BESTUURSOVEREENKOMST PROGRAMMA ZANDGRONDEN NOORD-NEDERLAND
BESTUURSOVEREENKOMST PROGRAMMA ZANDGRONDEN NOORD-NEDERLAND
2E FASE DELTAPROGRAMMA (2022-2027)
Programma Zandgronden Noord-Nederland 2e fase Deltaprogramma (2022-2027)
Van de samenwerkende overheden en maatschappelijke organisaties in Zoetwaterregio IJsselmeergebied, betrokken bij het programma Zandgronden Noord-Nederland
Versie 10 december 2021
Definitieve versie 10 december 2021
Partijen
gemeente Aa en Hunze |
gemeente Assen |
gemeente Groningen |
gemeente Noordenveld |
gemeente Tynaarlo |
LTO Noord |
provincie Drenthe |
waterschap Hunze en Aa’s |
Wetterskip Fryslân Provincie Fryslân |
OVERWEGINGEN
A. Gezien:
• de instemming van Bestuurlijk overleg Zoetwaterregio Noord-Nederland (BONN) met het Regionale Strategiedocument Noord-Nederland op 27 mei 2020 (en 11 september 2020) en vastgesteld door het Bestuurlijk Platform Zoetwater (BPZ) op 17 september 2020.
• de aanbevelingen van de beleidstafel droogte, zoals verwoord in het eindrapport ‘Nederland beter weerbaar tegen droogte’ (2019) waarin wordt aanbevolen dat de nadruk bij waterbeheer en landgebruik meer moet komen te liggen op het vasthouden en vertraagd afvoeren van water.
• het Deltaprogramma 2022, met als onderdeel het Deltaplan Zoetwater 2022-2027, aangeboden op 21 september 2021 aan de Tweede Kamer, samen met de begroting van het Deltafonds, waarin het investeringsprogramma Zoetwater is opgenomen dat € 15 miljoen euro reserveert voor de zoetwatervoorziening voor de zandgronden binnen zoetwaterregio Noord-Nederland.
• dat voornoemde stukken bij Partijen genoegzaam bekend zijn en voor wat betreft het Deltaprogramma in te zien zijn op de website: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx.
Overwegende dat:
a) de Partijen in de zoetwaterregio Noord-Nederland werken aan een langjarig programma tot 2050 voor de aanpak van de zoetwaterproblematiek. De hiervoor noodzakelijke maatregelen worden veelal uitgevoerd in integrale gebiedsprocessen die meerdere doelen dienen.
b) de droge zomers in 2018, 2019 en 2020 hebben aangetoond dat in het waterbeheer een transitie gericht op vasthouden in plaats van afvoeren gewenst is. De maatregelen voor het vasthouden van water worden zodanig ingevuld dat geen extra risico’s ontstaan tijdens perioden van extreme neerslag.
c) de zoetwaterproblematiek binnen de zandgronden Noord-Nederland een inzet vraagt van de Regionale Partijen om hun aandeel in de strategie en ambities, zoals verwoord in het regionale bod 2022-2027, bestuurlijk en organisatorisch te verankeren in hun beleids- en beheerplannen voor de periode 2022-2027 om de strategie en ambities te verwezenlijken;
d) de Regionale Partijen met hun bod (eigen investering €45 miljoen) inzet van het Rijk verwachten, bestaande uit een cofinanciering met Deltafondsmiddelen (€15 miljoen);
e) de noodzakelijke nationale en regionale maatregelen en de financiering daarvan op Rijksniveau zijn vastgelegd in het Deltaplan Zoetwater 2022-2027 (onderdeel Deltaprogramma 2022);
f) op 27 mei 2021 de leden van het Bestuurlijk Platform Zoetwater hebben afgesproken dat, voor de programmering van zoetwatermaatregelen voor de periode tot en met 2027, afspraken over verantwoordelijkheden, kostenverdeling, financieel arrangement en planning via een specifieke uitkering per regio worden vastgelegd.
Komen Partijen het volgende overeen:
Artikel 1. Begrippenkader
x. XXXX:
Bestuurlijk overleg Zoetwaterregio Noord-Nederland. Bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van regionale overheden uit de zoetwaterregio Noord-Nederland. Voor de huidige samenstelling zie bijlage I.
b. BPZ:
Bestuurlijk platform zoetwater. Landelijk bestuurlijk overleg met vertegenwoordigers van de zoetwaterregio’s, Interprovinciaal Overleg (IPO), Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Unie van Waterschappen (UvW) en Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Ministerie van Economische Zaken, Vereniging van waterbedrijven in Nederland (Vewin) en Staf Deltacommissaris zijn agendalid. De natuur- en milieufederaties zijn vertegenwoordigd in het BPZ. Het BPZ stemt af over de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater en bijbehorende zoetwaterstrategie en adviseert de stuurgroep Deltaprogramma.
c. Coördinerende provincie:
De provincie die namens de regio Noord-Nederland de kassiersfunctie heeft voor de bijdrage van het rijk. De provincie Drenthe fungeert namens de regio Noord-Nederland als kassier voor het programma zandgronden Noord-Nederland. De kassier vraagt de rijksbijdrage aan namens alle Partijen in het programma zandgronden Noord-Nederland via de landelijke subsidieregeling (SPUK Zoetwater) en beschikt deze door aan Partijen.
De bewaking van de voortgang van het maatregelenpakket en het opstellen van de jaarlijkse voortgangsrapportages aan het Rijk en de overige inhoudelijke werkzaamheden liggen bij de coördinerende provincie.
d. Deltabeslissing Zoetwater:
Hoofdkeuze voor de aanpak van de zoetwatervoorziening in Nederland. Het beleid dat voortvloeit uit het voorstel voor de Deltabeslissing, dat is opgenomen in het Deltaprogramma 2015, wordt door overheden verankerd in beleidsplannen. Dit beleid geeft richting aan de maatregelen die worden ingezet voor de aanpak van het behoud en waar mogelijk het verbeteren van de zoetwatervoorziening, op korte en op lange termijn.
e. Deltafonds:
Begrotingsfonds (als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Compatibiliteitswet 2001) dat bedoeld is voor de financiering en bekostiging van maatregelen en voorzieningen in verband met de opgaven op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit. De beoogde bijdragen uit het Deltafonds aan de zoetwatermaatregelen in de tweede fase zijn opgenomen in het Deltaprogramma 2022, verdeeld over de perioden 2022-2027 en een agendering van maatregelen voor de periode 2028-2033 waarover later een beslissing wordt genomen.
f. Initiatiefnemers:
Initiatiefnemers zijn de Partijen die maatregelen realiseren. Dit zijn op het moment van ondertekening waterschappen, provincies, gemeenten en agrarische ondernemers (via LTO-Noord). Ook maatschappelijke koepelorganisaties als LTO-Noord, natuur- en milieuorganisaties en koepels van particuliere grondeigenaren kunnen initiatiefnemer zijn.
g. Partijen:
Alle ondertekenende regionale deelnemers aan het programma zandgronden Noord-Nederland.
h. Regionale overheden:
Alle ondertekenende provincies, waterschappen en gemeenten.
i. Specifieke uitkering (SPUK):
De bijdrage van het Rijk aan het programma voor de 2e fase Deltaprogramma zoetwater wordt middels een specifieke uitkering (SPUK Zoetwater) beschikbaar gesteld aan de coördinerende provincie(s). De voorwaarden en verplichtingen die het rijk stelt aan de ontvanger staan beschreven in de SPUK Zoetwater (zie bijlage VI).
j. Werkwijze:
Bestuurlijke afspraak over werkwijze zoetwaterprogrammering.
k. Zoetwaterregio’s (waaronder zoetwaterregio IJsselmeer):
Het landelijk deelprogramma Zoetwater kent zes Zoetwaterregio’s, waaronder Zoetwaterregio Noord-Nederland. Zie het kaartje hieronder voor een geografische aanduiding
Artikel 2. Doel en reikwijdte
Deze overeenkomst heeft tot doel om de afspraken vast te leggen tussen de Regionale Partijen onderling voor de uitvoering van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027. De afspraken betreffen: de organisatie van de uitvoering, de financiering en de rapportage over besteding van middelen.
Artikel 3. De maatregelen en investeringen
1. Partijen hebben de uitvoering van de maatregelen nader uitgewerkt in het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027. De maatregelen zijn voor de hanteerbaarheid geclusterd in tien typen maatregelen.
2. Partijen spannen zich maximaal in om het toegezegde investeringsvolume van het regionale bod gestand te doen. Dit houdt in dat Partijen hun deel van dit investeringsvolume, zoals opgenomen in bijlage II, inzetten voor de uitvoering van de maatregelen uit het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027. Partijen reserveren hiervoor de middelen in hun begrotingen en meerjarenramingen.
3. Het Rijk heeft voor de uitvoering van het programma zandgronden Noord-Nederland de toegezegde middelen uit het Deltafonds gereserveerd. In tabel 1 zijn de bedragen van het maatregelenpakket voor het programma zandgronden Noord-Nederland weergegeven.
Tabel 1. De samenstelling van het maatregelenpakket.
Maatregelen | Inschatting totale investeringskosten (miljoen euro) | Eigen bijdrage partners (miljoen euro) | Bijdrage Deltafonds (miljoen euro) |
Totaalbedrag | € 60 | € 45 | € 15 |
Watersysteem aanpassen | |||
Beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen | € 2,1 | € 1,6 | € 0,5 |
Regelbare en onderwaterdrainage | € 3,3 | € 2,5 | € 0,8 |
Verminderen lokale afvoer en ontwatering | € 5,9 | € 4,4 | € 1,5 |
Herinrichting stedelijk gebied | € 24,7 | € 18,5 | € 6,2 |
Watergebruik aanpassen | |||
Verbeteren bodemstructuur | € 0,4 | € 0,3 | € 0,1 |
Gerichte watergeefsystemen | € 0,9 | € 0,7 | € 0,2 |
Bedrijfsgerichte stimuleringsplannen | € 0,3 | € 0,2 | € 0,1 |
Landgebruik aanpassen | |||
grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water | € 22,0 | € 16,5 | € 5,5 |
gebiedsgericht werken aan het vasthouden van zoetwater en/of het zuinig omgaan met water met alle belanghebbenden | € 0,5 | € 0,4 | € 0,1 |
Financiën en Organisatie
Artikel 4. Financiële afspraken Rijk – Zoetwaterregio Noord- Nederland
1. De financiële afspraken tussen het Rijk en het programma zandgronden Noord-Nederland worden vastgelegd in een specifieke uitkering (SPUK) tussen het rijk en de coördinerende provincie. De SPUK bevat onder andere de volgende afspraken:
a) Het totale pakket aan maatregelen, zoals opgenomen in het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 heeft een omvang van 60 miljoen euro. Van dit bedrag wordt 45 miljoen euro ingebracht door de regionale partijen. De Rijksbijdrage bedraagt 25%. Dit betekent dat het Rijk aan de maatregelen in het programma zandgronden Noord-Nederland 15 miljoen euro bijdraagt voor de periode 2022-2027.
b) Partijen spreken af de verdeling in 2024 tussentijds te evalueren. Op basis daarvan wordt vastgesteld of de verdeling aanpassing behoeft. Indien de tussenevaluatie leidt tot een andere verdeling, dan zal deze overeenkomst hierop worden aangepast.
c) De bijdrage van het Rijk voor de uitvoering van de maatregelen die zijn opgenomen in het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 wordt via een Specifieke Uitkering (SPUK) toegekend aan de provincie Drenthe, die namens het programma zandgronden Noord-Nederland fungeert als coördinerende provincie.
d) Ten aanzien van de bijdrage van het Rijk gelden de volgende Rijksregels over BTW:
• De toegezegde Rijksbijdragen bij de projecten zijn inclusief BTW;
• Provincies en gemeenten mogen in sommige gevallen een beroep doen op het BTW-compensatiefonds om de door hen afgedragen BTW terug te vorderen;
• Het Rijk stort het BTW-compensabele deel van zijn bijdrage in het BTW- compensatiefonds en geeft een beschikking voor de netto bijdrage aan het programma aan de coördinerende provincie;
• De omvang van het BTW-compensabele deel wordt bepaald op basis van een raming die de initiatiefnemer opstelt en die getoetst wordt door het Rijk;
• De initiatiefnemer kan de compensabele BTW op basis van daadwerkelijke betaalde rekeningen terugvragen bij de beheerder van het BTW-compensatiefonds;
• Verrekening van de BTW achteraf met het Rijk vindt niet plaats.
2. Tabel 2 bevat de kasreeks die zal worden aangehouden voor de rijksbijdrage. Het Rijk maakt 80% van de netto bedragen van deze kasreeks in genoemde jaren over aan de coördinerende provincie. De laatste 20% wordt overgemaakt na oplevering. Voor bedragen van minder dan €1,5 miljoen per Partij zal het voorschot van 80% van de netto bijdrage na goedkeuring van de aanvraag in één keer worden toegekend. Afhankelijk van de voortgang kan de coördinerende provincie een verzoek indienen om het kasritme aan te passen. De bedragen van deze kasreeks kunnen op basis van de jaarlijkse voortgangsrapportage of in 2024 op basis van een tussentijdse evaluatie door Partijen worden herzien.
Tabel 2. Kasreeks Rijksbijdrage
kasreeks rijksbijdrage | bijdragen > 1,5 milj | bijdragen <1,5 milj | Totaal | BTW | Netto subsidie | ||||
% bruto bijdrage | BTW | % bruto bijdrage | BTW | ||||||
2022 | 10 | € 1.300.248 | € 99.924 | 80 | € 1.598.020 | € 177.383 | € 2.898.267 € 1.950.371 € 1.950.371 € 2.600.495 € 2.600.495 € 3.000.000 | € 277.307 | € 2.620.961 € 1.800.485 € 1.800.485 € 2.400.647 € 2.400.647 € 2.755.807 |
2023 | 15 | € 1.950.371 | € 149.886 | € 149.886 | |||||
2024 | 15 | € 1.950.371 | € 149.886 | € 149.886 | |||||
2025 | 20 | € 2.600.495 | € 199.848 | € 199.848 | |||||
2026 | 20 | € 2.600.495 | € 199.848 | € 199.848 | |||||
2027 | 20 | € 2.600.495 | € 199.848 | 20 | € 399.505 | € 44.346 | € 244.193 | ||
Totaal | 100 | € 13.002.475 | € 999.239 | 100 € 1.997.525 | € 221.728 | € 15.000.000 | € 1.220.967 | € 13.779.033 |
Artikel 5. Financiële afspraken tussen Partijen onderling
1. De bepalingen van artikel 5 betreffen afspraken tussen de Regionale Partijen onderling.
2. De aansturing van het werkprogramma, de (her)verdeling en verantwoording van de Rijksmiddelen uit het Deltafonds (Programmamiddelen) voor het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 is een verantwoordelijkheid van Partijen en gebeurt door het Bestuurlijk Overleg Noord-Nederland (BONN).
3. De Programmamiddelen zijn - met het oog op tijdige duidelijkheid bij de start van de uitvoering - op basis van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 en het daarin opgenomen Regionaal Bod verdeeld over de initiatiefnemers. De verdeling is opgenomen in bijlage II.
4. De coördinerende provincie zorgt via een (subsidie)regeling voor toedeling van de Rijksmiddelen aan de initiatiefnemers. Uitgangspunt daarbij is dat de coördinerende provincie geen aanvullende inhoudelijke beoordeling van maatregelen of projecten doet. Aanvragen, die passen binnen het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027, worden toegekend tot 80% van de toegedeelde netto Rijksbijdrage (zie bijlage II). De laatste 20% van de netto Rijksbijdrage wordt toegekend bij oplevering van de maatregelen.
5. Gedurende de looptijd van het programma kunnen er middelen vrijvallen ingeval een partij niet in staat is om de beschikte Rijksbijdrage te besteden en / of het beschikbaar komen van aanvullende Rijksmiddelen. In dat geval kunnen de Initiatiefnemers een beroep doen op de vrijvallende of aanvullende middelen. Hiervoor gelden de volgende regels:
a) Bijsturing van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 vindt jaarlijks plaats door de initiatiefnemers zelf. De bijsturing geschiedt als volgt: jaarlijks wordt in een rapportage door de initiatiefnemer de voortgang per maatregeltype in beeld gebracht. Wanneer een maatregel niet of niet volledig wordt uitgevoerd, kan de initiatiefnemer (het restant van) de programmamiddelen inzetten voor een gelijkwaardige maatregel. Dit is in een maatregel uit het vastgestelde maatregelenpakket. De coördinerende provincie informeert het BONN jaarlijks middels de voortgangsrapportage over deze wijzigingen.
b) Herverdeling van Programmamiddelen tussen de Initiatiefnemers vindt plaats op basis van een tussentijdse evaluatie in 2024 en eventueel daarna op basis van de jaarlijkse voortgangsrapportages. De herverdeling richt zich op de inzet van middelen in de periode tot en met 2027.
c) Vallen gedurende de looptijd van de tweede fase middelen vrij binnen het programma omdat een partij niet in staat is om de beschikte middelen te besteden dan geldt dat andere partijen binnen dezelfde groep dit mogen invullen. Dit betreft de volgende vier groepen: provincies, waterschappen, gemeenten, landbouw. Mocht het niet mogelijk
blijken om de middelen binnen de eigen groep te besteden, dan vindt een herverdeling plaats tussen alle partijen.
d) Komen er aanvullende (rijks)budgetten beschikbaar dan wordt opnieuw een afweging gemaakt waar deze middelen het beste aan kunnen worden besteed. Het BONN besluit hierover.
6. In 2024 vindt er een tussentijdse evaluatie plaats en beoordeelt het BONN of er financiële ruimte is om deze initiatiefnemers te voorzien van cofinanciering.
7. Initiatiefnemers die (nog) geen deel uitmaken van deze overeenkomst, maar wel een bijdrage aan de zoetwateropgave willen leveren, kunnen voorstellen indienen. Het BONN beslist over de mogelijkheden van opname in het werkprogramma en cofinanciering bij vrijval van middelen.
Artikel 6. Organisatie
1. Bij het opstellen van deze overeenkomst en het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 is de door de leden van het BPZ (17 september 2020)vastgestelde werkwijze gehanteerd (zie bijlage III). Mocht het programma zandgronden Noord-Nederland 2022- 2027 worden bijgesteld dan passen Partijen de genoemde werkwijze opnieuw toe. Aanpassing van deze werkwijze is alleen mogelijk na instemming door de leden van het BPZ. Het BONN kan hiervoor voorstellen doen aan het BPZ.
2. Bij de uitvoering van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 draagt iedere initiatiefnemer zelf de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de maatregelen zoals die per Partij zijn beschreven in of ten grondslag liggen aan het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027.
3. Partijen zullen het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 gezamenlijk en op een flexibele manier aansturen. Uitgangspunt daarbij is dat initiatiefnemers de mogelijkheid hebben om op basis van moverende redenen een maatregel uit het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 in te wisselen voor een andere maatregel uit het vastgestelde maatregelenpakket. Initiatiefnemers informeren daarover de coördinerende provincie die op haar beurt het Rijk hierover informeert. De wijze van informeren is beschreven in artikel 8. Indien daar aanleiding toe is wordt het Werkprogramma door het BONN aangepast.
4. Het BONN zorgt voor de coördinatie van de uitvoering van de maatregelen. Het BONN:
• bewaakt en rapporteert over de voortgang en samenhang van het deel van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 en signaleert en bespreekt eventuele knelpunten in de uitvoering van deze overeenkomst;
• actualiseert periodiek het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027, in ieder geval in 2024;
• verzorgt de afstemming met het BPZ;
5. Uiterlijk 31 december 2024 worden de afspraken in deze bestuursovereenkomst betreffende de financiering en de organisatie geëvalueerd en na overeenstemming tussen Partijen zo nodig bijgesteld.
Artikel 7. Programmakosten
1) De kosten voor de organisatie van het programma worden naar rato betaald door de deelnemende provincies gemeenten en waterschappen
2) Ten behoeve van de organisatiekosten wordt ieder jaar een begroting voorgelegd aan het BONN.
Artikel 8. Voortgangsrapportage
1. Op basis van een jaarlijkse voortgangsrapportage informeren Partijen elkaar over de voortgang van de uitvoering van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027.
2. Over de uitvoering van de maatregelen uit het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 wordt jaarlijks als volgt gerapporteerd:
• Van initiatiefnemers aan het BONN en op basis hiervan vanuit het BONN ter informatie naar GS van de coördinerende provincie;
• Van het BONN in gebundelde vorm voor de gehele zoetwaterregio IJsselmeer aan het Rijk op het niveau van maatregelen.
3. Onderdelen van de jaarlijkse rapportage zijn:
• Voortgang van de uitvoering van maatregelen in termen van:
% voorbereiding (verkenning/planvorming), % uitvoering en % gereed.
• Inzicht in de financiële uitgaven op basis van informatie die beschikbaar komt uit de horizontale verantwoording door Partijen
• Verloop van programma als geheel:
% verloopt volgens planning; % loopt enige vertraging op, % loopt ernstige vertraging op.
• Verklaring van eventuele afwijkingen.
• Voorstellen voor aanpassing programma.
• Waar mogelijk worden doelbereik en effect van de maatregelen kwalitatief en kwantitatief geduid.
• Prognose van de eindstand van het programma op de aspecten tijd, geld, kwaliteit en doelbereik.
4. De jaarlijkse voortgangsrapportage wordt uiterlijk op 1 maart bij het Rijk ingediend.
Overige bepalingen
Artikel 9. Looptijd en planning
1. Deze overeenkomst treedt na ondertekening in werking op 1 januari 2022 en eindigt op 31 december 2027.
2. Uiterlijk een jaar voor laatstgenoemde datum treden Partijen in overleg over een vervolg op deze overeenkomst voor de periode 2028 - 2033, of over maatregelen die nog moeten worden afgerond.
Artikel 10. Wijzigingen en beëindiging
1. Elke partij kan, onverminderd de eventuele andere aan Partijen toegekende rechten tot wijziging, de andere Partijen verzoeken deze overeenkomst te wijzigen.
2. Wijzigingen van één of meer bepalingen van de overeenkomst behoeven de instemming van alle Partijen.
3. Beëindiging van deze overeenkomst kan uitsluitend plaatsvinden om zwaarwegende redenen die naar redelijkheid niet waren te voorzien.
4. Tussentijdse opzegging door één van de Partijen kan pas worden geëffectueerd na een schriftelijk verzoek hiertoe aan de andere Partijen waarna Partijen in een bijzonder gezamenlijk overleg de reden voor opzegging hebben besproken en zich tot het uiterste hebben ingespannen om deze in de geest van deze overeenkomst op te lossen.
Artikel 11. Geschillen
1. Deze overeenkomst is niet in rechte afdwingbaar.
2. Partijen zullen zich inspannen om te voorkomen dat er geschillen ontstaan ter zake de totstandkoming, uitleg of uitvoering van deze overeenkomst.
3. Een geschil is aanwezig als een der Partijen dat stelt.
4. Eventuele geschillen in verband met de uitvoering van deze overeenkomst worden, met uitsluiting van de rechter, in onderling overleg tot een oplossing gebracht, waarbij Partijen niet tussentijds over het geschil met derden zullen communiceren.
5. Partijen zullen zich inspannen om geschillen minnelijk op te lossen.
Artikel 12. Slotbepaling
1. De volgende bijlagen vormen een nadere uitwerking van of toelichting op de afspraken in deze overeenkomst. Partijen hebben hier kennis van genomen:
I. Samenstelling BONN
II. Strategie zoetwaterregio Noord-Nederland
III. Toegezegde bijdragen per organisaties op basis van het regionaal bod
IV. Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering door Rijk-Regio
V. Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering door Regionale Partijen onderling
2. De (zakelijke inhoud van deze) overeenkomst zal binnen 20 werkdagen na ondertekening van deze bestuursovereenkomst in de Staatscourant worden gepubliceerd.
3. Bij wijzigingen van de tekst van deze bestuursovereenkomst vindt het tweede lid van dit artikel overeenkomstige toepassing.
Aldus ondertekend door alle partijen op 10 december 2021.
Provincie Drenthe | Provincie Fryslân |
Aldus ondertekend door de heer J.N. Kuipers Datum: | Aldus ondertekend door de xxxx X. Xxxxxxxx Datum: |
Wetterskip Fryslân | Waterschap Hunze en Aa’s |
Aldus ondertekend door mevrouw L.M.B.C. Kroon Datum: | Aldus ondertekend door de heer X.X. xxx Xxxxx Datum: |
Gemeente Groningen | Gemeente Noordenveld |
Aldus ondertekend door mevrouw X. Chakor Datum: | Aldus ondertekend door de xxxx X. Xxxxxxx Datum: |
Gemeente Tynaarlo | Gemeente Aa en Hunze |
Aldus ondertekend door xxxxxxx X. Xxxxxxxx Datum: | Aldus ondertekend door de xxxx X. Xxxxxx Datum: |
Gemeente Assen | LTO-Noord |
Aldus ondertekend door de xxxx X. Xxxxxxx Datum: | Aldus ondertekend door mevrouw T. de Vries Datum: |
BIJLAGEN
I. Samenstelling BONN
II. Toegezegde bijdragen per organisatie op basis van het Regionaal Bod
III. Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering door Rijk-Regio
IV. Werkafspraken tussen de kassier (coördinerende Provincie Drenthe) en deelnemende partijen
BIJLAGE I: Samenstelling BONN
Mevr. X. Xxxxx, voorzitter (provincie Groningen)
Dhr. S.J. Schenk (hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) Mevr. H. Klavers (waterschap Zuiderzeeland)
Mevr. X. xxx Xxxxx/Xxx. X. Xxxxxxxx (waterschap Noorderzijlvest) Dhr. G.J. ten Brink (waterschap Hunze en Aa’s)
Dhr. O. van der Galiën/Mevr. L. Kroon (Wetterskip Fryslân) Dhr. C. Loggen (provincie Noord-Holland)
Xxx. X. Xxxxxxxx (provincie Fryslân) Xxx. X. Xxxxxxx (provincie Drenthe) Xxx. X. Xxxxxxx (provincie Flevoland)
Mevr. L.R. Santhagens (RWS Noord-Nederland) Mevr. R. Zwart (waterbedrijf Groningen)
Mevr. R. Doedel (PWN Drinkwaterbedrijf Noord-Holland) Xxx. X. Xxxxx (namens Friese Gemeenten)
Xxx. X. Xxxxxxx (namens gemeenten Noord-Drenthe) Xxx. X. xxx xxx Xxxxx (Ministerie van I&W)
Xxx. X. Xxxxxxxxxx (RWS Midden-Nederland, agendalid) Xxx.X. Xxxxx (Ministerie van LNV)
BIJLAGE II. Toegezegde bijdragen per organisatie op basis van het Regionaal Bod
Investeringen in euro's
gemeente Aa en Hunze
gemeente Assen
gemeente Groningen
gemeente Noordenveld
gemeente Tynaarlo
LTO Noord
provincie Drenthe
waterschap Hunze en Aas
Wetterskip Fryslan
Maatregelen Investering
1.2 - beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen € 0 € 2.079.802 € 2.079.802 1.3 - algemeen € 3.267.000 € 0 € 3.267.000
1.3A - regelbare drainage € 29.387 € 29.387
1.4 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd € 185.613 € 1.243.000 € 2.721.778 € 700.000 € 4.850.391 1.4B - sloten verondiepen of afdammen € 250.000 € 250.000
1.4C - greppels afsluitbaar maken € 100.000 € 100.000
1.4D - duikers verhogen of verkleinen € 0 € 0 € 200.000 € 200.000
1.4E - plaatsen stuwen detailwaterlopen € 400.000 € 400.000
1.4G - beperken of sturen oppervlakkige afstroming € 50.000 € 50.000
1.5 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd € 0 € 0
1.5A - afkoppelen verhard oppervlak naar bergings- of infiltratievoorziening € 830.105 € 4.586.712 € 4.629.361 € 522.360 € 917.914 € 11.486.453
1.5B - groenblauwe structuren stedelijk gebied € 498.063 € 2.752.027 € 2.777.617 € 205.000 € 550.748 € 6.783.456 1.5C - waterpartijen onderdeel laten zijn van het grotere watersysteem of
omvormen tot wadi’s € 166.021 € 917.342 € 925.872 € 183.583 € 2.000.000 € 4.192.819
1.5D - ontstenen publiek verhard oppervlak € 166.021 € 917.342 € 925.872 € 183.583 € 2.192.819
2.1 - Verbeteren bodemstructuur € 313.500 € 66.700 € 380.200
2.2 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd € 930.600 € 930.600
2.4 - Planvorming en bedrijfsgerichte stimuleringsplannen voor
klimaatadaptatie € 275.000 € 275.000
3.1 - grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water € 350.885 € 21.646.102 € 21.996.987
3.2 - grondgebruik permanent aanpassen gericht op vergroten
Waterbeschikbaarheid: naaldbos omzetten in heide of loofbos € 35.088 € 35.088
4.0 - gebiedsgericht vasthouden van zoetwater en/of het zuinig omgaan € 500.000 € 500.000
Investering € 1.660.211 € 9.774.397 € 9.258.722 € 727.360 € 1.835.828 € 6.529.100 € 26.447.682 € 2.766.700 € 1.000.000 € 60.000.000
Oppervlak maatregelen (ha)
eente Aa en Hunz
gemeente Assen
eente Groningen
eente Noordenvel
eente Tynaarlo
LTO Noord
ovincie Drenthe
erschap Hunze en
etterskip Fryslan
17
Maatregelen | gem | gem | gem | gem | pr | wat | W | Totaal (ha) | ||
1.2 - beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen | 3000 | |||||||||
1.3 - algemeen | ||||||||||
1.3A - regelbare drainage | 0,0277 | 1.260 | ||||||||
1.4 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | 0,4372 | 4000 | ||||||||
1.4B - sloten verondiepen of afdammen | 160 | 300 | ||||||||
1.4C - greppels afsluitbaar maken | 1000 | 120 | ||||||||
1.4D - duikers verhogen of verkleinen | 600 | 240 | ||||||||
1.4E - plaatsen stuwen detailwaterlopen | 1000 | 480 | ||||||||
1.4G - beperken of sturen oppervlakkige afstroming | 60 | |||||||||
1.5 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | ||||||||||
1.5A - afkoppelen verhard oppervlak naar bergings- of infiltratievoorziening | 0,6408 | 4,0512 | 30,0000 | 1,6189 | 0,7085 | 395 | ||||
1.5B - groenblauwe structuren stedelijk gebied | 0,3076 | 1,9446 | 0,5083 | 0,3401 | ||||||
omvormen tot wadi’s | 0,4101 | 2,5928 | 0,4535 | |||||||
1.5D - ontstenen publiek verhard oppervlak | 0,1709 | 1,0803 | 0,1889 | |||||||
2.1 - Verbeteren bodemstructuur | 500 | 635 | ||||||||
2.2 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | 360 | |||||||||
klimaatadaptatie | ||||||||||
3.1 - grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water | 0,6047 | 0000 | ||||||||
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx: naaldbos omzetten in heide of loofbos | 0,0302 | |||||||||
4.0 - gebiedsgericht vasthouden van zoetwater en/of het zuinig omgaan | 3000 | 797 | ||||||||
TOTAAL (ha) | 1,5294 | 10,7687 | 30,0000 | 2,1272 | 1,6910 | 7.880 | 10.094 | 1.827 | 1.200 | 21.048 |
18
gemeente Aa en Hunze
gemeente Groningen
gemeente Noordenveld
gemeente Tynaarlo
waterschap Hunze en Aas
Effectiviteit (milj m3)
gemeente Assen
LTO Noord
provincie Drenthe
Wetterskip Fryslan
Maatregelen
Totaal (miljoen m3)
1.2 - beekherstel en herprofilering leggerwaterlopen | - | - | - | - | - | - | 1,5000 | - | - | 1,500 |
1.3 - algemeen | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,000 | |
1.3A - regelbare drainage | - | 0,0000 | - | - | - | 0,4725 | - | - | - | 0,473 |
1.4 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | - | 0,0002 | - | - | - | - | 1,5000 | - | - | 1,500 |
1.4B - sloten verondiepen of afdammen | - | - | - | - | - | 0,0600 | - | - | 0,1125 | 0,173 |
1.4C - greppels afsluitbaar maken | - | - | - | - | - | 0,3750 | - | - | 0,0450 | 0,420 |
1.4D - duikers verhogen of verkleinen | - | - | - | - | - | 0,2250 | - | - | 0,0900 | 0,315 |
1.4E - plaatsen stuwen detailwaterlopen | - | - | - | - | - | 0,3750 | - | - | 0,1800 | 0,555 |
1.4G - beperken of sturen oppervlakkige afstroming | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,0225 | 0,023 |
1.5 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,000 |
1.5A - afkoppelen verhard oppervlak naar bergings- of infiltratievoorziening | 0,0032 | 0,0203 | 0,1500 | 0,0081 | 0,0035 | - | - | 1,9750 | - | 2,160 |
1.5B - groenblauwe structuren stedelijk gebied | 0,0015 | 0,0097 | - | 0,0025 | 0,0017 | - | - | - | - | 0,016 |
omvormen tot wadi’s | 0,0021 | 0,0130 | - | - | 0,0023 | - | - | - | - | 0,017 |
1.5D - ontstenen publiek verhard oppervlak | 0,0009 | 0,0054 | - | - | 0,0009 | - | - | - | - | 0,007 |
2.1 - Verbeteren bodemstructuur | - | - | - | - | - | 0,0550 | - | 0,0699 | - | 0,125 |
2.2 - algemeen, nog niet nader gespecificeerd | - | - | - | - | - | 0,0540 | - | - | - | 0,054 |
klimaatadaptatie | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 0,000 |
3.1 - grondgebruik aanpassen: functie veranderen in ruimte voor water | - | 0,0003 | - | - | - | - | 1,5472 | - | - | 1,548 |
4.0 - gebiedsgericht vasthouden van zoetwater en/of het zuinig omgaan | - | - | - | - | - | 1,5000 | - | - | - | 1,500 |
Subtotaal | 0,008 | 0,049 | 0,150 0,011 | 0,008 | 3,117 | 4,547 | 2,045 | 0,450 | 10,384 |
Bijlage III. Werkwijze voor de zoetwaterprogrammering door Rijk-Regio
A. Begrippenkader
Amendement
Verzoek tot aanpassing (van het budget) van een van de onderdelen (project, programma, onderzoek, pilot) in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater door een van de initiatiefnemers.
Bovenregionale maatregelen
Maatregelen met een bovenregionaal karakter kunnen in aanmerking komen voor een hogere bijdrage uit het Deltafonds, tot maximaal 50%. Het gaat om maatregelen die de schaal van een zoetwaterregio overschrijden en/of:
• direct bijdragen aan "klimaatbestendig zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem". Dat betreft regionale maatregelen of aanvoerroutes die bijdragen en/of onderdeel vormen van die voorgestelde verdeling in het hoofdwatersysteem;
• die breder toepasbaar zijn in verschillende zoetwaterregio’s.
Deltaplan Zoetwater fase 2
Uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma Zoetwater: beschrijft de manier waarop de Deltabeslissing Zoetwater wordt gerealiseerd; omvat een gezamenlijk investeringsprogramma van Rijk (Deltafonds), zoetwaterregio’s en een aantal sectoren/gebruiksfuncties voor de periode 2022- 2027, een onderzoeksprogramma en een agenda met kansrijke maatregelen voor de middellange en lange termijn.
DPZW projectenformat
Gestandaardiseerde format opgesteld door het Programmabureau Zoetwater, dat moet worden ingevuld voor elk project of programma dat financiering vraagt vanuit het Deltafonds. Het projectenformat wordt elk jaar door de indieners geactualiseerd ten behoeve van de monitoring van de voortgang en programmering van het Deltaprogramma Zoetwater.
ECK-B
Expertisecentrum Kosten en Baten: geeft in opdracht van het Programmabureau Zoetwater een advies (‘second opinion’) van de onderbouwingen van de kosten en de risicoanalyse voor de verschillende onderdelen met een Rijksbijdrage in de programmering van het Deltaprogramma Zoetwater.
Hardheidsclausule
Onderdeel van de werkwijze programmering Deltaprogramma Zoetwater dat beschrijft hoe te handelen bij een financiële tegenvaller door onvoorziene omstandigheden, niet voorzien in de risicoanalyse en redelijkerwijs niet alleen door de initiatiefnemers kan worden gedragen.
Innovatieve Zoetwater (pilot)projecten
De ambitie voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater is om vernieuwende (pilot)projecten te ondersteunen die gericht zijn op lange termijn transities en die perspectief bieden op realisatie op grotere schaal. Dergelijke projecten kunnen in aanmerking komen voor een hogere bijdrage uit het Deltafonds, tot maximaal 50%.
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport: investeringsprogramma van het Rijk voor ruimtelijke en infrastructurele programma’s en projecten. Programma’s en projecten doorlopen in samenwerking tussen het Rijk en decentrale overheden drie of vier fasen: onderzoek, verkenning, planuitwerking en realisatie.
Programmabureau Zoetwater
Werkorganisatie ter ondersteuning van de taken van het Bestuurlijk Platform Zoetwater met vertegenwoordigers van enkele zoetwaterregio’s, IPO, UvW, Rijkswaterstaat en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (DGWB) dat de landelijke coördinatie van de uitvoering van het Deltaplan Zoetwater, de uitwerking van Waterbeschikbaarheid en de verdere ontwikkeling van de voorkeurstrategie verzorgt met inbreng van zoetwaterregio’s, Rijkswaterstaat, koepels, Rijk en gebruikers via maandelijkse werksessies.
Regulier beheer en onderhoud
Het beheer en onderhoud van watersystemen en/of technische installaties/kunstwerken om het dagelijks functioneren ervan in stand te houden.
Regiovertegenwoordiger
Ambtelijk vertegenwoordiger van de zoetwaterregio.
Specifieke Uitkering
Een uitkering aan provincies en/of gemeenten voor een specifiek doel, waaraan voorwaarden zijn verbonden
Facultatief indien de regio hier behoefte aan heeft:
Regionale Bestuursovereenkomst
Per (zoetwater)regio kan indien gewenst een bestuursovereenkomst worden opgesteld, waarin deze werkwijze wordt opgenomen.
Samenwerkingsovereenkomst
Nadere uitwerking van (een onderdeel van) de Regionale
Bestuursovereenkomst Zoetwater waarin Partijen nadere afspraken maken over de realisatie van (onderdelen van) de programmering Zoetwater.
B. Doel, afbakening en status
Doel
Het vastleggen van de werkwijze en planning van de programmering is bedoeld om de maatregelen binnen tijd, scope en budget te realiseren.
Afbakening
De beschrijving van werkwijze heeft betrekking op de programmering en de financiering van de zoetwatermaatregelen die opgenomen zijn in het Deltaplan Zoetwater en die bekostigd worden of waaraan wordt bijgedragen vanuit het Deltafonds. Deze maatregelen staan genoemd in het Deltaprogramma 2022.
Status
De beschreven werkwijze betreft een aantal bestuurlijke afspraken ten behoeve van de programmering van zoetwatermaatregelen en is niet in rechte afdwingbaar.
C. Werkwijze voor de programmering
1. Beschikbaar budget vanuit het Deltafonds
Voor het Deltaprogramma Zoetwater is 150 mln euro investeringsruimte vanuit het Deltafonds voor de periode 2022-2027 beschikbaar. De minister van IenW heeft in een brief aan de Tweede Kamer
d.d. 4 juni 2020 de intentie uitgesproken om voor de tweede fase van het Deltaprogramma Zoetwater €100 miljoen extra uit het Deltafonds beschikbaar te stellen. Met deze en daarmee gepaard gaande extra regionale cofinanciering, waarmee de totale cofinanciering vanuit de regio op ongeveer €540 miljoen komt, kan in fase 2 van het deltaprogramma Zoetwater een maatregelenpakket gerealiseerd worden van ongeveer €800 miljoen.
2. Typen maatregelen
Het Deltaplan Zoetwater is opgebouwd uit 4 typen maatregelen. Het betreft:
1. Projecten met fysieke ingreep: de specificaties liggen vast en kunnen in de verdere uitwerking niet (of nauwelijks) worden aangepast;
2. Programma’s: regio’s met een programmatische aanpak waarbij resultaatafspraken worden gemaakt over de omvang van gespecificeerde typen maatregelen, die in gebiedsprocessen worden ingezet. De maatregelen binnen het programma moeten voldoen aan de BPZ-criteria en (majeure) wijzigingen in omvang of type van de in te zetten maatregelen binnen het programma, worden aan het BPZ voorgelegd;
3. Onderzoek: eindproduct is nog niet exact gespecificeerd. Op basis van vast budget kan hoeveelheid en kwaliteit worden geoptimaliseerd;
4. Innovatieve Zoetwater Pilots: een combinatie van innovatieve fysieke maatregelen en onderzoek. Gegeven de hoeveelheid middelen kan de omvang en diepgang worden aangepast.
3. Bijdragen vanuit het Deltafonds
Bijdragen vanuit het Deltafonds voor de verschillende typen maatregelen uit het Deltaplan Zoetwater 2022-2027 zijn gemaximeerd en afhankelijk van uitvoering door rijk of regio:
Uitvoering door het Rijk: bijdrage vanuit het Deltafonds is 100% (voor elk van de vier hier bovengenoemde typen maatregelen).
Uitvoering project door andere partner:
1. Projecten en programma’s in de regio: maximaal 25% bijdrage vanuit het Deltafonds;
2. Projecten van bovenregionaal belang: maximaal 50% bijdrage vanuit het Deltafonds;
3. Innovatieve Zoetwater Pilots: maximaal 50% bijdrage vanuit het Deltafonds.
Deze percentages vormen het uitgangspunt. Hogere of lagere percentages zijn mogelijk. Dit wordt per geval onderbouwd en voorgelegd aan BPZ.
Verder gelden de volgende principes:
• hetzelfde type maatregelen in verschillende zoetwaterregio’s, komen in aanmerking voor dezelfde bijdrage uit het Deltafonds (het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’);
• Zoetwatermaatregelen, die ook bijdragen aan andere doelen, komen in aanmerking voor een bijdrage uit het Deltafonds, naar rato waarin deze bijdragen aan het Zoetwaterdoel.
4. Aanwending bijdragen vanuit het Deltafonds
Het Deltafonds heeft het karakter van een investeringsfonds. De bijdragen uit het Deltafonds zijn bedoeld voor investeringen in zoetwatermaatregelen door Rijk en regio. De aan de zoetwatermaatregelen gekoppelde personeelskosten worden niet bekostigd uit het Deltafonds, met uitzondering van RWS, omdat RWS niet over een andere financieringsbron beschikt.
Als er sprake is van innovatieve of kostenbesparende uitvoering van wettelijke taken en beheer en onderhoud –voor zover deze gekoppeld zijn aan de investeringen in zoetwatermaatregelen en breed toepasbaar zijn - dan kunnen betreffende maatregelen in aanmerking komen voor een bijdrage uit het Deltafonds. Niet bekostigd wordt regulier beheer en onderhoud van watersystemen en/of van technische installaties/kunstwerken om het dagelijks functioneren ervan in stand te houden, met uitzondering van RWS omdat RWS niet over een andere financieringsbron beschikt wordt het aan zoetwatermaatregelen gekoppelde regulier beheer en onderhoud uit het Deltafonds gefinancierd tot de volgende Service Level Agreement (SLA). Indien sprake is van een innovatief en/of verbeterd dagelijks beheer en onderhoud dat bijdraagt aan waterbeschikbaarheid en om investeringen vraagt, dan kunnen betreffende maatregelen in aanmerking komen voor een bijdrage uit het Deltafonds.
Fasering
Voor de programmering van de zoetwater maatregelen type 1 en binnen type 2 wordt gebruik gemaakt van de terminologie van de MIRT-systematiek. Er worden 3 of 4 fasen onderscheiden: (onderzoek), verkenning, planuitwerking en realisatie. Er wordt een besluit genomen per fase.
5. Wijze van programmeren en planning jaarlijkse programmering
Op basis van de concept voorkeursmaatregelen die het Programmabureau uitwerkt besluit het Bestuurlijk Platform Zoetwater over maatregelenpakketten die in het Deltaplan Zoetwater fase 2 worden opgenomen. Op basis hiervan worden maatregelen geprogrammeerd en afgesproken bedragen in begrotingen van de deelnemende organisaties opgenomen.
Het budget uit het Deltafonds wordt over RWS en de regio’s verdeeld op basis van de door het BPZ vastgestelde criteria (zie hieronder) en globale ramingen. Er kan gewerkt worden met tranches zodat ook projecten die nog in ontwikkeling zijn nog in de 2e fase tot uitvoering kunnen komen.
Criteria voor legitimiteit bijdrage uit Deltafonds:
• geen reguliere (wettelijke) taken;
• geen regulier beheer en onderhoud;
• geen personeelskosten. Criteria voor bijdrage uit Deltafonds:
• Effectiviteit gerelateerd aan gekozen doel;
• Cofinanciering als uiting van bestuurlijk commitment;
• Kosten en - waar mogelijk - baten in beeld. Overige criteria:
• Voorkeursvolgorde;
• Bovenregionaal schaalniveau;
• Waterbeschikbaarheid: in dialoog met gebruikers;
• Integraal: bijdrage aan andere doelen;
• Innovatief: vernieuwing in ruimtelijke inrichting, techniek, beleid of proces;
• Solidariteit, Flexibiliteit, Duurzaamheid.
BPZ criteria voor bijdrage uit het Deltafonds
Jaarlijks wordt een geactualiseerde programmering opgesteld door het Programmabureau. Deze is afgestemd op de planningscyclus van de Rijksbegroting. In fase 1 van het DPZW werd een concept programmering bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ingediend op 1 november. Een definitieve programmering uiterlijk 1 februari. Het BPZ werd vooraf instemming gevraagd over de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het BPZ besluit vormde een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds door XxxX en op begrotingen van andere deelnemende Partijen. De initiatiefnemers leverden via een door het Programmabureau opgesteld DPZW-projectenformat voor 1 maart informatie aan ten behoeve van de voortgangsrapportage en voor 15 september ten behoeve van de jaarlijkse programmering. De jaarlijkse programmering werd uitgewerkt in een planningstabel en financieringstabel met jaarreeksen. De Minister van XxxX wordt periodiek geïnformeerd en waar nodig om een besluit gevraagd.
Het uitgangspunt van een specifieke uitkering is dat de provincie jaarlijks verantwoording aflegt in hun eigen jaarverslag. In de werkgroep specifieke uitkering zal besproken worden hoe bovenstaande werkwijze vorm gegeven kan worden in de specifiek uitkering.
6. Financieringsgrondslag
De Deltafondsbijdrage voor waterschappen kan via incidentele subsidies ter beschikking worden gesteld.
Voor uitkeringen aan provincies wordt gebruik gemaakt van de Specifieke Uitkering (SPUK). De SPUK’s moeten uiterlijk 31 december 2021 gereed zijn.
• Zo min mogelijk administratieve lastendruk voor Rijk en regio;
• Voldoen aan de BPZ-criteria zoals hierboven omschreven;
• Specifieke uitkeringen aan provincies kunnen door provincies naar andere partijen doorbeschikt worden (gemeenten, waterschappen, agrariërs, terreinbeheerders, waterbedrijven etc). De monitoring en verantwoording blijft in dat geval wel berusten bij de provincies;
• Gebruik maken van de ervaringen die DPRA en de provincies met SPUK’s hebben opgedaan. Regionale partijen worden uitgenodigd om in werkgroep verband mee te werken aan de vormgeving van de SPUK’s.
De nadere uitwerking met regionale partijen gebeurt waar nodig in samenwerkingsovereenkomsten per programma of project.
7. Beschikbaar komen Deltafondsmiddelen
Rijksbudgetten zijn gereserveerd in de Rijksbegroting en komen beschikbaar als de Minister akkoord is met het voorgestelde Deltaplan Zoetwater fase 2. Voor maatregelen die in 2022 een Rijksbijdrage ontvangen, komen de Rijksbudgetten beschikbaar met de publicatie van de Rijksbegroting 2022 in september 2021. Eventuele wijzigingen van de Deltafondsbegroting 2022 kunnen bij Voorjaarsnota, tenzij het een project betreft waarover politiek nog geen overeenstemming is. Dan komt het budget beschikbaar nadat de Kamer de begroting heeft goedgekeurd. Het afgesproken bedrag wordt aan het project beschikbaar gesteld na een positieve beoordeling van de kostenonderbouwing en risicoanalyse door het ECK-B, zie 10.
Deltafondsmiddelen kunnen beschikbaar gesteld via:
• Subsidies aan waterschappen;
• Specifieke Uitkeringen (SPUK) aan provincies.
8. Onderbouwing kostenberekening
De kostenberekening is gebaseerd op een erkende methodiek (zoals de Standaard Systematiek Kostenramingen, SSK-methode) en/of de ECK-B factsheets van kostenramingen voor zoetwatermaatregelen. Deze zijn bij het Programmabureau opvraagbaar. Als er geen factsheet of SSK is gebruikt voor de kostenraming geeft de initiatiefnemer aan op basis van welke eenheidsprijzen de raming is gebaseerd, inclusief verwijzing. Als de kostenraming van de initiatiefnemer afwijkt van de SSK/factsheet is een onderbouwing nodig. De kostenberekening en toelichting daarop omvat ten minste de volgende punten:
- beschrijving van de gebruikte methode;
- hoeveelheden en eenheidsprijzen;
- afzonderlijke posten zijn exclusief BTW, maar de totale raming is altijd inclusief BTW;
- onderscheid in investeringskosten, kosten voor beheer en onderhoud en personele kosten;
- Kosten onderbouwing voor alle projectactiviteiten, onderscheid in fysieke ingrepen, onderzoek, monitoring, proces (bijvoorbeeld bijeenkomsten);
- duidelijke onderverdeling in de doorlooptijd van de projectactiviteiten gekoppeld aan de projectplanning.
9. Mee- en tegenvallers
Meevallers kunnen –na besluitvorming in BPZ- binnen of buiten de betreffende zoetwaterregio (of het hoofdwatersysteem) worden ingezet voor extra maatregelen of om kostenoverschrijdingen bij andere projecten binnen of buiten de regio te compenseren.
Voor kostenoverschrijdingen van projecten geldt het volgende:
De tegenvaller mag niet het gevolg zijn van een uitbreiding van de omvang van het project;
• De tegenvaller moet onvoorzien, onontkoombaar en niet uit te stellen zijn;
• De tegenvaller moet onderbouwd zijn;
• Er mogen geen voorzienbare risico’s zijn op verdere kostenoverschrijding;
• Er moet worden gekeken naar versoberingsopties binnen het beschikbare budget voor de maatregel;
• Er moet gekeken worden naar opvang van de tegenvaller in de eigen regio;
• De meerwaarde voor het Rijk moet zijn beschreven (nationaal belang);
• De baathebbers moeten meebetalen aan de tegenvaller;
• Het Rijk draagt bij deze voorwaarden maximaal 50% van de meerkosten, conform onderdeel C3.
10. Risicobedragen in de ramingen
Algemeen uitgangspunt bij risicoverdeling is dat de partij die het risico kan beheersen, het risico in beginsel ook draagt. De initiatiefnemer benoemt, kwantificeert en onderbouwt de voorziene/bekende risico’s met een risicoanalyse en neemt deze op in de raming. Er kunnen specifieke afspraken over de risicoverdeling worden gemaakt. In het deltafonds is een risicoreservering opgenomen voor onvoorziene risico’s voor deltaprogramma zoetwater fase 2 als geheel. De onvoorziene risico’s bij regionale programma’s worden binnen het programma opgelost.
Specifiek voor type 1 maatregelen: basis voor de risicoanalyse is de SSK-methodiek, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van het project en de complexiteit. Aanbestedingsrisico’s worden meegenomen in de risicoanalyse. Onvoorzien kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarbij de werkelijke kosten sterk afwijken van de geraamde kosten. Een voorbeeld hiervan is een geval waarin tijdens de uitvoering van een project onverwacht een grote archeologische vindplaats wordt aangetroffen. Er kan dan een beroep worden gedaan op de Hardheidsclausule.
Na afronding van de maatregel (type 1) wordt een eindrapport opgesteld met verantwoording over de uitvoering van het project inclusief de financiering.
Het is niet de bedoeling dat ‘Risico bij diegene die risico kan beheersen’ leidt tot conservatieve aanpak en het vermijden van (meer risicovolle) innovatieve oplossingen of meekoppelkansen. De initiatiefnemer kan als dit speelt via een amendement aanpassing van de programmering vragen. Deze werkwijze kan worden opgenomen in het projectplan.
In fase 2 wordt een risicoreservering van ruim 10% opgenomen voor alle type 1 maatregelen tezamen. Daarmee wordt voorkomen dat elk project afzonderlijk een te grote risicoreservering moet opnemen.
11. De Hardheidsclausule
Een initiatiefnemer die een beroep wenst te doen op de Hardheidsclausule dient hiertoe een onderbouwd verzoek in bij het BPZ en het Programmabureau. Het BPZ stelt een advies op over het verzoek, waarbij alle Partijen zich inspannen voor het vinden van een oplossing. Criterium voor de hardheidsclausule is dat vasthouden aan de raming voor de initiatiefnemers zou leiden tot een onbillijkheid.
12. Second opinion kosten- en risico-onderbouwing
Het Expertisecentrum Kosten en Baten (ECK-B) geeft een oordeel over de kosten- en risico- onderbouwing en beoordeelt of de kostenraming conform de fasering is. Het ECK-B maakt bij de beoordeling onderscheid tussen de vier typen maatregelen. Er is door het ECK-B een protocol opgesteld welke informatie wanneer nodig is voor de toetsing en hoe er wordt getoetst. Het ECK-B geeft een advies aan het Programmabureau over de kostenonderbouwing, risicoanalyse en fasering. Het Programmabureau geeft in het advies aan het BPZ over de programmering aan wat de uitkomst is van de second opinion van het ECK-B.
13. Amendementen t.a.v. de programmering
Over amendementen dient beslist te worden voor 1 november in verband met het opstellen van de Rijksbegroting. Amendementen dienen daarom voor 1 oktober aan het Programmabureau te
worden gemeld. Het BPZ van oktober stelt vervolgens een advies op over de verzoeken tot aanpassing van de programmering ten behoeve van de besluitvorming over de Rijksbegroting.
14. Toetsen en advisering
De benodigde informatie wordt verzameld via het gestandaardiseerde DPZW-projectenformat en een uitvraag van het programmabureau over de voortgang. De planning staat beschreven onder punt 7. Actualiseren van de projectenformats is alleen nodig als er zaken zijn veranderd bijvoorbeeld qua planning, financiering, scope. Het Programmabureau beoordeelt de ingevulde formats en de halfjaarlijkse actualisatie en formuleert zo nodig voorstellen voor aanpassing van de programmering, de fasering, het omgaan met mee- en tegenvallers en eventuele amendementen. Het Programmabureau stelt op basis van de jaarlijkse uitvraag een voortgangsrapportage zoetwater op. Deze voortgangsrapportage vormt de verantwoording of de maatregel conform de afspraken is uitgevoerd. Specifieke eisen met betrekking tot de verantwoording kunnen worden gesteld via bestuurlijke en/of juridische overeenkomsten tussen betrokken Partijen. Het Programmabureau bereidt de besluitvorming in het BPZ over programmering en voortgang voor in overleg met Regio’s en initiatiefnemers tijdens de gezamenlijke landelijke werksessies. Het BPZ- besluit vormt een advies voor de Deltacommissaris en voor de reservering van budgetten in het Deltafonds en op begrotingen van andere deelnemende Partijen. Het Programmabureau toetst na een fase samen met de Regiovertegenwoordigers of de activiteiten waarvoor een bijdrage is verleend hebben plaatsgevonden en of is voldaan aan de afspraken. De bevindingen uit deze toets resulteren in een advies aan het BPZ en jaarlijks aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat of een gemandateerde directeur.
Bijlage IV: Werkafspraken tussen de kassier (coördinerende Provincie Drenthe) en deelnemende partijen
Algemene Samenwerkingsafspraken
1. Doel
Deze Samenwerkingsafspraken zijn een uitwerking van de Bestuursovereenkomst voor het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027. Om het subsidieproces efficiënt te laten verlopen en de kwaliteit van het proces te waarborgen, dienen de deelnemende partijen en de provincie Drenthe zich te houden aan deze Samenwerkingsafspraken en de bijbehorende taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, zoals opgenomen in bijlage 1.
2. Bestuursovereenkomst en Specifieke uitkering rijk (SPUK)
De bestuursovereenkomst voor het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 is gesloten door de regionale partijen binnen het programma zandgronden Noord-Nederland. Voor haar bijdrage in de uitvoering heeft het rijk een beschikking afgegeven aan de provincie Drenthe als kassier (coördinerende provincie) via een SPUK
Het Rijk heeft met de Rijkbeschikking € 15 miljoen (waarvan een deel is gestort in het BTW- compensatiefonds) beschikbaar gesteld aan maatregelen die opgenomen zijn in de beschikking en de bestuursovereenkomst. Het BONN geeft inhoudelijke sturing aan het programma zandgronden Noord-Nederland. Het BONN bepaalt ook de verdeling van de Rijksbijdrage.
3. Uitvoering subsidieproces
De provincie Drenthe is aangewezen als de Kassier voor de uitvoering van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027. Het subsidieproces wordt uitgevoerd in samenwerking tussen de deelnemende partijen en Kassier.
4. Rol van de Kassier
De Xxxxxxx geeft uitvoering aan deze beschikking. De Kassier besteedt de Rijkbijdrage conform de Rijksbeschikkingen. De kassier is verantwoordelijk voor de juridische en financiële afhandeling van subsidieaanvragen. De provinciale coördinator is verantwoordelijk voor de inhoudelijke toets. De Kassier is verantwoordelijk om de voortgangsrapportages en verantwoording in te dienen bij het Rijk.
5. Rol van de provinciale coördinator
De provinciale coördinator zorgt voor de inhoudelijk aansturing, tijdige en kwalitatief aanvragen bij de Kassier. De provinciale coördinator heeft contact met de projecten en vormt de schakel tussen de Kassier en projecten. De provinciale coördinator monitort de inhoudelijk voortgang en informeert het BONN en het Rijk over de voortgang en uitvoering van het programma zandgronden Noord- Nederland 2022-2027. De provinciale coördinator levert de voortgangsrapportage aan bij de Kassier, die deze vervolgens doorstuurt naar het Rijk.
6. Kaders
Subsidies worden verleend op basis van de Algemene Subsidieverordening 2017 (ASV). En voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in de Rijksbeschikking. Dit zijn de juridische kaders. De inhoudelijk kaders zijn opgenomen in de bestuursovereenkomst programma zandgronden Noord- Nederland 2022-2027. Het BONN geeft inhoudelijke sturing aan projecten.
7. Verantwoording aan het Rijk
SISA verantwoording
1. De provinciale coördinator heeft de eindverantwoordelijkheid voor de juiste aanlevering van de SISA informatie aan het Rijk. Via het jaarrekening traject wordt jaarlijks voor 15 juli de Sisa van de besteding van de rijksbijdrage en de gerealiseerde cofinanciering bij het Rijk ingediend.
2. Op basis van de beschikking die onder SISA verantwoording vallen wordt vanuit het financiële systeem de SISA bijlage opgesteld.
3. De verstrekte subsidies vallen eveneens onder het regime van SISA. Deze informatie wordt in het jaar T+1 in de verantwoording richting het Rijk verwerkt.
4. De medeoverheden die een subsidie ontvangen van de Kassier zijn verantwoordelijk voor hun eigen Sisa-verantwoording. Xxxxxxx vermeldt bij subsidieverleningen dat op basis van artikel 17 Financiele verhoudingswet, medeoverheden een Sisa verantwoording moeten indienen.
Tussenrapportage aan het Rijk
De coördinerende provincie bereidt de jaarlijkse tussenrapportage aan het Rijk voor en dient deze in bij het Rijk.
Verantwoording van de Rijksbijdrage
De provinciale coördinator bereidt de verantwoording van de Rijksbijdrage voor. Deze wordt door Xxxxxxx aangevuld met de financiële informatie uit het subsidieproces. De provinciale coördinator dient de verantwoording in bij het Rijk.
8. Bestuurlijke informatievoorziening en verantwoording
De provinciale coördinator informeert de betrokken gemeenten raden en het BONN over de voortgang. De provinciale coördinator informeert PS over de voortgang van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027.
9. Subsidieproces
Het subsidieproces is onderverdeeld in vier fasen. Deze zijn: de voorbereiding (plan), de uitvoering (do), het evalueren (check) en het bijstellen (act). Op hoofdlijnen houdt het in:
Fase 1: Voorbereiding
De verantwoordelijkheid van de provinciale coördinator ligt vooral in het beleidsinhoudelijke en bestuurlijk-politieke domein. Het BONN heeft hierbij een belangrijke besluitvormende rol en. In de voorbereidende fase is een selectie gemaakt van maatregelen die voor de subsidie in aanmerking komen. Het BONN heeft deze maatregelen vastgesteld.
Het team Subsidie & Xxxxxx heeft een adviserende rol in de voorbereidende fase van subsidieproces en is verantwoordelijk voor het opstellen van een eventuele subsidieregeling, het aanvraagformulier, de website en het uitvoeringsgereed maken van de subsidieproces. Tevens is het team Subsidie & Inkoop verantwoordelijk voor het opzetten en actueel houden van het subsidiedossier gedurende het subsidieproces.
Fase 2: Uitvoering
In de uitvoerende fase ligt de verantwoordelijkheid vooral bij het team Subsidie & Inkoop. De aanvraag en alle subsidie gerelateerde stukken worden ingediend bij het team Subsidie & Inkoop. Het team Subsidie & Inkoop is verantwoordelijk voor het behandelen van de aanvragen, het toetsen van de aanvraag en het bewaken van het proces rondom de subsidies. Het de provinciale coördinator heeft in de uitvoerende fase een adviserende rol en is verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke toets en bestuurlijk gevoelige zaken rondom de subsidie. In de uitvoering worden ook de klantvragen die binnenkomen behandeld door het team Subsidie & Inkoop.
Fase 3 en 4: Evaluatie en Bijstellen
Tussentijds wordt de voortgang van het programma zandgronden Noord-Nederland 2022-2027 gemonitord en aan het eind geëvalueerd. Na tussentijds monitoring kan een bijstelling volgen. De coördinerende provincie organiseert de bijstelling en de afstemming met het BONN en het Rijk.
Hiermee is de beleidscyclus rond. Daarom is de beleidseenheid in de evaluatie- en bijstellingsfase leidend; het team Subsidie & Inkoop kan daarin op verzoek of op eigen initiatief inbreng/informatie leveren.
10. Afwijkingen van deze Algemene Samenwerkingsafspraken
Afwijking van deze Algemene Samenwerkingsafspraken, en de bijbehorende taak– en verantwoordelijkheidsverdeling, is alleen in onderling overleg mogelijk.
11. Escalatie
Bij verschil van inzicht tussen betrokken medewerker(s) over de werking van deze Algemene Samenwerkingsafspraken of de interpretatie van de taak- en verantwoordelijkheidsverdeling zoals opgenomen in bijlage 1, wordt de provinciale coördinator ingeschakeld. Als ook zij niet tot overeenstemming komen, wordt de kwestie naar het managementniveau gebracht.
12. Duur van deze afspraken
Deze Algemene Samenwerkingsafspraken gelden vanaf 1 januari 2022 t/m 31 december 2027 (na vaststelling Rijksbeschikking).
13. Wijziging en beheer
Deze Algemene Samenwerkingsafspraken worden op verzoek gewijzigd en beheerd door het team Subsidie & Inkoop.