Turkije (Overeenkomst van 02.06.1987)
Turkije (Overeenkomst van 02.06.1987)
Turkije (Overeenkomst van 02.06.1987)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, en van het Protocol.
Goedkeuringswet: 19.04.1991 Overeenkomst ondertekend op 02.06.1987
In werking getreden op 08.10.1991
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 30.11.1991
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1992 - Andere belastingen: 31.12.1992
Bull. 712
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I WERKINGSSFEER VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) in Turkije :
i) de inkomstenbelasting (Gelir Vergisi);
ii) de vennootschapsbelasting (Kurumlar Vergisi);
iii) de heffing ten behoeve van het fonds ter ondersteuning van de defensie-industrie (Savunma Sanayii Destekleme Fonu);
iv) de heffing ten behoeve van het fonds tot aanmoediging van de maatschappelijke liefdadigheid en solidariteit (Sosyal Yardlmlasma ve Dayanlsmayl Tesvik Fonu); en
v) de heffing ten behoeve van het fonds voor personen die voor een beroep of bedrijf worden opgeleid en voor de verbetering en de ontwikkeling van de beroeps-, bedrijfs- en technische opleiding (Clrakllk, Mesleki ve Teknik Egitimi Gelistirme ve Yayglnlastlrma Fonu);
(hierna te noemen "Turkse belasting");
b) in België :
i) de personenbelasting;
ii) de vennootschapsbelasting;
iii) de rechtspersonenbelasting;
iv) de belasting der niet-verblijfhouders;
v) de met de personenbelasting gelijkgestelde bijzondere heffing;
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belasting op de personenbelasting;
(hierna te noemen "Belgische belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.
HOOFDSTUK II BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) i) betekent de uitdrukking "Turkije" de Republiek Turkije en, in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent zij het grondgebied van de Republiek Turkije alsmede het continentaal plat waarover Turkije, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten van onderzoek en ontginning van zijn natuurlijke rijkdommen heeft;
ii) betekent de uitdrukking "België" het Koninkrijk België en, in aardrijkskundig verband gebruikt, betekent ze het nationale grondgebied, de territoriale zee en elk ander gebied in zee waar België, in overeenstemming met het internationale recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
b) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", Turkije of België, al naar het zinsverband vereist;
c) betekent de uitdrukking "belasting" elke belasting als is bedoeld in artikel 2 van deze Overeenkomst;
d) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
f) betekent de uitdrukking "onderdaan" :
i) met betrekking tot Turkije, elke natuurlijke persoon die overeenkomstig het Turkse Wetboek inzake nationaliteit de Turkse nationaliteit bezit en, met betrekking tot België, elke natuurlijke persoon die de Belgische nationaliteit bezit;
ii) elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
g) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
i) in Turkije, de Minister van Financiën en Douane of zijn gemachtigde vertegenwoordigers;
ii) in België, de Directeur-generaal der directe belastingen;
i) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip, een luchtvaartuig of een landvoertuig door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, behalve indien het schip, het luchtvaartuig of het landvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, wettelijke hoofdzetel, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen. Indien die persoon evenwel de plaats van zijn werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat en de plaats van zijn wettelijke hoofdzetel in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, bepalen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming van welke Staat de persoon wordt geacht inwoner te zijn voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) en kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats;
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat eveneens de plaats van uitvoering van een bouwwerk, een constructie-, assemblage- of installatiewerkzaamheden of van werkzaamheden van toezicht daarop, doch alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden zes maanden overschrijdt.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming, andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is - in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in de eerst vermelde overeenkomstsluitende Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon :
a) in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf; of
b)zodanige machtiging niet bezit maar in de eerst vermelde Staat gewoonlijk een voorraad van goederen aanhoudt waaruit hij regelmatig bestellingen uitvoert voor rekening van de onderneming.
6. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze persoon in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gelegen, hetzij elders. Geen aftrek wordt echter toegelaten ter zake van bedragen die, in voorkomend geval, door de vaste inrichting (anders dan als terugbetaling van werkelijke kosten) worden betaald aan de hoofdzetel van de onderneming of aan één van haar andere zetels, in de vorm van royalty's, erelonen of andere, soortgelijke betalingen voor het gebruik van octrooien of andere rechten, of in de vorm van commissielonen voor het verstrekken van specifieke diensten of voor het geven van leiding, of nog, behalve in het geval van een bankonderneming, in de vorm van interest van aan de vaste inrichting geleend geld.
4. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
5. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
6. Winst die kan worden toegerekend aan een in België gelegen vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Turkije of van een vereniging waarvan de plaats van werkelijke leiding in Turkije is gelegen, mag in België overeenkomstig de Belgische wetgeving worden belast. Het belastingtarief mag echter niet hoger zijn dan het maximumtarief dat van toepassing is op de winst van een vennootschap die inwoner is van België.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart, luchtvaart en vervoer te land
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen of landvoertuigen in internationaal verkeer is slechts in die Staat belastbaar.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen of landvoertuigen in internationaal verkeer mede :
a) winst verkregen uit de verhuring van bemande of onbemande schepen, luchtvaartuigen of landvoertuigen;
b) winst verkregen uit het gebruik, het onderhoud of de verhuring van laadkisten (daaronder begrepen opleggers, aken en het daarbijbehorende gerei voor het vervoer van laadkisten) gebruikt in internationaal verkeer;
indien die winst bijkomend is ten opzichte van de winst waarop de bepalingen van paragraaf 1 van toepassing zijn.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
1. Indien
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en, in het ene of in het andere geval, tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt - en dienovereenkomstig belast - ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat werd belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstbedoelde Staat zou hebben behaald, indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als die welke tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet de andere Staat dientengevolge het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst werd geheven, indien die herziening door die Staat gegrond en passend wordt geacht. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan :
a) 15 % van het brutobedrag van de dividenden indien de uiteindelijk gerechtigde een vennootschap (niet zijnde een personenvennootschap) is die onmiddellijk ten minste 10 percent van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) 20 % van het brutobedrag van de dividenden in alle andere gevallen.
3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken. Die uitdrukking betekent met betrekking tot Turkije ook inkomsten uit een beleggingsfonds en, met betrekking tot België, ook inkomsten - zelfs indien toegekend in de vorm van interest - die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van België.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijke gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting uitoefent of, in het geval van een inwoner van Turkije, in België een zelfstandig beroep door middel van een in België gelegen vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Winst van een vennootschap van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting uitoefent mag, na te zijn belast overeenkomstig artikel 7, in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen in overeenstemming met subparagraaf a) van paragraaf 2 op het resterende bedrag worden belast.
6. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 5 mag, indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, die andere Staat geen belasting heffen van dividenden die door de vennootschap worden betaald, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag evenwel ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 % van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest vrijgesteld van belasting in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, indien hij betaald wordt aan de Regering van de andere overeenkomstsluitende Staat of aan de Centrale Bank daarvan.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met inkomsten uit geldleningen worden gelijkgesteld. Voor de toepassing van dit artikel omvat de uitdrukking "interest" echter niet inkomsten die overeenkomstig artikel 10, paragraaf 3, tweede zin, als dividenden worden behandeld.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting uitoefent of, in het geval van een inwoner van Turkije, in België een zelfstandig beroep door middel van een in België gelegen vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of die vaste basis is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 12 Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de royalty's.
3. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent bepalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, of voor de verkoop van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en opnamen voor radio en televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap of voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, niet zijnde een uitrusting als vermeld in artikel 8, paragraaf 2.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting uitoefent of, in het geval van een inwoner van Turkije, in België een zelfstandig beroep door middel van een in België gelegen vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis ter zake waarvan de royalty's worden betaald werd aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatst bedoelde bedrag van toepassing. In dat geval is het daarenboven uitgaande deel van de betaling belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 13 Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te samen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in de andere Staat worden belast.
3. Voordelen die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van schepen, luchtvaartuigen of landvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen of landvoertuigen worden gebruikt, zijn slechts in die Staat belastbaar.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
5. De bepalingen van paragraaf 4 tasten geenszins het recht aan van een overeenkomstsluitende Staat om, in overeenstemming met zijn eigen wetgeving, een belasting te heffen van voordelen die een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van aandelen of obligaties (niet zijnde in die Staat ter beurs genoteerde aandelen en obligaties) die door een vennootschap die inwoner is van de eerstvermelde Staat worden uitgegeven, indien het gaat om een vervreemding aan een inwoner van de eerstvermelde Staat en indien het tijdvak tussen de aanschaffing en de vervreemding van die aandelen of obligaties niet meer bedraagt dan één jaar.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar. Die inkomsten mogen evenwel ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, indien dat beroep of die werkzaamheden in die andere Staat worden uitgeoefend en indien :
a) de inwoner in die andere Staat voor het uitoefenen van dat beroep of van die werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt, of indien
b) hij voor het uitoefenen van dat beroep of van die werkzaamheden in die andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig doorlopend tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen bereiken of te boven gaan.
In die gevallen mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend of dat werd verkregen uit het beroep of uit de werkzaamheden die gedurende zijn verblijf in die andere Staat werden uitgeoefend, naar het geval, in die andere Staat worden belast.
2. Inkomsten verkregen door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar. Die inkomsten mogen echter ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, indien dat beroep of die werkzaamheden in die andere Staat worden uitgeoefend en indien :
a) de onderneming in die andere Staat een vaste inrichting heeft met behulp waarvan het beroep of de werkzaamheden worden uitgeoefend; of indien
b) het tijdvak of de tijdvakken gedurende dewelke het beroep wordt uitgeoefend in enig doorlopend tijdvak van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan.
In die omstandigheden mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste inrichting of aan de in die andere Staat uitgeoefende beroep of werkzaamheden, naar het geval, kan worden toegerekend, in die andere Staat worden belast. In beide gevallen mag de onderneming ervoor kiezen ter zake van die inkomsten in die andere Staat, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 7 te worden belast alsof de inkomsten aan een in die andere Staat gelegen vaste inrichting van de onderneming werden toegerekend. Die keuze tast geenszins het recht aan van die andere Staat om die inkomsten aan een bronbelasting te onderwerpen.
3. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants, en andere werkzaamheden waarvoor een bijzondere beroepswerkzaamheid is vereist.
Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21 zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de inwoner in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet-inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, luchtvaartuig of landvoertuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die Staat worden belast.
Artikel 16 Tantièmes
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van een soortgelijk orgaan van een vennootschap op aandelen die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. De bepalingen van deze paragraaf zijn ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in voorgaande zin.
2. Beloningen die een persoon, op wie paragraaf 1 van toepassing is, van de vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende of van technische aard, mogen overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 worden belast.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 14, paragraaf 1, en artikel 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op inkomsten verkregen uit werkzaamheden die artiesten of sportbeoefenaars in een overeenkomstsluitende Staat verrichten indien het bezoek aan die Staat voor een wezenlijk deel wordt gefinancierd uit de openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan. In dat geval zijn die inkomsten slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 18 Pensioenen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 1, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen ter zake van een vroegere dienstbetrekking en lijfrenten betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat slechts in die Staat belastbaar.
2. Pensioenen en andere periodieke of niet-periodieke vergoedingen die worden betaald overeenkomstig de sociale zekerheidswetgeving van een overeenkomstsluitende Staat of overeenkomstig een algemene regeling ter bevordering van het maatschappelijk welzijn, van een overeenkomstsluitende Staat, mogen in die Staat worden belast. Die pensioenen en andere vergoedingen zijn evenwel slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de natuurlijke persoon inwoner is, indien hij onderdaan is van die Staat.
3. De uitdrukking "lijfrente" betekent een vaste som, periodiek betaalbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldwaarde staat.
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten die in de uitoefening van overheidsfuncties aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap worden bewezen, zijn in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 Leraren
Beloningen betaald aan hoogleraren en andere leraren die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar aan een universiteit of andere officieel erkende onderwijsinrichting onderwijs te geven of wetenschappelijk onderzoek te doen, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, op voorwaarde dat die beloningen afkomstig zijn uit bronnen buiten de andere Staat.
Artikel 21 Studenten
Een natuurlijke persoon die onmiddellijk voor zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is en tijdelijk in de eerstbedoelde Staat verblijft, uitsluitende als student aan een erkende universiteit, hogeschool of school, of als een voor een beroep of bedrijf in opleiding zijnde persoon, is in de eerstbedoelde Staat vrijgesteld van belasting ter zake van :
a) alle overmakingen uit de andere overeenkomstsluitende Staat ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding; en
b) alle beloningen voor persoonlijke diensten bewezen in de eerstbedoelde Staat gedurende een tijdvak of tijdvakken die in een kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, ten belope van het bedrag dat volstaat voor zijn onderhoud, studie of opleiding en op voorwaarde dat die diensten worden bewezen ten einde praktische ervaring en met betrekking tot zijn studie of opleiding te verkrijgen.
Artikel 22 Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van paragraaf 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gelegen vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gelegen vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
HOOFDSTUK IV VERMIJDING VAN DUBBELE BELASTING
Artikel 23 Vermijding van dubbele belasting
1. In België wordt dubbele belasting op devolgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die niet onder de subparagrafen b) en c) hierna worden bedoeld en die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst, niet zijnde die van artikel 10, paragraaf 2, artikel 11, paragrafen 2 en 7 en artikel 12, paragrafen 2 en 6, in Turkije mogen worden belast, stelt België die inkomsten vrij van belasting maar, om het bedrag van de belasting over het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
b) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen, en die bestaan uit dividenden die belastbaar zijn ingevolge artikel 10, paragraaf 2, en niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf c) hierna, uit interest die belastbaar is ingevolge artikel 11, paragrafen 2 of 7, of uit royalty's die belastbaar zijn ingevolge artikel 12, paragrafen 2 of 6, wordt het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, op de voorwaarden en tegen het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten.
Niettegenstaande de bepalingen van zijn wetgeving, verleent België gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf het jaar waarin de Overeenkomst voor de eerste maal van toepassing was, de vermindering waarin deze subparagraaf voorziet eveneens met betrekking tot de belasting die in Turkije ingevolge de Overeenkomst en de wetgeving van Turkije mag worden geheven van dividenden, interest en royalty's, maar waarvan tijdelijke vrijstelling of vermindering wordt verleend ingevolge speciale maatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van Turkije. De werking van deze bepaling wordt echter niet uitgebreid tot algemene verminderingen van het belastingtarief of vrijstellingen die door Turkije unilateraal aan alle niet-inwoners worden verleend.
c) Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Turkije, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die in Turkije ingevolge artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner waren geweest van België.
d) Indien verliezen die een onderneming gedreven door een inwoner van België in een in Turkije gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België volgens de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming werden gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf a) in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die vaste winsten ook in Turkije door de verrekening van die verliezen van belasting werden vrijgesteld.
2. In Turkije wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van Turkije inkomsten verkrijgt die niet onder de subparagrafen b) en c) hierna zijn bedoeld en die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, stelt Turkije die inkomsten vrij van belasting maar, om de belasting over het overige inkomen van die persoon te berekenen, mag Turkije het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou geweest zijn indien de vrijgestelde inkomsten niet op die wijze waren vrijgesteld.
b) De belasting die ingevolge de bepalingen van de Overeenkomst in België werd betaald, wordt in overeenstemming met de bepalingen van de Turkse belastingwetgeving met betrekking tot de aftrek van buitenlandse belastingen in mindering gebracht van de belasting die in Turkije over de hierna genoemde inkomsten is verschuldigd :
i) dividende waarop subparagraaf c) niet van toepassing is;
ii) interest;
iii) royalty's;
iv) voordelen verkregen uit de vervreemding van goederen die in artikel 13, paragraaf 5 zijn vermeld en die in België mogen worden belast.
Die verminderingen mogen echter niet meer bedragen dan dat deel van de inkomstenbelasting zoals die in Turkije voor het verlenen van de vermindering is berekend, dat betrekking heeft op de inkomsten die in België mogen worden belast.
c) Indien een vennootschap die inwoner is van Turkije, aandelen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van België, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die in België volgens artikel 10, paragraaf 2, mogen worden belast, in Turkije vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in zoverre als dividenden tussen vennootschappen niet zouden worden belast indien beide vennootschappen inwoner waren geweest in Turkije.
HOOFDSTUK V BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 24 Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet-inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 7, paragraaf 6, en artikel 10, paragraaf 5, is de belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door, één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5. De bepalingen van dit artikel mogen niet dusdanig worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplichten aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
1. Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 24, paragraaf 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkander in verbinding stellen voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of vordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten gebruiken deze inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
3. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat mag de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat toestaan aanwezig te zijn bij een bepaald gedeelte van een belastingonderzoek in de aangezochte Staat. Indien het verzoek wordt ingewilligd, deelt de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Staat de voorwaarden en de werkwijze van het belastingonderzoek mede. Alle beslissingen omtrent het onderzoek worden genomen door de aangezochte Staat.
Artikel 27 Invorderingsbijstand
1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkander bijstand voor de betekening van bescheiden met betrekking tot, en voor de inning van, vorderingen ter zake van in artikel 2 van deze Overeenkomst bedoelde belastingen alsmede van verhogingen, opcentiemen, interest, kosten en boeten van niet-strafrechtelijke aard.
2. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat betekent de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de administratieve beschikkingen die voor de betekening van zijn eigen fiscale vorderingen van toepassing zijn, aan de geadresseerde de bescheiden, daaronder begrepen bescheiden die betrekking hebben op rechterlijke beslissingen, die uitgaan van de eerstbedoelde Staat en die betrekking hebben op in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx fiscale vorderingen.
3. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat int de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de administratieve beschikkingen die voor de vorderingen van zijn fiscale vorderingen van toepassing zijn, de in paragraaf 1 bedoelde fiscale vorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn en niet meer voor beroep vatbaar zijn. Die fiscale vorderingen zijn in die aangezochte Staat voor tenuitvoerlegging vatbaar maar genieten niet de voorrechten die inzonderheid aan de fiscale vorderingen van die Staat worden toegekend. De aangezochte Staat is niet ertoe gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten en de administratieve beschikkingen van de verzoekende Staat.
4. Het verzoek om bijstand voor de inning van een fiscale vordering wordt vergezeld van een officieel afschrift van de titel die in de verzoekende Staat de uitvoering mogelijk maakt en, in voorkomend geval, van een gewaarmerkt afschrift van elke beslissing van een administratief lichaam of van een rechtbank, die het gezag van het gewijsde heeft verworven.
5. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat neemt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat conservatoire maatregelen om de inning van de fiscale vordering te vrijwaren, zelfs wanneer die nog niet vast staat of wordt betwist of wanneer die nog niet het voorwerp uitmaakt van een uitvoerbare titel; de bepalingen van paragraaf 3 zijn mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing.
6. De bepalingen van artikel 26, paragraaf 1, zijn mede van toepassing op elke inlichting die, ingevolge dit artikel, ter kennis van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat wordt gebracht.
Artikel 28 Beperking van de werking van de Overeenkomst
1. De bepalingen van deze Overeenkomst beperken niet de belastingheffing, volgens de Belgische wetgeving, van een vennootschap die inwoner is van België, in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van een diplomatieke zending of consulaire post ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
3. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden personen die deel uitmaken van een diplomatieke zending of consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoners te zijn van de Zendstaat indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen inzake belastingen naar het inkomen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
4. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke zending of consulaire post van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
HOOFDSTUK VI SLOTBEPALINGEN
Artikel 29 Inwerkingtreding
1. Elke overeenkomstsluitende Staat zal de andere overeenkomstsluitende Staat in kennis stellen van de voltooiing van de procedure die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is vereist. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag na de datum waarop de laatste van deze kennisgevingen werd ontvangen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen toepassing vinden :
a) in Turkije, op belastingen met betrekking tot elk belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
b) in België :
i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
ii) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel zullen de bepalingen van artikel 8 met betrekking tot winst uit de exploitatie van luchtvaartuigen in internationaal verkeer toepassing vinden op de belastingen op inkomsten die op of na 1 januari 1987 worden verkregen.
Artikel 30 Beëindiging
1.Deze Overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een overeenkomstsluitende Staat is opgezegd. Elke overeenkomstsluitende Staat kan de Overeenkomst opzeggen voor het einde van een kalenderjaar door ten minste zes maanden vooraf langs diplomatieke weg van de beëindiging kennis te geven, na het verstrijken van het vijfde jaar na het jaar waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
2. In dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :
a) in Turkije, op belastingen met betrekking tot elk belastingjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
b) in België :
i) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van de beëindiging is gedaan;
ii) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 1 januari van hetzelfde jaar.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Ankara op 2 juni 1987 in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk België :
X. XX XXXX
Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxx
Xxxx xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx :
A.K. ALPTEMOCIN
Minister van Financiën
Protocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van de Overeenkomst vormen.
1. Met betrekking tot artikel 5, paragrafen 5 en 6
Er is overeengekomen dat een overigens onafhankelijke vertegenwoordiger zijn onafhankelijke status niet verliest op grond van de enkele omstandigheid dat hij een voorraad goederen aanhoudt waaruit hij goederen aflevert voor rekening van een onderneming op voorwaarden die tussen onafhankelijke ondernemingen gebruikelijk zijn.
2. Met betrekking tot artikel 7, paragraaf 1
Winst verkregen uit de verkoop van goederen van dezelfde of van soortgelijke aard als die welke worden verkocht, of uit andere handelswerkzaamheden van dezelfde of van soortgelijke aard als die welke worden verricht, door die vaste inrichting, wordt geacht aan die vaste inrichting te kunnen worden toegerekend indien is bewezen dat de verkoop of de werkzaamheden werden opgezet met het oog belasting te vermijden in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gelegen.
3. Met betrekking tot artikel 7, paragraaf 5
Er is overeengekomen dat de overeenkomstsluitende Staten de bepalingen van hun nationale wetgeving met betrekking tot het bepalen van de winst die aan vaste inrichtingen van ondernemingen van de andere overeenkomstsluitende Staat kan worden toegerekend, vrij mogen toepassen, in zoverre die bepalingen die vaste inrichtingen niet benadelen ten opzichte van de ondernemingen van de eerstvermelde Staat, die dezelfde werkzaamheden verrichten en op voorwaarde dat het resultaat in overeenstemming is met de principes die in artikel 7 zijn neergelegd.
4. Met betrekking tot artikel 10, paragraaf 2
Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10, paragraaf 2, en zolang :
a) overeenkomstig de bepalingen van de Turkse wetgeving en van de latere wijzigingen daarvan, een vennootschap die inwoner is van België, niet aan de inkomstenbelasting is onderworpenter zake van dividenden die door die vennootschap worden verkregen van een vennootschap die inwoner is van Turkije, worden percentages die in artikel 10, paragraaf 2, subparagrafen a) en b) zijn vastgesteld, met betrekking tot dividenden die door een vennootschap die inwoner is van België aan een vennootschap die inwoner is van Turkije worden betaald, tot 5 percent verminderd;
b)overeenkomstig de bepalingen van de Belgische wetgeving en van de latere wijzigingen daarvan, een vennootschap die inwoner is van België, niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen ter zake van dividenden die de vennootschap verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Turkije, worden de percentages die in artikel 10, paragraaf 2, subparagrafen a) en b) zijn vastgesteld, verminderd tot :
i) 10 percent met betrekking tot dividenden die door een vennootschap die inwoner is van Turkije aan een vennootschap die inwoner is van België, worden betaald;
ii) 5 percent met betrekking tot dividenden die door een vennootschap die inwoner is van België aan een vennootschap die inwoner is van Turkije, worden betaald.
5. Met betrekking tot de artikelen 10, 11 en 12
Er is overeengekomen dat de uitdrukking "uiteindelijk gerechtigde" dusdanig dient te worden uitgelegd dat een inwoner van een derde Staat geen aanspraak kan maken op de voordelen van de Overeenkomst met betrekking tot dividenden, interest en royalty's die hij uit Turkije of uit België verkrijgt, maar deze beperking is in geen geval van toepassing op een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat.
6. Met betrekking tot artikel 11, paragraaf 4
Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat industriële, commerciële of wetenschappelijke goederen of een industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat verkoopt, en de betalingen ter zake van die verkopen binnen een vastgestelde termijn na de levering van die goederen of uitrusting worden gedaan, wordt voor de toepassing van dit artikel geen enkel deel van die betalingen als interest beschouwd. In dat geval zijn de bepalingen van de artikelen 5 en 7 van toepassing.
7. Met betrekking tot artikel 12, paragraaf 3
Betalingen verkregen als vergoeding voor technische diensten, daaronder begrepen studies of rapporten van wetenschappelijke geologische of technische aard, of voor technische contracten, daaronder begrepen de daarop betrekking hebbende blauwdrukken, of voor het verstrekken van advies of het houden van toezicht, worden niet geacht betalingen te zijn ter vergoeding voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
8. Met betrekking tot de artikelen 12 en 13
Er is overeengekomen dat de bepalingen van artikel 12 van toepassing zijn ingeval enige betaling wordt verkregen als vergoeding voor de verkoop van goederen die in artikel 12, paragraaf 3, zijn bedoeld, behoudens indien is bewezen dat de betaling een betaling is voor een werkelijke vervreemding van de bedoelde goederen. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 13 van toepassing.
9. Met betrekking tot artikel 25, paragraaf 1
Er is overeengekomen dat, met betrekking tot Turkije, het geval moet worden voorgelegd aan de bevoegde autoriteit binnen één jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
Indien dat tijdvak evenwel verstreken is, kan de belastingschuldige het geval hoe dan ook voorleggen aan de bevoegde autoriteit in Turkije binnen een tijdvak van vijf jaar dat aanvangt op 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op het desbetreffende belastingjaar. Het desbetreffende belastingjaar is het jaar waarin de inkomsten die het voorwerp zijn van de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, worden verkregen.
Ter blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Ankara op 2 juni 1987 in de Engelse taal.
Voor het Koninkrijk België :
X. XX XXXX
Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxxx Xxxxxx
Xxxx xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx :
A.K. ALPTEMOCIN
Minister van Financiën
Daar de kennisgevingen voorzien in artikel 29 van het Akkoord werden gedaan op 27 mei 1991 door België en op 23 september 1991 door Turkije, is dit Akkoord in werking getreden op 8 oktober 1991.