STATUTEN
STATUTEN
Statuten per 12 augustus 2020
Artikel 1 Definities
In deze statuten wordt verstaan onder:
a) binnenscheepvaart:
de vrachtvaart (exclusief het binnenbeurtvaartbedrijf) met binnenschepen, waaronder begrepen tankschepen, sleepschepen, sleepboten en duwboten;
b) deelnemer:
1. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
2. de werknemer, die niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het bestuur als deelnemer is toegelaten;
3. degene, die deelnemer was als bedoeld onder 1 of 2 en de deelneming vrijwillig voortzet, nadat het bestuur heeft ingestemd met een verzoek daartoe.
c) fonds:
de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart, gevestigd te Rotterdam;
d) pensioenreglement:
het door het bestuur vastgestelde reglement waarin de uitvoering van de pensioenovereenkomst is vastgelegd;
e) toezichthouder:
de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens de Pensioenwet;
f) werkgever:
1. de natuurlijke persoon, rederij of vennootschap, die gevestigd is in Nederland en die in of vanuit Nederland de nationale en/of internationale binnenscheepvaart uitoefent; alsmede
2. de natuurlijke persoon, rederij of vennootschap waarmee het bestuur vrijwillige aansluiting is overeengekomen;
g) werknemer:
1. degene die krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een werkgever en die krachtens dit dienstverband werkzaam is op vaartuigen, die gebruikt worden ten behoeve van de nationale en/of internationale binnenscheepvaart (met uitzondering van de zogenaamde opstapper); dan wel
2. degene die krachtens een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in loondienst is van een werkgever en die krachtens dit dienstverband belast is met werkzaamheden van laden en lossen en van onderhoud en reparatie van de vaartuigen van de werkgever mits op hem Nederlandse loon- en arbeidsvoorwaarden van toepassing zijn of worden toegepast.
Artikel 2 Naam en zetel
1. Het fonds draagt de naam: Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart.
2. Het fonds is gevestigd te Rotterdam.
Artikel 3 Werkingssfeer en doel
1. De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers die:
a. onder de verplichtstelling van het fonds vallen; of
b. niet onder de verplichtstelling van het fonds vallen, maar zich vrijwillig hebben aangesloten door het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met het fonds.
2. Het fonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten, de deelnemers en de gewezen deelnemers, alsmede overige belanghebbenden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Artikel 4 Vrijwillige aansluiting
1. Vrijwillige aansluiting is mogelijk voor de in Nederland gevestigde natuurlijke of rechtspersoon, indien:
a. de loonontwikkeling bij de natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 1 sub c onder 1 en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke of rechtspersoon en een werkgever als bedoeld in artikel 1 sub f onder 1; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon onder de werkingssfeer van het fonds viel.
2. De vrijwillige aansluiting wordt neergelegd in een overeenkomst tussen het fonds en de werkgever zoals bedoeld in artikel 1 sub f onder 2. Het fonds is bevoegd in deze uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting nadere voorwaarden te stellen.
Artikel 5 Middelen en beleggingen
1. Het fonds draagt zorg voor de bescherming van het vermogen.
2. De middelen van het fonds bestaan uit:
a. premies;
b. renten;
c. andere baten.
3. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. uitkeringen voortvloeiende uit toegekende pensioenrechten welke zijn neergelegd in het pensioenreglement;
b. premies voor herverzekering;
c. kosten van bestuur, beheer en administratie;
d. andere uitgaven.
4. Het fonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de Pensioenwet.
5. Het bestuur draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, samen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de verplichtingen van het fonds.
Artikel 6 Actuariële en bedrijfstechnische nota, overdracht of herverzekering
1. Het fonds stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast welke in overeenstemming is met de Pensioenwet. Het bestuur van het fonds overlegt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld aan De Nederlandsche Bank.
2. Indien De Nederlandsche Bank het in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden noodzakelijk acht, gaat het fonds binnen de daarvoor door De Nederlandsche Bank gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortvloeiende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in de Pensioenwet.
Artikel 7 Bestuur
1. Het fonds heeft een paritair bestuursmodel en wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit acht leden. De vertegenwoordigers van de werkgeversverenigingen in de binnenscheepvaart bezetten evenveel zetels als de vertegenwoordigers van de werknemersverenigingen en de pensioengerechtigden in de binnenscheepvaart tezamen. Bestuursleden worden op voordracht als bedoeld in lid 2, dan wel na verkiezing van een pensioengerechtigdenlid als bedoeld in lid 3, door het zittende bestuur benoemd. Benoeming vindt plaats per de eerste dag van enige maand.
2. Van de bestuursleden worden voorgedragen:
a. drie werkgeversleden door het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart, statutair gevestigd te Rotterdam;
b. één werkgeverslid door Koninklijke BLN-Schuttevaer , statutair gevestigd te Rotterdam;
c. twee werknemersleden door Nautilus International, statutair gevestigd te Rotterdam;
d. één werknemerslid door CNV Vakmensen, statutair gevestigd te Utrecht.
3. Het bestuur stelt regels vast voor verkiezing van het bestuurslid namens de pensioengerechtigden. Het bestuur legt deze regels vast in een verkiezingsreglement.
4. Voor het (her)benoemen van een bestuurslid stelt het bestuur nadere regels vast in een benoemingsprocedure.
5. Het bestuur legt de (her)benoeming van een kandidaat bestuurslid voor aan de raad van toezicht. De raad van toezicht kan de benoeming van deze kandidaat bestuurder beletten indien deze niet voldoet aan de profielschets voor bestuursleden.
6. De bestuursleden hebben zitting gedurende vier achtereenvolgende jaren. Aftreden van de bestuursleden geschiedt op basis van een rooster van aftreden dat door het bestuur wordt vastgesteld. Aftredende bestuursleden zijn na 1 juli 2014 maximaal tweemaal herbenoembaar.
7. In geval van een vacature onder de bestuursleden wordt binnen zes (6) maanden na het ontstaan van de vacature in een nieuwe voordracht voorzien door de vereniging die het gedefungeerde bestuurslid heeft voorgedragen, dan wel is er een nieuw bestuurslid namens pensioengerechtigden gekozen door de pensioengerechtigden. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
8. De bestuursleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Het bestuurslid dat deze verplichting schendt, kan bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven.
9. De bestuursleden voldoen aan de eisen die krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
10. Het bestuur geeft van elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf kennis aan De Nederlandsche Bank. Een benoeming als bestuurslid vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat De Nederlandsche Bank niet binnen de dan geldende wettelijke termijn na ontvangst van de in de vorige zin bedoelde mededeling laat weten niet in te stemmen met de benoeming.
11. Het bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter.
12. Behalve door aftreden zoals omschreven in lid 6, eindigt het lidmaatschap van het bestuur:
a. door te bedanken;
b. door overlijden;
c. doordat het bestuurslid bij rechterlijke uitspraak:
• onder curatele is gesteld; of
• in staat van faillissement is verklaard; of
• surseance van betaling heeft verkregen; of
• wegens schulden is gegijzeld;
d. door een daartoe strekkend besluit van het bestuur.
13. Een bestuurslid kan door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien het:
a. naar het oordeel van het bestuur niet naar behoren functioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap inherente verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur zich gedraagt op een wijze waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak uitvoert of functie vervult die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap. De schorsing vervalt, indien deze niet binnen drie maanden door ontslag is gevolgd. Indien een bestuurslid wordt ontslagen, vraagt het bestuur de voordragende organisatie een ander bestuurslid voor te dragen. Indien een pensioengerechtigdenlid wordt ontslagen, vinden
verkiezingen plaats op grond van het verkiezingsreglement. Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag wordt schriftelijk genomen met vermelding van redenen en is onmiddellijk van kracht.
14. Een bestuurslid wordt niet eerder ontslagen dan nadat de raad van toezicht is gehoord.
15. Het bestuurslid, over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd, wordt de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 leden 3 tot en met 9 dient een besluit tot schorsing te worden genomen met meerderheid van tweederde van de stemmen in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn, met dien verstande dat de eventuele afwezigheid van degene
over wiens schorsing of ontslag wordt besloten de besluitvorming niet zal beletten en dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten. Een schorsing die niet binnen drie maanden wordt gevolgd door een besluit tot verlenging
xxx xx xxxxxxxxx of door ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9 dient een besluit tot ontslag te worden genomen met meerderheid van tweederde van de stemmen in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens ontslag wordt beraadslaagd buiten beschouwing wordt gelaten.
Artikel 7A Vrijwaring
1. Het fonds vrijwaart elk (voormalig) lid benoemd door het bestuur, elk voormalig lid van het verantwoordingsorgaan, elk (voormalig) lid van de raad van toezicht, elk (voormalig) lid van een door het bestuur ingestelde commissie voor alle uitgaven (met inbegrip van in redelijkheid gemaakte en onderbouwde honoraria van advocaten, adviseurs, rechtshulpverleners of andere vertegenwoordigers in rechte), geldelijke gevolgen van vonnissen, geldboetes en in het kader van schikkingen betaalde bedragen die daadwerkelijk en redelijkerwijs door hem zijn gemaakt in verband met een actie, rechtszaak of procedure voortkomend uit en/of verband houdend met elke (voorgenomen) actie in of buiten rechte ongeacht het feit of dit een reële of beweerde actie betreft.
2. Het fonds neemt de uitgaven die hieruit voortvloeien, na voorafgaande goedkeuring van het bestuur, voor zijn rekening. Alle uitgaven worden tijdig door het fonds voldaan.
3. Onverminderd het in lid 1 bepaalde wordt geen vrijwaring gegeven tegen een vordering, geschil of kwestie ten aanzien waarvan door de Nederlandse rechter bij kracht van gewijsde wordt vastgesteld dat degene, zoals bedoeld in lid 1, zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag bij de uitoefening van zijn taken voor het fonds.
4. Geen (gedeeltelijke) vrijwaring wordt gegeven, indien en voor zover de geldelijke gevolgen als bedoeld in lid 1 van dit artikel worden gedekt door een uitkering van een verzekering.
5. Het fonds heeft de bevoegdheid een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor alle organen van het fonds.
Artikel 8 Taken en bevoegdheden van het bestuur
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van het in de statuten en reglementen bepaalde.
2. Het bestuur bepaalt het beleid van het fonds.
3. Het bestuur is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen, en het aangaan van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
4. Twee bestuursleden gezamenlijk, vertegenwoordigen het fonds in en buiten rechte.
5. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken werkgevers, deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen
voelen.
6. Het bestuur van het fonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid van het bestuur en de wijze waarop het is uitgevoerd.
7. Het bestuur kan al hetgeen betrekking heeft op het fonds, haar organen en de respectievelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden dan wel de delegatie daarvan, opnemen in reglementen. De bepalingen van deze reglementen mogen niet in strijd zijn met enige wettelijke bepaling en evenmin met deze statuten.
Artikel 9 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee bestuursleden wenselijk achten, doch ten minste viermaal per jaar.
2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de voorzitter en bij diens afwezigheid door de vice-voorzitter.
3. Geldige besluiten kunnen worden genomen in vergaderingen, waarin ten minste twee derde van de bestuursleden aanwezig is.
4. Kan een besluit niet worden genomen doordat niet is voldaan aan het in lid 3 bepaalde dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen. Op deze vergadering kan het besluit worden genomen mits er ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn.
5. Besluiten van het bestuur worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. Indien de stemmen staken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Staken de stemmen bij een volgende vergadering opnieuw, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Alleen over personen wordt gestemd met gesloten en ongetekende briefjes.
6. De bestuursleden hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem. Indien het bestuur niet voltallig aanwezig is heeft elk werkgeverslid evenveel stemmen als er werknemers- en pensioengerechtigdenleden aanwezig zijn en elk werknemerslid en pensioengerechtigdenlid evenveel stemmen als er werkgeversleden aanwezig zijn.
7. Het bestuur kan, indien de voorzitter (of bij diens ontstentenis de vice-voorzitter) en ten minste een ander bestuurslid dit wenselijk achten, ook buiten de vergadering besluiten nemen. Indien echter een of meer bestuursleden de wens daartoe te kennen geven, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.
8. Ieder bestuurslid is bevoegd tot raadpleging van een deskundige ter zake van aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuurslid kan zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste één vierde van de bestuurders zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering door een deskundige laten bijstaan.
Artikel 10 Oproeping voor de vergaderingen van het bestuur
1. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur geschiedt door of namens de voorzitter schriftelijk met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk door of in opdracht van deze leden met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen. In spoedeisende gevallen, ter beoordeling door de voorzitter, kan deze termijn worden verkort.
2. De oproeping vermeldt het tijdstip, de plaats en wijze van vergadering en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur kan ter vergadering besluiten of een onderwerp behandeld wordt, indien een onderwerp niet op de oproeping vermeld is, doch alleen indien alle bestuursleden aanwezig zijn.
3. In vergaderingen die niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen of onderwerpen die nietbij de oproeping zijn geagendeerd, kunnen slechts besluiten worden genomen indien alle bestuursleden aanwezig zijn.
Artikel 11 Verantwoordingsorgaan
1. Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan als bedoeld in de Pensioenwet.
2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden en kent drie geledingen: vertegenwoordigers van deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers. De werkgeversgeleding heeft twee leden, de geledingen van deelnemers en pensioengerechtigden hebben gezamenlijk vier leden. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd.
3. Elke geleding heeft een plaatsvervangend lid dat een lid van de betreffende geleding bij ontstentenis vervangt; tijdens een dergelijke vervanging heeft het plaatsvervangend lid bevoegdheden die een lid van het verantwoordingsorgaan toekomen.
4. De vertegenwoordigers van de werkgevers en hun plaatsvervangers worden benoemd door de verenigingen genoemd in artikel 7 lid 2 sub a en b.
5. De vertegenwoordigers van de deelnemers en de pensioengerechtigden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de verenigingen genoemd in artikel 7 lid 2 sub c en d, mits die verenigingen voldoen aan het bepaalde in de Pensioenwet. Indien echter ten minste 1% dan wel 500 van de deelnemers of pensioengerechtigden hierom verzoeken, organiseert het bestuur een verkiezing voor de betreffende geleding. Het bestuur kan op eigen initiatief een verkiezing organiseren indien er geen vertegenwoordigers zijn benoemd. In geval van een verkiezing, stelt het bestuur een verkiezingsreglement vast.
6. De leden van het verantwoordingsorgaan en hun plaatsvervangers worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Aftredende leden van het verantwoordingsorgaan zijn na 1 juli 2014 maximaal tweemaal herbenoembaar.
7. Behalve door periodiek aftreden eindigt het (plaatsvervangend) lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van de vereniging die het lid heeft benoemd;
d. door ontslag door het verantwoordingsorgaan, wanneer de betrokkene naar de mening van de meerderheid van het verantwoordingsorgaan ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie, maar niet eerder dan nadat het betreffende lid, en de raad van toezicht zijn gehoord. Voor een dergelijk besluit is vereist dat de meerderheid van de leden aanwezig is, waarbij vacante zetels niet worden meegeteld, en elke geleding door ten minste één lid vertegenwoordigd is. Het verantwoordingsorgaan beslist bij gewone meerderheid van stemmen van het aantal aanwezige leden.
e. door ontslag door het bestuur vanwege het overtreden van de interne gedragscode danwel vanwege een andere zwaarwegende reden die erom vraagt dat het lidmaatschap eindigt, maar niet eerder dan nadat het betreffende lid, en de raad van toezicht zijn gehoord.
8. Lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
9. Het verantwoordingsorgaan heeft de taken en bevoegdheden conform het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
Daarnaast stelt het bestuur het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit over:
a. het vaststellen en wijzigen van het reglement van het verantwoordingsorgaan;
b. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid;
c. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten; en
d. het vaststellen en wijziging van het reglement van de raad van toezicht.
10. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken, bevoegdheden en de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd.
Artikel 12 Raad van toezicht
1. Het fonds heeft een raad van toezicht als bedoeld in de Pensioenwet. De raad van toezicht bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
2. Benoeming van de leden van de raad van toezicht gebeurt door het bestuur en vindt plaats na een bindende voordracht door het verantwoordingsorgaan. Het bestuur deelt elke wijziging in de samenstelling van de raad van toezicht vooraf mee aan De Nederlandsche Bank. Een benoeming als lid van de raad van toezicht vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat De Nederlandsche Bank niet binnen de dan geldende wettelijke termijn na ontvangst van de in de vorige zin bedoelde mededeling laat weten niet in te stemmen met de benoeming.
3. De zittingsduur voor leden van de raad van toezicht is vier jaar. Een lid kan maximaal een keer worden herbenoemd.
4. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van de raad van toezicht:
a. door bedanken;
b. door overlijden;
c. door een daartoe strekkend besluit van het bestuur, maar niet eerder dan nadat het betreffende lid en de raad van toezicht door het bestuur zijn gehoord en na bindend advies
van het verantwoordingsorgaan wegens disfunctioneren van het betreffende lid.
5. Aan de raad van toezicht komen de goedkeuringsrechten toe als opgenomen in de Pensioenwet. Het ontbreken van de op grond van de Pensioenwet vereiste goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur of bestuursleden niet aan. Het bestuur en de raad van toezicht verplichten zich om met elkaar in overleg te treden hoe een eventueel (dreigend) geschil naar aanleiding van het ontbreken van de goedkeuring naar tevredenheid van beide organen kan worden voorkomen of opgelost.
6. De raad van toezicht meldt het disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en aan het bestuur. Indien het bestuur niet binnen een redelijke termijn, naar tevredenheid van de raad van toezicht, handelt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren van het bestuur aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht kan de bestuurders van het fonds schorsen of ontslaan wegens disfunctioneren. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake indien het bestuur een besluit heeft genomen zonder de op grond van artikel 104, derde lid, van de Pensioenwet benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat dit nodig was in het belang van de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden dan wel voortvloeit uit een aanwijzing van de toezichthouder, een last onder dwangsom of rechtstreeks voortvloeit uit een wettelijk voorschrift.
De raad van toezicht neemt een beslissing tot schorsing of ontslag unaniem in een vergadering waarin de voltallige raad van toezicht aanwezig is.
8. Het bestuur kan bij reglement verdere bevoegdheden toekennen aan de raad van toezicht.
9. Het bestuur stelt na ingewonnen advies bij het verantwoordingsorgaan een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en/of zijn werkwijze nader worden vastgelegd.
Artikel 13 Wijziging van statuten en pensioenreglement
A. Wijziging van statuten
1. Het bestuur kan de statuten bij besluit wijzigen.
2. In de statuten aangebrachte wijzigingen zijn na hun inwerkingtreding bindend voor alle deelnemers en ook voor gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
3. Een wijziging treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
B. Wijziging van pensioenreglement
4. Het bestuur kan het pensioenreglement bij besluit wijzigen.
5. Een wijziging treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip.
Artikel 14 Overeenkomsten met andere pensioenfondsen
1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen en verzekeraars overeenkomsten aan te gaan, welke ten doel hebben de aanspraken, door deelnemers verkregen bij hun overgang van het fonds naar een ander pensioenfonds of naar een verzekeraar of bij hun overgang van een ander pensioenfonds of van een verzekeraar naar het fonds, op hun verzoek met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen.
2. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement afwijken, in overeenstemming met een evenwichtige belangenafweging.
Artikel 15 Juridische fusie en liquidatie
1. Besluiten tot juridische fusie of ontbinding van het fonds worden genomen door het bestuur. Een besluit tot juridische fusie of liquidatie van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn.
2. De liquidatie zal geschieden door het ten tijde van de ontbinding zittende bestuur. Tijdens de liquidatie blijven deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
3. Het fonds is verplicht bij liquidatie haar verplichtingen over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder, met inachtneming van de krachtens de Pensioenwet geldende eisen.
4. Indien na vereffening van alle verplichtingen van het fonds een negatief saldo overblijft, kan dit leiden tot een vermindering van de rechten en/of aanspraken. Een positief saldo zal zoveel mogelijk worden aangewend overeenkomstig het doel van het fonds.
Artikel 16 Voorrangsbepaling
Wanneer een bepaling van de statuten en een bepaling van een reglement van het fonds met elkaar in tegenspraak is, dan geldt de bepaling van de statuten.
Artikel 17 Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin deze statuten of de reglementen van het fonds niet voorzien, beslist het bestuur.
Artikel 18 Inwerkingtreding
Deze statuten zijn in werking getreden op 1 januari 1961 en zijn laatstelijk gewijzigd per 12 augustus 2020.