SAMENVATTING
SAMENVATTING
104485 - Interpretatiegeschil VO - artikel 12 lid 1 en onder k WMS (regeling op gebied van arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim of reïntegratiebeleid)
Het bevoegd gezag heeft het contract met de Arbodienst verlengd. Volgens de GMR had dit ter instemming voorgelegd moeten worden.
Artikel 12 lid 1 onder k WMS is gelijkluidend aan de betreffende bepaling uit de Wet op de Ondernemingsraden (artikel 27 lid 1 onder d WOR). Uit de wetsgeschiedenis bij die wet blijkt dat instemming van de ondernemingsraad met betrekking tot regelingen op Ambtsgebied alleen vereist is indien de daarop betrekking hebbende wetten en besluiten (Arbo-wet, Arbo-besluiten, Arbo- regelingen) de ondernemer nog enige invullingsruimte laten. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als er een keuze voor een bepaalde Arbodienst wordt gemaakt. De Minister van Sociale Zaken heeft ook uitdrukkelijk gezegd dat de aanwijzing van een Arbodienst onder het instemmingsrecht van artikel 27 lid 1 onder d WOR valt.
Op 1 februari 2007 is er met instemming van de GMR een Arbocontract voor de duur van twee jaar gesloten. Dit contract is stilzwijgend verlengd voor een jaar. Het contract is na een positieve evaluatie onder scholleiders m.i.v. 01-09-2009 met drie jaar verlengd. Het bevoegd gezag had ook een andere keuze kunnen maken. Nu er sprake was van beleidsruimte viel het besluit om het contract met de Arbodienst te verlengen voor drie jaar onder de aangelegenheid van artikel 12 lid 1 onder k WMS. Aangezien de Arbodienst het verzuimbeleid ondersteunt ten behoeve van alle scholen die vallen onder het bevoegd gezag, betreft het een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor alle scholen van het bevoegd gezag zodat ingevolge artikel 16 lid 1 WMS jo artikel 23 onder l GMR- reglement de PGMR terzake instemmingsrecht heeft.
U I TSP R AAK
in het geding tussen:
de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van Onderwijsgroep A, verzoeker, hierna te noemen de GMR
en
het College van Bestuur van de Onderwijsgroep A, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag
gemachtigde: mr.drs. N.L.P. te Bos
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift van 3 maart 2010, ingekomen op 4 maart 2010, heeft de GMR een interpretatiegeschil voorgelegd aan de Commissie ter zake van artikel 12 onder k WMS en artikel 23 onder l GMR-reglement in samenhang met de artikelen 8 lid 1 en 17 WMS en artikel 18 lid 3 GMR- reglement.
Het bevoegd gezag heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 26 maart 2010. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 april 2010.
De GMR werd vertegenwoordigd door C, voorzitter GMR en D, lid GMR.
Het bevoegd gezag werd vertegenwoordigd door E, bestuursmanager Onderwijs-groep A, daartoe bijgestaan door de gemachtigde.
De GMR heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier herhaald en ingelast.
2. DE FEITEN
Sinds 1 maart 2006 maken zes openbare scholen deel uit van Onderwijsgroep A: scholengemeenschap F, scholengemeenschap G, Praktijkschool H te B, scholengemeenschap I te J, scholengemeenschap K College en Praktijkschool L te M.
In het najaar van 2006 heeft het bevoegd gezag een voorstel voor de keuze voor de bedrijfsgezondheidsdienst X geformuleerd. Na een positief advies van het directeurenberaad en instemming van de GMR heeft het bevoegd gezag met ingang van 1 februari 2007 een contract voor twee jaar met X gesloten. In het contract staat dat het contract telkenmale voor een jaar wordt voortgezet tenzij een van beide partijen drie maanden voor afloop van de overeenkomst deze schriftelijk opzegt. Met ingang van 1 september 2009 heeft het bevoegd gezag het contract met X voor de periode van drie jaar verlengd. Tijdens de GMR-vergadering van 1 februari 2010 heeft het bevoegd gezag meegedeeld dat het contract met X voor de periode van drie jaar was verlengd. Omdat partijen van mening verschillen over de vraag of de PGMR ter zake van de verlenging van het contract instemmingsrecht heeft, heeft de GMR onderhavig geschil aan de Commissie voorgelegd.
3. HET STANDPUNT VAN DE GMR
De GMR voert aan dat het bevoegd gezag in feite een nieuw contract met X heeft gesloten. Immers, het (oude) contract bevatte de mogelijkheid om het stilzwijgend voor de duur van een jaar te verlengen. Van die mogelijkheid heeft het bevoegd gezag geen gebruik gemaakt. In plaats daarvan heeft het bevoegd gezag er voor gekozen om het contract, na een evaluatie onder de schoolleiders, voor een periode van drie jaar te verlengen. Het besluit om voor nog eens drie jaar een contract aan te gaan met X had op grond van artikel 12 lid 1 onder k WMS en artikel 23 onder l GMR-reglement (instemmingsrecht met betrekking tot de vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reïntegratiebeleid) ter instemming aan de PGMR voorgelegd moeten worden. Door de GMR pas in februari 2010 in te lichten over de contractverlenging is het bevoegd gezag ook voorbij gegaan aan het bepaalde in artikel 8 lid 1 WMS en artikel 17 WMS. Op grond van deze artikelen had de GMR tijdig inlichtingen van het bevoegd gezag moeten krijgen om zijn taak als GMR te kunnen vervullen.
4. HET STANDPUNT VAN HET BEVOEGD GEZAG
Het bevoegd gezag voert aan dat artikel 12 lid 1 onder k WMS bepaalt dat instemming nodig is als een regeling op het gebied van de arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het re- integratiebeleid wordt vastgesteld of gewijzigd. De term regeling duidt op het vaststellen of wijzigen van beleid. Daarvan is geen sprake. In het voorstel voor de keuze van de bedrijfsgezondheidsdienst X is het beleid rondom ziekteverzuim en reïntegratie vastgesteld. De verlenging van het contract heeft in dat beleid geen verandering gebracht. De bestaande aanpak, regels, criteria en procedures zijn onverminderd gehandhaafd.
Er bestaat ook geen aanleiding om het beleid te wijzigen aangezien uit de evaluatie die in 2009 onder de schooldirecteuren is gehouden, blijkt dat deze tevreden zijn over het beleid en de wijze waarop de beleidsregels worden uitgevoerd. Het verlengen van het contract met X zou mogelijk kunnen vallen onder het adviesrecht ten aanzien van de aangelegenheid zoals omschreven in artikel 11 onder d WMS (aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake). Ook daarvan is geen sprake. Weliswaar is er in 2006 een duurzame relatie met X aangegaan maar in september 2009 is er geen nieuw contract gesloten. Het gaat om het verlengen van een eerder gesloten overeenkomst zonder dat de inhoud van deze overeenkomst is gewijzigd. Het bevoegd gezag heeft de GMR op 1 februari 2010 over de verlenging geïnformeerd. Het bevoegd gezag erkent dat dit eerder had gemoeten.
5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De bevoegdheid van de Commissie en de ontvankelijkheid van het verzoek
Op grond van artikel 31 aanhef en onder d WMS is de Commissie bevoegd van een geschil kennis te nemen indien het bevoegd gezag en de GMR van mening verschillen over de interpretatie van het bepaalde bij of krachtens de WMS dan wel het bepaalde in het medezeggenschapsreglement of het medezeggenschapsstatuut.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de PGMR instemmingsbevoegdheid toekomt met betrekking tot de verlenging van het contract met de bedrijfsgezondheidsdienst X.
Aangezien de bevoegdheden van de (P)GMR geregeld zijn in de WMS en in het GMR-reglement is er sprake van een verschil van mening over het bepaalde in de WMS en het GMR-reglement.
Op grond van artikel 31 onder d WMS is de GMR bevoegd dit geschil aan de Commissie voor te leggen. Derhalve oordeelt de Commissie zich bevoegd van het geschil kennis te nemen en acht zij het verzoek ontvankelijk.
Het toetsingskader
Op grond van artikel 35 WMS dient de Commissie bindend uitspraak te doen over de vraag welke interpretatie aan het bepaalde bij of krachtens de WMS dan wel het medezeggenschapsreglement dient te worden gegeven. Dit betekent voor dit geschil dat de Commissie zich dient uit te spreken over de interpretatie van de artikelen 12 onder k WMS en artikel 23 onder l GMR-reglement in samenhang met de artikelen 8 lid 1 en 17 WMS en artikel 18 lid 3 GMR-reglement.
De interpretatie
In geschil is of het bevoegd gezag op grond van artikel 12 lid 1 en onder k WMS instemming aan de PGMR had moeten vragen alvorens het contract met X voor drie jaar te verlengen. Dit artikel, waarin staat dat voorafgaande instemming gevraagd moet worden met betrekking tot besluiten over de vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden, het ziekteverzuim of het reïntegratiebeleid, betreft een aangelegenheid die bij de invoering van de WMS per 1 januari 2007 aan de instemmingsbevoegdheid van het personeelsdeel van de medezeggenschapsraad is toegevoegd. De PGMR komt deze bevoegdheid op grond van artikel 16 lid 1 WMS toe als de aangelegenheid van gemeenschappelijk belang is voor alle scholen of de meerderheid van de scholen van het bevoegd gezag.
Artikel 12 lid 1 onder k WMS is gelijkluidend aan de betreffende bepaling uit de Wet op de Ondernemingsraden (artikel 27 lid 1 onder d WOR).
Uit de wetsgeschiedenis bij die wet blijkt dat instemming van de ondernemingsraad met betrekking tot regelingen op Arbo-gebied alleen vereist is indien de daarop betrekking hebbende wetten en besluiten (Arbo-wet, Arbo-besluiten, Arbo-regelingen) de ondernemer nog enige invullingsruimte laten. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als er een keuze voor een bepaalde Arbodienst wordt gemaakt. Tijdens de bespreking van wetswijzigingen van de WOR heeft de Minister van Sociale Zaken ook uitdrukkelijk gezegd dat de aanwijzing van een Arbodienst onder het instemmingsrecht van artikel 27 lid 1 onder d WOR valt. (Kamerstukken II 1996/97, 24615, nr. 28, pag. 35)
De Commissie stelt vast dat het bevoegd gezag voorafgaande aan het besluit om met X in zee te gaan instemming aan de GMR gevraagd heeft. Daarmee heeft het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 lid 1 onder k WMS gehandeld. Ten aanzien van de vraag of het bevoegd gezag voor de verlenging van het contract opnieuw instemming aan de PGMR had moeten vragen overweegt de Commissie als volgt. Op 1 februari 2007 is er een contract voor de duur van twee jaar gesloten met X. Omdat geen van beide partijen het contract drie maanden voor afloop van de overeenkomst schriftelijk heeft opgezegd, is het contract na 1 februari 2009 voor een jaar voortgezet. Als geen van beide partijen het contract voor 1 november 2009 zou hebben opgezegd dan zou het contract weer met een jaar zijn verlengd tot 1 februari 2011. In plaats daarvan heeft het bevoegd gezag besloten om het contract met ingang van 1 september 2009 te verlengen voor de duur van drie jaar. Hiertoe is besloten na een positieve evaluatie onder de schoolleiders over de ondersteuning van het verzuimbeleid door X. Het bevoegd gezag had na de evaluatie ook een andere keuze kunnen maken. Nu er sprake was van beleidsruimte viel het besluit om het contract met X te verlengen voor drie jaar naar het oordeel van de Commissie onder de aangelegenheid van artikel 12 lid 1 onder k WMS. Aangezien X het verzuimbeleid ondersteunt ten behoeve van alle scholen die vallen onder het bevoegd gezag, betreft het een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang voor alle scholen van het bevoegd gezag zodat ingevolge artikel 16 lid 1 WMS jo artikel 23 onder l GMR-reglement de PGMR terzake instemmingsrecht heeft.
De vraag of het bevoegd gezag de voorschriften die gelden ten aanzien van de adviesaanvraag en die zijn beschreven in artikel 17 WMS, heeft nageleefd kan buiten behandeling blijven nu het niet gaat om een besluit dat ter advies voorgelegd had moeten worden.
Ook artikel 18 lid 3 GMR-reglement, dat regelt dat ieder voorstel dat ter advies of instemming aan de MR wordt voorgelegd gelijktijdig ter kennisneming aan de GMR wordt aangeboden, kan buiten beschouwing blijven aangezien de MR geen instemmings- of adviesrecht heeft ten aanzien van het besluit om het contract met X te verlengen.
Wat betreft artikel 8 WMS merkt de Commissie op dat er geen belang bestaat hierover een uitspraak te doen nu partijen het er over eens zijn dat het bevoegd gezag de GMR eerder had moeten inlichten.
6. UITSPRAAK
Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de Commissie dat de GMR op grond van artikel 12 lid 1 sub k WMS en artikel 23 onder l GMR-reglement instemmingsrecht heeft met betrekking tot het besluit om het contract met X voor drie jaar te verlengen.
Aldus gedaan te Utrecht op 19 mei 2010 door xxxx.xx. I.P. Xxxxxxx-Xxxx, voorzitter,
drs. X.X. Xxxx en xxxx.xx. X. Xxxxxxx, leden, in aanwezigheid van mr. X.X. Xxxxxxx, secretaris.
xxxx.xx. I.P. Xxxxxxx-Xxxx mr. X.X. Xxxxxxx
voorzitter secretaris
Tegen deze uitspraak staat op grond van artikel 36 lid 3 WMS beroep open bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxx.
Het beroep wordt ingediend binnen een maand nadat het bevoegd gezag dan wel de MR van de uitspraak op de hoogte is gesteld.
Op grond van artikel 36 lid 4 WMS kan het beroep uitsluitend worden ingesteld ter zake dat de Commissie een onjuiste toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de wet.