IN H O U D :
2e JAARGANG — Nr 8 ZONDAG, 6 NOVEMBER 1932
REDACTIE : Italiëlei, 9 9 , A n tw erp en _Vereeniging zondver wi.ns*tgevend. .do.el
BEHEER : Xxxxx Xxxxxxxxxx, 00, Xxxxxxxxx
Abonnement : 100 fr. per jaar . , \ ..... zz Postchecknummer : 3185.22
IN H O U D :
ONZE UITGAVEN.
DE VERBREKING VAN CONTRACTEN BINNEN HET VERDACHT TIJDVAK VOOR DE FAILLIET-VER KLARING EN ART. 434 PAR. 3. DER WET VAN 18 APRIL 1861.
RECHTSPRAAK.
Boetstraffelijke Rechtbank van Tongeren. — 9 Decem ber 1981. — Reglement op het verkeer. — Verschijnen van een kind achter auto. — Onvoorziene hindernis.
Vredegerecht Vilvoorden. — 29 September 1982. Rechtbank van Koophandel te St-Niklaas (Waas). — 5
Juli 1932. — Faillissement. — Handelingen geduren
de het verdacht tijdperk. — Last van bewijs. — Be
del van koopwaren. — Teruggave der verkochte waren.
Rechtbank van Koophandel te St-Niklaas (Waas). —
11 Oktober 1932. — Faillissement. — Verboden be taling. — Verduiking onder den vorm eener vrijwil lige verbreking van verkoop.
Werkrechtersraad van Antwerpen. — Kamer voor be dienden. — 21 Sept. 1932. — Gezinsvergoeding. — Wet van 1 Oogst 1930. — Bevoegdheid. — Voorwaar den van toekenning der vergoeding voor broeders en zusters.
INGEZONDEN BIJDRAGEN. BIBLIOGRAPHIE..
De verbreking van contracten binnen het verdacht tijdvak voor de Failliet-verklaring en art. 445 par. 3 der wet van 18 April 1851
wijs der staking van betalingen.
Rechtbank van Koophandel te St-Niklaas (Waas). —
26 Juli 1932. — Faillissement. — Betaling doof mid-
UIT DE PERS. RECHTERLIJK LEVEN.
De bepalingen van art. 445 der wet van
18 April 1851 op het Faillissement en de Bankbreuk, die betrek hebben op de resi- liatie van contracten, luiden als volgt:
het er op aan een juiste classeering der
gevallen te vinden, en daarom lijkt het mij wel eenigszins van belang een ratio- neele terminologie te gebruiken.
Het is Collin en Capitant (Cours élé
ONZE UITGAVEN
« Zijn nietig en zonder gevolg ten opzichte van den faillissementsboedel, wanneer zij ge daan/ werden door den schuldenaar sedert den datum, door de Rechtbank vastgesteld als zijn
mentaire de Droit Civil Français; t. II, nr 148, uitg. 1932) die ons leert een onder
scheid te maken tusschen «la résolution»,
Heden begint de jaarlijksche « Week van het Vlaamsche Boek » en in al onze steden en dorpen wordt er een krachtig offensief ingezet om den verkoop van Vlaamsche boekwerken te bevorderen. In de uitstallingen onzer boekwinkels prijkt de weelde van het Vlaamsch letterkundig leven en de schat van onze jonge weten schappelijke bedrijvigheid. Het is voor eiken Vlaming «en verblijdend en bemoe digend genot door de voortdurende uit breiding van het Vlaamsche boekwezen den gestadigen groei te kunnen vaststel len van onze herlevende cultuur.
Zooals wij het aankondigden in het eer ste nummer van dezen jaargang heeft ook het « Rechtskundig Weekblad « het zijne willen bijdragen tot het bevorderen van het Vlaamsch wetenschappelijk werk op juridisch gebied door het uitgeven van eene reeks rechtskundige werken, waar van de eersten heden van de pers komen. Dergelijke uitgave was er broodnoodig. Inderdaad, wanneer wij in ons land zeer talrijke firmas hebben die zich speciali- seeren in het uitgeven van Fransche juri dische werken, heeft de schrijver van een Vlaamsch rechtskundig boek doorgaans de grootste moeite om een uitgever te vin den. Hoeveel Vlaamsche rechtsgeleerden verkiezen niet, juist om die reden, in het Fransch te schrijven. Hoeveel belangrijke werken gingen niet voor onze taal verlo ren, omdat de stellers ervan geen gelegen heid zagen ze in de Vlaamsche taal ge
drukt te krijgen.
De uitgaven van het « Rechtskundig Weekblad » worden opgevat op de breed ste basis. Er zullen werken in verschijnen zoowel van zuiver practischen als van zui ver theoretischen aard; alle meeningen zullen over de ruimste vrijheid beschik ken en de eenige eisch die zal gesteld wor den is wetenschappelijke degelijkheid.
Wij stellen ons ook als doel zoo spoedig mogelijk eene uitgave te bezorgen van den officieelen tekst der wetboeken, zoo- dra de commissie gelast met de vertaling haar werk zal beeindigd hebben.
Om onze plannen te kunnen verwezen lijken is het volstrekt noodig dat wij in de allereerste plaats zouden kunnen reke nen op den onvoorwaardelijken steun van al de abonnés van het « Rechtskundig Weekblad ». Het is een plicht voor alle Vlaamsche juristen in te schrijven op de werken die wij zullen uitgeven. Niettegen staande deze op allerbest papier gedrukt
worden en aan hun typographische afwer king de meeste zorg besteed wordt zal hun prijs steeds uitermate laag zijn.
Het is blijkbaar dat er bij de groote massa niet de minste belangstelling voor juridisch wetenschappelijk werk bestaat en dat wij dus voor onze uitgaven haast uitsluitend aangewezen zijn op de Vlaam sche rechtsgeleerden. Om de uitgeverskos- ten 4e-kunnen dekken is het dan ook ver- eischt dat elk van hen zich a 1 de werken aanschaffe die wij zullen uitgeven, o o k d a n wanneer de behandelde stof niet valt binnen den kring hunner onmiddellijke belangstelling.
Het is slechts ten prijze van deze kleine opoffering, die elk zich dient te getroos ten, dat wij in staat zullen zijn de Vlaam sche cultuur te verrijken met een belang rijke reeks degelijke wetenschappelijke werken op juridisch gebied.
Wij rekenen er stellig op dat elk onzer abonnés onmiddellijk de inschrijvings- kaart die bij dit nummer gevoegd is, in gevuld zal willen terugzenden.
Heden verschijnen:
Mr Xxxx X i c t o r : Het belang van de Nederlandsche wetenschap voor de alge- meene rechtstheorie. (7,50 fr.)
M. Xxxxxx X x x x x P u tte : Het be grip van het politiek misdrijf in het Bel gisch recht (20 fr.).
Ter persé:
Xx Xxxx X x Xxxx x: De wet betref fende de vergoeding der schade voortsprui tende uit arbeidsongevallen (lijvig boek deel van 800 blz.).
Xx Xxxxxx X a c o b: Het verzekerings contract in het vergelijkend recht.
Xx Xxxxxxxx x x x L e n n e p : De ver zekering tegen de werkloosheid in België.
DE REDACTIE.
VLAAMSCHE JURISTEN,
Gebruikt en verspreidt de Vlaamsche wetenschappelijke rechtslitteratuur.
Prof. M. A. KLUYSKENS: Beginselen van Bur gerlijk Recht.
I. De Verbintenissen (2e druk).
II. De Erfenissen.
III. De Schenkingen en Testamenten.
Prof. M. N. GUNZBURG: Het Huwelijkscontract. Prof. M. L. XXXXXXXXX: Beginselen van het
Belgische Handelsrecht. I en II.
Prof. M. P. BELLEFROID: Dictionnaire Fran- çais-Néerlandais des termes de droit (3e druk).
de deze der staking van betalingen, of binnen de tien dagen die dezen datum voorafgingen:
ij Alle betalingen van niet-vervallen schulden, hetzij in speciën, hetzij door overdracht, ver koop, schuldvergelijking of andere, en alle be talingen van vervallen schulden, anders gedaan dan in speciën of handelseffecten. »
Het is dus klaarblijkelijk het inzicht geweest van den Wetgever om alle in-be- taUng-geving te verbieden, d.z. deze beta lingen waarbij aan dén crediteur iets an ders gegeven wordt dan dat waarop hij strikt genomen recht heeft. Zoo o.m. de betaling door verkoop of betaling in koop waar, de overdracht van een schuldvorde ring, enz.
Betalingen die niet geschieden in spe ciën of in handelseffecten zijn geen nor male handelsdaden, en het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat de schuldei- scher die b.v. koopwaren in betaling heeft ontvangen kennis had van de financieele moeilijkheden waarin zijn schuldenaar zich bevond, en dat hij zich op deze wijze heeft willen bevoordeeligen ten nadeele der andere schuldeischers.
Het princiep dat werd vooropgesteld, bij de redaktie der art. 444, 445, 446 en vlg. dezer Wet, is de gedachte dat men het verdwijnen van het actief ten voordeele van enkele crediteuren moest beletten, en dat het beginsel der gelijkheid tusschen de schuldeischers voor alles zou beschermd worden door bepalingen, die alle handelin gen, welke deze gelijkheid zouden storen, met retroactieve kracht zullen nietig ver klaren.
Een der vormen van in-betaling-geving verboden door art. 445, par. 3 bestaat in de teruggave van koopwaren gedaan door den schuldenaar aan zijn crediteur inge volge de vrijwillige verbreking van een verkoopcontract. Pand Belg. V° Faillite 1035-39; Humblet: Traité des faillites nr 123; Beltjens: Droit Comm. III, 136; De Perre: Xxxxxx du Curateur de Faillite nr 251; Lyon Caen et Renault: Traité de Droit Xxxxxxxxxx, XXX, 000 xx 000; Brugge 22 Nov. 1888, Pas. 1889, III, 103; Antwer
pen 31 October 1863 P. A. 1864, I, 92;
Antw. 6 Nov. 1863 en Antw. 24 Nov. 1863;
id.; Verviers 13 Juli 1899, Pand. Pér. 1901,
nr 1315; Antwerpen 5 Juli 1902, Pand.
Pér. 1903, nr 203; Luik, 23 Jan. 1908, Pas.
1908, III, 348; Namen, 2 Mei 1929, Revue
des faillites 1929, blz. 456).
Daar de Rechtspraak niet heelemaal eensgezind deze stelling bijtreedt komt
de ontbinding, de vernietiging eener over eenkomst en « la résiliation », de verbre king ervan. Deze termen beantwoorden niet aan identieke rechtsbegrippen: er is ontbinding wanneer de eventueele gevol gen van de overeenkomst, samen met deze, vernietigd worden, en de partijen absoluut in hun vroegeren toestand worden her steld ; men spreekt echter van verbreking, wanneer de overeenkomst een begin van uitvoering heeft gehad, en de gevolgen welke de overeenkomst mocht hebben, niet worden uitgewischt. De verbreking stelt een einde aan de overeenkomst, maar ver nietigt dé reeds bestaande gevolgen niet.
Wanneer we de evolutie der Rechtsleer en der Rechtspraak nagaan, dan vinden we een paar arresten en vonnissen die een theorie bekrachtigen welke ook door Na mur werd verdedigd. (Code de Commerce Révisé III, nr 1653).
Volgens deze theorie zou een vernieti ging van contract niet als in-betaling-ge ving mogen aanzien worden, en diensvol- gens niet vallen onder toepassing van art. 445, wanneer de aanstaande gefailleerde koopwaren had gekocht, mits betaling op contant, en niet in staat bleek te zijn aan zijn verplichtingen te voldoen. Indien de verkooper hem dan onmiddellijk aan maant te betalen en hij nadien met hem overeenkomt om de verkochte koopwaar in hare totaliteit weer te nemen en den verkoop als niet-bestaande te aanzien, dan is er geen in-betalinggeving. (Luik, 5 Maart 1874; Pas. 1874, II, 285; Belg. Jud.
1875, p. 471 ; Antwerpen, 8 Jan. 1875, Jur.
Anvers, p. 87; Antwerpen, 21 Nov. 1902,
Journ. Trib. 1903, kol. 45).
In deze gevallen gaat het dus over de zuivere en eenvoudige vernietiging (« an nulation », zooals Namur zegt van een contract, waarbij de overeenkomst nog geen begin van uitvoering heeft gekend, en dat nog geen rechtsgevolgen heeft ge had. De koopwaar is hier op contant be taalbaar, en niet op krediet noch bij mid del van acceptaties; er is ook zuivere Ver nietiging van de overeenkomst en geen teruggave van een willekeurige hoedanig heid of hoeveelheid koopwaar, die niet overeenkomt met deze waarover het ver koopcontract loopt.
En daarom lijkt het onderscheid dat Xxxxxx en Capitant maakt tusschen ver nietiging en verbreking wel van eenig ge wicht bij deze toepassing. Ook de Recht bank van Koophandel te St-Niklaas (Von
137
nis van 26 Juli 1932, in dit nummer gepu bliceerd) schijnt deze distinctie te aan vaarden.
Toch schijnt mij deze theorie, misschien billijkheidshalve, maar geenszins in prin ciep te verdedigen: vermits de kooper vol strekt eigenaar is geworden van de koop waar, vanaf het oogenblik waarop de par tijen het eens zijn over de zaak en den prijs, alhoewel de overeengekomen prijs nog niet werd betaald. Wanneer in geval van niet-betaling de koopwaar wordt te ruggegeven, dan wordt er een schuld, een verplichting uitgedoofd; er is een betaling in koopwaar, en diensvolgens zou art. 445 moetenvan toepassing zijn.
Maar in alle andere gevallen, wanneer de schuldenaar zijn crediteur heeft betaald met koopwaren, zij het dan ook door te ruggave van vroeger gekochte en niet-be- taalde waren, bij vrijwillige verbreking van een verkoopcontract, moet art. 445 toepasselijk zijn, omdat hier maar al te duidelijk de bedoeling vooropzit: sommige crediteuren te willen bevoordeeligen ; of althans de mogelijkheid hiertoe bestaat.
Moest men een tegenovergestelde opinie aanvaarden dan zou art. 445 nooit van toe passing zijn, vermits in elke wederkeerige overeenkomst het ontbindend beding van rechtswege mag ingeroepen worden (art. 1184 B.W.B.) en het zou dan ook aan elke schuldeischer vrij staan, in geval van niet- betaling, zijn koopwaar weer te nemen tot op den dag van de failliet-verklaring, hetgeen door de Wet uitdrukkelijk wordt verboden. (Jur. Port d’Anvers 6 Nov. 1864; Pand. Beiges V° Faillite 1039).
158
Gewoonlijk trouwens aanziet de schuld eischer zelf de resiliatie van het verkoop contract als een in-betaling-geving, als een schulduitdooving. Wat men in de praktijk zal weervinden in het feit dat de schuldenaar, op het oogenblik, waarop de koopwaar wordt teruggenomen, wordt ge crediteerd in de rekening-courant, waar door de wissels die voor het bedrag der geleverde koopwaren in omloop werden gebracht, betaald werden.
Wanneer de Curator de vernietiging aanvraagt van de in-betaling-geving, moet hij niet bewijzen dat de schuldeischer op het oogenblik der betaling kennis had van de staking van betaling van gefailleerde: deze voorwaarde wordt niet vereischt voor de toepasselijkheid van art. 445. Omdat het uit het feit zelf reeds voldoende blijkt dat de schuldeischer deze staking van be taling kon vermoeden. (Brugge 22 Nov. 1888. Pas. 89, II, 103).
De schikkingen van art. 445 hebben een absoluut karakter en de Rechtbank heeft dus niet te oq^deelen over de omstandig heden waarin deze handeling werd gesteld. Alle handelingen, opgesomd in art. 445 zijn van rechtswege nietig van het oogen blik waarop de vernietiging wordt aange vraagd, en het bewezen is dat zij gedaan werden gedurende het verdachte tijdvak.
In elk geval mag men aanvaarden dat art, 445 niet van toepassing is op de te ruggave van goederen, wanneer de gefail leerde zelf door bedriegelijke middelen in het bezit was gekomen dezer koopwaren.
Xxxxxx XXXXX.
159
Zeggen dat de kosten van uitvoering ten laste zullen zijn van de partij die ze zou veroorzaken.
Geven akte aan verweerders dat ze de zaak schatten op vijf honderd frank voor wat de bevoegdheid aangaat.
RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ST-NIKLAAS (WAAS)
5 JULI 1932
Referendaris : M. L. Thuysbaert
Pl.: Xx Xxxxxx Xxxxx en Mr. H. J. Xxxxx (loco Mr P. M. Orban)
FAILLISSEMENT. HANDELINGEN GE DURENDE HET VERDACHT TIJDPERK. — LAST VAN BEWIJS. — BEWIJS DER STA KING VAN BETALINGEN.
Het is de Curator die moet bewijzen dat hij die van den schuldenaar ontving of met hem han delde, binnen het verdacht tijdvak voor zijn in-faillissements-stelling, bewust was van de staking van betaling, indien hij de betaling, bij toepassing van art. 446 wil doen nietig verklaren.
Het feit dat een schuldenaar zijn crediteuren bijeenroept ten einde van hen gemak van be taling te bekomen, is geen bewijs dat deze zijn betalingen heeft gestaakt.
Curator faillissement Weyers en Xxx Xxxxxxxx t / Manufacture de Laines Filées
Gezien de dagvaarding van 26 Mei 1932, geregistreerd.
Aangezien de vraag strekt ten einde ge daagde zich te zien en hooren veroordee len om de 5.000 fr. door haar ontvangen einde Februari 1932, terug te brengen in de massa van het faillissement, zich te vens te hooren veroordeelen tot de kosten, het vonnis uitvoerbaar te hooren verkla ren bij voorraad, niettegenstaande verzet of beroep en zonder borg;
Aangezien aanlegger zijn eisch steunt op art. 446 der Wet van 18 April 1851;
Aangezien voorzeid art. bepaalt dat al
160
Xxx Xxxxxxxx aan verweerster de verze kering gaf dat het actief zijner kliënten het passief met 100.000 fr. overtreft;
Aangezien, in die omstandigheden, de gegrondheid niet is bewezen;
Om deze redenen:
De Rechtbank, alle verdere en tegen strijdige besluitselen verwerpende, ver klaart den eisch ongegrond, wijst hem af, veroordeelt aanlegger q.q. in de kosten.
RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ST-NIKLAAS (WAAS)
26 JULI 1932
Referendaris: M. L. Thuysbaert
Pl.: Xx Xxxxxx Xxxxx en Xx Xxxxx Xxxx
Curator faillissement Weyers en Van Herwegen
q.q. t / Tissage de Mouscron
FAILLISSEMENT. — BETALING DOOR MIDDEL VAN KOOPWAREN.^- TERUGGA VE DER VERKOCHTE WAREN.
Art. 445 der Wet van 18 April 1851 is algemeen en bijgevolg toepasselijk op alle betalingen bij middel van koopwaren, daarin begrepen de vrij willige verbreking van een verkoop door te ruggave der verkochte waren.
Een andere opinie zou rechtstreeks indruischen tegen het princiep dat ten grondslag ligt aan de Wet op de faillissementen: de gelijkheid die tusschen al de schuldeischers moet heerschen.
Gezien de dagvaarding van 6 Mei 1932, geregistreerd.
Aangezien de vraag strekt ten einde ge daagde zich te hooren veroordeelen om de 800 kg. katoen, waarvan sprake in de dag vaarding terug te brengen in de massa van het faillissement, en bij gebreke hier aan te voldoen binnen de acht dagen na het tusschen te komen vonnis, gedaagde zich te hooren veroordeelen om er de, te genwaarde van te betalen, zijnde 800 kg. katoen gefactureerd aan 15,50 fr. zijnde
12.400 fr.; zich tevens te hooren veroor
deelen tot de kosten; bij xxxxxx uitvoer
RECHTSPRAAK
de betalingen, — andere dan deze bedoeld bij art. 445, — door den schuldenaar we gens vervallen schulden gedaan, en alle
baar bij voorraad, niettegenstaande ver zet of beroep en zonder borg;
Aangezien uit de bestanddeelen der zaak
BOETSTRAFFELIJKE RECHTBANK VAN TONGEREN
9 DECEMBER 1931
Voorzitter: Ridder X. xx Xxxxxxxxx Pl.: Mr Xxxxxx en Mr Xxx Xxxxxx
REGLEMENT OP HET VERKEER. — VER SCHIJNEN VAN EEN KIND ACHTER AUTO*
— ONVOORZIENE HINDERNIS.
Een kind dat plotseling achter een auto uitkomt is voor den automobilist een onvoorzienbare hindernis. De automobilist die dit kind aanrijdt mag niet veroordeeld worden voor onvrijwil lige slagen en verwondingen.
Xxxxxxxx B. P. en O. M. t / Xxxx
'ft Aangezien het spruit uit het onderzoek der zaak dat op 8-6-31 te Lanaeken Cors- tjens Leon, geboren den 28-9-21, het slachtoffer is geweest van een autoongeval in de volgende omstandigheden: Corstjens
L. liep over de baan na het voorbijrijden van een auto en werd gevat door een auto in tegenovergestelde richting aankomen de;
Aangezien het plotseling verschijnen van het kind van achter een auto welke hij kwam te kruisen, darstelt voor de be tichte een onvoorzienbaren hinderpaal, of die hij ten minste niet kon voorzien;
Aangezien hij dus niet kan aanzien wor den als zich plichtig gemaakt hebbende aan de feiten hem ten laste gelegd;
Spreekt de Rechtbank den betichte vrij zonder kosten.
Verklaart de B. Partij ongegrond in haar eisch, wijst haar af en veroordeelt haar tot de kosten jegens den Staat.
NOTA. — Een overzicht van wat de recht spraak beschouwt als onvoorzienbaar hindernis geven Xxxxxxxx en Xxx Xxxx in hun Traité Xxxxx xxxxx xx Xxxxxxxx xx Xxxxxxx, xx 000, 000, 000. Zie verder: Brussel, 16-3-1932; Bulletin des As surances, 45, p. 318; Luik, 24-3-1932; Bulletin des Assurances, 45, p. 345. H. J.
VREDEGERECHT VILVOORDEN
29 SEPTEMBER 1932
Vrederechter: M. R. Vlieberghs
Pl.: Xx X. Xx Xxxxxx en Xx X. Xxxxxxxxxx
De erfdienstbaarheid genaamd « ladder-recht » vindt haren titel in de wet voor hetgeen de landelijke onroerende goederen betreft; ze is ook toepasselijk op de stedelijke onroerende goederen.
Aangezien aanlegger vraagt dat hem
door Ons toelating zou gegeven worden om op den grond van de drij verweerdêrs te gaan ten einde den afsluitingsmuuïf'te laten voegen, daar de verweerders hem déze toelating weigeren, niettegènstaande het aanbod om de gebeurlijke schade döor deze werken veroorzaakt ,te vergoeden t
Aangezien de verweerders beweren' in rechte te zijn deze weigering vol te hpu- den, zich steunende op de omstandigheid dat hier spraak is van eene erfdienstbaar heid, dikwijls vernoemd onder den naam
« ladder-recht », welke erfdienstbaarheid enkel door titel kan bewezen worden;
Aangezien artikel 31 van het LandWet- boek van den eigenaar van een niet ge- meene muur het recht toekent, voor onder houd- en herstellingswerken, op den eigen dom van zijn gebuur te komen, dat dus de erfdienstbaraheid, waarvan sprake, haren titel vindt in de wet; dat verder de recht spraak heeft bepaald dat deze erfdienst baarheid toepasselijk is zoowel voor de stedelijke als landelijke onroerende goe deren (Verbrek. 4 Oct. 1900. P. 1900, 1,
357);
Àangezien de eisch van aanlegger dus mag aanzien worden als gegrond in | de mate welke hierna wordt bepaald.
Om deze redenen: Veroordeelen verweerders om aan aan
legger of aan de door hem aangestelde xxxxxxxxx toegang te verleenen op hiin- nen grond, ten einde de noodige werken van voltooiing aan den afsluitingsmuur te doen, Welke werken nochtans niet langer dan vijf dagen mogen duren; zeggen dat, buiten vrijen toegang tot den muur, dpze werken zullen geschieden op eene plaats ruimte gelegen tusschen de afsluiting en eene rechte lijn getrokken op den afstand van een meter van de afsluiting en gelijk- loopend met deze; verklaren dat de schade door verweerders ondergaan zal betaald worden door aanlegger, welke schade kan geschat worden door partijen zelve (of door een deskundige door hen aangesteld; benoemen als deskundige, voor zooveel partijen geene minnelijke schikking tref fen, den heer Xxxxxxxx, wonende te Vil voorden, Andelothof, dewelke na eedaf legging of daarvan ontslagen door par tijen, de schade door elk der verweerders ondergaan zal bepalen; verklaren verder dat de onkosten van gebeurlijke schatting zullen gedragen worden voor de helft door aanlegger en voor een zesde door elk der verweerders.
Veroordeelen verweerders tot de onkos ten van het geding beloopende tot heden op honderd zeventien frank 50 centiemien.
andere akten onder een bewarenden titel, welke hij na de ophouding der betalingen en voor het vonnis der faillietverklaring gedurende het verdacht tijdperk gemaakt heeft, kunnen worden nietig verklaard, doch slechts indien het bewezen is dat hij die van den schuldenaar ontving of met hem handelde, bewust was van de staking der betalingen;
Aangezien de last van dit bewijs rust op den aanlegger;
Aangezien het blijkt dat het faillisse ment Xxxxxx en Van Herwegen uitge sproken werd bij vonnis van 19 April 1932, en den datum van de ophouding der betalingen teruggebracht werd op 19 Oc tober 1931;
dat verweerster, einde Februari 1932, van de heeren Xxxxxx en Van Herwegen de som ontving van fr. 5.000,—, krachtens een provisioneel vonnis van de Rechtbank van Koophandel van dit rechtsgebied;
Aangezien een provisioneel vonnis de finitief is voor het punt dat er in geregeld wordt (Pand. Belg. V° Jugement provi soire n° 2);
dat hieruit volgt dat de betaling gedaan in uitvoering van een provisioneel vonnis eveneens ten definitieven titel geschiedt; Aangezien, bijgevolg, zich enkel de kwestie stelt te weten of verweerster, ein de Februari 1932, — tijdstip waarop zij de 5.000,— fr. in betaling ontving, — xxxx xxx had van de staking der betalingen in
hoofde van gedaagden;
Aangezien de omstandigheden door aan legger aangevoerd, waaronder het feit dat de heeren Xxxxxx en Xxx Xxxxxxxx het inzicht hadden te kennen gegeven hun schuldeischers samen te roepen met het oog van hen zeker gemak van betalen te bekomen, wellicht van aard zijn om te doen aannemen dat verweerster moest veron derstellen dat de firma Weyers en Xxx Xxxxxxxx met moeilijkheden te worstelen had, maar dat zij daaruit niet onvermij delijk 'moest afleiden dat voornoemde fir ma had opgehouden met betalen;
Aangezien zekere vrees of twijfel no pens het betaalvermogen van een schul denaar niet noodzakelijk de kennis insluit eener staking der betalingen met het ka rakter van algemeenheid zooals door art. 446 vereischt wordt;
Aangezien er, in onderhavig geval, om standigheden voorhanden waren die veel eer moesten doen gelooven dat de heeren Xxxxxx en Xxx Xxxxxxxx de gegronde hoop koesterden deze tijdelijke moeilijk heden te boven te komen;
dat immers den 17 Februari, zij den vooravond waarop de gewraakte betaling geschiedde, de raadsman van Xxxxxx en
blijkt dat gefailleerde einde December 1931 in gebreke is gebleven twee wissels te betalen, hun' door gedaagde aangebo den, tot betaling van gedane leveringen; dat, ïten 'gevolge ! dezer niet-betalingen, partijen overeenkwamen dat gedaagde een hoeveelheid koopwaren zou terugnemen;
Aangezien de verweerster, ten onrechte, beweert dat deze teruggave van koopwa ren wettig is, en, diensvolgens, niet valt onder toepassing van art. 445 der wet op de faillissementen, deze verhandeling zijn de de vrijwillige verbreking eenr overeen komst en geenszins een in-betaling-geving; Aangezien art. 445 der Wet van 18 April 1851 uitdrukkelijk en algemeen-is en bij gevolg toepasselijk is op alle betalingen bij middel van koopwaren, daarin begrepen de vrijwillige verbreking van een verkoop
door teruggave der verkochte waren; dat gezien art. 445 de openbare orde
aanbelangt; het niet kan geduld worden dat een schuldeischer aan de toepassing ervan zou ontsnappen, door het inroepen van art. 188 van het B. W., krachtens hetwelk het hem zou toegelaten zijn, bin nen het verdacht tijdperk, onbetaalde koopwaren terug te nemen; (Pand. Beiges, V° faillite n° 1035 en 1039; Beltjens Droit Comm. D. III, n° 136; Xx Xxxxx, Xxxxxx du Curator de faillite, 0x xxxxxxx, xx. 000, xx 000x; Brugge 22 Nov. 1888. Pas. 1889,
III, 102; Antw. 5 Juli 1902. Pas. 1903, III,
75; Luik 23 Jan 1908. P. Anvers 1908, II,
157; Namen 2 Mei 1929, Revue des Fail
lites 1929, bfc 456);
dat, aangenomen dat, inzake, eenvoudig- lijk de vrijwillige verbreking eener over eenkomst plaats vond, rechtstreeks zou indruischen tegen het princiep dat ten grondslag ligt aan de wet op de faillisse menten: de gelijkheid die tusschen al de schuldeischers moet heerschen; (De Per re xxx. xxx., xx. 000, xx 000 II) ;
Aangezien de stelling van gedaagde des te min gegrond is dat, zooals de Curator te recht opmerkt, het niet gaat om de to tale koopwaar geleverd in uitvoering van een bepaald contract, maar wel om een hoeveelheid katoen, voor een waarde van fr. 11.895,05, bedrag dat niet overeen komt met de hoeveelheid geleverde waren; Aangezien in die omstandigheden ge daagde dient veroordeeld te worden tot teruggave der koopwaar door haar terug genomen of tot betaling der tegenwaarde
ervan, ’t zij fr. 11.898,05.
Om deze redenen:
De Rechtbank, gehoord de heer de Cleene, Rechter-Commissaris in zijn ver slag ter zitting voor de debatten, alle ver dere of tegenstrijdige besluitselen verwer pende, veroordeelt gedaagde om de 780,2
161
kg. katoen terug te brengen in de massa van het faillissement, en bij gebreke hier aan te voldoen binnen de acht dagen na de beteekening van onderhavig vonnis, ver oordeelt van stonde aan, voor alsdan, ge daagde, tot betaling aan aanlegger Q.Q. der som van 11.898,05 fr., verwijst ge daagde in de kosten;
verleent het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande alle verhaal en zonder borg.
RECHTBANK VAN KOOPHANDEL TE ST-NIKLAAS (WAAS)
11 OCTOBER 1932 Referendaris: M. L. Thuysbaert
Pl.: Xx Xxxxxx Xxxxx en Mr X. X. Xxxxx (loco Xx X. Xxxxxxxxx, Brussel)
Curator faillissementen Weyers en Van Her wegen t / Union Textile de Belgique
FAILLISSEMENT. — VERBODEN BETA- LING^m VERDUIKING ONDER DEN VORM EENER VRIJWILLIGE VERBREKING VAN VERKOOP.
Art. 445 der Wet op de faillissementen dient zoo te worden toegepast, dat eene door de Wet verboden betaling niet kan verdoken worden onder den schijn eener vrijwillige verbreking van den verkoop.
Gezien de dagvaarding van 28 Juni 1932, geregistreerd.
Aangezien de vraag strekt ten einde
« gedaagde zich te hooren veroordeelen om de 2.000 kg. katoen, die zijr in de eerste helft der maand Februari 1932, heeft te ruggenomen, terug te brengen in de massa van het faillissement, en, bij gebreke hier aan te voldoen binnen de acht dagen na het tusschen te komen vonnis, gedaagde zich te hooren veroordeelen er de tegen waarde van te betalen, zijnde de sam van fr. 29.967,75; zich tevens te hooren ver oordeelen tot de kosten; bij vonnis uit voerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of beroep en zonder borg »;
Aangezien de vraag gesteund is op art. 445 der wet op de faillissementen;
Aangezien verweerster, ten onrechte, tegenwerpt dat, in zake, geen kwestie is van betaling maar van resolutie van een contract,-met-aangaan van een - nieuwe verbintenis, en dat, bijgevolg, art. 445 niet van toepassing is;
Aangezien art. 445 der wet van 18 April 1851, van rechtswege nietig ver klaart: alle betalingen anders dan in geld of in handelseffecten gedaan binnen het verdacht tijdperk;
Aangezien de koopwaren, waarover be twisting, bij de levering aan gefaalden, eigendom zijn geworden van deze laatste, dewijl de verkooper nog slechts schuld- eischer bleef van den prijs dezer waren; Aangezien daaruit volgt dat de schuld- eischer die teruggave eischt van al of een deel der aldus geleverde waren, in werke lijkheid betaling bekomt eener vervallen
schuldvordering ;
Aangezien de omstandigheden der zaak deze zienswijze bevestigen;
dat, immers, blijkt dat, na de terugzen ding der kwestieuse koopwaren op 15 Fe bruari 1932, de gefailleerde firma gecredi teerd werd voor een bedrag van 29.967,75 fr., waardoor de wissels die voor het be drag der geleverde koopwaren in omloop waren gebracht betaald werden;
Aangezien de Rechtsleer zoowel als de gevestigde Rechtspraak beslissen dat art.
445 der wet op de faillissementen zoo dient toegepast te worden dat eene döor de wet verboden betaling niet kan verdo ken worden onder den schijn eener vrij willige verbreking van den verkoop. (Pand. Belges, V° Faillite 1035-39; Humblet: Traité des Faillites n° 123; Beltjens Droit Comm. III, n° 136; De Perre: Xxxxxx du Curateur de Faillite n° 251; Lyon, Caen et Renault: Traité de Droit Commercial VII, 387, n° 362; Brugge 22 Nov. 1888. Pas. 1889 III, 103; Handelsrechtb. Ver- viers 13 Juli 1899. Pand. Pér. 1901, n° 1315; Antwerpen 5 Juli 1902. Pand. Pér. 1903, n° 203; Luik, 23 Jan. 1908. Pas. 1908 III, 318; Namen, 2 Mei 1929, Revue des faillîtes 1929, bl. 456 met Nota van X. Xxxxx) ;
dat, aannemen dat, in zake, eenvoudig- lijk resolutie eener overeenkomst plaats
vond, zooals gedaagde beweert, in feite zou neerkomen op het verbreken, in voordeel van verweerster, van de gelijkheid tus schen de schuldeischers welke ten grond slag ligt aan de Wet op de faillissementen; Aangezien, diensvolgens, verweerster dient veroordeeld te worden tot teruggave der koopwaren door haar teruggenomen of tot betaling hunner waarde, hetzij fr.
29.967,75;
162
dat, als gevolg dezer teruggave of be taling, de schuldvordering van verweer ster met een gelijk bedrag hoeft vermeer derd te worden, zoodat zij zal gebracht worden op fr. 58.283,50;
Om deze redenen:
De Rechtbank, gehoord den heer Xx Xxxxxx, Rechter-Commissaris in zijn ver slag, ter zitting, voor de debatten, alle verdere of tegenstrijdige besluitselen ver werpende, veroordeelt verweerster om de kwestieuse 2.000 kgr. katoen terug te brengen in de massa van het faillissement, en bij gebreke hiervan te voldoen binnen de acht dagen na de beteekening van on derhavig vonnis, veroordeelt verweerster, van stonde aan voor alsdan, om er de te genwaarde van te betalen, zijnde fr. 29.967,75;
zegt dat gedaagde, mits teruggave of betaling dezer koopwaar, zal opgenomen worden in het gewoon passief der faillis sementen Weyers en Xxx Xxxxxxxx, voor de som van 58.283,50 fr.;
verwijst gedaagde in de kosten; verleent het vonnis uitvoerbaar bij
voorraad niettegenstaande alle verhaal en zonder borg.
WERKRECHTERSRAAD VAN ANTWERPEN
KAMER VOOR BEDIENDEN. — 21 SEPT. 1932
Voorzitter: M. Dieltièns Bijzitter: Mr Xxxxxxxxx Pl.: Mr Xxxxxx (Brussel)
Ge z i n s v e r g o e d i n g . — w e t v a n i OOGST 1930. — BEVOEGDHEID.. — VOOR WAARDEN VAN TOEKENNING DER VER GOEDING VOOR BROEDERS EN ZUSTERS.
De Werkrechtersraden zijn uitsluitend bevoegd om de geschillen te berechten ttisschen de ver rekenkassen en de belanghebbende werknemers. De werknemer moet bewijzen dat hij zijné broe ders en zusters werkelijk onderhoudt, zoo hij het voordeel inroept van de wet van 1 Oogst
1930.
Gezien de inleidende dagvaarding xxx xxxxxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxx in dato van
29 Augustus 1932, strekkende tot beta ling eener som van fr. 150 ten titel van gezinsvergoeding voor de maanden Mei en Juni 1932, aan fr. 75 per maand, met de gerechtejijke. intresten, en de. kosten des gedings;
Gehoord de partijen in hunne middelen en besluiten;
Aangezien de poging tot verzoening ter zitting aangewend vruchteloos is geble ven;
Aangezien verweerster aanvoert dat de eisch tegenover haar niet ontvankelijk is om reden dat de verrekenkassen enkel handelen als lasthebster van den werkge ver en dat, volgens de regels der lastge ving alle gedingen vanwege* derden tegen den lastgever moeten ingespannen wor den;
Aangezien echter de verrekenkassen door de wet van 4 Augustus 1930 op de gezinsvergoedingen aanschouwd worden niet enkel als lasthebsters van den werk nemer, maar als contrakteerénde partij (art. 5 en 1);
Aangezien als logisch gevolg de wet ge- zeide organismen berechtbaar verklaart door de Werkrechtersraden, vermits, lui- dens artikel 38, deze rechtsmachten uit sluitend bevoegd worden verklaard om de geschillen te slechten tusschen de verre kenkassen en de personen aan wie de ver goedingen verschuldigd zijn of moeten be taald worden;
Ten gronde:
Aangezien de eisch gesteund is op arti kel 22 der gezeide wet en op de bewering dat tegenstrijdig met de opvatting van verweerster, er geen voorwaarden of mo daliteiten vereischt zijn voor de toeken ning der gezinsvergoeding aan de arbei ders ten gunste hunner jonge broeders en zusters, wanneer deze dit voordeel reeds niet genieten om reden van den arbeid van vader of moeder;
Aangezien de tekst dezer wettelijke be schikking, op zich zelf genomen, de nood zakelijkheid uitsluit der voorwaarde dat hij die het voordeel dier beschikking in roept het bewijs moet leveren dat hij zijn jonge broeders en zusters te zijnen laste heeft;
Aangezien echter dit artikel moet uit gelegd worden in verband met de andere artikels der wet en namenlijk met de we zenlijke bedoeling der wet; ,
Aangezien uit de teksten en uit de voor bereidende werken klaar gebleken is dat de wetgever voor doel heeft gehad de in stelling der gezinsvergoeding in het leven te roepen als maatschappelijke dienst ten gunste der arbeidersgezinnen om reden der te hunnen laste zijnde kinderen en
163
zulks ten einde ze te helpen in het dragen van dien last, het is te zeggen van het on derhoud en van de opvoeding der kinde ren;
Aangezien het volstaat de verklaring aan te stippen genomen uit de parlemen taire bescheiden (Kamer 1925-1926, nr 185) naar welke de memorie van toelich ting der wet van 1930 verzendt (Parlem. Bescheiden, Kamer 1929-1930 nr 21): dat
« het van algemeen belang is voor de ou ders het middel te vergemakkelijken hunne kinderen te voeden en op te bren gen; de kroostrijke gezinnen die schaar- scher en schaarscher worden lijden door de ontoereikendheid hunner inkomsten in vergelijking met de gezinnen met weinig kinderen. Het wordt dringend noodig hun middelen te verzekeren in verhouding tot hunne lasten »;
Aangezien deze zienswijze gedeeld wordt door den schrijver (X. Xxxxx) der voor rede van het commentaar van den Xxxx
X. Xxxxxx, zeggende dat de bedoeling is geweest eene vergelijking — of liever een evënwicht — te scheppen tusschen gezins- lasten en bezoldiging (zie ook gezegd commentaar nrs 6 en 50) zoodat in den geèst van den wetgever de kinderlast als de juridische oorzaak der gezinsvergoe ding dient te worden aanzien;
Aangezien eindelijk de voorwaarde dat de kinderen werkelijk ten laste wezen van hem die de vergoeding vraagt, uitdrukke lijk vermeld wordt in artikel 19 (kinderen onbekwaam tot den arbeid) en in artikel 49*2° het geval voorziende van artikel 22; Aangezien de eenige betwiste feitelijke omstandigheid het bestaan is der meer maals vermelde voorwaarde in het hui dig geval, namenlijk het ten laste zijn van deh belanghebbenden werknemer van de
berechtigde broeders en zusters;
Aangezien in zulk geval het wettelijk vermoeden niet kan ingeroepen worden, volgens welk wanneer het de ouders geldt de kinderen te hunnen laste zijn (B. W. 205);
Om deze redenen:
De Werkrechtersraad, alle andere of te genstrijdige besluiten verwerpende, ver klaart den eisch ontvankelijk en alvorens te ibeslissen nopens den grond, machtigt aanlegger te bewijzen door alle middelen van recht, getuigen inbegrepen :
« Dat zijne in de daging bedoelde drie joftgere zusters gedeeltelijk op geheel te zijnen Jaste zijn geweest gedurende de maanden Mei en Juni 1932. »
Voorbehoudt het tegenbewijs aan ver weerster door dezelfde middelen van recht.
Voorbehoudt de kosten.
NOTA* — Contra, Werkrechtersraad van Has selt, 1 Augustus 1932. R. W., 26 Jaargang. Kol.
103.
Ingezonden Bijdragen
RECHT IN TCHEKO-SLOVAKIJE
Na den wereldoorlog, bij de verbrokke xxxx xxx xx Xxxxx-monarchie, werden de Oostenrijksche Kroonlanden, Bohemen, Moravië en Silezië, met Slowakije in één staatsverband vereenigd: de republiek Tsjechoslowakijë. Hierbij gevoegd werd nog een schilfer van Duitsch gebied, het Hultschinerland.
Evenals Polen was Tsjechoslowakijë bij zijn ontstaan verplicht, het in deze Ver schillende gebieden geldende recht te re- cipiëeren. Zoo kwam het dat er in dit be trekkelijk kleine land tegelijk drie rechts systemen van kracht waren.
In 1920 werd het Hultschinerland aan het regime der Kroonlanden onderworpen, waarvan het gevolg was dat van dit oogen- blik af nog slechts twee systemen naast elkander stonden, het Oostenrijksche van toepassing in Bohemen, Moravië en Sile- zië, en het Hongaarsche van toepassing in Slowakijë.
Bij deze dualiteit is het tot heden in Tsechoslowakijë gebleven, zoowel op civiel rechtelijk, strafrechterlijk, procesrechte lijk gebied als op dit van het handelsrecht. In deze beide rechtssystemen was de ont wikkelingsgang van het privaatrecht, niet tegenstaande de invloed van het Justi- niaansche en het kanonnieke recht zich ge lijkelijk had doen gelden, geenszins een eendere geweest, al kan men niet spreken van aanzienlijke afwijkingen, hetzij dan op het gebied van het persoonrecht en het erfrecht.
Van meet af is echter bemerkbaar de inwerking, ook op juridisch gebied, van de stuwende factor in het Tsjechische openbare leven, de unitaire staatsidee. Wat elders een internationaal aspect heeft, de eenmaking van verschillende rechtssyste men, krijgt hier een nationaal aspekt. Men wil de dualiteit opheffen in één wetgeving
164
in één taal, de Tsjechische taal. Inderdaad uitte deze dualiteit zich in de talen van minderheden in het rijk, het Duitsch en het Hongaarsch. Het is duidelijk dat hier bij werd afgeweken van het standpunt van de eerbiediging van het recht der volks talen, door Xxxxxxx zelf voorgestaan als een uitvoeisel van de demokratie in zijn memorandum uit 1918, dat het Tsechische rijk inluidde, « The New Europe » : merk waardige repliek in Tsjechoslowakijë van de eerste ontwikkelinggen van de Fran- sche Revolutie op taalgebied, van de taal vrijheid der Constituante naar den taal- dwang der Conventie, die in Europa de unitaire nationale strevingen heeft voor bereid.
De realistische zin van de Tsjechen uit zich in het door deze gedachte gedragen ontwerp van Burgerlijk Wetboek, waar dit ontwerp den grondsslag behoudt van het Oostenrijksche Burgerlijk Wetboek van 1811. Wat de Tsjechen van hun tegen standers konden gebruiken, hebben zij al tijd zakelijk overgenomen en zoo ook hier. Het Oostenrijksche Burgerlijk Wetboek geniet een internationale faam om zijn voorbeeldige formuleeringen : « das Denk mal einer Mustergültigen Gesetzesspra- che » wordt het door de Duitschers ge noemd, terwijl xxxx. Xxxx-Xxxxxxx het als
« le plus romain de tous les codes » bestem pelt.
Het thans verschenen ontwerp van Xxxx gerlijk Wetboek, dat met zijn 1353 arti kelen door beknoptheid uitmunt, vertoont de methode van het wetboek van 1811 i men liet echter de inleidende definities die dit wetboek bevatte met recht terzijde, maar behield de indeeling, personenrecht, vermogenrecht, algemeene bepalingen.
Ook een afdeeling, houdende grondbe ginselen van het internationale privaat recht, is, en dit is opmerkelijk, opgeno men in dit Ontwerp.
De materieele inhoud der voorschriften bleef meestal wat hij was. Waar hij werd gewijzigd gebeurde dit aan de hand van vaststaande jurisprudentieele konstruk- ties.
Enkele kenmerkende trekken mogen hier worden aangestipt. Zoo wordt in dit Xxxxxxx het burgerlijke huwelijk ver plicht gesteld, waar naar het bestaande recht de keuze wordt gelaten tusschen het burgerlijke en het kerkelijke huwelijk. Naast de vaderlijke macht komt binnen zekere grenzen een moederlijke macht te staan, die zich in het bijzonder dóet gel den als de vaderlijke macht door dood of eenige andere oorzaak wordt uitgescha keld; bij het overlijden van den vader heeft de moeder het recht zich als voog des te doen aanstellen. Het Ontwerp be schouwt de schenking ter zake van over lijden als een gift onder voorwaarde dat de begiftigde den schenker overleeft en past er de regelen van het legaat op toe, indien de gever zich het recht van her roeping niet heeft ontzegd, de regelen van de schenking echter wanneer de gever aan het recht van xxxxxxxxxx heeft ver zaakt. In het Verbintenissenrecht komen nieuwe regelingen voor van de collectieve overeenkomsten en van de makelaars- overeenkomst. In het Zakenrecht wordt ingevoerd het onderscheid tusschen ver vangbare en onvervangbare zaken, naast het reeds bestaande onderscheid tusschen verbruikbare en onverbruikbare zaken.
In de beweging der Napoleonistische Codificaties is het Oostenrijksche Wet boek van 1811 een schakel geweest. Bij dit complex sluit nu ook aan het Tsjechi sche Ontwerp dat op dien Codex steunt en mede hieraan ontleent het voor het ver gelijkende recht zijn bijzonder belang.
H. J.
Bibliographie
XXXXX XXXX: Survivance de la raison d’état. Voorrede van X. Xxxxxxxxxx. 390 blz. Parijs, Dalloz, 1932.
De merkwaardige rechtspraak van den Conseil d’Etat in Frankrijk, die een van de belangrijkste fenomenen is op het gebied der evolutie van het recht, is in de laatste jaren aanleiding geweest tot het verschijnen van een heele reeks zeer hoogstaande rechtsgeleerde werken. Buiten de beroemde algemeene werken over staatsrecht en bestuursrecht hebben Xxxx, Xxxxxx, Xxxxxxx, Ap- pleton, Xxxxxx en nog zooveel anderen belang rijke monographiën gewijd aan de talrijke vraag stukken die zich voordoen op het gebied der admi nistratieve rechtspraak en der aansprakelijkheid van het overheidsgezag.
Thans komt Xxxxx Xxxx dit hoofdstuk van het Fransche staatsrecht verrijken met eene studie die een gebied beploegt dat tot nog toe in groote mate braak was blijven liggen. Inderdaad, hoe ver de rechtspraak van den Franschen staats raad ook moge gevorderd zij, welke belangrijke waarborgen zij ook moge bieden voor de be scherming der belangen van de individuen, toch is er in deze rechtspraak nog een belangrijk domein dat niet bestreken wordt door de princie-
165
pen der verantwoordelijkheid van het gezag en waarin het staatsbestuur vrij blijft naar wille keur te handelen zonder in eenige mate gehouden te zijn aan eenige verantwoordelijkheid. Dit is het domein van hetgeen men gewoonlijk noemt
« les actes de gouvernement », die volgens de bestaande rechtsleer en rechtspraak ontsnappen aan het toezicht van de Conseil d’Etat.
De studie van dit voorbehouden gebied, van dit overblijfsel van het oude staatsabsolutisme is zeer belangrijk om meer dan een reden. Eerst en vooral bevinden we ons hier op het strijdveld waar het oude beginsel der volledige onverant woordelijkheid van het staatslichaam meer en meer wordt teruggedrongen door de nieuwere gedachten die streven naar een volstrekte heer xxxxxxxx van het recht over alle hoegenaamde daden der overheid en het heeft dan ook groote beteekenis de stellingen van de strijdende krach ten nauwkeurig te verkennen om ons in eenige mate rekenschap te kunnen geven van wat de toekomst brengen zal. Doch het onderzoek van dit grensgebied geeft vooral gelegenheid ons meer nauwkeurig rekenschap te geven van het wezen zelf der administratieve rechtspraak en brengt ons heel wat licht betreffende de evolutie van een der belangrijkste hoofdstukken van het hedendaagsche staatsrecht.
Xxxxxxxxx schetst eerst en vooral in zijn werk de historische ontwikkeling van de theorie der
« actes de gouvernement ».
Wanneer de Fransche omwenteling gebroken had met het koninklijk absolutisme zien we het Fransche Keizerrijk een nieuw Cesarisme huldi gen dat nochtans geen enkel van de leuzen der omwenteling verloochent, en het is dan ook Na- polen die de Staatsraad in het leven riep waar van hij het advies zal inwinnen om te beslissen over de rekwesten van zijn onderhoorigen betref fende de handelingen van de openbare diensten. Die Staatsraad ontwikkelt zich stilaan in den loop der 19de eeuw tot een werkelijk rechtspre kend lichaam, dat echter in den beginne eerst tot in 1849 en nadien tot in 1872 het karakter bewaarde van « justice retenue ». De beslissing van den Conseil d’Etat bleef een advies en het was de uitvoerende macht die uiteindelijk be sliste.
Zonder dat eenigen tekst desaangaande zulks had voorgeschreven beperkte de staatsraad spon taan de gevallen die aan zijn oordeel onderwor pen mochten worden en verklaarde hij zich on bevoegd in alle omstandigheden waarbij de han deling van de bestuurlijke lichamen uitsluitend door politieke beschouwingen waren gedreven. Het eventueele veto van het Staatshoofd maak
te deze houding noodzakelijk. De handelingen der overheid werden dus niet onderscheiden naar een objectief criterium, doch wel naar de motieven die ze hadden ingegeven en elke welkdanige be stuurshandeling kon aan de bevoegdhei van den Staatsraad ontsnappen, zoodra een politiek motief eraan ten grondslag lag.
Bij de hervorming van den staatsraad in 1849 waarbij gebroken werd met het systeem der te ruggehouden rechtspraak, werd nochtans het be kend art. 47 uitgevaardigd waarbij de Minister van Rechtswezen gemachtigd wordt de zaken hangende voor den staatsraad aan de beslissing van dit kollege te onttrekken, artikel waarvan de inhoud ook in de wet van 1872 werd herhaald.
Er bestaat dus een gebied dat niet bestreken wordt door de administratieve rechtspraak. Wel ke zal de natuur ervan wezen en hoe zal men nauwkeurig de scheidslijn trekken tusschen de gevallen die al of niet door den conseil d’état kunnen beoordeeld worden? Laferrière en de ge leerden die na hem over het onderwerp geschre ven hebben bepalen zich bij het geven eener opsomming van de uitgesloten gevallen en zij diepen het wezensonderscheid niet uit dat deze gevallen kenmerkt tegenover diegenen die onder worpen zijn aan de gewone bevoegdheid van den Raad.
Xxxxxxxx heeft zich als taak gesteld doorheen
heel de rechtsleer die betrekking heeft op de administratieve rechtspraak en doorheen de ju risprudentie van den Conseil d’Etat, het juiste onderscheid na te speuren. Het blijkt uit dit on derzoek dat in feite als « actes de gouvernement » beschouwd worden: de handelingen van de uit voerende macht in betrekking met de wetgeven de kamers, de decreten betreffende dn staat van beleg, de beslissingen waardoor de Voorzitter der Republiek zijn genaderecht uitoefent, de oorlogs daden, de diplomatieke handelingen en de de creten betreffende de gezondheidspolitie.
Schrijver onderzoekt nu achtereenvolgens al deze gebieden en hij gaat na of in de menigvul dige arresten die hij aanhaalt en commenteert en die een merkwaardige bloemlezing vormen uit de rechtspraak van den Franschen Staatsraad, een objectief criterium kan gewonnen worden om de « actes de gouvernement » te bepalen en nauw keurig te omschrijven. Het blijkt spoedig dat zulks wetenschappelijk volstrekt niet mogelijk is en dat de geijkte term waaronder men de ver schillende handelingen die aan het toezicht van den staatsraad ontsnappen wenscht te groepee- ren, niet beantwoordt aan eenig juridisch vast begrip. Er wordt door schrijver aangetoond hoe trouwens op verschillende van de hierboven ge noemde gebieden van « actes de gouvernement » gewaagd wordt waar deze bepaling volstrekt niet past.
Zoo bv. voor wat betreft de beslissingen van het Staatshoofd betreffende de volksvertegen woordiging. Deze handelingen ontsnappen aan de bevoegdheid van den Staatsraad niet om re den dat ze een specifieke politieke bedrijvigheid vertegenwoordigen, maar wel omdat door den historischen groei van het Fransche staatsleven het publiek recht, vol revolutionnairen achter docht tegen de rechterlijke macht, het toezicht der grondwettelijke bedrijvigheid van het Par lement uitsluitend heeft willen toevertrouwen aan de volksvertegenwoordiging zelve, als ema natie der volkssouvereiniteit en geenszins aan eenig rechterlijk toezicht.
Dit onderzoek geeft aan den schrijver gelegen heid stelling te nemen tegen de leer van Xxxxxx die op dat gebied het beginsel ontwikkelt der po litieke handeling.
Het onderzoek naar het genaderecht dat even eens aan het toezicht van den Staatsraad ont snapt, brengt er schrijver toe ons een zeer sub tiele ontleding te geven van dit zeer bijzonder feit dat de uitvoering van een rechterlijke beslis sing ongedaan kan gemaakt worden door den wil van het staatshoofd, en hij onderzoekt de meenin- gen van Jèze en Xxxxxxxxxx, die in het gena derecht een rechtsprekende handeling zien tegen
166
over deze van Xxxxxxx die uitsluitend het gena derecht indeelt bij de administratie. Xxxx rang schikt zich bij de tegenstanders van de juridic- tionneele opvatting en ziet op grond van sociale motieven in het genaderecht een traditionneel voorrecht van het staatshoofd dat geenszins onder toepassing valt van de leer der « actes de gouvernement ».
In het hoofdstuk dat handelt over de in ternationale diplomatiek deelt schrijver be schouwingen mede over het befaamd arrest Xxxxxxxx, dat een keerpunt geweest is in de rechtspraak van den Franschen Staatsraad. Het is op dit gedied der internationale betrekkin gen, betoogt schrijver, dat de oude stelling van het politiek motief zich heeft gehandhaafd en dit is het eenig domein waar werkelijk de « actes de gouvernement » bestaan, en waar we dus on betwistbaar het overblijfsel vinden van de oude teruggehouden rechtspraak uit den tijd van het absolutisme.
Na aangetoond te hebben dat de administra tieve beslissingen op het gebied van het gezond heidswezen meer en meer binnen den kring van de administratieve rechtspraak betrokken worden, toont schrijver aan dat hier ook de theorie der
« actes de gouvernement » volledig schipbreuk heeft geleden.
Het merkwaardige vooral in het boek van Xxxx is zijn besluit betreffende de heden ten dage geldende leer in het Fransche staatsrecht, die, naar zijn overtuiging, veroordeeld is te verdwij nen. Hij geeft ons een fijne en toch zeer nauw keurige onderscheiding tusschen het recht van de administratie om te beslissen over de wensche- lijkheid eener bestuurlijke handeling, welk do mein haar souverein blijft voorbehouden, en de uitvoering der wet waarin ze op elk gebied in de meest volstrekte mate dient onderworpen te blij ven aan rechterlijk toezicht.
Bij het aannemen van dit criterium worden vol ledig alle anachronismen die thans nog voort woekeren in de staatsleer als overblijfsels der verouderde hegemonie van de politiek over het recht uitgeschakeld.
Na deze schitterende uiteenzetting geeft schrij ver een overzicht van de geldende systemen der administratieve rechtspraak in de naburige lan den, vooral met het oog op de bestuurlijke han delingen die onttrokken zijn aan de administra tieve rechtspraak, en hij handelt achtereenvol gens over de bevoegdheid van het hoogste Rijks gerecht te Leipzig en het Hoog Grondwettelijk Hof in Duitschland, over den toestand zooals hij zich voordoet in het Oostenrijksch en in het En- gelsch recht en eindelijk over de inrichting der administratieve rechtspraak in de Vereenigde Staten, in Italië en in Spanje.
Na deze prachtige synthese die een volledig overzicht geeft van den tegenwoordigen staat van dit belangrijk vraagstuk, in de bijzonderste naties, verbindt schrijver de besluiten die hij gewonnen had in het eerste gedeelte van zijn werk met de algemeene strekking die valt waar te nemen in de buitenlandsche rechtspraktijk.
Het doel dat nagestreefd dient te worden is de verdwijning van de laatste pogingen die thans nog gedaan worden om de overblijfsels van be stuurlijke willekeur te handhaven.
Het beginsel dient te zijn « administrer libre ment mais légalement ». De opportuniteit vaii de bestuurlijke handeling is het voorbehouden do mein van de uitvoerende macht, doch al wat eenigszins betrekking heeft op de wettelijkheid van de bestuurlijke handeling dient aan de recht spraak onderworpen. Het overleven van de « rai son d’état » dat we thans nog vaststellen in de administratieve rechtspraak, spruit voort uit het feit dat eenerzijds de staatsraad in vele gevallen wel vonnist over de opportuniteit, en van den anderen kant zeer dikwijls niet durft ingrijpen op het gebied der wettelijkheid.
Het is de verwisseling van beide domeinen die de onvolmaaktheid van de Fransche administra tieve rechtspraak veroorzaakt.
Xxxxx Xxxx besluit zijn werk met den nadee- ligen invloed aan te wijzen welke de gedachte der staatsouvereiniteit in het internationale recht veroorzaakt op het rechterlijk toezicht der administratie. Volgens de heerschende leer is nog steeds het individu geen subject van het inter nationale recht en wordt het niet toegelaten tot de internationale rechtsprekende lichamen. Daar entegen komt thans de rechtstheorie op en wel op dusdanige wijze dat het onmogelijk is dat de rechtspraktijk haar niet op dezen weg zou vol gen. Wanneer eenmaal hierin verandering zal zijn gekomen zal ook voor wat de internationale be trekkingen betreft, de laatste « survivance de la raison d’état » verdwenen zijn.
Het boek van Xxxx is rijk aan gedachten en
rijk aan gegevens en het zou door ieder die zich met het staatsrecht bezig houdt, dienen gekend te zijn. Wij kunnen er slechts het besluit uit trekken dat wanneer men vaststelt hoe in Frank rijk en ook in de andere landen zoozeer gestreefd wordt naar de volmaaktheid voor wat betreft het gerechtelijk toezicht over de administratie, men des te nijpender het gemis voelt dat in ons land bestaat op dit gebied. Xxxx XXXXXX.
U it d e P ers
In alle landen is er eene strekking waar te ne men om het aantal magistraten te beperken en talrijke kleinere rechtbanken af te schaffen. In Nederland wordt desaangaande een recent wets voorstel druk besproken. Te dezer gelegenheid verscheen in « Het Weekblad van het Recht » het hiernavolgend artikel betreffende de afschaffing en wederoprichting van rechtbanken in Frank rijk.
AFSCHAFFING EN WEDEROPRICHTING VAN RECHTBANKEN IN FRANKRIJK
Het rapport Xxxxxx stelt voor van de 21 in ons land overgebleven rechtbanken er nog 6 op te heffen, te weten die te Winschoten, Zutphen, Tiel, Roermond, Alkmaar en Dordrecht. Nu een dergelijk denkbeeld door een officieele commissie is ter tafel gebracht, kan het zijn nut hebben eens na te gaan welke ervaring men in Xxxxxx rijk heeft opgedaan met het opheffen van recht banken, hoe men aldaar op de dwalingen zijns weegs is teruggekeerd en hoe men in Frankrijk desalniettemin heeft weten te voorkomen, dat niet voldoende productieve functies in stand zouden blijven of weder zouden worden hersteld.
In 1926 had de Fransche regeering tijdelijk
167
buitengewone bevoegdheden verkregen om tot de noodige bezuinigingen te komen. Zij maakte daarvan gebruik o.a. door het opheffen van de tribunaux d’arrondissement. In de plaats daarvan kwamen departementale rechtbanken. In sommi ge departementen, welke meerdere belangrijke centra bevatten, kreeg het tribunal départemental een « section» in elk der 2 of 3 centra; met an dere woorden: Onder theoretische doorvoering van het beginsel van één rechtbank per departe ment werd daarvan voor enkele belangrijke de partementen afgeweken.
Eenige jaren heeft Frankrijk onder deze nieu we rechterlijke indeeling geleefd. De oppositie groeide echter snel. Anderzijds was men bevreesd voor de kosten, indien men geheel tot de vroegere organisatie terugkeerde. Het resultaat van een en ander was de wet van 22 Aug. 1929, gewijzigd door de wet van 16 Juli 1930, bij welke wet .men voor een groot deel terugkwam op de in 1926 getroffen maatregelen. De redenen, waarom men op deze maatregelen meende te moeten terugko men vindt men geresumeerd in de rede hierover in het Fransche parlement gehouden door Xxxx Xxxxxx, voorzitter van de commissie van rappor teurs. Wij ontleenen hieraan het volgende citaat:
« De l’avenir de nos petites villes, de leur
» prestige, de leurs traditions, de leurs intérêts,
» il a été fait peu de cas. Elles ne méritaient pas
» d’être ainsi privées brusquement de ce prétoire
» autour duquel il existait, nous le savons bien,
» un rayonnement salutaire de forces spirituelles.
» La défense de nos provinces et de la terre fran-
» çaise avait là des points de résistance solides
» et éprouvés.
» C’est pour des économies, prétend-on, que ces
» sacrifices ont été imposés. Où sont donc ces
» économies? L’aménagement des tribunaux dé-
» partementaux, le transport des archives ont été
» dispendieux. D’une façon permanente, il existe
» un accroissement de dépenses pour le Trésor et
» pour les justiciables du fait de l’augmentation
» des taxes, des frais de transport des témoins,
» des experts. Le nombre des affaires diminue.
» Des solutions, parfois imposées à de petites
» gens, et dans lesquelles le droit ne trouve pas
» toujours son compte, interviennent, faute de re-
» courir à une justice lointaine et coûteuse. »
De argumenten waren dus de volgende:
Primo. Het is voor de kracht en de geestelijke gezondheid van een natie onwenschelijk het gees telijke leven steeds meer te concentreeren in en kele groote steden.
Secundo. De niet direct zichtbare kosten voor de schatkist zijn zeer toegenomen.
Tertio. De door partijen te dragen proceskos ten zijn te zeer vermeerderd.
Quarto. Het rechtsgevoel wordt verzwakt wan neer het recht naar het gevoelen der bevolking slechts vanuit een wazige verte aan een land streek wordt toebedeeld.
De wet van 1929 hield in haar oorspronkelijken vorm in schijn vast aan het tribunal départe mental, doch schreef de oprichting van sections voor in bijna alle plaatsen, waar vroeger een tribunal d’arrondissement geweest was. De wij ziging van 1930 gaf aan deze colleges ook weder den naam van tribunal terug. Toch is het onjuist te meenen, dat zij allen in hun ouden vorm her steld werden. De wet van 1929, die de arrondis sementsrechtbanken nog zag als secties van de departementale rechtbank, maakte een onder scheid tusschen volledige en onvolledige secties. In sommige arrondissementen zou slechts een on volledige sectie gevestigd worden. De wijzigings wet van 1930 herstelde wel (met een kleine va riatie) de oude benamingen, zoodat van secties niet meer de rede was, maar de uit het systeem der secties voortgesproten gedachte om in min der belangrijke arrondissementen slechts een zeer beperkt rechterlijk college te herstellen, hetwelk dan op een bijzondere wijze met het rechterlijk college van een grootere stad zou samenhangen, bleef behouden. De tribunaux de première instan ce werden daartoe in 3 klassen ingedeeld. De on volledige sectie werd nu tribunal de troisième classe genoemd en is op een bijzondere wijze verbonden aan een tribunal de première of deuxiè me classe. De wet betitelt een dergeilijk beperkt college verder als « tribunal rattaché », terwijl het college, waaraan het op bijzondere wijze verbon den is, « tribunal de rattachement » wordt ge noemd.
Een « tribunal rattaché » heeft slechts een pre
sident en twee rechters, die alle zittingen houden. De instructie in strafzaken geschiedt door één der rechters van instructie van het tribunal de rattachement, welke rechter van instructie daar toe zoo noodig overkomt. Zoodoende wordt tevens weder een stap gedaan in de richting van spe cialisatie van de functie van rechter van instruc tie. Aan een tribunal rattaché is geen huis van bewaring verbonden. Het O. M. wordt waargeno men door een substituut van den Procureur de la République. Deze substituut heeft standplaats hij het tribunal rattaché, doch wordt bij ontstentenis vervangen door één der substituten van het tri bunal de rattachement en staat onder den Procu reur de la République van het tribunal de rat tachement. De rechters worden bij oristentenis vervangen door een rechter-plaatsvervanger of door een rechter van het tribunal de rattachement. Ook is de mogelijkheid geopend om één der beide rechtersplaatsen in een tribunal rattaché tijdelijk te combineeren met het ambt van kantonrechter. Deze bepaling geldt echter voorloopig slechts voor een tijdvak van 5 jaar. De regeling van het griffiersambt bij een tribunal rattaché heeft voor ons geen belang, daar de bezoldiging van de griffiers in Frankrijk op geheel andere wijze wordt gevonden.
De regeling komt er dus op neer, dat het tri bunal rattaché juist de bezetting heeft om te kunnen functionneeren, doch ook geen man meer. Voor al het verdere springt zoo noodig het tribu nal de rattachement in. Op deze wijze zijn de door Gardey geresumeerde groote bezwaren van de vroegere regeling ondervangen en heeft men toch het weder ontstaan van een voor de schat kist te bezwarende organisatie weten te voor komen.
Waarom zouden wij ons niet spiegelen aan het Fransche voorbeeld? Steeds maar meer recht banken opheffen is eenvoudiger, doch Frankrijk wijst ons een anderen weg. Natuurlijk kan deze weg alleen gevolgd worden met gelijktijdige in stelling van een leeftijdsgrens, al kan deze even goed 70 als 65 zijn. Doch het systeem is er op gebaseerd, dat de ter plaatse blijvende president en twee rechters dan ook werkelijk valide krach ten zijn en geregeld in functie. Een bijzondere regeling zal zelfs getroffen moeten worden voor het geval één hunner parlementslid is. Wanneer
168
men echter over drie flinke mannen zonder ver dere nevenfuncties beschikt, kan men aannemen, dat een dergelijk college zich als regel zelf zal kunnen redden en slechts bij uitzondering een beroep zal moeten doen op een rechter-plaatsver vanger of een rechter van het tribunal de ratta chement .Ook in de gedachte om de mogelijkheid te openen één der daartoe geschikte kantonrech ters van het arrondissement althans rechter- plaatsvervanger te maken, steekt veel goeds.
De vraag blijft alleen of in sommige der aldus te reorganiseeren rechtbanken een president en twee rechters het werk wel af zullen kunnen. Mocht dit echter niet het geval zijn, dan zou ook opheffing van zoodanige rechtbank niet tot be zuiniging kunnen leiden.
Thans het resultaat, hetwelk met de in Frank rijk gevolgde methode ten onzent zou zijn te be reiken. Aannemende dat ook de rechtbank in Almelo (door de commissie van 1923 bedreigd, door de commissie Xxxxxx gespaard) aldus zou zijn te reorganiseeren, dan zouden vervallen 17 of 18 rechtersplaatsen, 7 officieren van Justitie en 7 griffiers. Immers met de griffie’s kan op dezelfde wijze worden gehandeld als met de par ketten. Verder vervalt een overeenkomstig aantal huizen van bewaring. Of er ook nog op deur waarders en klerken kan worden bezuinigd, ont snapt aan onze beoordeeling.
Wij kunnen ten slotte aldus resumeeren: Gaat men in de richting Welter, dan vervalt men in alle nadeelen hierboven opgesomd. Gaat men in de richting van de « tribunaux rattachés », dan bereikt men een belangrijke bezuiniging en wor den bovendien de in Frankrijk ondervonden na deelen ons bespaard.
Rechterlijk leven
Voordrachtlijst van kandidaten voor twee plaat sen van ondervoorzitter vacant in de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen.
Eerste plaats.
Kandidaten van het Hof van beroep.
Eerste kandidaat: de heer Xxxxxxx, onder zoeksrechter bij de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen;
Tweede kandidaat: de heer Xxxxxxxxxx, on derzoeksrechter bij de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen.
Kandidaten van den provincieraad.
Eerste kandidaat: de heer Xxxxxxxx, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen; Tweede kandidaat: de xxxx Xxxxxxxx, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen.
Tweede plaats.
Kandidaten van het Hof van beroep.
Eerste kandidaat : de xxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen;
Tweede kandidaat: de heer Xx Xxxx, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen.
Kandidaten van den Provincieraad.
Eerste kandidaat: de xxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx, voornoemd;
Tweede kandidaat: de heer Xx Xxxx, voor noemd.
Voordrachtlijst van de kandidaten voor de va cante plaats van ondervoorzitter in de recht bank van eersten aanleg te Brussel.
Kandidaten van het Hof van beroep.
Erste kandidaat: de heer Xxxxxxx, rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Brussel;
Tweede kandidaat: de heer Xxxxxx, onderzoeks rechter bij de rechtbank van eersten aanleg te Brussel. ,
Kandidaten van den provincieraad.
Eerste kandidaat: de heer Xxxxxxx, onder zoeksrechter bij de rechtbank van eersten aan leg te Brussel;
Tweede kandidaat: De heer Xxxxxx, voornoemd. Is op zijn verzoek, ontslag verleend:
Aan den heer Wanweddingen (E.-J.-M.-Th.),
uit zijn ambt van pleitbezorger bij de rechtbank van eersten aanleg te Hasselt.
Hij is gemachtigd tot het voeren van den eere- titel van zijn ambt;
MINISTERIE VAN JUSTITIE RECHTERLIJKE ORDE
Bij koninklijk besluit van 17 October 1932 is tot griffier bij de rechtbank van eersten aanleg te Gent benoemd, de heer Xxxxxx Xxxxxx (R.), beambte van die rechtbank, ter vervanging van den xxxx Xxxxxxx, die als zoodanig aftreedt.
Bij koninklijke besluiten van 29 October 1932 zijn benoemd:
Tot bijgevoegd substituut procureur des Ko- nings bij de rechtbank van eersten aanleg te Antwerpen, de heer Xxxxxxxxxx (J.-L.-F.-H.-M.), subtstiuut procureur des Konings bij de recht bank van eersten aanleg te Leuven, ter vervan ging van den heer Xxxxxxxx, die werkelijk sub stituut is geworden doordat de heer Xxxxxxxx tot een ander ambt is beroepen.
NOTARIAAT
Bij koninklijk beslui tvan 17 October 1932 is tot notaris ter standplaats Xxxxxxxxx benoemd, de heer Xxxxxxxxx (O.-J.-M.-J.), candidaat-nota- ris te Waesmunster, ter vervanging van den heer Horckmans, die tot een ander ambt is beroepen;
De standplaats van den heer Xxxxxxxxx is naar Nylen overgebracht.
Bij koninklijke besluiten van 27 October 1932: Is aan den xxxx Xxxxxxxx (J.-M.-F.-X.>, op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van
notaris ter standplaats Aerschot.
Hij is gemachtigd tot het voeren van den eere- titel van zijn ambt;
Is tot notaris ter standplaats Aerschot be noemd, de xxxx Xxxxxxxx (F.-V.-M.-J.-F.), doctor in de rechten, candidaat-notaris te Aerschot, ter vervanging van den xxxx Xxxxxxxx (J.).
Is, op hun verzoek, ontslag verleend:
Aan den heer Rodenbach (R .), uit zijn ambt van notaris ter standplaats Anderlecht.
Hij is gemachtigd tot het voeren van den eere- titel van zijn ambt;
Zijn tot notaris benoemd:
Ter standplaats Anderlecht, de heer Xxxxxx (E.-P.), candidaat-notaris te Elsene, ter vervan ging van den heer Rodenbach.
Uitgever : Drukk. « Themis ».
B est.: R. V an Cauteren
Korte Ridderstraat, 22, A ntw erpen. — Tel. : 200.95