MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 2 JULI 2007 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE MORTEL- EN MORTELTRANSPORTONDERNEMINGEN
XXX Xx. 00000
Bijvoegsel Stcrt d.d. 04-07-2007, nr. 126
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van de Vereniging van Ondernemingen van Beton- mortelfabrikanten in Nederland mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot alge- meen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeids- overeenkomst;
Partij(en) te ener zijde: de Vereniging van Ondernemingen van Beton- mortelfabrikanten in Nederland;
Partij(en) te anderer zijde: FNV Bouw en Hout- en Bouwbond CNV.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovenge- noemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. Betonmortel:
Onder betonmortel wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde beton-
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 2007 CAO106682007 CAO3165 1
specie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling, bestaande uit het bindmiddel cement, de toeslagmaterialen zand, grind en/of steenslag en/of zware toeslagmaterialen en water en eventueel hulp- stoffen dan wel vulstoffen ter beïnvloeding van bepaalde eigenschap- pen ter verkrijging van een gevraagde kwaliteit.
b. Prefab metselspecie:
Onder prefab metselspecie wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde metselspecie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling bestaande uit het bindmiddel cement, het toeslagmateriaal zand, water en hulpstoffen en/of toevoegingen, dan wel andere bindmidde- len, gereed voor verwerking op de bouwplaats.
d. Werkgever/Onderneming:
Elke natuurlijke of rechtspersoon, voor zover deze in Nederland arbeid doet verrichten als bedoeld in artikel 3.
e. Werknemer:
Hij/zij die bij een werkgever als bedoeld in lid d van dit artikel in Nederland werkzaam is.
f. Personeelsvertegenwoordiging:
Het orgaan van overleg tussen werkgever en de gekozen vertegen- woordigers van de werknemers.
g. Bedrijfsreglement
Het reglement bedoeld in artikel 5 van deze overeenkomst.
h. Garantieloon:
Onder het garantieloon wordt verstaan het loon waarop werknemers vallende onder deze CAO en ingedeeld in de groepen I t/m V van bijlage I voor volwassen werknemers en in de leeftijd van 16 t/m 19 jaar voor jeugdige werknemers, ten minimale recht hebben.
i. Xxxxx individueel overeengekomen loon:
Onder het bruto overeengekomen loon wordt verstaan het garantie- loon vermeerderd met de al of niet van toepassing zijnde toeslag voor voorlieden of meesterknechts, alsmede de overeen-gekomen prestatietoeslag.
j. Cordares:
De relevante werkmaatschappij(en) van Xxxxxxxx.
k. UWV:
De uitvoeringsinstelling werknemersverzekeringen
2
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK 1
DE OVEREENKOMST
Artikel 3
Werkingssfeer
De bepalingen van deze CAO zijn van toepassing op alle werknemers, die werkzaam zijn bij ondernemingen waarbij het bedrijf is gericht op de productie en/of het transporteren van betonmortel en/of prefab met- selspecie voor derden, alsmede op het transporteren van betonmortel op de bouwplaats (betonmortelfabrikanten). Indien een onderneming naast de hierboven beschreven werkzaamheden andere werkzaamheden uitoe- fent, geldt voor de toepasselijkheid van deze CAO het volgende:
a. Indien de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden en de andere werkzaamheden elk als een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming worden uitgeoefend, is deze CAO van toepas- sing ten aanzien van alle werknemers in het bedrijfsonderdeel, waarin de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden worden verricht.
b. Indien in een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming zowel de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden als- ook andere werkzaamheden worden uitgeoefend en de verloonde bedragen met betrekking tot de hierboven beschreven werkzaamhe- den overwegen, geldt deze CAO voor alle werknemers van dit zelf- standige bedrijfsonderdeel.
c. Indien er geen zelfstandige bedrijfsonderdelen zijn en de verloonde bedragen met betrekking tot de in de aanhef van dit artikel beschre- ven werkzaamheden overwegen, geldt deze CAO voor alle werkne- mers van de onderneming.
d. Indien in een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming zowel de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden als- ook andere werkzaamheden worden uitgeoefend en de verloonde bedragen met betrekking tot de andere werkzaamheden overwegen, is deze CAO uitsluitend van toepassing op de werknemers, die de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak uitoefenen.
e. Indien er geen zelfstandige bedrijfsonderdelen zijn en de verloonde bedragen met betrekking tot de andere werkzaamheden overwegen, is deze CAO uitsluitend van toepassing op de werknemers, die de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak uitoefenen.
3
De onderdelen d. en e. van dit artikel lid zijn niet van toepassing voor zover de andere werkzaamheden vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor het Bouwbedrijf, de CAO voor het Uitvoerend, Technisch en Administratief personeel in de bouwbedrijven en de CAO betreffende Vrijwillig Vervroegde Uittreding voor het Uitvoe- rend, Technisch en Administratief personeel in de bouwbedrijven. De artikelen 1 lid h en i, 5, 9 lid 5, 16 lid 1.c laatste zin, 16 lid 1.d, 16
lid 2.a, 25 lid 3, 26, 27, 30, 40 lid 2 en 3, 42 lid 2 en 3 en bijlage I zijn niet van toepassing op leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel.
Artikel 4
Dispensaties
Afwijkingen van het gestelde in deze collectieve arbeidsovereenkomst, waaromtrent tussen werkgever en de betrokken werknemersorganisaties overeenstemming bestaat, behoeven de goedkeuring van de Kleine Com- missie voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen.
Artikel 5
Bedrijfsreglement
1. De werkgever is bevoegd een bedrijfsreglement, inhoudende nadere voorschriften ten aanzien van de arbeid in het bedrijf, in te voeren.
2. Het bedrijfsreglement mag geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met het in deze CAO bepaalde.
3. De vaststelling van het reglement geschiedt door de werkgever met instemming van de ondernemingsraad, alsmede met de contactlieden zoals genoemd in artikel 12 van deze CAO of bij afwezigheid hier- van na redelijk overleg met een representatieve vertegenwoordiging van de werknemers.
Artikel 6
Kleine Commissie voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen
1. Door partijen is ingesteld de Kleine Commissie voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen, welke tot taak heeft:
b. Het op vrijwillige basis verstrekken van adviezen inzake belang- rijke onderwerpen met betrekking tot deze CAO op verzoek van werkgevers en werknemers.
c. Het verlenen van goedkeuring inzake afwijkingen van deze CAO
4
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
conform het gestelde in artikel 4, artikel 8 lid 4, artikel 18 lid 1, artikel 20 lid 6c.
d. Het doen van een bindende uitspraak op grond van artikel 14 lid 4.
e. Het op verzoek van werkgevers en/of werknemers indelen in loongroepen van de categorie overige werknemers, zoals ge- noemd in bijlage I artikel 2 en 3.
f. Het aansturen van voor de uitvoering van CAO-protocollen be- noemde subcommissies, het tussentijds bijsturen van de voort- gang en rapportage hierover aan CAO-partijen.
2. Voor wat betreft de samenstelling zal een gelijk aantal leden door partij ter ene zijde en door partijen ter andere zijde worden aange- wezen. Het totaal aantal commissieleden zal niet meer bedragen dan acht.
3. De leden kiezen uit hun midden een voorzitter en een secretaris. Indien de voorzitter uit de werkgeversorganisatie gekozen wordt, zal de secretaris één der werknemersvertegenwoordigers zijn en omge- keerd.
4. De commissie vergadert tenminste vier maal per jaar en voorts zo vaak als nodig is voor de uitoefening van de haar toegewezen taken.
5. Ieder lid van de commissie heeft één stem. De besluiten van de com- missie worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.
6. De algemene kosten aan de werkzaamheden van de commissie ver- bonden, worden door elk der partijen voor de helft gedragen.
7. Het secretariaat van de Kleine Commissie is gevestigd: Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxx.
HOOFDSTUK 2
ALGEMEEN
Artikel 8
Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever is gehouden tijdens de duur van deze overeenkomst
5
geen uitsluiting toe te passen of te bevorderen en deze overeenkomst in redelijkheid en billijkheid na te komen.
2. Het is de werkgever niet toegestaan een werknemer in dienst te nemen of te houden op voorwaarden, die in voor de werknemer ongunstige zin van deze overeenkomst afwijken.
3. Wanneer in een onderneming of afdeling het voornemen bestaat 5 werknemers of meer dan wel 25% of meer van het aantal werkne- mers in een andere functie in te delen dient hieromtrent met de Ondernemingsraad en bij gebreke daarvan met partijen ter andere zijde tijdig overleg te worden gevoerd. Uitgangspunt bij dit overleg zal zijn dat de betrokken werknemers recht behouden op handhaving van hun beloningsniveau. Bij dit overleg zal handhaving van het functieniveau onderwerp van gesprek zijn. Indien voor de handha- ving van het functieniveau bij-, her- of omscholing is vereist, dient de werkgever de werknemer daarvoor qua tijd en kosten in de gele- genheid te stellen.
4. De werknemer kan te werk gesteld worden in een andere onderne- ming dan die van de werkgever, in wiens dienst hij is in de volgende gevallen:
a. incidenteel voor een korte tijdsduur;
b. In geval van tijdelijke hulpverlening van de ene werkgever aan de andere.
In onder a en b genoemde gevallen, zal de arbeid worden verricht onder tenminste dezelfde voorwaarden als wanneer hij in de onder- neming van zijn werkgever arbeid verricht. Indien mocht blijken dat de tijdsduur van drie maanden voor omstandigheden genoemd onder sub a en b van lid 4 ontoereikend is, dan dient aan de Kleine Com- missie, genoemd in artikel 6 van de CAO, een verzoek tot dispensa- tie te worden gericht.
5. De werkgever is verplicht uitvoeringsmaatregelen op het gebied van de veiligheid en de hygiëne, welke voortvloeien uit de wettelijke ver- plichtingen dienaangaande, te treffen met instemming van de onder- nemingsraad of bij afwezigheid hiervan in redelijk overleg met een representatief deel van de werknemers in zijn onderneming.
6. De werkgever zal de werknemer in de eerste week van zijn dienst- verband laten kennismaken met de collega’s waarmede zal worden samengewerkt, alsmede met de bij het bedrijf betrokken functiona- rissen. De werknemer zal inzicht worden gegeven omtrent het bedrijf en het project waaraan hij zal gaan werken. Hij zal tevens worden geïnformeerd over alle zaken die een goede introductie kunnen bevorderen.
6
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
7. De werkgever zal elke vacature kenbaar maken aan het desbetref- fende CWI.
De werkgever zal stimuleren dat meer vrouwen en werknemers uit etnische minderheden een arbeidsplaats verwerven.
8. De werkgever zal in zijn onderneming faciliteiten voor een spaarloon- regeling aan zijn werknemers aanbieden.
9. De werkgever is verplicht om voor het personeel, vallende onder deze CAO een ongevallenverzekering af te sluiten, dan wel anders- zins voorzieningen te treffen conform het gestelde in artikel 34 van deze CAO.
Artikel 9
Verplichtingen van de werknemer
1. De werknemer is gehouden alle voor hem uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen in redelijkheid en billijkheid na te komen.
2. De werknemer is gehouden om alle hem door of namens de werk- gever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te ne- men.
3. De werknemer is medeverantwoordelijk voor de orde, veiligheid en de zedelijkheid in het bedrijf van de werkgever en gehouden tot nale- ving van de desbetreffende aanwijzingen en voorschriften door of namens de werkgever gegeven.
4. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar de bepalingen van het eventueel in het bedrijf van de werkgever geldende bedrijfs- reglement.
5. De werknemer is gehouden zich, wat zijn dienst- en schafttijd be- treft, te houden aan het op de daarvoor bestemde plaatsen in het bedrijf aanwezige dienstrooster.
6. a. Het is de werknemer niet toegestaan, tenzij de werkgever hem schriftelijk toestemming heeft verleend, werkzaamheden in loon- dienst te verrichten voor een ander dan de werkgever, tenzij deze
7
werkzaamheden van bijkomstige aard zijn. Overtreding van dit voorschrift wordt beschouwd als een dringende reden voor ont- slag in de zin van artikel 7:678 BW.
b. Indien een werknemer in deeltijd langer wenst te werken en van de werkgever geen uitbreiding van zijn aantal uren aangeboden krijgt, mag de werkgever – tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen in het geding zijn – de betrokken werknemer niet met een beroep op artikel 9 lid 6a verhinderen om een dienstbetrekking met een andere werkgever aan te gaan, mits de beide dienstverbanden samen niet meer uren omvatten dan het aantal uren van een vol- tijd dienstverband krachtens deze CAO.
8. De werknemer, die voornemens is een verbintenis als genoemd in artikel 7:670 lid 5 BW jegens de overheid aan te gaan, is verplicht daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de werkgever.
9. De werknemer is, zowel gedurende als na de beëindiging der dienst- betrekking, gehouden tot geheimhouding ten aanzien van alles wat hem tengevolge van zijn dienstbetrekking bekend is of wordt; dit geldt met name de inrichting van het bedrijf, de grondstoffen, de ver- werking daarvan, de samenstelling van de producten en de produc- tiecijfers.
10. De werknemer, die wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten is verplicht de controlevoorschriften, opgenomen in bijlage VIII van deze CAO, na te leven. Deze verplichting laat onverlet de voor- schriften van het UWV ter zake van ziektemeldingen.
Artikel 10
Aansprakelijkheid eigen vervoermiddel
1. De werknemer is niet verplicht gebruik te maken van een door de werkgever of diens vertegenwoordiger ter beschikking gesteld ver- voermiddel, dat niet voldoet aan de wettelijke bepalingen.
2. Het in lid 1. bepaalde is ook van toepassing wanneer:
– het vervoer door de werkgever aan derden is opgedragen;
– het vervoer in overleg met de werkgever door één van de in dienst zijnde werknemers wordt uitgevoerd.
3. De werkgever stelt zich aansprakelijk voor risico’s (inclusief finan- ciële risico’s) voor zijn werknemers, verbonden aan het gebruik van een vervoermiddel, gedurende de tijd dat van dit vervoermiddel gebruik dient te worden gemaakt in opdracht van de werkgever.
8
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11
Fusie en bedrijfssluiting
1. De werkgever die overweegt een fusie aan te gaan, of een bedrijf dan wel een bedrijfsonderdeel te sluiten, zal bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties daarin betrekken en de SER- fusie-gedragsregels 2000 in acht nemen.
HOOFDSTUK 3
DIENSTVERBAND
Artikel 13
Indiensttreding en ontslag
1. Individuele arbeidsovereenkomst
Een individuele arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbe- paalde tijd. Afwijking hiervan moet schriftelijk tussen werkgever en werknemer worden overeengekomen. Indien na afloop van een tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd binnen 3 maanden een derde arbeidsovereenkomst wordt aangegaan, dient deze derde overeenkomst voor onbepaalde tijd te gelden. Dit in afwijking van de wettelijke bepalingen.
2. Proeftijd
Een proeftijd dient schriftelijk te worden overeengekomen. Indien een proeftijd overeengekomen wordt, bedraagt deze bij contracten voor zowel bepaalde als voor onbepaalde tijd: 2 maanden. Dit in afwijking van de wettelijke bepalingen.
3. Beëindiging arbeidsovereenkomst
Ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsverhouding zijn de bepalingen van het BW van toepassing met inachtneming van het- geen in de navolgende leden van dit artikel is bepaald.
4. Opzegging
a. Ten aanzien van de opzegtermijnen voor de werkgever en de werknemer wordt verwezen naar het hieromtrent in bijlage III bepaalde.
9
b. De opzegging kan uitsluitend geschieden tegen de laatste dag van de kalenderweek en vindt bij voorkeur schriftelijk plaats.
c. Indien in de opzegtermijn vakantiedagen van de aaneengesloten zomervakantie dan wel verplichte snipperdagen als bedoeld in artikel 20 lid 6c vallen, wordt de opzegtermijn met deze dagen verlengd.
d. De termijn van opzegging die krachtens lid 4.a van dit artikel voor de werkgever geldt, wordt in afwijking van het gestelde in artikel 672 BW, verlengd met een week voor elk vol jaar, gedu- rende hetwelk de werknemer na het bereiken van de leeftijd van 45 jaar bij hem in dienst is geweest. De duur van deze verlen- ging bedraagt ten hoogste 13 weken.
5. Collectief ontslag
In geval de werkgever moet overgaan tot gedwongen collectief ont- slag zoals bedoeld in de Wet melding collectief ontslag zal de werk- gever de werknemersorganisaties tijdig schriftelijk raadplegen en met de werknemersorganisaties en de ondernemingsraad in overleg treden.
6. Onrechtmatig ontslag
Indien de arbeidsovereenkomst onrechtmatig zonder inachtneming van de opzeggingstermijn door één der partijen wordt verbroken, is deze aan de wederpartij een schadeloosstelling verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de tijd dat de dienstbetrekking nog had behoren voort te duren, tenzij de wederpar- tij er de voorkeur aan geeft volledige schadevergoeding dan wel her- stel van de dienstbetrekking als bedoeld in artikel 7:682 BW te vor- deren.
Hetzelfde geldt wanneer één der partijen door opzet òf schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de dienstbetrek- king zonder opzegging of zonder inachtneming van de voor opzeg- ging geldende bepalingen te doen beëindigen en de wederpartij van deze bevoegdheid heeft gebruik gemaakt.
7. Beëindiging dienstverband bij arbeidsongeschiktheid
De beëindiging van het dienstverband met een werknemer die ten- minste 2 jaar arbeidsongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, dient door de werkgever op formele wijze te geschie- den, tenzij de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden reeds eerder was beëindigd.
Artikel 14
Gewetensbezwaren
1. Bij een werknemer kunnen ernstige gewetensbezwaren bestaan ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan, waardoor de ver-
10
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
vulling van de overeengekomen arbeid op onoverkomelijke bezwa- ren stuit.
2. De werknemer die ernstige gewetensbezwaren heeft als genoemd in lid 1, is gehouden de werkgever van deze bezwaren schriftelijk en gemotiveerd in kennis te stellen.
3. De werkgever is verplicht het ernstige gewetensbezwaar dat de werknemer ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daarvan heeft, te eerbiedigen door de betrokken werknemer, zover dit in rede- lijkheid mogelijk is, vervangende gelijkwaardige arbeid aan te bie- den. De werknemer is gehouden deze aangeboden vervangende ge- lijkwaardige arbeid te aanvaarden.
4. Indien door de werkgever aan de werknemer, die zich op ernstige gewetensbezwaren ten aanzien van zijn werk of een onderdeel daar- van beroept, geen vervangende gelijkwaardige arbeid kan worden aangeboden, is de werkgever gerechtigd het dienstverband met de werknemer te verbreken. Alvorens tot verbreking van het dienstver- band wordt overgegaan, zullen werkgever en werknemer de zaak schriftelijk en gemotiveerd voorleggen aan de Kleine Commissie als genoemd in artikel 6 van de CAO. Door de Kleine Commissie zal op verzoek van beide partijen een bindende uitspraak worden gedaan ten aanzien van het al of niet aanwezig zijn van een erkend ernstig gewetensbezwaar, onverminderd de toetsingsbevoegdheid van rech- ter c.q. uitvoeringsinstelling.
Artikel 15
Uitzendkrachten
1. Het inhuren van uitzendkrachten dient zo veel mogelijk te worden vermeden. Indien een bedrijf in verband met tijdelijke drukke werk- zaamheden gebruik moet maken van uitzendkrachten, dienen uitslui- tend bonafide uitzendbureaus te worden ingeschakeld. De inlenende werkgever dient zich ervan te verzekeren dat het betreffende uitzend- bureau de bepalingen volgens artikel 27 en artikel 40 lid 1 en 3, als- mede volgens Bijlage 1 artikel 4 dan wel Bijlage IV artikel 2 lid 3 van deze CAO toepast.
2. Aan voltijd uitzendkrachten die langer dan 6 maanden door een werkgever zijn ingeleend, wordt door de betreffende werkgever een
11
voltijd dienstverband voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd aange- boden.
3. Indien per maand structureel meer dan 10% van het werknemers- bestand uit uitzendkrachten bestaat om andere redenen dan door ziekte of verlof, wordt hetgeen boven deze 10% uitgaat, omgezet in vaste dienstverbanden bij de werkgever.
4. Zij die elders reeds een volledige dienstbetrekking hebben, mogen niet als uitzendkrachten worden ingehuurd.
HOOFDSTUK 4
ARBEIDSDUUR EN WERKTIJDEN
Artikel 16
Arbeidsduur en werktijden
1. Arbeidsduur
a. Normale arbeidsduur
De normale arbeidsduur bedraagt 7,2 uur per dag, 36 uur per week en 144 uur per kalenderperiode van vier weken.
Met inachtneming hiervan bedraagt de normale arbeidsduur per werkdag minimaal zeven en maximaal negen uur.
b. Werkweek
De werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag. Op zaterdag en zondag wordt niet gewerkt.
c. Dagdienstvenster
Het normale dagdienstvenster loopt van 06.00 uur tot 18.00 uur. Wanneer de werknemer buiten het dagdienstvenster werkt, gel- den de ongemakkentoeslagen volgens artikel 29 lid 2.
d. Aanvangstijd
De arbeid kan worden aangevangen tussen 05.00 en 08.30 uur.
In aanvulling op de normale arbeidsduur van 7,2 uur per dag is ook een dienstrooster van een week of een werktijdenregeling mogelijk.
2. Dienstrooster
a. Een dienstrooster is een door de werkgever voor één of meer werknemers vastgestelde werktijdregeling voor de duur van ten- minste één werkweek, zoals deze aan het einde van de werkweek daaraan voorafgaand zal zijn vastgesteld en aan de werknemer kenbaar gemaakt. Indien dit rooster door onvoorziene omstandig- heden niet uitgevoerd kan worden, zal de wijziging van het roos- ter minimaal één dag voorafgaand aan de betreffende werkdag aan de werknemer bekend gemaakt worden.
12
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Dienstrooster en persoonlijke omstandigheden
Indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, heeft de werkne- mer de mogelijkheid de aanvangs- en eindtijden van de dage- lijkse arbeid en de wekelijkse arbeidstijden aan te passen aan zijn persoonlijke omstandigheden. De individuele aanvangs- en eind- tijden worden in overleg met de direct leidinggevende vastge- steld.
c. Dienstrooster en vierdaagse werkweek
Het dienstrooster mag een werktijdregeling van vier dagen per werkweek bevatten indien op voornoemde vier dagen tenminste in totaal dertig uren wordt gewerkt.
Ook indien een dienstrooster een werktijdregeling van vier dagen bevat, heeft de werknemer aanspraak op loon over de volle werk- week. In zo’n geval wordt de werknemer geacht de in een kalenderperiode van vier weken ingeroosterde uren boven de 7,2 uur per werkdag in vrije tijd tot een maximum van 7,2 uur per dag op te nemen in een week waarin sprake is van een inge- roosterde vrije dag. Een en ander onverminderd de voor chauf- feurs geldende wettelijke bepalingen.
d. Dienstrooster en arbeidstijden
Een dienstrooster mag niet in strijd zijn met de bestaande wetge- ving en het in dit artikel bepaalde.
e. Afwijkende werktijdenregeling
Met het oog op wensen ten aanzien van maatwerk van de werk- gever of van werknemers zijn de werkgever en de Onderne- mingsraad verplicht tot redelijk overleg over een van dit artikel afwijkende werktijdenregeling indien hetzij de werkgever, hetzij de Ondernemingsraad de wens tot desbetreffend overleg te ken- nen geeft. Zie Bijlage VI.
De normale arbeidsduur per kalenderperiode van 4 weken be- draagt 144 uur en de werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag.
Daarbij hebben de werkgever en de Ondernemingsraad de moge- lijkheid overeenstemming te bereiken over de wijze waarop een andere invulling wordt gegeven aan artikel 18 lid 9 voor zover het betreft de omzetting van overuren in vrije tijd of geld. De overige bepalingen van artikel 18 blijven onverkort van toepas- sing.
De duur van de afwijkende regeling is gelijk aan de looptijd van de CAO. De afwijkende regeling kan niet stilzwijgend worden verlengd.
Indien in redelijk overleg geen overeenstemming wordt bereikt,
13
blijft de werktijdenregeling zoals bepaald in dit artikel, alsmede het bepaalde in artikel 18 lid 9 van toepassing
3. Dienstrooster en parttime werken
a. In de individuele arbeidsovereenkomst dient de arbeidsduur per kalenderperiode van vier weken te zijn vastgelegd. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de normale arbeidsduur van een werknemer in deeltijd minder dan 144 uur per kalenderperiode van vier weken zijn, doch niet minder dan zestig uur per kalender- periode van vier weken.
b. Een verzoek van de werknemer om zijn of haar arbeidsduur aan te passen is in beginsel bespreekbaar en zal worden gehonoreerd, tenzij redelijkerwijs bedrijfsbelangen zich hiertegen verzetten. Bij afwijzing van het verzoek zal de werkgever de werknemer schriftelijk informeren welke argumenten tot het besluit hebben geleid.
Artikel 17
Vierdaagse werkweek voor werknemers van 55 jaar en ouder
1. Werknemers van 55 jaar of ouder kunnen kiezen voor een vierdaagse werkweek op basis van een werkdag van 8 uur. Daartoe dient een deel van het loon te worden ingeleverd. Dit deel van het loon wordt bepaald op basis van het aantal uren dat in het betreffende jaar min- der wordt gewerkt ten opzichte van de eerdere situatie. Een flexibele invulling, waarbij toch gedurende een aantal weken vijf dagen van 7,2 uur wordt gewerkt, kan tot de mogelijkheden behoren. Werkge- ver en werknemer dienen hierover overeenstemming te hebben be- reikt.
4. Een werknemer van 55 jaar of ouder die kiest voor een vierdaagse werkweek en recht krijgt op een WW- of WAO-uitkering, komt in aanmerking voor een aanvulling op deze uitkering. De uitkering wordt in principe aangevuld tot het niveau van de WW- of WAO- uitkering die werknemer zou hebben ontvangen, als hij voorafgaand aan werkloosheid of arbeidsongeschiktheid een volledige werkweek zou hebben gehad. De werknemer dient voor deze aanvulling een aanvraag in te dienen. De nadere voorwaarden voor toekenning van de aanvulling zijn opgenomen in het Reglement verstrekking WW-/ WAO-aanvullingen oudere werknemers van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen (SFM). De aanvulling wordt gefinancierd uit SFM.
5. De werknemer van 55 jaar of ouder die voor een vierdaagse werk- week kiest, heeft recht op een vaste vrije dag per week, in overleg met hem vast te stellen door de werkgever. Deze vaste vrije dag wordt in beginsel telkens voor een periode van twee maanden vast-
14
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gesteld. Een wijziging dient minimaal twee weken voor de aanvang van een nieuwe periode van twee maanden door de werkgever, in overleg met de werknemer, te zijn vastgesteld. In overleg tussen werkgever en werknemer kan de vaste vrije dag incidenteel worden verschoven naar een andere dag.
Artikel 18
Overwerk en verschoven werktijd
1. Overwerk
Overwerk is door of namens de werkgever opgedragen arbeid:
– òf tengevolge waarvan de normale dagelijkse arbeidsduur vol- gens dienstrooster wordt overschreden,
– òf arbeid tengevolge waarvan de normale arbeidsduur per kalenderperiode van vier weken wordt overschreden (conform Bijlage VI).
Overwerk wordt zoveel mogelijk voorkomen, doch is verplicht in- dien de werkgever dit met inachtneming van de wettelijke bepalin- gen eist.
2. Overwerk en maximale arbeidstijd
Per kalenderperiode van vier weken mag de werkgever de werkne- mer maximaal 180 uur laten werken (normale werktijd en overuren tezamen). Werkgever en werknemer zullen hiermee bij de inrichting van de werktijd en het dienstrooster rekening houden.
3. Overwerk op zondag en christelijke feestdagen
Op zondag mag geen overwerk worden verricht tenzij ontheffing hiertoe wordt verkregen op een daartoe schriftelijk ingediend ver- zoek bij de Kleine Commissie voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen als bedoeld in artikel 6.
Werknemers die uit godsdienstige overwegingen principiële bezwa- ren maken tegen het verrichten van arbeid op zondagen en christe- lijke feestdagen, kunnen evenwel niet tot overwerk worden verplicht op deze dagen.
4. Overwerk in het loon begrepen
De werkgever kan met een werknemer die is ingedeeld in de salaris- groepen V, VI of VII van bijlage IV schriftelijk afspreken dat over- werk in het loon is inbegrepen. De vóór 1 maart 1989 reeds be- staande afspraken ten aanzien van overwerk tussen de werkgever en
15
de werknemer die is ingedeeld in één van voornoemde salaris- groepen blijven onverminderd van kracht.
5. Geen overwerk Geen overwerk is:
a. arbeid, welke verricht wordt voor het inhalen van verzuimde dagen of uren niet zijnde geoorloofd verzuim, bijzonder verlof- of feestdagen zoals bedoeld in de artikelen 19, 21 en 22.
b. arbeid, verricht in buiten het dienstrooster vallende tijd, mits deze arbeid wordt verricht tussen 05.00 en 18.00 uur, de dagelijkse schafttijd niet wordt verlengd, het aantal gewerkte uren op die dag niet groter is dan het volgens het dienstrooster zou zijn geweest en de verschuiving uiterlijk daags tevoren aan werkne- mer wordt bekend gemaakt.
6. Overwerk en de oudere werknemer
Een werknemer van 50 jaar of ouder kan niet worden verplicht tot overwerk, tenzij de werkgever hiervoor zwaarwegende argumenten heeft. Het te verrichten overwerk zal met instemming van de onder- nemingsraad, in overleg met de personeelsvertegenwoordiging dan wel bij afwezigheid van deze instanties, in overleg met de betrokken werknemers worden vastgesteld.
7. Overwerk en de arbeidstijdenwet
De werktijd en wettelijk voorgeschreven rusttijd per dag mag voor werknemers van 18 jaar en ouder niet langer zijn dan in totaal 11 uur. Voor jongere werknemers is dit maximum 9 uur. In overleg met de OR dan wel met een representatieve personeelsvertegenwoordiging kan hiervan worden afgeweken. In dat geval geldt de overlegregeling Arbeidstijdenwet.
8. Overwerk en tijd voor tijd
Overwerkuren worden in beginsel omgezet in vrije tijd. Daarbij wordt ook het overwerkpercentage omgezet in vrije tijd. De werkne- mer moet de vrije tijd in overleg met werkgever binnen drie maan- den na het ontstaan opnemen in hele of halve dagen. Een vrije dag is 7,2 uur en een halve vrije dag is 3,6 uur. De werknemer kan niet verplicht worden de vrije tijd in halve dagen op te nemen.
Bestaande afspraken van vóór 1 maart 1989 over het opnemen van overwerkvergoedingen in vrije tijd of geld voor wat betreft de salaris- groepen I, II, III en IV van bijlage IV blijven van kracht.
Bij aanvang van iedere kalenderperiode van vier weken wordt de keuze door de werknemer aan de werkgever kenbaar gemaakt en vastgesteld. Het tijdstip van opnemen in vrije tijd wordt in onderling overleg tussen de werknemer en de werkgever vastgesteld.
9. Overwerk en uitbetalen
De werknemer kan in plaats van omzetting in vrije tijd vragen om
16
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
uitbetaling in geld. Bij aanvang van iedere kalenderperiode van vier weken wordt de keuze door de werknemer aan de werkgever ken- baar gemaakt en vastgesteld. 10. Overwerk en beloning
De toeslagen voor overwerk zijn beschreven in artikel 29 lid 3. 11. Verschoven werktijd
In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de werkgever, is de werk- nemer verplicht zijn normale dagelijkse arbeid zoals deze is bepaald in artikel 16 lid 1a te verrichten buiten de grenzen genoemd in arti- kel 16 lid 1c .Op de normale werkuren, vallend buiten het dagdienst- venster is de ongemakkentoeslag van toepassing zoals beschreven in artikel 29 lid 2. Voor daarboven gewerkte uren gelden de overwerk- bepalingen zoals beschreven in dit artikel.
In geval van verschoven werktijd dient tussen het einde van de werk- dag en het begin van de volgende werkdag (volgens dienstroosters) een rustperiode van minimaal 11 uur in acht genomen te worden. Deze rustperiode kan eenmaal per week worden ingekort tot 8 uur. Over eventuele niet gewerkte uren dient het bruto individueel over- eengekomen loon te worden betaald.
Per week kan slechts één keer sprake zijn van bijzondere gevallen.
HOOFDSTUK 5
VERLOF EN FEESTDAGEN
Artikel 19
Feestdagen
1. Onder feestdagen wordt in dit artikel en in de overige artikelen van deze overeenkomst verstaan, de algemeen erkende feestdagen, te weten: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag, alsmede de dag waarop Koninginnedag wordt gevierd.
2. Op de in lid 1 genoemde feestdagen wordt als regel niet gewerkt.
3. Als de feestdag niet op een zaterdag of zondag valt, wordt het loon doorbetaald.
4. Een feestdag wordt bepaald op 7,2 uur.
17
Artikel 20
Verlof en vrijaf
1. Vakantie
Het vakantiejaar loopt van 1 september van enig kalenderjaar tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar.
2. Aantal vakantiedagen
a. Het recht op verlof met behoud van loon omvat per vakantiejaar voor:
werknemers beneden 18 jaar 29 werkdagen
werknemers van 18 t/m 49 jaar 25 werkdagen
werknemers van 50 jaar 26 werkdagen
werknemers van 51 jaar 27 werkdagen
werknemers van 52 jaar 28 werkdagen
werknemers van 53 jaar 29 werkdagen
werknemers van 54 jaar 30 werkdagen
werknemers van 55 jaar 32 werkdagen
werknemers van 56 jaar 33 werkdagen
werknemers van 57 jaar 34 werkdagen
werknemers van 58 jaar 35 werkdagen
werknemers van 59 jaar t/m 64 jaar 36 werkdagen
Een vakantiedag of snipperdag wordt bepaald op 7,2 uur. Een halve vakantiedag of snipperdag wordt bepaald op 3,6 uur.
b. Als peildatum voor toekenning van het aantal vakantiedagen voor de leeftijdsgroepen als bedoeld onder a van dit artikel, geldt de datum van 1 september.
3. Aantal vakantiedagen in geval van aanvang en/of einde van het dienstverband tijdens het vakantiejaar
De werknemer, genoemd onder artikel 20 lid 2a, die na 1 september van het lopende vakantiejaar in dienst is getreden van de werkgever of die vóór 31 augustus van het lopende vakantiejaar uit dienst is getreden van de werkgever, heeft in afwijking van het in lid 2a bepaalde recht op een evenredig deel van de vakantie.
4. Bij vorige werkgever(s) verworven vakantierechten
De werknemer is verplicht bij de aanvang van de dienstbetrekking de werkgever mede te delen hoeveel rechten op vakantie hij bij zijn vorige werkgever(s) verworven heeft, opdat de werkgever weet op hoeveel verlofdagen zonder behoud van loon de werknemer aan- spraak kan maken.
5. Aaneengesloten vakantie
a. De werknemer heeft recht op 3 weken aaneengesloten zomerva- kantie. De periode van 3 weken kan op verzoek van de werkne-
18
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mer worden verlengd met 1 week in goed overleg met de werk- gever en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten. De periode van deze vakantie wordt in goed overleg tussen werkge- ver en werknemer vastgesteld. Voor zover mogelijk zal dit plaats- vinden vóór 1 december van het jaar voorafgaande aan de zomer- vakantie.
Bij de vaststelling zal een eventuele regionale bedrijfssluiting van bouwbedrijven in de regio van de werkgever worden betrok- ken.
In die gevallen waarbij er sprake is van een (collectieve) bedrijfs- sluiting kan de werknemer in goed overleg met de werkgever en voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, daarnaast in een andere periode van het jaar een aaneengesloten periode van maximaal 4 weken vakantie opnemen voor zover de werknemer over voldoende vakantie- en verlofdagen beschikt.
b. Ingeval een werknemer, indien het onder a bepaalde van toepas- sing is, nog geen recht heeft op alle aaneengesloten vakantieda- gen, kan de werkgever bepalen dat de betrokken werknemer, behoudens de werknemer genoemd onder c:
1. in een andere afdeling van de onderneming dan waartoe hij behoort werkzaamheden moet verrichten en/of
2. zoveel snipperdagen reserveert als nodig om zijn vakantie tot alle aaneengesloten vakantiedagen aan te vullen en/of
3. te veel genoten vakantiedagen inhaalt en wel tot uiterlijk 31 december van het betreffende kalenderjaar, in welk geval de inhaaluren niet worden beloond;
4. bij vorige werkgever(s) verworven, doch niet in natura geno- ten rechten op vakantie reserveert.
c. Op een werknemer, die aansluitend aan zijn schoolperiode bij een werkgever in dienst is getreden, en tengevolge hiervan nog geen recht heeft op alle aaneengesloten vakantiedagen is artikel 7:628 BW integraal van toepassing, indien het onder a bepaalde van toepassing is.
d. Indien de werknemer de hem toekomende aaneengesloten vakan- tie niet heeft opgenomen vóór 31 december volgend op het vakantiejaar, waarin zij zijn verworven, is de werkgever gerech- tigd data vast te stellen waarop de werknemer deze dagen zal genieten.
6. Snipperdagen
a. De snipperdagen kunnen worden opgenomen in het vakantiejaar waarin zij zijn verworven.
b. Onder de snipperdagen worden verstaan alle bijzondere vrije
19
dagen met uitzondering van de feestdagen als bedoeld in artikel 19 en de dagen van geoorloofd verzuim als bedoeld in artikel 21, alsmede de 3 weken aaneengesloten zomervakantie.
c. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken is de werkgever bevoegd, echter zo spoedig mogelijk na de aanvang van het vakantiejaar, twee snipperdagen aan te wijzen, die voor het gehele bedrijf zullen gelden. Onder gelijke omstandigheden is de werkgever bevoegd, evenwel na goedkeuring van de Kleine Commissie en na instemming van de Ondernemings-raad, reste- rende snipperdagen als verplichte snipperdagen aan te wijzen.
d. Voor de duur van dit contract zijn voor de gehele bedrijfstak de navolgende verplichte snipperdagen aangewezen: voor het vakantiejaar 2007/2008: 18 mei en 24, 27, 28 en 31 december 2007. De data voor eventueel overblijvende snipperdagen (zoge- naamde vrije snipperdagen) worden door de werkgever op ver- zoek van en in overleg met de betrokken werknemer voor elk geval afzonderlijk vastgesteld.
Het recht van de werknemer op een aldus vastgestelde vrije snip- perdag kan hem door de werkgever niet meer worden ontnomen, indien laatstgenoemde hierop terug wenst te komen op een da- tum, later dan 10 dagen vóór de vastgelegde vrije snipperdag.
f. Indien de werknemer de hem toekomende snipperdagen niet heeft opgenomen vóór 31 december volgende op het vakantiejaar waarin zij zijn verworven, is de werkgever gerechtigd data vast te stellen, waarop de werknemer deze dagen zal genieten.
g. In het jaar dat tussen Xxxxxxxx en Nieuwjaar 5 werkdagen vallen, hebben de werknemers recht op 1 verlofdag extra.
h. In verband met de herdenking van de bevrijding van Nederland geldt 5 mei met ingang van het jaar 2000 eens in de vijf jaar als een doorbetaalde vrije dag.
7. Het niet verwerven van vakantierechten gedurende onderbreking der werkzaamheden
a. De werknemer verwerft geen vakantierechten over de tijd, gedu- rende welke hij wegens het niet-verrichten van zijn werkzaam- heden geen aanspraak op in geld vastgesteld loon heeft.
b. 1. Het onder a bepaalde is niet van toepassing indien de werk- nemer zijn werkzaamheden niet heeft verricht wegens:
– arbeidsongeschiktheid, tenzij veroorzaakt door opzet van de werknemer;
– het naleven van een wettelijke verplichting of verbintenis ten aanzien van de landsverdediging of openbare orde, niet zijnde opkomstplicht voor eerste oefening;
– het genieten van xxxxxx gebaseerd op in een vorige dienst- betrekking verworven doch niet opgenomen verlof;
– het met toestemming van de werkgever deelnemen aan een door de vakvereniging van de werknemer xxxxxxxx- xxxxxx bijeenkomst;
20
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– onvrijwillige werkloosheid bij handhaving van het dienst- verband.
In deze gevallen worden nog vakantierechten verworven over de laatste twaalf maanden, waarin geen arbeid wordt verricht, waarbij de duur der onderbreking uit de respectieve oorzaken tezamen geteld wordt.
2. Indien een onderbreking der werkzaamheden als bedoeld on- der 1 van dit sub-lid in meer dan één vakantiejaar valt, wordt het in vorig jaar vallend deel der onderbreking bij de bereke- ning van de periode van afwezigheid mee in aanmerking genomen.
8. Samenvallen van vakantiedagen met bepaalde andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
a. Dagen, waarop de werknemer geen arbeid heeft verricht om een der redenen genoemd in lid 7 sub b onder 1, alsmede in artikel 21 lid 2 sub b onder 1, 3, 4 en 6 gelden niet als vakantiedagen.
b. Indien de in sub a genoemde verhinderingen echter eerst intreden tijdens een vastgestelde vakantie of snipperdag, zullen de dagen, waarop die verhindering zich voordoet, wel als vakantiedagen worden geteld, indien de werknemer niet voor de aanvang van die vastgestelde vakantie of snipperdag aan de werkgever heeft medegedeeld dat die verhindering zich zou voordoen. Indien het in de gevallen van artikel 21 lid 2 sub b onder 1, 3 en 4 niet mogelijk is de mededeling vooraf te doen, kan deze ook onmid- dellijk na afloop van de vakantie of snipperdag geschieden.
Het vereiste van voorafgaande mededeling geldt niet indien de verhindering te wijten is aan ziekte van de werknemer, deze ziekte krachtens de bepalingen van de Ziektewet is vastgesteld en de werknemer aannemelijk kan maken dat hij zodanig in zijn bewegingsvrijheid beperkt was dat de bedoeling van de vakantie in genen dele tot haar recht kon komen.
c. Indien ingevolge het sub b bepaalde aanvankelijk vastgestelde vakantiedagen niet als zodanig worden gerekend zal de werkge- ver na overleg met de werknemer nieuwe data vaststellen waarop die dagen alsnog kunnen worden genoten.
9. Vakantie bij ontslag
a. Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst zoveel mogelijk in de gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen, met dien ver- stande dat deze vakantiedagen niet in de opzeggingstermijn mo- gen zijn begrepen, tenzij met wederzijdse instemming.
21
b. Indien de werknemer bij het beëindigen van de dienstbetrekking niet in de gelegenheid is geweest de hem nog toekomende vakan- tiedagen te genieten zal hem voor elke vakantiedag een bedrag worden uitbetaald als bedoeld in lid 10 van dit artikel.
c. De werkgever is gehouden de werknemer bij het einde van de dienstbetrekking een verklaring uit te reiken, waaruit de duur van de vakantie zonder behoud van loon blijkt, welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
10. Berekening bedrag doorbetaald loon en vergoeding
Met betrekking tot het doorbetalen van het loon, als bedoeld in lid 2 en met betrekking tot het bedrag, als bedoeld in lid 9 sub b, is het bepaalde in artikel 21 lid 5 van toepassing.
11. Uitvoeringsbepalingen
De werkgever kan bepalen, dat de werknemer de aanvraag voor een snipperdag(en) een bepaalde tijd voor de gewenste datum moet indienen.
12. Palliatief verlof
a. De werknemer heeft per jaar per geval recht op in totaal 10 dagen betaald verlof voor stervensbegeleiding en rouwverwerking en heeft het recht om aansluitend onbetaald verlof op te nemen. Deze rechten gelden ten aanzien van partner, eigen kind, stief- of pleegkind, schoondochter, schoonzoon, kleinkind, ouder en schoonouder.
b. De werknemer heeft per geval recht op in totaal 5 dagen betaald verlof voor stervens-begeleiding en rouwverwerking en heeft het recht om aansluitend onbetaald verlof op te nemen ten aanzien van een broer, zuster, zwager, schoonzuster, halfbroer, halfzuster, xxxxxxxxxx, behuwd grootouder, overgrootouder en een in het gezin opgenomen huisgenoot.
13. Kortdurend zorgverlof
Voor kortdurend zorgverlof conform de wettelijke bepalingen geldt dat werkgevers het loon zullen aanvullen tot 100% voor maximaal 10 dagen per jaar.
14. Onbetaald verlof
In geval van onbetaald verlof wordt gedurende maximaal de eerste
10 verlofdagen per jaar de pensioenopbouw van de werknemer, voortvloeiend uit het dienstverband, op dezelfde wijze als tijdens het dienstverband voortgezet.
22
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 21
Geoorloofd verzuim met behoud van loon
1. Geen loon is verschuldigd voor de tijd, gedurende welke de werkne- mer de bedongen arbeid niet heeft verricht (7:627 BW).
2. In afwijking van het anders en overigens in artikel 7:629 BW en de Wet Arbeid en Zorg bepaalde geldt het volgende:
a. Bij arbeidsongeschiktheid het in artikel 31 hieromtrent bepaalde.
b. Voor zover het binnen de gestelde arbeidstijd noodzakelijk is heeft de werknemer aanspraak op verzuim met behoud van loon gedurende de voor ieder geval gestelde tijd, mits hij zoveel mogelijk tenminste 3 dagen van tevoren aan de werkgever of diens gemachtigde met opgaaf van redenen van het verzuim xxx- xxx geeft.
1. Bij overlijden van de echtgenote of echtgenoot of ongehuwd inwonend kind, stief- of pleegkind: 4 werkdagen.
2. Bij kerkelijk en wettelijk huwelijk van de werknemer teza- men: 2 werkdagen. Indien dit echter plaatsvindt op een zater- dag, een zondag, een feestdag als bedoeld in artikel 19, dan wel op de laatste werkdag van de verplichte bedrijfssluiting (vakantie en periode rond Kerstmis en Nieuwjaar), zal een vergoeding over 1 werkdag worden gegeven.
3. Bij overlijden van één van de ouders, stief- of schoonouders van de werknemer: 2 werkdagen. Indien door de werknemer de uitvaart wordt geregeld en naar het oordeel van de werk- gever de omstandigheden dit rechtvaardigen, kan dit verlof tot maximaal 4 werkdagen worden uitgebreid.
4. Bij bevalling van de echtgenote: 2 werkdagen. Indien dit ech- ter plaatsvindt op een zaterdag, een zondag, een feestdag als bedoeld in artikel 19, dan wel op de laatste werkdag van de verplichte bedrijfssluiting (vakantie en de periode rond Kerst- mis en Nieuwjaar), zal een vergoeding over 1 werkdag wor- den gegeven.
5. Bij het huwelijk van een eigen kind, stief- of pleegkind, broer, zuster, zwager, schoonzuster, schoonzoon, schoondoch- ter, kleinkind, halfbroer, xxxxxxxxxx, xxxxx, schoonouder, groot- ouder, behuwd xxxxxxxxxx, overgrootouder en een in het ge- zin opgenomen huisgenoot, indien dit huwelijk wordt bijgewoond: 1 werkdag.
6. Bij het overlijden dan wel bij de uitvaart, indien deze wordt bijgewoond, van een eigen kind (gehuwd of uitwonend),
23
pleeg- of stiefkind, broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, xxxxxxxxxxxxx, kleinkind, xxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, xxxxxxxxxx, xxxxxx xxxxxxxxxx, overgrootouder en een in het gezin opgenomen huisgenoot: 1 werkdag.
7. Bij ernstige ziekte van echtgenote of echtgenoot, eigen kin- deren, ouders of stiefouders en in gezinsverband met hem/ haar levende stief- en pleegkinderen: 1 werkdag.
8. Voor het zoeken van een nieuwe werkgever, wanneer de dienstbetrekking door de werkgever is opgezegd anders dan om in lid 2 van artikel 7:678 BW, bedoelde dringende reden en de werknemer gedurende tenminste 6 weken, onmiddellijk aan de opzegging voorafgaande, onafgebroken bij de werkne- mer in dienst is geweest: ten hoogste 5 uren al dan niet opeenvolgend.
9. Bij ondertrouw en bij vervulling van een van overheidswege zonder geldelijke vergoeding opgelegde persoonlijke verplich- ting, tenzij deze verplichting is ontstaan door eigen schuld of nalatigheid van de werknemer: de werkelijke benodigde tijd tot ten hoogste 1 werkdag.
10. Voor het afleggen van een vakexamen: de daarvoor beno- digde tijd met een minimum van 1 werkdag. Onder vak- examen wordt verstaan een examen als zodanig door de werkgever aangemerkt.
11. Bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer: 1 werkdag.
12. Bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk van de (schoon)ouders van de werknemer: 1 werkdag.
13. Voor dokters- en tandartsbezoek: maximaal 2 uur per bezoek, indien het werkobject is gelegen in de woonplaats van de werknemer en maximaal 3 uur indien dit niet het geval is.
14. De werknemer van 62 jaar en ouder heeft recht op vrijaf, voor zover dit binnen de arbeidstijd noodzakelijk is en zal het voor hem bruto individueel overeengekomen loon worden doorbe- taald gedurende ten hoogste 3 werkdagen, voor het volgen van een cursus ter voorbereiding op de tijd van pensionering.
15. In geval van aantoonbare calamiteiten heeft de werknemer recht op maximaal 3 dagen verlof per jaar ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor de verzorging van de part- ner of kind(eren) die tot zijn huishouding behoren.
16. Voor het bezoek aan een fysiotherapeut of een vergelijkbare deskundige, na verwijzing door de arts, met dien verstande dat het tijdstip van het bezoek in overleg met de werkgever wordt vastgesteld.
17. Bij verhuizing van de werknemer op verzoek van de werkge- ver: 1 werkdag.
3. Voor de werknemers, die arbeid buiten de woonplaats verrichten (artikel 42 lid 2), zal de werkgever in geval van verzuim om de onder lid 2 sub b onder 1 t/m 7 vermelde redenen, de gemaakte reiskosten
24
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
van een openbaar vervoermiddel (tweede of daarmede gelijk te stel- len klasse) vanaf de plaats van tewerkstelling tot de woonplaats van de werknemer en terug, voor zover niet van de gebruikelijke reisge- legenheid gebruik kan worden gemaakt of de reis buiten de gebrui- kelijke reisuren valt en de werknemer als gevolg daarvan extra kos- ten moet maken, alsmede de duur van deze reis tegen het voor de werknemer vastgestelde garantieuurloon respectievelijk salaris ver- goeden.
5. Onder loon wordt in dit artikel verstaan:
Het gederfde inkomen over de door de afwezigheid van de werkne- mer vervallen werkuren van het dienstrooster, berekend aan de hand van het garantieuurloon volgens artikel 4 van bijlage I, eventueel verhoogd met oververdiensten volgens artikel 26 en 40 van deze CAO in de voorafgaande 13 weken. Voor leidinggevend, toezicht- houdend, hoger technisch en administratief personeel geldt het over- eengekomen loon met inachtneming van bijlage IV.
6. Voor de toepassing van lid 2 wordt aan een echtgenoot c.q. echtge- note gelijkgesteld de ongehuwde persoon van het eigen of andere geslacht waarmee werknemer een gezamenlijke huishouding voert, mits een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst aan werkge- ver is overgelegd, en de ongehuwde persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
7. De werknemer, die een vakopleiding in het kader van de Wet Edu- catie en Beroepsonderwijs volgt, heeft recht op betaald verlof voor het volgen van de vakopleiding.
Artikel 22
Bijzonder verlof
2. De werkgever is verplicht jeugdige werknemers tot en met de leef- tijd van 17 jaar, die niet kunnen deelnemen aan een vorm van het algemeen en op het beroep gericht onderwijs met behoud van loon in de gelegenheid te stellen 1 dag per week deel te nemen aan vor- mingswerk van één der erkende vormingsinstituten voor werkende jongeren. Jeugdige werknemers die reeds een dag per week beroeps- onderwijs volgen (parttime) zullen daarenboven een halve dag per week beschikbaar moeten krijgen voor deelname aan vormingswerk. Zulks met behoud van loon.
25
3. Indien de bedrijfsomstandigheden dit toelaten bestaat voor de werk- nemer de mogelijkheid om in overleg met de werkgever onbetaald verlof op te nemen. Daarbij dient de werknemer een dergelijk ver- zoek minstens één maand van tevoren bekend te maken aan de werk- gever. Aanbevolen wordt om speciale aandacht aan deze mogelijk- heid te schenken ten aanzien van religieuze feestdagen die voor de betrokken werknemer van belang zijn.
HOOFDSTUK 6
SALARIS EN TOESLAGEN
Artikel 23
Indeling der werknemers in groepen, garantielonen
De indeling van de werknemers in groepen, alsmede de functie- omschrijvingen en de daarbij behorende garantielonen respectievelijk maandsalarissen zijn opgenomen in bijlage I en bijlage IV, welke deel uitmaken van deze CAO.
Artikel 24
Loonbetaling
1. De werkgever is verplicht het loon, vergoeding wegens verzuim daaronder begrepen, op de overeengekomen betaaldag, aan de werk- nemer uit te betalen. Daarbij dient een loonstrook te worden ver- strekt. Op de loonstrook moet duidelijk leesbaar vermeld staan:
a. naam van de werknemer;
b. periode waarop de betaling betrekking heeft;
c. bruto loonbedrag, gespecificeerd volgens vast loon, premies, overwerkgeld ofwel andere beloningen en loonheffing;
d. inhouding xxx xxxxxxxxxxx, alsmede het bedrag van de door de werkgever betaalde pensioenpremie;
e. andere toegepaste kortingen, nauwkeurig te specificeren.
2. a. De werkgever kan, na redelijk overleg en met instemming van een representatief deel van de werknemers in zijn onderneming, de betaling in andere dan wekelijkse perioden vaststellen.
b. De werkgever is bevoegd de betaling van het loon op andere wijze dan in contant geld, zoals door middel van bank- of giro- overmaking dan wel per giro- of bankcheque te doen geschieden.
3. De werkgever zal aan zijn werknemers, vallend onder deze CAO, die op 31 december van enig jaar bij hem in dienst zijn of bij hem in dienst zijn geweest, een jaaropgave verstrekken inzake brutoloon,
26
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
belasting- en premie-inhoudingen. Hij zal dit uiterlijk doen vóór 1 maart van het daaropvolgende jaar.
4. Vakbondscontributie
Op verzoek van de werknemer zal de werkgever de door de werk- nemer betaalde jaarlijkse vakbondscontributie fiscaal verrekenen via het brutoloon in november/december, conform de regeling ,,fiscaal voordelige vakbondscontributie’’, zolang deze fiscale regeling van kracht is.
Artikel 25
Aanvullende loonbepalingen
1. Volwassen werknemer
Onder een volwassen werknemer wordt verstaan een werknemer van 20 jaar of ouder.
2. Herziening garantieloon c.q. salaris jeugdige werknemers
a. Het garantieuurloon c.q. salaris van jeugdige werknemers wordt met ingang van de eerste loonweek volgende op de loonweek, waarin de verjaardag valt, herzien.
3. Xxxxx voorlieden of meesterknechts
a. Voor voorlieden of meesterknechts zal het voor hun groep rech- tens geldende garantie-uurloon worden verhoogd met 20%. Deze verhoging kan ten hoogste 25% bedragen, indien en voor zolang door betrokkene niet in tarief wordt gewerkt.
b. Onder voorlieden of meesterknechts worden verstaan zij, die lei- ding geven aan tenminste vijf werknemers.
4. Minimumloon
Indien het op grond van deze overeenkomst verdiende brutoloon per week minder bedraagt dan het door de bevoegde organen in het kader van de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag vastge- stelde wettelijke minimumloon, zal de werkgever de werknemer een aanvulling tot dit bedrag uitbetalen.
Onder brutoloon wordt in dezen verstaan het garantieuurloon ver- hoogd met de eventuele oververdiensten volgens artikel 26 van deze CAO respectievelijk het overeengekomen salaris.
27
Artikel 26
Prestatietoeslag
De werkgever is bevoegd om die werknemers, die naar zijn oordeel in verband met betoonde ijver en de geleverde prestaties daarvoor in aan- merking komen, een prestatietoeslag toe te kennen op het betreffende garantieuurloon.
Artikel 27
Premie schadevrij werken
De werkgever is gehouden een premie voor schadevrij werken toe te kennen aan de navolgende functionarissen:
– Bijlage 1 artikel 2:
Allround mengmeester, mengmeester, assistent-mengmeester, all- round kraan-machinist, kraanmachinist, assistent kraanmachinist, chauffeur, allround chauffeur, allround chauffeur met ervaring, cementpompmachinist, laadschopmachinist, allround laadschop- machinist.
– Bijlage I artikel 3:
chauffeur, allround chauffeur, allround chauffeur met ervaring, beton- pompmachinist, allround betonpompmachinist, hoofdbetonpomp- machinist, chauffeur betonpompmixer.
Het recht op een premie ontstaat indien de betreffende functionaris gedu- rende een kalenderkwartaal heeft gewerkt zonder schade door zijn schuld. Deze premie is vastgesteld op € 28,03 per maand na ieder kwartaal dat men schadevrij heeft gewerkt. Indien binnen een kalenderkwartaal een geval van schade zich heeft voorgedaan wordt de premie niet betaald. Na het eerstvolgende schadevrije kalenderkwartaal zal de premie we- derom per maand uitbetaald worden. Mocht blijken dat de schade bui- ten de schuld van de werknemer is ontstaan, dan zal met terugwerkende kracht de premie over de betreffende maanden alsnog worden voldaan. Het tijdstip waarop de premie aan de werknemer zal worden uitbetaald wordt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer bepaald.
Bij aanvang van de dienstbetrekking voor de 16e van de tweede maand van een kalenderkwartaal heeft de werknemer, bij schadevrij werken, recht op de premie berekend over het gehele kwartaal.
De premie schadevrij werken wordt geïndexeerd met het stijgings- percentage van het afgeleide cpi alle huishoudens. De verhoging wordt gedurende de looptijd van deze CAO vastgesteld per 1 juli (prijsindex- cijfer april t.o.v. oktober van het voorgaande jaar) en 31 december (prijsindexcijfer oktober t.o.v. april).
28
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 28
Vakantietoeslag
1. De vakantietoeslag bedraagt 8% van 52 x het bruto individueel over- eengekomen weekloon dat wordt genoten in de eerste volle kalender- week waarin 1 juli van het betreffende vakantiejaar valt. Een en ander behoudens maatregelen van de overheid ter zake van de vakan- tietoeslag. Voor leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel bedraagt de vakantietoeslag 8% van het bruto jaarsalaris.
2. De werknemers, die nà 1 september van het lopende vakantiejaar in dienst van de werkgever zijn getreden, ontvangen een vakantietoe- slag naar evenredigheid van het aantal vakantiedagen waarop zij op grond van artikel 20 lid 3 van deze CAO bij de aanvang van de vakantie recht hebben.
3. Bij beëindiging van het dienstverband, ook in geval van proeftijd, heeft de werknemer aanspraak op een vakantietoeslag als bedoeld in lid 1, voor zover deze toeslag nog niet ontvangen is. De toeslag wordt berekend naar rato van de gewerkte perioden van twee weken vanaf 1 september tot het moment van uit dienst treden.
4. De vakantietoeslag wordt uitbetaald in de maand juni, of, indien er geen bedrijfsvakantie wordt gegeven, in de periode waarin de ove- rige werknemers in de gelegenheid worden gesteld hun vakantie op te nemen, doch uiterlijk in de maand juni.
Artikel 29
Verschoven werktijd (toeslagen) en overwerktoeslag
1. Uurinkomen
Onder uurinkomen in de zin van dit artikel wordt verstaan het garantieuurloon, verhoogd met de eventuele prestatietoeslag volgens artikel 26 respectievelijk het overeengekomen salaris op uurbasis. Op basis hiervan worden de toeslagen berekend.
2. Ongemakkentoeslag
Indien werknemer op basis van artikel 18 recht heeft op een ongemakkentoeslag gelden de volgende percentages:
I. 25% voor uren tussen 18.00 en 00.00 uur
29
II. 30% voor uren tussen 00.00 en 06.00 uur.
3. Overwerktoeslag
Indien werknemer op basis van artikel 18 recht heeft op een overwerk- toeslag en kiest voor beloning in geld dan wordt de uurwaarde met de volgende percentages verhoogd:
I. 30% voor uren tussen 05.00 en 20.00 uur.
II. 60% voor uren tussen 20.00 en 05.00 uur.
III. 100% voor uren vallende tussen zaterdag 00.00 uur en zondag
24.00 uur of voor arbeid verricht op een niet op zaterdag of zon- dag vallende feestdag.
IV. 150% voor arbeid verricht op een op zaterdag of zondag vallende feestdag.
Bij toekenning van bedoelde overuren, wordt de duur van het over- werk per kalenderperiode van vier weken afgerond op halve uren.
4. Samenloop overwerk- en ongemakkentoeslag
De werknemer kan voor hetzelfde uur niet in aanmerking komen voor beide toeslagen: bij samenloop geldt de hoogste van toepassing zijnde toeslag.
Artikel 30 – onwerkbaar weer
1. a. De werkgever beoordeelt wanneer en hoe lang tengevolge van vorst of de aanwezigheid van een sneeuwdek niet kan worden gewerkt, in welk geval, na overleg met de betrokken werkne- mers, zal worden nagegaan door wie wel en door wie niet gewerkt zal worden.
In geval van verhindering zal de werkgever aan de betrokken werknemer een aanvulling betalen op de uitkering van het uitkeringsorgaan tot 100% van een evenredig deel van 36x het garantieuurloon van de betrokken werknemer, verhoogd met de gemiddelde oververdiensten volgens artikel 26 en 40.
b. Het in sub 1a bepaalde geldt voor zover deze aanvulling niet door het uitkeringsorgaan op de uitkering in mindering wordt ge- bracht. Ingeval op grond van algemene overwegingen extra uit- keringen plaatsvinden, zullen deze extra uitkeringen in mindering worden gebracht op de aanvullingen omschreven onder 1a van dit artikel.
2. De werknemer is verplicht, ingeval de werkgever hem gedurende de in lid 1 bedoelde tijd ander werk opdraagt, waarvoor hij geschikt is, deze arbeid te verrichten, mits de werkgever bereid is hem het voor deze werkzaamheden vastgestelde garantieuurloon te betalen. Dit garantieuurloon zal niet lager zijn dan het uurloon dat hij bij zijn nor- male werkzaamheden ontvangt.
30
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK 7
ARBEIDSONGESCHIKTHEID EN ARBEIDSOMSTANDIGHE- DEN
Artikel 31 – bovenwettelijke uitkeringen
1. Arbeidsongeschiktheid (ziekte en dergelijke)
a. Loondoorbetaling 1e ziektejaar bij arbeidsongeschiktheid (ziekte en dergelijke) van de werknemer zijn van toepassing:
– de bepalingen van de Ziektewet;
– bijlage VIII van deze CAO inzake voorschriften en sancties gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid;
– de voorschriften welke door of namens het UWV nader wor- den gegeven, met dien verstande dat de werknemer xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 52 weken het individueel overeengekomen loon behoudt dat de werknemer zou hebben genoten, ware hij niet arbeidsongeschikt gewor- den, onverlet de sancties die de werkgever conform bijlage VIII van deze CAO kan opleggen.
Onder individueel overeengekomen loon wordt hier verstaan het bruto individueel overeengekomen loon ex art. 1 lid i. eventueel verhoogd met de oververdiensten volgens art.18 lid 12, art. 40 lid 1, 2 en 6 en art. 27 van deze CAO.
Indien de werknemer overwerk heeft verricht op minimaal 75% van het aantal gewerkte dagen in het jaar, voorafgaand aan de eerste ziektedag, wordt bij de bepaling van het door te betalen loon bij arbeidsongeschiktheid rekening gehouden met het gemiddeld aantal overwerkuren in de voorafgaande 13 weken met een maximum van 7,5 uur per week.
b. Loondoorbetaling 2e ziektejaar
Bij voortdurende arbeidsongeschiktheid ontvangt de werknemer gedurende het 2e ziektejaar maximaal 52 weken 70% van het individueel overeengekomen loon.
c. Reïntegratiebonus
Een werknemer die tijdens de tweede 52 weken arbeidsonge- schiktheid fulltime dan wel parttime en duurzaam (minimaal 3 maanden) is gereïntegreerd, ontvangt een reïntegratiebonus van 30% van het individueel overeengekomen loon over de gehele periode die na afloop van het eerste ziektejaar tot aan het moment van reïntegratie is verstreken. Reïntegratie kan binnen of buiten
31
bedrijf(stak) en in dezelfde of in een andere functie tot stand komen.
d. Pensioenopbouw
De pensioenopbouw tijdens het tweede ziektejaar vindt plaats op basis van 100% van het bruto individueel overeengekomen loon.
f. Eenmalige uitkering
Werknemers die op 1 november van het betreffende kalenderjaar een uitkering krachtens de WAO of de IVA ontvangen en die bij werken voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid onder deze CAO vielen, hebben recht op een eenmalige uitkering. Deze uit- kering wordt in de maand december betaalbaar gesteld.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsonge- schiktheidspercentage dat op 1 november van het betreffende kalenderjaar van toepassing is.
De nadere voorwaarden voor toekenning van de eenmalige uit- kering zijn opgenomen in het Reglement verstrekking eindejaars- uitkering WAO/IVA van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen (SFM).
Deze regeling wordt gefinancierd uit de bijdrage voor het SFM als genoemd in artikel 51 lid 3.
2. Arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door derden
Indien en voor zover de werkgever ter zake van arbeidsongeschikt- heid van zijn werknemer tengevolge van ziekte of uit hoofde van een ongeval, jegens één of meer derden een vordering tot schadevergoe- ding kan doen gelden, dient de betrokken werknemer zijn volledige medewerking te verlenen de schadevergoeding op deze derde(n) te verhalen. Als schade wordt hier bedoeld het bedrag van de in lid 1 sub a en een eventuele (her)verzekering bij ziekte geregelde boven- wettelijke uitkering, alsmede de nevenverstrekkingen voortvloeiende uit deze CAO.
De uit lid 1 van dit artikel, alsmede uit een eventuele (her)verzeke- ring bij ziekte voortvloeiende verplichtingen van de werkgever aan de werknemer blijven onverminderd van kracht.
3. Aanstellingskeuring
Indien voor de betreffende functie een aanstellingskeuring toegestaan is, zal de werkgever bij deze keuring zorgdragen voor de naleving van de Leidraad aanstellingskeuringen.
Artikel 33
Arbeidsongeschikte werknemers
1. De werkgever zal in het kader van het personeelsbeleid bijzondere aandacht schenken aan de reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidson-
32
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
geschikte werknemers. Binnen de bedrijfsmogelijkheden geldt daar- bij als richtsnoer, minimaal 5% van het totaal aantal werknemers in de onderneming.
2. Arbeidsongeschikte werknemers kunnen slechts dan ontslagen wor- den als de werkgever aannemelijk kan maken dat er – eventueel na de mogelijke her-, om- of bijscholing – geen passende functie voor- handen is, dan wel op korte termijn voorhanden komt.
3. Arbeidsongeschikte werknemers met een bestaand dienstverband hebben aanspraak op een in de onderneming voorhanden zijnde – eventueel in deeltijd – passende functie.
4. Indien er een vacature ontstaat in de onderneming heeft een (gedeel- telijk) arbeidsongeschikte werknemer, die geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is voor die functie en reeds eerder werkzaam was in de betrokken onderneming als eerste aanspraak op die functie.
5. a. De werkgever laat zich bij het uitvoeren van zijn beleid onder- steunen door een Arbodienst en kan daarbij een of meer reïntegratiebedrijven inschakelen. Indien de Arbodienst daartoe in staat is kunnen reïntegratietaken ook door de arbodienst wor- den uitgevoerd.
De inspanningen van de Arbodienst/het reïntegratiebedrijf dienen te zijn gericht op een spoedige, duurzame werkhervatting.
b. Een werknemer waarvan de werkgever na 13 weken (vanaf de eerste ziektedag) geen plan van aanpak heeft opgesteld of heeft doen opstellen, krijgt het zelfstandig recht zich te wenden tot de Arbodienst van de werkgever voor initiatie van een plan van aan- pak. Op basis van het plan van aanpak wordt een reïntegratieplan opgesteld.
Het reïntegratieplan wordt opgesteld aan de hand van een medisch-arbeidsdeskundige beoordeling, een beroepskeuzetoets en een onderzoek naar de scholingsmogelijkheden van de betrok- kene. Het plan richt zich op een concreet aangeduide functie of groep van functies.
c. Inschakeling van een reïntegratiebedrijf geschiedt in onderling overleg tussen werknemer en werkgever. Indien een ingeschakeld reïntegratiebedrijf naar de mening van de werknemer in gebreke blijft bij de uitvoering van de overeengekomen taken, dan zal de werknemer zich in eerste instantie wenden tot de werkgever. De werkgever zal het reïntegratiebedrijf bewegen tot adequate uit- voering van de diensten.
33
Werkgever en werknemer kunnen in onderling overleg besluiten tot het inschakelen van een ander reïntegratiebedrijf.
d. In geval waarin de werknemer fundamentele bezwaren heeft tegen het reïntegratiebedrijf kan hij dit voorleggen aan de Kleine Commissie voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen. Deze kan een second opinion vragen bij een ander reïntegratie- bedrijf op kosten van de werkgever.
6. (Gedeeltelijk) arbeidsongeschikten die zich laten omscholen, hebben gedurende hun omscholing recht op een aanvulling op hun uitkering van 10% van het dagloon ten laste van de laatste werkgever, mits de betrokken werknemer na omscholing terugkeert in de betonmortel- industrie.
In afwijking van art. 16 lid 3 kan de arbeidsduur van een gedeelte- lijk arbeidsongeschikte werknemer in deeltijd minder dan zestig uur per kalenderperiode van vier weken zijn.
Artikel 34
Ongevallenverzekering
Conform artikel 8 lid 9 is de werkgever verplicht om voor het personeel, vallende onder deze cao een ongevallenverzekering af te sluiten, dan wel anderszins voorzieningen te treffen, met als verzekerde bedragen (bij een voltijd dienstverband) minimaal € 30.000,– bij overlijden en € 60.000,– bij blijvende algehele invaliditeit van het personeelslid. Op deze bedra- gen zijn de geldende belasting- en sociale wetten van toepassing.
Het verzekerde bedrag dient te worden uitgekeerd in geval van blijvende invaliditeit aan het betrokken personeelslid of, in geval van diens over- lijden, aan zijn rechtsopvolger(s) onder algemene titel, dan wel aan de door hem daartoe aangewezen begunstigde(n).
Artikel 35
Voorzieningen bij overlijden
1. Vervoer stoffelijk overschot
In geval een werknemer tijdens het werk dan wel op weg naar of van het werk overlijdt, zal de werkgever de kosten van het vervoer van het stoffelijk overschot naar het normale domicilie in Nederland van betrokkene vergoeden.
2. Uitkering
Indien een werknemer tijdens het dienstverband komt te overlijden, is de werkgever gehouden de nabestaande het loon van de overleden werknemer door te betalen tot en met de laatste dag van de tweede maand na die, waarin het overlijden plaatsvond.
Nabestaanden zijn:
34
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– de partner (getrouwd/samenwonend) van de overledene, mits men ,,een gezamenlijke huishouding’’ voerde, zoals de wet dat noemt. Of (als zo’n partner er niet is):
– de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen. Of (als deze er niet zijn):
– hij of zij met wie de overledene samenwoonde en voor wie hij of zij kostwinner was.
Artikel 36
Bedrijfsgezondheidszorg
1. In het kader van een adequaat ziekteverzuimbeleid is de werkgever verplicht om zich ten behoeve van de werknemers aan te sluiten bij een gecertificeerde arbodienst. Deze aansluiting houdt ten minste het volgende in:
a. De werkgever is verantwoordelijk voor het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie. De werkgever kan zich daarbij laten adviseren en ondersteunen door de arbodienst. De risico- inventarisatie en -evaluatie dient te zijn getoetst door de arbo- dienst.
b. De werkgever is verplicht de werknemers in de gelegenheid te stellen tot periodiek arbeidsgezondheidkundig onderzoek, gericht op het voorkomen van gezondheidsschade ten gevolge van de risico’s als bedoeld onder a.
Het periodiek arbeidsgezondheidkundig onderzoek vangt aan op de leeftijd van 30 jaar en vervolgens op de leeftijden van 35, 40, 45, 50, 53, 56, 58 en 60 jaar, daarna individueel op indicatie.
Het periodiek arbeidsgezondheidkundig onderzoek houdt ten minste in:
– arbeidsanamnese en gezondheidsanamnese
– onderzoek algemene gezondheid
– zintuigenonderzoek, waaronder audiogram
– longfunctieonderzoek
– elektrocardiogram
Een aanstellingskeuring bij indiensttreding van een werknemer zal worden beschouwd als een eerste periodiek arbeids- gezondheidkundig onderzoek en bestaat uit dezelfde elementen.
c. De werkgever is verplicht de werknemers in de gelegenheid te stellen tot het bezoeken van een arbeidsgezondheidkundig spreek- uur.
d. Indien het contact tussen werknemer en arbodienst daartoe aan-
35
leiding geeft, kan de arbodienst zonodig een procedure adviseren om tot verbetering van arbeidsomstandigheden te komen.
Naast voornoemde preventieve maatregelen dient de werkgever te voorzien in de sociaal-medische begeleiding van zieke of arbeidsongeschikte werknemers door de arbodienst. Deze bege- leiding kan onder meer bestaan uit individuele begeleiding via spreekuren, advies aan werkgever, werknemer, huisarts of specia- list in geval van revalidatie, aanpassing van de functie, wijziging van de werkomstandigheden en het geven van voorlichting. Werk- gever en werknemer zijn gehouden tot medewerking aan een reïntegratieplan. Het initiatief hiertoe dient binnen 13 weken na aanvang van de arbeidsongeschiktheid genomen te worden.
2. De werkgever is verplicht het ziekteverzuim in zijn onderneming te registreren aan de hand van een ziekteverzuimregistratiesysteem. De ondernemingsraad dan wel een vertegenwoordiging van de werkne- mers heeft inzage in dit systeem en door de werkgever wordt perio- diek gerapporteerd over het ziekteverzuim in de onderneming.
Met het oog op beleidsbeïnvloeding zal de werkgever ten minste eenmaal per jaar relevante gegevens beschikbaar stellen aan sociale partners. Relevante gegevens zijn: verzuimmeldingsfrequentie en verzuimduur naar locatie en/of productie-eenheid en CAO- functiegroep en het gevoerde beleid om tot werkhervatting te komen.
3. De werkgever is verplicht om beroepsgebonden aandoeningen te registreren in overleg met de arbodienst, onverlet latend de wettelijke verplichting van melding van beroepsziekten bij de Arbeidsinspectie. De werkgever is verplicht deze geregistreerde gegevens jaarlijks te overleggen aan sociale partners.
Artikel 37
Arbo-beleidsplan
1. De werkgever is verplicht om in overleg met de betrokken werkne- mers, of indien aanwezig de ondernemingsraad, een plan op schrift te stellen ter voorkoming van gezondheids- en veiligheidsrisico’s. Aanbevolen wordt om de regionale bedrijfsgezondheidsdienst of de Stichting Arbouw in te schakelen bij het opstellen van het plan.
2. In het plan dienen minimaal de volgende zaken geregeld te worden:
a. maatregelen ter voorkoming van de blootstelling van de werkne- mers aan stoffen die irriterend of schadelijk kunnen zijn bij huid- contact of inademing;
b. maatregelen ter voorkoming van de blootstelling van de werkne- mers aan een lawaainiveau hoger dan 85 Db A;
c. een regeling betreffende de voorlichting van de werknemers over veiligheid en gezondheid;
36
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
d. iedere werknemer ontvangt beschermingsmiddelen afgestemd op de risico’s die hij in zijn werk lopen kan.
3. Het plan wordt jaarlijks door middel van het hierboven genoemde overleg bezien op de voortgang en de noodzaak van aanpassing.
4. De werkgever dient de werknemer op verzoek een exemplaar te ver- strekken.
5. De werknemer is verplicht zich te houden aan de afspraken die voortvloeien uit het Arbo-beleidsplan.
Artikel 38
Arbo-contactpersoon
Om de arbeidsomstandigheden per onderneming verder te verbeteren wordt de werkgever aanbevolen in zijn onderneming een arbo- contactpersoon aan te wijzen. De taken van de arbo-contactpersoon kun- nen zijn:
– het inventariseren van arbo-risico’s in het bedrijf;
– het bespreken van arbo-risico’s met de bedrijfsleiding;
– het voorstellen van maatregelen om arbo-risico’s te beperken of op te heffen en ten behoeve daarvan;
– het geven van voorlichting;
– het voeren van overleg en het maken van afspraken met werknemers, (bedrijfs-)leiding en de daartoe bevoegde externe instanties.
Artikel 39
Radiografische besturing
Alle betonpompen dienen voorzien te zijn van radiografische besturing.
37
HOOFDSTUK 8
VERGOEDINGEN EN TOESLAGEN
Artikel 40
Vergoedingen en toeslagen
1. Diplomatoeslag EHBO en/of Bedrijfshulpverlening
Werknemers in het bezit van een geldig algemeen erkend EHBO- diploma ontvangen hiervoor een toeslag. Deze toeslag is vastgesteld op € 4,16 per week. Werknemers die de cursus Bedrijfshulpverlening met goed gevolg hebben afgesloten, hebben recht op de toeslag voor het EHBO-diploma. Indien een werknemer zowel het diploma Bedrijfshulpverlening als het EHBO-diploma bezit, heeft hij recht op éénmaal deze toeslag.
2. Dienstjarentoeslag
De werkgever zal aan de werknemer, die vijf jaar ononderbroken in dienst is geweest bij één of meer werkgevers in de mortel- en/of morteltransportondernemingen, een dienstjarentoeslag verstrekken. Deze toeslag is vastgesteld op € 4,16 per week.
De werkgever zal aan de werknemer die tien jaar ononderbroken in dienst is geweest bij één of meer werkgevers in de mortel- en/of morteltransportondernemingen, een dienstjarentoeslag verstrekken. Deze toeslag is vastgesteld op € 7,25 per week.
Onder dienstverband wordt mede verstaan het dienstverband van de werknemer die werkzaam is op objecten welke door verschillende werkgevers(combinaties) worden uitgevoerd. Ter bepaling van het ononderbroken dienstverband in de zin van dit artikel dient te wor- den uitgegaan van een dienstverband per werkgever dat niet langer onderbroken is geweest dan drie weken, zulks op verzoek van de werkgever. Het dienstverband wordt geacht niet te zijn onderbroken gedurende de tijd welke de werknemer voor eerste oefening onder de wapenen is geweest, alsmede gedurende de tijd welke de werk- nemer een beroepsopleiding heeft gevolgd waarvoor de werkgever medewerking heeft verleend.
3. Werkkleding
De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer goede passende werkkleding ontvangt. Indien dit voor de werkgever bezwaren ople- vert, is deze gehouden in plaats daarvan aan de werknemer een ver- goeding te betalen. Deze vergoeding is vastgesteld op € 0,96 per gewerkte dag. Indien bovengenoemde vergoedingen en toeslagen naar de mening van partijen aanpassing behoeven gedurende de looptijd van deze CAO, worden de bedragen tussentijds aangepast, waarover terstond schriftelijk mededeling wordt gedaan.
38
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De werkgever dient aan de (allround/hoofd) betonpompmachinist ergonomische winterkleding te verstrekken, die voldoet aan de bepa- lingen van de arbowet.
4. Schade werknemer
Indien de werknemer schade lijdt tijdens de uitvoering van de hem opgedragen werkzaamheden zal de werkgever deze schade vergoe- den, tenzij deze schade elders is verzekerd.
6. Diplomatoeslag
Iedere werknemer die op verzoek van de werkgever een cursus heeft gevolgd, teneinde tevens inzetbaar te zijn in een andere functie, ont- vangt een diplomatoeslag. Deze toeslag is vastgesteld op € 0,15 per uur.
7. Certificaat praktijkopleider
Werknemers die de cursus praktijkopleider van VTL met goed ge- volg hebben doorlopen, ontvangen een toeslag op hun salaris, indien en zolang zij als praktijkopleider feitelijk een of meer leerlingen in het kader van de Vakopleiding begeleiden. Deze toeslag is vastge- steld op € 0,40 per uur. Bedoeld certificaat geeft geen aanspraak op diplomatoeslag.
8. Stagevergoeding
Stagiaires hebben recht op de stagevergoeding die volgens hun opleidingsinstituut gebruikelijk is.
9. Maaltijd
De werkgever verstrekt een warme maaltijd om 18.00 uur wanneer de werktijd tot na 18.30 uur voortgaat en er tenminste 8 uur is gewerkt, incl. pauzes. Uitgangspunt is verstrekking op het werk. Indien dat niet mogelijk is, wijst de werkgever een restaurant aan. Vergoeding geschiedt op overlegging van een bon tot een maximum van € 15,11.
10. Indexering
De onkostenvergoedingen genoemd in lid 1, 2, 3, 6, 7 en 9 van dit artikel worden geïndexeerd met het stijgingspercentage van het afge- leide cpi alle huishoudens. De verhogingen worden gedurende de looptijd van deze CAO vastgesteld per 1 juli (prijsindexcijfer april
t.o.v. oktober van het voorgaande jaar) en 31 december (prijsindex- cijfer oktober t.o.v. april).
39
Voor de looptijd van deze CAO geldt deze indexering niet voor de maaltijdvergoeding (lid 9).
Artikel 41
Vergoeding reiskosten woon-werk
1. Indien de werknemer bij het zich naar en van het werk begeven gebruik maakt van het openbaar vervoer, zal de werkgever de wer- kelijke kosten van het reizen vergoeden. Voorwaarde is dat de werk- nemer de vervoerbewijzen bij de werkgever inlevert zodra deze niet meer geldig zijn.
2. Indien de werknemer bij het zich naar en van het werk begeven geen gebruik maakt van het openbaar vervoer, doch gebruik maakt van eigen vervoer, ontvangt de werknemer de navolgende maandelijkse vergoeding:
Woon-werkverkeer Xxxx dan | Doch niet meer dan | Xxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx |
0 xx | 00 xx | € 45,38 |
00 xx | 00 xx | € 65,00 |
00 xx | 00 xx | € 91,00 |
20 km | – | € 130,00 |
De in deze tabel genoemde vergoedingen zijn onder het huidige belastingstelsel (deels) belast.
Artikel 42
Reiskostenvergoedingen
1. De werknemer, die in opdracht van de werkgever gebruik dient te maken van een eigen vervoermiddel ten behoeve van de werkzaam- heden, niet behorend tot het woon-werkverkeer ontvangt, afhankelijk van het aantal zakelijk gereden kilometers per kalenderjaar, de vol- gende netto kilometervergoeding:
– tot 20.000 km: € 0,28 netto per km;
– van 20.000 tot 25.000 km: € 0,23 netto per km;
– meer dan 25.000 km: € 0,18 netto per km.
2. De werknemer, die in opdracht van de werkgever, tijdelijk naar een andere standplaats moet reizen dan waarvoor hij is aangenomen, ver- krijgt een vergoeding voor de extra reiskosten conform het gestelde in lid 1 van dit artikel. Tevens zal de extra reistijd worden vergoed. Een en ander voor een maximum van 40 dagen per kalenderjaar.
40
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
3. De werknemer, die als bestuurder van een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel optreedt, krijgt de gehele duur van de reis vergoed.
Artikel 43
Scholing
1. Functioneringsgesprek
a. De werkgever zal jaarlijks met de individuele werknemer een functioneringsgesprek voeren waarin ook de loopbaanontwik- keling van de medewerker aan de orde moet worden gesteld.
b. De werkgever stelt per jaar maximaal 2 scholingsdagen aan de werknemer beschikbaar indien tijdens het functioneringsgesprek afspraken zijn gemaakt over door de werknemer te volgen oplei- dingen in het kader van loopbaanontwikkeling.
2. Opleidingsplan De werkgever stelt in overleg met de Ondernemings- raad of de Personeelsvertegenwoordiging, en bij afwezigheid daar- van met een representatieve vertegenwoordiging van de werknemers, jaarlijks een opleidingsplan op. Dit opleidingsplan wordt gebaseerd op de wensen van de individuele werknemers en de behoeften van de werkgever. In het plan wordt concreet aangegeven welke oplei- dingen door welke (groepen van) werknemers gevolgd kunnen wor- den en hoeveel scholingsdagen dit inhoudt. De Ondernemingsraad heeft instemmingsrecht ten aanzien van het opleidingsplan.
In Bijlage IX bij deze CAO is een overzicht opgenomen van het cursusaanbod voor de betonmortelindustrie.
3. Cursussen op verzoek van de werkgever
Cursussen op verzoek van de werkgever dienen in principe onder werktijd plaats te vinden. Voor zover een cursus in de avonduren plaatsvindt, worden deze uren vergoed. De cursuskosten zijn volle- dig voor rekening van de werkgever, maar kunnen voor maximaal 50% op de werknemer worden verhaald indien deze zich niet vol- doende inzet. De reiskosten worden vergoed op basis van openbaar vervoer. Indien werkgever en werknemer gezamenlijk van mening zijn dat openbaar vervoer geen redelijke optie is, zullen zij in over- leg de vergoeding van reiskosten overeenkomen. Reistijd wordt niet vergoed.
4. Cursussen op verzoek van de werknemer
Indien de werknemer op eigen verzoek en na toestemming van de
41
werkgever een cursus volgt die verband houdt met de sector, kan deze cursus onder werktijd worden gevolgd en komen de kosten daarvan voor de helft voor rekening van de werkgever. Voor zover de cursus buiten werktijd wordt gevolgd, worden de desbetreffende uren niet vergoed.
De werkgever kan maximaal 50% van zijn bijdrage op de werkne- mer verhalen indien deze zich niet voldoende inzet.
De werkgeversbijdrage aan de cursuskosten, zoals bedoeld in dit lid, kan door de werkgever op de werknemer worden verhaald indien laatstgenoemde het dienstverband verbreekt:
– voor 100% binnen 1 jaar na aanvang van de cursus;
– voor 2/3 binnen 2 jaar na aanvang van de cursus;
– voor 1/3 binnen 3 jaar na aanvang van de cursus.
5. Scholing, voorlichting en instructie in het kader van certificering Alle desbetreffende activiteiten die verband houden met certificering dienen in principe onder werktijd plaats te vinden.
Indien bedoelde activiteiten toch in de avonduren plaatsvinden, wor- den de uren vergoed.
Reiskosten zijn voor rekening van de werkgever op basis van open- baar vervoer.
Indien openbaar vervoer niet mogelijk is, wordt de vergoeding be- paald in overleg tussen werkgever en werknemer.
6. Basiscursus truckmixerchauffeur
Xxxxx werkzame chauffeurs worden in de gelegenheid gesteld het theoretische deel van deze opleiding (de zogenaamde basiscursus) te volgen.
7. Vrijstelling praktijkopleiders
Praktijkopleiders dienen vrijgesteld te worden van reguliere arbeid gedurende de tijd dat zij nieuwkomers begeleiden en opleiden.
HOOFDSTUK 9
COLLECTIEVE REGELINGEN
Artikel 49
Levensloop
1. Met ingang van 1 januari 2006 is een Levensloopregeling ingevoerd. De Levensloopregeling betreft een persoonlijke levensloopregeling, waarin de werknemer fiscaal gefaciliteerd kan sparen ter financiering van verlof. Op deze wijze kan de werknemer een tegoed opbouwen dat onder meer ingezet kan worden om vervroegd met pensioen te
42
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gaan. De werknemer bepaalt of hij aan de regeling deelneemt en wanneer hij het opgebouwde tegoed wil aanspreken.
2. De levensloopregeling is voor iedere werknemer toegankelijk en wordt op bedrijfstakniveau aangeboden. De levensloopregeling wordt bij voorkeur van partijen bij deze CAO beheerd en uitgevoerd door Cordares.
Artikel 50
Verzekering van het ANW-hiaat
Indien door werknemers wordt gekozen voor verzekering van het ANW- hiaat, zal de werkgever zijn medewerking verlenen aan de inning en afdracht van de premie. De premie van de betreffende verzekering komt voor rekening van de werknemer.
Artikel 51
Sociaal Fonds voor de Mortel- en morteltransportondernemingen
1. De statuten en reglementen van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport-ondernemingen, hierna te noemen SFM, alsmede eventuele binnen het kader van bedoelde statuten en regle- menten nader door het bestuur van SFM vastgestelde, schriftelijk vastgelegde uitvoeringsvoorschriften van organisatorische aard, ma- ken integraal onderdeel uit van deze CAO.
2. De betalingen van de bijdragen ter voorziening in de doelstellingen van SFM dienen te worden voldaan aan Cordares, waaraan SFM de administratie heeft opgedragen.
3. De werkgever is een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de doelstellingen van SFM. Het verschuldigde bijdragepercentage is vastgesteld op 0,3 van het SV-loon voor rekening van de werkgever. De bijdrage wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers vallende onder de CAO uit- betaalde loon.
4. SFM heeft ten aanzien van de bijdrageverplichtingen van de werk- gevers aan SFM een zelfstandig recht op invordering.
43
Artikel 52
Aanvullingen op WW-uitkeringen
1. Een werknemer die recht heeft op een loongerelateerde WW-uitkering anders dan wegens werkloosheid door weersomstandigheden of die recht heeft op een kortdurende WW-uitkering, komt in aanmerking voor de volgende aanvullingen op zijn uitkering:
– éénmalige aanvulling ter hoogte van 10% over 13 weken;
– aanvulling van de vakantietoeslag tot 100% over de duur van de WW-uitkering, met een maximum van 6 maanden;
– aanvulling ter volledige voortzetting van de pensioenopbouw, overeenkomstig de aanspraken bij werken, met een maximum van 6 maanden.
De werknemer dient voor deze aanvullingen een aanvraag in te die- nen. De nadere voorwaarden voor toekenning van de aanvullingen zijn opgenomen in het Reglement verstrekking WW-aanvullingen van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen (SFM). De aanvullingen worden gefinancierd uit SFM.
44
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE I
Functieclassificatie- en beloningssysteem voor het personeel, werk- zaam in de mortel- en morteltransportondernemingen, voor zover niet vallend onder Bijlage IV van deze CAO
Artikel 1
De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing op werknemers, genoemd in artikel 2 en 3 van deze bijlage.
Artikel 2
De werknemers in de mortelondernemingen worden met betrekking tot hun werkzaamheden ingedeeld in 5 groepen.
– Groep I:
assistent-laborant, chauffeur, hulpmonteur, hulpbankwerker, maga- zijnbediende, schepen-losser, machineman, terreinwerker.
– Groep II:
allround chauffeur, assistent-kraanmachinist, assistent-mengmeester, cementpompmachi-nist, laadschopmachinist.
– Groep III:
allround chauffeur met ervaring, allround laadschopmachinist, bank- werker, kraanmachinist, laborant, mengmeester, monteur.
– Groep IV:
allround bankwerker, allround kraanmachinist, allround laborant, all- round mengmeester, allround monteur, draaier.
– Groep V:
hoofdmonteur, chauffeur betonpompmixer.
1. Allround bankwerker
Onder allround bankwerker wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle opgedragen taken zelfstandig naar tekening of instructie te kunnen uitvoeren; die zeer goed kan tekening lezen, aftekenen, bewerken, monteren, reviseren en bedrijfsklaar maken van machines, installaties, aandrijfmechanismen enzovoorts; die storingen kan op- sporen en verhelpen. Dient geen controle op het werk nodig te heb- ben en gedegen verstand te hebben van machinale verwerkingen,
45
smeden, lassen, plaat- en pijpwerk. Dient eveneens op de hoogte te zijn van de in het bedrijf aanwezige installaties en machines.
2. Allround chauffeur
Onder allround chauffeur wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle mogelijke in de onderneming voorkomende types van truck- mixers op bekwame wijze te besturen, zelfstandig grondstoffen met behulp van aangebrachte mixer tot mortels van diverse samenstellin- gen te mengen, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixers te verrichten en mede de werknemer die tenminste een half jaar als chauffeur werkzaam is in de betonmortelindustrie.
3. Allround chauffeur met ervaring
Onder allround chauffeur met ervaring wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle mogelijke in de onderneming voorkomende types van truckmixers op bekwame wijze te besturen, zelfstandig grond- stoffen met behulp van aangebrachte mixer tot mortels van diverse samenstellingen te mengen, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixers te verrichten en die bovenstaande werkzaamheden reeds 2 jaar in de betonmortelindustrie heeft uitgevoerd.
4. Allround kraanmachinist
Onder allround kraanmachinist wordt verstaan de werknemer die uit- sluitend belast is met de bediening van alle mogelijke voorkomende types kranen, waarbij tevens door hem het dagelijks onderhoud als- mede kleine reparaties worden verricht.
5. Allround laadschopmachinist
Onder allround laadschopmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met het transporteren van grondstoffen met behulp van een of meer types laadschoppen, alsmede de zorg voor het normale onderhoud en het verrichten van kleine reparaties.
6. Allround laborant
Onder allround laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grondstoffen en producten zelfstandig te controleren en te keuren; die alle voorkomende betonsamenstellingen kan berekenen, die on- der toezicht en leiding adviezen inzake toe te passen betonsoorten kan verstrekken en tot vervulling van die functie een theoretische opleiding heeft genoten.
7. Allround mengmeester
Onder allround mengmeester wordt verstaan de werknemer, die be- last is met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een betonmolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellingen, alsmede belast is met administratieve werkzaamhe- den, en het normale onderhoud van een betonmolen kan verzorgen.
46
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
8. Allround monteur
Onder allround monteur wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle voorkomende reparaties en revisies en andere werkzaamheden aan de in het bedrijf voorkomende machinerieën en transportmidde- len te verrichten en eveneens de voorkomende storingen kan ophef- fen.
9. Assistent-kraanmachinist
Onder assistent-kraanmachinist wordt verstaan de werknemer, die in hoofdzaak belast is met de bediening van een bepaald type kraan, alsmede de zorg voor het dagelijks onderhoud daarvan.
10. Assistent-laborant
Onder assistent-laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grondstoffen te keuren en het product op kwaliteit te controleren en te beoordelen.
11. Assistent-mengmeester
Onder assistent-mengmeester wordt verstaan de werknemer, die be- last kan worden met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een betonmolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellingen, alsmede het normale onderhoud van een betonmolen.
12. Bankwerker
Onder bankwerker wordt verstaan de werknemer, die alle werkzaam- heden zelfstandig dient te kunnen uitvoeren naar tekening, eigen opmeting of instructie; die goed kan tekening lezen, aftekenen, bewerken en pasklaar maken, die geen regelmatige controle op het werk nodig heeft en die in staat is te smeden, plaatwerk te verrich- ten en te lassen.
13. Cementpompmachinist
Onder cementpompmachinist wordt verstaan de werknemer, die be- last is met het zelfstandig bedienen van een cementpomp, alsmede het dagelijks onderhoud van een cementpomp.
14. Chauffeur
Onder chauffeur wordt verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van één of meer types truckmixers, alsmede het dagelijks onderhoud van de truckmixer en die bovenstaande werkzaamheden nog geen half jaar in de betonmortelindustrie heeft uitgevoerd.
47
15. Chauffeur van een betonpompmixer
Onder chauffeur van een betonpompmixer wordt verstaan de werk- nemer, op wie de functie allround chauffeur en de functie beton- pompmachinist, zoals genoemd in artikel 3, beide van toepassing is.
16. Draaier
Onder draaier wordt verstaan de werknemer, die op grond van ver- worven kennis en ervaring alle voorkomende draaiwerk nauwkeurig (tot 1/100 mm) en goed moet kunnen uitvoeren. Alle materialen kun- nen bewerken. Beitels kunnen slijpen en snijsnelheden kunnen bepa- len. Dient goed tekening te kunnen lezen; modellen opmeten en aan de hand daarvan kunnen werken. Moet goed begrip hebben voor pas- singen. Dient de opgedragen taak zelfstandig uit te voeren en de draaibank te onderhouden.
17. Hoofdmonteur
Onder hoofdmonteur wordt verstaan de werknemer, die alle voorko- mende reparaties, revisies en andere werkzaamheden aan in het bedrijf voorkomende machinerieën en transportmiddelen zelfstandig kan verrichten en eventuele storingen kan opsporen; die voorts gereedschapswerktuigen als draaibank, freesbank, kleppenslijp- machines en dergelijke kan hanteren; die de administratieve werk- zaamheden verbonden aan de werkplaatswerkzaamheden kan uitvoe- ren en die alle voorkomende werktekeningen kan lezen en zonodig werktekeningen kan maken.
18. Hulpbankwerker
Onder hulpbankwerker wordt verstaan de werknemer, die onder toe- zicht en leiding werkzaamheden naar tekening en opmeting kan uit- voeren. Moet over kennis van smeden, lassen, plaat- en pijpwerk beschikken.
19. Hulpmonteur
Onder hulpmonteur wordt verstaan de werknemer, die belast is met het demonteren, reinigen, repareren en monteren van eenvoudige onderdelen van motor, onderstel, betonmolens en agitators.
20. Kraanmachinist
Onder kraanmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met de bediening van één of meer types kranen, waarbij tevens door hem het dagelijks onderhoud alsmede kleine reparaties worden ver- richt.
21. Laadschopmachinist
Onder laadschopmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met het transporteren van grondstoffen met behulp van een laad- schop, alsmede de zorg voor het normale onderhoud.
48
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
22. Laborant
Onder laborant wordt verstaan de werknemer, die in staat is grond- stoffen en producten onder toezicht en leiding te controleren en te keuren, die alle voorkomende betonsamenstellingen kan berekenen en die behulpzaam is bij de verstrekking van adviezen inzake toe te passen betonsoorten.
23. Machineman
Onder machineman (onderhoud) wordt verstaan de werknemer, die belast is met het assisteren bij de werkzaamheden van de hulp- monteur.
24. Magazijnbediende
Onder magazijnbediende wordt verstaan de werknemer, die belast is met het in de werkplaats verstrekken van gereedschappen en onder- delen, uitgeven van brandstoffen en smeermiddelen en tevens belast is met eenvoudig onderhoud van handgereedschappen zoals slijpen van beitels, boren en dergelijke.
25. Mengmeester
Onder mengmeester wordt verstaan de werknemer, die belast is met het doseren van grondstoffen en het mengen daarvan met behulp van een speciemolen of truckmixer tot mortels van diverse samenstellin- gen, alsmede het normale onderhoud van een betonmolen.
26. Monteur
Onder monteur wordt verstaan de werknemer, die in staat is alle in het bedrijf voorkomende benzine- en dieselmotoren te demonteren en herstellen; die normaal voorkomende storingen aan de in het bedrijf voorkomende transportmiddelen kan opsporen en verhelpen; die zelfstandig kleppen kan stellen, ontstekingsmechanismen revise- ren, alle reparaties aan remsystemen kan uitvoeren en voorts eenvou- dig laswerk zowel autogeen als elektrisch kan verrichten.
27. Schepenlosser
Onder schepenlosser wordt verstaan de werknemer, die belast is met de werkzaamheden verbonden aan een goede en verantwoorde gang van zaken bij het lossen van grondstoffen, welke als regel in bulk per schip worden aangevoerd, alsmede werkzaamheden op het fabriek- sterrein verricht.
28. Terreinwerker
Onder terreinwerker wordt verstaan de werknemer, die behulpzaam
49
is bij het lossen van grondstoffen, welke worden aangevoerd, als- mede werkzaamheden op het fabrieksterrein verricht.
29. Overige werknemers
Onder overige werknemers worden verstaan werknemers, die niet genoemd zijn in de bovenstaande categorieën, maar wel in dienst zijn van een betonmortelbedrijf met uitzondering van leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel.
Op verzoek van de desbetreffende werknemer en/of werkgever zal de Kleine Commissie bepalen in welke categorie de desbetreffende werknemer wordt ingedeeld.
Artikel 3
De werknemers in de morteltransportondernemingen worden met betrek- king tot hun werkzaamheden ingedeeld in 5 groepen.
– Groep I:
chauffeur, leidinglegger.
– Groep II
allround chauffeur.
– Groep III:
allround chauffeur met ervaring, betonpompmachinist, monteur.
– Groep IV:
allround betonpompmachinist, allround monteur
– Groep V
hoofdbetonpompmachinist, hoofdmonteur.
1. Allround betonpompmachinist
Onder allround betonpompmachinist wordt verstaan een werknemer, die belast is met het bedienen van alle voorkomende types beton- pompen, waaronder de betonpompen met giek en die voorts mede- verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken voor wat betreft het pompen van mortels. Hij dient tevens te zorgen voor het dage- lijks normale onderhoud en het verrichten van kleine reparaties aan de betonpompen.
Tevens is hij behulpzaam bij het gelijkmatig verdelen van de beton- specie in de bekisting.
2. Allround chauffeur
Onder allround chauffeur wordt verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van alle mogelijke voorkomende types van mobiele pompen en die tevens in staat moet zijn het dagelijks onderhoud van en de controle op deze voertuigen te verrichten, alsmede de werkne-
50
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mer, die tenminste een half jaar als chauffeur werkzaam is in de betonmortelindustrie.
3. Allround chauffeur met ervaring
Onder allround chauffeur met ervaring wordt verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van alle mogelijke voorkomende types van mobiele pompen en moet tevens in staat zijn het dagelijks onder- houd van en de controle op deze voertuigen te verrichten en boven- staande werkzaamheden reeds 2 jaar in de betonmortelindustrie heb- ben uitgevoerd.
4. Allround monteur
Onder allround monteur wordt verstaan een werknemer, die belast is met het opsporen van storingen aan en het zelfstandig repareren van vrachtauto’s, betonpompen en dergelijke. Helpt zo nodig de hoofd- monteur.
5. Betonpompmachinist
Onder betonpompmachinist wordt verstaan de werknemer, die belast is met de bediening van betonpompen. Tevens moet hij alle voorko- mende werkzaamheden, zoals het laden en lossen, het leggen en ver- leggen van de transportleidingen, alsmede het schoonmaken hiervan, verrichten. Tevens is hij behulpzaam bij het gelijkmatig verdelen van de betonspecie in de bekisting.
6. Chauffeur
Onder chauffeur wordt verstaan de werknemer, die belast is met het besturen van vrachtauto’s met aanhangwagen. Hij moet in staat zijn met dergelijke combinaties op bouwterreinen over rijplaten te rijden. Hij heeft bovenstaande werkzaamheden nog geen half jaar in de betonmortelindustrie uitgevoerd.
7. Hoofdbetonpompmachinist
Onder hoofdbetonpompmachinist wordt verstaan een vakbekwame werknemer, die speciaal belast is met grotere en bijzondere objecten. Hij is belast met de leiding en draagt alle verantwoordelijkheid voor het juist opstellen van de betonpompen, respectievelijk het afvoeren van het materieel.
8. Hoofdmonteur
Onder hoofdmonteur wordt verstaan een werknemer, die belast is met het zelfstandig demonteren, monteren van betonpompen en het
51
uitvoeren van alle voorkomende reparaties en revisiewerkzaamheden aan betonpompen en onderdelen daarvan.
9. Leidinglegger
Onder leidinglegger wordt verstaan een werknemer, die belast is met het leggen, opbreken, reinigen en onderhouden van leidingen en ver- der met alle voorkomende werkzaamheden volgens aanwijzingen.
10. Monteur
Onder monteur wordt verstaan een werknemer, die belast is met het onder toezicht monteren en demonteren van onderdelen van beton- pompen en het samenbouwen van deze onderdelen tot grotere een- heden en het verrichten van periodiek onderhoud.
11. Overige werknemers
Onder overige werknemers worden verstaan werknemers, die niet genoemd zijn in de bovenstaande categorieën, maar wel in dienst zijn van een morteltransportonderneming met uitzondering van lei- dinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief per- soneel.
Op verzoek van de desbetreffende werknemer en/of werkgever zal de Kleine Commissie bepalen in welke categorie de desbetreffende werknemer wordt ingedeeld.
Artikel 4
Lonen
1. Garantieloon
a. Per 1 juli 2007 worden de garantielonen verhoogd met 1,5% Per 1 januari 2008 worden de garantielonen verhoogd met 1,5% Deze verhogingen zijn inclusief prijscompensatie.
Werknemers ontvangen bij de loonbetaling van 31 maart 2008 een eenmalige uitkering van € 100,– bruto
b. De garantie week- en uurlonen voor volwassen en valide werk- nemers (vanaf 20-jarige leeftijd bedragen:
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 juli 2007 valt:
Groepen | Garantie- uurloon | Garantie- weekloon | Garantie- maandloon |
I | € 12,60 | € 453,60 | € 1.965,60 |
II | 12,83 | 461,88 | 2.001,48 |
III | 13,08 | 470,88 | 2.040,48 |
IV | 13,61 | 489,96 | 2.123,16 |
V | 14,06 | 506,16 | 2.193,36 |
52
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 januari 2008 valt:
Groepen | Garantie- uurloon | Garantie- weekloon | Garantie- maandloon |
I | € 12,79 | € 460,44 | € 1.995,24 |
II | 13,02 | 468,72 | 2.031,12 |
III | 13,28 | 478,08 | 2.071,68 |
IV | 13,81 | 497,16 | 2.154,36 |
V | 14,27 | 513,72 | 2.226,12 |
c. Een werknemer, die werkzaamheden vervult, die behoren tot twee of meerdere functies, zoals genoemd in de artikelen 2 en 3 van deze bijlage, zal voor het geval deze functies in verschillende groepen zijn opgenomen recht hebben op een bruto individueel overeengekomen loon exclusief eventuele voorliedenof meesterknechttoeslag dat minimaal even hoog is als het garantie- loon, dat behoort tot de functie, die de werknemer mede vervult, welke recht geeft op het hoogste garantieloon.
Het recht op voornoemde beloning geldt voor de gehele arbeids- duur waarin de werknemer bij de werkgever werkzaam is en gaat in met ingang van de eerste volle loonweek waarin bovenstaande situatie zich voor het eerst voordoet.
d. De garantielonen voor jeugdige werknemers bedragen:
1. Voor niet in opleiding zijnde jeugdigen (met 5-daagse werk- week) dat wil zeggen jeugdige werknemers met wie geen leerovereenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroeps- onderwijs is aangegaan
Groep I
De staffel is geënt op groep I volwassen en valide werknemers vanaf 20-jarige leeftijd:
53
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 juli 2007 valt:
Leeftijd | Leeftijd- staffel | Garantie- uurloon | Garantie- weekloon | Garantie- maandloon |
16 jaar | 60% | € 7,56 | € 272,16 | € 1.179,36 |
17 jaar | 70% | 8,82 | 317,52 | 1.375,92 |
18 jaar | 80% | 10,08 | 362,88 | 1.572,48 |
19 jaar | 90% | 11,34 | 408,24 | 1.769,04 |
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 januari 2008 valt: | ||||
Leeftijd | Leeftijd- | Garantie- | Garantie- | Garantie- |
staffel | uurloon | weekloon | maandloon | |
16 jaar | 60% | € 7,67 | € 276,12 | € 1.196,52 |
17 jaar | 70% | 8,95 | 322,20 | 1.396,20 |
18 jaar | 80% | 10,23 | 368,28 | 1.595,88 |
19 jaar | 90% | 11,51 | 414,36 | 1.795,56 |
2. Voor in opleiding zijnde jeugdigen (met 5-daagse werkweek) waar- onder worden verstaan jeugdige werknemers met wie een leerover- eenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs is aan- gegaan:
Groep II
De staffel is geënt op groep II volwassen en valide werknemers vanaf 20-jarige leeftijd.
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 juli 2007 valt:
Leeftijd | Leeftijd- staffel | Garantie- uurloon | Garantie- weekloon | Garantie- maandloon |
16 jaar | 60% | € 7,70 | € 277,20 | € 1.201,20 |
17 jaar | 70% | 8,98 | 323,28 | 1.400,88 |
18 jaar | 80% | 10,26 | 369,36 | 1.600,56 |
19 jaar | 90% | 11,55 | 415,80 | 1.801,80 |
54
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 januari 2008 valt:
Leeftijd | Leeftijd- staffel | Garantie- uurloon | Garantie- weekloon | Garantie- maandloon |
16 jaar | 60% | € 7,81 | € 281,16 | € 1.218,36 |
17 jaar | 70% | 9,11 | 327,96 | 1.421,16 |
18 jaar | 80% | 10,42 | 375,12 | 1.625,52 |
19 jaar | 90% | 11,72 | 421,92 | 1.828,32 |
3. Aan jeugdige werknemers die blijkens het bezit van vakdiploma’s of getuigschriften een primaire opleiding met goed gevolg hebben vol- tooid of in het bezit zijn van een daarmee gelijk te stellen diploma of getuigschrift, moet het loon worden betaald voor jeugdigen die één jaar ouder zijn dan de betrokken werknemers.
4. Aan jeugdige werknemers die blijkens het bezit van vakdiploma’s of getuigschriften een voortgezette opleiding met goed gevolg hebben voltooid of in het bezit zijn van een daarmee gelijk te stellen diploma of getuigschrift, moet het loon worden betaald voor jeugdigen die twee jaar ouder zijn dan de betrokken werknemers.
5. Jeugdige werknemers, die een vakopleiding in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs volgen hebben recht op betaald verlof voor het volgen van de vakopleiding.
e. 1. In afwijking van het in lid a. gestelde betaalt de werkgever een werknemer, die nog nooit eerder in de bedrijfstak heeft gewerkt en voorafgaand langdurig werkloos was, maximaal voor de periode van één jaar een salaris volgens de inloop- schaal. Daarnaast zal aan de werknemer bij aanvang van dit dienstverband een vakopleiding aangeboden worden. Na één jaar geldt bij gebleken geschiktheid, de salarisschaal die be- hoort bij de betreffende functie.
Onder een langdurig werkloze wordt verstaan iemand die, direct voorafgaande aan de indiensttreding, langer dan 1 jaar werkloos is geweest.
2. De salarissen behorend bij de inloopschaal worden als volgt berekend:
Gedurende de eerste 26 weken van het dienstverband geldt een schaalloon van het Wettelijk Minimum Loon (WML) ver- meerderd met 25% van het verschil tussen het WML en het
55
loon volgens Groep I. Gedurende de tweede 26 weken van het dienstverband bedraagt dit verhogingspercentage 50%.
Inloopschaal vastgesteld op 1 januari 2007
Xxxxxxxx | 00 jaar uurloon | weekloon | maandloon |
eerste 26 wk | € 8,41 | € 302,76 | € 1.311,96 |
tweede 26 wk | 9,72 | 349,92 | 1.516,32 |
Xxxxxxxx | 00 jaar en ouder uurloon | weekloon | maandloon |
eerste 26 wk | € 9,34 | € 336,24 | € 1.457,04 |
tweede 26 wk | 10,35 | 372,60 | 1.614,60 |
56
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE III
Door werkgever en werknemer in acht te nemen opzeggingstermij- nen
Opzegging geschiedt tegen het einde van de maand, tenzij bij schrifte- lijke overeenkomst of door het gebruik een andere dag is aangewezen. De door de werkgever in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt bij een arbeidsovereenkomst die op de dag van opzegging:
a. Korter dan 5 jaar heeft geduurd: één maand;
b. 5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar heeft geduurd: twee maanden;
c. 10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar heeft geduurd: drie maanden;
d. 15 jaar of langer heeft geduurd: vier maanden.
De door de werknemer in acht te nemen termijn van opzegging bedraagt één maand.
57
BIJLAGE IV
Functieclassificatie- en beloningssysteem voor leidinggevend, toe- zichthoudend, hoger technisch en administratief personeel
Artikel 1
Deze bijlage is van toepassing op al het leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel.
Artikel 1A
De werkgever zal aan een werknemer, die behoort tot het leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administratief personeel, een sala- ris betalen behorend bij de functiegroep, waarin de werknemer is inge- deeld.
Artikel 2
1. De werkgever zal aan de werknemer van 20 jaar en ouder een sala- ris betalen dat ligt tussen het minimum en maximum van de salaris- schaal behorend bij diens functiegroep. Bij aanstelling kunnen aan de werknemer van 20 jaar of ouder één of meer periodieken worden toegekend.
2. Aan de werknemer van 20 jaar en ouder zal jaarlijks, als regel per 1 januari, een periodieke verhoging worden toegekend totdat het einde van de salarisschaal is bereikt. Een werknemer die korter dan een jaar in dienst is, heeft geen recht op een periodieke verhoging; bij aanstelling kan anders overeengekomen worden.
De werkgever kan de werknemer die onvoldoende functioneert de periodieke verhoging onthouden. De werkgever zal de werknemer hiervan schriftelijk en met redenen omkleed kennis geven. Een periode van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Ziektewet is geen reden om een periodiek te onthouden.
De werkgever kan de werknemer die meer dan gemiddeld functio- neert een extra periodiek verstrekken.
3. Per 1 juli 2007 worden de garantielonen verhoogd met 1,5%. Per 1 januari 2008 worden de garantielonen verhoogd met 1,5%. Deze verhogingen zijn inclusief prijscompensatie.
Werknemers ontvangen bij de loonbetaling van 31 maart 2008 een eenmalige uitkering van € 100,– bruto.
De maandsalarissen voor werknemers van 20 jaar en ouder bedra- gen:
58
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 juli 2007 valt:
Functie- groepen | Minimum | Maximum | Min. Stapgrootte per jaar | Lengte functieschaal |
I | € 1.661,34 | € 1.975,47 | € 31,41 | 10 jaar |
II | 1.818,17 | 2.262,45 | 44,43 | 10 jaar |
III | 2.054,39 | 2.584,27 | 52,99 | 10 jaar |
IV | 2.211,73 | 2.979,89 | 64,01 | 12 jaar |
V | 2.447,46 | 3.233,55 | 65,51 | 12 jaar |
VI | 2.605,79 | 3.759,32 | 82,40 | 14 jaar |
VII | 2.842,03 | 4.180,02 | 89,20 | 15 jaar |
met ingang van de eerste volle loonweek waarin 1 januari 2008 valt:
Functie- groepen | Minimum | Maximum | Min. Stapgrootte per jaar | Lengte functieschaal |
I | € 1.686,26 | € 2.005,10 | € 31,88 | 10 jaar |
II | 1.845,44 | 2.296,39 | 45,10 | 10 jaar |
III | 2.085,21 | 2.623,03 | 53,78 | 10 jaar |
IV | 2.244,91 | 3024,59 | 64,97 | 12 jaar |
V | 2.484,17 | 3.282,05 | 66,49 | 12 jaar |
VI | 2.644,88 | 3.815,71 | 83,63 | 14 jaar |
VII | 2.884,66 | 4.242,72 | 90,54 | 15 jaar |
Salarisstaffel voor werknemers beneden de leeftijd van 20 jaar
Leeftijd | Staffel |
16 jaar | 60% |
17 jaar | 70% |
18 jaar | 80% |
19 jaar | 90% |
4. In afwijking van het in lid 1 en 2 gestelde betaalt de werkgever een werknemer, die nog nooit eerder in de bedrijfstak heeft gewerkt en voorafgaand langdurig werkloos was, maximaal voor de periode van één jaar een salaris volgens de inloopschaal. Daarnaast zal aan de
59
werknemer bij aanvang van dit dienstverband een vakopleiding aan- geboden worden. Na één jaar geldt bij gebleken geschiktheid, de salarisschaal die behoort bij de betreffende functie. Onder een lang- durig werkloze wordt verstaan iemand die, direct voorafgaande aan de indiensttreding, langer dan 1 jaar werkloos is geweest.
De salarissen behorend bij de inloopschaal worden als volgt bere- kend:
gedurende de eerste 26 weken van het dienstverband geldt een schaalloon van het Wettelijk Minimum Loon (WML) vermeerderd met 25% van het verschil tussen het WML en het loon volgens Groep I, gedurende de tweede 26 weken van het dienstverband bedraagt dit verhogingspercentage 50%
Inloopschaal vastgesteld op 31 december 2006
Xxxxxxxx 00 jaar
Minimum maandloon
23 jaar en ouder minimum maanloon
eerste 26 wk € 1.236,44 € 1.382,76
tweede 26 wk 1.367,18 1.464,73
Artikel 3
Functiegroepen
Voor het leidinggevend, toezichthoudend, hoger technisch en administra- tief personeel zijn een zevental functiegroepen onderscheiden. Per groep wordt een omschrijving gegeven van de aard van de werkzaamheden en de daarvoor benodigde kennis en ervaring.
De opgave van enkele voorbeeldfuncties is bedoeld als illustratie van de functiegroepen.
– Groep I
Het uitvoeren van eenvoudige, regelmatig wederkerende werkzaam- heden, waarvoor geen theoretische kennis of praktijkervaring nood- zakelijk is. Het werk wordt onder directe leiding uitgevoerd.
Onder deze groep vallen als regel de jeugdigen, die na maximaal twee jaren ervaring naar groep II overgaan.
Voorbeeld functies:
– Administratief medewerker(ster)
Verricht eenvoudig sorteer-, telefoon- en registratiewerk, als re- gel geen typewerk voor externe doeleinden.
– Jongste bediende
Kan zowel op kantoor als bijvoorbeeld op het laboratorium wor- den aangetroffen.
60
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– Groep II
Het uitvoeren van regelmatig wederkerende werkzaamheden, waar- voor enige algemene ontwikkeling en praktijkervaring noodzakelijk zijn. Het werk wordt onder leiding uitgevoerd doch enige mate van zelfstandigheid bij de uitvoering, evenwel zonder beoordelings- bevoegdheid (hieronder te verstaan de bevoegdheid om in twijfelge- vallen eigen keuzes te doen) kan verlangd worden.
Voorbeeld functies:
– Administratief medewerker(ster)
Voorbereiding van facturering, voorbereiding van loonadmini- stratie en registratiewerk.
– Telefoniste/typiste
Tevens belast met eenvoudige administratieve werkzaamheden.
– Groep III
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor naast enige algemene ontwikkeling en theoretische kennis, praktijkervaring noodzakelijk is.
De werkzaamheden worden met een redelijke mate van zelfstandig- heid uitgevoerd, evenwel zonder beoordelingsbevoegdheid.
Voorbeeld functies:
– Administratief medewerker(ster)
De theoretische kennis blijkt uit het bezit van PDB of een daar- aan gelijkwaardig te achten opleiding, al dan niet afgesloten met diploma of certificaat
– Stenotypiste
– Groep IV
Het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling en theoretische kennis op lager tot middel- baar niveau, enige jaren praktijkervaring noodzakelijk is. De werk- zaamheden worden met een ruime mate van zelfstandigheid uitge- voerd. Leiding geven aan één of meer medewerkers kan inherent zijn aan de functie.
Voor sommige functies kan praktijkervaring de theoretische kennis compenseren, omdat geen ruime mate van eigen verantwoordelijk- heid wordt verlangd.
61
Voorbeeld functies:
– Administrateur
De theoretische kennis blijkt uit het bezit van PDB of mogelijk MBA-diploma
– Administratief medewerker(ster) Als administrateur
– Secretaresse
– Groep V
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast een redelijke algemene ontwikkeling en theoretische kennis op tenminste middel- baar niveau, een gedegen praktijkervaring onontbeerlijk is.
De uitvoering vraagt een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatieven op het eigen werkterrein. Als regel zal leiding worden gegeven aan één of meer medewerkers.
Voorbeeld functies:
– Administrateur
Minimaal opleidingsniveau MBA, dan wel MEAO
– Commercieel medewerker
– Transportleider
– Groep VI
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast algemene ont- wikkeling en theoretische kennis, bij voorkeur op hoger niveau, een grote praktijkervaring onontbeerlijk is.
De uitvoering vraag een grote mate van zelfstandigheid benevens het ontplooien van initiatieven op het eigen werkterrein.
Als regel zal leiding worden gegeven aan één of meer medewerkers en kan direct verantwoording verschuldigd zijn aan de bedrijfs- directeur c.q. bedrijfsleider.
Voorbeeldfuncties:
– Administrateur
Theoretische kennis mogelijk op HEAO-niveau
– Commercieel medewerker
– Chef betonpompsectie
– Transportinspecteur
– Groep VII
Het verrichten van werkzaamheden waarvoor naast algemene ont- wikkeling en een ruime praktijkervaring, theoretische kennis op hoger niveau en/of specialistische kennis onontbeerlijk zijn.
De uitvoering geschiedt met een grote mate van eigen verantwoor- delijkheid en de functie vraagt het ontplooien van initiatieven op het eigen werkterrein.
Er wordt als regel leiding gegeven aan een afdeling van het bedrijf
62
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
met meerdere medewerkers. In veel gevallen is rechtstreeks verant- woording verschuldigd aan de bedrijfsdirecteur.
Voorbeeld functies:
– Hoofd afdeling verkoop
– Hoofd afdeling productie
– Hoofd afdeling transport
– Hoofd afdeling onderhoud
63
BIJLAGE VI
WERKTIJDENREGELING IN DE BETONMORTELINDUSTRIE
VOORWAARDEN AAN DE WERKTIJDENREGELING
Hieronder wordt een compleet overzicht gegeven van de voorwaarden waaraan een tussen werkgever en werknemers overeen te komen werktijdenregeling moet voldoen:
– de normale arbeidsduur bedraagt 144 uur per vier weken;
– de normale arbeidsduur per dag bedraagt minimaal zeven uur;
– de normale arbeidsduur per dag bedraagt maximaal negen uur;
– de normale werktijd dient te liggen tussen 05.00 uur en 18.00 uur;
– de arbeid wordt aangevangen tussen 05.00 en 08.30 uur;
– er kan minimaal vier dagen per week gewerkt worden, mits in die week minimaal 30 uren wordt gewerkt. Een feestdag, vakantiedag of
,,overwerkdag’’ dient in het kader van het dienstrooster als werkdag te worden beschouwd;
– de totale arbeidsduur, dus inclusief eventuele overuren, mag voor werknemers van 18 jaar en ouder maximaal 180 uren per vier weken bedragen. Voor jongere werknemers is dit maximum 160 uur;
– de totale werktijd en wettelijk voorgeschreven rusttijd per dag mag voor werknemers van 18 jaar en ouder niet langer zijn dan 11 uur. Voor jongere werknemers is dit maximum 9 uur;
– op zaterdag en zondag wordt niet gewerkt, behoudens overwerk en met goedkeuring (alleen bij overwerk op zondag) van de Kleine Commissie;
– het dienstrooster dient minimaal één volledige werkweek te bevatten en dient uiterlijk op de laatste werkdag van de week voorafgaand vastgesteld te zijn en aan de werknemers bekend te zijn gemaakt.
Vaststelling werktijdenregeling
In overleg tussen werkgever en werknemers wordt bepaald aan welke voorwaarden de werktijdenregeling van de CAO moet voldoen. Deze voorwaarden mogen uiteraard niet in strijd zijn met de hierboven aan- gegeven voorwaarden, maar kunnen binnen de grenzen van die voor- waarden worden vastgesteld.
Bijvoorbeeld: werkgever en werknemer kunnen bepalen dat de minimale arbeidsduur in het dienstrooster geen zeven uur per dag zal bedragen, maar 71⁄2 uur.
Een ander voorbeeld: werkgever en werknemers kunnen bepalen dat de dienstroosters zodanig dienen te worden vastgesteld, dat elke werknemer binnen een periode van vier weken recht heeft op één vrije dag. Het zal duidelijk zijn dat nog veel meer voorbeelden zijn te geven.
Nadat werkgever en werknemers de voorwaarden hebben vastgesteld, waaraan de werktijdenregeling moet voldoen, is het de werkgever die het dienstrooster – met inachtneming van de voorwaarden – vaststelt.
64
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Vaststelling werktijdenregeling conform artikel 16 lid 2.e.
In redelijk overleg met de ondernemingsraad kan, een van artikel 16 afwijkende, werktijdenregeling van toepassing zijn, indien de werkgever en de OR hierover overeenstemming hebben bereikt.
De normale arbeidsduur per kalenderperiode van 4 weken bedraagt 144 uur en de werkweek loopt van maandag tot en met vrijdag.
Daarbij hebben de werkgever en de OR de mogelijkheid overeenstem- ming te bereiken over de wijze waarop een andere invulling wordt gege- ven aan artikel 18 lid 9 voor zover het betreft de omzetting van over- werkuren in vrije tijd of geld. De overige bepalingen van artikel 18 blijven onverkort van toepassing.
De duur van de afwijkende regeling is gelijk aan de looptijd van de CAO. De afwijkende regeling kan niet stilzwijgend worden verlengd. Indien geen overeenstemming wordt bereikt blijft de werktijdenregeling zoals bepaald in dit artikel, alsmede het bepaalde in artikel 18 lid 9 van toepassing.
Overwerk
– De toeslag voor overwerk voor uren tussen 05.00 en 20.00 uur is 30%.
– Zoals reeds eerder vermeld mogen in een periode van vier weken niet meer dan 36 overuren worden gemaakt.
– Ingeval van overwerk worden de overwerkuren in beginsel omgezet in vrije tijd. De werknemer kan echter uitbetaling in geld vragen. Wel dient de werknemer zijn of haar keuze bij de aanvang van een kalenderperiode van vier weken kenbaar te maken aan de werkgever.
– Indien de werknemer kiest voor uitbetaling in vrije tijd, dienen uiter- lijk binnen drie maanden na de opbouw van gemaakte overuren deze overuren door middel van hele of halve vrije dagen te worden opge- nomen.
Voorbeelden van dienstroosters
Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe dienstroosters er zouden kunnen uitzien op basis van de tussen CAO-partijen gemaakte afspraken.
vd = vrije dag = een dag, waarop een werknemer vrij heeft op basis van het vastgestelde dienstrooster (zie het vierde streepje onder het hoofd- stuk ,,Voorwaarden aan de werktijdenregeling’’).
vakdg = vakantiedag c.q. snipperdag; feestdg = feestdag; owd =
,,overwerkdag’’ = dag ter compensatie voor gemaakte overuren.
65
Week | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donder- dag | Vrijdag | Aantal uren |
1 | 7 | 7 | 8 | 9 | 9 | 40 |
2 | vd | 7 | 8 | 8 | 9 | 32 |
3 | 7 | 8 | 8 | 9 | 9 | 41 |
4 | 8 | 7 | vd | 8 | 8 | 31 |
144 | ||||||
Week | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donder- | Vrijdag | Aantal |
dag | uren | |||||
5 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | 45 |
6 | vd | 7 | 7 | 8 | 8 | 30 |
7 | vd | 8 | 8 | 9 | 9 | 34 |
8 | 9 | 9 | 9 | 8 | vd | 35 |
144 | ||||||
Week | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donder- | Vrijdag | Aantal |
dag | uren | |||||
9 | vd | 9+1 | 8 | 8 | 9+1 | 34 + 2 |
(overuur) | (overuur) | (overuren) | ||||
10 | 8 | 8 | 8 | 9 | 9+1 | 42 + 1 |
(overuur) | (overuur) | |||||
11 | vd | 9 | 7 | 9 | 9+1 | 34 + 1 |
(overuur) | (overuur) | |||||
12 | 7 | 9 | 9 | 9 | vd | 30 |
144 + 4 | ||||||
(overuren) | ||||||
Week | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donder- | Vrijdag | Aantal |
dag | uren | |||||
13 | vakdg | 71⁄2 | 81⁄2 | 8 | 8 | 39,2 |
14 | feestdg | vd | 9 | 9 | 8 | 33,2 |
15 | 8 | 9 | 9 | 9 | 9 | 44 |
16 | 71⁄2 | 71⁄2 | 8 | 71⁄2 | 8 | 38,5 |
144 + | ||||||
10,9 | ||||||
(overuren) |
66
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Week | Maandag | Dinsdag | Woensdag | Donder- dag | Vrijdag | Aantal uren |
17 | owd | 8 | 8 | 9 | 9 | 41,2 |
18 | 7 | 8 | 8 | feestdag | owd of | 37,4 |
(Hemel- | vakdag | |||||
vaarts- | ||||||
dag) | ||||||
19 | 8 | 8 | 8 | 8 | owd | 39,2 |
20 | owd | vd | 8 | 8 | 9+ 1 | 32,2 + 1 |
(overuur) | ||||||
150 + 1 | ||||||
(overuur) | ||||||
= | ||||||
144 + 7 | ||||||
overuren |
NB: In het voorbeeld valt Hemelvaartsdag in week 18. Dat is een feest- dag en telt zodoende voor 7,2 uur mee bij de opbouw van het aantal werkuren per week. De vrijdag na Hemelvaartsdag is in het voorbeeld ingeroosterd als ,,overwerkdag’’ of vakantiedag/snipperdag. Het is ech- ter ook mogelijk deze dag in te roosteren als roostervrije dag. In dat laat- ste geval telt de vrijdag niet mee voor het aantal op te bouwen werkuren per week. Met andere woorden indien de vrijdag na Hemelvaartsdag een vrije dag is, worden in week 18 geen 37,4 uur opgebouwd maar 30,2 uur.
Toelichting: door de vermindering van de werkweek naar gemiddeld 36 uur is de gemiddelde werkdag 7,2 uur gaan bedragen. Dit brengt met zich mee dat een vakantiedag, feestdag of dag ter compensatie van gemaakte overuren (,,overwerkdag’’) 7,2 uur bedraagt. Een vrije dag bedraagt echter nul uur. Dit betekent dat een vakantiedag, feestdag of
,,overwerkdag’’ voor 7,2 uur per dag meetelt voor het aantal in een week op te bouwen werkuren. Een vrije dag telt echter niet mee voor het aan- tal op te bouwen werkuren.
Overwerk in dienstrooster
In de volgende gevallen is er sprake van overuren:
– alle werktijd boven de negen uur per dag;
– alle werktijd boven de 144 uur in vier weken;
– alle werktijd boven de uren die in een dienstrooster staan aangege-
67
ven. Met andere woorden indien de werknemer op bijvoorbeeld de woensdag van week 9 is ingeroosterd voor 8 werkuren, maar hij of zij dient op die dag 9 uur te werken dan is er sprake van 1 overuur.
Gewezen dient te worden op artikel 18 lid 5.b van de CAO. Dit artikel- lid bepaalt dat geen sprake is van overwerk, indien de werknemer arbeid verricht buiten de werktijden, aangewezen in het dienstrooster, mits het aantal uren niet uitstijgt boven het aantal uren, zoals vermeld in het dienst- rooster en de werktijden blijven binnen 05.00 uur en 18.00 uur. De ver- schuiving van de arbeidstijden dient uiterlijk daags tevoren aan de werk- nemer bekend te worden gemaakt.
Indien de werknemer de gemaakte overuren in geld laat uitbetalen die- nen deze overuren uitbetaald te worden op basis van het overeengeko- men loon en de daarbij van toepassing zijnde overwerktoeslag.
Indien de werknemer de gemaakte overuren in vrije tijd laat uitbetalen geldt dat de verkregen vrije tijd als compensatie voor de gemaakte over- uren bedraagt het aantal overuren en daarbij opgeteld de overwerk- toeslag. Met andere woorden als een werknemer 5 overuren heeft ge- maakt, die alle liggen tussen 05.00 en 20.00 uur dan is hiervoor de vergoeding in vrije tijd: 5 overuren + 30% = 6,5 uren.
De werknemer dient – indien hij of zij kiest voor vergoeding in vrije tijd
– de gemaakte overuren binnen drie maanden op te nemen.
Wintersluiting
De CAO voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen kent voor elk jaar een aantal verplichte snipperdagen.
Naast deze verplichte snipperdagen is de werkgever bevoegd zo spoedig mogelijk na 1 september van elk jaar twee verplichte snipperdagen aan te wijzen.
68
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE VIII
Bedrijfsvoorschriften en bijbehorend sanctiereglement voor de werk- nemers vallend onder de CAO-Mortel
1. Ziek- en hersteldmeldingsprocedure
De werknemer die wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten, is verplicht hiervan op de eerste dag van zijn arbeidsongeschiktheid voor ’s morgens 10.00 uur zijn werkgever of de door deze aangewe- zen uitvoerder of andere functionaris in kennis te stellen. Indien deze dag een zaterdag of een zon- of feestdag of een verlofdag is en op die dagen in het bedrijf van de werkgever niet wordt gewerkt, dient de ziekmelding op de eerstvolgende werkdag vóór ’s morgens 10.00 uur te geschieden.
Indien de arbeidsongeschiktheid tijdens de werktijd ontstaat, moet deze melding terstond na het staken van het werk geschieden.
Deze verplichting laat onverlet de voorschriften van het UWV ter zake van ziekmeldingen.
Indien arbeidsongeschiktheid ontstaat tijdens een periode van ver- plichte bedrijfssluiting (vakantie en de periode rond Kerst en Nieuw- jaar), dient de werknemer dit binnen 24 uur na de aanvang van de ongeschiktheid schriftelijk te melden aan de arbodienst.
De werknemer is verplicht de werkgever terstond op de hoogte te brengen van zijn herstel.
2. Eigen verklaring
Aan iedere werknemer wordt een aantal blanco Eigen Verklaringen en antwoordenveloppen verstrekt. De werknemer is verplicht deze Eigen Verklaring reeds op de 1e dag van de ziekmelding aan de werkgever te zenden, ook wanneer de volgende dag het werk wordt hervat. (Zie model eigen verklaring.)
3. Thuisblijven
De werknemer dient thuis te blijven tot het moment dat door of namens de werkgever contact is opgenomen (telefonisch, dan wel
d.m.v. een bezoek), echter maximaal gedurende vijf dagen.
De werknemer mag alleen van huis gaan voor een bezoek aan een arts of om zijn werkzaamheden te hervatten.
Na het eerste controlebezoek, of na vijf dagen, dient de werknemer gedurende drie weken ’s morgens tot 10.00 uur en ’s middags tussen
12.00 en 14.30 uur thuis te zijn, tenzij de bedrijfsarts toestemming geeft om van huis te gaan.
De werknemer dient er rekening mee te houden dat namens de werk-
69
gever contact kan worden opgenomen door een door hem ingescha- kelde Arbodienst. Dit contact kan bestaan uit een uitnodiging op het spreekuur te verschijnen, dan wel uit een bezoek van of telefonisch gesprek met de bedrijfsarts/bedrijfsverpleegkundige.
4. Maak bezoek mogelijk
De werknemer dient controlebezoek door de Arbodienstmedewerkers mogelijk te maken. Deze moeten in staat gesteld worden de werkne- mer in zijn woning of op zijn verpleegadres te bezoeken.
5. Het juiste adres
Indien de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid verhuist of tijde- lijk elders verblijft of van verpleegadres verandert (bijvoorbeeld opname in of ontslag uit een ziekenhuis), behoort hij dit binnen 24 uur aan de werkgever door te geven.
6. Verblijf in het buitenland
De werknemer die zich in het buitenland bevindt en arbeidsonge- schikt wordt, dient zich te houden aan het bepaalde onder punt 1. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxx tijdens het verblijf in het buitenland dient de werknemer terstond naar Nederland terug te keren, na schriftelijke toestemming van huisarts en/of behandelend arts in het buitenland en na overleg met de arbodienst, tenzij de werkgever telefonisch of schriftelijk toestemming verleent het verblijf in het buitenland te continueren.
De werknemer dient voor vertrek toestemming van de bedrijfsarts/ arts arbodienst te hebben indien hij tijdens arbeidsongeschiktheid een meerdaagse periode in het buitenland wil verblijven.
7. Op het spreekuur komen
Aan een oproep om te verschijnen op het spreekuur van de Arbo- dienst dient de werknemer gevolg te geven.
Indien de werknemer een geldige reden tot verhindering heeft (bij- voorbeeld bedlegerigheid of ziekenhuisopname) dan behoort hij dit onmiddellijk aan de werkgever mede te delen. De werknemer hoeft niet op het spreekuur te verschijnen indien hij inmiddels zijn werk- zaamheden heeft hervat.
8. Genezing niet belemmeren
De werknemer dient zich tijdens zijn arbeidsongeschiktheid zodanig te gedragen dat zijn genezing niet wordt belemmerd. Dit ter beoor- deling van de arbodienst.
9. Het verrichten van werkzaamheden
De werknemer dient tijdens zijn arbeidsongeschiktheid geen arbeid te verrichten behalve werkzaamheden die de werknemer door of namens de werkgever worden aangeboden. De aangeboden vervan-
70
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
xxxxx werkzaamheden mogen het genezingsproces niet nadelig beïn- vloeden en worden in overleg met de (bedrijfs)arts vastgesteld.
10. Hervatten bij herstel
Zodra de werknemer weer in staat is aan het werk te gaan, dient hij niet een speciale opdracht daartoe af te wachten.
Indien men opnieuw het werk staakt binnen drie dagen na werk- hervatting dient de werknemer op het eerstvolgende spreekuur van de bedrijfsarts/arts arbodienst te verschijnen.
11. Bezwaren tegen hersteldverklaring
Indien de werknemer na een bepaalde datum weer geheel of gedeel- telijk geschikt geacht wordt zijn werkzaamheden te hervatten terwijl de werknemer van mening is, dat hij op genoemde datum nog steeds arbeidsongeschikt is, dient hij een 2e mening/second opinion aan te vragen bij het UWV.
Sancties
Indien de werknemer zich niet houdt aan de bovengenoemde bedrijfs- voorschriften bij ziekte gedurende de eerste 52 weken kan de werkge- ver besluiten tot het opleggen van sancties, tenzij de werknemer aan- toont dat de overtreding van een controlevoorschrift hem niet verweten kan worden.
SANCTIEREGLEMENT
A. Overtredingen Sanctie
1e overtreding schriftelijke waarschuwing
2e overtreding 3 dagen aanvulling inhouden
3e overtreding 6 dagen aanvulling inhouden
4e overtreding 9 dagen aanvulling inhouden
5e overtreding 12 dagen aanvulling inhouden
6e en volgende idem
B. Geen arbeidsongeschiktheid geen loondoorbetaling
Bij gelijktijdige overtreding van meerdere voorschriften zal de sanctie worden opgelegd die geldt bij de som van deze overtreden voorschriften. Hierbij geldt een referteperiode van één kalenderjaar.
71
DE 2E MENING
De werknemer die geen salaris krijgt doorbetaald omdat de werkgever (na advies van de bedrijfsarts van de Arbodienst) van mening is, dat de werknemer in staat is ,,zijn arbeid’’ te verrichten, kan zich tot het UWV wenden voor een onafhankelijk oordeel.
Deze ,,second opinion’’ houdt in dat het UWV een medische keuring zal verrichten. Indien het UWV van mening is, dat er inderdaad sprake is van arbeidsongeschiktheid worden de kosten van de verstrekte uitkering en de medische keuring verhaald op de werkgever. Is er naar het oordeel van het UWV geen sprake van arbeidsongeschiktheid, dan worden de genoemde kosten verhaald op de werknemer.
Wanneer de werknemer het niet eens is met de uitspraak van het UWV kan hij in beroep gaan bij de sector Bestuursrecht van de Arrondisse- mentsrechtbank.
Ook de werkgever kan het UWV verzoeken een second opinion uit te voeren.
72
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MODEL
Eigen Verklaring
Naam: .........................................................................................................
Adres: .........................................................................................................
Postcode: ....................................................................................................
Woonplaats: ...............................................................................................
1. Wanneer bent u arbeidsongeschikt geworden?
.............................................. dag .............................................. 200...
voor 10.00 uur/tussen 10.00 en 15.00 uur/na 15.00 uur *)
2. a. Bent u door een ongeval arbeidsongeschikt? ja/nee *)
b. Is het een bedrijfsongeval? ja/nee *)
c. Is het een verkeersongeval? ja/nee *)
3. Met ingang van welke dag denkt u weer arbeidsgeschikt te zijn?
a. O ...................................... dag ...................................... 200. *)
b. O onbekend *)
4. Onder welk telefoonnummer bent u te bereiken?
tel: ........................................................................................................
Aldus naar waarheid ingevuld d.d. ................................................ 200...
Naam: Handtekening:
....................................... .......................................
1. *) Doorhalen van niet van toepassing is.
73
BIJLAGE IX
Overzicht van beton- en bouwgeorienteerde opleidingen, cursussen en trainingen
Sommige van de cursussen en trainingen in onderstaand overzicht ko- men in aanmerking voor subsidie vanuit het SFM.
Voor een volledige omschrijving van de genoemde cursussen en trainin- gen wordt verwezen naar de VOBN-studiegids.
MATERIAALKENNIS/TECHNOLOGIE
Trainingen Doel
Algemene basiskennis Beton
Introductie in het algemeen over beton en het vak betontechnologie
Betonlaborant Zelfstandig uitvoeren van laboratorium- werkzaamheden behorend bij vervaardiging en controle van betonspecie en beton
Nascholing Beton- laborant
Toeslagmaterialen- laborant
Gediplomeerde betonlaboranten de gevolgen van de NEN-EN 206 en NEN 8005 voor de praktijk bijbrengen
Verschaffen van benodigde vaardigheden voor achtergrondkennis van laboratorium- werkzaamheden bij productie en/of controle van toeslagmaterialen
Metselmortellaborant Bijbrengen van benodigde kennis en vaardighe-
den t.a.v. beproevingen aan diegenen die laboratoriumwerkzaamheden uitvoeren bij de productie van betonmortel.
Basiskennis Beton- technologie
Practicum Beton- technologie
Eenduidige basis in drie opleidingen op betontechnologisch gebied:
– Betontechnoloog BV
– Betontechnologisch adviseur BV
– Betononderhoudskundige BV
Enige vaardigheid geven aan toekomstige Betontechnoloog BV, die geen diploma Betonlaborant BV heeft, op het gebied van laboratoriumwerkzaamheden
Betontechnoloog Opleiding tot functionaris ,,Betontechnoloog’’ als
bedoeld in art. 10 VBT, art. 9.6.1 NEN 8-5 en BRL 1801
Betontechnologisch adviseur
Opleiding voor medewerker die in alle situaties moet adviseren over samenstelling en verwerken van betonspecie.
74
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MATERIAALKENNIS/TECHNOLOGIE
Temperatuurbeheersing van verhardend beton
Inzicht in technisch en economisch verantwoorde temperatuurbeheersing
BOUWKUNDE/TECHNIEK
Trainingen Doel
Lezen van bestek en tekeningen Basiskennis bouw en uitvoering Basiscursus Beton- uitvoering
Inzicht in functie en gebruik van bestek en tekeningen
Inzicht bieden in en vertrouwd maken met de bouwsector
Inzicht bieden in het proces van beton verwerken en nabehandelen
Bekistingen uitvoering Kennis bijbrengen van diverse uitvoerings-
aspecten
Elementaire Bouwkunde-A
Vergroten van inzicht in de bouw
Verwerken van beton Xxxxxx van vaklieden, die zich bezighouden met
het verwerken van beton, opfrissen en verrijken
LOGISTIEK
Trainingen Doel
Veilig werken met wiellaadschop
Aanbieden van kennis en vaardigheden voor het veilig bedienen van de wiellaadschop
Kraanmachinist Inzicht, kennis en vaardigheden verkrijgen in
veilig en efficiënt werken met hijswerktuigen
Praktijkopleiding Voorraadbeheer
Aanbieden van kennis en vaardigheden om invloed uit te oefenen op de voorraadpositie van het bedrijf
Transportplanning Verwerven van kennis en inzicht voor efficiënte
inzet van middelen en planning van ritten
Transportleider Verwerven van kennis en vaardigheid voor begeleiden, sturen en optimaliseren van het logistieke proces en transport van betonmortel
75
VAKOPLEIDING TRANSPORT EN LOGIS- TIEK
Training Inhoud
Vakopleiding en basiscursus Truckmixer- chauffeur
Module binnen Vakopleiding Chauffeur Beroepsgoederenvervoer. Te kiezen als specialisatie in het laatste halfjaar. De leerling verkrijgt een een leerlingplaats bij een beton- mortelbedrijf. Gedurende deze stage wordt een basiscursus gegeven van in totaal 5 werkdagen verspreid over 5 weken.
De basiscursus is ook toegankelijk voor reeds werkende truckmixerchauffeurs.
CAO-partijen stellen jaarlijks gezamenlijk de opleidingsbehoefte en het daarvoor benodigde budget vast
76
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
REGLEMENT VERSTREKKING EINDEJAARSUITKERING WAO/IVA INGEVOLGE ARTIKEL 3 VAN DE STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS VOOR DE MORTEL- EN MORTELTRANSPORT-ONDERNEMINGEN (AR-WAO/IVA SFM)
Vastgesteld op 14 december 2005
XXXXXXXXX 0
XXXXXXXX
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. de stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
b. de statuten:
de statuten van de stichting;
c. het bestuur:
het bestuur van de stichting;
d. CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
e. eindejaarsuitkering:
jaarlijkse betaling van een bedrag aan WAO-uitkeringsgerechtigden;
f. de werkgever:
de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
g. de werknemer: degene die
1. direct voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid werknemer was in de zin van de CAO of
2. arbeidsongeschikt is geworden in de eerste 6 maanden van de WW-uitkering èn direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werk- nemer was in de zin van de CAO.
h. WW-uitkering:
uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa of IIb van de WW, met uit- zondering van de uitkering op basis van artikel 18 WW wegens werkloosheid uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog wa- ter of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden;
i. de WW:
77
de Werkloosheidswet;
j. de WAO:
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
k. de WIA:
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
l. de IVA:
de Regeling inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten, on- derdeel van de WIA.
XXXXXXXXX 0
XXXXXXX
Artikel 2
De eindejaarsuitkering
1. Een werknemer die op 1 november van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een WAO-uitkering ont- vangt, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij hij is ingedeeld in één van de twee laagste arbeidsongeschiktheidsklassen en/of arti- kel 22 van de WAO van toepassing is.
2. De hoogte van de eindejaarsuitkering WAO wordt bepaald door de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin de werknemer is ingedeeld op 1 november van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering be- taalbaar wordt gesteld.
4. Een werknemer die op 1 november van het kalenderjaar waarin de eindejaarsuitkering betaalbaar wordt gesteld, een IVA-uitkering ont- vangt, heeft recht op een eindejaarsuitkering, tenzij artikel 53 van de WIA van toepassing is. De eindejaarsuitkering IVA bedraagt
€ 550,10,– bruto.
PARAGRAAF 3
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 3
Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlich- tingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten en in dit reglement.
78
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrou- welijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.
Artikel 4
Voorschriften
Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeen- stemming zijn met de bepalingen in de statuten en in dit reglement.
Artikel 5
De betaling
1. De eindejaarsuitkering wordt in de maand december betaalbaar ge- steld.
2. De betaling van een eindejaarsuitkering wordt opgeschort of ge- schorst, als men op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft, dat het recht op eindejaars- uitkering niet of niet meer bestaat of recht op een lagere uitkering bestaat.
3. De eindejaarsuitkering die niet in ontvangst is genomen of is inge- vorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. De stichting is bevoegd in bijzondere gevallen ten gunste van de werknemer af te wijken van de termijn van drie maan- den.
Artikel 6
Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
1. Betalingen die onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.
2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
79
Artikel 7
Bijzondere gevallen
Als de toepassing van het reglement naar het oordeel van het bestuur leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwij- kende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.
Artikel 8
Intern beroep
1. Als een werkgever of werknemer het niet eens is met een beslissing die hem treft, kan hij het bestuur verzoeken daarop terug te komen.
2. Op verzoek van de werkgever of de werknemer ontvangt hij een schriftelijke beslissing van het bestuur. Die beslissing is voorzien van een datum en bevat de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
80
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Reglement verstrekking WW-aanvullingen ingevolge artikel 3 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en morteltransportondernemingen (AR-WW SFM)
Vastgesteld op 14 december 2005
XXXXXXXXX 0
XXXXXXXX
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. de stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
b. de statuten:
de statuten van de stichting;
c. het bestuur:
het bestuur van de stichting;
d. CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
e. de werkgever:
de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
f. de werknemer:
degene die direct voorafgaand aan zijn recht op WW-uitkering werk- nemer was in de zin van artikel 2 van de statuten;
g. WW-uitkering:
uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa of IIb van de WW, met uit- zondering van de uitkering op basis van artikel 18 WW wegens werkloosheid uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog wa- ter of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden;
h. vakantietoeslag:
de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 33 van de WW;
i. pensioenpremie:
de betaling voor de voortzetting van de pensioenopbouw conform het daarover bepaalde bij of krachtens de CAO;
j. loon:
het vast overeengekomen loon krachtens de arbeidsovereenkomst van werknemer, inclusief de geldende vakantietoeslag;
81
k. pensioenfonds:
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Betonmortelindustrie;
l. de WW:
de Werkloosheidswet;
m. het U.R.:
het Uitkeringsreglement WW 2002;
n. Cordares:
Cordares Holding N.V. te Amsterdam.
PARAGRAAF 2
RECHTEN
Artikel 2
10%-aanvulling op de WW-uitkering
1. Een werknemer die voldoet aan de wekeneis uit artikel 17 van de WW en op die basis recht heeft op een WW-uitkering, ontvangt een aanvulling.
2. De hoogte van de aanvulling is 10% van het loon over 13 weken.
3. De aanvulling wordt maximaal 1 keer per jaar verstrekt, gerekend vanaf de eerste werkloosheidsdag van de WW-uitkering waarop een aanvulling is toegekend.
4. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de 10%-aanvulling op zijn WW-uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegen- woordiger van FNV Bouw of de Hout- en Bouwbond CNV. Daarbij dient hij alle gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de vast- stelling van het recht op en de hoogte van de 10%-aanvulling.
Artikel 3
Aanvulling vakantietoeslag
1. Een werknemer die recht heeft op een WW-uitkering en op basis van de WW recht heeft op betaling van vakantietoeslag, ontvangt over de eerste 6 maanden een aanvulling op die vakantietoeslag.
2. Als het recht op WW-uitkering voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde aanvullingstermijn geheel wordt beëindigd wegens het recht op een ZW-uitkering, wordt die termijn verlengd met de pe- riode tussen de beëindiging en de herleving van het recht op WW- uitkering.
3. De hoogte van de aanvullende vakantietoeslag is 30/70ste van de 82
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
vakantietoeslag die op basis van de WW aan werknemer wordt uit- betaald.
4. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de aanvulling va- kantietoeslag op zijn WW-uitkering als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw of de Hout- en Bouwbond CNV. De melding door of namens werknemer dient plaats te vinden na beëindiging van zijn recht op WW-uitkering of, als zijn recht op WW-uitkering langer dan 6 maanden duurt, na het verstrijken van die 6 maanden. Als al een melding als genoemd in artikel 2 lid 4 heeft plaatsgevonden, kan een melding voor de aanvulling vakantie- toeslag achterwege blijven. Werknemer dient alle gegevens te ver- strekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de aanvulling.
PARAGRAAF 3
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 5
Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlich- tingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten en in dit reglement.
2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrou- welijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.
Artikel 6
Voorschriften
Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeen- stemming zijn met de bepalingen in de statuten en in dit reglement.
83
Artikel 7
De betaling
1. De aanvulling wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, maar uiterlijk binnen een maand nadat Cordares namens de stichting het recht op de aanvulling heeft vastgesteld.
2. De betaling van een aanvulling wordt opgeschort of geschorst, als men op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft, dat het recht op aanvulling niet of niet meer bestaat of recht op een lagere aanvulling bestaat.
3. De aanvulling die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. De stichting is bevoegd in bijzondere gevallen ten gun- ste van de werknemer af te wijken van de termijn van drie maanden.
Artikel 8
Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
1. Betalingen die onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.
2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 9
Bijzondere gevallen
Als de toepassing van het reglement naar het oordeel van het bestuur leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwij- kende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.
Artikel 10
Intern beroep
1. Als een werkgever of werknemer het niet eens is met een beslissing die hem treft, kan hij het bestuur verzoeken daarop terug te komen.
2. Op verzoek van de werkgever of de werknemer ontvangt hij een schriftelijke beslissing van het bestuur. Die beslissing is voorzien van een datum en bevat de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
84
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 11
Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement ver- strekking WW-aanvullingen Sociaal Fonds voor de Mortel- en Mortel- transportondernemingen (AR-WW SFM).
85
Reglement verstrekking WW-/WAO-aanvullingen oudere werkne- mers ingevolge artikel 3 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen (AR-WW/ WAO/SFM)
Vastgesteld op 14 december 2005
XXXXXXXXX 0
XXXXXXXX
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. de stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
b. de statuten:
de statuten van de stichting;
c. het bestuur:
het bestuur van de stichting;
d. CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
e. de werkgever:
de werkgever als bedoeld in artikel 2 van de statuten;
f. de werknemer: degene die:
1. direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werknemer was in de zin van de CAO of
2. direct voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid werknemer was in de zin van de CAO of
3. arbeidsongeschikt is geworden in de eerste 6 maanden van de WW-uitkering èn direct voorafgaand aan zijn werkloosheid werk- nemer was in de zin van de CAO èn
op de leeftijd van 55 jaar of ouder bij zijn werkgever heeft geko- zen voor een 4-daagse werkweek.
g. WW-uitkering:
uitkering als bedoeld in hoofdstuk IIa of IIb van de WW, met uit- zondering van de uitkering op basis van artikel 18 WW wegens werkloosheid uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog wa- ter of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden;
h. WAO-uitkering:
uitkering op grond van de WAO;
i. de WW:
de Werkloosheidswet;
86
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
j. de WAO:
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
k. Cordares:
Cordares Holding N.V. te Amsterdam.
PARAGRAAF 2
RECHTEN
Artikel 2
Aanvulling op de WW- of WAO-uitkering
1. De WW- of WAO-uitkering van werknemer wordt aangevuld tot het niveau van de uitkering die werknemer zou hebben ontvangen, als hij voorafgaand aan werkloosheid of arbeidsongeschiktheid een vol- ledige werkweek zou hebben gehad.
2. Een werknemer komt alleen in aanmerking voor de aanvulling als hij zich daarvoor meldt bij een vertegenwoordiger van FNV Bouw- of de Hout- en Bouwbond CNV. Daarbij dient hij alle gegevens te ver- strekken die relevant zijn voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van de aanvulling.
PARAGRAAF 3
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 3
Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlich- tingen is gemachtigd inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd voor de uitvoering van het bepaalde in de statuten en in dit reglement.
2. Degene die bij de uitvoering van het bepaalde in de statuten of in dit reglement kennis neemt van enig gegeven waarvan hij het vertrou- welijk karakter moet begrijpen, is daarover tegenover derden tot geheimhouding verplicht.
87
Artikel 4
Voorschriften
Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering, mits deze voorschriften in overeen- stemming zijn met de bepalingen in de statuten en in dit reglement.
Artikel 5
De betaling
1. De aanvulling wordt zo spoedig mogelijk uitbetaald, maar uiterlijk binnen een maand nadat Cordares namens de stichting het recht op de aanvulling heeft vastgesteld.
2. De betaling van een aanvulling wordt opgeschort of geschorst, als men op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft, dat het recht op aanvulling niet of niet meer bestaat of recht op een lagere aanvulling bestaat.
3. De aanvulling die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. De stichting is bevoegd in bijzondere gevallen ten gun- ste van de werknemer af te wijken van de termijn van drie maanden.
Artikel 6
Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen
1. Betalingen die onverschuldigd zijn gedaan, worden teruggevorderd.
2. Als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het bestuur besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
Artikel 7
Bijzondere gevallen
Als de toepassing van het reglement naar het oordeel van het bestuur leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan het bestuur een afwij- kende beslissing nemen die tegemoet komt aan de bedoelingen van de aanvullingsregeling.
88
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Intern beroep
1. Als een werkgever of werknemer het niet eens is met een beslissing die hem treft, kan hij het bestuur verzoeken daarop terug te komen.
2. Op verzoek van de werkgever of de werknemer ontvangt hij een schriftelijke beslissing van het bestuur. Die beslissing is voorzien van een datum en bevat de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
Artikel 9
Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als het Aanvullingsreglement ver- strekking WW/WAO-aanvullingen Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen (AR-WW/WAO SFM).
89
Bijdragereglement ingevolge artikel 6 van de statuten van de Stich- ting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportonder- nemingen
Vastgesteld op 12 juni 2003
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
– stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
– de statuten:
de statuten van de stichting;
– CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
– bestuur:
het bestuur van de stichting;
– werkgever:
de werkgever in de zin van de CAO;
– werknemer:
de werknemer in de zin van de CAO;
– Cordares CAO-Regelingen:
de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap Cordares CAO- Regelingen B.V.
Artikel 2
Bijdrageverplichting
1. De werkgever is aan de stichting een bijdrage verschuldigd voor de financiering van de in de statuten omschreven doelstellingen.
2. De bijdrage wordt vastgesteld in de vorm van een percentage van het door de werkgever aan zijn werknemers uitbetaalde loon. Als loon wordt aangemerkt het brutoloon SV.
3. De hoogte van de in lid 1 bedoelde bijdrage en de verdeling over de fondsen als genoemd in artikel 3 van de statuten, wordt elk jaar door het bestuur van de stichting aan de hand van een begroting geschat en (voorlopig) vastgesteld. Deze begroting wordt direct ter beschik- king gesteld van partijen bij de CAO. De hoogte wordt pas definitief vastgesteld door het bestuur nadat daarover door partijen bij de CAO overeenstemming is bereikt.
90
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. De bijdrage en de verdeling over de fondsen zijn als volgt vastge- steld:
Fonds Scholing;
Fonds Vorming, Onderwijs en Arbeidsmarktbeleid; Fonds Aanvullingen en Uitkeringen;
Fonds Informatie en Organisatie, Afstemming en Beheer.
Artikel 3
Invordering
1. De invordering van de in artikel 2 bedoelde bijdrage is opgedragen aan Cordares CAO-Regelingen.
2. De stichting heeft ten aanzien van de bijdrageverplichtingen van de werkgevers aan de stichting een zelfstandig recht op invordering.
3. De bijdrage wordt aan het eind van elk kalenderjaar terstond en ineens opeisbaar.
Artikel 4
Betaaltermijnen
1. De betaling van de verschuldigde bijdrage dient per loonbetalings- tijdvak, maar ten minste eenmaal per maand plaats te vinden.
2. Indien de betaling niet binnen veertien dagen na afloop van elke hier- voor bedoelde periode heeft plaatsgevonden, is de werkgever in ver- zuim.
3. Het bestuur is bevoegd vanaf de datum van verzuim rente te vorde- ren over de achterstallige betalingen.
4. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.
5. Het bestuur is bevoegd van invordering van rente geheel of gedeel- telijk af te zien.
6. Cordares CAO-Regelingen is bevoegd tot uitvoering van het be- paalde in de leden 3 en 5.
91
Reglement Informatie en Organisatie, Afstemming en Beheer inge- volge artikel 3 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport-ondernemingen
Vastgesteld op 21 november 2006
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
– stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
– CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
– bestuur:
het bestuur van de stichting;
– werkgever:
de werkgever in de zin van de CAO;
– werknemer:
de werknemer in de zin van de CAO;
– subsidie:
de geldelijke vergoeding die door de stichting wordt verstrekt aan natuurlijke- of rechtspersonen die door het bestuur goedgekeurde activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten verrichten.
– Cordares CAO-Regelingen:
de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap Cordares CAO- Regelingen B.V.
Artikel 2
Aanspraken subsidiegerechtigde
De subsidiegerechtigde heeft ten opzichte van de stichting de aanspra- ken die hij aan de statuten en dit reglement kan ontlenen.
Artikel 3
Voorwaarden rond subsidieaanvragen
1. Ten behoeve van projecten:
– Tijdstip van indiening
Een aanvraag ten behoeve van subsidiëring van projecten dient voor 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidiëring gevraagd wordt te zijn ingediend.
– Vermelding van gegevens in de subsidieaanvraag
92
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
De ingediende verzoeken om subsidie dienen de volgende gege- vens te bevatten: omschrijving doelstelling van de activiteiten, alsmede de te volgen werkwijze; aanvangsdatum en geschatte tijdsduur; uitvoerende personen c.q. instelling; geraamde kosten, gespecificeerd in: a. voorbereidende kosten; b. tarieven, manda- gen, uren e.d.; c. werkzaamheden derden; d. raming beschikbaar- heid geldbehoefte.
– Voortgangsrapportage bij toewijzing
Per kwartaal dient informatie te worden verstrekt, waaruit per activiteit moet blijken:
a. totaal verwerkt bedrag tot moment van rapportage;
b. het nog beschikbare bedrag;
c. de nog te verwachten uitgaven;
d. percentage gereed;
e. de eventueel te verwachten afwijkingen;
f. de gerealiseerde activiteiten en de geprogrammeerde activi- teiten in tijd gezien
– Beëindiging van een project
Indien bij de beëindiging van een project een eindrapport wordt opgesteld, dient een exemplaar van dat eindrapport aan het be- stuur van de stichting te worden verstrekt. Eveneens dient een definitieve afrekening aan het bestuur van de stichting te worden verstrekt, vergezeld van een goedkeurende verklaring van een externe accountant.
2. Ten behoeve van doorlopende bijdragen aan subsidiegenietende in- stellingen:
– Tijdstip van indiening begroting
De desbetreffende instelling dient per kalenderjaar een begroting over haar activiteiten op te stellen. Deze jaarbegroting dient voor 1 november voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de begro- ting betrekking heeft, te zijn ingediend.
– Samenstelling begroting
De begroting dient te zijn samengesteld uit zogenaamde kosten- soorten met zo nodig een specificatie per deelpost op de begro- ting en een toelichting.
– Kwartaalverantwoording
De subsidiegenietende instelling dient ieder kwartaal een over- zicht te verstrekken, waarin naast de begrote cijfers opgenomen zijn (cumulatief) de uitgaven c.q. verwerkte bedragen tot en met dat kwartaal.
– Verklaring registeraccountant
De subsidiegenietende instelling dient elk jaar een verklaring van
93
een externe registeraccountant aan het bestuur van de stichting te verstrekken met betrekking tot de besteding van de subsidie aan de activiteiten ten behoeve waarvan zij is toegekend.
3. Overschrijdingen op activiteiten en begrotingen:
a. Alle relevante overschrijdingen op toegewezen bedragen inzake activiteiten en begrotingen dienen in een zo vroeg mogelijke fase aan het bestuur van de stichting kenbaar te worden gemaakt met opgave van redenen.
b. Relevante overschrijdingen binnen een begroting van de deel- posten dienen eveneens – zo nodig mondeling – aan het bestuur van de stichting te worden gemeld.
c. Voor overboekingen van bedragen binnen een begroting van de ene deelpost naar de andere deelpost, dient vooraf toestemming te worden gevraagd aan het bestuur van de stichting.
Artikel 4
Betalingen aan subsidianten
Om te voorkomen dat er bij de subsidie genietende instellingen overtol- lige liquide middelen aanwezig zijn, zullen betalingen aan deze instel- lingen uitsluitend plaatsvinden op grond van de werkelijk door hen te verrichten uitgaven. Hiertoe zal de wijze van betaling, alsmede het betalingsschema, in overleg worden vastgesteld door het bestuur van de stichting en de desbetreffende instelling.
Artikel 5
Toets doelmatigheid
Het bestuur van de stichting heeft tot taak de doelmatigheid van de uit- gaven van de subsidie genietende instellingen te bezien en te toetsen of die uitgaven rechtmatig zijn ontleend aan de begrotingen.
Artikel 6
Controle
Het bestuur van de stichting is bevoegd te allen tijde de besteding van de ter beschikking gestelde gelden te doen controleren door een door het bestuur aan te wijzen externe accountant.
94
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Reglement Scholing ingevolge artikel 3 van de statuten van de Stich- ting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Mortel-transportonder- nemingen
Vastgesteld op 12 juni 2003
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
– stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
– CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
– bestuur:
het bestuur van de stichting;
– werkgever:
de werkgever in de zin van de CAO;
– werknemer:
de werknemer in de zin van de CAO;
– het loon:
het bruto individueel overeengekomen loon in de zin van de CAO;
– opleidingsinstituut:
een door het bestuur aangewezen opleidings-instituut;
– verletkosten:
het loon, alsmede de over dat loon op grond van de CAO door de werkgever verschuldigde premies en bijdragen.
– SFB CAO-Regelingen:
de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap SFB CAO- Regelingen B.V.
Artikel 2
Vergoeding voor relevante cursussen
1. De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op vergoedin- gen van kosten verbonden aan het volgen van door het bestuur aan- gewezen cursussen die worden verzorgd door het opleidingsinstituut.
2. De cursus dient te zijn gericht op het beroep en/of de loopbaan-
95
ontwikkeling van de werknemer en moet leiden tot verbreding, ver- dieping of bijhouden van vaktechnische en/of sociaal-technische vaardigheden.
3. De duur van de cursus wordt door het bestuur bepaald.
Artikel 3
Verletkosten
De werkgever heeft tegenover de stichting aanspraak op vergoeding van verletkosten verbonden aan het volgen van door het bestuur aangewezen cursussen.
Artikel 4
Cursuskosten
1. De cursuskosten zijn, met inachtneming van het onder lid 2 be- paalde, door de werkgever verschuldigd.
2. Er komen geen cursuskosten ten laste van de werknemer.
3. De stichting vergoedt aan de werkgever de volledige cursuskosten, tenzij het bestuur anders bepaalt.
Artikel 5
Reiskosten
1. De werknemer kan de reiskosten in verband met het volgen van de cursus volgens de daarvoor geldende bepalingen in de CAO bij zijn werkgever declareren.
2. De werkgever kan in het kader van de in het eerste lid genoemde kosten een vast bedrag per dag bij de stichting declareren. Dit bedrag wordt, na verkregen goedkeuring van partijen, jaarlijks door het bestuur vastgesteld.
Artikel 6
Verrekening
Indien de werkgever een opeisbare schuld aan de stichting heeft, wordt deze schuld verrekend met de aanspraken als bedoeld in artikel 3 tot en met 5.
96
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 7
Cursusdagen tijdens ziekte of werkloosheid
Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van door de stichting te verstrekken vergoedingen, indien een werkgever een decla- ratie inzendt voor werknemers of gewezen werknemers die tijdens de cursusdagen recht hebben op een Ziektewet- of Werkloosheidsuitkering.
Artikel 8
Declaratiestaat
1. De werkgever kan zijn aanspraak tegenover de stichting slechts gel- dend maken door middel van door of vanwege de stichting ter beschikking gestelde declaratiestaten.
2. De declaratiestaat dient, volledig ingevuld en ondertekend, zo spoe- dig mogelijk te worden ingediend op een door het bestuur aangewe- zen adres.
3. Op de declaratiestaat verklaart de werknemer dat hij de daarop voor- komende hem betreffende vragen naar waarheid heeft beantwoord, welke verklaring door hem wordt ondertekend. Indien een gemach- tigde voor de werknemer tekent, dient een schriftelijke volmacht aan de declaratiestaat te worden gehecht.
4. De werkgever is gehouden om, ook nadat de declaratie is voldaan, op verzoek van het bestuur de juistheid van de ingediende declaratie- staat aan te tonen, onder meer door overlegging van administratieve bescheiden. Indien en voorzover de werkgever desverlangd de juist- heid van een door hem ingediende en door de stichting voldane declaratiestaat niet aantoont, dient hij het betrokken bedrag op eer- ste vordering aan de stichting te restitueren.
5. De werkgever dient bij de inzending van de declaratiestaat een bewijs van deelname, afgegeven door het opleidingsinstituut, te voe- gen.
97
Artikel 9
Verstrekken van de vergoedingen
1. SFB CAO-Regelingen zal de vergoedingsbedragen betalen binnen vier weken na ontvangst van de desbetreffende declaratiestaat.
2. De vergoedingsbedragen zullen op het bij SFB CAO-Regelingen bekende rekeningnummer van de werkgever worden overgeschreven.
Artikel 10
Verstrekken van inlichtingen
1. De werkgever en de werknemer zijn verplicht aan het bestuur en aan degene die door het bestuur schriftelijk tot het inwinnen van inlich- tingen is gemachtigd, inzage te verlenen in alle bescheiden en voorts alle overige inlichtingen te verschaffen die worden gevraagd ten behoeve van de uitvoering van het bepaalde in de statuten van de stichting en in dit reglement.
2. Degene aan wie bij uitvoering van het bepaalde in de statuten van de stichting of in dit reglement enig bedrijfsgegeven ter kennis komt waarvan hij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, is dienaan- gaande jegens derden tot geheimhouding verplicht.
Artikel 11
Voorschriften
Om een efficiënte werking van de stichting te verzekeren, kunnen door het bestuur nadere voorschriften gegeven worden in overeenstemming met de bepalingen van dit reglement, mits deze voorschriften niet in strijd komen met een of meer bepalingen van de CAO.
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
98
Mortel- en Morteltransportondernemingen 2007/2008 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Reglement Vorming, Onderwijs, Arbeidsmarktbeleid en Arbeidsom- standigheden ingevolge artikel 3 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen
Vastgesteld op 12 juni 2003
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
– stichting:
de Stichting Sociaal Fonds voor de Mortel- en Morteltransport- ondernemingen;
– CAO:
de geldende collectieve arbeidsovereenkomst voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen;
– bestuur:
het bestuur van de stichting;
– werkgever:
de werkgever in de zin van de CAO;
– werknemer:
de werknemer in de zin van de CAO;
– subsidie:
de geldelijke vergoeding die door de stichting wordt verstrekt aan natuurlijke- of rechtspersonen die door het bestuur goedgekeurde activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten verrichten.
– Cordares CAO-Regelingen:
de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap Cordares CAO- Regelingen B.V.
Artikel 2
Aanspraken subsidiegerechtigde
De subsidiegerechtigde heeft ten opzichte van de stichting de aanspra- ken die hij aan de statuten en dit reglement kan ontlenen.
Artikel 3
Voorwaarden rond subsidieaanvragen
1. Ten behoeve van projecten:
99