LEIDRAAD ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN INZAKE HET A-FONDS
LEIDRAAD ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN INZAKE HET A-FONDS
VAN HET
O&O-FONDS BOUW & INFRA
(versie 10 oktober 2024)
Inhoudsopgave
2. Voorwaarden rond bestedingsdoelen en AVV 4
3. Voorwaarden rond de procedure van aanvraag en afwikkeling 7
3.3 Tussentijdse verantwoording 9
3.5 Intrekken en terugvorderen subsidie 12
4. Aanvullende voorwaarden voor instellingen die instituutsfinanciering ontvangen 12
5. Controleprotocol en controleverklaring 14
Bijlage 1 Toetsingskader AVV 29
Bijlage 2 Verklaring bij subsidieaanvraag 42
Bijlage 3 Subsidieverantwoording 45
Bijlage 4 Statuten O&O-fonds 47
LEIDRAAD ADMINISTRATIEVE VOORWAARDEN INZAKE HET A-FONDS VAN HET
O&O-FONDS BOUW & INFRA
1. Inleiding
Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra (O&O-fonds) financiert en subsidieert ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Bouw & Infra opleidings- en ontwikkelingsactiviteiten.
In deze Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds is vastgelegd aan welke voorwaarden subsidieaanvragen en subsidieverantwoordingen moeten voldoen. In aanvulling op deze voorwaarden kunnen door het bestuur van het O&O-fonds aanvullende voorwaarden worden gesteld.
Een belangrijk deel van de bepalingen in deze leidraad vloeit voort uit het feit dat het O&O-fonds Algemeen Verbindend Verklaard (AVV) is, hetgeen betekent dat de premie die ten behoeve van het fonds wordt geheven een verplichting is voor alle werkgevers in de sector. De consequentie hiervan is dat de middelen van het O&O-fonds slechts mogen worden besteed aan de doelen zoals die zijn vastgelegd in statuten, met inachtneming van de bepalingen in het Toetsingskader AVV.
Om te kunnen controleren of de uitgaven van het O&O-fonds daadwerkelijk in lijn zijn met AVV-bepalingen, beoordeelt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid twee zaken. Allereerst wordt tijdens de AVV-procedure beoordeeld of de statutair vastgelegde doelen (ook wel aangeduid als bestedingsdoelen) van het fonds overeenkomen met de AVV-eisen. Daarnaast verwacht het Ministerie van SZW vóór 1 juli van elk jaar een jaarrekening van het O&O-fonds, waarin de uitgaven zijn gespecificeerd naar alle bestedingsdoelen. Deze jaarrekening moet zijn voorzien van een controleverklaring, die behalve een verklaring van getrouwheid ook een verklaring moet bevatten omtrent de juiste aanwending van subsidie ten behoeve van en uitgesplitst naar de bestedingsdoelen. Het ontbreken van een dergelijke verklaring kan leiden tot intrekking van de AVV.
Gegeven het belang dat cao-partijen Bouw & Infra hechten aan de algemeen verbindend verklaring van het O&O-fonds, worden de administratieve eisen die aan subsidieontvangers worden gesteld, zoals vastgelegd in dit document, strikt gehandhaafd.
In deze leidraad worden de eisen uit hoofde van de AVV uiteengezet in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt de procedure rond aanvraag en afwikkeling van subsidies vermeld. Hoofdstuk 4 bevat aanvullende voorwaarden voor de organisaties die instituutsfinanciering ontvangen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 het controleprotocol uiteengezet, inclusief model controleverklaring. Hoofdstuk 6 bevat een aantal slotbepalingen.
Beleid van het O&O-fonds
Naast AVV-bepalingen en administratieve procedures is er nog de beleidsmatige afweging bij een subsidieaanvraag. Deze beleidsmatige afweging wordt gemaakt door cao-partijen Bouw & Infra.
Voor informatie over door cao-partijen gehanteerde beleidslijnen wordt verwezen naar het Technisch Bureau Bouw & Infra.
2. Voorwaarden rond bestedingsdoelen en AVV
Inleiding
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie van het O&O-fonds moeten uitgaven gerelateerd worden aan bestedingsdoelen van het O&O-fonds. Voor de beoordeling hiervan zijn twee documenten van belang:
• Het ‘toetsingskader algemeen verbindend verklaring cao-bepalingen
(Toetsingskader AVV)’. Hierin zijn de voorwaarden uitgewerkt voor algemeen
verbindend verklaring van cao-bepalingen en daarop gebaseerde fondsen.
• De statuten van het O&O-fonds Bouw & Infra zoals opgenomen in de cao BTER Bouw & Infra waarop AVV is verkregen.
Toetsingskader AVV
De AVV-bepalingen waaraan fondsen, en daarmee in het verlengde organisaties die subsidie uit het fonds (willen) ontvangen, moeten voldoen, zijn door het Ministerie van vastgesteld in het Toetsingskader AVV. De meest recente versie van het toetsingskader AVV dateert van 26 juni 2024. Het Toetsingskader AVV kent een aantal bepalingen ten aanzien van fondsen (paragraaf 6.2 ad 3). Deze vereisten richten zich in belangrijke mate op de uitgaven van de fondsen.
In het Toetsingskader AVV is onder meer vastgelegd dat
1. het O&O-fonds haar doel nauwkeurig moet omschrijven en dat er een limitatieve omschrijving moet zijn van de bestedingsdoelen en activiteiten welke door het fonds mogen worden gefinancierd;
2. subsidie ontvangende instellingen een begroting moeten indienen, welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de bestedingsdoelen en activiteiten van het fonds;
3. subsidie ontvangende instellingen jaarlijks een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring moeten overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de onder punt 1 bedoelde bestedingsdoelen en activiteiten.
Het Toetsingskader AVV stelt ook eisen aan de verslaggeving en verantwoording van het O&O-fonds zelf, welke zijn overgenomen in de statuten en reglementen. Hoewel deze voorwaarden niet het onderwerp zijn van deze leidraad, is het voor een goed begrip nuttig om kennis te nemen van twee aspecten. Ten eerste is dat de bepaling dat de besteding van subsidiegelden volgens de doelstellingen in de statuten ook dient te blijken uit het jaarverslag van het O&O-fonds. En ten tweede is dat de eis dat het jaarverslag en de controleverklaring van het O&O- fonds uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het boekjaar moet worden toegezonden aan het Ministerie van SZW.
Het Toetsingskader AVV geeft derhalve belangrijke richtlijnen ten aanzien van de relatie tussen de verantwoording van subsidieontvangers aan het O&O-fonds en de verantwoording van het O&O-fonds zelf. De voorwaarde onder het tweede aandachtspunt onderstreept de urgentie van het aanhouden van in deze leidraad aangegeven termijnen waarop financiële verantwoordingen van subsidieontvangers in het bezit van het bestuur van het O&O-fonds dienen te zijn.
Omdat bestedingen van het fonds (en in het verlengde daarvan de subsidieaanvragen) moeten worden beoordeeld met inachtneming van de bepalingen in het toetsingskader AVV, is de volledige tekst van het toetsingskader in deze leidraad opgenomen in bijlage één. Aanvragers van subsidie worden geacht hiervan kennis te nemen en er rekening mee te houden bij het opstellen en indienen van een aanvraag voor subsidie.
Statuten O&O-fonds (artikel 3)
Het O&O-fonds heeft in artikel 3 van haar statuten de bestedingsdoelen vastgelegd. Deze bestedingsdoelen zijn aan het Ministerie van SZW voorgelegd en algemeen verbindend verklaard. Het O&O-fonds kent twee deelfondsen. Deze leidraad is specifiek opgesteld voor het A-fonds. Voor het B-fonds geldt een andere, afwijkende leidraad.
A-Fonds:
De financiering/subsidiëring van activiteiten welke tot doel hebben:
1. De financiering van kosten verbonden aan het opleiden van leerlingwerknemers.
2. Het bevorderen van de kwaliteit, organisatie en uitvoering van de vak- en beroepsopleidingen in de Bouw & Infra.
3. Het bevorderen van kwalitatief en kwantitatief voldoende instroom van werknemers in de Bouw & Infra. Hieronder valt ook het verbeteren van het imago van de bedrijfstak en van het beroep van de werknemer door
o het geven van voorlichting en/of publicitaire acties aan (potentieel) nieuwe werknemers en werkgevers ter bevordering van de instroom en/of toetreding;
o projecten gericht op het promoten van bedrijfstakberoepen binnen en buiten de bedrijfstak;
o projecten gericht op de integriteit van werkgevers en werknemers in de Bouw & Infra.
4. Het bevorderen van de opleiding, bij-, om- en nascholing van werkgevers en werknemers in de Bouw & Infra. Bij werknemers gaat het om scholing ter verbetering van hun employability/inzetbaarheid, bij werkgevers om scholing die betrekking heeft op de arbeidsverhouding werkgever/werknemer.
Hieronder valt ook
o het onderzoeken van actuele technologische en voor de bouw relevante algemene en maatschappelijke ontwikkelingen in het belang van het op peil houden van kennis van werkgevers en werknemers, het behoud van werkgelegenheid en het verhogen van de employability/(duurzame) inzetbaarheid van werknemers;
o het voorkomen van uitval/uitstroom en het bevorderen van doorstroom van werknemers in verschillende functies en beroepen binnen de Bouw & Infra.
5. Het bevorderen van de bescherming van de gezondheid en veiligheid en van goede arbeidsomstandigheden in de Bouw & Infra. Hieronder valt ook het uitvoeren van Duurzame inzetbaarheidsanalyses en het Individugericht pakket preventiezorg (zoals bedoeld in de cao Bouw & Infra).
6. Het bevorderen van onderzoekactiviteiten op het gebied van arbeidsvoorwaarden, medezeggenschap, arbeidsmarkt en werkgelegenheid, beroepsonderwijs en scholing, werkmethoden en technieken, arbeidsomstandigheden, veiligheid en gezondheid en sociale zekerheid in de Bouw & Infra, inclusief het bevorderen van de resultaten van de onderzoekingen door publicaties, vergaderingen en bijeenkomsten.
7. De vervaardiging, uitgifte en verzending van cao-boekjes ten behoeve van alle werkgevers en werknemers in de Bouw & Infra.
8. De financiering van de kosten van uitkeringen in geval van overlijden of blijvende invaliditeit als gevolg van een ongeval, welke voorwaarden in het reglement ‘Collectieve Ongevallenregeling’ (III) nader zijn uitgewerkt.
9. De financiering van kosten van scholingsactiviteiten ten behoeve van werknemers gericht op het bevorderen van een goede werking van de arbeidsmarkt in de sector en van activiteiten die de employability van werknemers in de sector verhogen.
10.Het bevorderen van een eenduidige uitleg en toepassing van de bepalingen en het voorkomen van geschillen over de uitleg en toepassing van de cao. Hieronder valt ook de financiering van de kosten van de commissie naleving als genoemd in bijlage 3 van deze cao en het
voeren van juridische procedures en afhandelen van arbeidsgeschillen, voor zover dat tot doel of effect heeft het verkrijgen van een eenduidige interpretatie.
11.Het (doen) verrichten van werkingssfeeronderzoeken en het voeren van juridische procedures die hieruit voortvloeien. Hieronder valt ook de financiering van de kosten van de commissie werkingssfeer als genoemd in bijlage 2 van deze cao.
De voorwaarden waaronder gelden kunnen worden aangevraagd en verkregen zijn nader uitgewerkt in deze leidraad.
3. Voorwaarden rond de procedure van aanvraag en afwikkeling
Inleiding
Het O&O-fonds Bouw & Infra kan subsidie verlenen aan instituten en organisaties ter dekking van kosten van activiteiten en projecten die passen binnen de doelstellingen van het A-fonds. Het bestuur van het O&O-fonds besluit over subsidieverlening.
Werkgevers- en werknemersorganisaties in de Bouw & Infra, of organisaties die werkgevers- of werknemersorganisaties vertegenwoordigen, kunnen uitsluitend subsidie aanvragen bij het O&O-fonds Bouw & Infra ten laste van het B-fonds. Hiervoor geldt een andere leidraad, die is op te vragen bij het secretariaat van het O&O-fonds, ondergebracht bij Technisch Bureau Bouw & Infra te Harderwijk.
Wanneer een werkgevers- of werknemersorganisatie, of een organisatie die werkgevers- of werknemersorganisaties vertegenwoordigt, optreedt als penvoerder van een project dat voortvloeit uit een gezamenlijk initiatief van cao- partijen, dan is een aanvraag ten laste van het A-fonds mogelijk.
De administratieve procedure, hieronder uiteengezet, bestaat uit vijf stappen:
3.1 Aanvraag
3.2 Toezegging
3.3 Tussentijdse verantwoording
3.4 Afwikkeling
3.5 Intrekking subsidie en terugvordering
3.1 Aanvraag
Subsidieaanvraag
Subsidie wordt slechts op aanvraag verleend. Subsidieaanvragen dienen vóór 1 november van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd in het bezit te zijn van het secretariaat van het O&O-fonds dat wordt gevoerd door Technisch Bureau Bouw & Infra. Aanvragen dienen te zijn ondertekend door de wettelijke of statutaire vertegenwoordiger van de rechtspersoon die als aanvrager optreedt.
Voor organisaties waarbij het O&O-fonds jaarlijks het grootste deel van de kosten voor haar rekening neemt (instituutsfinanciering), zijn aanvullende voorwaarden gesteld (zie hoofdstuk 4).
Vereisten bij subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag moet zijn voorzien van een plan waarin in elk geval is opgenomen:
• Een omschrijving van de doelstelling van de activiteiten, waarbij het belang voor de bedrijfstak moet worden omschreven, alsmede de te volgen werkwijze;
• Aanvangs- en einddatum van de activiteiten;
• Uitvoerende personen, organisaties en instellingen;
• De op te leveren resultaten en de wijze van verspreiding c.q. implementatie van deze resultaten.
De begroting inclusief postgewijze toelichting bij de aanvraag moet in elk geval voorzien zijn van:
• Een specificatie van uitgaven naar de in artikel 3 van de statuten van het O&O-fonds omschreven bestedingsdoelen (zie hoofdstuk 2);
• Een specificatie van activiteiten;
• De geraamde totaalbegroting, gespecificeerd in:
o Baten naar herkomst;
o Interne personele kosten in uren (of formatie) maal tarief;
o Externe personele kosten in uren (of formatie) maal tarief;
o Interne overige kosten (inclusief specificatie);
o Externe overige kosten (inclusief specificatie).
• Een specificatie van voorbereidingskosten;
• Een specificatie van kosten voor verspreiding en implementatie van producten en resultaten;
• De gewenste bijdrage in de kosten.
De tarieven inzake personele kosten dienen te worden gespecificeerd naar type functionaris.
Voor activiteiten en projecten die over meerdere kalenderjaren lopen, moeten plannen en begrotingen per kalenderjaar worden gespecificeerd.
Verklaring bij subsidieaanvraag
Bij de subsidieaanvraag moet een ‘verklaring bij subsidieaanvraag’ worden ingevuld (zie bijlage twee). Xxxxxxx dit document verklaart de aanvrager dat de (project-)administratie zodanig is ingericht dat de werkelijke uitgaven uiteindelijk ook verantwoord kunnen worden conform de eisen en de specificaties zoals in deze leidraad aangegeven, waaronder de specificatie van uitgaven naar bestedingsdoelen. De verklaring is een bevestiging van het gegeven dat de inrichting van de administratie van de aanvrager vooraf met de eigen accountant is afgestemd. Deze verklaring dient te zijn ondertekend door de wettelijke of statutaire vertegenwoordiger van de rechtspersoon die als aanvrager optreedt.
Zonder ondertekende verklaring wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
In de verklaring staat tevens dat de subsidieaanvrager en haar accountant medewerking dienen te verlenen aan een door het O&O-fonds Bouw & Infra geïnitieerd eigen (accountants)onderzoek naar de rechtmatigheid van bestedingen.
BTW
Uitgangspunt is dat de begroting wordt opgezet met bedragen exclusief BTW indien de activiteiten van de aanvrager belast zijn en de betaalde BTW kan worden teruggevraagd.
3.2 Toezegging
Besluitvorming
Het bestuur van het O&O-fonds besluit over de toezegging van subsidiegelden. Daarbij zal het bestuur toetsen of:
• uit de beschrijving van activiteiten en uit de begroting blijkt dat de gevraagde subsidiegelden zullen worden besteed overeenkomstig de doelstellingen van het O&O-fonds;
• de activiteiten daarnaast inhoudelijk passen binnen het bestaande beleid van de sector Bouw & Infra;
• de activiteiten een toegevoegde waarde inhouden voor de sector Bouw & Infra;
• de opgevoerde kosten in een redelijke verhouding staan tot de te bereiken resultaten;
• de opgevoerde kosten in redelijke mate overeenkomen met wat gangbaar is bij vergelijkbare aanvragen en in het maatschappelijk verkeer;
• de begrote kosten passen binnen het uitgavenkader van het O&O-fonds.
Toezegging
Indien door het bestuur subsidie wordt toegezegd, wordt op grond van ingediende begrotingen subsidie in het vooruitzicht gesteld tot een maximaal bedrag. De definitieve subsidie wordt door het bestuur op basis van de verantwoording van kosten na afloop van het kalenderjaar of na afloop van de projectperiode vastgesteld.
Beslissingen van het bestuur worden door het secretariaat van het O&O-fonds, welke is ondergebracht bij Technisch Bureau Bouw & Infra, medegedeeld aan de aanvrager. Aan het verlenen van subsidie kunnen door het bestuur nadere voorwaarden worden verbonden. Het bestuur kan om wijzigingen in de projectaanvraag vragen.
Bevoorschotting
Ingeval van een positieve beslissing kunnen door Technisch Bureau Bouw & Infra met de aanvrager afspraken worden gemaakt over het verstrekken van voorschotten ten behoeve van de uitvoering. Het totaal aan voorschotten kan niet meer bedragen dan 80 procent van de maximaal toegezegde subsidie, tenzij het bestuur anders besluit. De aanvrager verplicht zich teveel betaalde voorschotten aan het O&O-fonds terug te betalen.
3.3 Tussentijdse verantwoording
Tussenrapportages
Tussentijdse verantwoordingen en rapportages zijn van belang bij projecten die over meerdere jaren lopen en ingeval de werkelijke activiteiten en bestedingen afwijken van de aan het bestuur voorgelegde plannen en begrotingen.
Voor activiteiten en projecten die over meerdere jaren lopen, geldt dat jaarlijks binnen vier maanden na afloop van het kalenderjaar een inhoudelijke voortgangsrapportage en een tussentijdse financiële verantwoording moeten worden afgelegd. Voor deze voortgangsrapportage is in beginsel geen goedkeurende verklaring van een erkend accountant noodzakelijk, tenzij het bestuur anders besluit.
In de voortgangsrapportage dient informatie te worden verstrekt, waaruit per activiteit moet blijken:
• het totaal bestede bedrag tot moment van rapportage;
• het nog beschikbare bedrag;
• de nog te verwachten uitgaven;
• de eventueel te verwachten afwijkingen;
• de gerealiseerde activiteiten en resultaten en de geprogrammeerde activiteiten en resultaten in de tijd gezien.
Verschuivingen, onder- en overschrijdingen
Verschuivingen van toegewezen posten naar andere kostensoorten gedurende de uitvoering van de activiteiten is alleen met toestemming van het bestuur mogelijk, tenzij de verschuiving minder dan tien procent van de kosten van de betreffende posten bedraagt.
Eveneens geldt voor deze activiteiten en projecten dat te verwachten onderbestedingen van materieel belang (ter indicatie meer dan tien procent van de begroting) aan het bestuur van het O&O-fonds gemeld dienen te worden zodra zij bekend zijn.
Voor overschrijdingen ten opzichte van begrotingen wordt verwezen naar het feit dat toezeggingen van het bestuur van het O&O-fonds maximale bijdragen betreffen. Een definitieve subsidie zal niet hoger worden vastgesteld dan het bedrag van de toezegging. Het staat de subsidievrager vrij, bij te verwachten overschrijdingen een aanvullende subsidieaanvraag in te dienen. Voor dergelijke aanvragen geldt weer de in deze leidraad beschreven procedure.
Voor activiteiten en projecten die over meerdere jaren lopen, geldt dat verschuivingen in de uitvoering tussen de jaren welke substantiële verschuivingen in baten en lasten meebrengen, bij het O&O-fonds moeten worden gemeld zodra zij bekend zijn.
Onvoldoende voortgang
Indien de inhoudelijke voortgang naar het oordeel van het bestuur onvoldoende is, kan de bevoorschotting (tijdelijk) worden stopgezet, de eindtermijn worden bijgesteld en de totaal maximaal toegezegde subsidie naar beneden worden bijgesteld.
3.4 Afwikkeling
Vaststelling definitieve subsidie
De subsidie wordt door het bestuur van het O&O-fonds definitief vastgesteld op basis van een inhoudelijke eindrapportage en een financiële verantwoording van werkelijke baten en lasten en bestede subsidies.
Binnen vier maanden na afloop van het project of de activiteiten moeten alle projectproducten, een eindverslag en een financiële eindafrekening worden ingediend bij Technisch Bureau Bouw & Infra.
De financiële verantwoording moet inzicht geven in de werkelijke baten en lasten, waarbij minimaal dezelfde specificatie moet worden gehanteerd als voorgeschreven bij de begroting.
De financiële verantwoording dient te zijn voorzien van een standaardverantwoording (bijlage 3). Deze standaardverantwoording is vereist om goed aan de verplichting tot het bij het jaarverslag van het O&O-fonds voegen van alle verantwoordingen te kunnen voldoen. Voor deze standaardverantwoording geldt dat deze door een registeraccountant of
accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid moet zijn gecontroleerd en gewaarmerkt. De standaardverantwoording wordt bij het jaarverslag van het O&O-fonds gevoegd en dus openbaar gemaakt.
De standaardverantwoording vervangt niet de financiële verantwoording, maar moet aanvullend worden verstrekt. Het spreekt voor zich dat de standaardverantwoording één op één aan moet sluiten met de financiële verantwoording.
De financiële verantwoording dient te zijn voorzien van een verklaring van een erkend accountant (de deskundige, bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Ten aanzien van de financiële verantwoording geldt dat deze (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de in de statuten van het O&O-fonds genoemde bestedingsdoelen. Ten aanzien van de controleverklaring geldt dat een voorbehoud van de accountant aanleiding zal zijn tot intrekken van (een deel van) de subsidietoezegging en (indien van toepassing) de terugbetaling van voorschotten. Zie voor de eisen inzake de controleverklaring het controleprotocol in hoofdstuk vijf van deze leidraad.
Het vast te stellen definitieve subsidiebedrag is het saldo van werkelijke voor subsidie in aanmerking te nemen baten en lasten met inachtneming van de toegezegde maxima. Verschuivingen van toegewezen posten naar andere kostenposten is bij eindafrekening alleen met toestemming van het bestuur van het O&O-fonds mogelijk, tenzij de verschuiving minder dan tien procent van de kosten van de betreffende posten bedraagt.
Indien de definitief vastgestelde subsidie lager is dan de reeds verstrekte voorschotten dient de aanvrager de teveel betaalde voorschotten binnen één maand aan het O&O-fonds terug te betalen
Projectresultaten
Uitgangspunt bij financiering door het O&O-fonds is dat te financieren of subsidiëren projecten niet winstgevend mogen zijn. Eventueel positieve saldi op een project worden in mindering gebracht op de definitief vast te stellen subsidie.
Projectopbrengsten
Opbrengsten van projecten (producten, publicaties e.d.) welke (mede) met bedrijfstakgelden zijn gefinancierd dienen ook ter beschikking te staan voor de bedrijfstak. Indien resultaten de vorm hebben van publicaties moet een exemplaar aan het bestuur van het O&O-fonds ter beschikking worden gesteld.
Review
Het O&O-fonds kan in het kader van de subsidieverlening een review (doen) uitvoeren op de werkzaamheden, die als basis hebben gediend voor een afgegeven controleverklaring. De gesubsidieerde en zijn accountant dienen daaraan hun medewerking te verlenen.
Wisseling accountant
Organisaties die een langdurige subsidierelatie hebben met het O&O-fonds worden bij wijziging van hun controlerend accountant geacht daar tijdig melding van te maken bij Technisch Bureau Bouw & Infra.
3.5 Intrekken en terugvorderen subsidie
Bij het niet nakomen van verplichtingen inzake de subsidie, zoals enerzijds vastgelegd in deze leidraad en anderzijds (eventueel) aanvullend vastgesteld door het bestuur van het O&O-fonds, behoudt het bestuur zich het recht voor om de subsidie in te trekken, (eventueel) betaalde voorschotten terug te vorderen danwel het terug te vorderen subsidiebedrag te verrekenen met andere subsidiestromen.
4. Aanvullende voorwaarden voor instellingen die instituutsfinanciering ontvangen
Inleiding
Voor die organisaties die instituutsfinanciering ontvangen vanuit het O&O-fonds gelden aanvullende voorwaarden. Behoudens afspraken rond de maximale hoogte van subsidie, die door het bestuur van het O&O-fonds per instituut zijn gemaakt, gelden ten opzichte van de in hoofdstuk drie genoemde voorwaarden nog aanvullende voorwaarden rond begroting en verantwoording.
Richtlijn 640
Voor de in de inleiding van dit hoofdstuk genoemde organisaties gelden de eisen ten aanzien van financiële verantwoording welke zijn vastgelegd in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving van organisaties zonder winstoogmerk (richtlijn 640).
Uiteraard zijn op alle subsidieontvangende instellingen de bepalingen in het Toetsingskader AVV van toepassing (bijlage 1).
Kort samengevat betekent een en ander onder meer dat:
• verantwoordingen moeten worden gebaseerd op het baten- en lastenstelsel
• bij waardering en specificatie een bestendige gedragslijn moet worden gevolgd. In dit kader wordt nog eens benadrukt dat de indeling en specificatie van verantwoordingen zodanig aansluiten bij begrotingen dat verschillen tussen begroting en verantwoording duidelijk blijken.
• uit toelichtingen en het bestuursverslag (richtlijn 640) moet blijken dat de middelen zijn besteed aan de doelstellingen van het O&O-fonds
• de richtlijnen inzake specificaties van baten, lasten en balansposten moeten worden gevolgd tenzij er in het belang van een goed inzicht dwingende redenen zijn hiervan af te wijken
• de richtlijnen inzake de waardering van activa moeten worden gevolgd
In afwijking van richtlijn 640 is consolidatie van jaarrekeningen niet noodzakelijk als de subsidie toegezegd is per entiteit.
Investeringen en de kapitaalrekening
Indien het O&O-fonds voor instellingen met jaarlijkse financiering ook optreedt als financier van de investeringen in vaste activa wordt over het algemeen de volgende systematiek gevolgd:
• het noodzakelijke bedrag van de investering wordt door het O&O-fonds ter beschikking gesteld. Het bestuur besluit over het te hanteren rentepercentage;
• aflossingen worden betaald uit de afschrijvingen welke in de exploitatierekening van de subsidie ontvangende instelling zijn opgenomen;
• investeringen en afschrijvingen worden verantwoord in de kapitaalrekening.
De betreffende instellingen dienen jaarlijks vooraf een investeringsbegroting in te dienen. De kapitaalrekening wordt opgesteld volgens het volgende model:
• Saldo kapitaalrekening per ultimo vorig jaar
• Bij: investeringen lopend jaar
• Af: afschrijvingen lopend jaar
• Saldo kapitaalrekening per ultimo lopend jaar
Gegeven deze systematiek is het saldo van de kapitaalrekening altijd gelijk aan het saldo van de door het O&O-fonds gefinancierde materiële activa op de balans.
De rekening-courantverhouding met het O&O-fonds
Het saldo van te ontvangen of vooruit ontvangen bedragen van het O&O-fonds dient in de balans te worden gespecificeerd. Ontvangsten van het O&O-fonds kunnen betrekking hebben op bijdragen in de exploitatie of op bijdragen in de investeringen (gelijk aan de mutatie in de kapitaalrekening).
De rekening-courantverhouding is dus als volgt te specificeren:
• Saldo nog te ontvangen of teveel ontvangen subsidie per ultimo vorig jaar
• Bij: te ontvangen exploitatiesubsidie lopend jaar
• Bij of af: mutatie kapitaalrekening (is investeringen minus afschrijvingen)
• Te ontvangen subsidie O&O-fonds lopend jaar
• Af: ontvangen voorschotten lopend jaar
• Saldo nog te ontvangen of teveel ontvangen subsidie per ultimo lopend jaar
Indieningstermijnen
Per kalenderjaar moet door de in de inleiding van dit hoofdstuk genoemde organisaties een begroting worden ingediend. Deze begroting moet uiterlijk 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd door Technisch Bureau Bouw & Infra zijn ontvangen.
De jaarrekening en het jaarverslag dienen jaarlijks uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar ontvangen te zijn door Technisch Bureau Bouw & Infra.
Verantwoording
Het controleprotocol zoals in hoofdstuk vijf opgenomen is voor de in dit hoofdstuk genoemde organisaties per direct van kracht, hetgeen betekent dat de verantwoording over 2024 conform dit protocol moet plaatsvinden.
Aanvullende afspraken
Met enkele van de in dit hoofdstuk genoemde organisaties zijn door het bestuur van het O&O-fonds aanvullende afspraken gemaakt of kunnen aanvullende
afspraken gemaakt worden over bijvoorbeeld de aanlevering van gegevens of transparantie met betrekking tot interne doorbelastingen. Deze afspraken maken na vaststelling door het bestuur van het O&O-fonds deel uit van deze Leidraad Administratieve Voorwaarden.
5. Controleprotocol en controleverklaring
Inleiding
In dit controleprotocol worden achtereenvolgens uiteengezet:
5.1 Uitgangspunten
5.2 Onderzoeksaanpak
5.3 Rapportage
5.1 Uitgangspunten
Doelstelling
Het doel van het controleprotocol is het voorkomen van discrepanties tussen de verwachtingen en de eisen van het O&O-fonds inzake de reikwijdte en de diepgang van de door de accountant uit te voeren accountantscontrole en de door de accountant gegeven invulling. Hierbij wordt rekening gehouden met de eisen die het Ministerie van SZW in het Toetsingskader AVV stelt inzake de uitsplitsing van gelden conform de bestedingsdoelen van het O&O-fonds, maar bovendien de eisen die het bestuur van het O&O-fonds heeft gesteld inzake de rechtmatige besteding van de gelden. De aanpak van de controle dient overigens door de accountant zelf te worden bepaald, rekening houdend met de bepalingen en instructies zoals opgenomen in het controleprotocol.
Definities
O&O-fonds: Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra. Bestuur: Het bestuur van het O&O-fonds.
Gesubsidieerde: De rechtspersoon die een subsidie heeft aangevraagd bij
het O&O-fonds dan wel aan wie een subsidie is toegezegd.
Verantwoording: Xxxxxxxxxxxx of financieel verslag van de gesubsidieerde, waarmee deze de besteding van ontvangen subsidies verantwoordt met inachtneming van al hetgeen in de Leidraad Administratieve Voorwaarden en in de subsidietoezegging op de aanvraag als voorwaarde is gesteld.
Standaardverantwoording:
Het (gewaarmerkte) format waarmee de subsidie wordt verantwoord naar bestedingsdoelen en die aansluit bij de financiële verantwoording.
Accountant: Een accountant als bedoeld in artikel 393, lid 1 van boek 2 BW. Dit kan zowel een registeraccountant (RA) als accountant-administratieconsulent (AA) zijn.
Controleverklaring: Een schriftelijke mededeling van een accountant
inhoudende de uitkomst van de controle van een verantwoording.
Controle: Het geheel van werkzaamheden dat erop gericht is
redelijke mate van zekerheid te verkrijgen omtrent de getrouwheid van een verantwoording.
Rechtmatigheid: Onder rechtmatigheid wordt verstaan dat de aanwending van middelen is geschied in overeenstemming met de doelstellingen van het O&O-fonds en de in de subsidieaanvraag en subsidietoezeggingen gestelde voorwaarden.
Relevante regelgeving en richtlijnen
De voor de controle van de verantwoording van belang zijnde regelgeving en richtlijnen zijn:
• Richtlijn 640 voor organisaties zonder winststreven.
• Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA) en Nadere voorschriften controle- en overige standaarden (NV COS), beide van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA).
• Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring cao-bepalingen (zie bijlage).
• Artikel 3 en artikel 4 uit de statuten van het O&O-fonds (zie bijlage).
• Voorts zijn van toepassing de leidraad administratieve voorwaarden en voor zover van toepassing voorwaarden welke zijn opgenomen in subsidie- toezeggingen door het bestuur van het O&O-fonds.
Procedures
De verantwoording met controleverklaring dient jaarlijks binnen vier maanden na afloop van het boekjaar, dan wel vier maanden na afloop van het project, bij het O&O-fonds te worden ingediend.
Door middel van de Verklaring bij subsidieaanvraag verklaart de gesubsidieerde vooraf dat de administratieve organisatie en interne beheersing voldoende is om de rechtmatigheid van uitgaven te waarborgen. Dit dient vooraf met de accountant te worden afgestemd. Problemen die zich gedurende het boekjaar voordoen of bij tussentijdse- of balanscontroles blijken, dienen zo snel mogelijk aan het O&O-fonds kenbaar gemaakt te worden.
Voorafgaand aan de afgifte van de controleverklaring bij de subsidieverantwoording/jaarrekening, vraagt de accountant een bevestiging bij de verantwoording (LOR) aan het bestuur van de entiteit, waarin zij erkent verantwoordelijk te zijn dat de financiële overzichten een getrouwe weergave bevatten in overeenstemming met de van toepassing zijnde grondslagen voor de verslaggeving, en dat de subsidie is aangewend in overeenstemming met de doelstellingen van het O&O-fonds en de in de subsidieaanvraag en subsidietoezeggingen gestelde voorwaarden.
Review
De accountant van het O&O-fonds steunt bij zijn oordeel over de jaarrekening van het O&O-fonds op het oordeel van de accountant van de gesubsidieerde bij de subsidieverantwoording. De accountant van het O&O-fonds kan een review uitvoeren op de werkzaamheden van de accountant van de gesubsidieerde.
Betreffende accountant dient aan een dergelijke review medewerking te verlenen.
5.2 Onderzoeksaanpak
Accountantscontrole: betrouwbaarheid en tolerantie
De accountant dient zijn controle zodanig in te richten, dat hij zijn uitspraak doet met een betrouwbaarheid van minimaal 95% en een maximale tolerantie van 1% van de subsidiabele kosten.
Accountantscontrole: nadere aanwijzingen
De accountantscontrole dient te zijn gericht op de getrouwheid van de verantwoording, de rechtmatigheid van de daarin verantwoorde baten en lasten en de uitsplitsing van lasten naar bestedingsdoelen.
• Onder getrouwheid wordt verstaan dat activa en passiva en baten en lasten een juist beeld geven van de werkelijkheid en in overeenstemming zijn met BW2 Titel 9 en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ), in het bijzonder RJ 640.
• Onder rechtmatigheid wordt verstaan dat de aanwending van middelen is geschied in overeenstemming met de doelstellingen van het O&O-fonds en in de in de subsidieaanvraag en subsidietoezeggingen gestelde voorwaarden.
• Onder de uitsplitsing van lasten naar bestedingsdoelen wordt verstaan dat de verantwoorde lasten moeten zijn gespecificeerd volgens de in de statuten van het O&O-fonds genoemde bestedingsdoelen.
De accountant dient bij zijn controle onder meer vast te stellen dat:
• baten en lasten juist zijn verantwoord;
• bestedingen zijn gedaan in overeenstemming met de subsidie aanvraag en toezegging en in overeenstemming met de doelstellingen van het O&O-fonds (zie toelichting);
• de uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoel van het O&O-fonds juist en aanvaardbaar is (zie toelichting);
• de grondslagen voor de berekening van kosten, de verdeelsleutels en de kostenverdeling bij de doorberekening van kosten aan door het O&O-fonds gesubsidieerde doelen en activiteiten juist en aanvaardbaar zijn;
• in de rekening van baten en lasten geen lasten zijn opgenomen waarvoor reeds uit andere hoofde een bijdrage is of wordt ontvangen.
Rechtmatigheidscriteria
De accountant dient vast te stellen dat de uitgaven zijn gedaan in het kader van de activiteiten waarvoor de subsidie is toegezegd en zich zelfstandig een oordeel te vormen of deze in overeenstemming zijn met de bestedingsdoelen van het O&O-fonds. De volgende criteria geven een nadere invulling aan het begrip rechtmatigheid, en de aandachtspunten hierbij voor de accountant:
• Het begrotingscriterium: De uitgaven dienen te zijn gedaan binnen de grenzen van de (mede door het O&O-fonds) geautoriseerde begroting.
• Aanvaardbaarheidscriterium: Passen de activiteiten zowel voor wat betreft de lasten als de baten binnen de doelstellingen van het O&O-fonds. Dit vormt nadrukkelijk een aspect van interne beoordeling en wordt bijvoorbeeld via interne normen inzake aanvaardbare kosten en goedkeuringsprocedures gewaarborgd. Van de accountant wordt verwacht dat hij zijn rechtmatigheidsoordeel in ieder geval onderbouwt met een nadere toelichting van het management van de gecontroleerde.
• Misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: Hieronder wordt volstaan het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte een hogere subsidie te verkrijgen. Dit is een aspect dat primair via de interne procedures moet worden gewaarborgd onder meer door het opstellen van instructies voor het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de aan het O&O-fonds geleverde informatie waarop de omvang van de subsidie wordt bepaald.
• Leveringscriterium: De juiste tegenprestatie is geleverd of ontvangen. Ook dit aspect dient vooral door de interne procedures te zijn gewaarborgd. Voor het accountantsoordeel is het bij een dotatie aan een bestemmingsreserves niet bezwaarlijk als de levering in het nieuwe boekjaar valt. Als dat maar wel vóór datum controleverklaring is, zodat de levering en daarmee de feitelijke besteding ook kan worden vastgesteld door de accountant.
• Conformiteitscriterium: Is de uitgave geschied in overeenstemming met de daaraan ten grondslag liggende verplichting d.w.z. voor het juiste bedrag, aan de rechthebbende persoon of instantie, en op het juiste tijdstip?
Uitsplitsing van lasten naar bestedingsdoelen
De uitsplitsing van subsidiabele lasten over de bestedingsdoelen is in het kader van de verantwoording door het O&O-fonds van groot belang. De accountant dient derhalve zelfstandig een oordeel te vormen over de uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoel. Daarbij kan hij niet uitsluitend steunen op de subsidietoezegging zelf of de bij de begroting geschatte verdeling. De accountant dient de interne beheersing rondom de kostentoerekening op basis van de project- c.q. urenadministratie jaarlijks op bestaan en werking te toetsen.
Steunen op de bevindingen en conclusies van de controle op bestaan en werking in voorgaande jaren (rouleren) is hierbij niet acceptabel voor de verantwoording aan het O&O-fonds. Deze interne beheersing dient te waarborgen dat de werkelijke uitgaven uiteindelijk verantwoord worden naar de juiste bestedingsdoelen. Indien uitgaven, naast de bestedingsdoelen van het O&O- fonds ook doelstellingen van derden raken (en hiervoor bijdragen worden ontvangen), dan dient de accountant vast te stellen dat de toerekening aan de bestedingsdoelen van het O&O-fonds in overeenstemming is met interne schattingen en dat deze schattingen op een consistente en aanvaardbare wijze zijn bepaald. Hoewel hierover in de controleverklaring geen expliciet oordeel wordt gevraagd, dient dit onderdeel wel verplicht in het werkprogramma van de accountant te zijn opgenomen.
5.3 Rapportage
De accountant van de gesubsidieerde rapporteert aan haar opdrachtgever door middel van de controleverklaring en accountantsverslag / managementletter.
Daarnaast rapporteert hij aan de accountant van het O&O-fonds inzake belangrijke controleverschillen en –onzekerheden, alsmede inzake knelpunten in de interne beheersing rondom de uitsplitsing van lasten naar bestedingsdoelen.
5.3.1 Controleverklaring
Een goedkeurende controleverklaring wordt opgesteld overeenkomstig de aan het eind van dit controleprotocol opgenomen modellen. Model 1 heeft betrekking
op jaarrekeningen en Model 2 heeft betrekking op de verantwoording van projectsubsidies.
Daarnaast dient de accountant haar oordeel ook te geven over de standaardverantwoording, dat deze in overeenstemming is met de (uitgebreide) subsidieverantwoording of jaarrekening. Dit oordeel komt tot uitdrukking in het waarmerken van de standaardverantwoording. De standaardverantwoording met waarmerk wordt door het O&O-fonds toegevoegd aan haar jaarverslag, dat voor een ieder ter inzage ligt bij het Ministerie van SZW. De standaardverantwoording is opgenomen in bijlage drie.
Om de aandacht van het bestuur van het O&O-fonds te vestigen op een aangelegenheid of aangelegenheden die worden weergegeven of toegelicht in de financiële verantwoording, kan de accountant een nadere toelichting opnemen in de controleverklaring. Het opnemen van een dergelijke paragraaf verandert de aard van de verklaring niet.
5.3.2 Accountantsverslag / managementletter
In het accountantsverslag / managementletter brengt de accountant verslag uit, aan zijn opdrachtgever, over de bevindingen die hij heeft naar aanleiding van zijn controlewerkzaamheden. De accountant wordt geacht in zijn verslag specifiek aandacht te schenken aan het rechtmatigheidsoordeel en de knelpunten die hieromtrent in de interne beheersing bestaan.
5.3.3 Controleverschillen en -onzekerheden
De accountant van het O&O-fonds dient vast te stellen dat de verantwoording van de subsidielasten, geen afwijkingen of onzekerheden van materieel belang bevat. Hiervoor is hij afhankelijk van de geconstateerde afwijkingen en onzekerheden door de accountants van de gesubsidieerde instellingen. Materiële afwijkingen of onzekerheden in de individuele subsidieverantwoording dienen in het accountantsoordeel tot uitdrukking te komen.
Hiervoor geldt de volgende richtlijn:
Soort verklaring | Goedkeurend | Met beperking | Oordeelonthouding | Afkeurend |
Fouten in de verantwoording | ≤ 1% | > 1% en ≤ 3% | nvt | > 3% |
Onzekerheden in de controle | ≤ 3% | > 3% en ≤ 10% | > 10% | nvt |
Hierbij wordt door het O&O-fonds als volgt uitleg gegeven aan de begrippen fout en onzekerheid:
Van een fout in de verantwoording is sprake als naar aanleiding van het uitgevoerde onderzoek blijkt dat een (gedeelte van) een post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van het normenkader in dit protocol. Fouten worden in absolute zin opgevat, saldering van fouten is daarom niet toegestaan.
Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende controle- informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Kortom als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de subsidievoorwaarden.
Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op onzekerheden. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de accountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.
Niet-materiële afwijkingen en onzekerheden kunnen, samen met door andere accountants geconstateerde afwijkingen en onzekerheden, voor de verantwoording van het O&O-fonds zelf leiden tot een materiële afwijking of onzekerheid. Het is derhalve van belang dat de accountant van de gesubsidieerde instelling rechtstreeks aan de accountant van het O&O-fonds opgave doet van deze afwijkingen en onzekerheden.
5.3.4 Rapport van bevindingen
Indien het oordeel van de instellingsaccountant (getrouwheid en/of rechtmatigheid) anders is dan goedkeurend, dan wordt de instellingsaccountant verzocht de achtergrond van een en ander nader toe te lichten door middel van een separate rapportage van bevindingen aan de accountant van het O&O-fonds.
Voor vragen naar aanleiding van het controleprotocol en de uitgevoerde controle kunt u terecht bij de accountant van het O&O-fonds:
BDO Audit & Assurance B.V. Xxx Xxxxx
Postbus 50017
8011 CA Zwolle
Tel: 06 – 00000000
Controleverklaring model 1
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Aan: Opdrachtgever
A. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen jaarrekening 2024
Ons oordeel
Wij hebben de jaarrekening 2024 van …… (naam entiteit) te …… (statutaire
vestigingsplaats) gecontroleerd.
Naar ons oordeel geeft de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening een
getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van …… (naam entiteit) op 31 december en van het resultaat over 2024 in overeenstemming met de in Nederland geldende Richtlijn voor de Jaarverslaggeving 640 Organisaties zonder winststreven (RJ 640) en de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024
Voorts zijn wij van oordeel dat de in de jaarrekening weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten en/of reglementen van het fonds, in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader algemeenverbindendverklaring cao- bepalingen.
De jaarrekening bestaat uit:
1. de balans per 31 december 2024;
2. de staat van baten en lasten over 2024; en
3. de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.
Wij zijn onafhankelijk van …… (naam entiteit) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
B. Verklaring over de in het jaarverslag opgenomen andere informatie
Naast de jaarrekening en onze controleverklaring daarbij, omvat het jaarverslag andere informatie, die bestaat uit:
• het bestuursverslag;
• de overige gegevens;
• …………
Op grond van onderstaande werkzaamheden zijn wij van mening dat de andere informatie met de jaarrekening verenigbaar is en geen materiële afwijkingen bevat.
Wij hebben de andere informatie gelezen en hebben op basis van onze kennis en ons begrip, verkregen vanuit de jaarrekeningcontrole of anderszins, overwogen of de andere informatie materiële afwijkingen bevat.
Met onze werkzaamheden hebben wij voldaan aan de vereisten in de Nederlandse Standaard 720. Deze werkzaamheden hebben niet dezelfde diepgang als onze controlewerkzaamheden bij de jaarrekening.
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de andere informatie.
C. Beschrijving van verantwoordelijkheden met betrekking tot de jaarrekening
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en getrouw weergeven van de jaarrekening in overeenstemming met de relevante bepalingen van het Toetsingskader algemeenverbindendverklaring cao-bepalingen, RJ 640 en de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.
Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de organisatie in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de stichting te liquideren of de bedrijfsactiviteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is.
Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de organisatie haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening
Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk,
van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit;
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving, en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;
• het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de organisatie haar bedrijfsactiviteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat een organisatie haar continuïteit niet langer kan handhaven;
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen; en
• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.
Wij communiceren met de governance belaste personen1 onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
1 Wanneer een raad van commissarissen of soortgelijk orgaan ontbreekt, is het mogelijk dat een vervangend orgaan een rol speelt bij communicatie over planning en bevindingen van de controle. De passage is te wijzigen om de juiste benaming van het vervangend orgaan te hanteren.
Controleverklaring model 2
CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT
Afgegeven ten behoeve van het O&O fonds Bouw & Infra Aan: Opdrachtgever
Ons oordeel
Wij hebben bijgaande subsidieverantwoording ingevolge 2 van …… (naam
entiteit) te …… (statutaire vestigingsplaats) over …… (periode/jaar)
gecontroleerd.
Naar ons oordeel is de subsidieverantwoording ingevolge …… 3 van (naam
entiteit) over …… (periode/jaar) in alle van materieel belang zijnde aspecten opgesteld in overeenstemming met de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024 en evt. aanvullende subsidievoorwaarden.
Voorts zijn wij van oordeel dat de subsidiegelden van het O&O-fonds Bouw & Infra conform de doelstellingen van het fonds zijn besteed en dat de in de subsidieverantwoording weergegeven uitsplitsing van de lasten naar bestedingsdoelen/activiteiten juist is en aansluit bij de statuten van het O&O- fonds Bouw & Infra.
De basis voor ons oordeel
Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden en de controlecriteria zoals opgenomen in de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O- fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024 vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de subsidieverantwoording’.
Wij zijn onafhankelijk van …… (naam entiteit) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).
Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Beperking in gebruik en verspreidingskring
De subsidieverantwoording is opgesteld voor het O&O-fonds Bouw & Infra met
als doel …… (naam entiteit) in staat te stellen te voldoen aan de Leidraad
2 Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidietoekenning/het subsidieproject.
3 Aan te vullen met een verwijzing naar de betreffende subsidietoekenning/het subsidieproject.
Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie 10 oktober 2024 Hierdoor is de subsidieverantwoording mogelijk niet geschikt voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is derhalve uitsluitend bestemd voor …… (naam entiteit) en het O&O-fonds Bouw & Infra en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.
Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de subsidieverantwoording
Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van de subsidieverantwoording in overeenstemming met de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie
10 oktober 2024 en evt. aanvullende subsidievoorwaarden. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opstellen van de subsidieverantwoording mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de subsidieverantwoording Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.
Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle materiële fouten en fraude ontdekken.
Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze subsidieverantwoording nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.
Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden en de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds van het O&O-fonds Bouw & Infra, versie
10 oktober 2024 ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:
• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de subsidieverantwoording afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing;
• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de organisatie;
• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor het opstellen van de subsidieverantwoording en het evalueren van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de subsidieverantwoording staan;
• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de subsidieverantwoording en de daarin opgenomen toelichtingen; en
• het evalueren of de subsidieverantwoording de onderliggende transacties en gebeurtenissen zonder materiële afwijkingen weergeeft.
Alleen opnemen indien er sprake is van een toezichthoudend orgaan
Wij communiceren met het toezichthoudend orgaan onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.
Plaats, datum
Naam accountantsorganisatie
Naam externe accountant en ondertekening met die naam Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden
6. Slotbepalingen
Afwijkende bepalingen
Het bestuur van het O&O-fonds Bouw & Infra behoudt zich het recht voor om af te wijken van de vereisten en procedures zoals vastgelegd in deze leidraad. Het bestuur kan per subsidieaanvraag afwijkende en/of aanvullende voorwaarden stellen.
Rechten
Aan het verlenen van een subsidie of voorschot kunnen geen rechten worden ontleend, noch bij subsidietoezegging, noch bij de definitieve subsidievaststelling of bij een volgende aanvraag.
Aansprakelijkheid
Noch het O&O-fonds, noch Technische Bureau Bouw & Infra, noch (leden van) de besturen van het O&O-fonds en Technisch Bureau Bouw & Infra kunnen aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die de aanvrager lijdt door het niet toezeggen, lager vaststellen of intrekken van subsidie.
Vrijwaring
De aanvrager vrijwaart het O&O-fonds volledig voor aanspraken van derden die verband houden met de door of wegens de in het kader van het gesubsidieerde en/of te subsidiëren activiteiten en/of projecten verrichtte en/of te verrichten werkzaamheden en de daarmee samenhangende verspreide of te verspreiden producten en/of publicaties.
Bezwaar
Als een aanvrager zich niet kan verenigen met het besluit inzake de subsidietoekenning, dan kan de aanvrager zich tot het bestuur van het O&O- fonds wenden met het verzoek terug te komen op de beslissing. De termijn voor indiening van een bezwaar bedraagt zes weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag waarop de kennisgeving van de beslissing inzake de subsidietoekenning is gedagtekend. Een na afloop van deze termijn ingediend bezwaar is niet-ontvankelijk en wordt derhalve niet in behandeling genomen.
Het bezwaar dient per gewone post of per e-mail te worden ingediend bij het secretariaat van het O&O-fonds en dient ten minste te vermelden:
1. het subsidiebesluit waarop het bezwaar betrekking heeft;
2. de gronden van het bezwaar;
3. de dagtekening;
4. de ondertekening van de bezwaarhebbende.
Het bestuur van het O&O-fonds doet uitspraak op bezwaar. Het secretariaat deelt de uitspraak op bezwaar schriftelijk mede aan de bezwaarhebbende. De streeftermijn waarbinnen het bestuur op het bezwaar beslist is acht weken.
De bezwaarhebbende heeft geen recht op vergoeding van kosten samenhangende met het bezwaar.
Voor vragen naar aanleiding van de informatie in deze leidraad kunt u terecht bij hTechnisch Bureau Bouw & Infra.
Technisch Bureau Bouw & Infra Secretaris O&O-fonds
Postbus 1128
3840 BC Harderwijk
Tel: 0341 - 43 63 60
E: xxxx@xxxxxx.xx I: xxx.xxxxxx.xx
Vastgesteld door het bestuur van het O&O-fonds Bouw & Infra, Harderwijk,
10 oktober 2024
Bijlage 1 Toetsingskader AVV
26 juni 2024
Toetsingskader algemeenverbindendverklaring cao-bepalingen (AVV)
Geldend van 26-06-2024 t/m heden
Toetsingskader Algemeen Verbindend Verklaring CAO-bepalingen (AVV)
1. Algemeen beleidsuitgangspunt
De totstandkoming en de inhoud van afspraken omtrent arbeidsvoorwaarden is in beginsel de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers en hun organisaties. Collectieve afspraken bevorderen evenwichtige arbeidsverhoudingen en arbeidsrust en vormen daarmee een belangrijke randvoorwaarde voor een positieve sociaaleconomische ontwikkeling. Avv heeft in de kern tot doel het uitoefenen van die verantwoordelijkheid van sociale partners (via collectieve afspraken in de vorm van cao’s) te ondersteunen en te beschermen. Het beoogde effect van avv is concurrentie op arbeidsvoorwaarden door onderbieding door niet gebonden werkgevers en werknemers te voorkomen. Door avv kan andere regelgeving door de centrale overheid worden beperkt.
Cao-partijen zijn verantwoordelijk voor de inhoud en vormgeving van de cao in het algemeen en voor de aanvraag van avv. Cao-bepalingen waarvoor zij avv aanvragen dienen een op zichzelf duidelijk en consistent geheel te vormen, juridisch correct te zijn en in het kader van de Wet AVV voor avv in aanmerking te kunnen komen. Dit betekent dat indien een artikel of artikellid van een cao niet voor avv in aanmerking komt en daardoor verwijzingen of verbanden met andere artikelen worden doorbroken, het aan cao-partijen is om het betreffende artikel of artikellid zo te redigeren dat dit wel voor avv in aanmerking komt, dan wel de andere artikelen volledig zelfstandig toepasbaar te maken om voor avv in aanmerking te komen. Rechten en plichten die ook in een andere cao met dezelfde werkingssfeer zijn opgenomen komen niet voor avv in aanmerking.
2. Bereik van het instrument
Avv is een daad van materiële wetgeving. Het is een besluit van algemene strekking, dat rechtsgevolgen heeft voor alle werkgevers en werknemers die bij inwerkingtreding of gedurende de looptijd van de avv onder de werkingssfeer vallen of komen te vallen. Avv doet niet af aan het civielrechtelijke karakter van cao-bepalingen; naleving van algemeen verbindend verklaarde bepalingen van cao’s kan uiteindelijk alleen via de civiele rechter worden afgedwongen. Tegen een genomen avv-besluit is geen beroep mogelijk op grond van artikel 8:2, aanhef, onder a en b, van de Algemene wet bestuursrecht.
Indien cao-partijen in hun cao een dispensatiebepaling hebben opgenomen en daarvoor avv hebben aangevraagd en verkregen kan door ondernemingen die via avv aan de cao zijn gebonden een beroep op deze dispensatiebepaling worden gedaan.
3. De procedure
3.1. Algemeen
Een verzoek tot avv van cao-bepalingen en een verzoek tot verlenging van de duur van een avv- besluit moet schriftelijk (elektronisch) bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden ingediend en wordt namens deze behandeld door de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Een verzoek kan worden aangevraagd door één of meer werkgevers of door één of meer verenigingen van werkgevers of werknemers die partij zijn bij de cao (art 4 lid 1 Wet AVV). Een verzoek tot verlenging van de duur van een besluit tot avv kan worden aangevraagd door alle werkgevers of verenigingen van werkgevers en van werknemers die partij zijn bij de collectieve arbeidsovereenkomst (art. 4a lid 1 Wet AVV).
De minister heeft op grond van artikel 4, tweede lid, juncto artikel 4a, derde lid, Wet AVV regels vastgesteld betreffende het aanvragen van avv en het aanvragen van verlenging daarvan. De eisen voor de aanvragen zijn vastgelegd in het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoek om algemeenverbindendverklaring. Een aanvraag wordt eerst in behandeling genomen, indien deze voldoet aan de in dit besluit genoemde vereisten. De directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving zal de aanvrager zo nodig zo spoedig mogelijk verwittigen van
onvolledigheid van de toegezonden bescheiden, en van eventueel gewenste aanvullende informatie zoals bedoeld in artikel 2;3 van dit besluit.
De inhoudelijke toetsing van verzoeken tot avv van cao-bepalingen vindt plaats op grond van de Wet AVV, het recht en het avv-beleid zoals verwoord in respectievelijk paragraaf 4, 5 en 6 van dit toetsingskader. Bepalingen worden getoetst op basis van de ingediende tekst en in principe niet op de mogelijke toepassingspraktijk. De toetsing aan het recht betreft toetsing op kennelijke strijdigheid met het recht. Ambtelijke correctie op voor avv voorgedragen cao-bepalingen door bijvoorbeeld het schrappen van (onderdelen van) artikelen of het plaatsen van voetnoten vindt in principe niet plaats.
3.2. Bedenkingen
Tegen een verzoek van cao-bepalingen tot avv kunnen binnen een termijn van drie weken, genoemd in de bekendmaking van het verzoek in de Staatscourant door belanghebbenden bedenkingen worden ingebracht (artikel 4, derde lid, Wet AVV). Buiten de periode van tervisielegging ingediende bedenkingen worden niet in behandeling genomen. Bedenkingen tegen een in de Staatscourant bekendgemaakt verzoek om verlenging van een besluit tot avv worden niet gehonoreerd.
Bedenkingen kunnen zonodig door de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving aan cao-partijen worden voorgelegd met het verzoek om een reactie binnen een termijn van drie weken. Eerst na een reactie van partijen kan de bedenkingenprocedure weer worden voortgezet.
De bedenkingen, de reactie van cao-partijen en het voorgenomen besluit van de Minister of eventueel specifieke vragen van de Minister worden aan de Stichting van de Arbeid voorgelegd met een verzoek om een reactie, tenzij de bedenkingen in het licht van staand beleid evident kansloos zijn.
Voorbeelden van bedenkingen dieals evident kansloos zullen worden aangemerkt zijn bedenkingen:
– in verband met onvoldoende betrokkenheid bij cao-overleg;
– welke in het geheel niet zijn beargumenteerd;
– die een herhaling zijn van eerder ingebrachte bedenkingen waarover al besloten is;
– welke worden ingebracht door een werkgever die al gebonden is aan de cao waarop het avv- verzoek betrekking heeft;
– betrekking hebbend op de inhoud van cao-bepalingen voor zover deze cao-bepalingen op grond van dit toetsingskader voor avv in aanmerking komen;
– betrekking hebbend op de kosten voortvloeiend uit de verbindend verklaarde cao-bepalingen;
– in verband met (vermeende) werkingssfeeroverlap (zie paragraaf 6.2.) indien partijen bij de cao waarmee de overlap zou bestaan schriftelijk verklaren dat er in geen enkel opzicht sprake is van overlap;
– van de zijde van een onderneming of subsector welke onderneming of subsector hetzij blijkens schriftelijke (elektronische) mededeling van de om avv verzoekende partijen niet onder de werkingssfeer van de bedrijfstak-cao valt, hetzij – op grond van een in de bedrijfstak-cao opgenomen en verbindend te verklaren (dispensatie)bepaling – is uitgezonderd van die cao, hetzij van het verzoek tot avv is uitgezonderd.
De Stichting van de Arbeid wordt geïnformeerd over besluiten betreffende evident kansloze en herhalingsbedenkingen. De Stichting wordt ook geïnformeerd over aanhoudende werkingssfeergeschillen (zie paragraaf 6.2.) zodat zij kan bezien of haar tussenkomst wenselijk is. Van een besluit tot algemeenverbindendverklaring van cao-bepalingen en van een besluit tot verlenging van de duur van een avv-besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant. Het besluit tot avv wordt met redenen omkleed indien tegen het verzoek bedenkingen zijn ingebracht. De indiener van bedenkingen wordt schriftelijk (elektronisch) geïnformeerd over het genomen besluit.
4. Wet AVV
4.1. Meerderheidsvereiste
De cao-bepalingen waarop het verzoek tot avv betrekking heeft, moeten reeds gelden voor een naar het oordeel van de minister belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen (artikel 2, eerste lid, Wet AVV).
De representativiteit wordt als volgt berekend:
Het aantal personen werkzaam bij werkgevers gebonden door de cao, die naar de aard van hun
functie respectievelijk werkzaamheden - met inachtneming van artikel 14 van de Wet CAO)4 )- binnen de werkingssfeer van de cao vallen, uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal personen die binnen de werkingssfeer van de cao zouden vallen 5 ).
Om te bepalen of wordt voldaan aan het vereiste van een belangrijke meerderheid worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
– een meerderheid van 60 procent van de personen of meer wordt in ieder geval als ’belangrijk’ gekwalificeerd;
– een meerderheid tussen 55 procent en 60 procent wordt nog als een belangrijke meerderheid gekwalificeerd tenzij het draagvlak)6 )voor de cao binnen het werkingssfeergebied gering is of er een zeer scheve verdeling)7 )van de meerderheid binnen het werkingssfeergebied bestaat;
– bij een meerderheid beneden 55 procent vindt avv niet plaats, tenzij er naar het oordeel van de Minister sprake is van bijzondere omstandigheden.
De beoordeling van de onder de tweede en derde categorie bedoelde situaties is uiteraard maatwerk. Bij een avv-verzoek worden de representativiteitsgegevens en de hiervoor gehanteerde onderzoeksmethodiek opgegeven. Hierbij moet zijn voldaan aan de vereisten zoals bedoeld in artikel 2:2, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit aanmelding collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoeken om algemeenverbindendverklaring. De bij het avv-verzoek opgegeven aantallen zijn van recente datum. Dit betekent dat de representativiteitsgegevens in beginsel niet ouder mogen zijn dan één jaar, te rekenen vanaf de ingangsdatum van de cao.
De Minister kan periodiek steekproefsgewijs onderzoek laten uitvoeren naar de kwaliteit van de representativiteitsgegevens. Partijen stellen daartoe desgewenst de relevante gegevens beschikbaar. In het kader van een verzoek tot verlenging van een besluit tot avv is geen representativiteitsopgave vereist.
4.2. Wel of geen cao
Een cao is conform artikel 1 van de Wet CAO een overeenkomst, aangegaan door één of meer werkgevers, of één of meer verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid van werkgevers enerzijds en één of meer verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid van werknemers anderzijds, waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden worden geregeld die bij arbeidsovereenkomsten in acht moeten worden genomen. In de Wet CAO heeft het begrip arbeidsvoorwaarden een brede strekking en is niet limitatief afgegrensd. Cao-bepalingen die bijvoorbeeld verband houden met arbeidsvoorziening, werkgelegenheid, arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen, de inzet van flexibele arbeid, arbeidsomstandigheden, scholing, stages en toepassing van de cao kunnen voor een algemeenverbindendverklaring in aanmerking komen. Bij de toetsing is een criterium dat de cao- bepaling primair verband moet houden met arbeid.
Op basis van artikel 2 van de Wet CAO moeten verenigingen van werkgevers of van werknemers krachtens hun statuten bevoegd zijn tot het afsluiten van een cao. De verenigingen moeten één of meer leden hebben in de werkingssfeer van de overeenkomst. De verenigingen van werkgevers en werknemers moeten onafhankelijk van elkaar zijn, dat wil zeggen dat ze vrij moeten zijn van inmenging van de één in de zaken van de ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer van hun organisaties (ILO-verdrag 98).
4.3. Typen cao-bepalingen die wel c.q. niet voor avv in aanmerking komen
Voor avv in aanmerking komen:
Xxx-xxxxxxxxxx die rechten en plichten regelen van werkgever en werknemer onderling (normatieve
5) Voorbeeld berekeningswijze van de representativiteit:
1.000 werkgevers zijn lid van de werkgeversorganisaties bij de cao met samen 10.000 werkzame personen. De werkingssfeer beslaat 2.000 werkgevers en er werken in totaal 15.000 personen. De representativiteit = 10.000 : 15.000 = 66,6%.
6) Indicaties voor gebrek aan draagvlak voor de cao kunnen bijvoorbeeld blijken uit ingebrachte bedenkingen of het gegeven dat niet alle bij de onderhandelingen betrokken werknemerspartijen de cao hebben getekend.
7) Van scheve verdeling kan bijvoorbeeld sprake zijn tussen grote en kleine bedrijven of ten aanzien van deelsectoren binnen de werkingssfeer.
bepalingen) en van werkgever en werknemer ten opzichte van cao-partijen (diagonale bepalingen). Niet voor avv in aanmerking komen:
1. Intentieverklaringen, protocollen of aanbevelingen en eventuele toelichtingen op de cao.
2. Cao-bepalingen die de relaties tussen cao-partijen onderling regelen (obligatoire bepalingen). Dergelijke bepalingen hebben alleen betekenis voor cao-partijen en komen daardoor – naar hun aard – niet voor avv in aanmerking.
Voor zover cao-bepalingen zoals bedoeld onder 1 en 2 normatieve of diagonale elementen bevatten, is avv daarvan alleen mogelijk indien deze separaat (als een geheel op zichzelf staande afspraak) in de cao zijn geredigeerd.
Het feit dat obligatoire bepalingen niet voor avv in aanmerking kunnen komen, betekent niet dat de uitkomsten van zulke afspraken tussen cao-partijen geen consequenties voor de avv kunnen hebben. Afspraken tussen cao-partijen kunnen betrekking hebben op openbreken, opzeggen of wijzigen van de cao. Zonder geldende cao vervalt ook de basis van het avv- besluit. Het avv-besluit van de niet langer geldende cao zal dan ook worden ingetrokken (zie hierna onder 4.4). Bij tussentijdse wijziging van een cao moet – als gevolg van de nietigheid op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet AVV – wijziging van het avv-besluit verzocht worden, wil deze wijziging effectief kunnen zijn.
3. Cao-bepalingen die ertoe strekken (artikel 2, vijfde lid, Wet AVV):
a. de beslissing van de rechter omtrent twistgedingen uit te sluiten;
Een geschillenprocedure dient om voor avv in aanmerking te kunnen komen aan de volgende voorwaarden te voldoen:
– beide partijen in het geding moeten om een bindend advies verzoeken; een bindend advies dient niet verplicht te zijn opgelegd, alsmede
– de bevoegdheid van de burgerlijke rechter om het bindend advies marginaal te toetsen mag niet worden aangetast, alsmede
– de mogelijkheid van een bindend advies dient open te staan voor zowel georganiseerden als ongeorganiseerden (zie voorts hierna onder c), alsmede
– de wettelijke bevoegdheid van een ander orgaan (bijvoorbeeld het UWV) mag niet worden doorkruist;
b. dwang uit te oefenen op werkgevers of werknemers om zich bij een vereniging van werkgevers of werknemers aan te sluiten (closed shop);
Een voorbeeld van een dergelijke cao-bepaling is een verbod aan de werkgever arbeid te doen verrichten door een werknemer, die geen lid is van een der werknemerspartijen bij de cao.
c. ongelijke behandeling van georganiseerden en ongeorganiseerden teweeg te brengen; Bijvoorbeeld collectieve voorzieningen zoals die zijn geregeld in cao-fondsen dienen open te staan voor alle werkgevers en werknemers die aan de relevante voorwaarden voldoen, ongeacht of zij al dan niet lid zijn van een der partijen bij de cao.
d. werknemers te betrekken bij de handhaving van regelingen betreffende de prijzen die voor goederen of diensten door de werkgever van derden gevorderd zullen worden, of betreffende de voorwaarden waaronder door de werkgever aan derden zal worden geleverd.
4. Cao-bepalingen over pensioenen
Pensioenen zijn voorzieningen met een eigen, door de Pensioenwet bepaald regime. Voor pensioenen bestaat analoog aan het algemeen verbindend verklaren van cao-bepalingen de ’verplichte deelname’ op basis van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (WBpf 2000) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (WVB). Dit geldt ook voor afspraken over aanvullende sociale zekerheid op het gebied van arbeidsongeschiktheid met een meer structureel karakter die vallen onder de definitie van pensioen in artikel 1 van de Pensioenwet. De Wet AVV vindt hier derhalve geen toepassing. Avv is wel mogelijk voor cao-afspraken over aanvullende sociale zekerheid op het gebied van arbeidsongeschiktheid als het gaat om een kortdurende regeling die niet bij een pensioenfonds wordt ondergebracht.
Afspraken over vervroegd uittreden (vut) komen wel voor avv in aanmerking. De financiering dient op omslagbasis te geschieden. Avv is voor een periode van maximaal 5 jaar mogelijk.
In het geval van gemengde vut- en flex-pensioenregelingen geldt dat de regelingen administratief en financieel gescheiden moeten zijn met te onderscheiden premies voor vut en flex-pensioen. Een in de VUT-regeling opgenomen overgangsregeling mag geen rechten toekennen welke eerst zijn te verkrijgen op een na de werkingsduur van het avv-besluit
gelegen tijdstip. Er mag geen sprake zijn van reservevorming of voorfinanciering van de ene regeling ten behoeve van de andere. De VUT-regeling en de pensioenregeling kunnen wel op elkaar zijn afgestemd wat betreft werkingssfeer, dispensatiebeleid en rechten in de overgangsperiode. Daarbij geldt dat de besluitvorming over het avv-verzoek en de besluitvorming over verplichtstelling van deelname aan het pensioenfonds op elkaar moet worden afgestemd. Indien geen verplichtstelling van het pensioendeel mogelijk is, is geen avv van een daarmee samenhangende vut- en flex-pensioenregeling mogelijk omdat dan de werkingssferen niet meer op elkaar aansluiten. De VUT-regeling moet in dat geval volledig onafhankelijk staan van de pensioenvoorziening.
5. Xxx-xxxxxxxxxx over herverzekeren van eigen risico’s van werkgevers.
Werkgevers hebben de wettelijke plicht tot doorbetaling van loon bij ziekte of de eerste periode van arbeidsongeschiktheid. De werkgeversverplichtingen tot verzekering van dergelijke risico’s uit hoofde van de cao zijn geen arbeidsvoorwaarden maar afdekking van ondernemersrisico’s. Bovenwettelijke toeslagen op sociale zekerheid inclusief het verzekeren van de daaruit voortvloeiende risico’s zijn daarentegen wel arbeidsvoorwaarden en komen derhalve wel voor avv in aanmerking .
6. Cao-bepalingen die geen verband houden met arbeid.
Afspraken over bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe technieken, bedrijfseconomische ontwikkeling, kwaliteit van het product of de promotie van een branche houden op zich zelf geen of onvoldoende verband met arbeid en kunnen niet voor avv in aanmerking worden gebracht. Voor zover in deze afspraken elementen zijn opgenomen die wel voldoende duidelijk verband houden met arbeid is avv wel mogelijk, maar deze dienen separaat te worden geredigeerd.
7. Cao-bepalingen op grond waarvan decentraal van een of meer cao-bepalingen mag worden afgeweken, indien deze er mede toe strekken dat de – inhoudelijk nog overeen te komen – decentrale afspraak bindend zal zijn voor de werkgevers(s) en zijn (hun) werknemers. Dit beletsel voor avv is niet aan de orde indien de decentrale afspraak ingevolge de cao niet bij voorbaat bindend is, of indien de decentralisatiebepaling slechts afwijkingen toelaat in de vorm van vooraf in de cao zelf aangegeven concrete alternatieven.
8. Cao-bepalingen waarin wordt verwezen naar een website, waarbij de tekst op de website normatieve bepalingen omvat betreffende de geldende rechten en plichten tussen werkgever en de bij hem werkzame personen, die niet tevens zijn geregeld in de cao waarvan de bepalingen algemeen verbindend verklaard worden.
Cao-bepalingen waarin wordt verwezen naar arbocatalogi die door de Nederlandse Arbeidsinspectie zijn getoetst en opgenomen op het Arboportaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, komen voor avv in aanmerking.
Verder leent een verwijzing naar informatie van praktische aard, die verband houdt met de toepassing van de algemeen verbindend verklaarde rechten en plichten, zich voor algemeenverbindendverklaring. In een dictum bij het besluit tot algemeenverbindendverklaring wordt tot uitdrukking gebracht dat de inhoud van deze informatie op de website geen onderdeel uitmaakt van het besluit tot algemeenverbindendverklaring, omdat het hier de toepassingspraktijk betreft. Derhalve valt de inhoud van de informatie op deze websites niet onder de verantwoordelijkheid van de Minister.
4.4. Werkingsduur
Avv treedt in werking de dag na publicatie van het besluit in de Staatscourant, dan wel op de in het besluit genoemde datum, en loopt tot maximaal de einddatum van de cao. De maximale looptijd van een besluit tot avv bedraagt 2 jaar, behoudens eenmalige verlenging voor ten hoogste één jaar (artikel 2, tweede lid, Wet AVV). Een avv-besluit met betrekking tot fondsen kan voor een maximale looptijd van vijf jaar gelden (artikel 2, tweede lid, Wet AVV juncto artikel 18, Wet CAO), behoudens eenmalige verlenging voor ten hoogste één jaar (artikel 2, tweede lid, Wet AVV).
Wanneer het avv-verzoek betrekking heeft op cao-bepalingen met een verschillende looptijd kunnen de langer lopende bepalingen voor die langere duur algemeen verbindend worden verklaard mits ook de werkingssfeerbepalingen van de cao daarin voorzien. Een besluit tot avv heeft geen terugwerkende kracht. Dit impliceert dat cao-bepalingen die uitdrukkelijk tot een bepaald tijdstip van kracht zijn niet voor avv in aanmerking komen indien dat tijdstip gelegen is voor de inwerkingtreding van het avv-besluit. Evenmin komen voor avv in aanmerking cao-bepalingen ingevolge welke een eenmalig recht wordt toegekend, te verkrijgen op een tijdstip dat voor (of na) de werkingsduur van het avv-besluit ligt. Dit geldt ook ten aanzien van bepalingen waarin een eenmalige verplichting wordt
opgelegd, te voldoen op een tijdstip dat voor (of na) de werkingsduur van het avv-besluit ligt. Bepalingen die avv als voorwaarde voor inwerkingtreding daarvan stellen komen niet voor avv in aanmerking.
Indien een cao waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard tussentijds door partijen wordt beëindigd, dient daarvan door (een van de) partijen mededeling te worden gedaan conform artikel 4 van de Wet op de loonvorming. Naar aanleiding van die mededeling zal het desbetreffende avv-besluit worden ingetrokken. Een intrekkingsbesluit zal in de Staatscourant worden gepubliceerd. Wijziging van een cao vergt een nieuwe avv-procedure voor de gewijzigde bepaling(en).
4.5. Werkingssfeer
Avv kan op grond van artikel 2, eerste lid van de Wet AVV worden verleend voor het hele of voor een deel van het land op grond van de ’aard van de arbeid’ waarop de cao betrekking heeft. Voorwaarde voor avv is daarom dat de aard van de arbeid (de sociaal-economische werkingssfeer) en eventueel de territoriale werkingssfeer in de cao helder is beschreven. Het meest voorkomende probleem, overlap van werkingssferen tussen cao’s onderling, komt in paragraaf 6.2. aan de orde.
Cao-bepalingen die aan ondernemingen de mogelijkheid bieden om zich vrijwillig bij de cao-regeling aan te sluiten lenen zich niet voor avv.
5. Strijdigheid met het recht
5.1. Wet- en regelgeving
Gezien de verantwoordelijkheid van partijen voor de totstandkoming en de inhoud van cao-bepalingen rust op hen eveneens de primaire verantwoordelijkheid voor toetsing aan relevante wet- en regelgeving. Cao-bepalingen die kennelijk in strijd zijn met wet- en regelgeving komen niet voor avv in aanmerking. Het gaat daarbij om bepalingen die een inbreuk maken op dwingendrechtelijke voorschriften waarvan geen afwijking bij cao is toegestaan.
Bijvoorbeeld cao-afspraken die:
– een beloning lager dan het wettelijk minimum(jeugd)loon vastleggen of die minder recht op vakantie geven dan het minimum dat is vastgelegd in het BW,
– lagere normen ten aanzien van veiligheid, gezondheid of welzijn bevatten dan de normen op basis van de Arbeidsomstandighedenwet,
– eisen stellen met betrekking tot medische keuringen bij aanstelling, functiewijziging of voor toegang tot collectieve verzekeringen welke strijdig zijn met de Wet op de medische keuringen,
– wettelijk toegekende bevoegdheden inperken, zoals bijvoorbeeld de rechten van een OR of het recht van een werkgever ontslag op staande voet aan te zeggen op basis van in de wet vastgelegde gronden dan wel ontbinding te vragen aan de kantonrechter (overigens kunnen bepalingen met nadere regels voor gewone opzegging wel voor avv in aanmerking komen).
Wel voor avv in aanmerking komen afspraken die in juridische zin een aanvulling vormen op de (minimum) normen van wet- en regelgeving.
Eveneens komen voor avv in aanmerking bepalingen die een invulling geven aan regelruimte die de wetgever expliciet aan cao-partijen heeft gegeven (driekwartdwingend recht). Cao-bepalingen die het van kracht worden van bepaalde wetgeving als voorwaarde hebben kunnen niet eerder voor avv worden voorgelegd dan nadat die wet in het Staatsblad is gepubliceerd.
Het oordeel van de minister laat onverlet het uiteindelijke oordeel van de civiele rechter. Voor zover algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen niettemin in strijd met wet en regelgeving blijken, prevaleert de wet. Een desbetreffend dictum is gebruikelijk in het besluit tot avv opgenomen.
5.2. Algemene rechtsbeginselen
Cao-bepalingen die niet duidelijk de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen weergeven of die teveel overlaten aan de uitvoeringsmaatregelen, vast te stellen door organen van of namens partijen waarop derden geen invloed hebben wat betreft de samenstelling, komen niet in aanmerking voor avv. Zulke bepalingen scheppen immers onduidelijkheid omtrent de rechten en plichten van derden.
Niet voor avv in aanmerking komen cao-bepalingen die onvoldoende rechtswaarborgen voor betrokkenen geven bijvoorbeeld cao-bepalingen over disciplinaire maatregelen die tot een
vermindering van loon kunnen leiden zoals boete, schorsing, degradatie, weigering van een periodieke verhoging, indien deze in de cao niet omkleed zijn met procedures en criteria ter waarborging van de rechten van betrokkenen (zoals schriftelijk meedelen van gronden, duur van de maatregel).
Algemeenverbindendverklaring van een cao-bepaling die schorsing met vermindering van loon regelt is niet mogelijk, tenzij in de bepaling is aangegeven dat het alleen van toepassing kan zijn op situaties waarin het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de arbeid een oorzaak kent die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen (artikel 7:628 BW).
Cao-bepalingen omtrent controle/toezicht op naleving van in de cao vastgelegde arbeidsvoorwaarden dienen in de vorm van concrete activiteiten in de cao te zijn vastgelegd en behoren tenminste met de volgende waarborgen te zijn omkleed:
– Bij een schriftelijk nalevingsonderzoek zal aan de werkgever op duidelijke wijze moeten worden meegedeeld welke gegevens binnen welke termijn aan cao-partijen of het controleorgaan beschikbaar dienen te worden gesteld die redelijkerwijs nodig zijn voor de controle c.q. het toezicht op de naleving van de in de cao vastgelegde arbeidsvoorwaarden.
– Controle ter plaatse kan alleen met instemming van de werkgever. Bij het ter plaatse controleren dient er in de eerste plaats een gegrond vermoeden te zijn. Ten tweede moet ruimschoots van te voren aangekondigd worden dat er een onderzoek in de onderneming gaat plaatsvinden. Ten derde moet bij die aankondiging de datum en de plaats van het onderzoek worden vermeld. Tot slot moet één en ander schriftelijk bevestigd worden, tenzij de werkgever zelf nadrukkelijk te kennen geeft dat dat niet nodig is.
Wanneer in de cao bepalingen zijn opgenomen op grond waarvan een bevoegdheid tot het vorderen van schade of het opleggen en invorderen van een boete wegens niet nakoming door cao-partijen aan een paritair orgaan is verleend, kunnen deze bepalingen voor avv in aanmerking komen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
– om cumulatie van vorderingen te voorkomen mogen een paritair orgaan en cao-partijen niet naast elkaar en op basis van dezelfde rechtsgrondslag een schadevergoeding vorderen dan wel een boete opleggen, ten aanzien van eenzelfde geconstateerde niet-naleving van verplichtingen uit hoofde van de cao;
– gronden en omvang van de gevorderde schade of de opgelegde boete moeten schriftelijk worden meegedeeld;
– het matigingsrecht van de rechter mag niet worden uitgesloten.
5.3. Inbreuk op grondrechten
Niet voor avv in aanmerking komen cao-bepalingen die:
a. inbreuk maken op de vrijheid van arbeidskeuze (artikel 19 Grondwet), bijvoorbeeld absolute verboden op nevenarbeid; eventuele restricties met betrekking tot nevenarbeid dienen gemotiveerd te kunnen worden conform artikel 7:653a lid 1 BW.
b. inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een werknemer (Art. 10 Grondwet), bijvoorbeeld verboden om bepaalde sporten te beoefenen.
c. inbreuk maken op het recht van organisatie en collectieve actie
zoals onder meer vastgelegd in verdragen 87 en 98 van de Internationale Arbeidsorganisatie, bijvoorbeeld:
– bepalingen over verplicht overleg welke zich beperken tot werknemersorganisaties die partij zijn bij de cao; voor het verkrijgen van avv moeten de organisaties neutraal zijn aangeduid als werknemersorganisaties;
– bepalingen waarbij partijen zich verplichten om tijdens de looptijd van de cao geen acties, zoals staking of uitsluiting, tegen elkaar te voeren (vredesplicht) kunnen niet aan anderen (niet cao-partijen) worden opgelegd;
– bepalingen die werkgevers verplichten met een werkgeversorganisatie te overleggen;
d. inbreuk maken op het beginsel van gelijke behandeling
Onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid, burgerlijke staat, handicap of chronische ziekte, arbeidsduur (voltijd/deeltijd), aard van het contract (vast/tijdelijk) en leeftijd is verboden.
6. Avv-beleid
Avv kan volgens de Memorie van Toelichting (MvT) van de Wet AVV geweigerd worden om gegronde redenen. De MvT vermeldt, niet limitatief, de volgende voorbeelden van algemene gronden voor weigering van avv.
1. in strijd met het recht (zie hiervoor);
2. in strijd met het algemeen belang;
3. te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden in de betrokken bedrijfstak of daarbuiten.
De vaststelling en uitvoering van het avv-beleid berust derhalve op een belangenafweging waarbij de maatschappelijke ontwikkelingen en opvattingen van de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken worden. In het vervolg van deze paragraaf worden deze gronden nader toegelicht:
6.1. Strijd met het algemeen belang
Het begrip algemeen belang kan niet op voorhand worden afgebakend. De minister kan de effecten van een bepaalde cao-afspraak of van een bepaald type cao-afspraken in het licht van de sociale en economische ontwikkeling als strijdig met het algemeen belang beoordelen en op grond daarvan niet algemeen verbindend verklaren.
6.2. Te grote benadeling van de rechtmatige belangen van derden
De belangenafweging betreft hier zowel derde werkgevers en werknemers binnen de werkingssfeer van de cao als ‘externe’ derden, van wie de belangen als gevolg van avv in het geding zijn. Partijen dienen met die belangen rekening te houden wil hun verzoek tot avv kunnen worden gehonoreerd. In beginsel worden de volgende bepalingen niet algemeen verbindend verklaard:
1. Ten aanzien van de werkingssfeer
Werkingssfeerbepalingen die geen duidelijke afbakening van de rechtsgebieden bevatten of die werkingssfeeroverlap met een of meer andere cao’s waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard of doorgaans algemeen verbindend worden verklaard, teweegbrengen, worden niet algemeen verbindend verklaard. Aan eerstgenoemde voorwaarde is bijvoorbeeld niet voldaan indien in de werkingssfeer naar wetgeving, vestigings- of instellingsbesluiten wordt verwezen die niet zijn gedateerd. In de werkingssfeerbepaling(en) moet een jaartal en publicatienummer van de Staatscourant of het Staatsblad zijn opgenomen, waarbij niet verwezen kan worden naar toekomstige wetgeving. Een cao-bepaling die voorschrijft dat in elke individuele arbeidsovereenkomst moet worden opgenomen dat de cao van toepassing is, leent zich niet voor avv. Daarmee zouden avv-gebondenen ook onder de niet algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de cao gebracht worden. Met betrekking tot de tweede voorwaarde geldt dat avv van bepalingen die werkingssfeeroverlap veroorzaken met een andere cao waarvan bepalingen reeds algemeen verbindend zijn verklaard, niet mogelijk is omdat op één arbeidsverhouding niet gelijktijdig twee avv-besluiten van dezelfde aard van toepassing kunnen zijn. Dit niet alleen omdat bepalingen kunnen conflicteren, doch eveneens omdat daaruit dubbele verplichtingen kunnen voortvloeien. Het is de verantwoordelijkheid van partijen om overeenstemming over de wederzijdse werkingssfeerbepalingen te bereiken. Indien mocht blijken dat een oplossing in onderling overleg op korte termijn niet haalbaar is, kan in gevallen waarbij dat technisch mogelijk is het betwiste gebied ambtshalve in het te nemen besluit tot avv worden uitgesloten. Wanneer dit niet mogelijk is, omdat bijvoorbeeld sprake is van een volledige overlap van werkingssferen, zal het verzoek tot avv van de cao die werkingssfeeroverlap teweegbrengt niet worden gehonoreerd. Bij het verstrijken van de werkingsduur van het avv-besluit betreffende de cao waarmee overlap is ontstaan zal ook deze niet meer voor avv in aanmerking komen tot het afbakeningsprobleem is opgelost.
2. Ten aanzien van bedrijfsuitoefening
Bepalingen die de toegang – direct of indirect – tot de relevante markt voor bonafide ondernemingen afsluiten of tot een onevenredig niveau beperken, zonder dat daarbij tenminste in een met waarborgen
omklede dispensatie-mogelijkheid voor werkgevers is voorzien, worden niet algemeen verbindend verklaard. Het gaat hier bijvoorbeeld om exclusiviteit van een of enkele verzekeringsmaatschappijen, arbo-diensten, scholingsinstituten of uitzendorganisaties, of om een verbod op of te vergaande inperking van het inlenen van personeel.
Cao-bepalingen die inbreuk maken op het territorium van de werkgever worden niet algemeen verbindend verklaard.
Met territorium wordt zowel gedoeld op het grondgebied als op de communicatie- en overlegstructuur binnen de onderneming. Het gaat bijvoorbeeld om cao-bepalingen inzake vakbondswerk in de onderneming. Cao-bepalingen over vakbondswerk in de onderneming die niet beschouwd worden als inbreuk op het territorium van de werkgever, zijn afspraken over verloffaciliteiten voor het bijwonen van congressen of bestuursvergaderingen van werknemersorganisaties en cao-bepalingen die betrekking hebben op bescherming van de rechtspositie van vakbondswerkers. Daarbij geldt als vereiste dat deze bepalingen neutraal zijn geformuleerd, dat wil zeggen van toepassing moeten zijn op alle hiervoor in aanmerking komende georganiseerde werknemers.
3. Ten aanzien van fondsen
Bepalingen betreffende fondsvorming die niet aan de navolgende vormvereisten voldoen.
a. De rechtsvorm van het fonds is die van de stichting.
b. De bestedingsdoelen moeten passen binnen het kader van bepalingen die voor avv in aanmerking kunnen komen, waaronder mede begrepen de bestuurs- en beheerskosten van het fonds. Uitgezonderd zijn de kosten met betrekking tot het eigenlijke cao-overleg.
c. De statuten en reglementen moeten blijkens de cao een geïntegreerd onderdeel daarvan zijn met een daaraan gelijke of beperktere werkingssfeer en ook overigens corresponderen met de overige cao-tekst.
d. De statuten en reglementen moeten:
2. De wijze van fondsvorming aangeven, waarbij ingeval sprake is van een inhouding op het loon van de werknemer moet zijn voldaan aan het bepaalde in artikel 7:631 BW en het daarop gebaseerde Besluit fondsen en spaarregelingen;
3. Vastleggen op welke wijze en onder welke voorwaarden er recht op een verstrekking uit het fonds bestaat. Daarbij moet ingeval van subsidieverstrekking zijn voorgeschreven dat:
– subsidieverzoekende instellingen een begroting moeten indienen, welke moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de onder punt 1 bedoelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten;
– subsidieontvangende instellingen jaarlijks een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verantwoording overleggen over de besteding van de subsidiegelden, deze verantwoording (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens de onder punt 1 bedoelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten en geïntegreerd onderdeel uit moet maken van de jaarrekening van het subsidieverstrekkende fonds. (zie punt 6);
4. Voor zover (elementen van) bovenstaande vereisten zijn uitgewerkt in de overige cao-tekst van dezelfde cao waarvan het fonds onderdeel maakt, uitdrukkelijk verwijzen naar de desbetreffende cao-bepalingen;
5. Voorschrijven dat het bestuur jaarlijks een begroting opstelt, die (desgevraagd) voor de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar moet zijn, en die moet zijn ingericht en gespecificeerd overeenkomstig de onder punt 1 bedoelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.
6. Bepalen dat het bestuur jaarlijks een jaarrekening opstelt, die een getrouw beeld geeft van
de grootte en de samenstelling van het vermogen van het fonds en van de ontwikkeling daarvan gedurende het boekjaar en een bestuursverslag waarin het bestuur rekenschap aflegt van het gevoerde beleid. Daarbij moet zijn voorgeschreven dat:
– de jaarrekening overeenkomstig de onder punt 1 bedoelde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten moet zijn gespecificeerd en wordt voorzien van een controleverklaring door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan;
– in het geval het fonds wordt gevormd uit uitsluitend ten laste van werknemers ingehouden middelen het bestuur in de jaarrekening tevens verantwoording aflegt over het vereiste dat het fonds op de wijze, bedoeld in titel 2, artikel 1d, tweede lid van het Besluit fondsen en spaarregelingen, waarborgen treft opdat de belegging van het fonds op solide wijze geschiedt. De controleverklaring omvat de getrouwheid van deze door het bestuur afgelegde verantwoording;
– de jaarrekening, het bestuursverslag en de controleverklaring ter inzage van de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers wordt neergelegd ten kantore van het fonds en op een of meer door de Minister van SZW aan te wijzen plaatsen;
– de jaarrekening, het bestuursverslag en de controleverklaring op aanvraag aan de bij het fonds betrokken werkgevers en werknemers wordt toegezonden (tegen betaling van de daaraan verbonden kosten).
7. Bepalen dat het boekjaar gelijk is aan het kalenderjaar.
8. Het bestuur belasten met het beheer van het fondsvermogen.
e. Daarnaast moeten de ondertekende versies van de jaarrekening, het bestuursverslag en de controleverklaring en een tweede niet-ondertekend exemplaar van alleen de jaarrekening (bedoeld voor publicatie) binnen uiterlijk 6 maanden na afloop van het boekjaar waarop het verslag betrekking heeft worden toegezonden aan de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving; de jaarrekening, het bestuursverslag en de controleverklaring liggen voor een ieder ter inzage bij het Ministerie van SZW.
f. Met het oog op een correcte premieheffing tijdens eventuele avv-loze periodes is de incasso- administratie gescheiden in direct aan het cao-fonds gebonden (georganiseerde) werkgevers en niet of anders georganiseerde werkgevers. Van deze scheiding in de administratie wordt eenmalig mededeling gedaan bij gelegenheid van de indiening van het avv-verzoek.
g. Indien een fonds statutair de mogelijkheid tot subsidieverstrekking kent maar in enig boekjaar geen subsidies heeft toegekend, wordt dat in de jaarrekening of het bestuursverslag over het desbetreffende boekjaar vermeld.
h. Uitgaven gedaan in het kader van de Regeling cofinanciering sectorplannen worden geacht te vallen onder de doelstellingen en activiteiten van het fonds. Voor zover deze uitgaven in het verslag, bedoeld in onderdeel d, onder punt 6, worden benoemd als gedaan in het kader van de Regeling cofinanciering sectorplannen, wordt geacht te zijn voldaan aan de verantwoordingsvereisten bedoeld in deze paragraaf.
Als tijdens de looptijd van de avv onomstotelijk blijkt dat niet aan de eisen wordt voldaan, de jaarrekening en het bestuursverslag niet overeenkomstig de statutaire vereisten zijn ingericht of uit de over te leggen controleverklaring niet blijkt dat de bestedingen en, indien van toepassing, de beleggingen in overeenstemming zijn met dit toetsingskader kan de avv van de fondsbepalingen worden ingetrokken.
Opgemerkt wordt nog dat het ministerie zelf geen oordeel geeft over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen van de fondsen.
4. Ten aanzien van de toegang tot het cao-overleg
Bedenkingen in verband met onvoldoende toegang tot het cao-overleg zijn doorgaans geen grond avv te weigeren. Het verloop van het cao-overleg is primair een zaak van partijen. Belanghebbenden kunnen zich tot de rechter wenden indien zij op onredelijke wijze door cao-partijen buiten het overleg worden gehouden. Alleen onder bijzondere omstandigheden of in combinatie met andere factoren zal de minister avv op deze grond weigeren.
7. Dispensatie
Avv heeft tot doel de totstandkoming en de inhoud van collectieve afspraken over arbeidsvoorwaarden
te ondersteunen, met als beoogd effect te voorkomen dat niet gebonden werkgevers en werknemers door onderbieding concurreren op arbeidsvoorwaarden. De minister heeft de bevoegdheid om uitzonderingen te maken op de algemeenverbindendverklaring (artikel 2, eerste lid, Wet AVV). Nadere regels over deze bevoegdheid zijn neergelegd in het Besluit aanmelding van collectieve arbeidsovereenkomsten en het verzoeken om algemeenverbindendverklaring. Deze bevoegdheid is, blijkens de memorie van toelichting (Bijlage Handelingen II 1936/37, 274 nr. 3), behalve ter voorkoming van samenloop van collectieve regelingen met name gegeven om rekening te houden met de situatie dat de verbindendverklaring in het algemeen wel gemotiveerd is, doch voor bepaalde ondernemingen op gegronde bezwaren zou stuiten omdat de situatie van de onderneming(en) verschilt van de ondernemingen die onder de avv’de cao vallen. Uitzondering van avv maakt in die gevallen maatwerk in de collectieve arbeidsvoorwaardenvorming in een afzonderlijke onderneming of subsector mogelijk.
Belangrijke uitgangspunten in het cao- en avv-beleid zijn de eigen verantwoordelijkheid van cao- partijen voor de afbakening van de werkingssfeer en dat dispensatie zoveel mogelijk door cao-partijen zelf wordt geregeld, teneinde voor de desbetreffende sector maatwerk te realiseren. De daarvoor beschikbare mogelijkheden zijn:
– uitzondering van bedrijven of subsectoren bij het avv-verzoek;
– uitzondering door middel van het definiëren van de werkingssfeer van de cao;
– dispensatiebepalingen in de cao.
In de cao opgenomen dispensatiebepalingen komen alleen voor algemeenverbindendverklaring in aanmerking als deze ten minste de volgende elementen bevatten:
– een duidelijke aanduiding tot wie de verzoeker zich moet wenden met een verzoek om dispensatie;
– duidelijke beoordelingscriteria en voorwaarden waaraan het dispensatieverzoek moet voldoen;
– een beschrijving van de procedure waarbij concrete termijnen zijn vermeld.
Bij deze beschrijving van de procedure wordt tevens vermeld dat de beslissing op het dispensatieverzoek te allen tijde schriftelijk en gemotiveerd wordt genomen.
Voor zover werkgevers niet al door maatregelen van de cao-partijen zelf van de werking van de cao zijn uitgesloten, kan de minister toepassing geven aan zijn bevoegdheid uit hoofde van art. 2 Wet AVV tot het verlenen van dispensatie van algemeenverbindendverklaring.
Het verlenen van dispensatie geschiedt in lijn met de doelstelling van de Wet AVV. Een verzoek om dispensatie wordt alleen in behandeling genomen wanneer deze is voorzien van een motivering waaruit blijkt dat de beoogde dispensatie aansluit bij deze doelstelling.
In de motivering komen in ieder geval de volgende elementen aan bod:
– Dispensatie van avv wordt alleen verleend indien vanwege zwaarwegende argumenten toepassing van de bedrijfstak-cao door middel van avv redelijkerwijze niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van de ondernemingen die tot de werkingssfeer van de avv-cao gerekend kunnen worden. Weging van de afzonderlijke arbeidsvoorwaardenpakketten vindt in het kader van een dispensatieverzoek niet plaats.
– Onafhankelijkheid (ten opzichte van elkaar) van de partijen die de eigen rechtsgeldige cao zijn overeengekomen en om dispensatie verzoeken. De verenigingen van werkgevers en werknemers moeten onafhankelijk van elkaar zijn, dat wil zeggen dat ze vrij moeten zijn van inmenging van de één in de zaken van de ander bij de oprichting, de uitoefening van werkzaamheden en het beheer van hun organisaties (ILO-verdrag nr. 98). Informatie omtrent de onafhankelijkheid dient alleen te worden overlegd voor zover deze niet reeds bij de Minister bekend is (vanuit een eerder dispensatieverzoek). Wijzigingen of aanvullende relevante informatie t.o.v. een eerder dispensatieverzoek dienen bij ieder nieuw dispensatieverzoek kenbaar te worden gemaakt.
Een indicatie voor de onafhankelijkheid is gegeven wanneer:
– partijen die avv verzoeken bij het avv-verzoek of in de zienswijze op het dispensatieverzoek aangeven in te stemmen met een dispensatieverzoek, of wanneer;
– een van de werknemersverenigingen die direct is betrokken bij de cao waarvoor avv wordt
verzocht ook direct betrokken is bij de cao waarvoor dispensatie wordt verzocht.
De elementen die bij de onafhankelijkheid aan de orde kunnen komen, zijn:
– de historie van de werknemersvereniging en werkgever(svereniging);
– de lidmaatschapsbasis van de werknemers- en werkgeversvereniging;
– de organisatie en structuur van de werknemers- en werkgeversvereniging;
– de financiën van (met name) de werknemersvereniging;
– de faciliteiten die door de werkgever(s) geboden worden aan bestuurders/leden van de werknemersvereniging;
– de voorgeschiedenis van de cao(-onderhandelingen).
Bij een dispensatieverzoek wordt de volgende procedure gevolgd:
1) Het verzoek om dispensatie moet worden ingediend binnen de periode van de tervisielegging van de toepasselijke werkingssfeerbepalingen.
2) Een verzoek om dispensatie kan worden gehonoreerd, indien sprake is van gebondenheid aan een eigen rechtsgeldige cao (zie paragraaf 4.2). Tevens dient het verzoek om dispensatie schriftelijk (elektronisch) te worden gemotiveerd conform het hiervoor gestelde. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden niet voldoende zijn worden de verzoekers van dispensatie in de gelegenheid gesteld binnen een daartoe aangegeven termijn het verzoek aan te vullen.
3) Indien het dispensatieverzoek voldoet aan de onder 1. en 2. xxxxxxxx xxxxx, stelt de minister de partijen die om avv hebben verzocht in de gelegenheid binnen een termijn van 3 weken schriftelijk (elektronisch) te reageren op het verzoek om dispensatie.
4) De minister willigt het dispensatieverzoek in principe in wanneer partijen die om avv hebben verzocht ten aanzien van het dispensatieverzoek geen bezwarende zienswijze hebben ingediend, dan wel niet binnen de gestelde termijn een zienswijze hebben ingediend.
5) Indien wel (tijdig) een bezwarende zienswijze ten aanzien van het dispensatieverzoek is ingediend, stelt de minister de dispensatieverzoekers in de gelegenheid binnen een termijn van 2 weken schriftelijk (elektronisch) op deze zienswijze te reageren.
6) De minister wijst een verzoek om dispensatie af indien dispensatie zich niet verdraagt met de doelstellingen van de Wet AVV. Hiervan is in elk geval sprake als het kennelijke oogmerk van het dispensatieverzoek enkel het ontwijken van de werking van de avv is.
In het kader van de dispensatieprocedure kan de minister alle belanghebbende partijen verzoeken om die inlichtingen te verschaffen die hij nodig acht om op een dispensatieverzoek te kunnen beschikken. Een verzoek om dispensatie wordt niet gehonoreerd ndien één van de volgende situaties zich voordoet:
a) de onderneming of subsector valt (blijkens mededeling van de om avv verzoekende partijen) niet onder de werkingssfeer van de bedrijfstak-cao;
b) de onderneming of subsector is op grond van een in de bedrijfstak-cao opgenomen, en verbindend te verklaren, (dispensatie)bepaling van die cao uitgezonderd;
c) de onderneming of subsector is van het verzoek tot avv uitgezonderd.
Verzoeken om dispensatie in verband met gebondenheid aan een eigen rechtsgeldige subsector-cao waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard c.q. ten aanzien van welke bepalingen om avv is verzocht, worden aangehouden totdat de overlap van de werkingssfeer tussen beide cao’s is opgelost.
Gelet op het belang dat als zodanig met AVV is gemoeid, zijn de in het kader van de dispensatieprocedure gestelde termijnen kort. Als door de verzoeker binnen de gestelde termijnen niet of niet voldoende wordt gereageerd, wordt het verzoek om dispensatie niet gehonoreerd. Verzoeken om dispensatie van een besluit tot verlenging van een avv-besluit worden niet gehonoreerd.
Door de minister van een besluit tot avv verleende dispensaties blijven voor de duur van de verlenging van dat besluit tot avv automatisch gelden.
8. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Toetsingskader algemeenverbindendverklaring cao- bepalingen (AVV).
9. Publicatie
Dit toetsingskader wordt gepubliceerd in de Staatscourant.
10. Werkingsduur
Dit toetsingskader geldt vanaf 1 januari 1999.
Bijlage 2
Verklaring bij subsidieaanvraag
VERKLARING BIJ SUBSIDIEAANVRAAG
(versie 10 oktober 2024)
Ondergetekende :
(naam bestuurder) (Bestuurlijke) functie :
Naam instelling :
Adres :
Verzoekt aan het O&O-fonds Bouw & Infra voor de uitvoering van: naam project :
om een bijdrage van :
De gevraagde subsidiebijdrage zal uitsluitend worden besteed aan (deel)activiteiten die passen binnen de bestedingsdoelen van het O&O- fonds zoals omschreven in de statuten.
De specificatie is als volgt:
Omschrijving (deel)activiteit | Bestedingsdoel | Begroot |
van het project waarvoor subsidie | statuten | bedrag |
wordt gevraagd | O&O-fonds | |
A-1 | ||
A-2 | ||
A-3 | ||
A-4 | ||
A-5 | ||
A-6 | ||
A-7 | ||
A-8 | ||
A-9 | ||
A-10 | ||
A-11 | ||
Xxxxxx gevraagde subsidiebijdrage |
Ondergetekende verklaart:
1. in het bezit te zijn van de Leidraad Administratieve Voorwaarden inzake het A-fonds (versie 10 oktober 2024) van het O&O-fonds Bouw & Infra;
2. de daarin opgenomen bepalingen inzake aanvraag, afwikkeling en verantwoording te zullen naleven;
3. de administratie van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd zodanig te hebben ingericht dat verantwoording kan worden afgelegd volgens de specificatie hierboven en conform de eisen van het O&O- fonds Bouw & Infra. Dit betekent onder meer dat bij de verantwoording zal worden aangegeven dat de middelen conform de doelen van het fonds zijn besteed en dat daarbij een verklaring van rechtmatigheid zal worden afgegeven door een erkend accountant;
4. de mogelijkheid van een verklaring van rechtmatigheid vooraf met zijn accountant te hebben afgestemd;
5. medewerking te verlenen aan een door het O&O-fonds Bouw & Infra geïnitieerd eigen accountantsonderzoek naar de rechtmatigheid van bestedingen.
Ondertekening:
Naam aanvrager: Plaats: Datum:
Bijlage 3 Subsidieverantwoording
Subsidieverantwoording | |
Jaar: | |
Naam subsidieontvanger: | |
Adres: | |
Vestigingsplaats: | |
Subsidie voor de uitvoering van: | |
Totaalbedrag: | € |
De subsidie is besteed aan de doelen en activiteiten van het O&O-fonds zoals omschreven in artikel 3 van de statuten van het O&O-fonds. De specificatie van de subsidiebesteding is als volgt: | |
Statutair bestedingsdoel O&O-fonds | Bedrag |
A-1 | € |
A-2 | € |
A-3 | € |
A-4 | € |
A-5 | € |
A-6 | € |
A-7 | € |
A-8 | € |
A-9 | € |
A-10 | € |
A-11 | € |
Subsidie totaal: | € |