INHOUDSTAFEL
Contractueel Onderzoek
Oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen
RT, RF & RI
Dienstjaar 2024
Uiterste datum voor het indienen van de voorstellen:
20 april 2023, 12u ’s middags stipt
inzake voedselveiligheid en gezondheidsbeleid van dieren en planten
INHOUDSTAFEL
1.2.1 Thematische oproep (RT projecten) 3
1.2.2 Vrije oproep (RF projecten) 3
1.2.3 Samenstelling van het consortium 3
1.2.4. Tijdslijn van de nationale oproep 4
1.3 Transnationale oproep (RI projecten): Euphresco-plantengezondheid 4
1.4 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling 5
2. THEMATISCHE OPROEP (RT PROJECTEN) 7
2.1 FASE 1: RT INTENTIEVERKLARING 7
2.1.1 Opmaak van de RT intentieverklaringen 7
2.1.2 Indiening van de RT intentieverklaringen 7
2.1.3 Evaluatie van de RT intentieverklaringen 7
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL 8
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen 8
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RTprojectvoorstellen 9
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT projectvoorstellen 9
3. VRIJE OPROEP (RF PROJECTEN) 11
3.1 FASE 1: RF INTENTIEVERKLARING 11
3.1.1 Opmaak van de RF intentieverklaringen 11
3.1.2 Indiening van de RF intentieverklaringen 11
3.1.3 Evaluatie van de RF intentieverklaringen 11
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL 16
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 16
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 17
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 17
4. TRANSNATIONALE OPROEP (RI PROJECTEN):
Euphresco - plantengezondheid 19
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST” 19
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest” 19
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest” 19
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest” 19
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI PROJECTVOORSTEL 20
6. VALORISATIE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN 25
7. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS 26
8. DEFINITIES & AFKORTINGEN 28
Bijlage 1: Onderzoeksthema’s 32
Onderzoeksthema’s RT projecten 32
Onderzoeksthema’s RI projecten: plantengezondheid – Euphresco 33
Bijlage 2: Model RT intentieverklaring (fase 1) 52
Bijlage 3: Model gedetailleerd RT projectvoorstel (fase 2) 56
Bijlage 4: Model RF intentieverklaring (fase 1) 64
Bijlage 5: Model gedetailleerd RF projectvoorstel (fase 2) 69
Bijlage 6: Template RI Expression of Interest (step 1) 77
Bijlage 7: Model voor de budgettaire tabellen 80
1. INLEIDING
De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD Volksgezondheid) kent toelagen toe voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid. Alle Belgische onderzoeksinstellingen kunnen op deze oproep inschrijven. Samenwerking tussen onderzoeksinstellingen is mogelijk via de vorming van een consortium geleid door een coördinator.
De organisatie van de oproep en het beheer van de selectieprocedure is in handen van de cel Contractueel Onderzoek.
Toelagen kunnen worden toegekend voor thematische (Targeted Research, RT), vrije (Free Research, RF) en transnationale projectvoorstellen (International Research, RI). De FOD Volksgezondheid voorziet voor deze oproep een totaal budget van maximaal 5.487.000 euro.
1.2.1 Thematische oproep (RT projecten)
De thematische oproep betreft de oproep tot het indienen van projectvoorstellen op basis van gerichte onderzoeksthema’s die vastgelegd zijn door de bevoegde minister.
De beoordeling en selectie van de projectvoorstellen gebeurt in twee fasen. In een eerste fase wordt een RT intentieverklaring ingediend. De relevantie ten opzichte van het thema, de toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten voor de Overheid en de wetenschappelijke kwaliteit van de intentieverklaringen worden beoordeeld.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens opnieuw geëvalueerd voor wat betreft zijn relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
1.2.2 Vrije oproep (RF projecten)
Binnen de vrije oproep kunnen beleidsondersteunende projectvoorstellen inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid ingediend worden waarbij het onderwerp bepaald wordt door het consortium zelf.
In een eerste fase worden deze projectvoorstellen ingediend onder de vorm van een RF intentieverklaring. Op basis hiervan wordt een preselectie uitgevoerd, die steunt op de relevantie voor het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid, evenals op de wetenschappelijke kwaliteit.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens in detail geëvalueerd voor wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel.
1.2.3 Samenstelling van het consortium
Een projectvoorstel kan ingediend worden door één of meerdere instellingen. Uitsluitend Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Eén partner treedt op als coördinator. Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in rubriek 5. Budgettaire informatie.
In geval van gunstig advies voor betoelaging van het project ondertekenen de verantwoordelijken van de betrokken onderzoeksinstellingen het basiscontract, opgemaakt volgens model vastgelegd in het ministerieel besluit van 4 augustus 2013 tot vaststelling van het model van contract voorzien in artikel 9 van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveilighed, sanitair beleid van dieren en planten. De partners aanvaarden daarbij de voorwaarden vastgelegd in het contract.
1.2.4. Tijdslijn van de nationale oproep
Fase 1 Intentieverklaring | Lancering oproep | 23 februari 2023 |
Uiterste indiendatum | 20 april 2023, 12u00 | |
Communicatie van de resultaten | begin juli 2023 | |
Fase 2 Gedetailleerd projectvoorstel | Uitnodiging voor fase 2 | 7 juli 2023 |
Uiterste indiendatum | 22 september 2023, 12u00 | |
Betoelaging | Communicatie van de resultaten | midden februari 2024 |
Startdatum van het project | ten vroegste 1 april 2024 |
1.3 Transnationale oproep (RI projecten): Euphresco-plantengezondheid
De transnationale oproep tot indiening van projectvoorstellen betreft gerichte internationale onderzoeksthema’s in het domein van de plantengezondheid. Deze thema’s werden geselecteerd uit een lijst opgesteld door het Euphresco netwerk.
Euphresco is een internationaal netwerk van organisaties actief in het domein van de plantengezondheid. Het netwerk bestaat vandaag uit meer dan 70 organisaties afkomstig uit meer dan 50 landen. Het netwerksecretariaat is gehuisvest bij de Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie (EPPO, Parijs). Het netwerk streeft ernaar de coördinatie en de samenwerking op het gebied van de financiering van fytosanitair onderzoek te bevorderen.
Meer informatie over het netwerk vindt u op de website xxx.xxxxxxxxx.xxx.
Elk jaar organiseert Xxxxxxxxx een oproep voor het financieren van transnationale onderzoeksprojecten. Deze transnationale financiering richt zich voornamelijk op toegepast onderzoek in relatief kleine projecten van korte tot middellange duur (1 tot 3 jaar). Op deze manier kan het snel en gericht antwoorden bieden aan de noden met betrekking tot quarantaine- organismen.
Het financieringsmechanisme en het projectbudget worden bepaald door de deelnemende betoelagende instellingen. Er zijn drie mechanismen die worden gehanteerd binnen het Euphresco netwerk: de “real pot”, de “virtual pot” en het “non-competitive” mechanisme.
De FOD Volksgezondheid kan binnen haar wettelijk kader enkel deelnemen aan het “virtual pot” mechanisme, dit wil zeggen dat enkel de eigen, nationale onderzoeksinstellingen kunnen worden betoelaagd, en dit enkel via projecten die worden geselecteerd in een competitieve procedure.
Omdat vele Euphresco partners kunnen werken via het “non-competitive” mechanisme en hieraan ook de voorkeur geven, wordt er vaak een gemengd “virtual pot / non-competitive” mechanisme opgezet. Dit is ook voor deze oproep het geval: de cel Contractueel Onderzoek van de FOD Volksgezondheid lanceert een “Virtual Pot” oproep voor de Belgische onderzoeksinstellingen. Het geselecteerde Belgische consortium treedt vervolgens toe tot het transnationale onderzoeksconsortium van de “non-competitive” partners.
De FOD Volksgezondheid heeft vier thema’s geselecteerd uit de lijst van 36 onderzoeksprioriteiten die werden geïdentificeerd door het Euphresco netwerk (zie bijlage 1).
De selectie van de projectvoorstellen zal in twee fasen gebeuren. In de eerste fase wordt een oproep gedaan voor het indienen van een “Expression of Interest”.
In de tweede fase en na ontvankelijkheid van het voorstel zullen de promotoren worden uitgenodigd voor het indienen van een “full proposal”. Dit volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel moet een beschrijving geven van de specifieke taken van het Belgisch consortium als deel van het transnationaal onderzoeksproject. Deze tweede fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat. Het projectvoorstel zal door een internationaal panel van experten worden geëvalueerd voor wat betreft de relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
Deze RI oproep wordt vroegtijdig gelanceerd om de tijdslijn van de oproep zo goed mogelijk af te stemmen op de overkoepelende Euphresco-kalender. Dit heeft de volgende consequenties:
• Een aantal van de geselecteerde thema’s kunnen in een latere fase nog geschrapt worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op dinsdag 21 maart 2023 zal de cel Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2023. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
• De thema-omschrijvingen, die de transnationale onderzoeksideeën beschrijven, zijn in sommige gevallen slechts beperkt uitgewerkt. De uitgebreide thema-omschrijvingen zijn midden juli 2023 beschikbaar en worden doorgegeven aan de coördinatoren van de voorstellen die weerhouden zijn voor de tweede fase.
1.4 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling
Voor projectvoorstellen die het gebruik van de gegevens van de nationale voedselconsumptiepeiling 2014 (VCP 2014) vereisen, bestaan volgende opties.
1. Ofwel tegen betaling toegang krijgen tot de databank van ruwe individuele consumptiegegevens voor gebruik voor één specifiek project. Daartoe dient een aanvraag tot goedkeuring bij de Kamer Sociale Zekerheid en Gezondheid van het Informatieveiligheidscomité ingediend te worden. De pseudo-geanonimiseerde dataset wordt, na opmaak van een overeenkomst voor overdracht van gegevens, ter beschikking gesteld door Sciensano.
Alternatief kan er voor risk exposure assessments ook een geanonimiseerde dataset ter beschikking gesteld worden zonder procedure via het Informatieveiligheidscomité.
Deze dataset bevat naast consumptiegegevens van voeding en supplementen (i.e. 24- uurs voedingsnavraag (“24u recall”) gekoppeld aan voedselcompositietabellen en voedselfrequentievragenlijsten) enkel de volgende persoonlijke gegevens: leeftijd, geslacht, provincie, onderwijsniveau, zwangerschap/borstvoeding, lengte, gewicht en buikomtrek. In dit geval moeten de onderzoekers zelf software, expertise en personeel voorzien om de berekeningen uit te voeren.
De procedure voor toegang tot de gegevens van de nationale voedselconsumptiepeiling is beschikbaar op de VCP website. Met vragen kan u terecht bij het VCP-team (xxx@xxxxxxxxx.xx).
2. Ofwel worden innameschattingen uitgevoerd door Sciensano. Indien dit gewenst is, moet u vóór het indienen van het gedetailleerd projectvoorstel (fase 2) contact opnemen met Xx. Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx van de dienst Risico- en Gezondheidsimpactevaluatie van Sciensano (Xxxxxxx.Xxxxxxxxxxx@xxxxxxxxx.xx).
Om een beeld te krijgen van de beschikbare gegevens, stelt de FOD Volksgezondheid de frequentietabellen opgesteld door Sciensano gratis ter beschikking op de website van Contractueel Onderzoek. Deze frequentietabellen geven de consumptiefrequentie van voedingsmiddelen weer, gegroepeerd volgens het voedselcategorisatiesysteem FOODEXi op verschillende niveaus. Men kan zien hoeveel personen een bepaald levensmiddel of groep van levensmiddelen geconsumeerd hebben tijdens de uitvoering van de peiling.
Men kan deze frequentietabellen onder andere gebruiken:
• voor het bepalen van prioriteiten;
• voor de opmaak van een monsternameplan;
• voor het inschatten van de haalbaarheid van innameberekeningen.
De Nationale Voedselconsumptiepeiling 2022 is lopende. De data zullen ten vroegste eind 2024 beschikbaar zijn. De modaliteiten voor de toegang tot de data moeten nog bepaald worden.
i Raadpleeg de meest recente versie van FoodEx voor de laatste update van de terminologie
2. THEMATISCHE OPROEP (RT PROJECTEN)
De RT projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RT intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RT projectvoorstel
De maximale duur en de betoelaging zijn thema-afhankelijk en staan vermeld in de thema- omschrijving (Bijlage 1. Onderzoeksthema’s RT projecten). De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
2.1 FASE 1: RT INTENTIEVERKLARING
2.1.1 Opmaak van de RT intentieverklaringen
Volgende documenten zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen in fase 1:
Bijlage 1 onderzoeksthema’s van de thematische oproep
Bijlage 2 model voor de opmaak van de RT intentieverklaring
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
2.1.2 Indiening van de RT intentieverklaringen
De RT intentieverklaring (Bijlage 2) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van de RT intentieverklaring (fase 1) is donderdag 20 april 2023 om 12u ’s middags stipt.
2.1.3 Evaluatie van de RT intentieverklaringen
2.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RT intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RT intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in consultatie met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
De criteria zijn:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm :
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 2;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
3. overeenkomst met een thema :
Enkel RT intentieverklaringen die beantwoorden aan één van de in Bijlage 1 opgelijste thema’s zijn ontvankelijk. Wanneer het voorstel niet alle onderzoeksvragen omvat of niet aan alle vereisten beantwoordt, dient dit onderbouwd te worden.
Ook wanneer het voorstel verder gaat dan wat gevraagd is, wordt een motivatie opgenomen in de intentieverklaring.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek:
Onderzoek dat complementair is aan bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium, zoals vermeld onder punt 1.2.3.
2.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RT intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) als weergave van de mate waarin de intentieverklaring beantwoordt aan een thema en de mogelijke impact van het voorgestelde onderzoek.
Volgende elementen worden beoordeeld:
• de mate waarin het voorstel beantwoordt aan de vereisten geformuleerd in de thema-omschrijving;
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten;
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek;
• de meerwaarde ten opzichte van lopend of bestaand onderzoek;
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid;
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen.
Enkel de RT intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) als weergave van :
• het wetenschappelijk niveau
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RT intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per thema gerangschikt. Op basis van deze rangschikking en het advies van het Beoordelingscomité wordt een prioritaire lijst van RT intentieverklaringen opgesteld. Cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten begin juli 2023.
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de prioritaire RT intentieverklaringen uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
Het is uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen. Het gedetailleerd projectvoorstel mag niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek. Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie rubriek 9. Contactinformatie). Wijzigingen ten opzichte van de
intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Volgende documenten zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen in fase 2: Bijlage 3 model voor de opmaak van het gedetailleerde RT projectvoorstel Bijlage 7 budgettaire tabellen
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
Het gedetailleerde RT projectvoorstel (Bijlage 3) in een Word en in doorzoekbare pdf en de budgettaire tabellen (Bijlage 7) in Excel worden elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RT projectvoorstel (fase 2) is vrijdag 22 september 2023 om 12u ’s middags stipt.
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
2.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 3;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
2.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT projectvoorstellen
De projectvoorstellen worden door een College van deskundigen beoordeeld op basis van de volgende vijf criteria:
a. het wetenschappelijk niveau t.o.v. internationale standaarden en het expertise- niveau van de onderzoekspartners;
b. de kwaliteit van het werkplan;
c. de originaliteit van de benadering;
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen;
e. de relevantie van het project ten aanzien van de te bereiken doelstellingen beschreven in de thema-omschrijving.
De consortia worden uitgenodigd om hun projectvoorstel toe te lichten op de evaluatievergadering met het College van deskundigen. De beoordeling van het College van deskundigen wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Ten laatste midden februari 2024 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigt in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
3. VRIJE OPROEP (RF PROJECTEN)
De RF projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RF intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RF projectvoorstel.
De minimale duur van een RF project is 12 maanden, de maximale duur is 48 maanden. De gevraagde toelage en de verdeling ervan dienen in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. De richtwaarde die per onderzoeksjaar wordt gehanteerd bedraagt 110.000 EUR.
3.1 FASE 1: RF INTENTIEVERKLARING
3.1.1 Opmaak van de RF intentieverklaringen
Bijlage 4 is het relevante model voor de opmaak van de RF intentieverklaring. De elektronische versie is terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
3.1.2 Indiening van de RF intentieverklaringen
De RF intentieverklaring (Bijlage 4) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van de RF intentieverklaring (fase 1) is donderdag 20 april 2023 om 12u ’s middags stipt.
3.1.3 Evaluatie van de RF intentieverklaringen
3.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RF intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RF intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in samenspraak met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Dit gebeurt op basis van volgende administratieve en inhoudelijke criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 4;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
3. samenstelling van het consortium, zoals vermeld onder punt 1.2.3.
4. afwezigheid van overlap met de thema’s in de thematische oproep (RT) of met een bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan een bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. betrokken onderzoeksdomeinen: het onderzoeksonderwerp moet passen binnen de activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek.
In het algemeen moeten de onderzoeksonderwerpen kaderen in de domeinen voedselveiligheid, dierengezondheid en/of plantengezondheid. Het onderzoek moet het beleid in deze domeinen ondersteunen of helpen voorbereiden. Concreet betekent dit dat het onderzoek kennis moet aanleveren die de Overheid, met name de FOD Volksgezondheid en het FAVV, ondersteunt in één of meerdere van haar opdrachten, waaronder:
▪ het opstellen of het aanpassen van wetgeving, aanbevelingen of adviezen;
▪ het opstellen of het aanpassen van controleprogramma’s of (auto)controlegidsen;
▪ het uitwerken van strategieën voor risico-evaluatie of risicobeheersing;
▪ het implementeren van (analyse)methoden voor de controle op de naleving van de regelgeving;
▪ het nemen van maatregelen in crisissituaties;
▪ het stellen van prioriteiten of het inspelen op nieuwe evoluties.
Het onderzoeksonderwerp mag niet binnen de bevoegdheden van de regionale overheden vallen tenzij er cofinanciering is voor de aspecten die onder regionale bevoegdheid vallen. Ook indien het projectvoorstel werkpakketten of taken bevat die buiten de specifieke bevoegdheid van Contractueel Onderzoek vallen, moeten deze gefinancierd worden door een externe financieringsbron. Uitzonderingen hierop zullen ad hoc bestudeerd worden in functie van hun belang voor voedselveiligheid, dierengezondheid en plantengezondheid onder bevoegdheid van de federale overheden.
In onderstaande tabel wordt een (niet exhaustief) overzicht gegeven van onderwerpen die wel en niet passen binnen de bevoegdheid van Contractueel Onderzoek. Omdat een scherpe aflijning niet steeds mogelijk is, evalueren experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV de inhoudelijke ontvankelijkheid van elke intentieverklaring. Een aantal van de opgenomen voorbeelden vloeien voort uit het ontvankelijkheidsonderzoek van recente oproepen. De experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV behouden zich het recht om elk onderzoeksproject te evalueren op basis van de specifieke kenmerken ervan met betrekking tot de ontvankelijkheidscriteria.
We raden u aan ook het overzicht van lopende en afgesloten projecten, gepubliceerd op de website van de cel Contractueel Onderzoek, te consulteren.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw intentieverklaring contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie rubriek 9. Contactinformatie).
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
VOEDSELVEILIGHEID | ||
Onderzoek naar de veiligheid van levensmiddelen | • doorheen de keten (primaire productie, verwerking, verpakking, bewaring) tot het moment van consumptie: chemische en microbiële contaminanten, toxines, additieven, aroma’s, enzymen, technische hulpstoffen, voedselcontactmaterialen, voedingssupplementen, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), GGO’s, allergenen, residu’s van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen, decontaminatiemiddelen, residu’s van biociden in levensmiddelen, … • opkomende risico’s • antimicrobiële resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor monsterneming en/of analyse • risicobeoordelingen • innamestudies • onderzoek naar aanwezigheid, concentraties en/of prevalenties van chemische en microbiële contaminanten in levensmiddelen • onderzoek naar bronnen, routes, reductie en preventie van contaminanten in levensmiddelen (wanneer de bron diervoerders zijn, kan dit ook onderzoek in diervoeders omvatten) • onderzoek naar de impact van bestaande en potentiële beheersmaatregelen • in vitro, in silico en ex-vivo toxicologisch onderzoek of dierproeven voor contaminanten • onderzoek naar de transfer van chemische en microbiële contaminanten van diervoeders via dieren naar dierlijke producten • fraudeonderzoek in relatie tot voedselveiligheid | • onderzoek ter voorbereiding van toelatings- of herbeoordelingsdossiers voor additieven, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), aroma’s, voedingsenzymen, gewasbeschermingsmiddelen, decontaminatiemiddelen, biociden, (gerecycleerde) voedselcontactmaterialen …. • onderzoek naar het bewijs van gezondheidsbeweringen en gezondheidsvoordelen • onderzoek naar de voedselveiligheid van teelten door particulieren, tenzij dit invloed heeft op of inzichten verschaft in de voedselveiligheid van de algemene bevolking • humaan klinisch onderzoek • zuiver milieuonderzoek tenzij bijvoorbeeld onderzoek naar milieucontaminanten in voeding • biodiversiteitsonderzoek • duurzaamheidsonderzoek, tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek in functie van het nutritioneel beleid (inname van suiker, zout, vet, …) tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek naar nutriëntverrijking, tenzij dit invloed heeft op het voedselveiligheidsbeleid (vb. risico op overdosis) • onderzoek naar de impact van blootstelling aan chemische agentia (bv. gewasbeschermingsmiddelen) via inhalatie of huidcontact op de gezondheid van werknemers of privépersonen • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
DIERENGEZONDHEID | ||
Onderzoek naar ziekten, pathogenen en/of hun vectoren bij dieren inclusief bijen; Onderzoek naar contaminanten in diervoeders | • ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden voor dierziekten • epidemiologisch onderzoek • risicofactorenonderzoek • antimicrobiële resistentie • antiparasitaire resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe of verbeterde methoden voor monsterneming en/of analyse • basisonderzoek voor de identificatie van vaccinantigenen / proof-of-concept onderzoek voor het testen van vaccinantigenen en vaccintoepassingen onder specifiek Belgische dierhouderij- omstandigheden • studie van de impact van mogelijke ziektebeheersmaatregelen • onderzoek naar zoönotische pathogenen (al dan niet ziekmakend voor dieren) • onderzoek naar chemische en microbiële contaminanten, toxines, … die de diergezondheid negatief kunnen beïnvloeden, al dan niet via diervoeders • (her)opduikende risico’s • ziektewaarschuwings- en bewakingssystemen | • louter klinisch onderzoek bij gezelschapsdieren • louter zoötechnisch onderzoek • genetische selectie behalve wanneer het te maken heeft met ziekteresistentie • nutritioneel onderzoek • louter dierenwelzijnsonderzoek (bv. kreupelheid) • routinecontroles op de naleving van bestaande normen • onderzoek naar ziekten bij wilde fauna, gezelschapsdieren of voedselproducerende dieren gehouden door particulieren, tenzij deze invloed hebben op dierengezondheid of voedselveiligheid • onderzoek ter voorbereiding van registratiedossiers of aanvraag tot vergunning (voedingssupplementen, diergeneesmiddelen, biociden, … ) • zuiver milieuonderzoek |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
PLANTENGEZONDHEID | ||
Onderzoek naar organismen die schadelijk zijn voor gecultiveerde en/of wilde planten, meer bepaald quarantaine- organismen en organismen die nieuw, ongekend of weinig verspreid zijn en waarvoor meer informatie nodig is in het kader van een toekomstige regulering (classificatie als quarantaineorganisme) of het toekomstige plantengezondheids- beleid (preventie, uitroeiing, inperking) | • bepaling van het voorkomen, de verspreiding (pest status) en het vestigingspotentieel • studie van de biologie • epidemiologisch onderzoek • verkenning van de impact van mogelijke beheersmaatregelen • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor waarschuwing, surveillance, monitoring, monsterneming en/of diagnose, identificatie of kwantificatie • risicobeoordelingen • aanleveren van wetenschappelijke elementen voor Pest Risk Assessments (PRA) | • onderzoek naar gereguleerde niet- quarantaineorganismen en organismen waarvan duidelijk is dat ze niet voldoen aan de criteria voor classificatie als quarantaineorganisme • onderzoek naar invasieve soorten in het kader van Verordening (EU) 1143/2014 • plantenveredelingsonderzoek behalve wanneer het een veredeling naar grotere (fytosanitaire) ziekteresistentie betreft • onderzoek naar duurzame landbouw behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • xxxxxx onderzoek naar het op punt stellen of verbeteren van geïntegreerde ziektebestrijding (IPM) • onderzoek in het kader van xxxxxxxxxx behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • biodiversiteitsonderzoek behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
3.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RF intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RF intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld, en dit volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) wordt toegekend als weergave van de opportuniteit en de geschiktheid als beleidsondersteunend onderzoek en de mogelijke impact ervan. Volgende elementen worden beoordeeld:
• de situering ten aanzien van de prioriteiten van de federale overheid
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
• de meerwaarde ten aanzien van een lopend of bestaand onderzoek
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid
• het kwantitatief belang
• de xxxxx xxx de problematiek
• de budgettaire impact
• de impact op maatschappelijk en ethisch vlak
• de relevantie ten aanzien van de noden van de sector.
Enkel de RF intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) wordt toegekend als weergave van
• het wetenschappelijk niveau
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RF intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per activiteitsdomein gerangschikt. Op basis van deze rangschikking, het advies van het Beoordelingscomité en het beschikbare onderzoeksbudget van de FOD Volksgezondheid wordt een prioritaire en een reservelijst van RF intentieverklaringen opgesteld. De cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten begin juli 2023.
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de prioritaire en reserve RF intentieverklaringen uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. De reserve RF projectvoorstellen doorlopen dezelfde evaluatieprocedure als de prioritaire projectvoorstellen.
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Het is uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen. Het gedetailleerd projectvoorstel mag niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek.
Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx, zie rubriek 9. Contactinformatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Volgende documenten zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen in fase 2:
Bijlage 5 model voor de opmaak van het gedetailleerde RF projectvoorstel
Bijlage 7 budgettaire tabellen
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Het gedetailleerde RF projectvoorstel (Bijlage 5) in Word en in een doorzoekbare pdf en de budgettaire tabellen (Bijlage 7) in Excel worden elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RF projectvoorstel (fase 2) is vrijdag 22 september 2023 om 12u ’s middags stipt.
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
3.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van volgende administratieve criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 5;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
3.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
De gedetailleerde RF projectvoorstellen zullen door een College van deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vier criteria:
a. het wetenschappelijk niveau t.o.v. internationale standaarden en het expertise- niveau van de onderzoekerspartners
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
De consortia worden uitgenodigd om hun projectvoorstel toe te lichten op de evaluatievergadering met het College van deskundigen. De beoordeling van het College van deskundigen wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Reserveprojecten kunnen uitsluitend betoelaagd worden indien er budget vrijkomt vanuit het RT of RI-kanaal of vanuit de prioritaire RF-groep. Ten laatste midden februari 2024 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigd in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
4.
TRANSNATIONALE OPROEP (RI PROJECTEN):
Euphresco - plantengezondheid
De RI projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RI “Expression of Interest”
Fase 2: gedetailleerd RI projectvoorstel
De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 300.000 voor de transnationale oproep. De maximale toelage per thema is aangegeven in Bijlage 1. Aangezien er vier thema’s worden opgenomen, zal er voor bepaalde thema’s mogelijks onvoldoende budget zijn.
Deze werkwijze wordt gehanteerd omdat een aantal van de geselecteerde thema’s in een latere fase nog geschrapt kunnen worden, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners. Ten laatste op dinsdag 21 maart 2023 zal de cel Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2023. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
De indieners moeten ermee rekening houden dat de Belgische coördinator mogelijks ook wordt aangeduid als wetenschappelijke coördinator van het transnationaal project. Dit zal minstens het geval zijn voor het topic “2023-E-447 Valorization of HTS output data in view of a timely risk assessment of regulated or emerging plant viruses” aangezien dit transnationaal thema werd geïntroduceerd door de FOD Volksgezondheid – cel Contractueel Onderzoek.
De gevraagde toelage dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde onderzoeksdoelstellingen te bereiken.
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST”
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest”
Volgende documenten zijn relevant voor de transnationale projectvoorstellen in fase 1:
Bijlage 1 onderzoeksthema’s (topics) van de RI oproep
Bijlage 6 model voor de opmaak van de RI “Expression of Interest”
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest”
De “Expressions of Interest” (Bijlage 6) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt
elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
De uiterste datum voor het indienen van de RI “Expression of Interest” (fase 1) is donderdag 20 april 2023 om 12u ’s middags stipt.
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest”
De ontvankelijkheid van de “Expressions of Interest” wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in overleg met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Dit gebeurt op basis van volgende criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 6;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 4 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen (vb. literatuuroverzicht) worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
3. overeenkomst met een thema
Enkel RI “Expressions of Interest” die beantwoorden aan één van de in Bijlage 1 opgelijste Euphresco-plantengezondheidsthema’s zijn ontvankelijk.
4. afwezigheid van overlap met een bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan een bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium
Enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in rubriek 5. Budgettaire informatie.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw projectvoorstel contact opnemen met de bevoegde wetenschappelijk adviseur van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, zie rubriek 9. Contactinformatie).
De cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten begin juli 2023.
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de ontvankelijke RI “Expressions of Interest” uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
Deze fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat (dhr. Xxxxxxxxxx Xxxxxxx, Euphresco coördinator). De indieners zullen midden juli 2023 de nodige richtlijnen en formulieren ontvangen.
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RI projectvoorstel bij Euphresco is vrijdag 22 september 2023 om 12u ’s middags stipt.
De evaluatie van de projectvoorstellen door het internationaal panel van experten wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Midden november 2023 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigd in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Het is raadzaam de boekhoudkundige dienst van de onderzoeksinstellingen te betrekken bij de opmaak van het budgetvoorstel.
Behalve de hier vermelde informatie kan ook de informatie vermeld in hoofdstuk 5 van het vademecum nuttig zijn.
De uitgaven die door de toelage van de FOD Volksgezondheid worden gedekt, dienen te gebeuren conform de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de overheidsopdrachten (zie xxxxx://xxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx). Dit betreft met name aankoop en onderaanneming.
De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
Voor RT en RI projectvoorstellen mag de aangevraagde toelage de maximale toelage vermeld in de themaomschrijving (Bijlage 1) niet overschrijden.
Het bedrag van de gevraagde toelage mag in RF, RT en RI gedetailleerde projectvoorstellen (fase 2) nooit hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
Het maximaal aandeel van de toegekende toelage bedraagt 100%. De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€, indien niet zal het bedrag automatisch afgerond worden door de cel Contractueel Onderzoek.
Alle niet-forfaitaire uitgaven, zowel deze ten laste van de FOD Volksgezondheid als deze van eigen bijdragen moeten - bij betoelaging van het project - gestaafd worden aan de hand van verantwoordingsstukken.
Elke financiële inbreng is in principe aanvaardbaar als eigen inbreng voor zover deze geen aanleiding geeft tot belangenvermenging en niet afkomstig is uit middelen van de federale overheid. Daarnaast dient er ook rekening gehouden te worden met de beperkingen beschreven in de onderstaande paragrafen.
Enkel personeelskosten van medewerkers van Belgische onderzoeksinstellingen kunnen ingebracht worden. Buitenlandse expertise kan uitsluitend worden ingebracht via onderaanneming.
Personeelskosten voor de coördinator en de promotoren kunnen niet worden ingebracht in het onderzoeksbudget, noch ten laste van de FOD Volksgezondheid, noch als eigen inbreng.
Alle personeelskosten gerelateerd aan de uitvoering van het project -uitgezonderd deze voor de coördinator en de promotoren - moeten worden weergegeven onder deze rubriek. Uitzonderingen hierop zijn de loonkosten inbegrepen in het budget voor onderaannemingen.
Personeelskosten die ingecalculeerd zijn binnen de werkingskosten (bv. bij analysekosten) worden bij de financiële rapportering geweigerd.
Om doctoraatsbeurzen als eigen inbreng te kunnen beschouwen, moeten deze gefinancierd worden met eigen middelen van de betrokken onderzoeksinstelling of afkomstig zijn van een financieringsbron buiten de federale overheid.
De personeelskosten worden berekend aan de hand van de barema’s van de instellingen waar het personeel wordt tewerkgesteld. In het gedetailleerde budget wordt het barema, de anciënniteit en de tijdsbesteding aan het project (in mensmaanden) per kalenderjaar opgegeven. Indien de personen nominaal bekend zijn, moet hun naam meegedeeld worden. De personeelskosten worden opgesplitst in brutowedden enerzijds, en andere loonkosten anderzijds. Voor bursalen, die per definitie geen werknemer zijn, worden alle kosten samen weergegeven in hetzelfde budgettair artikel.
5.3.1 Betoelaagde personeelskosten
De volgende personeelskosten kunnen betoelaagd worden:
- geïndexeerde bruto maandwedde of beursbedrag (inclusief en indien van toepassing werknemersbijdrage RSZ, bedrijfsvoorheffing en desgevallend de werknemersbijdrage van maaltijdcheques);
- werkgeversbijdrage RSZ, vakantiegeld en eindejaarspremie;
- andere loonkosten, indien van toepassing, zijnde:
o wettelijke verzekeringen (bijvoorbeeld voor arbeidsongevallen);
o wettelijk verplichte vergoedingen of uitkeringen als toeslag op het salaris (bijvoorbeeld haard- en standplaatstoelagen indien van toepassing, tweetaligheidspremie, via CAO geregelde voordelen van allerlei aard, …);
o wettelijk bepaalde tussenkomsten in het woon-werkverkeer op basis van de prijs van een abonnement voor openbaar vervoer (voor wat betreft de trein: abonnement 2de klasse);
o fietsvergoedingen zoals vermeld op de loonfiche of de individuele jaarrekening overeenkomstig het wettelijk tarief van de Federale Overheid;
o Indien van toepassing, de forfaitaire bijdrage uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (KB 27 maart 1998, KB 28 mei 2003 gezondheidstoezicht).
5.3.2 Niet-betoelaagde personeelskosten
De volgende kosten (niet-limitatieve lijst) kunnen niet betoelaagd worden tenzij deze wettelijk zijn vastgesteldi:
- extralegale verzekeringskosten (hospitalisatie, groepsverzekering,…);
- administratiekosten sociaal secretariaat;
- extralegale voordelen (overuren, werkgeversbijdrage maaltijdcheques, bedrijfswagen, voordelen in natura, aanvullende gezinsvergoedingen, vergoedingen voor kinderopvang, representatiekosten, werkkledij, extralegaal pensioen, extralegale premies);
- zitpenningen.
i Bijvoorbeeld wetgeving voor personeel van overheidsdiensten vastgelegd in een KB of decreet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, CAO die via een publicatie in het Belgisch Staatsblad algemeen verbindend verklaard is
5.4 Werkingskosten
Werkingskosten zijn projectgebonden kosten die worden gemaakt met het oog op de aankoop en/of het operationele gebruik van goederen of diensten en kosten die rechtstreeks verband houden met de onderzoeksactiviteiten.
De werkingskosten worden opgesplitst in courante werkingskosten en specifieke werkingskosten.
5.4.1 Courante werkingskosten
De courante werkingskosten zijn forfaitair en omvatten gangbare uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, zoals:
- gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium (vb. glaswerk, pipetten, schoonmaakmiddelen), de werkplaats (vb. recipiënten, karren, gangbaar gereedschap) en het kantoor (vb. perforators, inktpatronen);
- documentatie (vb. aankoop boeken, vergoeding voor de bestelling van wetenschappelijke artikels);
- verplaatsingen en verblijven in België en in het buitenland;
- gebruik van computers;
- gangbare software;
- …
Onder de courante werkingskosten kunnen geen eigen bijdragen worden begroot.
Het bedrag van deze werkingsuitgaven wordt op forfaitaire wijze vastgelegd op basis van een percentage van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten. Dit percentage mag voor de coördinator de 15% en voor de andere promotoren de 10% van de eigen betoelaagde personeelskosten niet overschrijden.
5.4.2 Specifieke werkingskosten
Specifieke werkingskosten omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan de uitvoering van het project. Specifieke werkingskosten zijn onder meer:
- gebruikskosten voor apparatuur (met inbegrip van specifieke informatica-uitrusting nodig voor het gebruik van deze apparatuur);
- onderhoudskosten van apparatuur;
- analysekosten;
- onderaannemingen.
a) De gebruikskosten voor apparatuur verworven via aankoop of via huurkoop worden berekend volgens de formule:
𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑜𝑝𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
𝑎𝑓𝑠𝑐ℎ𝑟𝑖𝑗𝑣𝑖𝑛𝑔𝑠𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑖𝑛 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑡 × % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
waarbij de afschrijvingsperiode (economische levensduur) deze is zoals weergegeven in uw boekhouding. Voor wetenschappelijke apparatuur is dit in regel tussen 5 en 10 jaar.
Een voorbeeld
- u beschikt over een toestel dat bij aankoop € 30.000 kost
- het toestel wordt afgeschreven op 60 maanden
- hoewel de looptijd van het project 36 maanden is, zal het toestel slechts gedurende 10 maanden hiervoor gebruikt worden
- gedurende deze 10 maanden zal het toestel ook nog voor andere projecten ingezet worden, het gemiddelde gebruikspercentage voor het betreffende project in deze periode bedraagt 20%
De gebruikskosten worden als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 =
€ 30.000
60 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.000
b) Bij huur van apparatuur worden de gebruikskosten als volgt berekend:
𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 ℎ𝑢𝑢𝑟𝑘𝑜𝑠𝑡 × 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
× % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
Indien het toestel in bovenstaande voorbeeld gehuurd wordt voor € 600 per maand, wordt de gebruikskost als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = € 600 × 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.200
c) De kosten voor onderaanneming omvatten de kosten die een promotor betaalt aan een derde partij voor de uitvoering van taken of het leveren van diensten waarvoor bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheden vereist zijn en die buiten de gewone activiteiten van het consortium liggen.
Onderaanneming wordt slechts aanvaard indien
- deze een aantoonbare meerwaarde biedt aan het project;
- de onderaannemer de kernactiviteit niet overneemt en aldus slechts een deeltaak van het project op zich neemt;
- het bedrag voor de onderaanneming niet hoger is dan 25% van de totale toelage van de betrokken promotor;
- de budgettaire informatie hieromtrent gedetailleerd beschreven wordt;
- het budget voor de onderaanneming niet als forfaitair (in % van de totale begroting) wordt beschreven.
Indien er voor één of meerdere partners geen of onvoldoende courante werkingskosten kunnen worden ingebracht omwille van een te beperkt of ontbrekend betoelaagd personeelsbudget, kunnen kosten zoals voor binnenlandse of buitenlandse dienstreizen ingebracht worden als specifieke werkingskosten, op voorwaarde dat dit verantwoord kan worden.
De algemene kosten dekken de kosten inzake administratie, telefoon, onderhoud van de lokalen, verwarming, verlichting, elektriciteit, huur of verzekering.
Onder algemene kosten kunnen geen eigen bijdragen begroot worden.
Deze algemene kosten dienen forfaitair berekend te worden op basis van maximaal 10% van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten.
6. VALORISATIE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN
De valorisatie van de nieuwe kennis door de Overheid kan zich situeren op nationaal, Europees en/of internationaal vlak. De Overheid heeft een algemeen en kosteloos gebruiksrecht op de resultaten voor de ondersteuning van haar beleid. Het projectvoorstel moet dus zo opgevat worden dat alle resultaten in detail kunnen worden overgemaakt aan de Overheid. De cel Contractueel Onderzoek kan op elk moment vragen een valoristatieverslag in te dienen, met als doel valorisatie- en dienstverlenende acties door de Overheid wetenschappelijk te ondersteunen.
Indien van toepassing en op vraag van de FOD Volksgezondheid, dient het consortium gegevens die gebruikt kunnen worden voor de aanvulling van nationale, Europese of internationale databanken ter beschikking te stellen, conform het vereiste dataformaat. Een voorbeeld hiervan is de EFSA-datacollectie voor chemische contaminanten in voeding (xxxxx://xxx.xxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxxxxx). Het EFSA Data Collectie Team van de FOD Volksgezondheid zorgt, na validatie, voor de data transfer naar EFSA via het Data Collection Framework. Het consortium dient zich vanaf de ontwikkeling van het projectvoorstel bewust te zijn van de werklast dat dit met zich meebrengt. Daarom moet van bij de start van het onderzoeksproject het gebruik van het correcte dataformaat voorzien worden. Indien het niet duidelijk is of een datatransfer dient voorzien te worden, kan voorafgaandelijk contact opgenomen worden met het Data Collectie Team EFSA van de FOD Volksgezondheid, via de cel Contractueel Onderzoek (zie rubriek 9. Contactinformatie).
Het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen voorziet dat elk laboratorium het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) op de hoogte brengt wanneer het redenen heeft om aan te nemen dat een in de handel gebracht product niet beantwoordt aan de voedselveiligheidsvoorschriften. De modaliteiten voor de meldingsplicht worden gespecifieerd op de website xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxx/.
7. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Deze informatie handelt over de bescherming van uw persoonsgegevens. Dit zijn de gegevens waarmee u rechtstreeks of onrechtstreeks geïdentificeerd kunt worden.
Wanneer u een projectvoorstel indient, verzamelt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens conform de vigerende wetgeving en de werkwijze van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx).
7.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen
In het kader van de wettelijke opdracht met betrekking tot de toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoeki, verzamelt en verwerkt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens om:
- u in te lichten (verzending van de oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen);
- uw vragen te beantwoorden;
- de projectvoorstellen en projecten die u aanbelangen te behandelen.
7.2 Verwerkte gegevens
De tabel hieronder vermeldt de situaties waarin persoonsgegevens automatisch worden verzameld en verwerkt.
Situaties | Verzamelde en verwerkte gegevens |
U dient een projectvoorstel in, of u neemt via een elektronisch formulier, via e-mail of telefonisch contact met ons op. | Naam, voornaam en e-mailadres dat u ingeeft. Uitwisseling van e-mails via het contactformulier en via berichtenverkeer. Technische gegevens die al dan niet verbonden zijn aan uw e-mail. Uw postadres voor de verzending van documenten en/of publicaties. |
U raadpleegt de internetpagina’s van Contractueel Onderzoek. | IP-adres. |
De andere persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt, zijn opgenomen in het register van gegevensverwerking.
7.3 Bewaringsduur
Gegevens gekoppeld aan projectvoorstellen worden tot 10 jaar na het einde van het project bewaard door de cel Contractueel Onderzoek. De bewaartermijn voor de IP-adressen is 12 maanden.
Het cookiebeleid is beschreven op de website van de FOD Volksgezondheid.
i Koninklijk besluit van 18 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
7.4 Veiligheid
De FOD Volksgezondheid waarborgt de veiligheid (integriteit en vertrouwelijkheid) van uw persoonsgegevens. Ze worden onder meer beschermd tegen ongeoorloofde toegang, onrechtmatig gebruik, verlies en ongeoorloofde wijzigingen.
Daarvoor worden adequate beveiligingstechnieken en -procedures gebruikt. Op fysiek, technisch en organisatorisch vlak worden gepaste maatregelen genomen om een veiligheidsniveau te garanderen dat aangepast is aan de risico’s.
7.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen
U heeft bepaalde rechten voor de persoonsgegevens die we gebruiken: het recht van inzage, het recht op rechtzetting, het recht om bezwaar aan te tekenen en het recht om gegevens te laten wissen.
Om uw rechten uit te oefenen stuurt u een e-mail of een brief naar onze Functionaris voor gegevensbescherming, samen met een scan of een kopie van uw identiteitsbewijs, met daarop uw handtekening, om uw rechten uit te oefenen:
Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Xxxxxxxxxxx 0/0 0000 Xxxxxxx xxx@xxxxxx.xxxx.xx
7.6 Klachten
Als u vindt dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu uw persoonsgegevens niet heeft verwerkt in overeenstemming met de geldende regelgeving, dan heeft u het recht een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit:
Gegevensbeschermingsautoriteit
Xxxxxxxxxxxxxx 00
0000 Xxxxxxx
8. DEFINITIES & AFKORTINGEN
Activiteitsdomeinen
De activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek zijn voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
Beoordelingscomité
De adviesraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid, van het FAVV en uit deskundigen die deel uitmaken van de universitaire instellingen van de gemeenschappen. Het Beoordelingscomité geeft de minister advies over
- de modaliteiten van de oproep,
- het toekennen van de toelagen,
- de procedures betreffende de selectie, de opvolging en de evaluatie van de projecten.
Cel Contractueel Onderzoek
De administratieve eenheid van de FOD Volksgezondheid die belast is met
- de organisatie en het beheer van de selectieprocedure van projecten binnen de activiteitsdomeinen;
- de administratieve, financiële en wetenschappelijke opvolging van de projecten die geselecteerd worden voor financiering.
College van deskundigen
Groep van experten die een wetenschappelijke evaluatie uitvoert van de projectvoorstellen.
Consortium
Geheel van Belgische instellingen of departementen die het onderzoeksproject uitvoeren, vertegenwoordigd door één coördinator en de promotoren.
Coördinator
Promotor die het project leidt en optreedt als contactpersoon voor het consortium.
EFSA
European Food Safety Authority
Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid
EPPO
European and Mediterranean Plant Protection Organization
Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie
FAVV
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
FOD Volksgezondheid
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Promotor
De vertegenwoordiger van een instelling actief binnen het consortium.
RF
Free Research
Vrije onderzoeksprojecten, waarbij het consortium het onderzoeksonderwerp bepalen.
RI
International Research
Transnationale onderzoeksprojecten, waarvan de onderzoeksthema’s binnen de activiteits- domeinen vallen.
RT
Targeted Research
Thematische onderzoeksprojecten, waarbij de onderzoeksthema’s voorafgaandelijk zijn vastgelegd door de bevoegde minister.
VCP
Voedselconsumptiepeiling
9. CONTACTINFORMATIE
Voor bijkomende informatie kan u terecht bij de wetenschappelijk adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek:
Xx. Xxx XXXXXX
Tel. x00 0 000 00 00 – xxx.xxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
Xx. Xxxxxxx XXX XXXXXX
Tel. x00 0 000 00 00 – xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
BIJLAGEN
Bijlage 1 Onderzoeksthema’s
Onderzoeksthema’s RT projecten
THEMA'S | Maximum duur (m) | Maximale toelage | |
Dierengezondheid | |||
1 | Antimicrobiële resistentie in waterdieren (AquAMR) | 30 | € 275.000 |
2 | Mogelijkheden voor genetische selectie voor resistentie tegen PRRS infectie bij varkens in België (PigRReSist) | 48 | € 440.000 |
3 | Aerogene transmissie van hoog pathogene aviaire influenza virussen (Influe-Air) | 48 | € 440.000 |
Plantengezondheid | |||
4 | Risicogebaseerde detectie-onderzoeken voor EU- quarantaineorganismen in openbaar groen (SURQUAPUB) | 36 | € 330.000 |
Voedselveiligheid | |||
5 | Onzuiverheden in van olie of vet afgeleide levensmiddelenadditieven en samengestelde levens- middelen (IMPOFAD) | 42 | € 400.000 |
6 | Zuiverheid en onzuiverheden van zout en zoutvervangers (PUR(I)SALT) | 12 | € 110.000 |
7 | Plantentoxines in levensmiddelen afgeleid van hennep (HEMPPLATOX) | 12 | € 110.000 |
8 | Microbiologische risico’s als gevolg van het wijzigen van de temperatuur/tijd-combinaties voor het ontsmetten van messen en ander snijgereedschap in slachthuizen en vleesverwerkende werkplaatsen (MICMEATOOL) | 12 | € 110.000 |
Onderzoeksthema’s RI projecten: Euphresco - plantengezondheid
THEMA’S | Maximum duur (m) | Maximale toelage i | |
Plantengezondheid | |||
2023-C-423 | Further development of methods for the outbreak management of Popillia japonica that are in line with the plant protection product authorisation in the EU | 12-24 | € 50.000 |
2023-F-431 | Ralstonia pseudosolanacearum and Ralstonia syzygii: emerging threats in and outside Europe. Study on the epidemiology and the development and validation of detection and identification protocols. | 12-24 | € 75.000 |
2023-E-447 | Valorization of HTS output data in view of a timely risk assessment of regulated or emerging plant viruses | 24-36 | € 150.000 |
2023-C-449 | Biological treatment schemes for plants and plant products infected with plant pests | 24-36 | € 100.000 |
i De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 300.000 voor de transnationale oproep. Aangezien er vier thema’s worden opgenomen, zal er voor bepaalde thema’s mogelijks onvoldoende budget zijn.
1. Antimicrobiële resistentie in waterdieren (AquAMR)
Context
In het kader van de bestrijding van antimicrobiële resistentie is het verwerven van kennis rond antimicrobieel gebruik en resistentie bij dieren (land- en waterdieren) van aanzienlijk belang.
Reeds enkele jaren wordt zowel het gebruik van antimicrobiële middelen bij verschillende diersoorten als de antimicrobiële resistentie van zoönotische en commensale bacteriën gemonitord. Tegen 2027 moet er ook een registratie van het gebruik van antimicrobiële middelen bij voedselproducerende waterdiereni op touw gezet worden. In België is aquacultuur een sector waar er tot vandaag weinig tot geen informatie beschikbaar is over het gebruik van antimicrobiële middelen en de herkomst en het voorkomen van antimicrobiële resistentie, gegevens die nodig zijn om het beleid rond antimicrobiële resistentie bij voedselproducerende waterdieren te kunnen uitbouwen. Om het effect op de antimicrobiële resistentie bij wijzigingen in het gebruik van antimicrobiële middelen bij deze dieren te kunnen waarnemen, is het nodig hiervoor een optimaal monitoringsprogramma te implementeren. Ook hierover zijn weinig gegevens beschikbaar.
Onderzoeksvragen
Het onderzoek richt zich hier op voedselproducerende zoetwaterdieren, hieronder vermeld als
« waterdieren ».
▪ Welke zoönotische, commensale en pathogene kiemen komen voor bij waterdieren in België? Hoe kunnen ze gedetecteerd worden?
▪ Welke van de voorkomende kiemen bij waterdieren zijn van belang of kunnen potentieel van belang zijn voor de volksgezondheid?
▪ Welke van de voorkomende kiemen bij waterdieren zijn van belang of kunnen potentieel van belang zijn in het kader van antimicrobiële resistentie in het algemeen en voor een eventuele overdracht van resistentie naar de mens in het bijzonder?
Bovenstaande onderzoeksvragen kunnen beperkt worden tot een literatuurstudie indien voldoende data beschikbaar zijn.
▪ Is er een genetische link tussen de kiemen van waterdieren die antimicrobiële resistentie vertonen op geografisch verschillende bedrijven?
▪ Welke kiem / antimicrobiële middelen combinaties zijn van belang voor een monitoring van antimicrobiële resistentie bij waterdieren?
▪ Welke producten (antimicrobiële middelen, biociden, etc.) worden er in praktijkomstandigheden gebruikt voor de behandeling van waterdieren of van het water in België?
▪ Wat is het verband tussen het gebruik van producten (antimicrobiële middelen, biociden, etc.) voor de behandeling van waterdieren of van het water en het voorkomen van resistentie bij kiemen van waterdieren in praktijkomstandigheden?
i Voor definitie van waterdieren zie Verordening (EU) 2016/429 Dierengezondheidswetgeving, artikel 4. 3)
„waterdieren”: dieren van de volgende soorten, in alle levensfasen, inclusief eieren, zaadcellen en gameten: a) vissen die behoren tot de superklasse Agnatha en de klassen Chondrichthyes, Sarcopterygii en Actinopterygii; b) water-weekdieren van het phylum Mollusca; c) waterschaaldieren van het subphylum Crustacea.
Wat is het verband tussen het gebruik van antimicrobiële middelen bij landdieren en het voorkomen van resistentie bij kiemen van waterdieren?
Maximum budget: € 275.000 Maximale duur: 30 maanden
2. Mogelijkheden voor genetische selectie voor resistentie tegen PRRS infectie bij varkens in België (PigRReSist)
Context
Het Porcien Respiratoir en Reproductief Syndroomvirus (PRRSV) is endemisch in België en grote delen van de wereld. Het virus veroorzaakt grote economische verliezen en heeft ook een immunodepressief effect, waardoor secundaire infecties een kans krijgen. De impact op het antibioticumgebruik is wellicht aanzienlijk. De bestaande vaccins bieden slechts een partiële bescherming en er zullen op korte termijn geen nieuwe vaccins beschikbaar komen die een optimale bescherming induceren. Gezien de hoge varkensdensiteit in België en de aerogene transmissie van PRRSV is depopulatie-repopulatie geen duurzame oplossing.
Ten opzichte van het Amerikaanse type van PRRSV kon een genetische variatie in resistentie tegen het virus en het niveau van bescherming na vaccinatie aangetoond worden (Serão NV et al., 2016; Xxxx AS et al., 2016; Xxxxxx G et al., 2016; Xxx P et al., 2016; Xxxxxxxxx NJ et al., 2016). Zie verder ook de publicaties van Xxxxxx X, 2016; Xxxxxxxxxxxx XX et al., 2017; Xxxxx G et al., 2018; Xxxx Q et al., 2021; Xxxxxxxx FMW et al., 2021; Xxxxxxxx LP et al., 2021; Xxxxxxx RRR et al., 2022; ….
Momenteel loopt het onderzoeksproject RF 19/6335 PigRResponSe getiteld “Ontrafelen van de rol van xxxxxx en zeugen die niet reageren op vaccinatie tegen PRRSV” (tot eind september 2023). Hierbij zal ook de genetische achtergrond van non-responders op vaccinatie geanalyseerd worden.
Onderzoeksvragen
1) Bestaat er binnen de belangrijkste varkensrassen/hybriden in België een genetische variatie in resistentie tegen de Europese stam van PRRSV en het niveau van bescherming na vaccinatie? Hierbij dient het Piétrain ras zeker opgenomen te worden.
2) Kunnen er praktijktesten ontwikkeld en gevalideerd worden om selectie op deze genetische resistentie mogelijk te maken?
Maximale toelage: € 440.000 Maximum duur: 48 maanden
3. Aerogene transmissie van hoog pathogene aviaire influenza virussen (Influe-Air)
Context
De voorbije jaren werd wereldwijd een steeds groter aantal haarden van hoog pathogene aviaire influenza (HPAI), voornamelijk van het H5 serotype bij pluimvee vastgesteld. In de EU werden in het seizoen 2021-2022 meer dan 40 miljoen stuks pluimvee geruimd. Het HPAI H5-virus circuleert ook bij wilde vogels, waarbij het gastheerspectrum steeds breder wordt. Vanuit de wilde vogelpopulaties wordt het virus geïntroduceerd op bedrijven met pluimvee of andere gehouden vogels. Vooral in regio’s met een hoge pluimveedensiteit wordt er ook een spreiding tussen pluimveebedrijven waargenomen.
Directe contacten met besmette vogels vormen een belangrijke weg van introductie van het virus bij pluimvee en andere gehouden vogels. Ook via indirecte weg kan het virus in pluimveestallen binnengebracht worden. Er zijn aanwijzingen dat het virus ook via aerogene weg kan geïntroduceerd worden. Zo werden op een bedrijf met legkippen in verrijkte kooien de eerste zieke dieren opgemerkt bij een luchtinlaat, ver van de deur. Xxxxxxxxxxx X. et al. (2016)ii en Scoizec A. et al. (2018)iii konden viraal RNA en virus aantonen in luchtstalen genomen op korte afstand van besmette pluimveestallen. Ook in België kon dit reeds aangetoond worden in het onderzoeksproject RF 18/6321 Emerdia-H5 II getiteld “Ontwikkeling van experimentele modellen om de biologie van recente H5Nx hoogpathogene aviaire influenzavirussen (HPAI-virussen) beter te begrijpen en om de opsporing en de controle ervan te verbeteren”.
Onderzoeksobjectieven
▪ De stabiliteit van het HPAI H5-virus in de lucht bepalen, afhankelijk van temperatuur, luchtvochtigheid en partikelgrootte.
▪ Kwantificeren van de hoeveelheid infectieus virus die via de ventilatie de stal verlaat in functie van het aantal besmette dieren.
▪ Bepalen van de grootte van de partikels die het virus dragen.
▪ Kwantificeren van de hoeveelheid infectieus virus in de feces van besmette wilde vogels en de hoeveelheid virus die vanuit de feces van besmette wilde vogels al dan niet partikelgebonden via de lucht kan verspreid worden.
▪ Ontwikkelen van een model om de aerogene verspreiding van het HPAI-virus vanuit wilde vogels en pluimveebedrijven te simuleren, in functie van het aantal besmette dieren, de temperatuur, de luchtvochtigheid, de windsnelheid, de afstand en eventueel andere parameters. Het model moet opgeleverd worden aan de bevoegde autoriteiten onder een vorm die praktisch bruikbaar is.
Maximale toelage: € 440.000 Maximum duur: 48 maanden
ii xxxxx://xxx.xxx/00.0000/00000-000000-Xxx.0
iii xxxxx://xxx.xxx/00.0000/xxxxx.0000.00000
4. Risicogebaseerde detectie-onderzoeken voor EU-quarantaineorganismen in openbaar groen (SURQUAPUB)
Context
Om de aanwezigheid op het Belgische grondgebied aan te tonen van EU- quarantaineorganismen in bossen, parken en openbaar groen, voert het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid van de Voedselketen jaarlijkse detectie-onderzoeken uit. Deze onderzoeken kunnen bestaan uit visuele inspecties, al dan niet aangevuld met gerichte monsternames in geval van verdenking, asymptomatische monsternames of het gebruik van vallen met lokstoffen. Het aantal inspecties, monsters of vallen voor deze onderzoeken wordt op een pragmatische manier bepaald rekening houdend met het risico op insleep, de aanwezigheid van waardplanten en risicovolle activiteiten, aantallen gerealiseerd in andere lidstaten en de capaciteit en prioriteiten van de inspectiediensten.
Artikels 22 tot en met 24 van de Plantengezondheidsverordening (EU) 2016/2031 bepalen dat de uitvoering van deze onderzoeken gebaseerd moet zijn op risicoanalyse en op degelijke wetenschappelijke en technische principes. Voor prioritaire plaagorganismen moeten deze onderzoeken bovendien met een voldoende hoge betrouwbaarheid worden uitgevoerd. Dit geldt eveneens voor de EU-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in bijlage II, deel B van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 waarvoor bestrijdings- en/of inperkingsmaatregelen zijn vastgesteld. Zulke onderzoeken dienen te worden onderbouwd met behulp van pest survey cards, richtsnoeren voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken, en de statistische analysetool RIBESS+ zoals door EFSA ter beschikking gesteld (xxxxx://xxxx.xxxxxxxxxxxxx.xxxxx.xxx/xxx/xxx/00.0000/(XXXX)0000-0000.xxxxxxx-xxxxx-xxxx- surveillance).
Het doel van dit onderzoeksproject is het ontwerpen van statistisch verantwoorde en risicogebaseerde detectie-onderzoeken voor EU-quarantaineorganismen die kunnen voorkomen in bossen, parken en openbaar groen. Specifiek vragen we om de waardplantpopulaties in kaart te brengen, de risicofactoren te inventariseren, wetenschappelijk correcte detectiemethodes uit te werken en de gevoeligheid ervan te bepalen, en steekproefberekeningen te maken uitgaande van de wettelijk opgelegde betrouwbaarheids- en besmettingsniveaus. Indien de betrouwbaarheids- en besmettingsniveaus niet zijn vastgelegd, dient op basis van simulaties in beeld gebracht te worden welke niveaus voldoende garanties geven over de aanwezigheid van de EU-quarantaineorganismen op het Belgische grondgebied.
Plantentuinen en arboreta nemen een bijzondere plaats in als locaties van openbaar groen omdat zij actief zijn in de (inter)nationale uitwisseling van planten en plantaardig vermeerderingsmateriaal. Daarom dient bijkomend een onderzoeksnetwerk opgericht te worden waarin Belgische plantentuinen en arboreta betrokken worden in het bekomen van statistisch relevante informatie over de aanwezigheid van EU-quarantaineorganismen. Naar analogie met de bestaande Plant Sentinel Networks, omvat de rol van dergelijk onderzoeksnetwerk onder meer het bieden van technische en wetenschappelijke ondersteuning om op passende tijdstippen waarnemingen te verrichten en deze op te volgen.
Onderzoeksobjectieven
Voor de lijst van volgende EU-quarantaineorganismen:
- Agrilus anxius;
- Agrilus planipennis;
- Anoplophora chinensis;
- Anoplophora glabripennis;
- Aromia bungii;
- Bursaphelenchus xylophilus;
- Conotrachelus nenuphar;
- Ceratocystis platani;
- Dendrolimus sibiricus;
- Fusarium circinatum;
- Geosmithia morbida;
- Pityophthorus juglandis;
- Popillia japonica.
Xylella fastidiosa is niet opgenomen in deze lijst omdat hiervoor het onderzoeksproject RT 22/5 RIBSURX lopende is.
1) Op basis van de EFSA pest survey cards, EPPO-data sheets en pest risk analyses, en andere recente wetenschappelijke kennis, de meest geschikte onderzoeksmethoden bepalen, waaronder visuele inspecties met monstername in geval van verdenking, asymptomatische monstername, vallen met lokstoffen, enige andere methode, of een combinatie ervan, en hiervoor vervolgens gedetailleerde procedures uitwerken.
2) Op basis van een op België toegepaste analyse van de potentiële insleeproutes, aanwezige waardplanten, bedrijven met risicoactiviteiten en mogelijke primaire vestigingsplaatsen, de meest geschikte onderzoeksplaatsen voorstellen.
3) Op basis van o.a. de richtsnoeren van EFSA voor statistisch verantwoorde en risicogebaseerde onderzoeken, gedetailleerde steekproefberekeningen maken uitgaande van de wettelijk opgelegde, of indien niet beschikbaar gesimuleerde, voor België voldoende hoog geachte betrouwbaarheids- en besmettingsniveaus.
4) Het oprichten van een onderzoeksnetwerk bestaande uit Belgische plantentuinen, arboreta en onderzoekslaboratoria waarin statistisch relevante informatie wordt verzameld over de aanwezigheid van de hierboven genoemde en volgende EU-quarantaineorganismen: Aleurocanthus spiniferus, Toxoptera citricida, Trioza erythreae en Xylella fastidiosa. Dit netwerk moet over de nodige expertise en capaciteit beschikken om technische en wetenschappelijke ondersteuning te bieden om op passende tijdstippen waarnemingen en analyses te verrichten. De ontwikkeling van een gebruiksvriendelijke en voor de overheid toegankelijke rapporteringstool is hierbij onontbeerlijk.
De bovenvermelde lijst van EU-quarantaineorganismen kan in de ingediende projectvoorstellen gewijzigd of aangevuld worden afhankelijk van bv. wijzigingen in de wetgeving of het voorkomen van waardplanten.
Maximale toelage: € 330.000 Maximum duur: 36 maanden
5. Onzuiverheden in van olie of vet afgeleide levensmiddelenadditieven en samengestelde levensmiddelen (IMPOFAD)
Context
Meetgegevens omtrent onzuiverheden in van olie of vet afgeleide levensmiddelenadditieven zijn nog onvoldoende voorhanden.
In verordening (EG) 231/2012 worden een reeks specificaties vastgelegd voor levensmiddelenadditieven. Echter, uit het herbeoordelingsprogramma voor additieven blijkt de nood aan bijkomende zuiverheidseisen. Controles zijn uiteraard gericht op onzuiverheden waarvoor er specificaties zijn gesteld, zodat de meetgegevens van FAVV niet de andere potentiële onzuiverheden omvatten.
In het kader van Verordening (EG) 1881/2006 worden normdiscussies gevoerd rond vetzuuresters van glycidyl in samengestelde levensmiddelen. De EFSA is tot de conclusie gekomen dat glycidol een genotoxische en kankerverwekkende verbinding is en de blootstellingsmarge is zo klein dat het een gezondheidsrisico vormt. Daarom zijn er al normen voor vetzuuresters van glycidyl in oliën en vetten. Er is echter een disproportionele bijdrage mogelijk via bepaalde additieven zonder normen voor vetzuuresters van glycidyl (bij voorbeeld als er 2% emulgator gebruikt wordt in een banketbakkerswaar waarbij het gehalte aan vetzuuresters van glycidyl in de emulgator 10 keer hoger is dan het gehalte in de olie of het vet), wat het zeer moeilijk maakt om tot afgeleide normen te komen, waarbij de norm voor het samengesteld levensmiddel wordt berekend vanaf normen voor ingrediënten en gegevens over de relatieve verhoudingen van de ingrediënten in het samengesteld levensmiddel.
Er is ook geen consensus over de vraag of er mogelijks vorming is van vetzuuresters van glycidyl in samengestelde levensmiddelen die ook hitteprocessen ondergaan. Rechtstreekse metingen op deze onzuiverheden in samengestelde levensmiddelen en experimenteel onderzoek naar de mogelijke vorming kunnen deze discussies onderbouwen.
In vergelijking met de succesvolle reductie van vetzuuresters van glycidyl in olie lijkt dit tot op heden moeizamer te zijn bij de productie van additieven. Het herbeoordelingsprogramma van additieven heeft wel iets in gang gezet, maar er is nog veel werk voor de boeg. Momenteel zijn er nog geen normen van kracht voor vetzuuresters van glycidyl in additieven; voor enkele additieven zijn er ontwerpnormen. De bedrijven moeten antwoorden op de oproep voor data en moeten de veiligheid verzekeren. Huidig project zal daarentegen onafhankelijke data genereren om te zien welke additieven moeten aangepakt worden op vlak van aanscherping van zuiverheidscriteria. Het project mag geenszins dienen ter vervanging van de plicht van fabrikanten om gegevens te genereren en door te geven.
Voor olie en vet zijn er in de contaminantenverordening nog veel meer normen gesteld dan alleen voor vetzuuresters van glycidyl. Er is amper iets geweten over het voorkomen van dergelijke contaminanten in levensmiddelenadditieven die gerelateerd zijn aan vet. In dit project moet er ook aandacht zijn voor contaminanten zoals persistente organische polluenten in additieven, ook al heeft EFSA hier geen data voor gevraagd aan de fabrikanten.
Onderzoeksobjectieven
1) Bepaling van zo veel mogelijk onzuiverheden in een reeks van levensmiddelenadditieven waarin vetzuren voorkomen. Hierbij dient de aandacht te gaan naar de frequentst gebruikte additieven, namelijk E570 vetzuren, E306 tocoferolrijk extract, E322 lecithine, E442 ammoniumfosfatiden, E470b magnesiumzouten van vetzuren, E471 mono- en diglyceriden van vetzuren, E472a mono- en diglyceriden van vetzuren, veresterd met azijnzuur, E472b mono- en diglyceriden van vetzuren, veresterd met melkzuur, E472e mono- en diglyceriden van vetzuren, veresterd met monoacetyl- en diacetylwijnsteenzuur, E473 sucrose-esters van vetzuren, E475 polyglycerolesters van vetzuren, E476 polyglycerolpolyricinoleaat, E481 natriumstearoyl-2-lactylaat, E 492 sorbitaantristearaat. Het is wenselijk om minstens 5 monsters te nemen per additief (meer voor lecithine). Er dient ook genoeg aandacht te zijn voor de betrokken additieven die gebruikt mogen worden in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters: E304(i,) X000, X000, X000, X000x, X000x, X000x, X000. Het is een voordeel als er ook enkele additieven onderzocht worden die bestaan uit vetoplosbare kleurstoffen geëxtraheerd uit planten.
Volgende onzuiverheden zijn relevant:
- Vetzuuresters van glycidyl,
- Vetzuuresters van 3-MCPD,
- Polyaromatische koolwaterstoffen (PAK’s): benzo(a)pyreen, benz(a)antraceen, benzo(b)fluorantheen, chryseen,
- PFAS: PFOS, PFOA, PFNA, PFHxS en eventueel andere PFAS,
- PCB’s (de congeneren die voorkomen in de contaminantenverordening) en dioxines,
- Minerale olie, meer bepaald de fractie die MOAH (Mineral oil aromatic hydrocarbons) wordt genoemd,
- Lood,
- Eventueel: vetoplosbare mycotoxines zoals zearalenon, vetoplosbare pesticiden, vetoxidatie-indicatoren, erucazuur en eventueel ook de andere vetzuren, transvetzuren.
Zowel screeningsmethoden, semi-kwantitatieve als kwantitatieve methoden kunnen voorgesteld worden. De keuze dient evenwel verantwoord te worden. In sommige gevallen zou het nuttig kunnen zijn om een mengstaal te nemen om een vooronderzoek te doen om in te schatten of verder onderzoek nuttig is. Dit moet dan ook verantwoord worden.
Wat is de potentiële bijdrage van de inname van deze onzuiverheden via de beschouwde additieven tot de totale inname van deze onzuiverheden via levensmiddelen?
2) Metingen van esters (vetzuuresters van glycidyl en vetzuuresters van 3-MCPD) in samengestelde levensmiddelen onder mogelijke discussie voor Europese contaminantennormen (in overleg met FOD VVVL).
Het onderzoek dient te gaan over levensmiddelen waarbij het gehalte niet simpelweg kan afgeleid worden van de aanwezigheid van esters in olie/vet en het gehalte aan olie/vet in het samengesteld levensmiddel, dus waarvoor het artikel 2 van verordening 1881/2006 moeilijk is om toe te passen of wanneer er vorming is van esters tijdens het maken van de samengestelde levensmiddelen.
3) Onderzoek naar mogelijke vorming van vetzuuresters van glycidyl (en vetzuuresters van 3- MCPD) bij de fabricage of bereiding van bepaalde samengestelde levensmiddelen
Maximale toelage: € 400.000 Maximum duur: 42 maanden
6. Zuiverheid en onzuiverheden van zout en zoutvervangers ( PUR(I)SALT)
Context
Gelet op de dagelijkse consumptie van natriumchloride, beter gekend als zout, is deze voedselgroep van belang voor de voedselveiligheid. Dat geldt dan ook voor zoutvervangers, die wel de zoute smaak aanbrengen, maar minder of geen natrium. Het gezondheidsprobleem van een te hoge zoutinname houdt immers verband met natrium.
Het project omvat ook wel gejodeerd zout en nitrietpekelzout en mengsels van zout en zoutvervanger; mogelijks is er ook een antiklontermiddel toegevoegd. Zoutvervangers zijn minerale stoffen waaronder kaliumchloride, of oplossingen met mineralen. Kruiden, specerijen en aroma’s worden in de context van dit project niet aanzien als zout of zoutvervangers. Hetzelfde geldt voor additieven die chemisch gezien zouten zijn, maar niet gebruikt worden voor de zoute smaak. Optioneel omvat het project ook salmiakzout (ammoniumchloride zoals gebruikt in drop).
De diversificatie van zouten op de markt neemt de laatste jaren toeiv. Deze variatie doet vragen rijzen over de zuiverheidsgraad van zouten op de huidige markt en over de aard en veiligheid van onzuiverheden. Een recent wetenschappelijk artikel wijst op de beperktheid van gegevens over onzuiverheden in zoutv.
In België geldt het koninklijk besluit van 17 september 1968 betreffende zout bestemd voor menselijk verbruik. Dit besluit bepaalt de zuiverheid en maximale gehalten voor enkele onzuiverheden voor zout (natriumchloride) bestemd voor menselijk gebruik, inclusief voor nitrietpekelzout. Dit besluit dient nog aangepast te worden aan de Europees geharmoniseerde normen voor metalen (lood, cadmium en kwik). Als er Europees geharmoniseerde normen beschikbaar zijn primeren deze automatisch boven de nationale normen, ook als het koninklijk besluit nog niet aangepast is. Er gelden nog nationale normen voor arseen en koper.
In dit project is het de bedoeling een basisonderzoek uit te voeren (“baseline study”) op basis waarvan de FOD zou kunnen beoordelen of en welke wijzigingen van de wetgeving gepast zouden kunnen zijn. Is een verlaging van het (Europese) maximumgehalte voor lood in zout haalbaar voor een betere bescherming van de consument? Welke bijkomende onzuiverheden kunnen relevant zijn voor de voedselveiligheid: aluminium, …?
Het onderzoek moet ook gegevens verzamelen die nadien kunnen gebruikt worden om de noodzaak te beoordelen om de wetgeving uit te breiden naar zoutvervangers. Er is immers een lacune in de wetgeving over zoutvervangers. Kaliumchloride is er één voorbeeld van. Hoewel er specificaties bestaan voor kaliumchloride als levensmiddelenadditief (E508, zie verordening 231/2012) zijn deze niet automatisch van toepassing voor gebruik van kaliumchloride als zoutvervanger. Bovendien bevat de herbeoordeling van EFSA (2019) van E508 een aanbeveling om de normen voor metalen te verlagen. Er is dus nood aan een overzicht en kennis van zuiverheden en onzuiverheden van zoutvervangers, als basis om een wetgeving te kunnen ontwikkelen.
Het onderzoek moet kaderen in het domein van voedselveiligheid. Er wordt gevraagd zoveel mogelijk verschillende verontreinigingen in kaart te brengen en de zuiverheid te karakteriseren.
iv Zoutsoorten op TV: xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxx/x-x/xxxx-xxxx/0/xxxx-xxxx-x0x0/
v Karavoltsos et al, Trace elements, polycyclic aromatic hydrocarbons, mineral composition, and FT-IR characterization of unrefined sea and rock salts: environmental interactions, Environmental Science and Pollution Research (2020) 27:10857–10868
Onderzoeksobjectieven
▪ In kaart brengen van beschikbare gegevens over zuiverheid en onzuiverheden in zout (natriumchloride), zoutvervangers, gejodeerd zout, nitrietpekelzout, salmiakzout, en van wetgevingen hierover in de wereld. In kaart brengen van de risico’s op onzuiverheden naargelang de productiemethoden. In kaart brengen van de producten op de markt.
▪ Via monstername en analyse van alle soorten en merken (al dan niet gejodeerd) zout en zoutvervangers als levensmiddel op de Belgische markt (voor consumenten en bedrijven), in kaart brengen van de zuiverheid (concentratie natriumchloride of kaliumchloride, al naar gelang de identiteit) en van de onzuiverheden (anorganische en organische onzuiverheden).
Maximale toelage: € 110.000 Maximum duur: 12 maanden
7. Plantentoxines in levensmiddelen afgeleid van hennep (HEMPPLATOX)
Context
Hennepzaad en afgeleiden worden als levensmiddelen op de markt gebracht. In 2015 heeft het panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de menselijke gezondheid in verband met de aanwezigheid van tetrahydrocannabinol (THC) in melk en andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong. THC, meer bepaald Δ9-THC, is het meeste relevante bestanddeel van de hennepplant Cannabis sativa. De EFSA heeft een acute referentiedosis (ARfD) van 1 μg Δ9-THC/kg lichaamsgewicht vastgesteld.
De Europese Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie van 1 december 2016 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen werd tot op heden nog niet geïmplementeerd in België.
Het wetenschappelijk comité van FAVV heeft in zijn advies 25-2017 actiedrempels voorgesteld voor THC in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
Op 7 januari 2020 heeft de EFSA een wetenschappelijk verslag gepubliceerd waarin de acute blootstelling van de mens aan Δ9-THC wordt beoordeeld, rekening houdend met de gegevens over de aanwezigheid ervan zoals gegenereerd overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2016/2115. De ARfD van 1 μg/kg lichaamsgewicht werd volgens bepaalde schattingen van de acute blootstelling overschreden. Hoewel in de ramingen van de blootstelling de acute blootstelling aan Δ9-THC in de Unie naar verwachting wordt overschat, vormt de huidige blootstelling aan Δ9-THC een potentieel gezondheidsrisico.
Sinds de publicatie van Verordening (EU) 2022/1393 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta- 9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten, zijn er Europese normen voor THC-equivalenten (Δ9-THC en Δ-9-THCA) in hennepzaad en hennepzaadolie die van toepassing zijn sinds 1 januari 2023.
Er zijn evenwel nog geen specifieke normen voor alle afgeleide consumptieproducten. Het is niet duidelijk of de consument reeds voldoende beschermd wordt met de huidige normen. Aangezien het gaat om een acute referentiedosis, is de inname via een portie van een consumptieproduct relevant. Dit onderzoek kan een basis zijn om te beslissen of normontwikkeling voor samengestelde levensmiddelen met hennepzaadingrediënten van belang is.
Ook is er vraag naar data voor delta-8-THC, opdat we op een geïnformeerde manier kunnen beslissen om deze stof al dan niet op te nemen in de normen voor THC-equivalenten.
Het is een meerwaarde om nog meer cannabinoïden op te nemen in het project, in het bijzonder de psychoactieve stoffen en precursoren hiervan. Een reeks stoffen werd opgesomd in Aanbeveling 2016/2115. Volgens recentere literatuur werden ook nog andere stoffen gevonden (Xxxxxx et al, Analysis of cannabinoids in commercial hemp seed oil and decarboxylation kinetics studies of cannabidiolic acid (CBDA), Journal of Pharmaceutical and Biomedical Analysis 149 (2018) 532–540).
Voor de analysemethode zijn contacten met het EURL wenselijk. De methode moet betrouwbare resultaten opleveren.
De monsternamemethode moet zorgen voor analyseresultaten die representatief zijn voor de bemonsterde partij (lot). Daarom moet het monster groot genoeg zijn om heterogeniteit binnen het lot op te vangen: minimum 1 kg. Het volledige monster wordt gehomogeniseerd bij de monstervoorbereiding.
Naar aanleiding van de Europese contaminantenverordening, zijn er plannen voor aanpassingen van het koninklijk besluit van 31 augustus 2021 betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten.
Onderzoeksobjectieven
1) Bepalen van delta-9-THC, delta-8-THC en THCA en andere mogelijke cannabinoïden (zie ook Aanbeveling (EU) 2016/2115) in een representatief aantal (samengestelde) levensmiddelen op basis van hennepzaad of afgeleiden. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van een gevalideerde analysemethode met een kwantificeringslimiet (LOQ) niet hoger dan 0,1 mg/kg per stof en laag genoeg om een acuut risico te kunnen vaststellen (een upperbound schatting van een negatief staal mag niet leiden tot een overschrijding van de acute referentiedosis). Voor dranken wordt een LOQ beoogd van 0,02 mg/kg. Minimaal 60 monsters.
2) Uitvoeren van een bevraging bij consumenten die hennepolie of hennepzaad of afgeleiden gebruiken in de keuken en als voedingsmiddel consumeren, om in te schatten wat de acute inname van THC-equivalenten van een portie voedsel met hennepproducten is.
3) Schatting van de acute inname van THC-equivalenten op basis van de portiegrootte van de gemeten levensmiddelen, voor scenario’s van verschillende leeftijdscategorieën, en vergelijking met de acute referentiedosis van EFSA.
Maximale toelage: € 110.000 Maximum duur: 12 maanden
8. Microbiologische risico’s als gevolg van het wijzigen van de temperatuur/tijd- combinaties voor het ontsmetten van messen en ander snijgereedschap in slachthuizen en vleesverwerkende werkplaatsen (MICMEATOOL)
Context
Energiecrisissen leggen een grote externe druk op de verschillende actoren van de voedselketen. Voor de verschillende sectoren die hun gereedschap met warm water ontsmetten, kan deze druk zo groot zijn dat alle mogelijke alternatieven ter vermindering van de energiebehoefte moeten worden geëvalueerd. Voor de sector van de slachthuizen en de vleesuitsnijderijen bestaat een van deze alternatieven uit het wijzigen van de combinatie watertemperatuur-inweektijd van gereedschappen bij het steriliseren door onderdompeling/besproeiing (gewoonlijk kort, d.w.z. 10-15 sec, bij 82°C). De inweektijd moet echter haalbaar zijn, rekening houdend met de snelheid van de slachtlijn. Onlangs bleek uit een Franse studie dat andere temperatuur/tijd-combinaties een vergelijkbare reductie-efficiëntie (uitgedrukt als log reductie van de concentratie microbiële organismen) vertonen voor gereedschap van het type "mes" (instructie DGAL in Frankrijk DGAL/SDSSA/2014-459; Xxxxxxxxx et al., 2012, Disinfection of small equipment during the processing). Deze studie en de bijbehorende wetenschappelijke literatuur leveren echter niet de nodige gegevens voor andere types gereedschap die vaak spleten of een complexer oppervlak hebben. In dergelijke gevallen is een worst-case scenario benadering noodzakelijk.
Verordening (EG) nr. 853/2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong bepaalt dat operatoren in slachthuizen en uitsnijderijen voor vlees van slachtdieren, gekweekt wild, pluimvee of lagomorfen en in wildbewerkingsinrichtingen, voor het ontsmetten van gereedschap methoden mogen gebruiken die een alternatief vormen voor het gebruik van water van ten minste 82°C en die als gelijkwaardig aan deze techniek zijn erkend.
Onderzoeksvragen
▪ In geval van experimentele contaminatie, wat is de te verwachten reductie (uitgedrukt in log reductie van de concentratie micro-organismes) bij onderdompeling of besproeiing voor een voldoende breed scala van contacttemperatuur /-tijd-combinaties, waarbij deze temperatuur/tijd-combinaties ook compatibel zijn met een normale werking van de lijn? Deze vraag moet worden beantwoord voor een reeks van gereedschap dat representatief is voor het gereedschap dat gebruikt kan wordenaan de slachtlijn of in vleesuitsnijderijen. De micro-orgamismes waarmee rekening moet worden gehouden zijn minstens degene die zijn opgenomen in de procedure PCCB/S3/1123560 van het FAVV.
▪ Welke reductie kan worden verwacht bij het wijzigen van de temperatuur/tijd- combinaties door het voorspoelen van het gereedschap? Deze vraag wordt idealiter beantwoord door experimenten uit te voeren en kan met een literatuurstudie worden vervolledigd.
▪ Bestaan er alternatieve methoden om energie te besparen: chemische, fysische (ionisatie) of zelfs biologische methoden?
Maximale toelage: € 110.000 Maximumduur: 12 maanden
2023-C-423 Further development of methods for the outbreak management of Popillia japonica that are in line with the plant protection product authorisation in the EU
Short description
The Japanese beetle (Popillia japonica) occurs in northern Italy in a large containment area. In recent years, many beetles have been found in pheromone traps near container terminals in other EU member states, so further outbreaks in the EU can be expected. The control of the Japanese beetle requires measures against the adult beetles as well as against the larvae in the soil. Current strategies to manage P. japonica are limited and efficient measures are often in conflict with the EU directive of sustainable use of pesticides. It is suggested that an Euphresco project should exchange and collect experiences of best practice and possibly further develop methods for the outbreak management of Popillia japonica that are in line with the plant protection product authorisation in the EU. Such methods could be based on attract and kill strategies and mass trapping with different lures against the adult beetles; as well as the use of entomopathogenic fungi and entomopathogenic nematodes against the larvae in the soil.
Description of the end product
Recommendations for outbreak management of Popillia japonica in line with the plant protection product authorisation in the EU
Provisional other funders
• Federal Ministry of Agriculture, Forestry, Regions and Water Management, Austria (contact: Ms Xxxxxx Xxxxxxx, xxxxxx.xxxxxxx@xxxx.xx)
• Ministry of Agriculture, Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• Ministry for Primary Industries, New Zealand (contact: Ms Xxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx.Xxxxxxxx@xxx.xxxx.xx)
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxx Xxxxxxxx, X.X.Xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Council for agronomic research and economic analysis, Italy (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xx)
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• Department of Agriculture Food and the Marine, Ireland (contact: Ms Xxxxx Xxxxx Xxxxxxxxxx, Xxxxx.Xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
12-24 months
2023-F-431 Ralstonia pseudosolanacearum and Ralstonia syzygii: emerging threats in and outside Europe. Study on the epidemiology and the development and validation of detection and identification protocols.
Short description
Recent findings of Ralstonia pseudosolanacearum in surface water in different places in Europe show that also the Ralstonia species that are considered ‘tropical’ can establish in Europe. In this light R. pseudosolanacearum and R. syzygii might become a threat to European agriculture. However, knowledge on the epidemiology, pathology, detection and identification of these species and their subspecies is still in development. In this project it is aimed to erect a platform in which know-how is exchanged and learn practices between plant bacteriologists working with R. pseudosolanacearum and R. syzygii in different fields (e.g. diagnostics, research, epidemiology). Such a platform enables the multinational collaboration in e.g. initiating research projects, collection sharing and development of harmonized detection and identification protocols.
Description of the end product
Establishment of a network for sharing of knowledge in Ralstonia research
Provisional other funders
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxx Xxxxxxxx, X.X.Xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Federal Ministry of Agriculture, Forestry, Regions and Water Management, Austria (contact: Ms Xxxxxx Xxxxxxx, xxxxxx.xxxxxxx@xxxx.xx)
• US Department of Agriculture, Animal and Plant Health Inspection Service, USA (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.x.xxxxxxxx@xxxx.xxx)
• Bioreba AG, Switzerland (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxxx@xxxxxxx.xx)
• Ministry of Agriculture, Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• Benaki phytopathological institute, Greece (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxx, x.xxxxxxxxxx@xxx.xx)
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• French Agency for Food, Environmental and Occupational Health & Safety, France (contact: Ms Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, xxxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx)
• Canadian Food Inspection Agency – Plant Research & Strategies, Canada (contact: Ms Xxxxxxxx Xxx, xxxxxxxx.xxx@xxxxxx.xx)
• Science and Advice for Scottish Agriculture, UK (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xxxx)
Provisional project duration
12-24 months
2023-E-447 Valorization of HTS output data in view of a timely risk assessment of regulated or emerging plant viruses
Short description
HTS is a powerful and fast evolving technology enabling simultaneous detection of plant pathogens without a priori knowledge on them. The number of HTS research output data in the phytosanitary field and especially in plant virology is accumulating fast. As a consequence, this induces bottlenecks in the ability to conclude on the biological significance and impact of novel viruses, complexes of viruses or viruses detected in new host plants. Time and resources are often lacking to initiate further genetic or biological characterization even though a framework therefore exists (Xxxxxxx et al., 2017). HTS data sharing initiatives are currently running (e.g. the Euphresco 2020-G-346 data sharing initiative) and open the opportunity to (re-)use data, identify related findings and direct further research needs to underpin plant health policy. For legislators and risk managers it is important that these kind of emerging and shared concerns on specific pathogens are being identified in time, prioritized and further investigated to reach conclusions on the regulatory status or their potential threat.
This project proposal aims to bring together researchers to:
- map ongoing/finished HTS screenings on viruses and viroids and/or data sharing initiatives
- defining and standardising prioritization criteria to identify, within these datasets, organisms of concern that need further biological characterization to underpin plant health policy (e.g. emerging in several important crops or in several areas, regulated as EU quarantine organisms but with limited individual characterization data available, related to known harmful organisms, …).
- perform an in depth characterization (generating knowledge and data needed for risk assessment) of a limited number of prioritized viruses/viroids, herewith testing and optimizing a standardised framework that can be used for future datasets.
Description of the end product
• Updated map on HTS-data on viruses and viroids
• Criteria for the prioritisation of identified organisms in HTS-datasets that need further characterisation and application on current relevant datasets
Characterisation of a number of prioritised viruses and viroids
Provisional other funders
• Ministry of Agriculture, Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• US Department of Agriculture, Animal and Plant Health Inspection Service, USA (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.x.xxxxxxxx@xxxx.xxx)
• Ministry for Primary Industries, New Zealand (contact: Ms Xxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxx.Xxxxxxxx@xxx.xxxx.xx)
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxx Xxxxxxxx, X.X.Xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Council for agronomic research and economic analysis, Italy (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xx)
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• French Agency for Food, Environmental and Occupational Health & Safety, France (contact: Ms Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, xxxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx)
• Abiopep S.L., Spain (contact: Ms Xxxxxxx Xxxx, xx.xxxx@xxxxxxx.xxx)
• Science and Advice for Scottish Agriculture, UK (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xxxx)
Provisional project duration
24-36 months
2023-C-449 Biological treatment schemes for plants and plant products infected with plant pests
Short description
The aim of the project is to study de feasibility and efficacy of biological treatments of plants and plant products infected by quarantine pests and diseases, including those defined as priorities at EU-level. Treatments to eliminate harmful organisms such as composting, ensiling, fermenting and digesting (e.g. in biogas production unit) can be envisaged. Scientific references deal already with this topic and an EPPO standard (PM 3/66) was recently published in this regard (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxx.xxx/xxx/xxxx/00.0000/xxx.00000).
Starting from this standard, it would be very valuable to gather or generate pest-specific data for quarantine organism present or frequently intercepted in the EU on the treatment scheme (specific parameters) that must be met to achieve a complete elimination upon biological treatment (composting, digestion, …). A deliberate selection of (model) quarantine species or proxies can be considered to test in an experimental setup. This selection can be narrowed by choosing one or a few crops or plant products. Based on the biological characteristics of the harmful organisms and their hosts, extrapolation or modelling of parameters could be envisaged.
Description of the end product
Treatment scheme for plants and plant products infected with harmful pests and diseases
Provisional other funders
• US Department of Agriculture, Animal and Plant Health Inspection Service, USA (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.x.xxxxxxxx@xxxx.xxx)
• All Russian Plant Quarantine Center, Russian Federation (contact: Mr Xxxx Xxxxxxxx, xxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx)
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, Netherlands (contact: Xx Xxxxxx Xxxxxxxx, X.X.Xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Ministry of Rural Affairs, Estionia (contact: Ms Xxxxxx Xxxx, Xxxxxx.Xxxx@xxxx.xx)
• Ministry of Agriculture, Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
Bijlage 2 Model RT intentieverklaring (fase 1)
VERTROUWELIJK
Thematische oproep, fase 1 RT INTENTIEVERKLARING
MAX. 6 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van de coördinator)i
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam | : |
Voornaam | : |
Titel | : |
Instelling en afdeling | : |
Correspondentieadres | : |
Telefoon/GSM | : |
: |
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
2. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
2.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (ongeveer 20 lijnen)
2.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
2.3 Welke andere projecten werden bij uw weten recent uitgevoerd of zijn op dit moment lopende of gepland rond dit onderwerp, met uitsluiting van de onder 5.3 vermelde projecten? (ongeveer 10 lijnen)
Geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3. OBJECTIEVEN VAN HET ONDERZOEK (ongeveer 25 lijnen)
3.1 Onderzoeksvragen van het projectvoorstel
Formuleer de onderzoeksvragen / objectieven die beantwoord zullen worden in het onderzoeksproject.
3.2 Verantwoording van de indiening onder dit thema
Wanneer het voorstel niet volledig beantwoordt aan wat gevraagd is in de thema- omschrijving of wanneer het voorstel verder gaat dan de objectieven / onderzoeksvragen vermeld in de thema-omshrijving, dient dit onderbouwd te worden.
4. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP (ongeveer 10 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Wat zal de toepasbaarheid zijn van de beoogde resultaten voor de federale overheid, rechtstreeks of onrechtstreeks, en op korte, middellange of lange termijn?
5. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
5.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek, structureer aan de hand van werkpakketten en taken. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
5.2 Personeelsinzet
Personen voorzien op de begroting: instelling waaraan ze verbonden zijn, het opleidingsniveau, diploma en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Instelling | Opleidingsniveau | Diploma | MM |
5.3 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. Zijn er eigen preliminaire data? In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
5.4 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor dit onderzoek? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als deze gegevens (nog) niet beschikbaar zijn, beschrijf hoe deze bekomen kunnen worden.
5.5 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
6. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties.
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 3 Model gedetailleerd RT projectvoorstel (fase 2)
VERTROUWELIJK
Thematische oproep, fase 2 GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL
MAX. 30 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en de referentielijst)i
[TITEL VAN HET THEMA]
RT 24/xx [ACRONIEM VAN HET THEMA]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
Gewenste startdatumii .. / .. / ….
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
ii Ten vroegste 1 april 2024, en in functie van het onderzoeksplan, de beschikbaarheid van personeel en middelen en de eventuele seizoensafhankelijkheid
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er - op basis van de geformuleerde aanbevelingen bij de uitnodiging voor fase 2 - significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Cf. informatiebrochure rubriek 2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen. Vermeld
- in welke rubriek(en),
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging.
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1. Beschrijving van de context van het projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (maximum 1,5 blz)
3.2 Samenvatting van het projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
3.3 Onderzoeksobjectieven (ongeveer 2x 20 lijnen)
Formuleer de onderzoeksvragen / objectieven die beantwoord worden in het onderzoeksproject, in het Nederlands en het Engels.
[NL]
[EN]
3.4 Verantwoording van de indiening onder dit thema (ongeveer 15 lijnen)
Wanneer het voorstel niet volledig beantwoordt aan wat gevraagd is in de thema- omschrijving of wanneer het voorstel verder gaat dan de objectieven / onderzoeksvragen vermeld in de thema-omschrijving, dient dit onderbouwd te worden.
3.5 Situering van het projectvoorstel (ongeveer 1 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor dit onderzoek, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk?
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3.6 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties,
- …
3.7 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit onderdeel vormt de kern van het projectvoorstel. Het dient een duidelijke beschrijving te bevatten van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende luiken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …;
- de te bereiken mijlpalen en leverbaarheden, gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het onderzoeksprogramma;
- de situering en evolutie van de onderzoeksactiviteiten in de tijd aan de hand van het volgende chronogram:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t trimester
WP werkpakket
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz.)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium, aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificaties) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP werkpakket
T taak
MM mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Vermeld een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit projectvoorstel geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of dit projectvoorstel (of deelproject) werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartner(s). Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Cf. informatiebrochure rubriek 5. Budgettaire informatie
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen van bijlage 7 in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk van het aantal partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2 Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité
(minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 4 Model RF intentieverklaring (fase 1)
VERTROUWELIJK
Vrije oproep, fase 1
RF INTENTIEVERKLARING
MAX. 6 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van de coördinator)i
Titel en acroniem van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
Belangrijkste activiteitsdomein waarop dit projectvoorstel betrekking heeft (slechts één domein aanvinken) | Eventueel bijkomend(e) activiteitsdomein(en) waarop dit projectvoorstel betrekking heeft | |
□ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid | □ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid |
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres)
2. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Betreft het een herindiening van een eerder projectvoorstel?
JA / NEE Schrappen wat niet past.
Indien JA, gelieve aan te vullen: Oproepjaar:
Acroniem:
Titel:
2.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
Xxxx situeert zich het probleem, wat zijn de oorzaken?
2.2 In welke mate bent u betrokken bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
3. ONDERZOEKSOBJECTIEVEN VAN HET PROJECTVOORSTEL (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvra(a)g(en) / objectieven zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het onder 2.1 vermelde probleem? Formuleer eventueel de onderzoekshypothese(n).
4. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
4.1 Incidentie (ongeveer 5 lijnen)
Heeft dit onderzoeksvoorstel betrekking op een kwantitatief belangrijk probleem, dat zich vaak voordoet, of dat een groot aantal individuen treft?
4.2 Xxxxx van de problematiek (ongeveer 5 lijnen)
Betreft het onderzoeksonderwerp een ernstig risico of zou het een ernstig risico kunnen betreffen op het niveau van de voedselveiligheid of het gezondheidsbeleid van dieren of planten, betreffende
- gezondheid, levenskwaliteit?
- de werkzaamheid of de kwaliteit van acties (remedies, aanbevelingen, geneesmiddelen of maatregelen)?
- maatschappelijke of ethische vraagstukken?
4.3 Financiële weerslag (ongeveer 5 lijnen)
Heeft het onderwerp een potentiële invloed op
- de huidige impact van het probleem (inclusief wat betreft duurzame ontwikkeling)?
- de middelen die voor het probleem worden ingezet en hun efficiëntie?
4.4 Beantwoordt het onderzoeksonderwerp aan een bezorgdheid van de samenleving of de bevolking? (ongeveer 5 lijnen)
4.5 Is de implementatie van de resultaten voortvloeiend uit dit onderzoek aanvaardbaar voor de betrokken sector? M.a.w. beantwoordt het onderzoek aan de verwachtingen van de sector? (ongeveer 5 lijnen)
4.6 Mogelijkheden tot verbetering van de situatie (ongeveer 5 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Indien ja, voor welke van de onder 4.2-4.3 vermelde niveaus zou dit het geval zijn, en gaat het daarbij over een oplossing op korte, middellange of lange termijn?
5. RELEVANTIE VOOR DE BESLISSINGEN VAN DE OVERHEID (ongeveer 10 lijnen)
Wat is het potentieel van dit onderzoek in termen van ondersteuning van beslissingen te nemen door de Overheid? Wat zou het risico zijn indien de situatie blijft zoals ze is?
Wie zijn de betrokkenen bij de uitvoering van het onderzoek en wie zijn de belanghebbenden bij de implementatie van de onderzoeksresultaten?
6. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
6.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek, structureer aan de hand van werkpakketten en taken. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
6.2 Personeelsinzet
Personen voorzien op de begroting: instelling waaraan ze verbonden zijn, het opleidingsniveau, diploma en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Instelling | Opleidingsniveau | Diploma | MM |
6.3 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. Zijn er eigen preliminaire data? In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
6.4 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor dit onderzoek? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als deze gegevens (nog) niet beschikbaar zijn, beschrijf hoe deze bekomen kunnen worden.
6.5 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
7. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties.
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 5 Model gedetailleerd RF projectvoorstel (fase 2)
VERTROUWELIJK
Vrije oproep, fase 2 GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL
MAX. 30 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en de referentielijst)i
RF 24/xx [ACRONIEM]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
Gewenste startdatumii .. /.. /….
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
ii Ten vroegste 1 april 2024, en in functie van het onderzoeksplan, de beschikbaarheid van personeel en middelen en de eventuele seizoensafhankelijkheid
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel of functie :
Instelling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er – op basis van de geformuleerde aanbevelingen bij uitnodiging voor fase 2 - significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Cf. informatiebrochure rubriek 3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Beschrijving van de context van het projectvoorstel (maximum 1,5 bladzijde)
3.2 Samenvatting van het projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
3.3 Onderzoeksobjectieven (ongeveer 2x 20 lijnen)
Formuleer de onderzoeksvragen die beantwoord worden in het project, in het Nederlands en het Engels.
[NL]
[EN]
3.4 Situering van het projectvoorstel (ongeveer 1 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor dit onderzoek, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk?
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3.5 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties,
- …
3.6 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit onderdeel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals deze voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende luiken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, … ;
- de te bereiken mijlpalen en leverbaarheden, gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het onderzoeksprogramma;
- de situering en evolutie van de onderzoeksactiviteiten in de tijd aan de hand van het volgende chronogram:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t trimester
WP werkpakket
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium, aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificatie) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP werkpakket
T taak
MM mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Vermeld een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw projectvoorstel (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartners. Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Cf. informatiebrochure rubriek 5. Budgettaire informatie
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen van bijlage 7 hier in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk van het aantal partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2. Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité
(minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 6 Template RI Expression of Interest (step 1)
CONFIDENTIAL
Euphresco Transnational Call, step 1 RI EXPRESSION OF INTEREST
MAX. 4 PAGES
(excluding the title page and identification of the coordinator)i
[CODE AND TITLE OF THE TRANSNATIONAL TOPIC]
Title of the Belgian consortium’s project proposal [EN]
[Acronym]
Total duration .. months
Total budget € …….
Requested grant € …….
The requested research grant must be rounded up to an amount in k€.
In which case:
percentage of own contribution …… %
The percentage of own contribution should be dropped to 2 decimals.
origin / nature of own contribution
i grey italic text is only for clarification, it can be deleted
1. IDENTIFICATION OF THE COORDINATOR
Surname :
First name :
Title :
Institution and department :
Address for correspondence :
(Mobile) Phone :
E-mail :
Will this research be conducted in a consortium of Belgian research institutions (with the partners included in the budget)? If yes, please list the other promoters here (name, institute and e-mail address)
2. DETAILS OF THE PROJECT PROPOSAL
2.1 Description of the context of this project proposal, taking into account the topic description (about 20 lines)
2.2 Proposed transnational project outline (about 15 lines)
Please outline the transnational project approach you would propose to the future transnational research consortium in order to reach the objectives of the topic. The specific Belgian tasks are to be described under 2.3.
2.3 Research capacity (about 30 lines)
Please describe your own research capacity within the project. Which part of the proposed transnational project programme could you address? Which research questions / objectives could you address? Consequently, which work packages / tasks do you propose to address? Which infrastructure and staff (qualification, proposed number of person-months) can you deploy?
2.4 Expertise and experience (about 30 lines)
Please describe the relevant expertise and experience that you have in the topic area. Please list up to 5 key relevant publications per partner.
On behalf of the consortium,
Date, name and signature of the coördinator
Bijlage 7 Model voor de budgettaire tabellen
Model beschikbaar op de website
xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-xxxxxxxx
Excel formulier toe te voegen aan het gedetailleerde RT en RF projectvoorstel in fase 2.
Budgettair overzicht
Type kosten | [Identificatie Coördinator] | [Identificatie Promotor 2] | [Identificatie Promotor 3] | [Identificatie Promotor 4] | Totaal per post |
Personeel | |||||
Werking | |||||
Algemeen | |||||
Totaal per partner | |||||
Eigen inbreng | |||||
% eigen inbreng | |||||
Toelage FOD | |||||
% toelage FOD |
Gedetailleerde budgettaire informatie
Alle diensten van het consortium moeten worden vermeld voor elke uitgavencategorie, ook als er voor deze promotor binnen deze uitgavencategorie geen uitgaven voorzien zijn (pro memoria, PM).
Eigen inbreng aanduiden met *
4.1. | Personeelskosten | € 0 | |||
jaar | ancienniteit in jaren | aantal mensmaanden | budget in euro | ||
4.1.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.1.1. | N. | 0 | |||
Bursaal | 2024 | [0] | [3] | … | |
2025 | [1] | [12] | … | ||
…. | |||||
4.1.1.2. | N. | 0 | |||
Barema | 2024 | [4] | [1] | … | |
2025 | [5] | [9] | … | ||
… | …. | … | |||
4.1.1.3. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.1.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.2.1. | N. | 0 | |||
Barema | 2024 | [4] | [3] | … | |
2025 | [5] | [12] | … | ||
… | …. | … | … | ||
4.1.2.2. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere |
4.1.2.3. | N. | 0 | |||
Barema | 2024 | [4] | [1] | … | |
2025 | [5] | [9] | … | ||
… | … | … | … | ||
4.1.2.4. | - dubbel verlofgeld | … | … | ||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.2. | Werkingskosten | € 0 | |||
4.2.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.1.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.1.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.1.2.1. | vb.: Reagentia voor PCR | … | |||
4.2.1.2.2. | vb.: Serologie | … | |||
4.2.1.2.3. | … | … | |||
… | |||||
4.2.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.2.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.2.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.2.2.1. | vb.: Aankoop varkens | … | |||
4.2.2.2.2. | vb.: Celculturen | … | |||
4.2.2.2.3. | … | ||||
… | |||||
4.3. | Algemene kosten | € 0 | |||
4.3.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.1.1. | Overheadkosten | … | |||
4.3.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.2.1. | Overheadkosten | … | |||
TOTAAL | € 0 |
Copyright:
Xxxxxx Xxxxxxxxxx - 000xx.xxx Lightfieldstudiosv - 000xx.xxx Xxxx Xxxxxxxx -000xx.xxx
Contact
Xxx Xxxxxx
DG Dier, Plant en Voeding – Cel Contractueel Onderzoek Tel : x00 0 000 00 00
Mail : xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx
V.U. : Xxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxx 0/0, 0000 Xxxxxxx