Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2011 Nr. 62
A. TITEL
Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds;
(met Bijlagen, Aanhangsels, Protocollen, Aantekeningen, Memoranda van overeenstemming en Gezamenlijke verklaringen)
Xxxxxxx, 0 oktober 2010
B. TEKST1)
Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Mal- tese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Koreaanse tekst zijn niet opgenomen. De Bijlagen, Aanhangsels en Aantekeningen liggen ter inzage bij de Afdeling
Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna de „lidstaten van de Europese Unie” genoemd,
en
de Europese Unie, enerzijds, en
de Republiek Korea, hierna „Korea” genoemd, anderzijds,
Erkennende dat zij een langdurig en sterk partnerschap hebben, dat is gebaseerd op de gemeenschappelijke beginselen en waarden die zijn weergegeven in de Kaderovereenkomst,
Geleid door de wens, consistent met het kader van hun algemene betrekkingen, hun nauwe economische banden verder aan te halen, en ervan overtuigd dat deze overeenkomst een nieuw klimaat voor de ont- wikkeling van de wederzijdse handel en investeringen door de partijen tot stand zal brengen,
Ervan overtuigd dat deze overeenkomst een uitgebreidere en betrouw- bare markt voor goederen en diensten alsmede een stabiel en voorspel- baar investeringsklimaat tot stand zal brengen, en aldus het concurren- tievermogen van hun ondernemingen op mondiale markten zal versterken,
Opnieuw bevestigende dat zij het Handvest van de Verenigde Naties, ondertekend te San Francisco op 26 juni 1945, en de Universele Verkla- ring van de Rechten van de Mens, door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vastgesteld op 10 december 1948, ten volle onder- schrijven,
Opnieuw bevestigende dat zij zich inzetten voor een duurzame ont- wikkeling, en ervan overtuigd dat de internationale handel bijdraagt aan een duurzame ontwikkeling in economisch, sociaal en ecologisch op- zicht, met inbegrip van de economische ontwikkeling, het terugdringen van armoede, volledige en productieve werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen, alsmede de bescherming en het behoud van het milieu en de natuurlijke hulpbronnen,
Erkennende dat de partijen, zoals in deze overeenkomst is vastgelegd, het recht hebben om op basis van het door hen passend geachte bescher- mingsniveau maatregelen te treffen die nodig zijn ter verwezenlijking van legitieme doelstellingen van overheidsbeleid, mits dergelijke maat- regelen geen middel tot ongerechtvaardigde discriminatie of een ver- kapte beperking van de internationale handel vormen,
Vastbesloten transparantie te bevorderen ten aanzien van alle rele- vante belanghebbenden, met inbegrip van de particuliere sector en orga- nisaties van het maatschappelijk middenveld,
Geleid door de wens de levensstandaard te verhogen, economische groei en stabiliteit te bevorderen, nieuwe mogelijkheden voor werkgele- genheid te scheppen en het algemene welzijn te verbeteren door libera- lisering en uitbreiding van de wederzijdse handel en investeringen,
Met het oog op de vaststelling van duidelijke en over en weer tot voordeel strekkende regels voor hun handel en investeringen en ter ver- mindering of afschaffing van de belemmeringen voor de wederzijdse handel en investeringen,
Vastbesloten bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en de uit- breiding van de wereldhandel door met deze overeenkomst handelsbe- lemmeringen weg te nemen en tussen hun grondgebieden nieuwe handels- of investeringsbelemmeringen die de voordelen van deze over- eenkomst zouden kunnen beperken, te vermijden,
Voortbouwend op hun respectieve rechten en verplichtingen ingevolge de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandels- organisatie van 15 april 1994, hierna „WTO-Overeenkomst” genoemd, en andere multilaterale, regionale en bilaterale overeenkomsten en uit- voeringsregelingen waarbij zij partij zijn,
Zijn het volgende overeengekomen:
HOOFDSTUK EEN DOELSTELLINGEN EN ALGEMENE DEFINITIES
Artikel 1.1
Doelstellingen
1. De partijen brengen hiermee overeenkomstig deze overeenkomst een vrijhandelsgebied met betrekking tot goederen, diensten en vestiging alsmede bijbehorende regels tot stand.
2. De doelstellingen van deze overeenkomst zijn:
x. xx xxxxxx in goederen tussen de partijen te liberaliseren en te bevorderen, in overeenstemming met artikel XXIV van de Algemene overeenkomst inzake tarieven en handel 1994, hierna „GATT 1994” genoemd;
b. de wederzijdse handel in diensten en investeringen door de partijen te liberaliseren, in overeenstemming met artikel V van de Algemene overeenkomst betreffende handel en diensten, hierna „GATS 1994” ge- noemd;
c. de mededinging in hun economieën te bevorderen, met name op het gebied van de economische betrekkingen tussen de partijen;
d. de markten voor overheidsopdrachten van de partijen op weder- zijdse basis verder te liberaliseren;
e. intellectuele-eigendomsrechten adequaat en doeltreffend te bescher- men;
f. bij te dragen aan de harmonische ontwikkeling en uitbreiding van de wereldhandel, door het wegnemen van handelsbelemmeringen en door een omgeving te ontwikkelen die een toename van investeringsstro- men bevordert;
g. erkennende dat duurzame ontwikkeling een overkoepelende doel- stelling is, een zodanige ontwikkeling van de internationale handel na te streven dat aan de doelstelling van duurzame ontwikkeling wordt bijge-
dragen, alsmede dat met deze doelstelling rekening wordt gehouden en dat zij tot uitdrukking komt op elk niveau van de handelsbetrekkingen tussen de partijen; en
h. buitenlandse directe investeringen aan te moedigen zonder dat, bij de toepassing en handhaving van milieu- en arbeidswetgeving van de partijen, milieunormen, arbeidsnormen of normen inzake gezondheid en veiligheid op het werk naar beneden worden bijgesteld of worden afge- zwakt.
Artikel 1.2
Algemene definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
de partijen: de Europese Unie of haar lidstaten of de Europese Unie en haar lidstaten, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden zoals deze voortvloeien uit het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „EU” genoemd), enerzijds, en Korea anderzijds;
de kaderovereenkomst: de Kaderovereenkomst inzake handel en sa- menwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, ener- zijds, en de Republiek Korea, anderzijds, ondertekend te Luxemburg op 28 oktober 1996 dan wel enige overeenkomst waarbij die kaderovereen- komst wordt geactualiseerd, gewijzigd of vervangen; en onder
de douaneovereenkomst: de Overeenkomst tussen de Europese Ge- meenschap en de Republiek Korea betreffende samenwerking en weder- zijdse administratieve bijstand in douanezaken, ondertekend te Brussel op 10 april 1997.
HOOFDSTUK TWEE
NATIONALE BEHANDELING EN MARKTTOEGANG VOOR GOEDEREN
AFDELING A GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 2.1
Doel
Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtre- ding van deze overeenkomst, wordt de handel in goederen door de par- tijen geleidelijk en wederzijds geliberaliseerd, overeenkomstig het be- paalde in deze overeenkomst en in overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994.
Toepassingsgebied
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de handel in goederen1) tussen de partijen.
Artikel 2.3
Douanerechten
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden onder douanerechten verstaan alle rechten en heffingen ter zake van of in verband met de invoer van goederen, met inbegrip van alle aanvullende belastingen of heffingen ter zake van dergelijke invoer2). Onder douanerechten worden niet verstaan:
a. heffingen gelijkwaardig aan interne belastingen die overeenkom- stig artikel 2.8 worden geheven ter zake van soortgelijke interne goede- ren of ter zake van goederen waaruit de ingevoerde goederen geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd of geproduceerd;
b. rechten die overeenkomstig hoofdstuk drie (Handelsmaatregelen) worden opgelegd ingevolge de wet- en regelgeving van een partij;
c. vergoedingen die worden verlangd of andere heffingen die worden opgelegd in overeenstemming met artikel 2.10, ingevolge de wet- en regelgeving van een partij; of
d. rechten opgelegd ingevolge de wet- en regelgeving van een partij in overeenstemming met artikel 5 van de Overeenkomst inzake de land- bouw, die is opgenomen in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst.
Artikel 2.4
Indeling van goederen
De indeling van goederen in het handelsverkeer tussen de partijen geschiedt overeenkomstig de tariefnomenclatuur van elk van beide par- tijen, uitgelegd in overeenstemming met het geharmoniseerde systeem, hierna „GS” genoemd, dat is ingesteld bij het op 14 juni 1983 te Brus- sel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen.
1) In deze overeenkomst wordt onder goederen verstaan producten als bedoeld in de GATT 1994, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.
2) De partijen zijn het erover eens dat deze definitie de behandeling door de partijen, in overeenstemming met de WTO-Overeenkomst, van handel op basis van de meestbegunstigingsclausule, onverlet laat.
AFDELING B AFSCHAFFING VAN DOUANERECHTEN
Artikel 2.5
Afschaffıng van douanerechten
1. Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, schaft elk van beide partijen haar douanerechten op goederen van oorsprong uit de andere partij af, overeenkomstig haar lijst die is opgenomen in bijlage 2-A.
2. Voor elk goed is het basisdouanerecht waarop ingevolge lid 1 de achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, het recht dat in de lijs- ten in bijlage 2-A is vermeld.
3. Indien een partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst op enig tijdstip het door haar toegepaste recht voor meest begunstigde natie (hierna „MBN” genoemd) verlaagt, dan geldt dat recht voor handel waarop deze overeenkomst van toepassing is, indien en zolang het lager is dan het overeenkomstig haar lijst in bijlage 2-A berekende recht.
4. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg om te bezien of douanerechten ter zake van invoer tussen hen versneld en in ruimere mate kunnen worden afgeschaft. Met een besluit van de partijen in het Handelscomité, naar aanleiding van zulk overleg, dat een douanerecht op een goed versneld en in ruimere mate wordt afgeschaft, worden dou- anerechten of afbouwcategorieën die voor dat goed overeenkomstig hun lijsten in bijlage 2-A zijn vastgesteld, vervangen.
Artikel 2.6
Status-quo
Tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, met inbegrip van het- geen uitdrukkelijk in de in bijlage 2-A opgenomen lijst van elk van beide partijen is vermeld, mag geen van hen bestaande douanerechten verho- gen of nieuwe douanerechten vaststellen op een goed van oorsprong uit de andere partij. Dit sluit niet uit dat elk van beide partijen een douane- recht na een eenzijdige verlaging mag verhogen tot het in haar lijst in bijlage 2-A vastgelegde niveau.
Beheer en toepassing van tariefcontingenten
1. Elk van beide partijen beheert en past de tariefcontingenten toe die zijn vastgelegd in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst, in overeenstemming met artikel XIII van de GATT 1994, met inbe- grip van de aantekeningen erop en de in bijlage 1A bij de WTO- Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake procedures op het ge- bied van invoervergunningen.
2. Elk van beide partijen waarborgt dat:
a. haar procedures voor het beheer van haar tariefcontingenten trans- parant zijn, beschikbaar worden gesteld aan het publiek, tijdig voorhan- den zijn en niet discrimineren, adeqaat op de marktomstandigheden inspelen, zo min mogelijk een last voor het handelsverkeer vormen, en rekening houden met de voorkeuren van de eindgebruikers;
b. iedere persoon van een partij die aan de wettelijke en bestuursrech- telijke bepalingen van de partij van invoer voldoet, een aanvraag voor een tariefcontingent kan indienen en voor toewijzing hiervan door de partij in aanmerking kan komen. Tenzij de partijen bij beslissing van het Comité voor de handel in goederen anders overeenkomen, kan elke ver- werker, elke detailhandelaar, elk restaurant, elk hotel, elke maaltijdver- strekker of instelling, en elke andere persoon verzoeken om en in aan- merking komen voor toewijzing van een tariefcontingent. Elke vergoeding voor diensten in verband met een verzoek om toewijzing van een tariefcontingent wordt beperkt tot de daadwerkelijke kosten van de verleende diensten;
c. zij, behoudens het bepaalde in aanhangsel 2-A-1 van haar lijst in bijlage 2-A, geen deel van een tariefcontingent aan een producenten- groepering toewijst, de toewijzing van een tariefcontingent niet afhan- kelijk stelt van de aankoop van interne producten, en niet alleen verwer- kers in aanmerking laat komen voor een tariefcontingent; en
d. zij tariefcontingenten toewijst in commercieel haalbare ladingen en zoveel mogelijk in de hoeveelheden waarom importeurs verzoeken. Ten- zij met betrekking tot elk tariefcontingent en de toepasselijke tarieflijn in aanhangsel 2-A-1 van de in bijlage 2-A opgenomen lijst van een par- tij anders is bepaald, geldt elke toewijzing van een tariefcontingent voor elk goed of elke mix van goederen waarvoor een bepaald tariefcontin- gent bestaat, ongeacht de omschrijving van het betrokken goed of de indeling ervan, en wordt deze niet afhankelijk gesteld van het voorge- nomen eindgebruik of de verpakkingsgrootte van het goed of de mix.
3. Elk van beide partijen wijst de instanties aan die verantwoordelijk zijn voor het beheer van haar tariefcontingenten.
4. Elk van beide partijen stelt alles in het werk om haar tariefcontin- genten op zodanige wijze te beheren dat importeurs deze ten volle kun- nen benutten.
5. Geen van beide partijen mag de aanvraag voor of het gebruik van een toegewezen tariefcontingent afhankelijk stellen van de wederuitvoer van een goed.
6. Indien een van de partijen daar schriftelijk om verzoekt, plegen de partijen overleg met betrekking tot het beheer door een partij van haar tariefcontingenten.
7. Tenzij in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst anders is bepaald, stelt elk van beide partijen de volledige, in dat aan- hangsel vastgestelde hoeveelheid van het tariefcontingent beschikbaar voor aanvragers, met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst gedurende het eerste jaar en met ingang van de ver- jaardag van de inwerkingtreding van deze overeenkomst wat elk opvol- gend jaar betreft. In de loop van elk jaar maakt de beheersinstantie van de partij van invoer binnen een redelijke termijn de benuttingspercenta- ges en resterende hoeveelheden voor elk tariefcontingent bekend op haar daartoe aangewezen, voor het publiek toegankelijke website.
AFDELING C
NIET-TARIFAIRE MAATREGELEN
Artikel 2.8
Nationale behandeling
Elk van beide partijen behandelt goederen van de andere partij als nationale goederen, in overeenstemming met artikel III van de GATT 1994, met inbegrip van de aantekeningen erop. Hiertoe worden artikel III van de GATT 1994 en de aantekeningen erop mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen.
Artikel 2.9
Invoer- en uitvoerbeperkingen
In overeenstemming met artikel XI van de GATT 1994 en de aante- keningen erop mag geen van beide partijen verboden of beperkingen invoeren of handhaven, tenzij het gaat om rechten, belastingen of andere heffingen, ter zake van de invoer van een goed uit de andere partij of van de uitvoer of verkoop ten uitvoer van een goed dat voor het grond-
gebied van de andere partij is bestemd. Hiertoe worden artikel XI van de GATT 1994 en de aantekeningen erop mutatis mutandis in deze over- eenkomst opgenomen.
Artikel 2.10
Vergoedingen en andere heffıngen ter zake van de invoer
Elk van beide partijen draagt er zorg voor dat alle vergoedingen en heffingen van welke aard ook (andere dan douanerechten en de items die niet onder de definitie van een douanerecht in de zin van artikel 2.3, onder a), b) en d), vallen) ter zake van of in verband met invoer worden beperkt tot, bij benadering, de kosten van de verleende diensten, niet op een ad-valorembasis worden berekend en geen indirecte bescherming van interne producten of een belasting op de invoer voor fiscale doel- einden vormen.
Artikel 2.11
Rechten, belastingen en andere vergoedingen en heffıngen ter zake van de uitvoer
Geen van beide partijen mag rechten, belastingen of andere vergoe- dingen en heffingen handhaven of instellen ter zake van of in verband met de uitvoer van goederen naar de andere partij; hetzelfde geldt voor interne belastingen, vergoedingen en heffingen ter zake van de uitvoer van goederen naar de andere partij die hoger zijn dan de rechten of belastingen die op soortgelijke, voor verkoop in het binnenland be- stemde producten worden geheven.
Artikel 2.12
Douanewaarde
De Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van GATT 1994, die zich in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst bevindt, hierna
„Overeenkomst inzake de douanewaarde” genoemd, wordt mutatis mu- tandis in deze overeenkomst opgenomen. De voorbehouden en opties van artikel 20 en de punten 2 tot en met 4 van bijlage III bij de Over- eenkomst inzake de douanewaarde zijn niet van toepassing.
Artikel 2.13
Staatshandelsondernemingen
1. De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge artikel XVII van de GATT 1994, de aantekeningen erop en het
in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Memorandum van Overeenstemming betreffende de interpretatie van artikel XVII van de GATT 1994, welke mutatis mutandis in deze overeenkomst zijn opge- nomen.
2. Indien een partij de andere partij verzoekt om inlichtingen over individuele staatshandelsondernemingen, hun activiteiten en de gevolgen daarvan voor de bilaterale handel, houdt de partij aan wie inlichtingen zijn gevraagd, rekening met de noodzaak een zo groot mogelijke trans- parantie te waarborgen, onverminderd artikel XVII, lid 4, onder d), van de GATT 1994 betreffende vertrouwelijke inlichtingen.
Artikel 2.14
Afschaffıng van sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen
1. De partijen komen hun verbintenissen na ten aanzien van sector- specifieke niet-tarifaire maatregelen met betrekking tot goederen over- eenkomstig de bijlagen 2-B tot en met 2-E.
2. Drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst treden de partijen, indien een van hen daarom verzoekt, in overleg om te bezien of hun verbintenissen met betrekking tot sectorspecifieke niet-tarifaire maatregelen ten aanzien van goederen kunnen worden uitgebreid.
AFDELING D
SPECIFIEKE UITZONDERINGEN MET BETREKKING TOT GOEDEREN
Artikel 2.15
Algemene uitzonderingen
1. De partijen bevestigen dat hun bestaande rechten en verplichtingen ingevolge artikel XX van de GATT 1994 en de aantekeningen erop, die in deze overeenkomst zijn opgenomen, van overeenkomstige toepassing zijn op de onder deze overeenkomst vallende handel in goederen.
2. De partijen komen overeen dat alvorens een onder i) en j) van arti- kel XX van de GATT 1994 bedoelde maatregel te nemen, de partij die voornemens is maatregelen te nemen de andere partij alle relevante informatie verstrekt, teneinde een oplossing te zoeken die voor beide partijen aanvaardbaar is. De partijen kunnen besluiten tot elke maatre- gel die aan de moeilijkheden een einde maakt. Indien binnen 30 dagen na het verstrekken van dergelijke informatie geen overeenstemming is bereikt, kan de partij krachtens dit artikel ten aanzien van het betrokken goed maatregelen toepassen. Wanneer door uitzonderlijke, kritieke om-
standigheden die onmiddellijk handelen vereisen, voorafgaande informa- tieverstrekking of voorafgaand onderzoek niet mogelijk is, kan de partij die voornemens is de maatregelen te nemen, onmiddellijk de voorzorgs- maatregelen nemen die nodig zijn om de situatie aan te pakken, en stelt zij de andere partij hiervan onmiddellijk in kennis.
AFDELING E INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 2.16
Comité voor de handel in goederen
1. Het Comité voor de handel in goederen dat is opgericht krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités), komt bijeen indien een partij of het Handelscomité hierom verzoekt, teneinde alle aangelegen- heden te behandelen waarop dit hoofdstuk van toepassing is, en bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.
2. Het Comité heeft onder meer de volgende taken:
a. bevorderen van de handel in goederen tussen de partijen, met inbe- grip van overleg over versnelde en verdergaande rechtenafschaffing, over verdergaande verbintenissen met betrekking tot niet-tarifaire maat- regelen ingevolge deze overeenkomst, alsmede, in voorkomend geval, over andere kwesties; en
b. tarifaire en niet-tarifaire maatregelen ten aanzien van de handel in goederen tussen de partijen treffen en, in voorkomend geval, zulke aan- gelegenheden voorleggen aan het Handelscomité, opdat dit zich hierover buigt,
voor zover deze taken niet zijn opgelegd aan de desbetreffende, krach- tens lid 1 van artikel 15.3 opgerichte werkgroepen, hierna „werkgroe- pen” genoemd.
Artikel 2.17
Bijzondere bepalingen inzake administratieve samenwerking
1. De partijen zijn het erover eens dat administratieve samenwerking van essentieel belang is voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferentiële tariefbehandeling die op grond van dit hoofdstuk wordt verleend, en zij benadrukken dat zij gebonden zijn om onregelmatighe- den en fraude op het gebied van douane- en aanverwante aangelegenhe- den te bestrijden.
2. Indien een partij op grond van objectieve informatie tot de bevin- ding is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of
HOOFDSTUK DRIE HANDELSMAATREGELEN
AFDELING A
BILATERALE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.1
Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen
1. Indien, wegens de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, goederen van oorsprong uit een partij naar het grondgebied van een andere partij in dermate toegenomen hoe- veelheden, in absolute zin of in verhouding tot de interne productie, en onder zodanige voorwaarden worden ingevoerd dat de interne industrie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigt, ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, kan de partij van invoer in over- eenstemming met de in deze afdeling vervatte voorwaarden en procedu- res maatregelen vaststellen als bedoeld in lid 2.
2. De partij van invoer kan een bilaterale vrijwaringsmaatregel tref- fen tot:
a. opschorting van de in deze overeenkomst voorziene verdere verla- ging van het douanerecht ter zake van het betrokken goed; of
b. verhoging van het douanerecht ter zake van het goed tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:
i. het ter zake van het goed toegepaste meestbegunstigingsrecht dat van kracht is op het tijdstip waarop de maatregel wordt getroffen; of
ii. het basisdouanerecht dat overeenkomstig lid 2 van artikel 2.5 (Afschaffing van douanerechten) is vastgelegd in de lijsten in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten).
Voorwaarden en beperkingen
1. Een partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van de ope- ning van een onderzoek als omschreven in lid 2, en overlegt met haar zo vroeg mogelijk vóór de toepassing van een bilaterale vrijwarings- maatregel, teneinde de informatie die uit het onderzoek naar voren komt, te toetsen en standpunten over de maatregel uit te wisselen.
2. Een partij treft een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts nadat haar bevoegde autoriteiten een onderzoek hebben verricht in overeen- stemming met artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake vrijwa- ringsmaatregelen, hierna „Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatrege- len” genoemd, waartoe artikel 3 en artikel 4, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen mutatis mutandis in de onderhavige overeenkomst worden opgenomen.
3. Bij het in lid 2 omschreven onderzoek voldoet een partij aan de vereisten van artikel 4, lid 2, onder a), van de Overeenkomst inzake vrij- waringsmaatregelen, waartoe dat artikel mutatis mutandis in de onder- havige overeenkomst wordt opgenomen.
4. Elk van beide partijen waarborgt dat haar bevoegde autoriteiten dit onderzoek afsluiten binnen een jaar na de datum waarop het is geopend.
5. De partijen mogen een bilaterale vrijwaringsmaatregel slechts toe- passen met inachtneming van de volgende beperkingen:
a. de maatregel mag enkel worden toegepast voor zover en zo lang zij noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken;
b. de maatregel mag niet langer dan twee jaar worden toegepast, maar deze periode kan met maximaal twee jaar worden verlengd indien de bevoegde autoriteiten van de partij van invoer overeenkomstig de in dit artikel gespecificeerde procedures vaststellen dat de maatregel noodza- kelijk blijft om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en aanpas- sing te vergemakkelijken, en er bewijs is dat de industrie zich aanpast, waarbij de totale toepassingsperiode van een vrijwaringsmaatregel, met inbegrip van de initiële toepassingsperiode en elke verlenging daarvan, niet langer mag zijn dan vier jaar; en
c. na afloop van de overgangsperiode mag de maatregel enkel met instemming van de andere partij worden toegepast.
6. Wanneer een partij een bilaterale vrijwaringsmaatregel niet langer toepast, is het douanerecht het recht dat overeenkomstig de lijst van die
partij in bijlage 2-A (Afschaffing van douanerechten) bij ontbreken van de maatregel van kracht zou zijn geweest.
Artikel 3.3
Voorlopige maatregelen
In kritieke omstandigheden waarin uitstel moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, mag een partij een voorlopige bilaterale vrijwarings- maatregel toepassen nadat voorlopig is vastgesteld dat er duidelijke bewijzen zijn voor een toename van de invoer van een goed van oor- sprong uit de andere partij als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht ingevolge deze overeenkomst, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de interne industrie. De duur van een voorlopige maatregel mag niet meer bedra- gen dan 200 dagen, gedurende welke periode de partij aan de voor- schriften van artikel 3.2, leden 2 en 3, moet voldoen. De partij betaalt tariefverhogingen onverwijld terug indien het in artikel 3.2, lid 2, om- schreven onderzoek niet uitwijst dat de voorwaarden van artikel 3.1 zijn vervuld. De duur van een voorlopige maatregel wordt gerekend als een deel van de in artikel 3.2, lid 5, onder b), vastgelegde periode.
Artikel 3.4
Compensatie
1. Een partij die een bilaterale vrijwaringsmaatregel toepast, treedt in overleg met de andere partij, teneinde overeenstemming te bereiken over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de han- del die de vorm heeft van concessies met in wezen gelijkwaardige gevol- gen voor de handel of die gelijkwaardig is aan de bijkomende rechten die de vrijwaringsmaatregel naar verwachting met zich zal brengen. De partij biedt uiterlijk 30 dagen na de toepassing van de bilaterale vrijwa- ringsmaatregel gelegenheid voor dergelijk overleg.
2. Indien het overleg als bedoeld in lid 1 niet binnen 30 dagen na aan- vang ervan leidt tot overeenstemming over een passende compensatie in het kader van de liberalisering van de handel, mag de partij wiens goe- deren voorwerp van de vrijwaringsmaatregel zijn, de toepassing op- schorten van in wezen gelijkwaardige concessies aan de partij die de vrijwaringsmaatregel toepast.
3. Het in lid 2 bedoelde opschortingsrecht wordt niet uitgeoefend in de eerste 24 maanden waarin een bilaterale vrijwaringsmaatregel van kracht is, mits de vrijwaringsmaatregel in overeenstemming is met deze overeenkomst.
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling:
hebben ernstige schade en dreiging van ernstige schade dezelfde bete- kenis als in artikel 4, lid 1, onder a) en b), van de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Hiertoe worden de punten a) en b) van artikel 4, lid 1, mutatis mutandis in deze overeenkomst opgenomen; en
wordt onder overgangsperiode verstaan een periode met betrekking tot een goed vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot 10 jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor het betrokken goed is voltooid.
AFDELING B LANDBOUWVRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.6
Landbouwvrijwaringsmaatregelen
1. Een maatregel in de vorm van een hoger invoerrecht op een land- bouwproduct van oorsprong dat in de in bijlage 3 opgenomen lijst van een partij wordt vermeld, kan door die partij in overeenstemming met de leden 2 tot en met 8 worden toegepast, indien het totale invoervolume voor dat product in een jaar een drempelvolume als vastgelegd in haar lijst in bijlage 3 overstijgt.
2. Het in lid 1 bedoelde recht is niet hoger dan het laagste van de vol- gende tarieven: het gebruikelijke meestbegunstigingstarief, het meestbe- gunstigingstarief dat van kracht is op de datum die direct aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voorafgaat, of het tarief dat in de lijst van een partij in bijlage 3 is vermeld.
3. De rechten die elk van beide partijen ingevolge lid 1 toepast, wor- den vastgesteld overeenkomstig de lijsten van elk van beide partijen in bijlage 3.
4. Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde product tegelijkertijd een landbouwvrijwaringsmaatregel krachtens dit artikel en één van de volgende maatregelen toepassen of handhaven:
a. een bilaterale vrijwaringsmaatregel overeenkomstig artikel 3.1;
b. een maatregel overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen; of
c. een bijzondere vrijwaringsmaatregel op grond van artikel 5 van de Overeenkomst inzake de landbouw.
6. De tenuitvoerlegging en de werking van dit artikel kunnen binnen het in artikel 2.16 (Comité voor de handel in goederen) bedoelde Comité voor de handel in goederen voorwerp van discussie en onderzoek zijn.
7. Geen van beide partijen mag een landbouwvrijwaringsmaatregel ten aanzien van een landbouwproduct van oorsprong toepassen of hand- haven indien:
a. de periode die is omschreven in de landbouwvrijwaringsbepalin- gen van haar in bijlage 3 opgenomen lijst, is verstreken; of
b. de maatregel het contingentrecht verhoogt ter zake van een product waarvoor een tariefcontingent geldt als vermeld in aanhangsel 2-A-1 van haar in bijlage 2-A opgenomen lijst (Afschaffing van douanerechten).
8. Leveranties van de betrokken producten die onderweg waren op grond van een contract dat is afgesloten voordat het aanvullende recht op grond van de leden 1 tot en met 4 is ingevoerd, worden van dat recht vrijgesteld, met dien verstande dat die leveranties met het oog op toe- passing van de bepalingen van lid 1 in het volgende jaar mogen worden gerekend tot het invoervolume van de betrokken producten in dat jaar.
AFDELING C
ALGEMENE VRIJWARINGSMAATREGELEN
Artikel 3.7.
Algemene vrijwaringsmaatregelen
1. Elk van beide partijen behoudt haar rechten en verplichtingen inge- volge artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrij- waringsmaatregelen. Tenzij in het onderhavige artikel anders is bepaald, verleent de onderhavige overeenkomst de partijen geen aanvullende rechten en legt hen geen aanvullende verplichtingen op met betrekking tot maatregelen getroffen op grond van artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.
2. De partij die voornemens is vrijwaringsmaatregelen te treffen, geeft op verzoek van de andere partij en op voorwaarde dat deze daar aanmerkelijk belang bij heeft, onmiddellijk ad hoc schriftelijk kennis
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt een partij geacht aanmer- kelijk belang te hebben wanneer zij, uitgedrukt in absoluut volume of waarde, in de meest recente periode van drie jaar tot de vijf grootste leveranciers van het ingevoerde goed behoorde.
4. Geen van beide partijen mag met betrekking tot hetzelfde goed tegelijkertijd:
a. een bilaterale vrijwaringsmaatregel overeenkomstig artikel 3.1 toe- passen; en
b. een maatregel als bedoeld in artikel XIX van de GATT 1994 en de Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen toepassen.
5. Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van deze afdeling ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslech- ting van geschillen).
AFDELING D ANTIDUMPINGRECHTEN EN COMPENSERENDE RECHTEN
Artikel 3.8
Algemene bepalingen
1. Tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald, behouden de partijen hun rechten en verplichtingen ingevolge artikel VI van de GATT 1994, de in bijlage IA bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, hierna „Antidumping- overeenkomst” genoemd, en de in bijlage 1A bij de WTO-Overeenkomst opgenomen Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatre- gelen, hierna „SCM-overeenkomst” genoemd.
2. De partijen komen overeen dat bij gebruikmaking van antidum- pingrechten en compenserende rechten de relevante WTO-voorschriften volledig moeten worden gerespecteerd en dat die rechten op een eerlijk en doorzichtig systeem moeten worden gebaseerd ten aanzien van pro- cedures die van invloed zijn op goederen van oorsprong uit de andere partij. Hiertoe waarborgen de partijen dat onmiddellijk nadat voorlopige maatregelen zijn ingesteld en in elk geval vóór de uiteindelijke vaststel- ling ervan, de belangrijkste feiten en overwegingen die aan de beslissing tot toepassing van maatregelen ten grondslag liggen, volledig en duide- lijk worden meegedeeld, onverminderd artikel 6.5 van de Antidumping- overeenkomst en artikel 12.4 van de SCM-Overeenkomst. Informatie
moet schriftelijk worden verstrekt, en er moet belanghebbenden vol- doende tijd worden gelaten om hun opmerkingen in te dienen.
3. Teneinde de grootst mogelijke doelmatigheid bij antidumping- of antisubsidieonderzoeken te waarborgen, en in het bijzonder gelet op een adequaat recht van verweer, aanvaarden de partijen het gebruik van de Engelse taal voor documenten die in het kader van antidumping- of anti- subsidieonderzoeken in het dossier worden opgenomen. Niets in dit lid belet Korea te verzoeken om een in het Koreaans geschreven verduide- lijking, indien:
a. de betekenis van de in het dossier opgenomen documenten door Korea’s onderzoeksautoriteiten niet voldoende duidelijk wordt geacht voor het antidumping- of antisubsidieonderzoek; en
b. het verzoek strikt beperkt is tot het deel dat niet voldoende duide- lijk is voor het antidumping- of antisubsidieonderzoek.
4. Belanghebbenden krijgen, mits zulks het onderzoek niet onnodig vertraagt, de gelegenheid te worden gehoord opdat zij gedurende het antidumping- of antisubsidieonderzoek hun standpunt kenbaar kunnen maken.
Artikel 3.9
Kennisgeving
1. Nadat de bevoegde autoriteiten van een partij een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van antidumpingmaatregelen ter zake van invoer uit de andere partij hebben ontvangen, stelt die partij uiterlijk 15 dagen voor opening van een onderzoek de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen.
2. Na ontvangst door de bevoegde autoriteiten van een partij van een naar behoren gestaafd verzoek tot instelling van compenserende maatre- gelen ter zake van invoer uit de andere partij, en alvorens een onderzoek te openen, stelt die partij de andere partij er schriftelijk van in kennis dat zij het verzoek heeft ontvangen, en biedt zij de andere partij gelegenheid haar bevoegde autoriteiten voor overleg over het verzoek te ontmoeten.
Artikel 3.10
Algemene belangen
De partijen trachten rekening te houden met de algemene belangen alvorens antidumping- of compenserende maatregelen in te stellen.
Onderzoek na beëindiging van een maatregel naar aanleiding van een nieuw onderzoek
De partijen komen overeen om elk verzoek tot opening van een anti- dumpingonderzoek met betrekking tot een goed van oorsprong uit de andere partij ten aanzien waarvan antidumpingmaatregelen in de voor- afgaande 12 maanden naar aanleiding van een nieuw onderzoek zijn beëindigd, met bijzondere aandacht te onderzoeken. Tenzij hierbij blijkt dat de omstandigheden zijn gewijzigd, vindt het antidumpingonderzoek niet plaats.
Artikel 3.12
Cumulatieve beoordeling
Indien invoer uit meer dan één land gelijktijdig voorwerp is van een antidumping- of antisubsidieonderzoek, gaat een partij bijzonder zorg- vuldig na of het in het licht van de concurrentievoorwaarden tussen de ingevoerde goederen en die tussen de ingevoerde en de soortgelijke interne goederen passend is, de gevolgen van de invoer van de andere partij cumulatief te beoordelen.
Artikel 3.13
De-minimisnorm voor nieuw onderzoek
1. Een maatregel die ingevolge artikel 11 van de Antidumpingover- eenkomst voorwerp van een nieuw onderzoek is, wordt beëindigd wan- neer wordt vastgesteld dat de dumpingmarge die zich waarschijnlijk weer zal voordoen, lager is dan de de-minimisdrempel die in artikel 5.8 van de Antidumpingovereenkomst is vastgelegd.
2. Indien individuele marges worden vastgesteld overeenkomstig arti- kel 9.5 van de Antidumpingovereenkomst, wordt geen recht opgelegd aan de exporteurs of producenten in de partij van uitvoer voor wie op basis van de representatieve exportverkoop wordt vastgesteld dat de dumpingmarge lager is dan de de-minimisdrempel die is vastgelegd in artikel 5.8 van de Antidumpingovereenkomst.
Artikel 3.14
Regel van het laagste recht
Indien een partij besluit om een antidumping- of compenserend recht in te stellen, overschrijdt het bedrag van dit recht niet de dumping- of
subsidiemarge, en is het lager dan die marge wanneer door een lager recht de schade voor de interne industrie kan worden opgeheven.
Artikel 3.15
Beslechting van geschillen
Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van deze afdeling ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen).
AFDELING E INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 3.16
Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen
1. De Werkgroep samenwerking bij handelsmaatregelen, die is opge- richt krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen), is een forum voor dialoog over samenwerking bij handelsmaatregelen.
2. De werkgroep heeft tot taak:
a. de kennis van een partij over en diens inzicht in de wet- en regel- geving inzake handelsmaatregelen, het handelsbeleid en de handelsprak- tijken van de andere partij te vergroten;
b. toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van het bepaalde in dit hoofdstuk;
c. de samenwerking te verbeteren tussen de voor aangelegenheden betreffende handelsmaatregelen verantwoordelijke autoriteiten van de partijen;
d. de partijen een forum te bieden voor de uitwisseling van informa- tie over kwesties die verband houden met antidumpingmaatregelen, sub- sidies en compenserende maatregelen alsmede vrijwaringsmaatregelen;
e. de partijen een forum te bieden voor het bespreken van andere relevante onderwerpen van wederzijds belang, waaronder:
i. internationale kwesties die verband houden met handelsmaatre- gelen, met inbegrip van kwesties die verband houden met de onderhandelingen over WTO-regels in het kader van de Doha- ronde; en
ii. praktijken van de bevoegde autoriteiten van de partijen met betrekking tot antidumping- en antisubsidieonderzoeken zoals het hanteren van „beschikbare feiten” en verificatieprocedures; en
f. samen te werken bij andere aangelegenheden ten aanzien waarvan de partijen het eens zijn dat zij samenwerking behoeven.
3. De werkgroep komt normaalgesproken jaarlijks bijeen en, indien noodzakelijk, kunnen op verzoek van een van de partijen aanvullende vergaderingen worden georganiseerd.
HOOFDSTUK VIER TECHNISCHE HANDELSBELEMMERINGEN
Artikel 4.1
Bevestiging van de TBT-Overeenkomst
De partijen bevestigen hun bestaande wederzijdse rechten en verplich- tingen ingevolge de Overeenkomst inzake technische handelsbelemme- ringen, hierna „TBT-Overeenkomst” genoemd, die zich bevindt in bij- lage 1A bij de WTO-Overeenkomst en mutatis mutandis in deze overeenkomst is opgenomen.
Artikel 4.2
Toepassingsgebied en definities
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen, technische voorschriften en conformiteitsbe- oordelingsprocedures zoals omschreven in de TBT-Overeenkomst, die de handel in goederen tussen de partijen kunnen beïnvloeden.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is dit hoofdstuk niet van toe- passing op:
a. technische specificaties die door overheidsorganen zijn opgesteld ter voorziening in de productie- of verbruiksbehoeften van die organen; of
b. sanitaire en fytosanitaire maatregelen zoals omschreven in bijlage A bij de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, hierna „SPS-Overeenkomst” genoemd, die in bijlage 1A bij de WTO- Overeenkomst is opgenomen.
3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de definities van bij- lage 1 bij de TBT-Overeenkomst.
Artikel 4.3
Samenwerking
1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van nor- men, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, teneinde het wederzijdse begrip van hun respectieve systemen te verbe-
2. Bij hun bilaterale samenwerking streven de partijen ernaar om han- delsbevorderende initiatieven in kaart te brengen, te ontwikkelen en te bevorderen die met name, doch niet uitsluitend, het volgende kunnen inhouden:
a. versterking van de samenwerking op regelgevingsgebied door, bij- voorbeeld, de uitwisseling van informatie, ervaringen en gegevens als- mede door wetenschappelijke en technische samenwerking, teneinde de kwaliteit en het niveau van hun technische voorschriften te verbeteren en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen op regelgevings- gebied;
b. vereenvoudiging, in voorkomend geval, van technische voor- schriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
c. wanneer de partijen het hier over eens zijn in voorkomend geval, bijvoorbeeld wanneer er geen internationale norm bestaat, vermijden van onnodig uiteenlopende benaderingen van voorschriften en conformiteits- beoordelingsprocedures, en ernaar streven dat technische vereisten kun- nen convergeren of op elkaar kunnen worden afgestemd; en
d. bevordering en aanmoediging van bilaterale samenwerking tussen hun respectieve openbare of particuliere instellingen voor metrologie, normalisatie, beproeving, certificering en accreditatie.
3. Indien een partij voorstellen doet voor samenwerking in het kader van dit hoofdstuk, zal de andere partij deze desgevraagd naar behoren in overweging nemen.
Artikel 4.4
Technische voorschriften
1. De partijen komen overeen dat zij optimaal gebruik maken van goede regelgevingspraktijken als bedoeld in de TBT-Overeenkomst. De partijen komen met name overeen:
a. hun transparantieverplichtingen als aangegeven in de TBT- Overeenkomst na te komen;
b. relevante internationale normen te gebruiken als basis voor techni- sche voorschriften, met inbegrip van conformiteitsbeoordelingsprocedu- res, tenzij dergelijke internationale normen ondoelmatig of ongeschikt zijn voor de verwezenlijking van de nagestreefde legitieme doelstellin- gen, en indien internationale normen niet als basis zijn gebruikt, aan de andere partij desgevraagd uit te leggen waarom dergelijke normen on- doelmatig of ongeschikt voor het nagestreefde doel zijn geacht;
c. indien een partij een technisch voorschrift heeft vastgesteld of voornemens is vast te stellen, aan de andere partij desgevraagd beschik-
bare informatie over het doel, de rechtsgrondslag en de grondgedachte van het technische voorschrift te verstrekken;
d. mechanismen vast te stellen voor het verstrekken van betere infor- matie over technische voorschriften (onder meer via een openbare web- site) aan de martkdeelnemers uit de andere partij, en in het bijzonder schriftelijke informatie te verstrekken alsmede, in voorkomend geval en voor zover beschikbaar, desgevraagd onverwijld aan de andere partij of de marktdeelnemers uit die partij schriftelijke aanwijzingen te verstrek- ken over de wijze waarop aan hun technische voorschriften kan worden voldaan;
e. naar behoren rekening te houden met de standpunten van de andere partij indien een onderdeel van het proces voor de ontwikkeling van een technisch voorschrift aan een openbare raadpleging is onderworpen, en op de opmerkingen van de andere partij desgevraagd schriftelijk te ant- woorden;
f. indien overeenkomstig de TBT-Overeenkomst kennisgevingen wor- den gedaan, te voorzien in een periode van ten minste 60 dagen na de kennisgeving, gedurende welke de andere partij schriftelijke opmerkin- gen over het voorstel kan indienen; en
g. aan marktdeelnemers uit de andere partij tussen de bekendmaking van technische voorschriften en de inwerkingtreding ervan voldoende tijd voor aanpassing te laten, tenzij er zich dringende problemen inzake veiligheid, gezondheid, milieubescherming of nationale veiligheid voor- doen of dreigen voor te doen, en, voor zover mogelijk, redelijke verzoe- ken tot verlenging van de termijn waarbinnen opmerkingen kunnen wor- den gemaakt, in overweging te nemen.
2. Elk van beide partijen waarborgt dat marktdeelenemers en andere belanghebbenden uit de andere partij aan elke formele openbare raad- pleging inzake de ontwikkeling van technische voorschriften kunnen deelnemen, op voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke voor haar eigen natuurlijke of rechtspersonen gelden.
3. Elk van beide partijen streeft ernaar om technische voorschriften op haar gehele grondgebied op eenvormige wijze en consequent toe te passen. Indien Korea de EU in kennis stelt van een handelskwestie die lijkt voort te vloeien uit afwijkingen tussen de wet- en regelgevingen van de lidstaten van de Europese Unie, die Korea niet verenigbaar met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie acht, zal de EU alles in het werk stellen om tijdig aandacht aan deze kwestie te beste- den.
Normen
1. De partijen herbevestigen dat zij ingevolge artikel 4.1 van de TBT- Overeenkomst dienen te waarborgen dat hun normalisatie-instellingen de in bijlage 3 bij de TBT-Overeenkomst opgenomen praktijkrichtlijn voor het opstellen, het aannemen en de toepassing van normen aanvaar- den en naleven, en zij slaan tevens acht op de beginselen die sinds 1 januari 1995 zijn uiteengezet in de Besluiten en aanbevelingen van de WTO-Commissie technische handelsbelemmeringen, G/TBT/1/rev. 8, van 23 mei 2002, Afdeling IX (Besluit van de Commissie inzake de beginselen voor de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoe- ren en aanbevelingen met betrekking tot de artikelen 2 en 5 en bijlage 3 [bij] de overeenkomst).
2. De partijen verbinden zich ertoe informatie uit te wisselen over:
a. hun gebruik van normen in samenhang met technische voor- schriften;
b. hun normalisatieprocessen, en in hoeverre zij internationale nor- men als basis voor hun nationale en regionale normen gebruiken; en
c. samenwerkingsovereenkomsten die door een van de partijen in het kader van normalisatie ten uitvoer worden gelegd, bijvoorbeeld wisselen zij informatie uit over normalisatiekwesties in het kader van vrijhandels- overeenkomsten met derden.
Artikel 4.6
Conformiteitsbeoordeling en accreditatie
1. De partijen erkennen dat er een brede verscheidenheid aan mecha- nismen bestaat die ervoor zorgen dat de resultaten van de op het grond- gebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen gemak- kelijker worden aanvaard, waaronder:
a. overeenkomsten betreffende wederzijdse aanvaarding van de resul- taten van conformiteitsbeoordelingen die specifieke technische voor- schriften betreffen en door op het grondgebied van de andere partij gevestigde instanties zijn verricht;
b. accreditatieprocedures voor het toelaten van conformiteitsbeoorde- lingsinstanties die op het grondgebied van de andere partij zijn geves- tigd;
c. aanwijzing van overheidswege van op het grondgebied van de andere partij gevestigde conformiteitsbeoordelingsinstanties;
d. erkenning door een partij van de resultaten van op het grondgebied van de andere partij verrichte conformiteitsbeoordelingen;
e. vrijwillige regelingen tussen conformiteitsbeoordelingsinstanties op het grondgebied van elk van beide partijen; en
f. aanvaarding, door de partij van invoer, van een conformiteitsver- klaring van een leverancier.
2. Gelet op met name deze aspecten verbinden de partijen zich ertoe:
a. hun uitwisseling van informatie over deze en soortgelijke mecha- nismen te intensiveren, teneinde de aanvaarding van de resultaten van conformiteitsbeoordelingen te vergemakkelijken;
b. informatie over conformiteitsbeoordelingsprocedures uit te wisse- len, met name over de criteria die worden gehanteerd om voor specifieke producten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures te kiezen;
c. informatie uit te wisselen over het accreditatiebeleid, en te beoor- delen hoe optimaal gebruik kan worden gemaakt van internationale accreditatienormen en van internationale overeenkomsten waarbij de accreditatie-instellingen van de partijen betrokken zijn, bijvoorbeeld met behulp van de mechanismen van de International Laboratory Accredita- tion Co-operation en het International Accreditation Forum; en
d. overeenkomstig artikel 5.1.2 van de TBT-Overeenkomst conformi- teitsbeoordelingsprocedures te verlangen die niet strikter zijn dan nood- zakelijk is.
3. Principes en procedures die in verband met de ontwikkeling en de vaststelling van technische voorschriften in artikel 4.4 zijn neergelegd om onnodige handelsbelemmeringen te vermijden en transparantie en non-discriminatie te waarborgen, zijn tevens op verplichte conformiteits- beoordelingsprocedures van toepassing.
Artikel 4.7
Markttoezicht
De partijen wisselen van gedachten over markttoezicht en handhavend optreden.
Artikel 4.8
Vergoedingen voor conformiteitsbeoordeling
De partijen herbevestigen dat zij ingevolge artikel 5.2.5 van de TBT- Overeenkomst erop moeten toezien dat vergoedingen voor de verplichte conformiteitsbeoordeling van ingevoerde producten billijk zijn in verge- lijking met de vergoedingen die voor de conformiteitsbeoordeling van soortgelijke producten van nationale oorsprong of van producten van oorsprong uit andere landen worden gevraagd, met inachtneming van de kosten van communicatie, vervoer en andere kosten die het gevolg zijn van het feit dat de bedrijfsruimten van de aanvrager en die van de con-
Artikel 4.9
Merktekens en etikettering
1. De partijen nemen nota van punt 1 van bijlage 1 bij de TBT- Overeenkomst, waarin is vermeld dat een technisch voorschrift geheel of ten dele betrekking kan hebben op merktekens of etikettering, en zij zijn het erover eens dat voor zover hun technische voorschriften voor- zien in verplichte merktekens of etikettering, zij de beginselen van arti- kel 2.2 van de TBT-Overeenkomst zullen eerbiedigen dat technische voorschriften niet worden opgesteld met het doel onnodige belemmerin- gen voor de internationale handel te creëren en dat zij evenmin tot het ontstaan van dergelijke belemmeringen mogen leiden, en dat die voor- schriften niet meer beperkingen voor het handelsverkeer mogen inhou- den dan nodig is om een legitiem doel te bereiken.
2. Met name komen de partijen overeen dat wanneer een partij merk- tekens of etikettering van producten verplicht stelt:
a. deze partij ernaar zal streven om haar vereisten voor merktekens of etikettering tot een minimum te beperken, tenzij het gaat om merkte- kens of etikettering die voor consumenten of gebruikers van belang zijn. Indien etikettering voor andere, bijvoorbeeld fiscale doeleinden wordt vereist, wordt een dergelijk vereiste zodanig geformuleerd dat het de handel niet meer beperkt dan nodig is om een legitiem doel te bereiken;
b. deze partij de vorm van de etiketten of de merktekens mag speci- ficeren, maar in dit verband geen voorafgaande goedkeuring, registratie of certificering mag verlangen. Deze bepaling doet niet af aan het recht van de partij om voorafgaande goedkeuring te verlangen voor de speci- fieke informatie die in het licht van het geldende interne voorschrift op het etiket of het merkteken moet worden vermeld;
c. deze partij, indien zij verlangt dat marktdeelnemers een uniek iden- tificatienummer gebruiken, zo een nummer onverwijld en op niet- discriminerende grondslag aan de marktdeelnemers van de andere partij toekent;
d. het deze partij vrij blijft staan om te verlangen dat de informatie op de merktekens of etiketten in een bepaalde taal wordt gesteld. Wan- neer de partijen een internationaal nomenclatuursysteem hebben aan- vaard, mag ook dit worden gebruikt. Het gelijktijdige gebruik van andere talen wordt niet verboden, op voorwaarde dat de informatie in de andere talen identiek aan die in de bepaalde taal is, of de informatie in de bijkomende taal niet misleidend is ten aanzien van het product; en
e. deze partij ernaar streeft om, wanneer zij meent dat legitieme doel- stellingen van de TBT-Overeenkomst hierdoor niet in gevaar komen,
Artikel 4.10
Coördinatiemechanisme
1. De partijen komen overeen TBT-coördinatoren te benoemen en de andere partij naar behoren in kennis te stellen van eventuele wijzigingen terzake. De TBT-coördinatoren werken nauw samen om de tenuitvoer- legging van dit hoofdstuk en samenwerking tussen de partijen bij alle aangelegenheden die met dit hoofdstuk verband houden, te vergemakke- lijken.
2. De coördinator heeft onder meer tot taak:
a. toezicht te houden op de tenuitvoerlegging en het beheer van dit hoofdstuk, waarbij hij onverwijld een onderzoek instelt wanneer door een van de partijen een kwestie wordt voorgelegd in verband met het ontwikkelen, het vaststellen, de toepassing of de handhaving van nor- men, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedures, en op verzoek van een van beide partijen overleg pleegt over kwesties die met dit hoofdstuk verband houden;
b. nauwer samen te werken bij de ontwikkeling en verbetering van normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingsprocedu- res;
c. overeenkomstig artikel 4.3 er in voorkomend geval voor zorg te dragen dat dialogen over regelgeving tot stand komen;
d. ervoor te zorgen dat werkgroepen worden opgericht die met niet in overheidsdienst zijnde deskundigen en met belanghebbenden kunnen overleggen of waarvan dezen deel kunnen uitmaken, al naar gelang dat door beide partijen onderling is overeengekomen;
e. informatie uit te wisselen over ontwikkelingen in niet- gouvernementele, regionale en multilaterale fora die verband houden met normen, technische voorschriften en conformiteitsbeoordelingspro- cedures; en
f. dit hoofdstuk in het licht van met de TBT-Overeenkomst verband houdende ontwikkelingen te toetsen.
3. De coördinatoren communiceren met elkaar via een overeengeko- men, voor het doelmatig en daadwerkelijk vervullen van hun taken geëi- gende methode.
SANITAIRE EN FYTOSANITAIRE MAATREGELEN
Artikel 5.1
Doel
1. Het doel van dit hoofdstuk is om de negatieve gevolgen van sani- taire en fytosanitaire maatregelen voor de handel te beperken en tegelij- kertijd het leven of de gezondheid van mens, dier of plant op de grond- gebieden van de partijen te beschermen.
2. Voorts heeft dit hoofdstuk tot doel de samenwerking tussen de par- tijen op het gebied van vraagstukken van dierenwelzijn te versterken, waarbij acht wordt geslagen op diverse factoren, zoals de voorwaarden waaronder op het grondgebied van de partijen veehouderij kan worden bedreven.
Artikel 5.2
Toepassingsgebied
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle sanitaire en fytosanitaire maat- regelen van een partij die de handel tussen de partijen al dan niet recht- streeks kunnen beïnvloeden.
Artikel 5.3
Definitie
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder sanitaire of fytosa- nitaire maatregel verstaan een maatregel als omschreven in punt 1 van bijlage A bij de SPS-Overeenkomst.
Artikel 5.4
Rechten en verplichtingen
De partijen bevestigen hun bestaande rechten en verplichtingen inge- volge de SPS-overeenkomst.
Artikel 5.5
Transparantie en uitwisseling van informatie
De partijen:
a. streven doorzichtigheid na op het gebied van sanitaire en fytosani- taire maatregelen die op de handel van toepassing zijn;
b. verbeteren het wederzijdse begrip van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen van elk van beide partijen en de toepassing ervan;
c. wisselen informatie uit over aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling en de toepassing van sanitaire en fytosanitaire maatregelen die de handel tussen de partijen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, opdat de negatieve gevolgen ervan voor de handel zoveel mogelijk worden beperkt; en
d. delen op verzoek van een partij de op de invoer van specifieke pro- ducten toepasselijke voorschriften mede.
Artikel 5.6
Internationale normen
De partijen:
a. werken op verzoek van een partij samen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke benadering van de toepassing van internationale normen op gebieden die de handel tussen hen beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, teneinde de negatieve gevolgen op de handel tussen hen zoveel mogelijk te beperken; en
b. werken samen aan de ontwikkeling van internationale normen, richtsnoeren en aanbevelingen.
Artikel 5.7
Invoervereisten
1. De algemene invoervereisten van een partij gelden voor het gehele grondgebied van de andere partij.
2. De partij van invoer mag jegens de gehele of een deel van de par- tij van uitvoer specifieke invoervereisten opleggen op basis van de vast- stelling van de dier- of plantgezondheidsstatus in de partij van uitvoer of een deel daarvan, overeenkomstig de richtsnoeren en normen van de SPS-Overeenkomst, de Codex Alimentarius Commissie, de Wereldorga- nisatie voor diergezondheid en het Internationaal Verdrag voor de Be- scherming van Planten.
Artikel 5.8
Maatregelen in verband met de gezondheid van planten en dieren
1. De partijen aanvaarden het concept van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen overeenkomstig de normen van de SPS-Overeenkomst, de Wereldorga-
2. Bij de vaststelling van die gebieden wordt rekening gehouden met factoren als geografische ligging, ecosystemen, epidemiologisch toezicht en de doeltreffendheid van sanitaire of fytosanitaire controles in die gebieden.
3. Voor vaststelling van ziekte- of plagenvrije gebieden en gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen, brengen de partijen een nauwe samenwerking tot stand om vertrouwen in de door elk van beide partijen voor die vaststelling gevolgde procedures te verkrijgen. Zij stre- ven ernaar dit opbouwen van vertrouwen binnen ongeveer twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te voltooien. De succesvolle voltooiing van de vertrouwen opbouwende samenwerking wordt door het in artikel 5.10 bedoelde Comité voor sanitaire en fytosanitaire maat- regelen bevestigd.
4. Bij de vaststelling van de desbetreffende gebieden baseert de partij van invoer haar eigen vaststelling van de veterinaire of plantgezond- heidsstatus van de partij van uitvoer of gedeelten daarvan in beginsel op de door de partij van uitvoer overeenkomstig de normen van de SPS- Overeenkomst, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en het Inter- nationaal Verdrag voor de Bescherming van Planten verstrekte informa- tie, en houdt zij rekening met de vaststelling die de partij van uitvoer heeft gedaan. Indien een partij in dit verband niet de door de andere par- tij gedane vaststelling aanvaardt, zet zij de redenen hiervoor uiteen en is zij bereid in overleg te treden.
5. De partij van uitvoer levert aan de partij van invoer het nodige bewijs dat de desbetreffende gebieden ziekte- of plagenvrij, respectieve- lijk gebieden met een lage prevalentie van ziekten of plagen zijn en dat waarschijnlijk ook blijven. Hiertoe wordt aan de partij van invoer des- gevraagd redelijke toegang verleend voor inspectie, proeven en andere relevante procedures.
Artikel 5.9
Samenwerking op het gebied van dierenwelzijn
De partijen:
a. wisselen informatie, deskundigheid en ervaringen op het gebied van dierenwelzijn uit en stellen voor dergelijke activiteiten een werkpro- gramma vast; en
b. werken voor de ontwikkeling van normen voor dierenwelzijn in internationale fora samen, met name op het gebied van het verdoven en slachten van dieren.
Artikel 5.10
Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen
1. Het Comité voor sanitaire en fytosanitaire maatregelen dat is opge- richt overeenkomstig lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) kan:
a. de procedures of regelingen ontwikkelen die voor de tenuitvoerleg- ging van dit hoofdstuk nodig zijn;
b. toezicht houden op de voortgang bij de tenuitvoerlegging van dit hoofdstuk;
c. bevestigen dat de vertrouwen opbouwende werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.8, lid 3, zijn voltooid;
d. procedures ontwikkelen voor de erkenning van inrichtingen voor producten van dierlijke oorsprong en, in voorkomend geval, van produc- tielocaties voor producten van plantaardige oorsprong; en
e. een forum bieden voor discussie over problemen die zich voordoen door de toepassing van bepaalde sanitaire of fytosanitaire maatregelen, teneinde wederzijds aanvaardbare alternatieven te formuleren. Op ver- zoek van een partij komt het comité in dit verband met spoed bijeen voor overleg.
2. De Commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de par- tijen en komt eens per jaar op een onderling afgesproken datum bijeen. De plaats van vergadering wordt in onderling overleg bepaald. De agenda wordt vóór de vergadering overeengekomen. Het voorzitterschap wordt door de partijen beurtelings vervuld.
Artikel 5.11
Beslechting van geschillen
Geen van beide partijen kan voor geschillen die in het kader van dit hoofdstuk ontstaan, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen)
DOUANE EN HANDELSBEVORDERING
Artikel 6.1
Doelstellingen en beginselen
De partijen komen, ter vergemakkelijking van de handel en ter bevor- dering van douanesamenwerking op een bilaterale en multilaterale basis, overeen om samen te werken en hun invoer-, uitvoer- en doorvoervoor- schriften en -procedures voor goederen op basis van de volgende doel- stellingen en beginselen vast te stellen en toe te passen:
a. om te waarborgen dat invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures voor goederen efficiënt en evenredig zijn,
i. worden door elk van beide partijen versnelde douaneprocedures vastgesteld of gehandhaafd, waarbij zij passende douanecontrole- en -selectieprocedures blijven toepassen;
ii. zijn invoer-, uitvoer- en doorvoervereisten en -procedures in administratief opzicht niet omslachtiger en niet beperkender voor de handel dan nodig is om legitieme doelstellingen te bereiken;
iii. zorgt elk van beide partijen ervoor dat goederen met een mini- mum aan documentatie kunnen worden ingeklaard, en dat elek- tronische systemen voor gebruikers toegankelijk zijn;
iv. maakt elk van beide partijen gebruik van informatietechnologie die procedures voor het in het vrije verkeer brengen van goede- ren bespoedigt;
v. waarborgt elk van beide partijen dat haar douaneautoriteiten en
-instanties die met grenscontrole, met inbegrip van invoer-, uitvoer- en doorvoeraangelegenheden, zijn belast, samenwerken en hun werkzaamheden coördineren; en
vi. voorziet elk van beide partijen erin dat inschakeling van douane- expediteurs facultatief is;
b. invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures worden gebaseerd op door de partijen aanvaarde internationale instrumenten en normen op het gebied van de handel en van douane:
i. indien er op handels- en douanegebied internationale instrumen- ten en normen bestaan, vormen deze de basis voor invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en –procedures, tenzij die instrumenten en normen niet passend of doeltreffend voor het bereiken van de legitieme doelstellingen zijn; en
ii. voorschriften die betrekking hebben op data alsmede dataver- werkingsprocessen worden in toenemende mate in overeen- stemming met het Customs Data Model en de bijbehorende aan- bevelingen en richtsnoeren van de Werelddouaneorganisatie, hierna „WDO” genoemd, gebruikt en toegepast;
d. elk van beide partijen treedt met vertegenwoordigers van de han- delssector en andere belanghebbenden tijdig in overleg, onder meer over belangrijke nieuwe of gewijzigde voorschriften en procedures voordat deze worden vastgesteld;
e. beginselen of procedures inzake risicobeheersing worden toegepast om handhavingsinspanningen te concentreren op transacties die speciale aandacht behoeven;
f. elk van beide partijen verleent haar medewerking en wisselt infor- matie uit om eraan bij te dragen dat de handelsbevorderende maatrege- len waarover in het kader van deze overeenkomst overeenstemming is bereikt, worden toegepast en nageleefd; en
g. handelsbevorderende maatregelen ondermijnen niet het bereiken van legitieme beleidsdoelstellingen, zoals de bescherming van de natio- nale veiligheid, gezondheid en het milieu.
Artikel 6.2
In het vrije verkeer brengen van goederen
1. Elk van beide partijen stelt vereenvoudigde en doelmatige douane- en andere handelsgerelateerde voorschriften en procedures vast om de handel tussen de partijen te bevorderen.
2. Overeenkomstig het bepaalde in lid 1 draagt elk van beide partijen ervoor zorg dat haar douaneautoriteiten, grensdiensten en andere be- voegde autoriteiten toepassing geven aan voorschriften en procedures:
a. die voorzien in de vrijgave van goederen binnen een tijdvak dat niet langer is dan vereist om te waarborgen dat aan haar douane- en andere handelsgerelateerde wetgeving en formaliteiten wordt voldaan. Elk van beide partijen werkt eraan de vrijgave van goederen verder te versnellen;
b. die erin voorzien dat informatie vóór de fysieke aankomst van goe- deren elektronisch kan worden ingediend en vervolgens ook elektronisch kan worden verwerkt, zodat goederen bij aankomst in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;
c. waardoor importeurs goederen vrijgegeven kunnen krijgen vóór en onverminderd de definitieve vaststelling door haar douaneautoriteiten van de toepasselijke douanerechten, belastingen en heffingen3); en
3) Een partij mag een importeur verzoeken om voldoende garantie te stellen in de vorm van een zekerheid, een borgsom of een ander passend instrument, waardoor de uiteindelijke betaling van de douanerechten, heffingen en vergoedin- gen in verband met de invoer van de goederen is gewaarborgd.
d. waardoor goederen in het vrije verkeer kunnen worden gebracht op de plaats van aankomst, zonder tijdelijke verplaatsing naar entrepots of andere faciliteiten.
Artikel 6.3
Vereenvoudigde douaneprocedure
De partijen streven ernaar voor handelaren of marktdeelnemers die aan specifieke, door een partij vastgestelde criteria voldoen, vereenvou- digde invoer- en uitvoerprocedures toe te passen waardoor in het bijzon- der goederen sneller kunnen worden vrijgegeven en ingeklaard, met onder meer elektronische indiening en verwerking van informatie vóór de fysieke aankomst van zendingen, minder fysieke inspecties en bevor- dering van de handel door bijvoorbeeld vereenvoudigde aangiften met een minimum aan documentatie.
Artikel 6.4
Risicobeheersing
Elk van beide partijen maakt, voor zover mogelijk langs elektronische weg, gebruik van risicobeheersingsystemen voor de risicoanalyse en
-oriëntatie zodat haar douaneautoriteiten hun inspectiewerkzaamheden kunnen concentreren op goederen met een hoog risico, en de inklaring en het in het verkeer brengen van goederen met een laag risico worden vereenvoudigd. Elk van beide partijen zal voor haar risicobeheersingpro- cedures de herziene Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en har- monisatie van douaneprocedures van 1999, hierna „Overeenkomst van Kyoto” genoemd, alsmede de WDO-Richtsnoeren voor risicobeheersing, als uitgangspunt nemen.
Artikel 6.5
Transparantie
1. Elk van beide partijen waarborgt dat haar douane- en andere han- delsgerelateerde wet- en regelgeving, haar algemene administratieve procedures en andere voorschriften, met inbegrip van die inzake vergoe- dingen en heffingen, voor alle belanghebbenden via een officieel aange- wezen medium en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, gemakkelijk toegankelijk zijn.
2. Elk van beide partijen wijst een of meer onderzoeks- of informa- tiecentra aan of houdt deze in stand, waaraan belanghebbenden vragen over douane- en andere handelsgerelateerde aangelegenheden kunnen stellen.
3. Elk van beide partijen overlegt met en verstrekt informatie aan ver- tegenwoordigers van de handelssector en andere belanghebbenden. Dat overleg en deze informatie hebben betrekking op belangrijke nieuwe of gewijzigde voorschriften en procedures, waarbij vóórr de vaststelling hiervan de mogelijkheid tot het maken van opmerkingen wordt geboden.
Artikel 6.6
Besluiten vooraf
1. Op schriftelijk verzoek van handelaren brengt elk van beide par- tijen via haar douaneautoriteiten voorafgaand aan de invoer van een goed in haar grondgebied en overeenkomstig haar wet- en regelgeving, een schriftelijk besluit uit over de tariefindeling, de oorsprong of enige andere aangelegenheid als die haars inziens hiervoor in aanmerking komt.
2. Elk van beide partijen maakt haar besluiten vooraf inzake tariefin- deling en enige andere aangelegenheid die haars inziens hiervoor in aan- merking komt, in overeenstemming met de vertrouwelijkheidsvereisten ingevolge haar wet- en regelgeving, bekend, bijvoorbeeld via internet.
3. Ter bevordering van de handel houden de partijen elkaar in hun bilaterale dialoog regelmatig op de hoogte van wijzigingen in hun res- pectieve wetgeving met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde aangelegenheden.
Artikel 6.7
Beroepsprocedures
1. Elk van beide partijen waarborgt dat de betrokkenen ten aanzien waarvan door haar vaststellingen in douanezaken en andere invoer-, uitvoer- en doorvoervoorschriften en -procedures worden gedaan, tegen die vaststellingen bezwaar kunnen aantekenen of in beroep kunnen gaan. Een partij mag verlangen dat alvorens tegen een beslissing bij een hogere onafhankelijke instantie, bijvoorbeeld een rechterlijke autoriteit of een bestuursrechter beroep kan worden ingesteld, daartegen eerst bij dezelfde instelling, de toezichthoudende autoriteit daarvan of een rech- terlijke autoriteit moet worden opgekomen.
2. De producent of exporteur kan, indien de autoriteit waarbij tegen de beslissing wordt opgekomen hem daarom verzoekt, informatie recht- streeks verstrekken aan de partij waarin het administratieve bezwaar of beroep wordt behandeld. De producent of exporteur die de informatie verschaft, mag de partij waarin het administratieve bezwaar of beroep
Artikel 6.8
Vertrouwelijkheid
1. Informatie die overeenkomstig dit hoofdstuk door personen of autoriteiten van een partij aan de autoriteiten van de andere partij is ver- strekt, wordt, onder meer wanneer daarom krachtens artikel 6.7 wordt verzocht, vertrouwelijk behandeld in overeenstemming met de in elk van beide partijen toepasselijke wet- en regelgeving. Zij valt onder de offi- ciële geheimhoudingsplicht en wordt beschermd overeenkomstig de wet- en regelgeving voor dergelijke informatie op het grondgebied van de ontvangende partij.
2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming van dergelijke gegevens in de partij die de gegevens verstrekt. De persoon die de infor- matie verstrekt, stelt geen eisen die verder gaan dan die welke in zijn rechtsgebied gelden.
3. De in lid 1 bedoelde informatie wordt door de autoriteiten van de partij die deze heeft ontvangen, niet gebruikt voor andere doelen dan waarvoor zij is verstrekt, tenzij de persoon of de autoriteit die de infor- matie heeft verstrekt, hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend.
4. Behoudens uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de auto- riteit die de in lid 1 bedoelde informatie heeft verstrekt, zal deze niet worden gepubliceerd of anderszins worden bekendgemaakt, tenzij zulks ingevolge de wet- en regelgeving van de partij die de informatie in ver- band met gerechtelijke procedures heeft ontvangen, verplicht of toege- staan is. De persoon of autoriteit die de informatie heeft verstrekt, wordt zo mogelijk vooraf van een dergelijke bekendmaking in kennis gesteld.
5. Indien een autoriteit van een partij overeenkomstig dit hoofdstuk om informatie verzoekt, deelt zij de personen tot wie het verzoek is gericht, mede dat die informatie in verband met gerechtelijke procedu- res mogelijk bekend zal worden gemaakt.
6. Tenzij anders overeengekomen met de persoon die de informatie heeft verstrekt, treft de verzoekende partij in voorkomend geval alle krachtens haar wet- en regelgeving mogelijke maatregelen om de infor- matie geheim te houden, en beschermt zij persoonsgegevens tegen ver- zoeken van derden of van andere autoriteiten om bekendmaking van die informatie.
Vergoedingen en heffıngen
Met betrekking tot alle in verband met in- of uitvoer opgelegde ver- goedingen en heffingen, van welke aard ook, andere dan douanerechten en zaken die van de definitie van een douanerecht in artikel 2.3 (Doua- nerechten) zijn uitgesloten, geldt het volgende:
a. vergoedingen en heffingen worden enkel opgelegd ter zake van in verband met de betrokken in- of uitvoer verleende diensten of een met die in- of uitvoer verband houdende formaliteit waaraan moet worden voldaan;
b. het bedrag van vergoedingen en heffingen gaat niet de geschatte kosten van de verleende dienst te boven;
c. vergoedingen en heffingen worden niet op een ad-valoremgrondslag berekend;
d. voor consulaire diensten worden geen vergoedingen en heffingen verlangd;
e. de informatie over vergoedingen en heffingen wordt via een offi- cieel aangewezen medium, en waar haalbaar en mogelijk via een officiële website, bekendgemaakt. Deze informatie omvat de reden voor de vergoeding of de heffing ter zake van de verleende dienst, de verant- woordelijke autoriteit, de vergoedingen en heffingen die zullen worden toegepast, en het tijdstip en de wijze waarop de betaling moet worden verricht; en
f. nieuwe of gewijzigde vergoedingen en heffingen worden niet opge- legd totdat informatie overeenkomstig e) bekend is gemaakt en gemak- kelijk beschikbaar is.
Artikel 6.10
Inspectie vóór verzending
Geen der partijen zal inspecties of gelijkwaardige maatregelen vóór verzending verlangen.
Artikel 6.11
Douanecontrole achteraf
Elk van beide partijen zorgt ervoor dat handelaren kunnen verzoeken om douanecontrole achteraf. Het verzoek om douanecontrole achteraf mag voor handelaren geen ongegronde of ongerechtvaardigde eisen of lasten meebrengen.
Douanewaarde
De Overeenkomst inzake de douanewaarde wordt, zonder de voorbe- houden en opties waarin in artikel 20 en de leden 2 tot en met 4 van bij- lage III bij die Overeenkomst is voorzien, mutatis mutandis in deze over- eenkomst opgenomen.
Artikel 6.13
Douanesamenwerking
1. De partijen breiden hun samenwerking op het gebied van douane en daarmee verband houdende aangelegenheden uit.
2. De partijen verbinden zich ertoe om handelsbevorderende acties op het gebied van douane te ontwikkelen, rekening houdend met het werk dat in dit verband door internationale organisaties wordt gedaan. Dit kan het testen van nieuwe douaneprocedures omvatten.
3. De partijen bevestigen hun verbintenis het legitieme goederenver- keer te bevorderen en expertise uit te wisselen over maatregelen ter ver- betering van douanetechnieken en -procedures en over geautomatiseerde systemen, overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst.
4. De partijen verbinden zich ertoe:
a. de harmonisatie, in overeenstemming met internationale normen, van in de handel gebruikte documentatie en data-elementen te bevorde- ren, teneinde hun onderlinge handelsstromen in douaneaangelegenheden met betrekking tot de invoer, uitvoer en doorvoer van goederen te ver- gemakkelijken;
b. de samenwerking tussen hun douanelaboratoria en wetenschappe- lijke diensten te intensiveren en aan de harmonisatie van de door dou- anelaboratoria gebruikte methoden te werken;
c. douanepersoneel uit te wisselen;
d. voor de ambtenaren die rechtstreeks met douaneprocedures te maken hebben, gezamenlijk opleidingsprogramma’s op het gebied van met douane verband houdende aangelegenheden te organiseren;
e. doeltreffende mechanismen voor communicatie met de handels- en zakenwereld te ontwikkelen;
f. elkaar zoveel mogelijk bij te staan in zaken van tariefindeling, waardebepaling en vaststelling van de oorsprong voor preferentiële ta- riefbehandeling van ingevoerde goederen;
g. een krachtige en doeltreffende handhaving van intellectuele- eigendomsrechten door de douaneautoriteiten bij invoer, uitvoer, weder-
uitvoer, doorvoer, overlading en andere douaneprocedures te stimuleren, met name waar het gaat om nagemaakte goederen; en
h. de veiligheid van het vervoer per zeecontainer en van andere zen- dingen, ongeacht hun herkomst, die in het grondgebied van de partijen worden ingevoerd, op dat grondgebied worden overgeladen of via dat grondgebied worden doorgevoerd, te verbeteren zonder afbreuk te doen aan de bevordering van de handel. De partijen komen overeen dat de intensievere en ruimere samenwerking onder meer maar niet uitsluitend het volgende tot doel heeft:
i. samen streven naar versterking van de douaneaspecten voor meer zekerheid in de logistieke keten in de internationale han- del; en
ii. een zo groot mogelijke coördinatie van standpunten in multila- terale fora waar kwesties in verband met de veiligheid van con- tainers op geëigende wijze naar voren worden gebracht en wor- den besproken.
5. De partijen erkennen dat technische samenwerking tussen hen fun- damenteel is om naleving van de in deze overeenkomst opgenomen ver- bintenissen te vergemakkelijken en de handel in sterke mate te bevorde- ren. De partijen komen door middel van hun douaneautoriteiten overeen een programma voor technische samenwerking te ontwikkelen, waarbij zij de voorwaarden met betrekking tot het toepassingsgebied, het tijd- schema en de kosten van samenwerkingsmaatregelen op douanegebied en daarmee verband houdende aangelegenheden onderling overeenko- men.
6. Voor het bevorderen van de handel relevante internationale initia- tieven, die onder andere werkzaamheden in de WTO en de WDO kun- nen omvatten, worden door de partijen via hun respectieve douaneauto- riteiten en andere grensautoriteiten opnieuw onderzocht om uit te maken op welke gebieden nadere gezamenlijke actie de handel tussen de par- tijen en gezamenlijke multilaterale doelstellingen zou bevorderen. De partijen werken samen om in internationale organisaties op het gebied van douane en van handelsbevordering, met name in de WTO en de WDO, waar mogelijk gezamenlijke standpunten te formuleren.
7. De partijen verlenen elkaar bijstand bij de tenuitvoerlegging en de handhaving van dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van
„producten van oorsprong’” en methoden van administratieve samen- werking, en hun respectieve douanewet- en regelgeving.
Wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
1. De partijen verlenen elkaar in douaneaangelegenheden administra- tieve bijstand overeenkomstig het bepaalde in het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
2. Geen van beide partijen kan voor geschillen die door artikel 9.1 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in dou- anezaken worden bestreken, een beroep doen op hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) van deze overeenkomst.
Artikel 6.15
Douanecontactcentra
1. De partijen wisselen lijsten uit van contactcentra die zijn aangewe- zen voor aangelegenheden die zich in verband met dit hoofdstuk en het Protocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong’” en methoden van administratieve samenwerking voordoen.
2. De contactcentra streven ernaar operationele aangelegenheden die door dit hoofdstuk worden bestreken, door middel van overleg op te los- sen. Indien een aangelegenheid niet door de contactcentra kan worden opgelost, wordt deze naar het in dit hoofdstuk bedoelde Douanecomité verwezen.
Artikel 6.16
Douanecomité
1. Het krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Douanecomité waarborgt de goede werking van dit hoofdstuk en van het Protocol betreffende de definitie van „producten van oor- sprong” en methoden van administratieve samenwerking, alsmede die van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in dou- anezaken, en onderzoekt alle kwesties die zich naar aanleiding van de toepassing ervan voordoen. Het brengt over onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden verslag uit aan het krachtens lid 1 van artikel
15.1 (Handelscomité) opgerichte Handelscomité.
2. Het Douanecomité bestaat uit vertegenwoordigers van de douane en van andere autoriteiten van de partijen die bevoegd zijn ter zake van douaneaangelegenheden en handelsbevordering, het beheer van het Pro- tocol betreffende de definitie van „producten van oorsprong” en metho-
3. Het Douanecomité stelt zijn reglement van orde vast en komt jaar- lijks beurtelings bij een van de partijen bijeen.
4. Het Douanecomité komt op verzoek van een partij bijeen voor overleg en tracht eventuele meningsverschillen tussen de partijen in het kader van dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van „pro- ducten van oorsprong’” en methoden van administratieve samenwerking en het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in dou- anezaken op te lossen, met name op het gebied van handelsbevordering, tariefindeling, de oorsprong van goederen en wederzijdse administra- tieve bijstand in douanezaken, in het bijzonder in verband met de arti- kelen 7 en 8 van het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken.
5. Het Douanecomité kan resoluties, aanbevelingen of adviezen for- muleren die het noodzakelijk acht voor het bereiken van de gezamen- lijke doelstellingen en de goede werking van de mechanismen die in dit hoofdstuk, het Protocol betreffende de definitie van „producten van oor- sprong” en methoden van administratieve samenwerking alsmede het Protocol betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douaneza- ken zijn vastgelegd.
HOOFDSTUK ZEVEN
HANDEL IN DIENSTEN, VESTIGING EN ELEKTRONISCHE HANDEL
AFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 7.1
Doelstelling en toepassingsgebied
1. De partijen herbevestigen hun respectieve rechten en verplichtin- gen ingevolge de WTO-Overeenkomst, en leggen hierbij de noodzake- lijke regels vast voor geleidelijke wederzijdse liberalisering van de han- del in diensten, van het recht van vestiging en voor samenwerking op het gebied van elektronische handel.
2. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uit- gelegd dat zij een verplichting inhoudt met betrekking tot overheids- opdrachten.
4. Overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk behoudt elk van beide partijen het recht nieuwe regelingen op te stellen en in te voeren om legitieme beleidsdoelstellingen te bereiken.
5. Dit hoofdstuk is noch van toepassing op maatregelen betreffende natuurlijke personen die toegang tot de arbeidsmarkt van een partij zoe- ken, noch op maatregelen inzake staatsburgerschap, verblijf of werk op permanente basis.
6. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk belet een partij maatrege- len toe te passen tot regeling van de toegang of het tijdelijke verblijf van natuurlijke personen op haar grondgebied, daarbij inbegrepen maatrege- len die nodig zijn voor het beschermen van de integriteit van haar gren- zen of voor het verzekeren van het ordelijke verkeer van natuurlijke per- sonen over haar grenzen, maar deze maatregelen mogen niet zodanig worden toegepast dat de voordelen die de andere partij op grond van een specifieke verbintenis in dit hoofdstuk en de bijlagen erbij toekomen, daardoor worden teniet gedaan of uitgehold4).
Artikel 7.2
Definities
Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt het volgende:
a. onder maatregel wordt verstaan elke maatregel van een partij, in de vorm van een wet, regeling, voorschrift, procedure, besluit, adminis- tratieve handeling of in enige andere vorm;
b. onder door een partij vastgestelde of gehandhaafde maatregelen worden verstaan maatregelen genomen door:
i. centrale, regionale of lokale overheden en autoriteiten; en
ii. niet-gouvernementele organisaties bij de uitoefening van door centrale, regionale of lokale overheden of autoriteiten gedele- geerde bevoegdheden;
c. onder persoon wordt verstaan een natuurlijke persoon of een rechts- persoon;
d. onder natuurlijke persoon wordt verstaan een onderdaan van Korea of van een van de lidstaten van de Europese Unie volgens hun respec- tieve wetgeving;
4) Het feit alleen dat voor natuurlijke personen afkomstig uit bepaalde landen wel en voor die uit andere landen niet een visum vereist is, wordt niet geacht voordelen op grond van een specifieke verbintenis in dit hoofdstuk en de bijla- gen erbij teniet te doen of uit te hollen.
e. onder rechtspersoon wordt verstaan elke juridische eenheid, naar toepasselijk recht opgericht of anderszins georganiseerd, met winst- of andere oogmerken, ongeacht of zij eigendom van particulieren of van de overheid is, met inbegrip van alle vennootschappen, trusts, maatschap- pen, joint ventures, eenmanszaken of verenigingen;
f. onder rechtspersoon uit een partij wordt verstaan:
i. een rechtspersoon die overeenkomstig de wetgeving van een van de lidstaten van de Europese Unie respectievelijk Korea is opgericht, en die op het grondgebied waarop het Verdrag betref- fende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn respectievelijk op dat van Korea zijn statutaire zetel, hoofdbestuur5) of hoofdvestiging heeft. Wanneer de rechtspersoon op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betref- fende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn of op dat van Korea alleen zijn statutaire zetel of hoofdbestuur heeft, wordt hij niet als rechtspersoon uit de Europese Unie res- pectievelijk Korea beschouwd, tenzij hij op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Ver- drag betreffende de werking van de Europese Unie van toepas- sing zijn respectievelijk op dat van Korea omvangrijke zake- lijke transacties verricht6); of
ii. ingeval van vestiging als bedoeld in artikel 7.9, onder a), een rechtspersoon die eigendom is van of voorwerp van zeggen- schap door natuurlijke personen uit de EU respectievelijk Korea of een rechtspersoon uit de Europese Unie respectievelijk Korea als hiervoor onder i) bedoeld.
Een rechtspersoon is:
i. eigendom van personen uit de EU of Korea indien meer dan 50 procent van het aandelenkapitaal in het bezit is van personen uit de EU respectievelijk Korea die volledig over hun aandeel kun- nen beschikken;
5) Onder hoofdbestuur wordt verstaan het hoofdkantoor waar de uiteindelijke besluitvorming plaatsvindt.
6) Overeenkomstig haar aanmelding van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bij de WTO (doc. WT/REG39/1) is volgens de EU het begrip „daadwerkelijke en voortdurende band” met de economie van een lidstaat van de Europese Unie, dat is neergelegd in artikel 48 van het Verdrag, gelijk- waardig aan het begrip „omvangrijke zakelijke transacties” in artikel V, lid 6, van de GATS. Dienovereenkomstig zal de EU aan een rechtspersoon die overeenkom- stig de wetgeving van Korea is opgericht en alleen zijn statutaire zetel of hoofd- bestuur op het grondgebied van Korea heeft, de uit deze overeenkomst voort- vloeiende voordelen enkel toekennen indien die rechtspersoon een daadwerkelijke en duurzame band met de economie van Korea heeft.
iii. met een andere persoon verbonden wanneer hij zeggenschap heeft over die persoon of die persoon over hem, of wanneer over zowel hemzelf als de andere persoon zeggenschap wordt uitgeoefend door een en dezelfde persoon;
g. onverminderd het hiervoor onder f) bepaalde vallen buiten de EU of Korea gevestigde scheepvaartondernemingen waarover onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie respectievelijk Korea zeggen- schap hebben, tevens onder deze overeenkomst indien hun schepen over- eenkomstig de respectieve wetgeving van die lidstaat of van Korea zijn geregistreerd en zij de vlag van een lidstaat van de Europese Unie of van Korea voeren7);
h. onder overeenkomst inzake economische integratie wordt verstaan een overeenkomst waarbij de handel in diensten en het recht van vesti- ging conform de WTO-Overeenkomst, met name de artikelen V en V bis van de GATS, aanzienlijk worden geliberaliseerd;
i. onder reparatie en onderhoud van vliegtuigen worden verstaan alle werkzaamheden aan een uit de dienst genomen vliegtuig of een onder- deel daarvan, met uitzondering van het zogenaamde lijnonderhoud;
j. onder diensten die verband houden met geautomatiseerde boe- kingssystemen wordt verstaan dienstverlening door middel van compu- tersystemen die informatie bevatten over dienstregeling, beschikbaar- heid, tarieven en tariefvoorwaarden van luchtvaartmaatschappijen, en met behulp waarvan boekingen kunnen worden gedaan of vervoerbewij- zen kunnen worden uitgegeven;
k. onder verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten wordt ver- staan de mogelijkheid voor de betrokken luchtvaartmaatschappij haar luchtvervoerdiensten vrij te verkopen en op de markt te brengen, met inbegrip van alle marketingaspecten zoals marktonderzoek, reclame en distributie. De tarifering van luchtvervoerdiensten en de daarop van toe- passing zijnde voorwaarden vallen niet onder deze activiteiten; en
l. onder dienstverlener wordt verstaan een persoon die een dienst ver- leent of aanbiedt, met inbegrip van personen die dit als investeerder doen.
Artikel 7.3
Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elektronische handel
1. Het krachtens lid 1 van artikel 15.2 (Gespecialiseerde comités) opgerichte Comité voor de handel in diensten en voor vestiging en elek-
7) Dit punt is niet van toepassing op het recht van vestiging.
2. Het comité:
a. houdt toezicht op en evalueert de tenuitvoerlegging van het be- paalde in dit hoofdstuk;
b. onderzoekt kwesties met betrekking tot dit hoofdstuk die haar door een partij worden voorgelegd; en
c. stelt de betrokken autoriteiten in de gelegenheid om in verband met artikel 7.46 informatie over prudentiële maatregelen uit te wisselen.
AFDELING B GRENSOVERSCHRIJDENDE DIENSTVERLENING
Artikel 7.4
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op alle grensoverschrijdende dienstverlening met uit- zondering van:
a. audiovisuele diensten8);
b. nationale cabotage in het zeevervoer; en
c. interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekings- systemen; en
iv. andere aan luchtvervoerdiensten verwante diensten zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met be- manning en luchthavenbeheer.
2. Tot maatregelen die van invloed zijn op grensoverschrijdende dienstverlening behoren onder meer maatregelen die van invloed zijn op:
a. de productie, distributie, marketing, verkoop en levering van een dienst;
b. de aankoop, de betaling of het gebruik van een dienst;
8) Dat audiovisuele diensten van het toepassingsgebied van deze afdeling zijn uitgesloten, doet geen afbreuk aan rechten en verplichtingen die uit het Protocol betreffende culturele samenwerking voortvloeien.
d. de aanwezigheid op het grondgebied van een partij van een dienst- verlener uit de andere partij.
3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. grensoverschrijdende dienstverlening: het verlenen van een dienst:
i. vanaf het grondgebied van een partij op het grondgebied van de andere partij; en
ii. op het grondgebied van een partij ten behoeve van de gebrui- ker van de dienst uit de andere partij;
b. diensten: alle diensten in elke sector behalve de bij de uitoefening van overheidsgezag verleende diensten; en
c. een bij de uitoefening van overheidsgezag verleende dienst: elke dienst die noch op commerciële basis, noch in concurrentie met een of meer dienstverleners wordt verleend.
Artikel 7.5
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang voor grensoverschrijdende dienst- verlening behandelt elk van beide partijen diensten en dienstverleners uit de andere partij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkingen die zijn overeengekomen en opgenomen in de in bijlage 7-A vermelde specifieke verbintenissen.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan, worden de maatregelen die een partij niet mag hand- haven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grond- gebied, tenzij anderszins bepaald in bijlage 7-A, omschreven als:
a. beperkingen van het aantal dienstverleners in de vorm van nume- rieke quota, monopolies, exclusieve dienstverleners of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte9);
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa in ver- band met diensten in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte; en
9) Dit punt omvat tevens maatregelen waardoor aan een dienstverlener uit de andere partij voor grensoverschrijdende dienstverlening als voorwaarde wordt gesteld dat hij op het grondgebied van een partij een vestiging als bedoeld in arti- kel 7.9, onder a), heeft of daar ingezetene is.
c. beperkingen van het totale aantal dienstentransacties of het totale volume van de dienstenoutput, in bepaalde numerieke eenheden uitge- drukt in de vorm van quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte10).
Artikel 7.6
Nationale behandeling
1. Elk van beide partijen behandelt in de sectoren waarvoor verbin- tenissen inzake de markttoegang in bijlage 7-A zijn opgenomen, met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwalificaties, diensten en dienstverleners uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die op de grensoverschrijdende dienstverlening van invloed zijn, niet minder gunstig dan haar eigen soortgelijke diensten en dienst- verleners.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan diensten en dienstverleners uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behande- ling die zij aan haar eigen soortgelijke diensten en dienstverleners toe- kent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behande- ling wordt geacht minder gunstig te zijn, indien zij de mededingings- voorwaarden wijzigt ten gunste van diensten of dienstverleners uit een partij, in vergelijking met soortgelijke diensten of dienstverleners uit de andere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende diensten of dienstverleners.
Artikel 7.7
Lijsten van verbintenissen
1. De door elk van beide partijen ingevolge deze afdeling geliberali- seerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor diensten en dienstverleners uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in bijlage 7-A vermeld.
10) Dit punt geldt niet voor maatregelen van een partij die de input voor de ver- lening van grensoverschrijdende diensten beperken.
Artikel 7.8
Meestbegunstiging11)
1. Wat onder deze afdeling vallende maatregelen die van invloed zijn op de grensoverschrijdende dienstverlening betreft, behandelt elk van beide partijen, tenzij in dit artikel anders is bepaald, diensten en dienst- verleners uit de andere partij niet minder gunstig dan dat zij soortgelijke diensten en dienstverleners uit derde landen in het kader van een na de inwerkingtreding van deze overeenkomst ondertekende overeenkomst inzake economische integratie behandelt.
2. De verplichting van lid 1 geldt ook voor de behandeling die door een partij overeenkomstig een overeenkomst inzake regionale economi- sche integratie aan diensten en dienstverleners uit een derde land wordt toegekend, tenzij deze behandeling wordt toegekend krachtens sectorale of horizontale verbintenissen waarvoor die overeenkomst een aanzien- lijk hoger niveau van verplichtingen oplegt dan geldt voor de verbinte- nissen die in het kader van deze afdeling zijn aangegaan en in bijlage 7-B zijn vermeld.
3. Onverminderd lid 2 zijn de uit lid 1 voortvloeiende verplichtingen niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend in het kader van:
a. maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, ver- gunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij;
b. een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofd- zakelijk betrekking heeft op belastingheffing; of
c. maatregelen die onder de in bijlage 7-C vermelde meestbegunsti- gingsvrijstellingen vallen.
4. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zodanig uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd aangrenzende landen voordelen toe te staan of te verlenen om het handelsverkeer dat beperkt is tot plaatse- lijk voortgebrachte en verbruikte diensten in naast elkaar liggende grens- zones, te vergemakkelijken.
11) Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat het toepassingsgebied van deze afdeling hierdoor wordt uitgebreid.
Artikel 7.9
Definities
Voor de toepassing van deze afdeling geldt het volgende:
a. onder vestiging wordt verstaan:
i. de oprichting, overname of handhaving van een rechtspersoon12); of
ii. de oprichting of handhaving van een filiaal of vertegenwoordi- ging
op het grondgebied van een partij met als doel een economische activiteit uit te voeren;
b. onder investeerder wordt verstaan een persoon die door middel van het opzetten van een vestiging tracht een economische activiteit uit te oefenen of een dergelijke activiteit uitoefent13);
c. een economische activiteit omvat alle economische activiteiten behoudens activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de uitoe- fening van overheidsgezag, d.w.z. activiteiten die noch op commerciële grondslag, noch in concurrentie met een of meer marktdeelnemers wor- den uitgeoefend;
d. onder dochteronderneming van een rechtspersoon uit een partij wordt verstaan een rechtspersoon waarover een andere rechtspersoon uit die partij daadwerkelijk zeggenschap heeft; en
e. onder filiaal van een rechtspersoon wordt verstaan een vestiging zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen manage- ment heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodanig dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er indien nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland
12) Onder „oprichting” en „overname” van een rechtspersoon wordt ook ver- staan deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon met het oogmerk duur- zame economische banden tot stand te brengen of te handhaven.
13) Wanneer de economische activiteit niet rechtstreeks door een rechtspersoon maar door andere vestigingsvormen zoals een filiaal of een vertegenwoordig wordt uitgeoefend, wordt de investeerder met inbegrip van de rechtspersoon via deze vestiging niettemin behandeld overeenkomstig hetgeen in deze overeen- komst voor investeerders is voorzien. Een dergelijke behandeling wordt tevens toegekend aan de vestiging via welke de economische activiteit wordt uitgeoe- fend, maar hoeft niet te worden uitgebreid tot andere onderdelen van de inves- teerder die zich buiten het grondgebied waar de economische activiteit wordt uit- geoefend, bevinden.
Artikel 7.10
Toepassingsgebied
Deze afdeling heeft tot doel het onderlinge investeringsklimaat en met name de wederzijdse voorwaarden voor vestiging te verbeteren en is van toepassing op maatregelen van de partijen die van invloed zijn op ves- tiging14) in alle economische activiteiten, met uitzondering van:
a. de winning, vervaardiging en verwerking15) van nucleair materiaal;
b. de productie van of handel in wapens, munitie en oorlogsmateri- eel16);
c. audiovisuele diensten17);
d. nationale cabotage in het zeevervoer; en
e. interne en internationale luchtvervoerdiensten, ongeacht of het gaat om lijndiensten of niet, en diensten die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van verkeersrechten, andere dan:
i. reparatie en onderhoud van vliegtuigen;
ii. verkoop en marketing van luchtvervoerdiensten;
iii. diensten die verband houden met geautomatiseerde boekings- systemen; en
iv. andere aan luchtvervoerdiensten verwante diensten zoals grondafhandelingsdiensten, verhuur van luchtvaartuigen met be- manning en luchthavenbeheer.
14) Dit hoofdstuk is niet van toepassing op bescherming van investeringen, anders dan de behandeling ingevolge artikel 7.12, procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat daaronder begrepen.
15) Voor alle duidelijkheid: onder de verwerking van nucleair materiaal worden verstaan alle activiteiten die zijn vermeld in de „International Standard Industrial Classification of all Economic Activities”, zoals vastgesteld in „Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M, N° 4, ISIC REV 3.1, 2002, code 2330”.
16) Oorlogsmaterieel is beperkt tot producten die uitsluitend zijn bestemd en vervaardigd voor militair gebruik in verband met oorlogsvoering of defensieacti- viteiten.
17) Dat audiovisuele diensten van het toepassingsgebied van deze afdeling zijn uitgesloten, doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die uit het Proto- col betreffende culturele samenwerking voortvloeien.
Markttoegang
1. Ten aanzien van de markttoegang in het kader van vestiging behan- delt elk van beide partijen vestigingen en investeerders uit de andere par- tij niet minder gunstig dan is voorzien in de voorwaarden en beperkin- gen die zijn overeengekomen en opgenomen in de in bijlage 7-A vermelde specifieke verbintenissen.
2. Voor sectoren waarvoor verbintenissen betreffende markttoegang worden aangegaan worden de maatregelen die een partij niet mag hand- haven of vaststellen voor een bepaalde regio of voor haar gehele grond- gebied, tenzij anderszins bepaald in bijlage 7-A, omschreven als:
a. beperkingen van het aantal vestigingen in de vorm van numerieke quota, monopolies, exclusieve rechten of van andere eisen ten aanzien van vestigingen, zoals een onderzoek naar de economische behoefte;
b. beperkingen van de totale waarde van transacties of activa, in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de eco- nomische behoefte;
c. beperkingen van het totale aantal transacties of het totale volume van de output, in bepaalde numerieke eenheden uitgedrukt in de vorm van quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte18);
d. beperkingen van de participatie van buitenlands kapitaal, uitge- drukt als een maximumpercentage voor buitenlands aandeelhouderschap of de totale waarde van individuele of totale buitenlandse investeringen;
e. maatregelen die specifieke soorten juridische entiteiten of joint ventures via welke een investeerder uit de andere partij een economische activiteit kan uitoefenen, vereisen of ten aanzien van die entiteiten of joint ventures beperkingen opleggen; en
f. beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen, anders dan stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs als omschreven in artikel 7.17, dat in een bepaalde sector in dienst mag zijn of dat een investeerder in dienst mag hebben, en dat nodig is voor en rechtstreeks verband houdt met het uitvoeren van de economische activiteit, in de vorm van een maximum aantal of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte.
18) De punten a) tot en met c) zijn niet van toepassing op maatregelen die de productie van een landbouwproduct beperken.
Nationale behandeling19)
1. Elk van beide partijen behandelt in de in bijlage 7-A vermelde sec- toren en met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden en kwa- lificaties, vestigingen en investeerders uit de andere partij in het kader van alle maatregelen die van invloed op vestiging zijn, niet minder gun- stig dan haar soortgelijke eigen vestigingen en investeerders.
2. Een partij kan aan het bepaalde in lid 1 voldoen door aan vestigin- gen en investeerders uit de andere partij een behandeling toe te kennen die naar de vorm identiek is dan wel naar de vorm afwijkt van de behan- deling die zij aan haar soortgelijke eigen vestigingen en investeerders toekent.
3. Een naar de vorm identieke of naar de vorm afwijkende behande- ling wordt geacht minder gunstig te zijn indien zij de mededingingsvoor- waarden wijzigt ten gunste van vestigingen of investeerders uit de partij, in vergelijking met soortgelijke vestigingen of investeerders uit de an- dere partij.
4. De op grond van dit artikel aangegane specifieke verbintenissen worden niet zodanig uitgelegd dat een partij verplicht is tot compensatie van concurrentienadelen die inherent zijn aan het buitenlandse karakter van de desbetreffende vestigingen of investeerders.
Artikel 7.13
Lijsten van verbintenissen
1. De door elk van beide partijen ingevolge deze afdeling geliberali- seerde sectoren en de beperkingen, door middel van voorbehouden, van de markttoegang en van de nationale behandeling voor vestigingen en investeerders uit de andere partij in die sectoren, worden in de lijsten van verbintenissen in bijlage 7-A vermeld.
2. Geen van beide partijen mag, met betrekking tot vestigingen en investeerders uit de andere partij, nieuwe of meer maatregelen vaststel- len die discrimineren ten opzichte van de behandeling die uit hoofde van de overeenkomstig lid 1 aangegane specifieke verbintenissen wordt toe- gekend.
19) Dit artikel is van toepassing op maatregelen ten aanzien van de samenstel- ling van raden van bestuur van een vestiging, zoals nationaliteits- en woonplaats- vereisten.
Meestbegunstiging20)
1. Wat onder deze afdeling vallende maatregelen die van invloed zijn op vestiging betreft, behandelt elk van beide partijen tenzij in dit artikel anders is bepaald, vestigingen en investeerders uit de andere partij niet minder gunstig dan dat zij soortgelijke vestigingen en investeerders uit derde landen in het kader van een na de inwerkingtreding van deze over- eenkomst ondertekende overeenkomst inzake economische integratie behandelt21).
2. De verplichting van lid 1 geldt ook voor de behandeling die door een partij overeenkomstig een overeenkomst inzake regionale economi- sche integratie aan vestigingen en investeerders uit een derde land wordt toegekend, tenzij deze behandeling wordt toegekend krachtens sectorale of horizontale verbintenissen waarvoor die overeenkomst een aanzien- lijk hoger niveau van verplichtingen oplegt dan geldt voor verbintenis- sen die in het kader van deze afdeling zijn aangegaan en in bijlage 7-B zijn vermeld.
3. Onverminderd lid 2 zijn de uit lid 1 voortvloeiende verplichtingen niet van toepassing op de behandeling die wordt toegekend in het kader van:
a. maatregelen met betrekking tot de erkenning van kwalificaties, ver- gunningen of prudentiële maatregelen in overeenstemming met artikel VII van de GATS of de bijlage betreffende financiële diensten daarbij;
b. een internationale overeenkomst of regeling die geheel of hoofd- zakelijk betrekking heeft op belastingheffing; of
c. maatregelen die onder een in bijlage 7-C vermelde meestbegunsti- gingsvrijstelling vallen.
4. De bepalingen van dit hoofdstuk worden niet zodanig uitgelegd dat een partij hierdoor wordt verhinderd aangrenzende landen voordelen toe te staan of te verlenen om het handelsverkeer dat beperkt is tot plaatse- lijk voortgebrachte en verbruikte diensten in naast elkaar liggende grens- zones, te vergemakkelijken.
20) Niets in dit artikel mag zodanig worden uitgelegd dat het toepassingsgebied van deze afdeling hierdoor wordt uitgebreid.
21) De in dit lid neergelegde verplichting geldt niet voor niet onder dit hoofd- stuk vallende bepalingen inzake de bescherming van investeringen, bepalingen inzake procedures voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staat daaronder begrepen.
Andere overeenkomsten
Geen enkele bepaling in deze overeenkomst wordt geacht:
a. de rechten te beperken van investeerders uit de partijen op een gunstigere behandeling waarin in een bestaande of toekomstige interna- tionale overeenkomst inzake investeringen waarbij een lidstaat van de Europese Unie en Korea partij zijn, is voorzien; en
b. af te wijken van de internationale juridische verplichtingen van de partijen ingevolge die overeenkomsten die investeerders uit de partijen een gunstigere behandeling toekennen dan door de onderhavige overeen- komst wordt toegekend.
Artikel 7.16
Evaluatie van het rechtskader voor investeringen
1. Met het oog op de geleidelijke liberalisering van investeringen evalueren de partijen de wetgeving inzake investeringen22), het investe- ringsklimaat en de onderlinge investeringsstromen uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en vervolgens met regelma- tige tussenpozen in overeenstemming met hun uit internationale over- eenkomsten voortvloeiende verbintenissen.
2. In het kader van de in lid 1 bedoelde evaluatie onderzoeken de par- tijen welke belemmeringen voor investeringen zich hebben voorgedaan en treden zij in onderhandeling om op dergelijke belemmeringen te rea- geren, met het oogmerk de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van algemene beginselen van investeringsbescherming, uit te diepen.
AFDELING D
TIJDELIJKE AANWEZIGHEID VAN NATUURLIJKE PERSONEN VOOR ZAKEN
Artikel 7.17
Toepassingsgebied en definities
1. Deze afdeling is van toepassing op maatregelen van de partijen betreffende de toegang tot en het tijdelijke verblijf op hun grondgebied van stafpersoneel, afgestudeerde stagiairs, verkopers van zakelijke dien- sten, dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep waarop artikel 7.1, lid 5, van toepassing is.
22) Dit omvat tevens dit hoofdstuk en de bijlagen 7-A en 7-C.
2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
a. stafpersoneel: natuurlijke personen die bij een rechtspersoon uit een partij, niet zijnde dan een organisatie zonder winstoogmerk, werk- zaam zijn en verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dan wel voor een goed toezicht op, een goede administratie en exploitatie van een ves- tiging. Tot het stafpersoneel behoren tevens „zakelijke bezoekers” die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging en „binnen de onderneming overgeplaatste personen”;
i. zakelijke bezoekers: natuurlijke personen met een staffunctie die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van een vestiging. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ont- vangen geen beloning uit een bron die in de gastpartij is geves- tigd; en onder
ii. binnen de onderneming overgeplaatste personen: natuurlijke personen die tenminste een jaar werknemer of partner (niet zijnde meerderheidsaandeelhouder) van een rechtspersoon uit een partij zijn en die tijdelijk naar een vestiging (met inbegrip van dochterondernemingen, filialen of bijkantoren) op het grond- gebied van de andere partij zijn overgeplaatst. De betrokken natuurlijke persoon moet tot een van de volgende categorieën behoren.
Managers
Natuurlijke personen die deel uitmaken van het hoger leiding- gevend personeel van een rechtspersoon, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht of de leiding van de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde perso- nen, waaronder natuurlijke personen die:
A. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderaf- deling daarvan;
B. toezicht houden op de werkzaamheden van andere toezicht- houdende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers en deze werkzaamheden controleren; en
C. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan, of indienstneming of ontslag van werknemers of an- dere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te beve- len.
Specialisten
Binnen een rechtspersoon werkzame natuurlijke personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de productie, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management van de vestiging. Voor de beoordeling van die kennis wordt niet alleen specifiek met de
b. afgestudeerde stagiairs: natuurlijke personen die ten minste een jaar in dienst zijn van een rechtspersoon uit een partij, die universitair afgestudeerd zijn en die voor loopbaanontwikkeling of een opleiding in bedrijfskundige technieken of methoden tijdelijk naar een vestiging op het grondgebied van de andere partij zijn overgeplaatst23);
c. verkopers van zakelijke diensten: natuurlijke personen die verte- genwoordigers zijn van een dienstverlener uit een partij die tijdelijke toegang tot het grondgebied van de andere partij beoogt om over de ver- koop van diensten te onderhandelen of voor die dienstverlener overeen- komsten voor de verkoop van diensten te sluiten. Zij verrichten geen directe transacties met het publiek en ontvangen geen beloning uit een in de gastpartij gevestigde bron;
d. dienstverleners op contractbasis: natuurlijke personen in dienst bij een rechtspersoon van een partij die geen vestiging op het grondgebied van de andere partij heeft en die een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij heeft gesloten, zodat de tijdelijke aanwezigheid van zijn werknemers in die partij ver- eist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract24); en
e. beoefenaars van een vrij beroep: natuurlijke personen die als zelf- standige dienstverlener op het grondgebied van een partij zijn gevestigd, geen vestiging op het grondgebied van de andere partij hebben en een bonafide contract voor de verlening van diensten aan een eindverbruiker in die andere partij hebben gesloten, zodat hun tijdelijke aanwezigheid aldaar vereist is voor de uitvoering van het dienstverleningscontract24).
Artikel 7.18
Stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs
1. Voor elke overeenkomstig afdeling C geliberaliseerde sector staat elk van beide partijen, behoudens de in bijlage 7-A opgenomen voorbe- houden, investeerders van de andere partij toe natuurlijke personen uit die andere partij naar hun vestiging over te plaatsen, mits die werkne- mers behoren tot het stafpersoneel dan wel afgestudeerd stagiair als omschreven in artikel 7.17 zijn. De duur van het tijdelijke verblijf van
23) Van de ontvangende vestiging kan worden verlangd dat zij vooraf ter goed- keuring een opleidingsprogramma voor de volledige duur van het verblijf voor- legt, om aan te tonen dat het verblijf bedoeld is voor opleiding op het niveau van een universitaire graad.
24) Het in dit punt bedoelde dienstencontract moet in overeenstemming zijn met de wet- en regelgeving en de eisen van de partij waar het contract wordt uit- gevoerd.
stafpersoneel en afgestudeerde stagiairs bedraagt ten hoogste drie jaar voor binnen de onderneming overgeplaatste personen25), ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf maanden voor zake- lijke bezoekers26) en ten hoogste een jaar voor afgestudeerde stagiairs.
2. Voor elke overeenkomstig afdeling C geliberaliseerde sector wor- den de maatregelen (tenzij anders bepaald in bijlage 7-A) die een partij niet mag handhaven of vaststellen, omschreven als beperkingen van het totale aantal natuurlijke personen dat een investeerder als stafpersoneel of als afgestudeerde stagiairs in een bepaalde sector mag overplaatsen, in de vorm van numerieke quota of van de eis van een onderzoek naar de economische behoefte, en als discriminerende beperkingen27).
Artikel 7.19
Verkopers van zakelijke diensten
Voor elke overeenkomstig afdeling B of C geliberaliseerde sector staat elk van beide partijen, behoudens de in bijlage 7-A opgenomen voorbe- houden, de toegang en het tijdelijke verblijf van verkopers van zakelijke diensten toe voor een periode van ten hoogste negentig dagen gedurende een periode van twaalf xxxxxxx00).
Artikel 7.20
Dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep
1. De partijen herbevestigen hun respectieve verplichtingen ingevolge de door hen in het kader van de GATS aangegane verbintenissen ten aanzien van de toegang en het tijdelijke verblijf van dienstverleners op contractbasis en beoefenaars van een vrij beroep.
2. Uiterlijk twee jaar na het voltooien van de onderhandelingen over- eenkomstig artikel XIX van de GATS en de Ministerial Declaration van de WTO Ministeriële Conferentie als vastgesteld op 14 november 2001, neemt het Handelscomité een besluit over een lijst met verbintenissen
25) Een partij kan toestaan dat de periode overeenkomstig de op haar grondge- bied toepasselijke wet- en regelgeving wordt verlengd.
26) Het in dit lid bepaalde doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die uit bilaterale overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht tussen Korea en de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien.
27) Tenzij in bijlage 7-A anders is bepaald, mag geen der partijen verlangen dat een vestiging op hogere managementposities natuurlijke personen benoemt die een bepaalde nationaliteit hebben of op haar grondgebied woonachtig zijn.
28) Het in dit artikel bepaalde doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtin- gen die uit bilaterale overeenkomsten tot afschaffing van de visumplicht tussen Korea en de lidstaten van de Europese Unie voortvloeien.
AFDELING E REGELGEVINGSKADER
ONDERAFDELING A
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 7.21
Wederzijdse erkenning
1. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk belet een partij te eisen dat natuurlijke personen de kwalificaties en/of de beroepservaring hebben die op het grondgebied waar de dienst wordt verleend, voor de betrok- ken sector van activiteit zijn voorgeschreven.
2. De partijen moedigen de desbetreffende representatieve beroepsor- ganisaties op hun respectieve grondgebied aan gezamenlijk aanbevelin- gen over wederzijdse erkenning te ontwikkelen en aan het Handelsco- mité voor te leggen, opdat dienstverleners en investeerders in dienstensectoren volledig of gedeeltelijk voldoen aan de door elk van beide partijen toegepaste criteria voor het verlenen van vergunningen aan dienstverleners en investeerders in dienstensectoren en voor de werkzaamheden en de certificering van dezen, in het bijzonder op het gebied van zakelijke dienstverlening, met inbegrip van het verlenen van tijdelijke vergunningen.
3. Wanneer het Handelscomité een aanbeveling als bedoeld in lid 2 ontvangt, onderzoekt het deze binnen een redelijke termijn om vast te stellen of zij met deze overeenkomst in overeenstemming is.
4. Wanneer overeenkomstig de procedure van lid 3 wordt vastgesteld dat een in lid 2 bedoelde aanbeveling in overeenstemming met deze overeenkomst is en er een voldoende mate van analogie tussen de des- betreffende regelingen van de partijen bestaat, onderhandelen zij via hun bevoegde autoriteiten over een overeenkomst inzake wederzijdse erken- ning, hierna „MRA” genoemd, van eisen, kwalificaties, vergunningen en andere regelingen, teneinde deze aanbeveling ten uitvoer te leggen.
6. De krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen) opgerichte Werkgroep MRA werkt onder auspiciën van het Handelscomité en be- staat uit vertegenwoordigers van de partijen. Ter vergemakkelijking van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden komt de Werkgroep, tenzij de par- tijen anders overeenkomen, binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst bijeen.
a. De Werkgroep onderzoekt voor diensten in het algemeen en in voorkomend geval voor afzonderlijke diensten de volgende aangelegen- heden:
i. procedures om de desbetreffende representatieve organisaties op hun respectieve grondgebied aan te moedigen hun belang bij wederzijdse erkenning te onderzoeken; en
ii. procedures om het ontwikkelen van aanbevelingen over weder- zijdse erkenning door de desbetreffende representatieve organi- saties te stimuleren.
b. De werkgroep fungeert als contactpunt voor door de desbetreffende beroepsorganisaties uit een partij aan de orde gestelde kwesties betref- fende wederzijdse erkenning.
Artikel 7.22
Transparantie en vertrouwelijke informatie
1. De partijen beantwoorden met gebruikmaking van de krachtens hoofdstuk twaalf (Transparantie) ingevoerde mechanismen onverwijld alle verzoeken van de andere partij om specifieke informatie over:
a. internationale overeenkomsten of regelingen, met inbegrip van die inzake wederzijdse erkenning, die op onder dit hoofdstuk vallende aan- gelegenheden betrekking hebben of daarvoor gevolgen hebben; en over
b. normen en criteria voor het verlenen van vergunningen aan en de certificering van dienstverleners, met inbegrip van informatie over welke regelgevende of andere instantie over zulke normen en criteria dient te worden geraadpleegd. De normen en criteria omvatten eisen met betrek- king tot opleiding, onderzoek, ervaring, gedrag en ethiek, beroepsoplei- ding en hercertificering, praktijkervaring, plaatselijke kennis en consu- mentenbescherming.
2. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst verplicht een partij tot verstrekking van vertrouwelijke informatie waarvan bekendmaking de rechtshandhaving zou belemmeren of anderszins in strijd zou zijn met het openbaar belang of schadelijk zou zijn voor de rechtmatige handels- belangen van openbare of particuliere ondernemingen.
4. Op verzoek van een aanvrager stelt een regelgevende autoriteit van een partij die aanvrager in kennis van de status van zijn aanvraag. Indien de autoriteit aanvullende informatie van de aanvrager verlangt, stelt zij deze daarvan onverwijld in kennis.
5. Op verzoek van een afgewezen aanvrager stelt een regelgevende autoriteit die een aanvraag heeft afgewezen, de aanvrager voor zover mogelijk in kennis van de redenen voor afwijzing van de aanvraag.
6. De regelgevende autoriteit van een partij neemt over een inge- diende aanvraag van een investeerder of een verlener van grensover- schrijdende diensten uit de andere partij binnen 120 dagen een adminis- tratief besluit inzake het verlenen van diensten, en stelt de aanvrager onverwijld van dat besluit in kennis. Een aanvraag wordt pas als inge- diend beschouwd wanneer alle relevante hoorzittingen zijn gehouden en alle vereiste informatie is ontvangen. Wanneer een besluit niet binnen 120 dagen kan worden genomen, stelt de regelgevende autoriteit de aan- vrager hiervan onverwijld in kennis en tracht zij het besluit binnen een redelijk tijdvak daarna te nemen.
Artikel 7.23
Interne regelgeving
1. Indien voor de verlening van een dienst of voor vestiging waarvoor een specifieke verbintenis is aangegaan een vergunning vereist is, delen de bevoegde autoriteiten van een partij de aanvrager binnen een rede- lijke termijn na de indiening van de volgens de interne wet- en regelge- ving als ingediend beschouwde aanvraag mede welk besluit zij ten aan- zien van die aanvraag hebben genomen. De bevoegde autoriteiten van de partij geven de aanvrager, op diens verzoek, zonder onredelijke ver- traging informatie over de stand van zaken betreffende de aanvraag.
2. Elk van beide partijen voert gerechtelijke, scheidsrechterlijke of administratieve tribunalen of procedures in, of houdt deze in stand, waarmee op verzoek van een betroffen investeerder of dienstverlener administratieve beslissingen met betrekking tot het recht van vestiging, de grensoverschrijdende dienstverlening of de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken terstond kunnen worden onderzocht en, indien gerechtvaardigd, passende maatregelen kunnen worden geno- men. Wanneer deze procedures niet onafhankelijk zijn van de instantie
3. Teneinde te waarborgen dat maatregelen in verband met kwalifica- tievereisten en -procedures, technische normen en vergunningsvereisten geen onnodige belemmeringen voor de handel in diensten vormen, maar met erkenning van het recht nieuwe regelingen inzake dienstverlening op te stellen en in te voeren om doelstellingen van overheidsbeleid te bereiken, streeft elk van beide partijen ernaar om op een voor elke sec- tor passende wijze te waarborgen dat zulke maatregelen:
a. gebaseerd zijn op objectieve en transparante criteria, zoals be- kwaamheid en het vermogen de dienst te verlenen; en
b. in geval van vergunningsprocedures, op zich geen beperking voor de verlening van de dienst vormen.
4. Dit artikel wordt naar gelang van het geval, na overleg tussen de partijen, gewijzigd om de resultaten van de onderhandelingen ingevolge lid 4 van artikel VI van de GATS of de resultaten van soortgelijke onder- handelingen die in andere multilaterale fora zijn gevoerd en waaraan beide partijen deelnemen, in deze overeenkomst te integreren zodra zij rechtswerking hebben.
Artikel 7.24
Governance
Elk van beide partijen waarborgt voor zover uitvoerbaar dat interna- tionaal overeengekomen normen voor de regelgeving en het toezicht in de financiëledienstensector en voor de strijd tegen belastingfraude en
-ontwijking op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd en worden toegepast. Dergelijke internationaal overeengekomen normen zijn onder meer de Core Principle for Effective Banking Supervision van het Bazels Comité voor het bankentoezicht, de Insurance Core Principles and Me- thodology, te Singapore op 3 oktober 2003 goedgekeurd door de Inter- national Association of Insurance Supervisors, de Objectives and Prin- ciples of Securities Regulation van de International Organisation of Securities Commissions, de Agreement on Exchange of Information on Tax Matters van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, hierna „OESO” genoemd, de Statement on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes van de G20, en de Veer- tig aanbevelingen inzake het witwassen van geld en de Negen bijzon- dere aanbevelingen inzake terrorismefinanciering van de Financial Ac- tion Task Force.
DIENSTEN IN VERBAND MET COMPUTERS
Artikel 7.25
Diensten in verband met computers
1. Bij de liberalisering van de handel in diensten in verband met com- puters overeenkomstig de afdelingen B tot en met D, onderschrijven de partijen de in de volgende leden neergelegde afspraak.
2. CPC29) 84, de VN-code voor diensten in verband met computers, heeft betrekking op de basisfuncties voor alle diensten in verband met computers, met inbegrip van computerprogramma’s die worden om- schreven als de instructies waardoor computers kunnen werken en com- municeren (met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie ervan), gegevensverwerking en -opslag, alsmede aanverwante diensten, zoals het geven van adviezen en opleidingen aan het personeel van klanten. Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toename van het aanbod van deze diensten als een pakket van aanverwante diensten dat alle of een deel van deze basisfuncties kan omvatten. Zo bestaan dien- sten als web- of domeinhosting, datamining en gridcomputing uit een combinatie van basisfuncties van de diensten in verband met computers.
3. Ongeacht of zij via een netwerk zoals internet worden geleverd, omvatten de diensten in verband met computers alle diensten op het gebied van:
a. advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwik- keling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, ondersteuning, technische hulp of beheer van of voor computers of com- putersystemen;
b. computerprogramma’s plus advies, strategie, analyse, planning, specificatie, ontwerp, ontwikkeling, installatie, implementatie, integratie, testen, debuggen, updaten, aanpassen, onderhoud, ondersteuning, tech- nische hulp, beheer of gebruik van of voor computerprogramma’s;
c. de verwerking, opslag en hosting van gegevens of diensten in ver- band met databanken;
d. onderhoud en reparatie van kantoormachines en toebehoren, met inbegrip van computers; of
e. opleidingen voor het personeel van klanten in verband met com- puterprogramma’s, computers of computersystemen die niet elders zijn ingedeeld.
29) Onder „CPC” wordt verstaan de „Central Products Classification”, zoals vastgesteld in „Statistical Office of the United Nations, Statistical Papers, Series M, Nr. 77, CPC prov, 1991”.
4. Diensten in verband met computers maken het verlenen van andere diensten, zoals bankieren, elektronisch of anderszins, mogelijk. De par- tijen erkennen dat er een groot verschil is tussen de ondersteunende dienst zoals webhosting of applicatiehosting, en de inhouds- of hoofd- dienst die elektronisch wordt geleverd, zoals bankieren, en dat in die gevallen de inhouds- of hoofddienst niet onder CPC 84 valt.
ONDERAFDELING C
POST- EN KOERIERSDIENSTEN
Artikel 7.26
Uitgangspunten van de regelgeving
Het Handelscomité legt ter waarborging van de mededinging in de post- en koeriersdiensten waarvoor in elk van beide partijen geen mono- poliepositie is voorbehouden, uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de uitgangspunten voor het ten aanzien van die diensten toepasselijke regelgevingskader vast. Met deze uitgangspunten wordt beoogd te reageren op kwesties als met de mededinging strijdige praktijken, universele dienst, afzonderlijke vergunningen en de aard van de regelgevende autoriteit30).
ONDERAFDELING D
TELECOMMUNICATIEDIENSTEN
Artikel 7.27
Toepassingsgebied en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor de basistelecommunicatiediensten31), met uitzondering van uitzen- dingen, die in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden de volgende definities:
30) Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat niets in dit artikel mag worden uitgelegd als dat daarmee, bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst, een wijziging wordt beoogd van het regelgevingskader van de huidige regelgevende instantie in Korea die regels stelt voor particuliere koeriersdiensten.
31) Deze omvatten diensten die zijn vermeld in 2. Communicatiediensten, onder C. Telecommunicatiediensten, categorieën a tot en met g, in de MTN/GNS/ W/120.
a. telecommunicatiediensten: alle diensten bestaande in de transmis- sie en ontvangst van elektromagnetische signalen, maar niet de econo- mische activiteit bestaande in de levering van inhoud die voor het trans- port afhankelijk is van telecommunicatie;
b. openbare telecommunicatiedienst: elke telecommunicatiedienst ten aanzien waarvan een partij, uitdrukkelijk of feitelijk, eist dat deze aan het algemene publiek wordt aangeboden;
c. openbaar telecommunicatienetwerk: de openbare telecommunicatie-
infrastructuur waardoor telecommunicatie tussen bepaalde eindpunten van een netwerk mogelijk wordt gemaakt;
d. regelgevende autoriteit in de telecommunicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de telecommunicatieregelgeving als bedoeld in deze onderafdeling;
e. essentiële faciliteiten: faciliteiten in het kader van een openbaar telecommunicatienetwerk of een openbare telecommunicatiedienst die:
i. uitsluitend of voornamelijk ter beschikking worden gesteld door één of een beperkt aantal leveranciers; en
ii. bij het verlenen van een dienst niet op haalbare wijze econo- misch of technisch kunnen worden vervangen;
f. grote leverancier in de telecommunicatiesector: een leverancier die de voorwaarden voor deelneming (wat prijs en aanbod betreft) in de des- betreffende markt voor telecommunicatiediensten door zijn controle over essentiële faciliteiten of door aanwending van zijn marktpositie, in belangrijke mate kan beïnvloeden;
g. interconnectie: de koppeling met leveranciers die openbare tele- communicatienetwerken of -diensten aanbieden zodat gebruikers van een leverancier kunnen communiceren met gebruikers van een andere leverancier en toegang krijgen tot door een andere leverancier geleverde diensten, voor zover specifieke verbintenissen zijn aangegaan;
h. universele dienst: het pakket van diensten dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar moet zijn voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie32);
i. eindgebruiker: een eindgebruiker of abonnee van een openbare telecommunicatiedienst, andere dienstverleners dan leveranciers van openbare telecommunicatiediensten daaronder begrepen;
j. niet discriminerend: niet minder gunstig dan de behandeling die in vergelijkbare omstandigheden aan andere gebruikers van soortgelijke openbare telecommunicatienetwerken of -diensten wordt toegekend; en
k. nummerportabiliteit: de mogelijkheid voor eindgebruikers van openbare telecommunicatiediensten om op dezelfde locatie dezelfde telefoonnummers te houden zonder dat de kwaliteit, de betrouwbaarheid
32) Elk van beide partijen beslist over het toepassingsgebied en de uitvoering van universele diensten.
of het gemak er onder leidt wanneer binnen dezelfde categorie leveran- ciers van openbare telecommunicatiediensten van leverancier wordt ver- anderd.
Artikel 7.28
Regelgevende autoriteit
1. Regelgevende autoriteiten voor telecommunicatiediensten zijn juri- disch en functioneel onafhankelijk van leveranciers van telecommunica- tiediensten.
2. De regelgevende autoriteit heeft voldoende bevoegdheden om de telecommunicatiedienstensector te reguleren. De taken van een regelge- vende autoriteit worden duidelijk en in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekendgemaakt, in het bijzonder wanneer meer dan een instantie met die taken belast is.
3. De besluiten die de regelgevende autoriteit neemt en de procedu- res die zij toepast, zijn voor alle marktdeelnemers gelijk.
Artikel 7.29
Vergunning voor telecommunicatiediensten
1. Vergunningen voor het verlenen van diensten worden zoveel mo- gelijk via een vereenvoudigde vergunningprocedure afgegeven.
2. Er kan een vergunning vereist zijn in verband met kwesties betref- fende de toekenning van frequenties, nummers en doorgangsrechten. De desbetreffende vergunningsvoorwaarden worden algemeen bekendge- maakt.
3. Wanneer een vergunning vereist is:
a. worden alle vergunningscriteria en de redelijke periode die norma- liter nodig is om een beslissing over de aanvraag van een vergunning te nemen, algemeen bekendgemaakt;
b. worden de redenen voor afwijzing van een vergunning de aanvra- ger op diens verzoek schriftelijk bekendgemaakt; en
c. zijn de door een partij verlangde vergoedingen voor het verlenen van een vergunning33) niet hoger dan de administratieve kosten die nor-
33) Tarieven voor het verlenen van vergunningen omvatten niet betalingen in verband met veiling, aanbesteding of andere niet-discriminerende middelen om concessies te verlenen, of verplichte bijdragen voor het verlenen van een univer- sele dienst.
xxxxxxx met het beheer van, het toezicht op en de handhaving van de des- betreffende vergunningen gemoeid zijn34).
Artikel 7.30
Concurrentiewaarborgen ten aanzien van grote leveranciers
Er zullen passende maatregelen worden gehandhaafd om te voorko- men dat leveranciers die alleen of met anderen gezamenlijk een grote leverancier zijn, concurrentiebeperkende praktijken toepassen of blijven toepassen. In dit verband wordt onder meer onder concurrentiebeper- kende praktijken verstaan:
a. het op concurrentiebeperkende wijze toepassen van kruissubsidië- ring35);
b. het op concurrentiebeperkende wijze gebruiken van informatie van concurrenten; en
c. het niet tijdig aan andere dienstverleners beschikbaar stellen van technische informatie over essentiële faciliteiten en van commercieel relevante informatie die deze dienstverleners voor het leveren van hun diensten nodig hebben.
Artikel 7.31
Interconnectie
1. Elk van beide partijen waarborgt dat leveranciers van openbare telecommunicatienetwerken of -diensten op haar grondgebied al dan niet rechtstreeks op dat grondgebied aan leveranciers van openbare telecom- municatiediensten uit de andere partij de gelegenheid bieden om te onderhandelen over interconnectie. In beginsel worden afspraken over interconnectie gemaakt op basis van commerciële onderhandelingen tus- sen de betrokken ondernemingen.
2. De regelgevende autoriteiten zien erop toe dat leveranciers die bij onderhandelingen over interconnectieregelingen informatie van een an- dere onderneming ontvangen, die informatie uitsluitend gebruiken voor het doel waarvoor die werd verstrekt en dat zij de vertrouwelijkheid van de verstrekte of opgeslagen informatie te allen tijde respecteren.
34) Dit punt treedt uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeen- komst in werking. Elk van beide partijen waarborgt dat vergoedingen voor ver- gunningen met de inwerkingtreding van deze overeenkomst op niet- discriminerende wijze worden geheven en toegepast.
35) Of „margin squeeze”, voor de EU.
3. Op elk punt in het netwerk waar dat technisch haalbaar is, moet worden gezorgd voor interconnectie met een grote leverancier. Deze interconnectie moet worden geleverd:
a. op niet-discriminerende voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen niet-discriminerende tarieven, en met een kwa- liteit die niet lager is dan die welke wordt geboden voor de eigen soort- gelijke diensten, voor soortgelijke diensten van niet-verbonden dienst- verleners of voor soortgelijke diensten van dochterondernemingen of andere verbonden ondernemingen;
b. binnen een redelijke termijn, op voorwaarden (inclusief technische normen en specificaties) en tegen op de kosten gebaseerde tarieven die transparant, economisch redelijk en voldoende gescheiden zijn, zodat de leverancier niet behoeft te betalen voor netwerkonderdelen en -faciliteiten die hij voor de levering van zijn diensten niet nodig heeft; en
c. op verzoek, via extra aansluitpunten, in aanvulling op de aan de meeste gebruikers aangeboden netwerkaansluitpunten, tegen een vergoe- ding die gebaseerd is op de kosten voor het aanleggen van de noodza- kelijke aanvullende faciliteiten.
4. De procedures voor interconnectie met een grote leverancier wor- den algemeen bekendgemaakt.
5. Grote leveranciers maken hun interconnectieovereenkomsten of hun referentie-aanbiedingen voor interconnectie algemeen bekend36).
Artikel 7.32
Nummerportabiliteit
Elk van beide partijen waarborgt dat verleners van openbare telecom- municatiediensten op haar grondgebied, andere dan verleners van dien- sten in verband met het „Voice over Internet Protocol”, voor zover tech- nisch haalbaar en onder redelijke voorwaarden nummerportabiliteit aanbieden.
Artikel 7.33
Toewijzing en gebruik van schaarse middelen
1. Alle procedures voor de toewijzing en het gebruik van schaarse middelen, zoals frequenties, nummers en doorgangsrechten, worden tij- dig op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze toegepast.
36) Elk van beide partijen geeft aan deze verplichting uitvoering overeenkom- stig haar desbetreffende regelgeving.
2. De stand van zaken met betrekking tot toegewezen frequentieban- den wordt algemeen bekendgemaakt, maar een gedetailleerde vermel- ding van de frequenties die voor specifiek gebruik door de overheid zijn toegewezen, is niet vereist.
Artikel 7.34
Universele dienst
1. Elk van beide partijen heeft het recht vast te stellen welke univer- seledienstverplichtingen zij wenst te handhaven.
2. Deze verplichtingen worden op zich niet concurrentiebeperkend geacht, mits zij op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden uitgevoerd. De uitvoering van dergelijke verplichtingen is ook neutraal met betrekking tot de mededinging en niet belastender dan nodig is voor de soort universele dienst die door elk van beide partijen wordt vastgesteld.
Artikel 7.35
Vertrouwelijke informatie
Elk van beide partijen waarborgt het vertrouwelijke karakter van het telecommunicatieverkeer dat via een openbaar telecommunicatienetwerk en via openbare telecommunicatiediensten plaatsvindt, alsmede van de gegevens over dat verkeer, zonder daardoor de handel in diensten te beperken.
Artikel 7.36
Beslechting van telecommunicatiegeschillen Toegang tot onafhankelijke autoriteit
1. Elk van beide partijen waarborgt dat:
a. verleners van diensten geschillen tussen verleners van diensten of tussen verleners en gebruikers van diensten over de in deze onderafde- ling bedoelde aangelegenheden in het kader van beslechting daarvan aan een regelgevende autoriteit of andere relevante instantie uit de partij kunnen voorleggen; en
b. wanneer tussen leveranciers van openbare telecommunicatienet- werken of verleners van telecommunicatiediensten een geschil ontstaat in verband met uit deze onderafdeling voortvloeiende rechten en ver- plichtingen, geeft de betrokken regelgevende autoriteit op verzoek van
Bezwaar en beroep
2. Een dienstverlener wiens door het recht beschermde belangen wor- den geschaad door een vaststelling of beslissing van een regelgevende autoriteit:
a. kan tegen die vaststelling of die beslissing bezwaar aantekenen of beroep instellen bij een instantie waarbij bezwaar kan worden aangete- kend respectievelijk beroep kan worden ingesteld37). Wanneer de instan- tie waarbij bezwaar is aangetekend of beroep is ingesteld geen rechter- lijke instantie is, motiveert zij haar vaststelling of beslissing altijd schriftelijk en kunnen haar vaststellingen of beslissingen tevens door een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit worden getoetst. Vaststellingen of beslissingen van instanties die beslissen op bezwaar of in beroep, worden daadwerkelijk ten uitvoer gelegd; en
b. kan tegen de vaststelling of beslissing beroep instellen bij een onpartijdige en onafhankelijke rechterlijke autoriteit van de partij. Geen van beide partijen mag het instellen van beroep als grond van niet- naleving van de vaststelling of de beslissing van de regelgevende auto- riteit aanmerken, tenzij de desbetreffende rechterlijke autoriteit die vast- stelling of die beslissing schorst.
ONDERAFDELING E
FINANCIËLE DIENSTEN
Artikel 7.37
Toepassingsgebied en definities
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle financiële diensten die in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D zijn geliberaliseerd.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt verstaan onder: financiële dienst: elke dienst van financiële aard, aangeboden door een verlener van financiële diensten uit een partij. Financiële diensten om-
vatten de volgende activiteiten:
a. Verzekeringen en aanverwante diensten
i. directe verzekering (met inbegrip van medeverzekering):
37) Voor geschillen tussen dienstverleners of tussen dienstverleners en gebrui- kers dient de beroepsinstantie onafhankelijk van de partijen in het geschil te zijn.
A. levensverzekering;
B. schadeverzekering;
ii. herverzekering en retrocessie;
iii. verzekeringsbemiddeling, zoals makelaars en agentschappen; en
iv. ondersteunende diensten voor verzekeringen, zoals adviesver- strekking, actuariaat, risicobeoordeling en de regeling van schade-eisen; en
b. Bankdiensten en andere financiële diensten (behalve verzekerin- gen):
i. aanvaarding van deposito’s en andere terugbetaalbare fondsen van het publiek;
ii. alle soorten leningen, waaronder consumentenkrediet en hypo- theken, factoring en financiering van commerciële transacties;
iii. financiële leasing;
iv. alle diensten in verband met het betalingsverkeer en de overma- king van geld, waaronder creditcards, betaalkaarten, debetkaar- ten, reischeques en bankwissels;
v. garanties en verbintenissen;
vi. transacties voor eigen rekening of voor rekening van xxxxxxxx, op de beurs of op de onderhandse markt of anderszins, ten aan- zien van:
A. geldmarktinstrumenten (met inbegrip van cheques, effecten en depositocertificaten);
B. deviezen;
C. derivaten, met inbegrip van termijninstrumenten en opties;
D. wisselkoers- en rentetariefinstrumenten, waaronder produc- ten als swaps en rentetermijncontracten;
E. verhandelbare effecten; en
F. andere verhandelbare stukken en financiële activa, met inbe- grip van ongemunt goud en zilver;
vii. deelneming in de uitgifte van alle soorten effecten, met inbegrip van garantieverlening en plaatsing in de hoedanigheid van agent (openbaar dan wel particulier) en verlening van diensten in ver- band met deze uitgiften;
viii. financiële bemiddeling;
ix. beheer van activa, zoals beheer van contanten of portefeuillebe- heer, alle vormen van beheer van collectieve investeringen, beheer van pensioenfondsen, diensten aangaande bewaarne- ming, depositodiensten en fiduciaire diensten;
x. betalings- en compensatiediensten in verband met financiële activa, met inbegrip van effecten, derivaten en andere verhan- delbare instrumenten;
xi. verstrekking en doorgifte van financiële informatie en verwer- king van financiële gegevens en daarop betrekking hebbende software; en
verlener van financiële diensten: een natuurlijke persoon of een rechts- persoon uit een partij die financiële diensten verleent of aanbiedt, met uitzondering van openbare instanties;
openbare instantie:
a. een overheid, centrale bank of monetaire autoriteit van een partij, of een instantie die eigendom is van een partij of onder zeggenschap staat van een partij en die zich in hoofdzaak bezighoudt met de uitvoe- ring van overheidstaken of activiteiten voor overheidsdoeleinden, met uitzondering van instanties die zich in hoofdzaak bezighouden met het verlenen van financiële diensten op commerciële basis; of
b. een particuliere instantie, wanneer deze taken vervult die norma- lerwijze door een centrale bank of monetaire autoriteit worden vervuld; nieuwe financiële dienst: een dienst van financiële aard, met inbegrip van diensten in verband met bestaande of nieuwe producten of de wijze waarop een product wordt geleverd, die niet wordt verleend door verle- ners van financiële diensten op het grondgebied van een partij, doch die
op het grondgebied van de andere partij wordt verleend.
Artikel 7.38
Prudentiële uitzonderingsbepaling38)
1. Elk van beide partijen kan maatregelen vaststellen of handhaven om prudentiële redenen39), waaronder:
a. de bescherming van investeerders, spaarders, polishouders of per- sonen aan wie een verlener van financiële diensten een fiduciair recht verschuldigd is; en
b. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het financiële stelsel van de partij.
2. Deze maatregelen zijn niet belastender dan nodig is voor het berei- ken van hun doel, en worden, wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de overige bepalingen van deze overeenkomst, niet gebruikt als
38) Een maatregel die wordt toegepast ten aanzien van in een partij gevestigde dienstverleners die niet door de financiële toezichthoudende autoriteit van die par- tij worden gereglementeerd en evenmin onder haar toezicht staan, wordt voor de toepassing van deze overeenkomst als prudentiële maatregel aangemerkt. Met het oog op de rechtszekerheid moet een dergelijke maatregel in overeenstemming met dit artikel worden getroffen.
39) Overeengekomen is dat de uitdrukking „prudentiële redenen” het handha- ven van de veiligheid, degelijkheid, integriteit of financiële verantwoordelijkheid van individuele verleners van financiële diensten kan omvatten.
middel om de verbintenissen of verplichtingen van elk van beide partijen ingevolge die bepalingen te ontwijken.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrek- ken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van indivi- duele consumenten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van openbare instanties.
4. Onverminderd andere prudentiële regelgeving inzake grensover- schrijdende financiële dienstverlening, kan een partij registratie van ver- leners van grensoverschrijdende financiële diensten uit de andere partij verlangen.
Artikel 7.39
Transparantie
De partijen erkennen dat transparante regels en een transparant beleid ten aanzien van de activiteiten van verleners van financiële diensten van belang zijn om de toegang van buitenlandse verleners van financiële diensten tot, en hun activiteiten op, elkaars markten te bevorderen. Elke partij verbindt zich ertoe transparantie van regelgeving inzake financiële diensten te bevorderen.
Artikel 7.40
Zelfregulerende organisaties
Wanneer een partij het lidmaatschap van of deelneming in, dan wel toegang tot een zelfregulerende organisatie, effecten- of termijnbeurs of effecten- of termijnmarkt, verrekenkantoor of een andere organisatie of vereniging als voorwaarde stelt voor verleners van financiële diensten uit de andere partij om op voet van gelijkheid met haar eigen verleners van financiële diensten financiële diensten te kunnen verlenen, of wanneer zij dergelijke entiteiten direct of indirect voorrechten of voordelen voor de verlening van financiële diensten toekent, waarborgt zij dat de ver- plichtingen van de artikelen 7.6, 7.8, 7.12 en 7.14 door een dergelijke zelfregulerende organisatie worden nageleefd.
Artikel 7.41
Betalings- en clearingsystemen
Onder voorwaarden die nationale behandeling toelaat, verschaft elk van beide partijen aan op zijn grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij voor de toekenning van nationale
behandeling toegang tot betalings- en clearingsystemen van openbare instanties, alsmede tot voor de normale bedrijfsvoering beschikbare offi- ciële financierings- en herfinancieringsfaciliteiten. Dit artikel beoogt niet toegang te verschaffen tot de kredietfaciliteiten in laatste instantie van een partij.
Artikel 7.42
Nieuwe financiële diensten
Elk van beide partijen staat op haar grondgebied gevestigde verleners van financiële diensten uit de andere partij toe nieuwe financiële dien- sten te verlenen waarvoor de partij haar eigen verleners van financiële diensten krachtens haar interne wetgeving onder soortgelijke omstandig- heden toestemming zou geven, tenzij de introductie van de nieuwe financiële dienst tot nieuwe wetgeving of een wetswijziging noodzaakt. De partijen kunnen de institutionele en rechtsvorm vaststellen waarin de dienst kan worden verleend en kunnen de betrokken dienstverlening aan een vergunningsplicht onderwerpen. Wanneer een vergunning vereist is, wordt hieromtrent binnen een redelijke termijn een besluit genomen en kan de vergunning uitsluitend worden geweigerd om prudentiële redenen.
Artikel 7.43
Gegevensverwerking
Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst en uiterlijk op de datum waarop soortgelijke verbintenissen op grond van andere overeenkomsten inzake economische integratie van kracht worden:
a. staat elk van beide partijen op haar grondgebied gevestigde verle- ners van financiële diensten uit de andere partij toe informatie in elek- tronische of in andere vorm met het oog op gegevensverwerking van en naar haar grondgebied te verzenden, wanneer deze gegevensverwerking noodzakelijk is in het kader van de normale bedrijfsvoering van de betrokken verleners van financiële diensten; en
b. stelt elk van beide partijen, herbevestigend dat zij zich heeft ver- bonden40) tot bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden van
40) Met het oog op de rechtszekerheid betreft deze verbintenis de rechten en vrijheden die zijn vermeld in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de Guidelines for the Regulation of Computerized Personal Data Files (aangenomen bij resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990), en de OESO-richtsnoeren inzake de bescherming van de per- soonlijke levenssfeer en van grensoverschrijdend verkeer van persoonsgegevens (aangenomen door de OESO-Raad op 23 september 1980).
natuurlijke personen, passende waarborgen vast voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht van persoonsgegevens.
Artikel 7.44
Specifieke uitzonderingen
1. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uit- gelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied exclusief activiteiten of diensten aan te bieden in het kader van een pensioenregeling van de overheid of een wettelijk stelsel van sociale zekerheid, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens haar interne regelge- ving in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.
2. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst is van toepassing op de activiteiten van een centrale bank of een monetaire autoriteit of van enige andere openbare instantie die bevoegd is voor het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid.
3. Geen enkele bepaling van dit hoofdstuk kan zodanig worden uit- gelegd dat zij voor een partij, met inbegrip van haar openbare instanties, een beletsel vormt om op haar grondgebied uitsluitend activiteiten of diensten aan te bieden voor rekening van of met garantiestelling door of gebruikmaking van de financiële middelen van de partij, tenzij verleners van financiële diensten deze activiteiten krachtens haar interne regelge- ving in concurrentie met openbare instanties of particuliere instellingen kunnen aanbieden.
Artikel 7.45
Beslechting van geschillen
1. Tenzij in dit artikel anders wordt bepaald is hoofdstuk veertien (Beslechting van geschillen) van toepassing op de beslechting van ge- schillen over financiële diensten die uitsluitend in het kader van dit hoofdstuk ontstaan.
2. Het Handelscomité stelt uiterlijk zes maanden na de inwerkintre- ding van deze overeenkomst een lijst op van vijftien personen. Elk van beide partijen stelt vijf natuurlijke personen voor en de partijen kiezen tevens vijf natuurlijke personen die geen onderdaan van een van de par- tijen zijn en als voorzitter van het arbitragepanel fungeren. Deze perso- nen beschikken over deskundigheid of ervaring op het gebied van de wetgeving betreffende of de praktijk van financiële diensten, waaronder
3. Indien panelleden door loting worden aangewezen krachtens lid 3 van artikel 14.5 (Instelling van het arbitragepanel), lid 3 van artikel 14.9 (Redelijke termijn voor naleving), lid 3 van artikel 14.10 (Onderzoek van maatregelen getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitra- gepanel), lid 4 van artikel 14.11 (Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving), lid 3 van artikel 14.12 (Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na de opschorting van verplichtingen), of de artikelen 6.1, 6.3 en 6.4 (Vervanging) van bijlage 14-B (Procedureregels voor arbitrage), dan geschiedt de aanwijzing uit de in lid 2 bedoelde lijst.
4. In afwijking van artikel 14.11 mag de klagende partij, indien een panel tot de conclusie komt dat een maatregel niet in overeenstemming met deze overeenkomst is en de maatregel waartegen wordt opgekomen, de financiële-dienstensector en enige andere sector beïnvloedt, voorde- len in de financiële-dienstensector van gelijke werking als de maatregel in haar financiële-dienstensector opschorten. Wanneer een dergelijke maatregel uitsluitend een andere sector dan de financiële-dienstensector beïnvloedt, mag de klagende partij de voordelen in de financiële- dienstensector niet opschorten.
Artikel 7.46
Erkenning
1. Een partij kan prudentiële maatregelen van de andere partij erken- nen door te bepalen op welke wijze de maatregelen van de partij met betrekking tot financiële diensten worden toegepast. Deze erkenning, door harmonisatie of op andere wijze, kan op een overeenkomst of rege- ling tussen de partijen worden gebaseerd of autonoom geschieden.
2. Een partij die bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst dan wel daarna partij is bij een in lid 1 bedoelde overeenkomst of regeling met een derde partij, geeft de andere partij voldoende gelegenheid om over haar toetreding tot die overeenkomst of regeling te onderhandelen of met haar over daarmee vergelijkbare overeenkomsten of regelingen te onderhandelen in omstandigheden die tot gelijkwaardige resultaten lei- den op het gebied van regelgeving, toezicht en tenuitvoerlegging van die regelgeving en, indien van toepassing, procedures voor de uitwisseling van informatie tussen de partijen bij de overeenkomst of regeling. Wan- neer een partij autonoom tot erkenning overgaat, geeft zij de andere par- tij voldoende gelegenheid aan te tonen dat deze omstandigheden be- staan.
INTERNATIONAAL ZEEVERVOER
Artikel 7.47
Toepassingsgebied, definities en beginselen
1. Deze onderafdeling bevat de beginselen voor de liberalisering, in overeenstemming met de afdelingen B tot en met D, van diensten die verband houden met internationaal zeevervoer.
2. Voor de toepassing van deze onderafdeling:
a. omvat internationaal zeevervoer ook vervoer van deur tot deur, zijnde het vervoer van goederen met behulp van meer dan een wijze van vervoer, waaronder ook vervoer over zee, met een enkel vervoersdocu- ment, en in verband daarmee ook het recht rechtstreeks met dienstver- leners voor andere wijzen van vervoer contracten te sluiten;
b. wordt onder behandeling van zeevracht verstaan activiteiten van stuwadoorsbedrijven en terminalexploitanten, maar zonder de activitei- ten van dokwerkers, wanneer dezen niet door de stuwadoorsbedrijven of terminalexploitanten zijn tewerkgesteld. De hier bedoelde activiteiten omvatten de organisatie van en het toezicht op:
i. het laden en lossen van schepen;
ii. het sjorren en losmaken van vracht; en
iii. het in ontvangst nemen/afleveren en bewaken van vracht vóór verscheping of na lossing;
c. wordt onder in- en uitklaring verstaan de afhandeling van douane- formaliteiten namens een derde met betrekking tot de in-, uit- of door- voer van vracht, ongeacht of deze dienst de hoofdactiviteit van de dienstverlener is of een gebruikelijke aanvulling op diens hoofdactivi- teit;
d. wordt onder diensten in verband met de opslag van containers ver- staan de opslag van containers op haventerreinen, om ze te laden of te lossen, te repareren en gereed te maken voor verscheping; en
e. wordt onder diensten van scheepsagenten verstaan activiteiten waarbij de zakelijke belangen van een of meer scheepvaartlijnen of scheepvaartmaatschappijen binnen een bepaald geografisch gebied door een agent worden behartigd voor de volgende doeleinden:
i. marketing en verkoop van zeevervoer en aanverwante diensten, van de prijsopgave tot de facturering, alsmede het afgeven van vrachtbrieven namens de maatschappijen, het kopen en weer verkopen van de nodige aanverwante diensten, het opstellen van documenten en het verschaffen van bedrijfsinformatie; en
ii. het optreden namens ondernemingen, het organiseren van de afroep van aanvragen om scheepsruimte of, indien nodig, het overnemen van vracht.
3. Gezien het huidige niveau van de liberalisering tussen de partijen op het gebied van het internationale zeevervoer:
a. passen de partijen het beginsel van onbeperkte toegang tot de inter- nationale markten voor zeevervoer op commerciële en niet- discriminerende grondslag toe; en
b. kent elk van beide partijen aan vaartuigen die de vlag voeren van de andere partij of worden geëxploiteerd door dienstverleners van de andere partij, een behandeling toe die niet minder gunstig is dan die welke zij aan haar eigen vaartuigen toekent voor, onder meer, de toegang tot havens, het gebruik van infrastructuur en ondersteunende havendien- sten voor zeevervoer, evenals de daarmee verband houdende vergoedin- gen en heffingen, douanediensten en de toewijzing van aanlegplaatsen en laad- en losinstallaties.
4. Bij de toepassing van deze beginselen:
a. nemen de partijen in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derden geen vrachtverdelingsregelingen op met betrekking tot zeever- voerdiensten, met inbegrip van het vervoer van droge en vloeibare bulkladingen en het lijnverkeer, en zien zij ervan af dergelijke vracht- verdelingsregelingen te activeren wanneer deze in eerdere bilaterale overeenkomsten voorkomen; en
b. heffen de partijen bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op die de vrije en eerlijke mededinging kunnen beper- ken of die een verkapte beperking zijn van of een discriminerend effect hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationale zeever- voer, en zien zij af van invoering ervan.
5. Iedere partij staat verleners uit de andere partij van diensten in het internationale zeevervoer toe op haar grondgebied een vestiging te heb- ben onder voorwaarden, wat vestiging en exploitatie betreft, die niet minder gunstig zijn dan die welke zij aan haar eigen dienstverleners of aan dienstverleners uit derde landen, indien deze laatsten betere voor- waarden genieten, toekent overeenkomstig de voorwaarden die in haar lijst van verbintenissen zijn opgenomen.
6. Elk van beide partijen geeft verleners uit de andere partij van dien- sten in het internationale zeevervoer op redelijke en niet-discriminerende voorwaarden toegang tot de volgende havendiensten:
a. loodsen;
b. hulp van duw- en sleepboten;
c. bevoorrading;
d. brandstof en water;
e. ophalen en verwerking van afval;
f. kapiteinsdiensten;
g. navigatiehulp; en
h. diensten vanaf de wal die essentieel zijn voor het functioneren van een schip, waaronder communicatie, water en elektriciteit, faciliteiten voor noodreparaties, verankering en aan- en afmeren.
AFDELING F ELEKTRONISCHE HANDEL
Artikel 7.48
Doelstellingen en beginselen
1. De partijen erkennen dat elektronische handel tot economische groei leidt en handelsmogelijkheden biedt, dat het van belang is belem- meringen voor het gebruik en de ontwikkeling ervan te vermijden, en dat de WTO-Overeenkomst op maatregelen met betrekking tot elektronische handel van toepasssing is, en komen overeen de ontwikkeling van hun onderlinge elektronische handel te bevorderen, met name door samen- werking op het gebied van de vraagstukken die in het kader van dit hoofdstuk door de elektronische handel worden opgeworpen.
2. De partijen zijn het erover eens dat de ontwikkeling van de elek- tronische handel volledig in overeenstemming moet zijn met de interna- tionale normen inzake gegevensbescherming, teneinde ervoor te zorgen dat de gebruikers vertrouwen in de elektronische handel hebben.
3. De partijen komen overeen geen douanerechten te heffen op leve- ringen langs elektronische weg41.
Artikel 7.49
Samenwerking op het gebied van regelgeving
1. De partijen onderhouden een dialoog over regelgevingskwesties in verband met de elektronische handel, onder meer over:
a. erkenning van aan het publiek afgegeven certificaten voor elektro- nische handtekeningen en bevordering van grensoverschrijdende certifi- ceringsdiensten;
b. aansprakelijkheid van intermediairs bij de doorgifte of opslag van informatie;
c. behandeling van ongevraagde elektronische commerciële commu- nicatie;
41 De opname van de elektronische handel in dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan het Koreaanse standpunt over de vraag of leveringen langs elektronische weg als handel in diensten of als handel in goederen moeten worden beschouwd.
d. consumentenbescherming op het gebied van de elektronische han- del;
e. ontwikkeling van papierloze handel; en
f. andere kwesties die van belang zijn voor de ontwikkeling van de elektronische handel.
2. De dialoog kan uitwisseling van informatie omvatten over de res- pectieve wetgeving van de partijen met betrekking tot deze kwesties en over de tenuitvoerlegging van die wetgeving.
AFDELING G UITZONDERINGEN
Artikel 7.50
Uitzonderingen
Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toege- past dat zij een middel tot een willekeurige of ongerechtvaardigde dis- criminatie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een ver- kapte beperking van het recht van vestiging of van grensoverschrijdende diensten vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:
a. noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid of de openbare zeden of voor de handhaving van de openbare orde42);
b. noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven en de gezond- heid van mens, dier of plant;
c. betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame na- tuurlijke hulpbronnen, mits die maatregelen met beperkingen voor in- terne investeerders of met beperkingen van het interne aanbod of ver- bruik van diensten gepaard gaan;
d. noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal artistiek, his- torisch of archeologisch erfgoed;
e. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:
i. het voorkómen van misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren;
42) De uitzondering betreffende de openbare orde mag slechts worden ingeroe- pen in geval van een daadwerkelijke en voldoende ernstige bedreiging van de fundamentele maatschappelijke belangen.
iii. de veiligheid;
f. strijdig zijn met de artikelen 7.6 en 7.12, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op billijke of doeltref- fende43) wijze te kunnen opleggen of innen ten aanzien van economische activiteiten, investeerders of dienstverleners uit de andere partij.
HOOFDSTUK ACHT BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 8.1
Lopende betalingen
De partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds toe te staan dat alle betalingen en over- boekingen op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen inge-
43) Maatregelen die bedoeld zijn om directe belastingen op billijke of doeltref- fende wijze te kunnen opleggen en innen omvatten maatregelen die een partij op grond van zijn belastingstelsel neemt en die:
a. van toepassing zijn op investeerders en dienstverleners die geen ingezete- nen zijn, gezien het feit dat de fiscale verplichtingen van niet-ingezetenen wor- den vastgesteld op grond van belastbare feiten die hun oorsprong vinden of geschieden op het grondgebied van de partij;
b. van toepassing zijn op niet-ingezetenen om ervoor te zorgen dat belastin- gen op het grondgebied van de partij kunnen worden opgelegd of geïnd;
c. van toepassing zijn op niet-ingezetenen of ingezetenen ter voorkoming van belastingontwijking of -ontduiking, uitvoeringsbepalingen daaronder begrepen;
d. van toepassing zijn op gebruikers van diensten die op of vanaf het grond- gebied van de andere partij worden verleend, om ervoor te zorgen dat door die gebruikers verschuldigde belastingen die hun bron op het grondgebied van de par- tij hebben, kunnen worden opgelegd of geïnd;
e. een onderscheid maken tussen enerzijds investeerders en dienstverleners die belastingplichtig zijn ter zake van wereldwijd belastbare feiten, en anderzijds andere investeerders en dienstverleners, gezien het verschil in de aard van de hef- fingsgrondslag tussen hen; of
f. inkomen, winst, voordeel, verlies, aftrek of krediet van ingezeten personen of filialen, dan wel tussen gelieerde personen of filialen van dezelfde persoon vaststellen, toewijzen of omslaan, om de belastinggrondslag van de partij te behouden.
De belastingvoorwaarden of -concepten in dit lid en deze voetnoot worden vastgesteld volgens de belastingdefinities en -concepten, dan wel gelijkwaardige of soortgelijke definities en concepten van het nationale recht van de partij die de maatregel neemt.
zetenen van de partijen worden verricht in vrij converteerbare valuta, en geen beperkingen dienaangaande vast te stellen.
Artikel 8.2
Kapitaalverkeer
1. Wat de verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële reke- ning van de betalingsbalans betreft, verbinden de partijen zich ertoe het vrije kapitaalverkeer niet te beperken ten aanzien van in overeenstem- ming met de wetgeving van het gastland verrichte directe investeringen, overeenkomstig hoofdstuk zeven (Handel in diensten, vestiging en elek- tronische handel) geliberaliseerde investeringen en andere transacties, en de liquidatie en repatriëring van het aldus geïnvesteerde kapitaal en de opbrengsten daarvan.
2. Onverminderd hetgeen elders in deze overeenkomst is bepaald, waarborgen de partijen met betrekking tot niet onder lid 1 vallende ver- richtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de beta- lingsbalans overeenkomstig de wetgeving van het gastland het vrije ver- keer van kapitaal voor investeerders uit de andere partij in verband met, onder meer:
a. kredieten in verband met commerciële transacties, waaronder het verlenen van diensten waaraan een ingezetene van een partij deelneemt;
b. financiële leningen en kredieten; of
c. deelneming in het kapitaal van een rechtspersoon zonder intentie duurzame economische banden aan te knopen of te handhaven.
3. Onverminderd het bepaalde in deze overeenkomst voeren de par- tijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer tussen ingeze- tenen van de partijen en brengen zij in de bestaande regelingen geen ver- dere beperkingen aan.
4. De partijen kunnen overleg plegen teneinde hun onderlinge kapi- taalverkeer verder te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlij- king van de doelstellingen van deze overeenkomst.
Artikel 8.3
Uitzonderingen
Mits de hieronder bedoelde maatregelen niet zodanig worden toege- past dat zij een middel tot willekeurige of ongerechtvaardigde discrimi- natie tussen landen bij soortgelijke omstandigheden, of een verkapte beperking van het kapitaalverkeer vormen, wordt geen bepaling van dit hoofdstuk uitgelegd als beletsel voor het vaststellen of toepassen door een van de partijen van maatregelen die:
b. noodzakelijk zijn voor de handhaving van wet- en regelgeving die niet strijdig zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van die welke betrekking hebben op:
i. het voorkómen van overtredingen of misdrijven, misleidende of frauduleuze praktijken of op middelen om de gevolgen van de niet-nakoming van contracten te compenseren (faillissement, insolventie en crediteurenbescherming);
ii. het verzekeren van de integriteit en de stabiliteit van het finan- ciële stelsel van een partij;
iii. de uitgifte van, de handel in of de verhandeling van effecten, opties, futures of andere derivaten;
iv. de financiële verslaglegging of boekhouding van betalingen indien nodig om hulp te bieden in het kader van rechtshandha- ving of aan financiële regelgevende autoriteiten; of
v. het verzekeren dat wordt voldaan aan beschikkingen of uitspra- ken in gerechtelijke of administratieve procedures.
Artikel 8.4
Vrijwaringsmaatregelen
1. Wanneer in uitzonderlijke omstandigheden betalingen en kapitaal- bewegingen tussen de partijen ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor het monetair beleid of het wisselkoersbe- leid44) van Korea of van een of meer van de lidstaten van de Europese Unie, kunnen strikt noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen45) ten aanzien
44) Onder „ernstige moeilijkheden voor het monetair beleid of het wisselkoers- beleid” wordt onder meer begrepen: ernstige betalingsbalans- of externe finan- ciële moeilijkheden, en de vrijwaringsmaatregelen krachtens dit artikel zijn niet van toepassing op buitenlandse directe investeringen.
45) De in dit artikel bedoelde vrijwaringsmaatregelen dienen met name zoda- nig te worden toegepast dat zij:
a. niet tot confiscatie leiden;
b. in de praktijk niet tot een duaal of meervoudig koersstelsel leiden;
c. niet anderszins interfereren met het vermogen van de investeerder om een marktrendement te behalen op het grondgebied van de partij die vrijwaringsmaat- regelen heeft genomen ten aanzien van de activa waarop de beperkingen zien;
d. geen onnodig nadeel toebrengen aan de commerciële, economische en financiële belangen van de andere partij;
e. van tijdelijke aard zijn en geleidelijk worden afgebouwd wanneer de situ- atie die tot dergelijke maatregelen noopt, verbetert; en
f. door de voor het wisselkoersbeleid bevoegde autoriteiten onverwijld wor- den bekendgemaakt.
van kapitaalbewegingen worden genomen door de betrokken partijen46), voor een periode van ten hoogste zes maanden47).
2. Het Handelscomité wordt onverwijld in kennis gesteld van de vast- stelling van vrijwaringsmaatregelen en zo spoedig mogelijk van een tijd- schema voor de intrekking ervan.
HOOFDSTUK NEGEN OVERHEIDSOPDRACHTEN
Artikel 9.1
Algemene bepalingen
1. De partijen bevestigen hun rechten en verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten, die is opgenomen in bijlage 4 bij de WTO-Overeenkomst, hierna „de GPA 1994” genoemd, en hun belang bij een verdere uitbreiding van bilaterale handelsmoge- lijkheden op de markt voor overheidsopdrachten van elk van beide par- tijen.
2. De partijen erkennen hun gedeelde belangstelling voor de bevor- dering van de internationale liberalisering van markten voor overheids- opdrachten in het kader van het geregulariseerde internationale handels- stelsel. De partijen zullen blijven samenwerken bij de herziening krachtens artikel XXIV, lid 7, van de GPA 1994 en in andere interna- tionale fora ter zake.
3. Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk wordt zo uitgelegd dat wordt afgeweken van de rechten of verplichtingen van een van de par- tijen uit hoofde van de GPA 1994 of van een overeenkomst ter vervan- ging daarvan.
46) De Europese Unie of lidstaten van de Europese Unie of Korea.
47) Zolang de omstandigheden van het tijdstip waarop de vrijwaringsmaatrege- len of daarmee gelijkwaardige maatregelen zijn genomen, voortduren, kan de toe- passing van vrijwaringsmaatregelen door de betrokken partij met nog eens zes maanden worden verlengd. Indien een partij in uiterst uitzonderlijke omstandig- heden de vrijwaringsmaatregelen nog verder wil verlengen, pleegt zij vooraf overleg met de andere partij over de tenuitvoerlegging van de voorgestelde ver- lenging.
4. Voor alle opdrachten waarop dit hoofdstuk van toepassing is, pas- sen de partijen de voorlopig overeengekomen herziene GPA-tekst48), hierna de „herziene GPA” genoemd, toe, met uitzondering van onder- staande bepalingen:
a. de meestbegunstigingsbehandeling voor goederen en diensten en leveranciers en dienstverleners van andere partijen (artikel IV, lid 1, onder b), en lid 2, van de herziene GPA);
b. de bijzondere en gedifferentieerde behandeling van ontwikkelings- landen (artikel V van de herziene GPA);
c. de voorwaarden voor deelname (artikel VIII, lid 2, van de herziene GPA), die worden vervangen door: „legt niet de voorwaarde op dat een leverancier of dienstverlener van een partij alleen aan een opdracht kan deelnemen of hem alleen een opdracht kan worden gegund wanneer de aanbestedende dienst van de andere partij hem eerder een of meer opdrachten heeft gegund of wanneer hij vroegere werkervaring op het grondgebied van die partij heeft, tenzij die vroegere werkervaring van wezenlijk belang is om aan de eisen van de opdracht te voldoen;”;
d. de instellingen (artikel XXI van de herziene GPA); en
e. de slotbepalingen (artikel XXII van de herziene GPA).
5. Voor de toepassing van de herziene GPA ingevolge lid 4 wordt ver- staan onder:
a. „overeenkomst” in de herziene GPA: „hoofdstuk”, behalve dat onder „landen die geen partij bij deze overeenkomst zijn” wordt verstaan
„niet-partijen” en onder „partij bij de overeenkomst” „partij”;
b. „andere partijen” in de herziene GPA: „de andere partij”; en
c. „het comité” in de herziene GPA: „de werkgroep”.
Artikel 9.2
Toepassingsgebied en dekking
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle opdrachten waarop de bij- lagen bij de GPA 1994 van elk van beide partijen alsmede alle aan die bijlagen gehechte aantekeningen, met inbegrip van de wijzigingen of vervangingen daarvan, van toepassing zijn.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst is bijlage 9 van toepas- sing op build-operate-transfer-contracten, hierna „BOT-contracten” ge- noemd, en op concessies voor openbare werken, zoals gedefinieerd in bijlage 9.
48) Opgenomen in WTO Document negs 268 (Job No[1].8274) van 19 novem- ber 2007.
Werkgroep overheidsopdrachten
De Werkgroep overheidsopdrachten, opgericht krachtens lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen) komt in onderling overleg of op verzoek van een van de partijen bijeen om:
a. problemen met betrekking tot overheidsopdrachten en BOT- contracten of concessies voor openbare werken te bestuderen, die een van de partijen aan de werkgroep heeft voorgelegd;
b. informatie uit te wisselen over de mogelijkheden die elk van de partijen biedt met betrekking tot overheidsopdrachten en BOT-contracten of concessies voor openbare werken; en
c. alle andere aangelegenheden met betrekking tot dit hoofdstuk te bespreken.
HOOFDSTUK TIEN INTELLECTUELE EIGENDOM
AFDELING A ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 10.1
Doelstellingen
De doelstellingen van dit hoofdstuk zijn:
a. het bevorderen van de productie en commercialisering van innova- tieve en creatieve producten in de partijen; en
b. het bereiken van een adequaat en doeltreffend beschermings- en handhavingsniveau voor intellectuele-eigendomsrechten.
Artikel 10.2
Aard en toepassingsgebied van de verplichtingen
1. De partijen waarborgen een adequate en doeltreffende tenuitvoer- legging van de internationale verdragen inzake intellectuele eigendom waarbij zij partij zijn, met inbegrip van de Overeenkomst inzake de han- delsaspecten van de intellectuele eigendom, die is opgenomen in bijlage 1C bij de WTO-Overeenkomst, hierna de „TRIPs-overeenkomst” ge- noemd. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen een aanvulling op en specificatie van de tussen de partijen geldende rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs-overeenkomst.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst behoren tot de intellectuele-eigendomsrechten:
a. auteursrechten, met inbegrip van auteursrechten op computerpro- gramma’s en databanken, en naburige rechten;
b. rechten in verband met octrooien;
c. handelsmerken;
d. dienstmerken;
e. modellen;
f. ontwerpen voor schakelpatronen (topografieën) van geïntegreerde schakelingen;
g. geografische aanduidingen;
h. kwekersrechten; en
i. bescherming van niet openbaar gemaakte informatie.
3. De bescherming van intellectuele eigendom omvat ook de bescher- ming tegen oneerlijke concurrentie zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (1967), hierna „het Verdrag van Parijs” genoemd.
Artikel 10.3
Overdracht van technologie
1. De partijen komen overeen standpunten en informatie uit te wisse- len over hun praktijk en beleid met betrekking tot de overdracht van technologie, zowel binnen hun respectieve grondgebied als met derde landen. Dit omvat in het bijzonder maatregelen om informatiestromen, zakelijke partnerschappen, de verlening van licenties en onderaanbeste- ding te vergemakkelijken. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de voorwaarden die nodig zijn voor het scheppen van een passend gunstig klimaat voor technologieoverdracht in de gastlanden, met inbegrip van onder meer kwesties als de ontwikkeling van menselijk kapitaal en een juridisch kader.
2. Elk van beide partijen neemt passende maatregelen om licentie- praktijken of -voorwaarden met betrekking tot intellectuele- eigendomsrechten te voorkomen of te regelen, voor zover deze praktij- ken of voorwaarden de internationale technologieoverdracht kunnen schaden en een misbruik van intellectuele-eigendomsrechten door de houders van die rechten vormen.
Artikel 10.4
Uitputting
Het staat de partijen vrij hun eigen regeling voor de uitputting van intellectuele-eigendomsrechten vast te stellen.
NORMEN BETREFFENDE INTELLECTUELE-EIGENDOMSRECHTEN
ONDERAFDELING A
AUTEURSRECHT EN NABURIGE RECHTEN
Artikel 10.5
Geboden bescherming
De partijen leven de volgende bepalingen na:
a. de artikelen 1 tot en met 22 van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van xxxx- xxxxxxx en omroeporganisaties (1961), hierna „het Verdrag van Rome” genoemd;
b. de artikelen 1 tot en met 18 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (1971), hierna „de Berner Conventie” genoemd;
c. de artikelen 1 tot en met 14 van het Verdrag van de Wereldorgani- satie voor intellectuele eigendom (hierna „de WIPO” genoemd) inzake het auteursrecht (1996), hierna „het WCT” genoemd; en
d. de artikelen 1 tot en met 23 van het WIPO-verdrag inzake uitvoe- ringen en fonogrammen (1996), hierna „het WPPT” genoemd.
Artikel 10.6
Duur van auteursrechten
Elk van beide partijen zorgt ervoor dat wanneer de duur van de bescherming van een werk op basis van het leven van een natuurlijk per- soon moet worden berekend, deze duur niet korter is dan het leven van de auteur plus 70 jaar na de dood van de auteur.
Artikel 10.7
Omroeporganisaties
1. De rechten van omroeporganisaties vervallen niet eerder dan 50 jaar na de eerste transmissie van een uitzending, ongeacht of de trans- missie van deze uitzendingen plaatsvindt via de kabel of via de ether, via satelliet daaronder begrepen.
2. Geen van beide partijen staat retransmissie van televisiesignalen (via terrestrische, kabel- of satellietverbinding) op internet toe zonder
vergunning van de houder of houders (zo die er zijn) van het recht op de inhoud van het signaal en van het signaal zelf49).
Artikel 10.8
Samenwerking bij het collectieve beheer van rechten
De partijen streven ernaar de vaststelling van regelingen tussen hun respectieve auteursrechtenorganisaties te bevorderen, teneinde de toe- gang tot en de levering van inhoud tussen de partijen te vergemakkelij- ken en de wederzijdse overdracht van royalty’s voor het gebruik van werken of ander door auteursrechten beschermd materiaal van de par- tijen te waarborgen. De partijen streven ernaar een hoog niveau van rati- onalisatie te bereiken en de transparantie met betrekking tot de uitvoe- ring van de taak van hun respectieve auteursrechtenorganisaties te verbeteren.
Artikel 10.9
Uitzending en mededeling aan het publiek
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a. uitzending: de draadloze transmissie van geluiden of van beelden en geluiden of van de weergaven daarvan voor ontvangst door het publiek; een dergelijke transmissie via satelliet wordt ook onder uitzen- ding begrepen; de transmissie van gecodeerde signalen geldt als uitzen- ding wanneer de middelen voor decodering aan het publiek worden gele- verd door of met toestemming van de omroeporganisatie; en onder
b. mededeling aan het publiek: de overdracht aan het publiek door elk medium anders dan door uitzending, van geluiden van een uitvoering of de op een fonogram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden. Voor de toepassing van lid 5 wordt onder „mededeling aan het publiek” ook verstaan het voor het publiek hoorbaar maken van de op een fono- gram vastgelegde geluiden of weergaven van geluiden.
2. Elk van beide partijen verleent uitvoerende kunstenaars het uitslui- tend recht om draadloze uitzending en mededeling aan het publiek van hun uitvoeringen toe te staan of te verbieden, behalve wanneer de uit- voering zelf al een uitgezonden uitvoering is of gemaakt is op basis van een vastlegging.
3. Elk van beide partijen verleent uitvoerende kunstenaars en produ- centen van fonogrammen recht op een enkele billijke vergoeding voor
49) Voor de toepassing van dit lid is retransmissie op het grondgebied van een partij via een gesloten en welbepaald netwerk van abonnees dat niet toegankelijk is van buiten het grondgebied van de partij, geen retransmissie op internet.
het gebruik van voor commerciële doeleinden gepubliceerde fonogram- men of reproducties daarvan ten behoeve van draadloze uitzending of enigerlei mededeling aan het publiek.
4. Elk van beide partijen neemt in haar wetgeving de bepaling op dat de enkele billijke vergoeding door de gebruiker verschuldigd is aan de uitvoerend kunstenaar, aan de producent van een fonogram, of aan bei- den. De partijen kunnen in hun wetgeving de voorwaarden bepalen vol- gens welke uitvoerende kunstaars en producenten van fonogrammen de enkele billijke beloning verdelen wanneer hierover geen overeenstem- ming tussen de uitvoerend kunstenaar en de producent van een fonogram is bereikt.
5. Elk van beide partijen verleent omroeporganisaties het uitsluitend recht om onderstaande handelingen toe te staan of te verbieden:
a. heruitzending van hun uitzendingen;
b. vastlegging van hun uitzendingen; en
c. mededeling aan het publiek van hun televisie-uitzendingen indien die mededeling geschiedt op plaatsen die tegen betaling van een entree- prijs voor het publiek toegankelijk zijn. De voorwaarden waaronder dit recht kan worden uitgeoefend, worden bepaald door het interne recht van de staat waar bescherming van dit recht wordt gevraagd.
Artikel 10.10
Volgrecht van kunstenaars
De partijen komen overeen van gedachten te wisselen en informatie uit te wisselen over de praktijk en het beleid met betrekking tot het volg- recht van kunstenaars. De partijen treden binnen twee jaar na de inwer- kingtreding van deze overeenkomst opnieuw in overleg over de wense- lijkheid en haalbaarheid van de invoering van het volgrecht van kunste- naars in Korea.
Artikel 10.11
Beperkingen en uitzonderingen
De partijen kunnen in hun wetgeving voorzien in beperkingen van en uitzonderingen op de in de artikelen 10.5 tot en met 10.10 bedoelde aan de houders van een recht verleende rechten in bepaalde bijzondere gevallen die niet in strijd zijn met een normale exploitatie van het werk en geen onredelijke inbreuk zijn op de rechtmatige belangen van de hou- ders van het recht.
Bescherming van technische voorzieningen
1. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen door een persoon die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij aldus han- delt.
2. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen de vervaardiging, invoer, distributie, verkoop, verhuur, reclame voor verkoop of verhuur, of het bezit voor commerciële doeleinden van inrichtingen, producten of onderdelen, of het verrichten van diensten die:
a. gestimuleerd, aangeprezen of in de handel gebracht worden om de bescherming te omzeilen van,
b. slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben, naast de omzeiling van de bescherming van, of
c. in het bijzonder ontworpen, geproduceerd of aangepast zijn dan wel verricht worden met het doel de omzeiling mogelijk of gemakkelij- ker te maken van
doeltreffende technische voorzieningen.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder technolo- gische voorzieningen verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten of in de wet- geving van elk van beide partijen vastgelegde naburige rechten. Techni- sche voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn indien het gebruik van een beschermd werk of van ander beschermd materiaal door de rechthebbenden wordt gecontroleerd door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het werk of ander materiaal, of een kopi- eerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.
4. Elk van beide partijen kan in overeenstemming met haar wetge- ving en de in artikel 10.5 genoemde internationale overeenkomsten ter zake voorzien in uitzonderingen op en beperkingen van maatregelen ter uitvoering van de leden 1 en 2.
Artikel 10.13
Bescherming van informatie over het beheer van rechten
1. Elk van beide partijen voorziet in een passende rechtsbescherming tegen eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de vol- gende handelingen verricht:
a. de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betref- fende het beheer van rechten,
b. de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of ander materiaal beschermd krachtens deze overeenkomst, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze der- gelijke informatie is gewijzigd,
en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aan- zet tot een inbreuk op het auteursrecht of de in de wetgeving van de des- betreffende partij vastgestelde naburige rechten, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder informa- tie over het beheer van rechten verstaan alle door de houders van een recht verstrekte informatie die dient ter identificatie van het werk of het andere materiaal bedoeld in deze overeenkomst, dan wel van de auteur of een andere rechthebbende, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of het andere materiaal, alsook de cijfers of codes waarin die informatie vervat ligt.
3. Lid 2 is van toepassing wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie, of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek, van een werk of ander materiaal bedoeld in deze overeen- komst.
Artikel 10.14
Overgangsbepaling
Korea legt de in de artikelen 10.6 en 10.7 bedoelde verplichtingen binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst volle- dig ten uitvoer.
ONDERAFDELING B
HANDELSMERKEN
Artikel 10.15
Registratieprocedure
De Europese Unie en Korea voorzien in een systeem voor de regis- tratie van handelsmerken waarbij de redenen voor een weigering een handelsmerk te registreren schriftelijk aan de aanvrager wordt medege- deeld en hem ook elektronisch kan worden verstrekt, en de aanvrager de mogelijkheid krijgt die weigering aan te vechten en bij de rechter in
beroep te gaan tegen een definitieve weigering. De Europese Unie en Korea zien er ook op toe dat belanghebbenden zich tegen aanvragen voor een handelsmerk kunnen verzetten. De Europese Unie en Korea voorzien in een openbaar toegankelijke databank voor aanvragen voor en de registratie van handelsmerken.
Artikel 10.16
Internationale overeenkomsten
De Europese Unie en Korea nemen het Verdrag inzake het handels- merkenrecht (1994) in acht en stellen alles wat redelijkerwijs mogelijk is in het werk om het Verdrag van Singapore inzake handelsmerkenrecht (2006) in acht te nemen.
Artikel 10.17
Uitzonderingen op de rechten die zijn verbonden aan een handelsmerk
Elk van beide partijen voorziet in een eerlijk gebruik van beschrij- vende termen als beperkte uitzondering op de rechten die verbonden zijn aan een handelsmerk en kan voorzien in andere beperkte uitzonderingen, mits bij die beperkte uitzonderingen rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van de houder van het handelsmerk en van derden.
GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN50) 51)
Artikel 10.18
Erkenning van geografische aanduidingen voor landbouwproducten, levensmiddelen en wijn
1. Na onderzoek van de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouw- producten en de uitvoeringsbepalingen daarvan, voor zover deze betrek- king hebben op de registratie van, het toezicht op en de bescherming van geografische aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen in Korea, concludeert de Europese Unie dat deze wetgeving beantwoordt aan de in lid 6 neergelegde elementen.
2. Na onderzoek van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad en de uitvoeringsbepalingen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op de registratie van, het toezicht op en de bescherming van geografi- sche aanduidingen van landbouwproducten en levensmiddelen in de Europese Unie, en van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector wijn concludeert Korea dat deze wetgeving beantwoordt aan de in lid 6 neergelegde elementen.
3. Na onderzoek van een samenvatting van de specificaties van de landbouwproducten en levensmiddelen waarop de in bijlage 10-A opge- nomen geografische aanduidingen van Korea die door Korea zijn gere- gistreerd krachtens de in lid 1 bedoelde wetgeving betrekking hebben, verbindt de Europese Unie zich ertoe de in bijlage 10-A opgenomen geo- grafische aanduidingen van Korea te beschermen overeenkomstig het in dit hoofdstuk neergelegde beschermingsniveau.
50) In deze onderafdeling heeft „geografische aanduiding” betrekking op:
a. geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen, in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn en tafelwijn met een geografische aanduiding, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006, Ver- ordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 janu- ari 2008, Verordening (EEG) nr. 1601/1991 van de Raad van 10 juni 1991, Ver- ordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 en Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007, of bepalingen die deze veror- deningen vervangen; en
b. geografische aanduidingen als bedoeld in de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcohol- belasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.
51) De bescherming van een geografische aanduiding krachtens deze onderaf- deling doet geen afbreuk aan andere bepalingen in deze overeenkomst.
4. Na onderzoek van een samenvatting van de specificaties van de landbouwproducten en levensmiddelen waarop de in bijlage 10-A opge- nomen geografische aanduidingen van de Europese Unie die door de Europese Unie zijn geregistreerd krachtens de in lid 2 bedoelde wetge- ving betrekking hebben, verbindt Korea zich ertoe de in bijlage 10-A opgenomen geografische aanduidingen van de Europese Unie te bescher- men overeenkomstig het in dit hoofdstuk neergelegde beschermingsni- veau.
5. Lid 3 is van toepassing op geografische aanduidingen voor wijn die zijn toegevoegd overeenkomstig artikel 10.24.
6. De Europese Unie en Korea komen overeen dat de registratie van en het toezicht op in de leden 1 en 2 bedoelde geografische aanduidin- gen de volgende elementen omvatten:
a. een register waarin de op hun respectieve grondgebied beschermde geografische aanduidingen zijn opgenomen;
b. een administratieve procedure om te controleren dat de geografi- sche aanduidingen aangeven dat waren hun oorsprong in een gebied, regio of plaats van een van beide partijen hebben wanneer een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van die waren hoofdzakelijk valt toe te schrijven aan hun geografische oorsprong;
c. het vereiste dat een geregistreerde naam overeenkomt met een spe- cifiek product of met specifieke producten waarvoor een productspecifi- catie is vastgelegd die alleen kan worden gewijzigd volgens de daarvoor voorgeschreven administratieve procedure;
d. bepalingen inzake toezicht op de productie;
e. wettelijke bepalingen waarin is neergelegd dat een geregistreerde naam kan worden gebruikt door iedere marktdeelnemer die het land- bouwproduct of het levensmiddel overeenkomstig de desbetreffende spe- cificatie in de handel brengt; en
f. een bezwaarprocedure waarbij rekening wordt gehouden met de legitieme belangen van vroegere gebruikers van namen, ongeacht of deze namen als een vorm van intellectuele eigendom worden beschermd.
Erkenning van specifieke geografische aanduidingen voor wijn52), gearomatiseerde wijn53) en gedistilleerde dranken54)
1. In Korea worden de in bijlage 10-B opgenomen geografische aan- duidingen van de Europese Unie beschermd voor producten waarvoor deze geografische aanduidingen overeenkomstig de desbetreffende wet- geving van de Europese Unie inzake geografische aanduidingen worden gebruikt.
2. In de Europese Unie worden de in bijlage 10-B opgenomen geo- grafische aanduidingen van Korea beschermd voor producten waarvoor deze geografische aanduidingen overeenkomstig de desbetreffende wet- geving van Korea inzake geografische aanduidingen worden gebruikt.
Artikel 10.20
Gebruiksrecht
Een uit hoofde van deze onderafdeling beschermde naam mag wor- den gebruikt door iedere marktdeelnemer die landbouwproducten, le- vensmiddelen, wijn, gearomatiseerde wijn of gedistilleerde dranken over- eenkomstig de desbetreffende specificatie in de handel brengt.
52) Wijn in de zin van deze onderafdeling is een product dat valt onder post
22.04 van het GS en dat:
a. voldoet aan Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007, Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 en Ver- ordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 of wetgeving ter vervanging daarvan, of
b. voldoet aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.
53) Gearomatiseerde wijn in de zin van deze onderafdeling is een product dat valt onder post 22.05 van het GS en dat:
a. voldoet aan Verordening (EG) nr. 1601/1991 van de Raad van 10 juni 1991 of wetgeving ter vervanging daarvan, of
b. voldoet aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.
54) Gedistilleerde dranken in de zin van deze onderafdeling zijn producten die vallen onder post 22.08 van het GS en die:
a. voldoen aan Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commis- sie van 24 april 1990, of wetgeving ter vervanging daarvan, of
b. voldoen aan de Wet op de kwaliteitscontrole van landbouwproducten (Wet nr. 9759 van 9 juni 2009) en de Wet op de alcoholbelasting (Wet nr. 8852 van 29 februari 2008) van Korea.
Omvang van de bescherming
1. De in de artikelen 10.18 en 10.19 bedoelde geografische aandui- dingen worden beschermd tegen:
a. het gebruik van middelen in de benaming of voorstelling van waren waarmee wordt aangeduid of gesuggereerd dat de waren in kwes- tie hun oorsprong hebben in een ander geografisch gebied dan de wer- kelijke plaats van oorsprong op een wijze die het publiek misleidt ten aanzien van de geografische oorsprong van de waren;
b. het gebruik van een geografische aanduiding ter benoeming van waren voor soortgelijke waren55) die niet hun oorsprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats, zelfs wanneer de werkelijke oorsprong van de waren is vermeld of de geogra- fische aanduiding wordt gebruikt in vertaling of transcriptie of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals „soort”, „type”, „stijl”, „imitatie” en der- gelijke; en
c. elk ander gebruik dat een daad van oneerlijke mededinging vormt in de zin van artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs.
2. Deze overeenkomst doet op generlei wijze afbreuk aan het recht van een persoon om in het handelsverkeer zijn naam of de naam van zijn voorganger in zaken te gebruiken, behalve wanneer deze naam op zoda- nige wijze wordt gebruikt dat de consumenten daardoor wordt misleid.
3. Indien de geografische aanduidingen van de partijen gelijkluidend zijn, wordt elke aanduiding beschermd mits deze te goeder trouw wordt gebruikt. De Werkgroep geografische aanduidingen bepaalt de prakti- sche gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid. Indien een door deze overeenkomst be- schermde geografische aanduiding gelijkluidend is met een geografische aanduiding van een derde land, bepaalt elk van beide partijen de prakti- sche gebruiksvoorwaarden om gelijkluidende geografische aanduidingen van elkaar te onderscheiden, er rekening mee houdend dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid.
55) Voor alle waren wordt „soortgelijke waren” uitgelegd overeenkomstig arti- kel 23, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst betreffende het gebruik van een geo- grafische aanduiding ter benoeming van wijnen voor wijnen die niet hun oor- sprong hebben in de door de geografische aanduiding in kwestie aangeduide plaats, of van een geografische aanduiding ter benoeming van gedistilleerde dran- ken voor gedistilleerde dranken die niet hun oorsprong hebben in de door de geo- grafische aanduiding in kwestie aangeduide plaats.
4. Geen enkele bepaling in deze overeenkomst verplicht de Europese Unie of Korea ertoe een geografische aanduiding die in het land van oor- sprong niet of niet meer wordt beschermd of er in onbruik is geraakt, te beschermen.
5. De bescherming van een geografische aanduiding uit hoofde van dit artikel doet geen afbreuk aan het voortgezette gebruik van een han- delsmerk dat op het grondgebied van een partij werd aangevraagd, gere- gistreerd of, indien de toepasselijke wetgeving in die mogelijkheid voor- ziet, door gebruik werd verworven vóór de datum waarop bescherming of erkenning van de geografische aanduiding werd aangevraagd, mits er in de wetgeving van de betrokken partij geen redenen voor de ongeldig- heid of de herroeping van het handelsmerk zijn. De datum waarop de bescherming of erkenning van de geografische aanduiding werd aange- vraagd, wordt bepaald overeenkomstig artikel 10.23, lid 2.
Artikel 10.22
Handhaving van bescherming
De partijen handhaven de in de artikelen 10.18 tot en met 10.23 bedoelde bescherming op eigen initiatief door passend optreden van hun autoriteiten. Ook handhaven zij die bescherming op verzoek van een belanghebbende.
Artikel 10.23
Verband met handelsmerken
1. Wanneer registratie van een handelsmerk leidt tot een van de in artikel 10.21, lid 1, bedoelde situaties in verband met een beschermde geografische aanduiding voor soortgelijke waren, wordt deze registratie door de partijen alleen geweigerd of nietig verklaard mits de registratie van het handelsmerk is aangevraagd na de datum waarop bescherming of erkenning van de geografische aanduiding op het betrokken grondge- bied werd aangevraagd.
2. Voor de toepassing van lid 1 is de datum waarop bescherming of erkenning werd aangevraagd:
a. voor de in de artikelen 10.18 en 10.19 bedoelde geografische aan- duidingen de datum waarop deze overeenkomst in werking treedt; en
b. voor de in artikel 10.24 bedoelde geografische aanduidingen de datum waarop een partij een verzoek van de andere partij ontvangt om een geografische aanduiding te beschermen of te erkennen.
Toevoeging van beschermde geografische aanduidingen56)
1. De Europese Unie en Korea komen overeen om te beschermen geografische aanduidingen volgens de procedure van artikel 10.25 aan de bijlagen 10-A en 10-B toe te voegen.
2. De Europese Unie en Korea komen overeen om verzoeken van de ander om te beschermen geografische aanduidingen aan de bijlagen toe te voegen, onverwijld te behandelen.
3. Een naam kan niet als geografische aanduiding worden geregis- treerd indien hij strijdig is met de naam van een plantenras, met inbe- grip van een druivenras, of een dierenras en de consument daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product.
Artikel 10.25
Werkgroep geografische aanduidingen
1. De Werkgroep geografische aanduidingen, die is opgericht inge- volge lid 1 van artikel 15.3 (Werkgroepen), komt in onderling overleg of op verzoek van een van de partijen bijeen om de samenwerking tus- sen de partijen en de dialoog over geografische aanduidingen te intensi- veren. De werkgroep kan bij consensus aanbevelingen doen en besluiten nemen.
2. De werkgroep komt bij toerbeurt bij de ene of de andere partij bij- een. Zij komt bijeen op een plaats en een tijdstip en op een wijze, waar- onder eventueel per videoconferentie, die onderling door de partijen wordt bepaald, maar niet later dan 90 dagen nadat het verzoek is gedaan.
56) De partijen komen overeen om, indien een voorstel wordt gedaan door:
x. Xxxxx voor een product van oorsprong dat binnen het toepassingsgebied van de in artikel 10.18, lid 2, en de voetnoten bij artikel 10.19 genoemde wetge- ving van de Europese Unie valt; of
b. de Europese Unie voor een product van oorsprong dat binnen het toepas- singsgebied van de in artikel 10.18, lid 1, en de voetnoten bij artikel 10.19 genoemde wetgeving van Korea valt,
om een oorsprongsbenaming aan deze overeenkomst toe te voegen, die door een van beide partijen door middel van een andere wet dan de wetten die bedoeld zijn in artikel 10.18, leden 1 en 2, en de voetnoten bij artikel 10.19 als geografi- sche aanduiding in de zin van artikel 22, lid 1, van de TRIPs-overeenkomst is erkend, te onderzoeken of die geografische aanduiding krachtens deze onderafde- ling aan deze overeenkomst kan worden toegevoegd.