 | € 1.198 |
63 | € 1.804 |
64 | € 3.615 |
65 | € 0 |
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.28 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.29
Artikel G - Factoren met betrekking tot wijziging ouderdomspensioen bij overlijden partner
(art. 9.7 pensioenreglement)
In de tabel staat het ouderdomspensioen dat kan worden aangekocht als € 100 ouderdomspensioen wordt omgezet.
Omzetting ouderdomspensioen in overgang 75% op langstlevende partner Leeftijd op moment van Factor omzetting | |
60 | 102,5 |
61 | 102,5 |
62 | 102,6 |
63 | 102,7 |
64 | 102,8 |
65 | 102,9 |
Bijlage II - Behorend bij Module Pluspakket
Aanvulling 1 Leeftijdsklassen % over pensioen- | 2 % over verschil | 3 % over pensioen- | 4 % over pensioen- | |
gevend salaris minus franchise | in franchise | gevend salaris | gevend salaris | |
25 tot en met 29 | 2,10% | 7,50% | 0,30% | 1,40% |
30 tot en met 34 | 2,50% | 8,90% | 0,40% | 1,70% |
35 tot en met 39 | 3,00% | 10,90% | 0,40% | 2,00% |
40 tot en met 44 | 3,60% | 13,10% | 0,50% | 2,40% |
45 tot en met 49 | 4,40% | 15,70% | 0,60% | 3,10% |
50 tot en met 54 | 5,30% | 19,00% | 0,80% | 3,80% |
55 tot en met 59 | 6,40% | 23,10% | 1,00% | 4,70% |
60 tot en met 65 | 7,80% | 28,20% | 1,10% | - |
De maximale pensioenspaarpremie en -koopsom zoals bedoeld in artikel 8.2 volgen uit de onderstaande tabel:
In aanvulling op de in de bovenstaande tabel opgenomen percentages, kan een deelnemer in enig kalenderjaar een hogere spaarbijdrage bij het pensioenfonds storten dan de in lid 2 genoemde som van de ten behoeve van de aanvullingen 1 tot en met 4 geformuleerde maximum bedragen. De extra spaarbijdrage is gelijk aan het bedrag dat de deelnemer in enig voorafgaand kalenderjaar niet heeft gestort, terwijl dit overeenkomstig de in het vorige lid bedoelde tabel wel mo- gelijk was. Deze zogenaamde ‘inhaalruimte’ wordt jaarlijks opgerent met 4%.
Artikel H - Factoren bij aanwending van de pensioenkapitalen voor aankoop van pensioenaan- spraken (art. 3.5 en 8.5 pensioenreglement)
In de tabel staan de factoren om de hoogte van de pensioenaanspraken vast te stellen bij aanwending van de pensioenkapitalen uit de beschikbare premie modules Beleggingspakket en Pluspakket.
Leeftijd Factor uitgesteld Factor ouderdoms- ingegaan pensioen overbruggings- (met 70% partner- pensioen pensioen) | ||
60 | 16,188 | 4,688 |
61 | 16,649 | 3,810 |
62 | 17,127 | 2,904 |
63 | 17,622 | 1,969 |
64 | 18,137 | 1,002 |
65 | 18,674 | 0,000 |
.
Bijlage III - Samenvatting praktijk werkgever
Per 1 januari 2004 zijn onderstaande werkmaatschappijen als werkgever aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland, echter dit geldt niet in alle gevallen voor alle medewerkers.
Bijlage IV - Aangesloten ondernemingen
Ondernemingen Vestigingsplaats Smurfit Kappa Attica B.V. Oude Pekela Smurfit Kappa Paper Services B.V. Roermond Smurfit Kappa Van Dam Golfkarton B.V. Eerbeek Smurfit Kappa “GSF” B.V. Oude Pekela Smurfit Smurfit Kappa Nederland B.V. Eindhoven Smurfit Kappa Paper Recycling B.V. Eindhoven Smurfit Kappa Oudenbosch Golfkarton B.V. Etten-Leur/
Oudenbosch Smurfit Kappa RapidCorr Eindhoven B.V. Eindhoven Smurfit Kappa Roermond Papier B.V. Roermond Smurfit Kappa Xxxxxxxx B.V. Bergen op Zoom Smurfit Kappa Triton B.V. Nieuweschans/Coevorden Smurfit Kappa TWINCORR B.V. Hoogeveen/ Nieuwe Pekela
Smurfit Kappa Vandra Golfkarton B.V. Oosterhout Smurfit Kappa Zedek B.V. Deventer Smurfit Kappa De Zeeuw Golfkarton B.V. Eerbeek
SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.30 SMURFIT KA PP A P E NS IOE N RE GL EME N T > P.31
Stichting Pensioenfonds Smurfit Kappa Nederland
Bezoekadres: Xxxxxxxxxxx 0
4904 PC Oosterhout (NB)
Postadres: Postbus 19
4900 AA Oosterhout (NB) website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx