STATUTENWIJZIGING/20222044.01/3/MB
-1-
STATUTENWIJZIGING/20222044.01/3/MB
Xxxxx, drieëntwintig september tweeduizend tweeëntwintig, verscheen voor mij, xx. Xxxx Xxxx Xxxxxxxx, notaris gevestigd te Leiden:
xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxx XXXXXX, geboren te Amersfoort op negen april
negentienhonderd tachtig, legitimatie: paspoort met nummer XX0XXX0X0, geldig tot zesentwintig januari tweeduizend achtentwintig, afgegeven te Rotterdam, wonende
Xxxxxxxxxxxxx 0x, 0000 XX Xxxxxxx, gemeente Teylingen, te dezen handelend als bestuurder van:
Stichting Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Duin-en Xxxxxxxxxxxx 00-00, een stichting gevestigd te gemeente Noordwijk, met adres Xxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxxxx,
ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder dossiernummer 57930376, hierna ook te noemen: de "Stichting".
De verschenen persoon, handelend als gemeld, verklaarde als volgt:
- de Stichting is opgericht bij akte van oprichting op veertien mei tweeduizend dertien verleden voor mr. C.A.M. Kruis-Sweere, notaris gevestigd te Noordwijk;
- de statuten van de Stichting zijn laatstelijk gewijzigd bij akte houdende integrale
statutenwijziging op achttien november tweeduizend eenentwintig verleden voor Mr. E.I. Kortlang, voornoemd;
- de statuten van de Stichting zijn nadien niet meer gewijzigd;
- het voltallig bestuur van de Stichting heeft op twintig september tweeduizend tweeëntwintig met inachtneming van alle wettelijke en statutaire voorschriften besloten de statuten van de Stichting te wijzigen, waarvan blijkt uit het aan deze akte te hechten uittreksel uit de notulen van de vergadering (Bijlage).
De verschenen persoon, handelend als gemeld, verklaarde ter uitvoering van gemeld besluit bij _
dezen de statuten van de Stichting opnieuw vast te stellen, zodat deze als volgt komen te luiden:
STATUTEN.
Begripsomschrijvingen.
Artikel 1
In deze statuten wordt verstaan onder:
aangeslotene, het bevoegd gezag dat met de stichting een aansluitingsovereenkomst heeft gesloten;
afgevaardigde, een natuurlijk persoon die -al dan niet krachtens substitutie- het bevoegd gezag_
krachtens diens statuten rechtsgeldig vertegenwoordigt;
bevoegd gezag, de rechtspersoon die, of in geval van niet-verzelfstandigd openbaar onderwijs het orgaan dat, een of meer scholen voor primair onderwijs in stand houdt binnen de
regio, alsmede de rechtspersoon die een of meer scholen voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, behorend tot cluster 3 en 4
bedoeld in de Wet op de expertisecentra, in stand houdt waarvan de vestiging(en) is (zijn) _
gelegen buiten het gebied van een samenwerkingsverband en die deelneemt aan het onderhavige samenwerkingsverband;
directeur-bestuurder, de enig bestuurder van, en aldus vormend het bestuur van de stichting als
bedoeld in artikel 2:291 Burgerlijk Wetboek;
medezeggenschapsraad, de raad als bedoeld in artikel 3 van de Wet medezeggenschap op scholen;
Minister, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
ondersteuningsplan, het plan als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;
-2-
ondersteuningsplanraad, de raad als bedoeld in artikel 4a van de Wet medezeggenschap op scholen;
ouders, de ouders, voogden en verzorgers van leerlingen die bij de scholen staan ingeschreven; _
raad van toezicht, de raad van toezicht van de stichting als bedoeld in artikel 2:292a Burgerlijk Wetboek, tevens vormend het interne toezichthoudend orgaan als bedoeld in artikel 17c Wet op het primair onderwijs;
regio, het bij ministeriële regeling aan het samenwerkingsverband aangewezen aaneengesloten
gebied waarbinnen het samenwerkingsverband haar doel verwezenlijkt; samenwerkingsraad, het overlegorgaan dat wordt gevormd door de afgevaardigden van elke
aangeslotene om hun belangen te kunnen behartigen;
samenwerkingsverband, het samenwerkingsverband van de bevoegde gezagsorganen van de scholen als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs, dat in de stichting _
is vormgegeven;
scholen (school), alle vestigingen van basisscholen, van speciale scholen voor basisonderwijs, van scholen voor speciaal onderwijs en van scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd, behorend tot cluster 3 en 4 bedoeld in de Wet op de expertisecentra en gevestigd in de regio;
schooljaar, het tijdvak van één augustus tot en met eenendertig juli daaraanvolgend; schoolondersteuningsprofiel(en), een (de) door het bevoegd gezag vast te stellen
beschrijving(en) van de voorzieningen die op de onder haar bevoegd gezag ressorterende
school of scholen zijn getroffen voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven; schriftelijk (bericht), elk via gangbare communicatiekanalen overgebracht bericht, daaronder
begrepen een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht, _
gericht aan of afkomstig van het adres dat voor dit doel aan de stichting bekend is gemaakt;
stichting, de stichting bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze statuten waarin het
samenwerkingsverband is vormgegeven;
tegenstrijdig belang, een direct of indirect persoonlijk belang dat strijdig is met het belang van _
de stichting en de met de stichting verbonden organisatie.
Naam en zetel.
Artikel 2
1. De stichting is genaamd: Stichting Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Duin- en Bollenstreek 28-12.
Afgekort zal worden gebruikt SWV PO Duin- en Bollenstreek.
2. De stichting heeft haar zetel in de gemeente Noordwijk.
Doel.
Artikel 3
1. De stichting heeft ten doel:
a. het vormen en in stand houden van een regionaal samenwerkingsverband in de zin van artikel 18a lid 2 van de Wet op het Primair Onderwijs;
b. het realiseren van een samenhangend geheel van ondersteuningsvoorzieningen binnen en tussen de scholen;
c. het realiseren dat zoveel mogelijk van de in de regio woonachtige leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken;
d. een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te krijgen voor in de regio woonachtige leerlingen die extra ondersteuning behoeven,
alsmede al hetgeen met het vorenstaande in de ruimste zin verband houdt of daartoe
-3-
bevorderlijk kan zijn.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door:
a. gezamenlijke besluitvorming over de wijze van verdelen en toewijzen van de ondersteuningsmiddelen en ondersteuningsvoorzieningen aan de scholen;
b. het vaststellen van een ondersteuningsplan, een jaarlijkse begroting en (financieel) jaarverslag;
c. het beoordelen of leerlingen toelaatbaar zijn tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs, op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
d. het adviseren over de ondersteuningsbehoefte van een leerling op verzoek van het bevoegd gezag van een school waar de leerling is aangemeld of ingeschreven;
e. het uitoefenen van door de bevoegde gezagsorganen aan de stichting overgedragen _
bevoegdheden;
f. het doen van andere activiteiten die aan het doel van de stichting dienstbaar kunnen_
zijn.
3. De stichting beoogt niet het maken van winst.
Organen van de stichting.
Artikel 4
1. De stichting kent als organen:
a. de directeur-bestuurder;
x. xx xxxx van toezicht; en
c. de samenwerkingsraad.
2. De directeur-bestuurder is belast met het bestuur van de stichting onder toezicht van de raad van toezicht.
3. De directeur-bestuurder verschaft de leden van de raad van toezicht tijdig de voor de
uitoefening van hun toezichthoudende taak noodzakelijke gegevens.
De directeur draagt er eveneens zorg voor dat de samenwerkingsraad, de
ondersteuningsplanraad en de medezeggenschapsraad tijdig over de informatie beschikken die vereist is voor de uitoefening van de aan deze raden toekomende taak.
De directeur-bestuurder voorziet in administratieve ondersteuning van zowel de raad van toezicht als de samenwerkingsraad.
4. Binnen de stichting kunnen een of meer, tijdelijke of permanente, (advies)raden en/of commissies worden ingesteld.
De samenstelling, wijze van benoemen en defungeren van de leden, de werkzaamheden, taken en bevoegdheden van dergelijke (advies)raden en/of commissies worden in een
reglement uitgewerkt.
Aangeslotenen.
Artikel 5
1. Een aangeslotene kan slechts zijn het bevoegd gezag van een school die in de regio is gevestigd, dan wel het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs vormen, behorend tot cluster 3 en 4
bedoeld in de Wet op de expertisecentra, waarvan de vestiging of vestigingen zijn gelegen
buiten het gebied van een samenwerkingsverband, doch die wensen deel te nemen aan het onderhavige samenwerkingsverband.
2. Aangeslotene is het bevoegde gezagsorgaan dat zich schriftelijk als aangeslotene bij de directeur-bestuurder heeft aangemeld, dat voldoet aan in lid 1 van dit artikel genoemde
-4-
eis, en dat door de directeur-bestuurder als aangeslotene is toegelaten door het sluiten van een aansluitingsovereenkomst met het betreffende bevoegd gezag.
3. Rechten en plichten van de aangeslotenen ten aanzien van de stichting op basis van het gestelde in deze statuten worden nader geregeld in een aansluitingsovereenkomst.
4. De aangeslotenen eerbiedigen elkanders identiteit en de stichting houdt daar bij de uitvoering van de taken rekening mee.
5. De aansluiting van een bevoegd gezag eindigt indien:
a. de aangeslotene wordt ontbonden of ophoudt te bestaan als gevolg van fusie en/of de aangeslotene niet langer bevoegd gezag is als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
b. onder het aangesloten bevoegd gezag geen school meer in de regio ressorteert, dan _
wel indien het betreft een school voor speciaal onderwijs die geen onderwijs meer geeft aan leerlingen uit de regio;
c. de aangeslotene de aansluitingsovereenkomst opzegt;
d. namens de stichting de aansluitingsovereenkomst wordt opgezegd;
e. de aansluitingsovereenkomst wordt ontbonden.
6. Een aangeslotene kan de aansluitingsovereenkomst schriftelijk opzeggen met in achtneming van ten minste een termijn van zes maanden tegen het einde van het lopende
schooljaar.
De opzegging dient derhalve uiterlijk op eenendertig januari van het lopende schooljaar te geschieden.
7. In onderling overleg zullen de juridische, organisatorische, personele en financiële
gevolgen voortvloeiende uit de beëindiging naar de beginselen van de redelijkheid en billijkheid door de directeur-bestuurder met goedkeuring van de samenwerkingsraad
worden vastgesteld, schriftelijk in een document worden vastgelegd en voorts worden opgelegd aan het bevoegd gezag dat niet meer aangesloten is.
8. Als de opzegging door een aangeslotene niet tijdig of niet schriftelijk heeft plaatsgehad, loopt de aansluitingsovereenkomst door tot het einde van het eerstvolgende schooljaar, tenzij de directeur-bestuurder anders besluit.
9. De aansluitingsovereenkomst is niet overdraagbaar.
10. De directeur-bestuurder kan de aansluitingsovereenkomst slechts schriftelijk tegen het einde van het lopende schooljaar aan een aangeslotene opzeggen met in achtneming van _
een termijn van ten minste zes maanden.
De opzegging dient derhalve uiterlijk op eenendertig januari van het lopende schooljaar te geschieden.
11. Opzegging door de directeur-bestuurder als hiervoor bedoeld is niet mogelijk indien en zolang op grond van artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs de wettelijke verplichting tot oprichting en instandhouding van een samenwerkingsverband passend onderwijs geldt.
12. De directeur-bestuurder kan de rechten die een aangeslotene op grond van zijn
aansluitingsovereenkomst heeft per direct opschorten indien de aangeslotene in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting handelt, of de stichting op onredelijke wijze benadeelt.
Gedurende deze opschorting is de aangeslotene niet bevoegd de rechten als vermeld in de
aansluitingsovereenkomst uit te oefenen en is de stichting niet gehouden prestaties jegens de aangeslotene te verrichten.
De opschorting zal slechts gelden voor een periode van ten hoogste drie maanden. De
-5-
opschorting kan worden verlengd met een nieuwe periode voor ten hoogste drie maanden. Verlenging van de opschorting is onbeperkt mogelijk, indien en zolang de aangeslotene gedurende opschorting in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting blijft handelen, of de stichting op onredelijke wijze blijft benadelen. In
geval van benadeling van de stichting door de aangeslotene als gevolg waarvan de stichting schade leidt, kan de stichting de schade bij de aangeslotene verhalen.
13. Aansluiting bij het samenwerkingsverband en beëindiging van aansluitingsovereenkomst gaan in per één augustus van het (eerstvolgende) schooljaar, met inachtneming van het bepaalde in de leden 6 en 10 van dit artikel.
Geldmiddelen.
Artikel 6
De geldmiddelen die het samenwerkingsverband ter beschikking staan bestaan uit:
a. de bekostiging door het Rijk ten behoeve van de bekostiging van de wettelijke taken van het samenwerkingsverband;
b. de bijdragen van de aangeslotenen;
c. het stichtingskapitaal en de inkomsten daaruit;
d. subsidies, giften, schenkingen en andere baten;
e. erfstellingen en legaten, welke alleen onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen _
worden aanvaard.
Directeur-bestuurder. Benoeming, schorsing en defungeren.
Artikel 7
1. Het bestuur bestaat uit één natuurlijke persoon met de titel directeur-bestuurder.
2. De directeur-bestuurder wordt benoemd door de raad van toezicht.
De rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van de directeur-bestuurder worden door de raad van toezicht vastgesteld op basis van de gebruikelijke normen in de sector primair onderwijs.
3. Tot directeur-bestuurder kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuurs-
of toezichtfunctie vervult bij een aangeslotene, of die binnen de voorafgaande vier jaren
een dergelijke functie heeft uitgeoefend, noch een persoon die lid is van de raad van toezicht of dat in de voorafgaande vier jaar is geweest.
4. De benoeming van de directeur-bestuurder geschiedt op grond van door de raad van toezicht opgestelde vooraf openbaar gemaakte (functie)profielen. De raad van toezicht
kan de functieprofielschets niet vaststellen dan na goedkeuring van de samenwerkingsraad en na verkregen advies van de ondersteuningsplanraad.
5. Voorafgaand aan de benoeming van de directeur-bestuurder verzoekt de raad van toezicht
het advies van de benoemingadviescommissie. De benoemingsadviescommissie is belast met de werving en selectie en het doen van een voordracht voor de te benoemen directeur-bestuurder.
In de benoemingsadviescommissie hebben ten minste twee leden van de
samenwerkingsraad zitting.
6. De raad van toezicht kan de directeur-bestuurder schorsen of ontslaan indien hij daartoe termen aanwezig acht.
Het besluit daartoe wordt genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
Een besluit tot schorsing of ontslag kan eerst worden genomen na verkregen advies van een vertrouwenscommissie, die is samengesteld uit het midden van de samenwerkingsraad.
-6-
7. Indien de directeur-bestuurder is geschorst, dient de raad van toezicht binnen drie maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag dan wel tot opheffing of verlenging van de schorsing.
Bij het ontbreken van een besluit als bedoeld in de vorige zin vervalt de schorsing. De schorsing kan eenmaal voor een periode van maximaal drie maanden worden verlengd. De directeur-bestuurder die is geschorst wordt in de gelegenheid gesteld zich in een
vergadering van de raad van toezicht te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman
te laten bijstaan.
8. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat de directeur-bestuurder vooraf de gelegenheid wordt geboden om door de raad van toezicht te worden gehoord. Hij kan zich daarbij door een raadsman laten bijstaan.
9. De directeur-bestuurder kan te allen tijde zelf ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt en met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee (2) maanden, of een andere termijn die is neergelegd in een met de directeur-bestuurder gesloten (arbeids)overeenkomst.
10. De directeur-bestuurder defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door het verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
c. door zijn aftreden;
d. door zijn ontslag.
In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
11. Bij ontstentenis of belet van de directeur-bestuurder zal het bestuur tijdelijk worden waargenomen door een met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dit artikel door de raad van toezicht aangewezen of aan te wijzen persoon.
De aangewezen persoon is met het gehele bestuur belast gedurende de periode van belet,
of zolang niet in de vacature van directeur-bestuurder is voorzien.
Onder belet is mede begrepen een schorsing als bedoeld in lid 6 van dit artikel, of de omstandigheid dat de directeur-bestuurder gedurende een periode van meer dan drie weken aaneengesloten onbereikbaar is door ziekte of andere oorzaken.
Ingeval van ontstentenis neemt de raad van toezicht onverwijld de nodige maatregelen om op zo kort mogelijke termijn een nieuwe directeur-bestuurder te benoemen.
Directeur-bestuurder. Taken, bevoegdheden en vertegenwoordiging.
Artikel 8
1. Behoudens beperkingen volgens deze statuten is de directeur-bestuurder belast met het besturen van de stichting.
De directeur-bestuurder is onder meer belast met de voorbereiding en uitvoering van het beleid en de activiteiten van het samenwerkingsverband en is bevoegd alle daarvoor relevante handelingen te verrichten. Bij de vervulling van zijn taken neemt de directeur- bestuurder de Code Goed Bestuur in het primair onderwijs in acht.
2. Bij de vervulling van zijn taak richt de directeur-bestuurder zich naar het belang van de
stichting en de met de stichting verbonden organisatie.
De directeur-bestuurder voert regelmatig overleg met de raad van toezicht, de ondersteuningsplanraad en de medezeggenschapsraad, alsmede met de samenwerkingsraad.
3. De directeur-bestuurder vertegenwoordigt de stichting, onverminderd het bepaalde in lid
4 en lid 7 van dit artikel 8.
4. De directeur-bestuurder is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten:
-7-
a. tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen;
b. waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt,
tenzij de raad van toezicht daarvoor zijn voorafgaande goedkeuring heeft verleend.
5. De directeur-bestuurder besluit over benoeming, schorsing en ontslag van het personeel
dat in dienst is bij het samenwerkingsverband. De stichting is in haar hoedanigheid van werkgever aangesloten bij een commissie van beroep en een klachtencommissie.
De directeur-bestuurder voert ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke aspecten van het personeel Decentraal Georganiseerd Overleg.
6. Als sprake is van een (mogelijk) tegenstrijdig belang meldt de directeur-bestuurder dit direct aan de voorzitter van de raad van toezicht en geeft daarbij alle relevante informatie.
Buiten aanwezigheid van de directeur-bestuurder neemt de raad van toezicht een standpunt in of naar zijn oordeel sprake is van een tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel 2:291 Burgerlijk Wetboek. Indien de raad van toezicht van oordeel is dat sprake is van een zodanig tegenstrijdig belang, dan is de directeur-bestuurder niet bevoegd tot de besluitvorming over het betreffende onderwerp en wordt het besluit genomen door de
raad van toezicht.
7. Alle besluiten van de directeur-bestuurder worden vastgelegd in een besluitenregister. De directeur-bestuurder behoeft naast de in lid 4 omschreven rechtshandelingen eveneens voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht voor besluiten strekkende
tot:
a. vaststelling en wijziging van de strategische doelstellingen van de stichting (missie en visie);
b. vaststelling en wijziging van het toezichtkader;
c. vaststelling en wijziging van het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van _
de stichting;
d. vaststelling van de jaarrekening van de stichting;
e. het aangaan of wijzigen van aansluitingsovereenkomsten;
f. het aangaan of verbreken van duurzame of strategische samenwerkingsverbanden;
g. het in- of uitlenen van gelden;
h. de aanvraag van faillissement van de stichting en van surseance van betaling;
i. wijziging van de statuten, fusie of splitsing van de stichting of ontbinding van de stichting, waaronder begrepen de bestemming van het batig saldo.
Voor een besluit van de directeur-bestuurder als bedoeld in de onderdelen a., c., d. en i. is _
eveneens de goedkeuring van de samenwerkingsraad vereist.
8. De raad van toezicht is bevoegd ook andere besluiten van de directeur-bestuurder aan zijn goedkeuring te onderwerpen, onder andere rechtshandelingen die een bepaald bedrag te boven gaan, mits de raad van toezicht in zijn daartoe strekkend besluit of in het toezichtkader zodanige besluiten nauwkeurig omschrijft en aan de directeur-bestuurder mededeelt.
Zonder de in dit lid bedoelde goedkeuring is de directeur-bestuurder niet bevoegd deze handelingen te verrichten.
Raad van toezicht. Samenstelling.
Artikel 9
1. De raad van toezicht bestaat uit drie personen.
De leden van de raad van toezicht worden benoemd door de raad van toezicht.
-8-
2. De leden van de raad van toezicht verrichten hun werkzaamheden onafhankelijk en hebben geen enkel zakelijk of privé belang bij de stichting.
Tot lid kan niet worden benoemd een persoon die reeds een bestuursfunctie of toezichthoudende functie vervult bij, of gedetacheerd is bij, functioneel verbonden is met, _
of als werknemer in een gezag relatie staat met de stichting of een aangeslotene, of die
binnen de voorgaande vier (4) jaar een dergelijke functie heeft uitgeoefend.
3. De benoeming alsmede de voordracht van een lid van de raad van toezicht geschiedt aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen selectieprocedure en openbaar gemaakte profielschets.
De profielschets bevat de kwaliteiten en deskundigheden waaraan een lid van de raad van
toezicht dient te voldoen.
4. De raad van toezicht kan de profielschets niet vaststellen dan na goedkeuring van de samenwerkingsraad en na verkregen advies van de ondersteuningsplanraad.
5. De ondersteuningsplanraad wordt in de gelegenheid gesteld om een bindende voordracht _
te doen voor de benoeming van één lid van de raad van toezicht.
De ondersteuningsplanraad dient daarbij de vastgestelde profielschets in acht te nemen.
6. De raad van toezicht wijst uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan.
7. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van vier jaar.
Zij treden af volgens een door de raad van toezicht op te maken rooster. Een volgens het rooster afgetreden lid van de raad van toezicht is onmiddellijk herbenoembaar, met dien verstande dat de totale zittingsduur niet langer kan zijn dan acht jaar.
Het in een tussentijdse vacature benoemd lid van de raad van toezicht neemt op het
xxxxxxx van aftreden de plaats in van degene in wiens plaats hij werd benoemd.
8. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
Ten aanzien van de vervulling van een vacature stelt de raad van toezicht een benoemingsadviescommissie in, bestaande uit twee leden van de raad van toezicht, de directeur-bestuurder als adviserend lid en twee leden van de samenwerkingsraad.
9. De raad van toezicht kan een lid van de raad van toezicht schorsen of ontslaan indien hij daartoe termen aanwezig acht.
Voor een besluit daartoe is een meerderheid vereist van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
10. Indien een lid van de raad van toezicht is geschorst, dient de raad van toezicht binnen drie
maanden na ingang van de schorsing te besluiten tot ontslag van het lid dan wel tot opheffing of verlenging van de schorsing. Bij het ontbreken van een besluit als bedoeld in _
de vorige zin vervalt de schorsing.
De schorsing kan in totaal niet langer duren dan drie maanden.
11. Een lid van de raad van toezicht dat is geschorst wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering te verantwoorden en zich daarbij door een raadsman te laten bijstaan. Een besluit tot ontslag wordt niet genomen dan nadat het lid over wiens ontslag wordt besloten vooraf de gelegenheid wordt geboden om te worden gehoord. Hij kan zich daarbij door een raadsman te laten bijstaan.
12. De leden van de raad van toezicht zijn bevoegd te allen tijde zelf hun ontslag te nemen, mits dit schriftelijk geschiedt met een opzegtermijn van ten minste drie maanden.
13. Een lid van de raad van toezicht defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door het verlies over het vrije beheer over zijn vermogen;
c. door zijn aftreden;
-9-
d. door zijn ontslag;
e. door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd, en er geen herbenoeming volgt.
14. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van toezicht vormen
de overblijvende leden dan wel vormt het overblijvende lid een rechtsgeldige raad van toezicht.
Ingeval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht wordt het toezicht tijdelijk uitgeoefend door twee personen die daartoe door de samenwerkingsraad _
worden aangewezen. Deze twee personen zijn bevoegd om met goedkeuring van de
samenwerkingsraad een of twee leden van de raad van toezicht te benoemen, die vervolgens in de andere vacature(s) zal of zullen voorzien.
Indien in de situatie van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht de samenwerkingsraad niet binnen drie maanden twee tijdelijke toezichthouders heeft aangewezen, of indien zij binnen deze periode geen nieuw lid of nieuwe leden van de raad van toezicht hebben benoemd, kan iedere belanghebbende de rechtbank verzoeken in de openstaande plaatsen voorzien overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:299 Burgerlijk Wetboek.
Raad van toezicht. Taak en bevoegdheden.
Artikel 10
1. De raad van toezicht houdt toezicht op het beleid van de directeur-bestuurder en op de algemene gang van zaken binnen de stichting en de met haar verbonden organisatie.
De raad van toezicht ziet als interne toezichthouder toe op de uitvoering van de taken en
bevoegdheden van de directeur-bestuurder, de naleving van de code goed bestuur als bedoeld in artikel 171 lid 6 van de Wet op het primair onderwijs en de afwijkingen van die
code, en op de rechtmatige verwerving en doelmatige bestemming en aanwending van de_
middelen van het samenwerkingsverband die zijn verkregen op grond van de Wet op het primair onderwijs.
De raad van toezicht staat de directeur-bestuurder met raad ter zijde en fungeert als klankbord.
Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.
2. De raad van toezicht oefent zijn toezichthoudende taken uit op basis van een door de raad
van toezicht na overleg met de directeur-bestuurder vastgestelde toezichtvisie en toezichtkader.
De raad van toezicht richt zich bij de uitoefening van zijn taken naar de Code Goed Toezicht van de vereniging VTOI-NVTK.
De raad van toezicht bespreekt ten minste een maal per jaar zijn eigen functioneren
3. De raad van toezicht legt jaarlijks in het jaarverslag verantwoording af over de uitvoering van zijn taken en de uitoefening van zijn bevoegdheden.
4. Een lid van de raad van toezicht dat een potentieel direct of indirect persoonlijk belang
heeft dat tegenstrijdig is of kan zijn met het belang van de stichting en de met haar verbonden organisatie, meldt dit terstond aan de andere leden van de raad van toezicht
en verschaft daarover alle relevante informatie.
De raad van toezicht besluit buiten aanwezigheid van het betrokken lid van de raad van toezicht of er sprake is van een persoonlijk tegenstrijdig belang als bedoeld in artikel
2:292a lid 7 Burgerlijk Wetboek. Ingeval daarvan naar het oordeel van de raad van toezicht sprake is, neemt het betrokken lid van de raad van toezicht niet deel aan de
-10-
beraadslaging en besluitvorming betreffende dat voorstel.
Wanneer hierdoor geen besluit zou kunnen worden genomen, wordt het besluit niettemin _
genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
Raad van toezicht. Besluitvorming.
Artikel 11
1. De raad van toezicht vergadert ten minste drie maal per jaar en voorts indien de voorzitter dit wenselijk acht, of indien één van de overige leden van de raad van toezicht of de directeur-bestuurder een met redenen omkleed verzoek daartoe aan de voorzitter richt.
2. Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat ten minste twee derde van het
aantal in functie zijnde leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Is dit aantal niet aanwezig of vertegenwoordigd, dan wordt binnen vier, doch niet eerder
dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest. Ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden van de raad van toezicht kan dan over bedoeld voorstel worden besloten, mits met een meerderheid van ten minste twee derden van de geldig uitgebrachte stemmen.
3. De leden van de raad van toezicht kunnen zich ter vergadering door een schriftelijk gevolmachtigde medelid van de raad van toezicht laten vertegenwoordigen.
Een lid van de raad van toezicht kan ten hoogste één medelid van de raad van toezicht ter_
vergadering vertegenwoordigen.
4. De oproeping voor de vergadering geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter van _
de raad van toezicht, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden, en bevat een opgave van de onderwerpen die ter vergadering in behandeling zullen
komen.
Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij de voltallige raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
5. In de vergadering van de raad van toezicht heeft ieder lid van de raad van toezicht één stem, onverminderd het bepaalde in deze statuten ten aanzien van een geconstateerd
tegenstrijdig belang.
Een besluit van de raad van toezicht wordt genomen met volstrekte meerderheid van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen, tenzij in deze statuten anders is bepaald.
6. Alle stemmingen geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen
schriftelijk worden uitgebracht. Indien het betreft een verkiezing van personen kan ook een aanwezige stemgerechtigde verlangen dat de stemmen schriftelijk worden
uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
7. Xxxxxx en ongeldige stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
Staken de stemmen, dan vindt een herstemming plaats. Indien de stemmen wederom staken, dan is het voorstel verworpen.
8. Een vergadering van de raad van toezicht wordt geleid door de voorzitter van de raad van _
toezicht en bij diens afwezigheid door de vice-voorzitter.
Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
9. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van een in het vorige lid bedoeld oordeel de juistheid ervan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van
-11-
de vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
10. Van de vergaderingen van de raad van toezicht worden notulen gehouden, die met
instemming van alle bij die vergadering aanwezige leden van de raad van toezicht worden vastgesteld en ten bewijze daarvan worden ondertekend door de voorzitter.
11. Besluiten van de raad van toezicht kunnen ook buiten vergadering tot stand komen, mits geen van de leden van de raad van toezicht zich hiertegen verzeten alle leden van de raad van toezicht zich schriftelijk over het desbetreffende voorstel uitspreken.
Het bepaalde omtrent de uitoefening van het stemrecht en de vereisten voor
besluitvorming in een vergadering van de raad van toezicht is op deze wijze van besluitvorming zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Zodanige besluiten worden aan de notulen toegevoegd.
12. De raad van toezicht kan ook vergaderen door middel van een telefonische of videoconferentie.
Daartoe is vereist dat elk stemgerechtigd lid van de raad van toezicht via het elektronisch _
communicatiemiddel i) kan worden geïdentificeerd, ii) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, iii) kan deelnemen aan de beraadslaging en iv) zijn
stemrecht kan uitoefenen.
Nadere regels omtrent het deelnemen aan en het stemmen in vergaderingen van de raad van toezicht door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen in een reglement worden vastgesteld.
Samenwerkingsraad. Taak en bevoegdheden.
Artikel 12.
1. De samenwerkingsraad heeft ten doel het vormgeven aan de betrokkenheid en het behartigen van de belangen van de aangeslotenen bij het samenwerkingsverband, en het in dat kader uitoefenen van advies- en goedkeuringsrechten binnen het samenwerkingsverband.
2. De samenwerkingsraad bestaat uit één afgevaardigde namens elke aangeslotene.
3. De samenwerkingsraad benoemt al dan niet uit zijn midden een voorzitter.
4. Bij het samenstellen van een benoemingscommissie voor de benoeming van de directeur- _
bestuurder of een lid van de raad van toezicht, zullen twee plaatsen in de commissie worden vervuld door personen aangewezen door de samenwerkingsraad.
5. De directeur-bestuurder behoeft de goedkeuring van de samenwerkingsraad voor
besluiten strekkende tot:
a. vaststelling of wijziging van de strategische doelstellingen van de stichting (visie en _
missie);
b. vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan en de (meerjaren)begroting van _
het samenwerkingsverband;
c. vaststelling van het jaarverslag van de stichting;
d. wijziging van de statuten, fusie of splitsing van de stichting en ontbinding van de stichting, waaronder begrepen bestemming van een eventueel batig saldo.
6. De Raad van Toezicht behoeft voorafgaande goedkeuring van de Samenwerkingsraad voor
besluiten strekkende tot:
a. vaststelling en wijziging van de (functie)profielschets van de directeur-bestuurder;
b. vaststelling en wijziging van de (kwaliteits)profielschets van de raad van toezicht.
7. Goedkeuring of advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke
-12-
invloed kan zijn op de te nemen besluiten. Bij het vragen van goedkeuring of advies wordt aan de samenwerkingsraad een overzicht verstrekt van beweegredenen voor het besluit en van verwachte gevolgen die het besluit voor de aangeslotenen zal hebben.
8. De samenwerkingsraad brengt daarnaast gevraagd en ongevraagd (beleids)adviezen uit
aan de directeur-bestuurder en fungeert tevens als ontmoetingsplaats voor wederzijds informatie- en gedachtenuitwisseling.
Samenwerkingsraad. Vergadering en besluitvorming.
Artikel 13.
1. De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de samenwerkingsraad, of - bij diens afwezigheid - door degene die hij in zijn plaats heeft aangewezen, danwel de persoon die door de vergadering als voorzitter wordt aangewezen.
De directeur-bestuurder woont de vergaderingen van de samenwerkingsraad in beginsel bij.
2. De oproeping voor de vergadering geschiedt schriftelijk door of namens de voorzitter van _
de samenwerkingsraad, ten minste zeven dagen vóór de vergadering zal worden gehouden, en bevat een opgave van de onderwerpen die ter vergadering in behandeling zullen worden genomen.
Over niet in de oproep vermelde onderwerpen kunnen geen besluiten genomen worden, tenzij de alle afgevaardigden aanwezig zijn en het besluit met algemene stemmen wordt genomen.
3. Een afgevaardigde kan zich ter vergadering door een andere afgevaardigde doen
vertegenwoordigen, doch slechts bij schriftelijke volmacht betrekking hebbend op een bepaalde vergadering.
4. Om rechtsgeldige besluiten te kunnen nemen, is vereist dat twee derde van de aangeslotenen in de vergadering van de samenwerkingsraad vertegenwoordigd is.
Is niet twee derde van de aangeslotenen in de vergadering vertegenwoordigd, dan wordt
binnen vier, maar niet eerder dan twee weken daarna een tweede vergadering bijeengeroepen en gehouden over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest.
Ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde afgevaardigden kan in deze tweede
vergadering over bedoeld voorstel worden besloten.
5. Bij besluitvorming wordt gestreefd naar consensus.
Indien de voorzitter constateert dat consensus niet kan worden bereikt, gaat hij na of het besluit kan worden genomen met consent, doordat geen van de aanwezige of vertegenwoordigde afgevaardigden overwegende bezwaren heeft tegen het besluit.
Indien de voorzitter vaststelt dat het besluit niet met consent kan worden genomen, vindt _
er een stemming over het voorstel plaats.
6. Xxxxxxxx geschiedt mondeling, tenzij één of meer afgevaardigden een schriftelijke stemming wensen.
7. Bij stemming over een voorstel worden alle besluiten van de samenwerkingsraad
genomen met een volstrekte meerderheid, tenzij de statuten een grotere meerderheid voorschrijven.
8. Xxxxxx aangeslotene heeft één stem. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.
9. Indien de stemmen staken omtrent een voorstel, dan wordt het al dan niet aangepaste voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst.
10. De onderwerpen die naar het oordeel van de samenwerkingsraad nadere regeling
-13-
behoeven, worden vastgelegd in een reglement dat na verkregen advies van de directeur- _ bestuurder wordt vastgesteld door de samenwerkingsraad.
11. Van de vergaderingen van de samenwerkingsraad worden notulen gehouden, die door de samenwerkingsraad al dan niet staande de vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan door de voorzitter van de vergadering worden ondertekend.
Geschillenregeling en mediation.
Artikel 14
1. In geval van geschillen betreffende de inrichting van het samenwerkingsverband, of in geval van geschillen binnen de stichting casu quo het samenwerkingsverband, zullen de partijen die bij het geschil betrokken zijn trachten het geschil in eerste instantie op te lossen met behulp van mediation.
2. Eerst indien het onmogelijk is gebleken een geschil als in lid 1 bedoeld op te lossen met behulp van mediation, heeft elke partij het recht om het geschil voor te leggen aan de landelijke arbitragevoorziening die de Minister heeft ingesteld ter beslechting van geschillen in het kader van de inrichting van het samenwerkingsverband dan wel in het kader van geschillen binnen het samenwerkingsverband.
3. Een partij binnen de stichting die zich benadeeld voelt door een krachtens deze statuten
genomen besluit en/of andere handeling door of namens de direceteur-bestuurder of de raad van toezicht in het kader van het samenwerkingsverband, kan zich binnen zes weken _
na het nemen van het besluit of het verrichten van de handeling wenden tot de
arbitragevoorziening als bedoeld in het tweede lid.
De arbitragevoorziening hoort partijen en doet een voor alle partijen bindende uitspraak.
Ondersteuningsplan.
Artikel 15
1. De directeur-bestuurder stelt met goedkeuring van de raad van toezicht ten minste eenmaal in de vier jaar een ondersteuningsplan vast.
De directeur-bestuurder draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan voldoet aan de wijze, afspraken, procedures en criteria zoals vermeld in artikel 18a lid 8 Wet op het primair onderwijs.
2. De directeur-bestuurder zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan ter goedkeuring
aan de samenwerkingsraad en voert een op overeenstemming gericht overleg over het ondersteuningsplan met de burgemeester en wethouders van de gemeenten van de regio _
van het samenwerkingsverband.
3. De directeur-bestuurder overlegt over het voorstel voor het ondersteuningsplan met het
samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 17a lid 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarvan de regio geheel of gedeeltelijk samenvalt met de regio van het onderhavige samenwerkingsverband.
4. De directeur-bestuurder zendt het voorstel voor het ondersteuningsplan, nadat het in lid 2
en lid 3 vermelde overleg heeft plaats gehad, tijdig ter instemming aan de ondersteuningsplanraad en de samenwerkingsraad.
5. De directeur-bestuurder stelt het definitieve ondersteuningsplan eerst vast nadat goedkeuring van de raad van toezicht, de samenwerkingsraad en de
ondersteuningsplanraad is verkregen, en nadat het overleg bedoeld in lid 2 en lid 3 van dit artikel heeft plaatsgevonden.
6. De directeur-bestuurder draagt er zorg voor dat het definitieve ondersteuningsplan vóór één mei van het jaar voorafgaande aan de periode waarop het plan betrekking heeft, wordt toegezonden aan de onderwijsinspectie.
-14-
Informatieplicht.
Artikel 16
Elke aangeslotene voorziet de directeur-bestuurder van alle informatie die benodigd is voor een goede uitvoering van de taken van de stichting.
Medezeggenschap.
Artikel 17
1. De directeur-bestuurder stelt een medezeggenschapsstatuut voor het samenwerkingsverband vast, alles met inachtneming van de bepalingen van de Wet medezeggenschap op scholen.
2. Het samenwerkingsverband stelt een ondersteuningsplanraad in.
De directeur-bestuurder stelt een reglement vast voor de ondersteuningsplanraad met inachtneming van de bepalingen van de Wet medezeggenschap op scholen.
3. De ondersteuningsplanraad bestaat uit leden die worden afgevaardigd door de leden van de afzonderlijke medezeggenschapsorganen van de scholen en wel zodanig dat het aantal leden gekozen uit personeel onderscheidenlijk ouders en leerlingen elk de helft van het aantal leden van de ondersteuningsplanraad bedraagt.
4. De ondersteuningsplanraad kan uit een kleiner aantal leden bestaan dan het aantal afzonderlijke medezeggenschapsorganen van de scholen.
5. Het samenwerkingsverband behoeft de voorafgaande instemming van de ondersteuningsplanraad met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het ondersteuningsplan.
6. De aangeslotenen zijn verplicht de afzonderlijke medezeggenschapsorganen van de
scholen vooraf in de gelegenheid te stellen om advies uit te brengen over elk door de aangeslotenen te nemen besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van het
schoolondersteuningsprofiel.
8. Aan het samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden, indien en voorzover de verplichting daartoe volgt uit de Wet medezeggenschap op scholen.
De directeur-bestuurder stelt een reglement vast voor de medezeggenschapsraad met inachtneming van de bepalingen in de Wet medezeggenschap op scholen.
9. De medezeggenschapsraad zal uit ten minste twee leden bestaan die worden gekozen uit _
en door het personeel dat in dienst is dan wel ten minste zes maanden zonder benoeming _
te werk is gesteld bij het samenwerkingsverband.
10. Het samenwerkingsverband is voor de medezeggenschapsorganen als bedoeld in dit artikel aangesloten bij de landelijke geschillencommissie als bedoeld in artikel 30 Wet Medezeggenschap op Scholen.
Bezwaaradviescommissie.
Artikel 18
1. Het samenwerkingsverband sluit zich aan bij de landelijke bezwaaradviescommissie die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het onderwijs aan een speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband of tot het speciaal onderwijs.
2. Tegen een beslissing op bezwaar van het samenwerkingsverband op het verzoek om een toelaatbaarheidsverklaring staat beroep open bij de rechtbank, sector bestuursrecht.
Privacyreglement en informatievoorziening aan ouders.
Artikel 19
1. De directeur-bestuurder stelt een privacyverklaring op waarin staat vermeld op welke wijze persoonsgegevens met inachtneming van de wet- en regelgeving worden verwerkt,
-15-
hoe de beveiliging van de gegevens plaatsvindt en hoe invulling wordt gegeven aan de rechten van betrokkenen (inzage, correctie, vernietiging).
Het samenwerkingsverband zorgt voor passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen onder meer tegen misbruik van de gegevens,
tegen het verwerken van onjuiste gegevens en om te voorkomen dat persoonsgegevens worden verwerkt voor een ander doel dan het doel waarvoor ze verzameld zijn.
2. Het samenwerkingsverband verstrekt van elk advies aan het bevoegd gezag van de school_
over een leerling aangaande de ondersteuningsbehoefte van die betreffende leerling een afschrift aan de ouders.
Boekjaar en jaarstukken. Accountant. Jaarvergadering.
Artikel 20
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. De directeur-bestuurder is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe
behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, _
dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Per het einde van ieder boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten. Daaruit wordt door de directeur-bestuurder binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening opgemaakt over het afgelopen boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn met ten hoogste vier maanden.
De jaarrekening wordt ingericht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de richtlijnen
van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
4. Voorts stelt de directeur-bestuurder binnen de in lid 3 bedoelde periode een bestuursverslag op.
Het bestuursverslag beschrijft de gang van zaken in de stichting en het gevoerde beleid in_
het verstreken boekjaar, in welke mate de voor dat jaar gestelde doelstellingen zijn gehaald, welke activiteiten de directeur-bestuurder heeft ontplooid en welke maatregelen _
zijn genomen om de beoogde missie en doelstellingen te bereiken.
In een afzonderlijk onderdeel van het bestuursverslag legt de raad van toezicht verantwoording af over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van zijn toezichthoudende bevoegdheden.
5. De jaarrekening wordt gecontroleerd door de registeraccountant als bedoeld in artikel
2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
De registeraccountant wordt door de raad van toezicht benoemd. Hij brengt over zijn onderzoek verslag uit aan de raad van toezicht en geeft de uitslag van zijn onderzoek
weer in een verklaring over de getrouwheid van de in het vorige leden bedoelde stukken. _
Hij brengt zijn verslag ter kennis van de directeur-bestuurder.
6. Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de raad van toezicht, wordt een gezamenlijke vergadering gehouden van de
raad van toezicht, de directeur-bestuurder en de samenwerkingsraad (de jaarvergadering). _
De vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van toezicht of, bij zijn afwezigheid, door een ander daartoe aangewezen lid van de raad van toezicht.
7. In de jaarvergadering legt de directeur-bestuurder rekening en verantwoording af over het
verstreken boekjaar, aan de hand van het door de directeur-bestuurder opgestelde jaarverslag, bestaande uit in ieder geval de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige daaraan toe te voegen gegevens.
-16-
De raad van toezicht legt in de jaarvergadering rekening en verantwoording af over de uitvoering van zijn toezichthoudende taken en de uitoefening van zijn toezichthoudende bevoegdheden, mede aan de hand van het onderdeel van het bestuursverslag dat ziet op het uitgevoerde toezicht als bedoeld in lid 4 van dit artikel. Daarbij geeft de raad van toezicht aan voldaan is aan de uitspraken zoals vermeld in het toezichtkader.
De aangeslotenen leggen aan elkaar en aan de directeur-bestuurder verantwoording af over de besteding van de ondersteuningsmiddelen en de daarmee bereikte resultaten.
8. De jaarrekening wordt na voorafgaande goedkeuring van de samenwerkingsraad en van de
raad van toezicht vastgesteld door de directeur-bestuurder, en ten blijke van de vaststelling respectievelijk goedkeuring door de directeur-bestuurder en alle leden van de_
raad van toezicht ondertekend. Ontbreekt de handtekening van één van hen, dan wordt
daarvan onder opgave van redenen melding gedaan.
9. De directeur-bestuurder zendt de aangeslotenen binnen één maand na vaststelling van de_
jaarrekening een exemplaar van de jaarrekening en van het bestuursverslag.
10. De directeur-bestuurder is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
Statutenwijziging. Fusie en splitsing.
Artikel 21
1. De directeur-bestuurder is met goedkeuring van de raad van toezicht bevoegd de statuten _
te wijzigen. Voor het besluit is voorts de goedkeuring van de samenwerkingsraad vereist.
2. Het besluit van de raad van toezicht tot het verlenen van goedkeuring kan slechts worden _ genomen met algemene stemmen hetzij in een vergadering waarin alle leden van de raad _
van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn, hetzij buiten vergadering.
3. De oproeping tot de vergadering van de samenwerkingsraad waarin een statutenwijziging _ zal worden voorgesteld, geschiedt schriftelijk door of namens de directeur-bestuurder dan_
wel de voorzitter van de samenwerkingsraad, daartoe gelijkelijk bevoegd, ten minste
veertien dagen vóór de vergadering zal worden gehouden en bevat de mededeling dat daarin de wijziging van de statuten zal worden voorgesteld.
Het besluit van de samenwerkingsraad tot het verlenen van goedkeuring kan slechts worden genomen door consensus, consent of - ingeval van stemming: met een versterkte
meerderheid van twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen.
4. Het in lid 3 bepaalde is niet van toepassing indien tijdens de vergadering van de
samenwerkingsraad alle aangeslotenen vertegenwoordigd zijn en het besluit tot statutenwijziging met algemene stemmen wordt genomen, of indien het besluit buiten
vergadering wordt genomen doordat alle aangeslotenen schriftelijk stem hebben uitgebracht voor het voorstel tot statutenwijziging.
5. De statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt.
6. Het hierboven bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 2:309 van het Burgerlijk Wetboek en op een besluit tot splitsing als bedoeld in artikel 2:334a van het Burgerlijk Wetboek.
Ontbinding en vereffening.
Artikel 22
1. Behoudens de gevallen van ontbinding als vermeld in artikel 2:19 van het Burgerlijk Wetboek wordt de stichting ontbonden door een besluit daartoe van de directeur-
bestuurder.
Het in deze statuten bepaalde ten aanzien van een besluit tot statutenwijziging is van
-17-
_
overeenkomstige toepassing op een besluit tot ontbinding.
2. Indien bij een besluit tot ontbinding geen andere vereffenaars zijn aangewezen, geschiedt de vereffening door de directeur-bestuurder.
3. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten en reglementen voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden 'in liquidatie'.
4. Xxxxxxx resteert na afloop van de vereffening wordt naar rato van het aantal leerlingen teruggestort naar de aangeslotenen.
5. De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de stichting moeten worden bewaard door een door de vereffenaar aan te wijzen natuurlijke of rechtspersoon, gedurende zeven jaren na de vereffening.
Bevoegdheid.
De verschenen persoon is op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 7 bevoegd tot het doen verlijden van deze akte.
Slot.
_
Waarvan akte, verleden te Leiden op de datum in het hoofd van deze akte vermeld. De verschenen persoon is aan mij, notaris, bekend.
_
De zakelijke inhoud van de akte is door mij, notaris, aan de verschenen persoon meegedeeld en toegelicht. De verschenen persoon heeft verklaard tijdig van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en daarmee in te stemmen.
Vervolgens is de akte beperkt voorgelezen en onmiddellijk daarna door de verschenen persoon en mij, notaris, ondertekend.
Volgt ondertekening.
UITGEGEVEN VOOR AFSCHRIFT