Mr. D.E. Burgers1
Mr. D.E. Burgers1
Contractenrecht
Over het (niet) doorlopen van contractueel overeengekomen rente tijdens het schuldeisersverzuim
Bb 2016/84
De contractuele rente die een schuldenaar tot de leveringsda- tum van een zaak verschuldigd is, loopt in beginsel niet door gedurende het schuldeisersverzuim. Het is de schuldeiser in dat geval immers toe te rekenen dat de schuldenaar zijn ver- bintenis tot voldoening van de geldsom (nog) niet heeft kun- nen nakomen. Uit de rechtsverhouding van partijen, mede gelet op de omstandigheden van het geval en de eisen van re- delijkheid en billijkheid, kan echter anders voortvloeien (HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2227, Bb 2016/84.1).
1. Inleiding
Indien een schuldenaar zijn verplichtingen niet (tijdig) na- komt, heeft de schuldeiser in beginsel de keuze uit een aan- tal rechtsmiddelen. Gedacht kan worden aan het vorderen van nakoming, het opschorten van zijn eigen verplichtin- gen, het vorderen van schadevergoeding en het ontbinden van de overeenkomst. Overigens is een schuldeiser niet ge- heel vrij in de keuze van de rechtsmiddelen: hij is daarbij gebonden aan de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Dit laatste volgt uit het arrest HR Multi Vastgoed/Nethou.
Schuldeisersverzuim is de juridische toestand waarin niet de schuldenaar, maar de schuldeiser ervoor zorgt dat een bepaalde verplichting niet kan worden nagekomen. Daar- mee wordt voorkomen dat – in het geval de schuldenaar be- reid is om zijn verplichting na te komen, maar hierin wordt gehinderd door een aan de schuldeiser toe te rekenen om- standigheid – de schuldeiser een beroep kan doen op hem toekomende rechtsmiddelen. De schuldeiser kan tijdens het schuldeisersverzuim bijvoorbeeld niet succesvol nakoming vorderen of een (succesvol) beroep doen op ontbinding.
In dit artikel zal het leerstuk van het schuldeisersverzuim centraal staan. Eerst zal ik hieronder het relevante juridi- sche kader schetsen, waarna ik een recent arrest van de Hoge Raad en de daaruit volgende centrale vraag zal be- spreken: loopt de contractueel overeengekomen rente ge- durende het schuldeisersverzuim door?
2. Xxxxxxxxx xxxxx
Er zijn twee wijzen waarop het schuldeisersverzuim kan ontstaan. De eerste wijze is die van een aan de zijde van de schuldeiser opgekomen verhindering in de nakoming zo- als bedoeld in art. 6:58 BW. De vereisten voor het intreden van schuldeisersverzuim op grond van dit artikel zijn: (i) de schuldenaar is bereid en in staat na te komen en heeft zijnerzijds daartoe het nodige gedaan; (ii) nakoming wordt
1 Xxxxxx Xxxxxxx is advocaat bij Legal8 te Houten.
verhinderd door een van de kant van de schuldeiser opko- mend beletsel; en (iii) de oorzaak van verhindering kan aan de schuldeiser worden toegerekend. Gedacht kan worden aan de situatie waarin een schuldeiser een prestatie wei- gert, omdat de prestatie naar zijn mening niet aan de ver- bintenis beantwoordt. Blijkt achteraf dat de prestatie ten onrechte is geweigerd, dan komt daarmee vast te staan dat de schuldeiser vanaf de weigering in verzuim is geweest.
De tweede wijze waarop het schuldeisersverzuim kan ont- staan, is de situatie waarin de schuldenaar zijn prestatie be- voegd opschort zoals bedoeld in art. 6:59 BW. De vereisten voor het intreden van schuldeisersverzuim op grond van dit artikel zijn: (i) de schuldeiser schiet tekort in een eigen ver- bintenis jegens de schuldenaar; (ii) zijn tekortkoming is aan de schuldeiser toe te rekenen en (iii) de schuldenaar maakt gebruik van zijn opschortingsbevoegdheid. Hierbij valt te denken aan de situatie waarin een schuldeiser weigert om de schuldenaar een kwitantie af te geven (art. 6:48 BW).
Naast het feit dat een schuldeiser tijdens het schuldeisers- verzuim geen beroep kan doen op hem toekomende rechts- middelen, beoogt de regeling van het schuldeisersverzuim ook de nadelen weg te nemen die voor de schuldenaar ver- bonden zijn aan het niet kunnen nakomen van zijn verbin- tenis. In het onderhavige arrest bestond dit nadeel uit het doorlopen van de contractueel overeengekomen rente tot aan de datum van levering de zaak. Ik kom in het navolgen- de tot een bespreking van de relevante feiten en rechtsover- wegingen in deze zaak.
3. De feiten
De relevante feiten in deze zaak zijn – kort gezegd – de navolgende. De verkoper in deze kwestie sluit in 1989 een mondelinge overeenkomst met de koper over de koop en verkoop van een pand. Partijen komen daarbij overeen dat de verkoper het pand in economische eigendom overdraagt aan de koper, met als gevolg dat alle lusten en lasten van het pand voor rekening van de koper komen. Ook spreken par- tijen af dat de juridische eigendom pas op een later moment zou worden overgedragen, namelijk pas nadat de koper de overeengekomen koopprijs van fl. 150.000,- (toentertijd nog guldens), door middel van aflossingen aan de verkoper heeft betaald. Tot slot komen partijen overeen dat de koper over hetgeen hij aan de verkoper verschuldigd is, een rente van 7% op jaarbasis zou betalen.
Partijen hebben na 1989 gedeeltelijk uitvoering gege- ven aan de overeenkomst. In 2007 is het pand echter nog (steeds) niet in juridische eigendom overgedragen. Tussen partijen staat namelijk ter discussie of de door de koper te betalen koopprijs ziet op de juridische overdracht van het gehele pand (standpunt van de koper) of op slechts de helft
OVER HET (NIET) DOORLOPEN VAN CONTRACTUEEL OVEREENGEKOMEN RENTE
van het pand (standpunt van de verkoper). Partijen hebben dus een geschil over de hoogte van de koopprijs, hetgeen uiteindelijk tot de volgende procedure leidt.
4. Lagere rechtspraak
In conventie heeft de koper onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat de overeengekomen koopprijs voor het gehele pand fl. 150.000,- bedraagt. Hiernaast heeft de ko- per een veroordeling van de verkoper gevorderd tot levering van het pand tegen het op dat moment nog verschuldigde gedeelte van de koopprijs. In reconventie heeft de verkoper onder meer ontbinding van de overeenkomst gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van de koper in conventie afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank voor recht verklaard dat de tussen partijen gesloten overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden. De koper gaat tegen dat oordeel in hoger beroep.
Anders dan de rechtbank, heeft het hof de vorderingen van de koper in conventie toegewezen en de vorderingen van de verkoper in reconventie afgewezen. Het hof oordeelt kort gezegd dat de koper gelijk heeft met zijn stelling dat de overeenkomst zag op de juridische overdracht van het gehele pand. Het hof heeft de verkoper dan ook veroordeeld om het pand aan de koper in eigendom over te dragen en wel tegen betaling van hetgeen de koper hem nog verschul- digd was.
Nu het hof de uitleg van de koper volgt, heeft het hof de bij dagvaarding van de koper ingestelde vordering tot over- dracht van het pand tegen betaling van hetgeen hij nog ver- schuldigd was, gekwalificeerd als een aanbod tot nakoming van de overeenkomst. Aangezien de verkoper dit aanbod vervolgens heeft afgewezen, is de verkoper naar het oordeel van het hof in schuldeisersverzuim geraakt met als gevolg dat het eventueel voordien bestaande verzuim van de koper per die datum is geëindigd. Bij de bepaling van de koopprijs heeft het hof tevens bepaald dat de tussen partijen overeen- gekomen rente van 7% per jaar tot aan de leveringsdatum verschuldigd is. Tegen dit arrest is cassatieberoep ingesteld.
5. Hoge Raad
In cassatie staat vast dat de verkoper in schuldeisersver- zuim is geraakt doordat hij het hiervoor genoemde aanbod tot nakoming heeft afgewezen. In cassatie gaat het in es- sentie om de vraag of de koper gedurende het schuldeisers- verzuim van de verkoper de contractueel overeengekomen rente verschuldigd is.
Het oordeel van het hof houdt in cassatie geen stand. De Hoge Raad stelt voorop dat de regeling van het schuldei- sersverzuim in art. 6:58 e.v. BW ertoe strekt de nadelen weg te nemen die voor de schuldenaar zijn verbonden aan de schuldeiser toerekenbare onmogelijkheid zijn verbintenis na te komen. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de schuldenaar tijdens het schuldeisersverzuim geen contrac- tueel overeengekomen rente verschuldigd is. Dit is naar het oordeel van de Hoge Raad in beginsel redelijk, aangezien het in geval van schuldeisersverzuim aan de schuldeiser is
toe te rekenen dat de schuldenaar zijn verplichting niet kan nakomen.
Opgemerkt wordt dat een schuldenaar op grond van art. 6:66 en 6:68 BW, door gebruik te maken van de mogelijk- heid tot inbewaringstelling van een geldsom, kan bewerk- stelligen dat ook de contractueel overeengekomen rente gedurende het schuldeisersverzuim niet doorloopt. Ook kan de schuldenaar op grond van art. 6:60 BW vorderen dat de rechter bepaalt dat de schuldenaar van zijn verbintenis be- vrijd zal zijn. De Hoge Raad concludeert echter dat uit de wettekst en de wetsgeschiedenis niet kan worden afgeleid dat de schuldenaar slechts door middel van inbewaringstel- ling of een beroep op de rechter kan bereiken dat hij tijdens het schuldeisersverzuim geen contractueel overeengeko- men rente verschuldigd wordt. Het uitgangspunt is volgens de Hoge Raad dus dat de schuldenaar tijdens het schuld- eisersverzuim geen contractueel overeengekomen rente verschuldigd wordt, waarbij uit de rechtsverhouding van partijen, mede gelet op de eisen van de redelijkheid en bil- lijkheid, anders voort kan vloeien.
Geniet de schuldenaar voordeel door het uitblijven van be- taling als gevolg van het schuldeisersverzuim, dan kan uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat de schuldenaar dit voordeel aan de schuldeiser verschuldigd is. De Hoge Raad besluit hieromtrent:
“Indien de schuldenaar door het uitblijven van betaling als gevolg van het schuldeisersverzuim een voordeel geniet, bijvoorbeeld doordat hij over het bedrag van de verschuldigde geldsom rente ontvangt zolang hij het be- drag niet aan de schuldeiser heeft kunnen voldoen, kan onder omstandigheden uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat hij dit voordeel geheel of ten dele aan de schuldeiser verschuldigd is. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van het voor- deel rusten op de schuldeiser. De schuldenaar zal echter aanknopingspunten moeten verschaffen om de schuld- eiser in staat te stellen aan zijn stelplicht en bewijslast te voldoen, met name door feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat hij geen voordeel geniet door het uitblijven van betaling (r.o. 5.3.4).”
6. Analyse
De Hoge Raad geeft een helder antwoord op de vraag of con- tractuele rente tijdens het schuldeisersverzuim verschul- digd wordt: als uitgangspunt heeft te gelden dat de schul- denaar tijdens het schuldeisersverzuim geen contractueel overeengekomen rente verschuldigd is. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het immers aan de schuldeiser toe te rekenen dat de schuldenaar zijn verbintenis tot voldoening van de geldsom nog niet heeft kunnen nakomen. Het is dan in beginsel redelijk dat ten laste van de schuldenaar geen contractueel overeengekomen rente meer loopt. Dat oor- deel lijkt mij goed volgbaar.
De Hoge Raad slaat wat mij betreft dan ook de juiste weg in. De regeling van het schuldeisersverzuim beoogt de nadelen weg te nemen die voor de schuldenaar verbonden zijn aan
Contractenrecht OVER HET (NIET) DOORLOPEN VAN CONTRACTUEEL OVEREENGEKOMEN RENTE
het niet kunnen nakomen van zijn verbintenis. In het be- sproken arrest bestond dit nadeel uit het doorlopen van de contractueel overeengekomen rente tot aan de datum van levering van het pand. In het algemeen geldt dat door beta- ling van de schuld de schuldenaar van de renteverplichting wordt bevrijd en de schuldeiser derhalve ontvangt waar hij recht op heeft. Hiermee strookt de conclusie van de Hoge Raad, te weten dat de rente niet langer doorloopt wanneer de schuldenaar aanbiedt zijn schuld te betalen, maar de na- koming wordt verhinderd door een onterechte weigering van de schuldeiser dan wel een andere aan deze partij toe te rekenen omstandigheid. Van deze laatste situatie was in het onderhavige arrest sprake. De koper heeft bij dagvaarding een vordering ingesteld tot overdracht van het pand tegen betaling van hetgeen hij nog verschuldigd was. Deze vorde- ring is in rechte gekwalificeerd als een aanbod tot nakoming van de overeenkomst. Omdat de verkoper dit voorstel heeft afgewezen, is de verkoper in schuldeisersverzuim geraakt, hetgeen verhinderde dat de rente nog langer doorliep. De Hoge Raad overweegt vervolgens dat uit de rechtsverhou- ding van partijen, mede gelet op de omstandigheden van het geval en de eisen van redelijkheid en billijkheid, anders kan voortvloeien. Een beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW) kan in afwijking van de hoofd- regel, dat wettelijke noch contractueel overeengekomen rente verschuldigd is in het geval van schuldeisersverzuim, toch verschuldigdheid van rente meebrengen. Het door de Hoge Raad overwogene is mijns inziens in overeenstem- ming met de gedachte achter de regeling van het schuldei- sersverzuim.
Voor de duidelijkheid zij vermeld dat het onderhavige ar-
rest ziet op contractueel overeengekomen rente en niet op de wettelijke rente wegens vertraging in de voldoening van een geldsom. Daar waar de contractuele rente dus in begin- sel niet doorloopt in geval van schuldeisersverzuim, stopt de wettelijke rente op grond van art. 6:61 BW jo. art. 6:119 BW te lopen zodra het schuldeisersverzuim aanvangt.
Tot slot nog een kleine noot over de eventuele voordelen die de schuldenaar kan genieten tijdens het schuldeisers- verzuim van de schuldeiser. Indien de schuldenaar voordeel heeft behaald of zal behalen met de geweigerde geldsom (bijvoorbeeld behaalde of uitgespaarde rente), dan kan uit de hiervoor reeds genoemde eisen van redelijkheid en billijk- heid voortvloeien dat de schuldenaar dit voordeel (geheel of gedeeltelijk) aan de schuldeiser ‘vergoed’. De specifieke omstandigheden dienen een afwijking van de hoofdregel, dat de schuldenaar een dergelijk voordeel niet hoeft af te dragen aan de schuldeiser, dan wel te rechtvaardigen. Re- kening houdend met dit laatste, lijkt mij ook deze overwe- ging niet meer dan redelijk. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van het voordeel rusten daarbij op de schuldeiser. De schuldenaar zal op zijn beurt echter wel feiten en omstandigheden dienen aan te voeren waaruit volgt dat hij geen voordeel geniet door het uitblijven van de betaling. De schuldenaar dient de schuldeiser dus aankno- pingspunten te verschaffen om hem in staat te stellen aan zijn stelplicht en bewijslast te voldoen.
7. Conclusie
Voor een schuldeiser is het in de praktijk belangrijk om zich te realiseren dat hij door het weigeren van een aanbod tot nakoming van zijn schuldenaar, welk aanbod (in rechte) gekwalificeerd wordt als een aanbod tot nakoming van de overeenkomst, in schuldeisersverzuim komt te verkeren. Dit kan dus eveneens gelden voor een (eerste) aanbod ‘verpakt’ als een vordering in een dagvaarding. De contractueel over- eengekomen rente die een schuldenaar tot de leveringsda- tum van een zaak verschuldigd is, loopt dan in beginsel niet (door) gedurende het schuldeisersverzuim. In beginsel, om- dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid anders voort kan vloeien. Al met al een logische conclusie, die wat mij be- treft goed aansluit bij de ideologie van het schuldeisersver- zuim én diens wettelijke regeling van de wettelijke rente.