Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Holland Casino
Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Holland Casino
Geldend per 1 juli 2024
Inhoudsopgave
Artikel 1 - Begripsomschrijving 4
Artikel 3 - Omschrijving van de pensioenaanspraken 7
Artikel 4 - Pensioengrondslag 7
Artikel 6 - Xxxxxxxxxxxxxxxxx 0
Artikel 7 - Arbeidsongeschiktheidspensioen 9
Artikel 8 - Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid 12
Artikel 9 - Partnerpensioen 14
Artikel 10 - Bijzonder partnerpensioen, Wet pensioenverevening bij scheiding 15
Artikel 12 - Bijzondere bepalingen ten aanzien van partner- en xxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 13 - Procentuele verhogingen 17
Artikel 14 - Keuzemogelijkheden 18
Artikel 14a – Aanwending kapitaal en volgorde toepassing keuzemogelijkheden 21
Artikel 15 - Eventuele verzekering 21
Artikel 16 - Uitgesloten risico's 22
Artikel 17 - Einde van het deelnemerschap 22
Artikel 18 – Verval, overdracht en afkoop van kleine pensioenen 23
Artikel 19 - Waardeoverdracht 23
Artikel 21 - Betaling van pensioenen 26
Artikel 22 - Belastingen en heffingen 26
Artikel 23 - Overdracht, inpandgeving van rechten enz. 26
Artikel 24 - Inwerkingtreding 26
Artikel 25 - Slotbepalingen 27
Artikel 26 – Klachten en geschillen 28
Artikel 27 - Wijziging pensioenovereenkomst 28
Bijlage 1 Factoren en Rekenwaarden 29
Bijlage 2 Voorwaarden van de herverzekeraar 40
Bijlage 3 Reglement voor vrijwillige eigen bijdragen 44
Bijlage 4 Reglement voor het WA0 hiaat pensioen 52
Artikel 1 - Begripsomschrijving
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Bestuur
Het bestuur van de Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
Cao
De collectieve arbeidsovereenkomst voor de werknemers van de werkgever.
Collectiviteitkring
De op grond van de statuten van het fonds afgebakende specifieke zelfstandige collectiviteitkring voor Holland Casino.
Deelnemer
De werknemers, die ingevolge artikel 2 van dit reglement als deelnemer zijn toegetreden.
Fonds
Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
Gepensioneerde
De persoon die een ouderdomspensioen van het fonds ontvangt.
Kinderen
De kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die tot de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staan, alsmede de pleegkinderen beneden de leeftijd van 18 jaar die door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde worden onderhouden en opgevoed. Eén en ander ter beoordeling van het bestuur en mits die kinderen door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij het bestuur zijn aangemeld. Studerende kinderen tot de leeftijd van 27 jaar worden met kinderen van jonger dan 18 jaar gelijk gesteld.
Mate van arbeidsongeschiktheid
De mate van arbeidsongeschiktheid op basis waarvan de Uitkering ingevolge de WAO of de WIA is vastgesteld;
Partner
1. De man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde vóór de (vervroegde) pensioendatum is gehuwd;
2. De man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bij de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap als omschreven in het Burgerlijk wetboek is aangegaan vóór de (vervroegde) pensioendatum;
3. Als 1 en 2 niet van toepassing zijn: de man of vrouw met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een samenlevingsverband heeft en die op uitdrukkelijk verzoek van de
(gewezen) deelnemer als partner wordt aangemerkt vóór de (vervroegde) pensioendatum, onder de voorwaarden dat:
- er sprake is van een met het huwelijk vergelijkbare situatie; om deze reden wordt niet als partner beschouwd degene, die familie is van de (gewezen) deelnemer in de rechte lijn, zoals ouder, grootouder, kind, pleegkind en kleinkind noch degene, die broer of zus is van de (gewezen) deelnemer; en - de (gewezen) deelnemer ten genoegen van het bestuur aannemelijk maakt dat het samenlevingsverband ten minste een half jaar heeft geduurd; en
- de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract aan het bestuur overlegt, inhoudende:
I. de naam en de geboortedatum van zowel de (gewezen) deelnemer als de partner;
II. de aanvangsdatum van het samenlevingsverband.
III. het woonadres op die aanvangsdatum
IV. (enige) vermogensrechtelijke aangelegenheden;
V. de aanwijzing van elkaar, met uitsluiting van ieder ander, als begunstigden van partnerpensioen;
VI. de beëindigingsvoorwaarden.
De deelnemer ontvangt een bewijs van ontvangst van het notarieel verleden samenlevingscontract.
Partnerschap
De formele relatie van een partner als beschreven in dit artikel.
Pensioendatum
De eerste van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt.
Pensioengerechtigde
De persoon die een ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen, wezenpensioen of arbeidsongeschiktheidspensioen van het fonds ontvangt.
Statuten
De statuten van het fonds.
Vervroegde pensioendatum
De datum van pensioeningang die ligt tussen de 60-jarige leeftijd en de pensioendatum
Werkgever
Holland Casino N.V.
Werknemers
De personen, in dienst van de werkgever.
1. Als deelnemer wordt opgenomen in het fonds de werknemer van 18 jaar of ouder, met wie de werkgever bij arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij als deelnemer zal toetreden.
2. Het deelnemerschap vangt aan op de datum van indiensttreding, echter niet eerder dan de
eerste van de maand waarin de 18e verjaardag valt.
3. Het deelnemerschap eindigt:
a. door het bereiken van de (vervroegde) pensioendatum;
b. door het overlijden van de deelnemer;
c. door het eindigen van het dienstverband tussen de deelnemer en de werkgever, tenzij het eindigen van het dienstverband het gevolg is van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid. In dat geval blijft het deelnemerschap bestaan voor zover en voor zolang de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortduurt, behoudens het bepaalde in de volgende volzin.
Indien een gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer, nadat die recht heeft verkregen op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw conform artikel 8, een andere functie aanvaardt bij de werkgever, al dan niet op basis van een nieuwe arbeidsovereenkomst, dan wordt vanaf de datum waarop die andere functie aanvangt het bestaande deelnemerschap beëindigd en vangt een nieuw deelnemerschap aan. Dit tast het verkregen recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw conform artikel 8 niet aan.
4. Indien en zolang de deelnemer met onbetaald verlof is blijven de pensioenaanspraken ongewijzigd gehandhaafd, met inachtneming van het bepaalde in dit reglement. Een en ander met inachtneming van de voorwaarden zoals gesteld door de fiscale wet- en regelgeving.
5. Ook in het geval de deelnemer met levensloopverlof is als bedoeld in artikel 39d van de Wet op de Loonbelasting 1964, waarbij de deelnemer een uitkering op basis van de levensloopregeling geniet van ten minste 70% van het bruto pensioeninkomen zoals omschreven in de CAO, dat gold direct voorafgaande aan de ingang van het levensloopverlof, wordt de opbouw van pensioenaanspraken ongewijzigd voortgezet, met inachtneming van de grenzen zoals beschreven in dit reglement. Het bruto pensioeninkomen zal daarbij niet uitgaan boven het bedrag van artikel 18ga van de Wet op de Loonbelasting 1964.
Indien en zolang de deelnemer een uitkering op basis van de levensloopregeling geniet van minder dan 70% van het bruto pensioeninkomen zoals omschreven in de CAO, dat gold direct voorafgaande aan de ingang van het levensloopverlof, wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van een breuk, zijnde de uitkering uit de levenslooprekening gedeeld door het bruto pensioeninkomen, dat gold direct voorafgaande aan het levensloopverlof, met inachtneming van de grenzen zoals beschreven in dit reglement.
6. Gedurende de periode van onbetaald verlof of levensloopverlof komt de som van de werkgeversbijdrage en de deelnemersbijdrage voor rekening van de deelnemer, tenzij anders is overeengekomen in de cao.
7. De deelnemer kan in afwijking van het voorgaande de opbouw van aanspraken gedurende een periode van onbetaald verlof of levensloopverlof onderbreken, uitsluitend indien de deelnemer en zijn partner een door de werkgever verstrekte verklaring tekenen, waaruit blijkt dat zij zich bewust zijn van de gevolgen van de onderbreking van de pensioenopbouw en de dekking van het
arbeidsongeschiktheidsrisico. De deelnemer blijft tijdens de periode van onderbreking van de pensioenopbouw wegens onbetaald verlof verzekerd voor het risico van overlijden, waarbij voor de vaststelling van het partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 lid 2 geldt de pensioengrondslag direct voorafgaand aan het onbetaald verlof.
Artikel 3 - Omschrijving van de pensioenaanspraken
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op:
a. ouderdomspensioen ten behoeve van de deelnemer of gewezen deelnemer;
b. partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer, of ten behoeve van de gewezen deelnemer of gepensioneerde indien bij het einde van de deelneming of de pensionering een deel van het ouderdomspensioen is omgezet in partnerpensioen;
c. wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde;
d. bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner als bedoeld in artikel 10 lid 2.
e. arbeidsongeschiktheidspensioen ten behoeve van de deelnemer.
2. Dit reglement is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Meer in het bijzonder betreft het een middelloonregeling met een nagestreefde pensioenopbouw en voorwaardelijke toeslagverlening.
1. Voor elke deelnemer wordt per 1 januari van elk jaar een fulltime pensioengrondslag bepaald. Bij toetreding in de loop van een kalenderjaar wordt de fulltime pensioengrondslag bepaald op het ogenblik van toetreding. Een fulltime pensioengrondslag blijft gedurende het jaar, waarin deze is vastgesteld, ongewijzigd, met dien verstande dat verlagingen van de fulltime pensioengrondslag gedurende het jaar worden aangepast per de eerste van de maand waarin deze wijziging plaatsvindt.
2. De pensioengrondslag wordt als volgt vastgesteld:
a. Basis voor de fulltime pensioengrondslag is 100% van het bruto pensioeninkomen zoals omschreven in de CAO (voor diegenen die onder de Hay-salarissystematiek vallen geldt hierbij de voor hen van toepassing zijnde loonbestanddelen). Het fulltime bruto pensioeninkomen op jaarbasis wordt voor ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen conform het reglement van de voormalige Stichting Pensioenfonds Holland Casino vanaf 1 januari 2015 gemaximeerd. Dit maximaal pensioengevend salaris is opgenomen in addendum 1 van dit reglement. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan geldende wet- en regelgeving. Indien de arbeidsduur van de medewerker minder is dan de voor de deelnemer geldende basisarbeidsduur zoals vastgelegd in de cao, wordt het bruto pensioeninkomen gedeeld door een factor gelijk aan de arbeidsduur van de deelnemer gedeeld door de basisarbeidsduur.
b. Vervolgens wordt de aldus verkregen uitkomst verminderd met de franchise, die is opgenomen in addendum 1 van dit reglement. De franchise wordt, telkens wanneer
zulks zich voordoet, door het bestuur procentueel verhoogd overeenkomstig artikel 13 lid 2 sub a en b van dit reglement. De franchise bedraagt evenwel ten minste de fiscaal minimaal voorgeschreven franchise. Indien het bestuur besluit dat de franchise bijstelling behoeft in het licht van de ontwikkeling van de AOW en de lonen, zal de mogelijke bijstelling worden besproken met en voor akkoord voorgelegd aan de werkgever en de vakorganisaties.
c. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de fulltime pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deeltijdfactor om de parttime pensioengrondslag te krijgen. Dit is van overeenkomstige toepassing op de onder a beschreven maximering van het fulltime bruto pensioeninkomen op het maximaal pensioengevend salaris.
1. Deelnemersjaren zijn kalenderjaren waarin een persoon op grond van het bepaalde in artikel 2 als deelnemer in de pensioenregeling is opgenomen. Een gedeelte van een kalenderjaar wordt in dagen bepaald. Het fonds administreert het aantal deelnemersjaren
2. Voor de deelnemer, die bij de oprichting van het fonds is toegetreden, tellen als deelnemersjaren tevens mee de vóór dat tijdstip gelegen dienstjaren, die hem bij de oprichting van het fonds als deelnemersjaren zijn toegekend.
3. Gedurende de tijd, dat de deelnemer ingevolge ziekte, ongeval of tijdelijke arbeidsongeschiktheid niet in staat is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt het dienstverband met de werkgever geacht niet te zijn verbroken. Deze tijd telt steeds mee voor de berekening van het aantal deelnemersjaren. Betaling van bijdragen en van contributies zal gedurende deze tijd worden voortgezet.
4. Indien een deelnemer voorafgaande aan zijn deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven uit hoofde van voorgaand dienstverband en de waarde van deze aanspraken is aan het fonds overgedragen conform de Pensioenwet, zullen deze aanspraken als premievrije aanspraken toegekend worden. Deze premievrije aanspraken kunnen eventueel conform het reglement van de voormalige Stichting Pensioenfonds Holland Casino sinds 1 januari 2005 procentueel verhoogd worden overeenkomstig artikel 13 van dit reglement.
5. Het aantal deelnemersjaren zal in jaren en dagen worden bepaald.
6. Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren zal het betreffende deelnemersjaar slechts in de verhouding van het beperkte aantal werkuren tot het normale aantal werkuren in aanmerking worden genomen.
7. Bij deelname aan de regeling generatiepact als omschreven in de Cao vóór de leeftijd van 57 jaar, wordt pensioen opgebouwd op basis van het voor de werknemer geldende nieuwe deeltijdpercentage. Bij deelname aan de regeling generatiepact als omschreven in de Cao vanaf de leeftijd van 57 jaar tot uiterlijk de pensioendatum vindt de
pensioenopbouw plaats op basis van de arbeidsduur (percentage) die gold direct voorafgaand aan deelname aan de regeling, ofwel indien de deelname is gestart vóór de leeftijd van 57 jaar de arbeidsduur (percentage) direct voorafgaand aan de verlaging van de arbeidsduur. De premieverdeling tussen werkgever en werknemer vindt plaats op de wijze zoals beschreven in de Xxx. Voor werknemer die op 31 december 2017 deelnamen aan het onderdeel gesubsidieerde deeltijdregeling van de seniorenregeling en waarvan de pensioenopbouw is gebaseerd op de arbeidsduur voor deelname aan deze regeling blijft de opbouw op deze wijze doorlopen.
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de (vervroegde) pensioendatum en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Voor deze pensioenregeling is de vaste premie het uitgangspunt voor het uiteindelijke pensioen dat wordt opgebouwd. De vaste premie wordt vastgesteld op basis van de uitgangspunten die in de uitvoeringsovereenkomst zijn beschreven.
3. De pensioenaanspraken die op basis van de in het vorige lid bedoelde vaste premie kunnen worden verkregen hangen af van de volgende onderdelen:
• De pensioengrondslag;
• Het beoogde opbouwpercentage.
Het uiteindelijke pensioen hangt verder af van de toeslagen die worden verleend of kortingen die worden toegepast. Daardoor is de hoogte van de door het fonds toegekende pensioenaanspraken en pensioenrechten uitdrukkelijk niet gegarandeerd.
4. Er wordt naar gestreefd om jaarlijks op basis van de in lid 2 bedoelde vaste premie een ouderdomspensioen op te bouwen van 1,4% van de (parttime) pensioengrondslag. Als blijkt dat de vaste premie onvoldoende is om in enig jaar de beoogde 1,4% ouderdomspensioen op te bouwen, dan wordt het opbouwpercentage verlaagd en zullen de pensioenaanspraken dat jaar conform dit reglement slechts worden verleend tot een niveau dat met de vaste premie gefinancierd kan worden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 tenzij sociale partners tijdig een alternatieve aanpassing van de pensioenregeling afspreken zodanig dat de werkgever IFRS-accounting met DC- kwalificatie kan blijven toepassen. Het daadwerkelijke opbouwpercentage is opgenomen in addendum 1.
Artikel 7 - Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in vanaf het tijdstip:
a. waarop de deelnemer, die vóór 1 januari 2004 voor het eerst arbeidsongeschikt is geraakt in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), gedurende één jaar een uitkering ingevolge de WAO heeft genoten; of
b. waarop de deelnemer, die op of na 1 januari 2004 voor het eerst arbeidsongeschikt is geraakt in de zin van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), een
uitkering ingevolge de WIA ontvangt; of
c. waarop de deelnemer een verhoogde WAO- of WIA-uitkering ontvangt in het geval de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen loopt tot de vroegste van de volgende data: de datum waarop de WAO- of WIA-uitkering eindigt, respectievelijk de mate van arbeidsongeschiktheid is gedaald tot het niveau bij aanvang van het deelnemerschap, tot de (vervroegde) pensioendatum, of tot en met de maand van overlijden van de deelnemer.
Indien de WAO/WIA-uitkering wordt ingetrokken, dan wel niet ingaat op grond van een in de WAO/WIA opgenomen bepaling die geen betrekking heeft op de mate van arbeids(on)geschiktheid van de (gewezen) deelnemer, kan het bestuur wanneer een WAO/WIA-uitkering op een later tijdstip wordt heropend dan wel alsnog ingaat om redenen van redelijkheid en billijkheid besluiten om het arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf dat tijdstip eveneens te heropenen dan wel alsnog laten ingaan. Voorwaarde hiervoor is dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan gedurende het dienstverband met de werkgever. De overige reglementaire voorwaarden zijn onverminderd van toepassing.
2. a. De deelnemer wordt geacht arbeidsongeschikt te zijn indien en zolang hij recht heeft op een uitkering ingevolge de WAO of de WIA.
b. Het jaarlijks arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan 70% van het positieve verschil van het bruto pensioeninkomen, zoals beschreven in de CAO, zoals dat geldt per 1 januari van het jaar waarin het arbeidsongeschiktheidspensioen in gaat en het op jaarbasis omgerekende maximum dagloon krachtens de WAO of WIA per 1 januari van dat jaar, vermenigvuldigd met het toekenningspercentage zoals opgenomen in de tabellen sub e.
c. Voor fooi ontvangende werknemers wordt voor de toepassing van dit artikel tot het bruto pensioeninkomen gerekend de conform de CAO berekende tronc-
/fooienuitkering, die voor de toepassing van dit artikel wordt vastgesteld door het aantal aandelen tronc-/fooienregeling te vermenigvuldigen met het gemiddelde percentage tronc-/ fooienuitkering per aandeel over het voorgaande kalenderjaar. Die uitkomst wordt vermenigvuldigd met het schaalsalaris, waarbij het deeltijdpercentage in aanmerking wordt genomen. Dit artikellid kan worden aangepast als de tronc- / fooienregeling in de CAO wordt gewijzigd.
d. Indien en zodra de hoogte respectievelijk de duur van de uitkering ingevolge de WAO of de WIA wezenlijk wordt gewijzigd, komt de sub c. bedoelde aanvullingsregeling te vervallen. Het bestuur zal alsdan besluiten of de aanvullingsregeling zal worden vervangen door een andere aanvullingsregeling.
e. Het toekenningspercentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid waarop de uitkering ingevolge de WAO is gebaseerd. Een en ander op basis van onderstaande tabellen. Het toekenningspercentage ingeval van de WIA is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid welke volgt uit de navolgende tabellen:
Mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO | Toekenningspercentage |
Minder dan 15% | 0,00% |
15 - 25% | 20,00% |
25 - 35% | 30,00% |
35 - 45% | 40,00% |
45 - 55% | 50,00% |
55 - 65% | 60,00% |
65 - 80% | 72,50% |
80 - 100% | 100,00% |
Mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA | Toekenningspercentage |
Minder dan 35% | 0,00% |
35 - 45% | 40,00% |
45 - 55% | 50,00% |
55 - 65% | 60,00% |
65 - 80% | 72,50% |
80 - 100% | 100,00% |
Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verlaagd, wijzigt het toekenningspercentage overeenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeids- ongeschiktheid wordt verhoogd, wijzigt, zolang het dienstverband van de deelnemer met de werkgever voortduurt, het toekenningspercentage overeenkomstig. Nadat het dienstverband is verbroken blijft het toekenningspercentage bij verhoging van de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd.
Voor de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap, als bedoeld in artikel 2 lid 1 of in artikel 2, lid 3, letter c, al arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO of de WIA, wordt het toekenningspercentage bij toename van de arbeidsongeschiktheid als volgt vastgesteld.
A - B
Formule: -----------
100% - B
A = uitkeringspercentage (uit de tabel) behorende bij de totale mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO dan wel de WIA tijdens deelnemerschap B = uitkeringspercentage (uit de tabel) behorende bij de mate van
arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO dan wel de WIA bij aanvang deelnemerschap.
Voor de toepassing van de letters b en c van dit lid wordt voor deelnemers die uit een eerder deelnemerschap in de zin van artikel 2 al een arbeidsongeschiktheidspensioen genieten, het op jaarbasis omgerekende maximum dagloon krachtens de WAO of WIA per 1 januari van dat jaar vermenigvuldigd met de restcapaciteit bij aanvang van het deelnemerschap.
3. Indien de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap al arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO dan wel de WIA, en hij ontvangt reeds een voortzetting van zijn arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van de pensioenregelingen geldende bij zijn voorgaande pensioenuitvoerder(s), dan zal in geval van samenloop met die regeling(en),
het pensioenfonds de uitkering van de voorgaande pensioenuitvoerders in mindering brengen op de uitkering op grond van dit artikel.
4. In gevallen waarin toepassing van dit artikel tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van dit artikel nemen.
Artikel 8 - Voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
1. Aan een deelnemer wordt premievrije voortzetting van de pensioenopbouw verleend vanaf het tijdstip:
a. waarop de deelnemer, die vóór 1 januari 2004 voor het eerst arbeidsongeschikt is geraakt in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), gedurende één jaar een uitkering ingevolge de WAO heeft genoten; of
b. waarop de deelnemer, die op of na 1 januari 2004 voor het eerst arbeidsongeschikt is geraakt in de zin van de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), een uitkering ingevolge de WIA ontvangt; of
c. waarop de deelnemer een verhoogde WAO- of WIA-uitkering ontvangt in het geval de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was.
De premievrije voortzetting van de pensioenopbouw loopt tot de vroegste van de volgende data: de datum waarop de WAO- of WIA-uitkering eindigt respectievelijk de mate van arbeidsongeschiktheid is gedaald tot het niveau bij aanvang van het deelnemerschap, of tot de (vervroegde) pensioendatum, of tot en met de maand van overlijden van de deelnemer.
Bij de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wordt uitgegaan van de percentages in de tabellen zoals opgenomen in lid 2.
De premievrije voortzetting betreft het gedeelte van de pensioenopbouw dat in toekomstige jaren zou worden opgebouwd op basis van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld als beschreven in artikel 4 lid 2 waarbij de hoogte van het bruto pensioeninkomen en de hoogte van de franchise afhankelijk zijn van het tijdstip waarop de premievrije voortzetting pensioenopbouw is aangevangen.
- Indien de premievrije voortzetting pensioenopbouw is aangevangen vóór 2017, dan wordt de pensioengrondslag gebaseerd op het bruto pensioeninkomen dat gold in 2016 verminderd met de franchise van 2016.
- Indien de premievrije voortzetting pensioenopbouw is aangevangen in 2017 of later, dan wordt de pensioengrondslag gebaseerd op het bruto pensioeninkomen en de franchise zoals die gelden op het moment dat het recht op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw is ontstaan.
Jaarlijks wordt het bruto pensioeninkomen verhoogd met het percentage van de algemene loonsverhoging bij de werkgever in het voorgaande kalenderjaar en de franchise aangepast als beschreven in artikel 4 lid 2 sub b.
De hoogte van de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid volgt het opbouwpercentage van de deelnemer als bedoeld in artikel 6 en met inachtneming van de bepalingen in dit artikel. Toekomstige wijzigingen in de hoogte van het opbouwpercentage en overige wijzigingen in het pensioenreglement zijn ook van toepassing op arbeidsongeschikte deelnemers met premievrije voortzetting als gevolg van arbeidsongeschiktheid.
Indien de WAO/WIA-uitkering wordt ingetrokken, dan wel niet ingaat op grond van een in de WAO/WIA opgenomen bepaling die geen betrekking heeft op de mate van arbeids(on)geschiktheid van de (gewezen) deelnemer, kan het bestuur wanneer een WAO/WIA-uitkering op een later tijdstip wordt heropend dan wel alsnog ingaat om redenen van redelijkheid en billijkheid besluiten om het arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf dat tijdstip eveneens te heropenen dan wel alsnog laten ingaan. Voorwaarde hiervoor is dat de arbeidsongeschiktheid is ontstaan gedurende het dienstverband met de werkgever. De overige reglementaire voorwaarden zijn onverminderd van toepassing.
2. a. De in lid 1 bedoelde premievrije voortzetting van de pensioenopbouw is afhankelijk van het toekenningspercentage waarop de uitkering ingevolge de WAO, is gebaseerd. De in lid 1 bedoelde premievrije voortzetting van de pensioenopbouw is ingeval van de WIA afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. Een en ander op basis van onderstaande tabellen:
Mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO | Percentage voortzetting |
Minder dan 15% | 0,00% |
15 - 25% | 20,00% |
25 - 35% | 30,00% |
35 - 45% | 40,00% |
45 - 55% | 50,00% |
55 - 65% | 60,00% |
65 - 80% | 72,50% |
80 - 100% | 100,00% |
Mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA | Percentage voortzetting |
Minder dan 35% | 0,00% |
35 - 45% | 40,00% |
45 - 55% | 50,00% |
55 - 65% | 60,00% |
65 - 80% | 72,50% |
80 - 100% | 100,00% |
b. Zolang het deelnemerschap voortduurt, zijn op het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor geen premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid geldt de bepalingen met betrekking tot deeltijdwerknemers, zoals opgenomen in artikel 4 lid 2 sub a, artikel 5 lid 6 en artikel 20 lid 2 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de WAO- of WIA-uitkering is gebaseerd, wordt gewijzigd, wijzigt het percentage premievrije voortzetting overeenkomstig.
c. Zodra het dienstverband van de deelnemer met de werkgever wordt verbroken, is op het gedeelte van de pensioenopbouw waarvoor geen premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid geldt, artikel 17 van toepassing. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de WAO- of WIA- uitkering is gebaseerd, wordt verlaagd, wijzigt het percentage premievrije voortzetting overeenkomstig. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid, waarop de WAO- of WIA-uitkering is gebaseerd, wordt verhoogd, blijft het toekenningspercentage ongewijzigd.
3. Voor de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap, als bedoeld in artikel 2 lid 1 of in artikel 2, lid 3, letter c, al arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO of de WIA, wordt het percentage premievrije voortzetting niet bepaald door in de tabellen uit te gaan van de totale mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO of de WIA, maar wordt het percentage premievrije voortzetting als volgt vastgesteld:
A - B
Formule: -----------
100% - B
A = uitkeringspercentage (uit de tabel) behorende bij de totale mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO dan wel de WIA tijdens deelnemerschap
B = uitkeringspercentage (uit de tabel) behorende bij de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO dan wel de WIA bij aanvang deelnemerschap.
4. In gevallen waarin toepassing van dit artikel tot onbillijkheden leidt, kan het bestuur een beslissing in afwijking van dit artikel nemen, mits passend binnen de (fiscale) wet- en regelgeving.
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt.
2. Het partnerpensioen ten behoeve van de partner van de deelnemer bedraagt de som van 1,25% van de afzonderlijke (parttime) pensioengrondslagen in de deelnemersjaren vanaf 1 januari 2021. Een eventueel opgebouwd partnerpensioen vóór 1 januari 2021 wordt daarbij opgeteld. Het partnerpensioen wordt vervolgens verhoogd met 1,25% van de op de overlijdensdatum geldende (parttime) pensioengrondslag voor ieder deelnemersjaar, dat de deelnemer tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum zou hebben kunnen behalen.
3. Het partnerpensioen ten behoeve van de partner van de gewezen deelnemer en de partner van de gepensioneerde is gelijk aan het eventueel vóór 1 januari 2021 opgebouwde partnerpensioen, tenzij dat partnerpensioen is omgezet in levenslang ouderdomspensioen conform artikel 14 lid 1. Daarbij wordt opgeteld het partnerpensioen dat eventueel is ontstaan door omzetting van levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen conform artikel 14 lid 5.
4. Het partnerpensioen is op risicobasis verzekerd en vervalt, met inachtneming van artikel 17, bij het einde van de deelneming.
5. Indien op grond van artikel 10 bijzonder partnerpensioen is toegekend vóór 1 januari
2021 of ingeval van beëindiging van het partnerschap tijdens de deelneming na 1 januari 2021, wordt dit samen met de daarover toegekende verhogingen als bedoeld in artikel 13 lid 1 op het vóór 1 januari 2021 opgebouwde partnerpensioen in mindering gebracht.
Artikel 10 - Bijzonder partnerpensioen, Wet pensioenverevening bij scheiding
1. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde overlijdt.
2. Indien de beëindiging van het partnerschap met de hiervoor genoemde partner plaatsvindt tijdens de deelneming, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het vóór 1 januari 2021 opgebouwde partnerpensioen. Indien beëindiging van het partnerschap met de hiervoor genoemde partner plaatsvindt na het einde van het deelnemerschap, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 lid 3.
3. De gewezen partner als bedoeld in lid 2 van dit artikel ontvangt een bewijs van zijn/haar aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
4. Het bepaalde in de voorgaande leden vindt geen toepassing indien beide gewezen partners als bedoeld in lid 2 van dit artikel bij voorwaarden in verband met het partnerschap, bij notarieel verleden akte of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn, respectievelijk is slechts geldig, indien het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
5. In geval van beëindiging van het partnerschap op of na 1 mei 1995 anders dan door overlijden of door vermissing met een partner als omschreven in artikel 1 sub h onder 1 of 2, vindt verevening van het tijdens het partnerschap bij het fonds opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding.
6. De gewezen partner als bedoeld in de leden 2 en 5 van dit artikel, kan, tenzij sprake is van scheiding van tafel en bed, het deel van het te verevenen ouderdomspensioen tezamen met het bijzonder partnerpensioen, omzetten in een eigen recht op ouderdomspensioen mits wordt voldaan aan het navolgende:
a. De omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;
b. Binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan het fonds door middel van het daarvoor bestemde formulier;
c. Het fonds heeft ingestemd met de omzetting.
7. Het fonds zal in elk geval niet instemmen met de beoogde omzetting als bedoeld in lid 6, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in
artikel 13, of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor het fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het fonds zal slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner als bedoeld in de leden 2 en 5 van dit artikel ingaat op de, bij het fonds geldende, pensioendatum. Het fonds kan de instemming met de omzetting afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer.
8. De kosten van verevening of omzetting kan het fonds in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen.
9. In geval van beëindiging van het partnerschap met een partner als omschreven in artikel 1 sub h onder 3 anders dan door overlijden, kan het fonds lid 5 tot en met lid 8 van dit artikel toepassen als ware sprake van beëindiging van het partnerschap met een partner als omschreven in artikel 1 sub h onder 1 of 2 mits beide partijen dit zijn overeengekomen in het notarieel verleden samenlevingscontract dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de ontbinding van het samenlevingscontract.
Bij beëindiging van het samenlevingscontract stelt de (gewezen) deelnemer het bestuur hiervan op de hoogte door middel van een schriftelijke verklaring van de (gewezen) deelnemer en diens partner. Indien de gewezen partner als bedoeld in dit lid hieraan niet meewerkt wordt de beëindiging uitsluitend verklaard door de (gewezen) deelnemer en ontvangt deze gewezen partner een afschrift van deze verklaring.
1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitbetaald tot en met de maand waarin het kind 18 resp. 27 jaar wordt, of, indien het kind eerder overlijdt, tot en met de maand waarin dit overlijden plaatsvindt.
2. Het jaarlijkse opgebouwde wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het daadwerkelijk volgens artikel 6 op basis van de vaste premie opgebouwde ouderdomspensioen. Indien de deelnemer overlijdt vóór de pensioendatum, wordt de aldus opgebouwde aanspraak op wezenpensioen verhoogd met 0,20% van de op de overlijdensdatum geldende (parttime) pensioengrondslag voor ieder deelnemersjaar, dat de deelnemer tussen de overlijdensdatum en de pensioendatum zou hebben kunnen behalen.
Voor volle wezen wordt het wezenpensioen verdubbeld. Bij vaststelling van de hoogte van het wezenpensioen overeenkomstig het bepaald in de vorige zin, wordt artikel 14 lid 1 (omzetting partnerpensioen in ouderdomspensioen) buiten beschouwing gelaten.
Bij de bepaling van het wezenpensioen blijft het wezenpensioen behorende bij het ouderdomspensioen dat voortvloeit uit toepassing van artikel 25 lid 1 in beginsel ongewijzigd.
3. Indien meer dan vijf kinderen recht hebben op wezenpensioen, dan genieten deze gezamenlijk niet meer dan een bedrag, gelijk aan vijf maal het wezenpensioen, bedoeld
in lid 2. Met inachtneming van artikel 18d van de Wet op de Loonbelasting 1964 wordt dit bedrag nadien niet meer herrekend.
Artikel 12 - Bijzondere bepalingen ten aanzien van partner- en wezenpensioen
1. Indien de gewezen deelnemer na de pensioendatum een partnerschap aangaat zal geen aanspraak op partner- en wezenpensioen worden verleend.
2. Indien de gewezen partner, van een (gewezen) deelnemer die nog aanspraken bij het fonds heeft, eerder overlijdt dan die (gewezen) deelnemer waardoor het bijzonder partnerpensioen vervalt, vindt de in artikel 9 lid 3 bedoelde aftrek niet plaats, mits dat overlijden plaatsvindt na 1 januari 2002 en vóór de (vervroegde) pensioendatum van de (gewezen) deelnemer. De vorige volzin blijft buiten toepassing indien het bijzonder partnerpensioen is omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner, conform het bepaalde in artikel 10 lid 6.
Artikel 13 - Procentuele verhogingen
1. Alle opgebouwde pensioenaanspraken, ingegane pensioenen (alsmede de bijbehorende uitgestelde partner- en wezenpensioenen) en premievrije pensioenaanspraken kunnen jaarlijks worden verhoogd met een toeslag. Het toeslagbeleid is in de volgende leden van dit artikel nader uitgewerkt.
2. De maatstaf voor het toeslagpercentage wordt jaarlijks per 31 december vastgesteld door het bestuur als de som van:
a. de helft van het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals dit wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, in het jaar voorafgaand aan 30 september is gestegen;
b. de helft van het percentage van de algemene loonsverhoging bij de werkgever in het voorgaande kalenderjaar.
Op de pensioenrechten en de pensioenaanspraken kan jaarlijks toeslag worden verleend van maximaal de maatstaf als omschreven in dit lid. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagen worden gefinancierd uit overrendementen.
Indien de werkgever ophoudt te bestaan, dan zal de maatstaf als bedoeld in dit lid worden vastgesteld, zijnde het percentage waarmee het consumentenprijsindexcijfer (CPI) alle huishoudens (afgeleid), zoals dit wordt berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, in het jaar voorafgaand aan 30 september is gestegen.
3. Bij de voorwaardelijke toeslagverlening gelden de volgende uitgangspunten:
a. bij een beleidsdekkingsgraad onder de bij of krachtens de Pensioenwet vastgelegde ondergrens voor toeslagverlening wordt geen toeslag verleend;
b. er wordt niet meer toeslag verleend dan naar verwachting in de toekomst te realiseren is, met inachtneming van de wettelijke rekenregels die hiertoe bij of krachtens de Pensioenwet zijn vastgelegd; en
c. incidentele toeslagverlening om in het verleden niet toegekende toeslag of in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten te compenseren kan worden verleend indien die toeslagverlening geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst overeenkomstig het onder b bepaalde, de beleidsdekkingsgraad het niveau van het vereist eigen vermogen bedoeld in artikel 132 Pensioenwet behoudt en in enig jaar ten hoogste een vijfde van het vermogen dat voor deze toeslagverlening beschikbaar is, wordt aangewend.
4. Het bestuur stelt beleid vast voor de vaststelling van de ingevolge de vorige leden te verlenen toeslagen, met inachtneming van het daartoe in lid 3 bepaalde en de regels op basis van de Pensioenwet. Het bestuur kan dit beleid aanpassen of hiervan afwijken indien dit in het belang is van het fonds en de pensioen- en aanspraakgerechtigden en mits dit in overeenstemming is met het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet.
5. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur van het fonds heeft op grond van dit artikel.
6. Een gedetailleerde uitwerking van de actuariële grondslagen voor de berekening van de toeslag en de pensioenbijdragen wordt opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) van het fonds.
Artikel 14 - Keuzemogelijkheden
1. Verhoging van het ouderdomspensioen in plaats van (gedeeltelijk) partnerpensioen
a. Op de (vervroegde) pensioendatum kan de (gewezen) deelnemer kiezen voor een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen in plaats van een (gedeeltelijke) aanspraak op partnerpensioen (opgebouwd vóór 1 januari 2021). Deze keuze heeft tot gevolg dat de tot de (vervroegde) pensioendatum opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen wordt verhoogd. De opgebouwde aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner, met wie de deelnemer of gewezen deelnemer op de (vervroegde) pensioendatum een partnerschap is aangegaan, wordt verlaagd.
b. Een aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 10 leden 1 en 2 kan niet worden omgezet in ouderdomspensioen, tenzij de aanspraak op bijzonder partnerpensioen is vervallen wegens het overlijden van de gerechtigde na 1 januari 2002. Indien de eerste volzin van artikel 12 lid 2 van toepassing is (vervallen bijzonder partnerpensioen), komt het volledige partnerpensioen onder de reglementaire voorwaarden voor omzetting in ouderdomspensioen in aanmerking.
c. De partner van de (gewezen) deelnemer moet instemmen met de in sub a omschreven verhoging. Voor de (gewezen) deelnemer die op de (vervroegde) pensioendatum aangeeft geen partner te hebben, wordt de in sub a omschreven verhoging van het ouderdomspensioen automatisch en volledig toegepast.
2. Vervroeging van het ouderdomspensioen
a. De (gewezen) deelnemer kan kiezen voor vervroegde ingang van het volledige ouderdomspensioen vanaf uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de leeftijd van 60 jaar is bereikt. Indien het ouderdomspensioen wordt vervroegd naar een datum die is gelegen meer dan 10 jaar voor de AOW-gerechtigde
leeftijd van de deelnemer, dan verklaart de (gewezen) deelnemer schriftelijk dat zijn arbeidzame leven is beëindigd.
b. Indien de aanspraak op ouderdomspensioen op basis van lid 1 is verhoogd, dan heeft de vervroeging als bedoeld sub a. betrekking op het verhoogde ouderdomspensioen.
3. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
a. De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering, de hoogte van het ouderdomspensioen variëren waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering (hoog/laag). De mate van variëren zal op het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen worden vastgesteld.
b. Naast de in sub a genoemde mogelijkheid de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum te variëren, heeft de (gewezen) deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd te laten ingaan, de mogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot aan de eerste van de maand waarin betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW- uitkering (AOW-compensatie) . Daarbij wordt onder AOW verstaan de voor die jaren geldende uitkering voor een gehuwd persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
4. Deeltijdpensioen
a. Indien een deelnemer daarover overeenstemming met de werkgever heeft bereikt, kan de deelnemer kiezen voor vervroegde ingang van een gedeelte van het ouderdomspensioen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de leeftijd van 57 jaar.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
i) De deelnemer dient voor tenminste 50% van de oorspronkelijke arbeidsduur, zoals deze geldt direct voorafgaande aan de vervroegde ingang van een deel van het ouderdomspensioen, in dienst te blijven van de werkgever.
ii) Indien het ouderdomspensioen gedeeltelijk wordt vervroegd naar een datum die is gelegen meer dan tien jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd van de deelnemer, dan verklaart de deelnemer schriftelijk dat zijn arbeidzame leven in dezelfde mate is beëindigd.
b. - vervallen -
c. Voor het berekenen van de hoogte van het pensioen tijdens deeltijdpensioen wordt het opgebouwde ouderdomspensioen geldend op de pensioendatum vermenigvuldigd met het percentage van het reeds ingegane deeltijdpensioen. Vervolgens vindt vervroeging plaats van dit gedeelte van het ouderdomspensioen.
d. Indien de werkgever instemt met de keuze van de deelnemer voor deeltijdpensioen en de aanpassing van de arbeidsduur, stelt de werkgever het fonds hiervan schriftelijk op de hoogte.
e. Voor het gedeelte van de arbeidsduur dat de deelnemer in dienst blijft van de werkgever, blijft hij deelnemer in deze regeling.
De opbouw van pensioenaanspraken ingevolge dit reglement vindt plaats met inachtneming van artikel 4 lid 2 sub a. De opbouw van pensioenaanspraken zal niet meer kunnen bedragen dan de opbouw, die bereikt zou zijn bij handhaving van de volledige arbeidsduur tot de pensioendatum.
5. Verhoging van het partnerpensioen in plaats van (gedeeltelijk) ouderdomspensioen
a. De deelnemer of de gewezen deelnemer heeft het recht om bij beëindiging van de deelnemingen met ingang van de datum waarop het ouderdomspensioen ingaat te kiezen voor een verhoging van de aanspraak op partnerpensioen in plaats van een deel van het ouderdomspensioen. De hoogte van het partnerpensioen zal, inclusief een eventueel bijzonder partnerpensioen evenwel niet meer kunnen bedragen dan 100% van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert. Het resterende ouderdomspensioen zal evenwel niet minder bedragen dan het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde bedrag waarboven afkoop niet is toegestaan.
b. Het fonds zal, indien het partnerpensioen minder bedraagt dan 70% van het ouderdomspensioen, de in sub a beschreven verhoging bij beëindiging van de deelneming automatisch zodanig toepassen dat het partnerpensioen 70% bedraagt van het ouderdomspensioen, tenzij de deelnemer een andere keuze maakt.
c. Het fonds waarborgt dat bij gebruikmaking van het in dit artikel beschreven keuzerecht geen onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen door vaststelling van een ruilvoet welke is opgenomen in een bijlage bij dit pensioenreglement. Deze ruilvoet is door het fonds vastgesteld met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde. Bij vaststelling van de ruilvoet wordt voldaan aan het vereiste van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
d. De in sub a omschreven mogelijkheid heeft geen betrekking op de hoogte van het wezenpensioen en op de op het tijdstip van de keuze bestaande premievrije aanspraken op bijzonder partnerpensioen en op het deel van het ouderdomspensioen waarop een recht op uitbetaling rust als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.
e. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk. Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen vervalt de aanspraak op het uitgeruilde ouderdomspensioen.
6. Factoren
a. In addendum 1 zijn achtereenvolgens opgenomen:
i) omzettingsfactoren ten behoeve van een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen in plaats van een (gedeeltelijke) aanspraak op partnerpensioen als bedoeld in lid 1;
ii) vervroegingsfactoren ten behoeve van vervroeging van (een gedeelte van) het opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in lid 2 en lid 4, waarmee het (gedeelte van het) opgebouwde ouderdomspensioen geldend op de pensioendatum wordt vermenigvuldigd;
iii) omrekenfactoren hoog/laag ten behoeve van een hoger pensioen gevolgd door een lager pensioen als bedoeld in lid 3, waarmee het opgebouwde ouderdomspensioen geldend op de pensioendatum wordt vermenigvuldigd;
iv) omzettingsfactoren ten behoeve van een verhoging van de aanspraak op partnerpensioen in plaats van een (gedeeltelijke) aanspraak op ouderdomspensioen als bedoeld in lid 5;
b. De factoren als genoemd in sub a. worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Jaarlijks worden de factoren door het bestuur vastgesteld.
c. Voor alle (gewezen) deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de keuzemogelijkheden als genoemd in dit artikel, kunnen de factoren tussentijds of na afloop van bedoelde periode door het bestuur worden gewijzigd na ingewonnen advies van de actuaris. Zo nodig zal rekening worden gehouden met de bepalingen van de overeenkomst gesloten met de verzekeraar als bedoeld in artikel 15.
7. Procedure en instemming
a. Het gebruik maken van een of meer van de keuzemogelijkheden als bedoeld in dit artikel dient uiterlijk 3 maanden voor de (vervroegde) pensioendatum schriftelijk te geschieden. Het bestuur stelt daartoe keuzeformulieren ter beschikking.
b. Een keuze als bedoeld in sub a. is onherroepelijk.
c. Een keuze voor een verhoging van het ouderdomspensioen in plaats van (gedeeltelijk) partnerpensioen als bedoeld in lid 1 dient mede door de partner van de (gewezen) deelnemer ondertekend te zijn.
d. Met uitzondering van het bepaalde in lid 1 en in lid 5 heeft het gebruik maken van de keuzemogelijkheden als bedoeld in dit artikel geen gevolgen voor het uitgesteld partnerpensioen en/of wezenpensioen.
Artikel 14a – Aanwending kapitaal en volgorde toepassing keuzemogelijkheden
1. De keuzemogelijkheden als bedoeld in artikel 14 wordt eerst toegepast nadat een eventueel pensioenkapitaal uit hoofde van het Regeling voor Vrijwillige Eigen Bijdragen (Bijlage 1) is aangewend volgens artikel 5 van het Reglement voor Vrijwillige Eigen Bijdragen.
2. Indien van meerdere keuzemogelijkheden als bedoeld in artikel 14 gebruik wordt gemaakt, vindt de toepassing daarvan in de hierna genoemde volgorde plaats:
- vervroeging van het pensioen (artikel 14 lid 2) of deeltijdpensioen (artikel 14 lid 4)
- verhoging van het ouderdomspensioen in plaats van (gedeeltelijk) partnerpensioen (artikel 14 lid 1) of verhoging van het partnerpensioen in plaats van (gedeeltelijk) ouderdomspensioen (artikel 14 lid 5)
- variatie in de hoogte van de ouderdomspensioenuitkering ter compensatie van een nog niet ingegane AOW-uitkering (AOW-compensatie) (artikel 14 lid 3 sub b)
- variatie in de hoogte van de ouderdomspensioenuitkering (hoog/laag) (artikel 14 lid 3 sub a)
Artikel 15 - Eventuele verzekering
1. Het bestuur kan verplichtingen, voortvloeiend uit dit reglement, geheel of ten dele dekken door het sluiten van overeenkomsten met één of meer levensverzekeringsmaatschappijen, die daartoe op grond van de Pensioenwet of van de Wet op het financieel toezicht bevoegd zijn.
Behoudens indien het zuivere risicodekking betreft, behoeft een dergelijk besluit van het bestuur, om van kracht te zijn, het advies van de werkgever en van de Ondernemingsraad.
2. Het fonds zal als contractant en bevoordeelde op de desbetreffende polissen worden aangewezen. Het bestuur heeft echter het recht als bevoordeelde de belanghebbende aan te wijzen.
3. Het fonds zal zich in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij liquidatie, ten opzichte
van de belanghebbende ten volle kunnen kwijten door aan hem de desbetreffende polis, rechtgevende op gelijke uitkeringen, als waartoe het fonds gehouden is, over te dragen. Indien de polis aan de belanghebbende wordt overgedragen zal hij als contractant en bevoordeelde moeten worden aangewezen. Van deze overdracht en bevoordeling zal aantekening op de polis gesteld worden.
Bovendien zal door de verzekeraar op de polis worden aangetekend, dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voor zover deze betrekking hebben op tijdens het deelnemerschap in het fonds opgebouwde aanspraken, uitsluitend de bepalingen van de Pensioenwet - voor zover nog van toepassing – van toepassing zijn en dat noch afkoop is toegestaan, noch wijziging van de begunstigde anders dan ten behoeve van de verzekerde of diens nabestaanden.
Artikel 16 - Uitgesloten risico's
1. Met betrekking tot de uitgesloten risico's gelden, indien en voor zover de pensioenverplichtingen zijn verzekerd, de voorwaarden van de verzekeraar, behoudens dat het bepaalde in lid 2 ook in dit geval van toepassing blijft. Onder uitgesloten risico’s worden in elk geval verstaan:
a. de voorwaarden van de verzekeraar bij oorlog en terrorisme;
b. de voorwaarden van het Clausuleblad terrorismedekking bij de Nederlandse Herverzekeringsmaatschapij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT).
2. Het recht op partner- en/of wezenpensioen gaat verloren voor die belanghebbende(n), door wiens (wier) opzettelijk toedoen de (gewezen) deelnemer overlijdt.
3. In de gevallen waarin het recht op partner- en/of wezenpensioen vervalt zal behoudens ingeval van overlijden als bedoeld in lid 2 een partner- en/of wezenpensioen verleend worden, gebaseerd op de som van de reservewaarden van alle op het leven van de desbetreffende deelnemer of gewezen deelnemer bij het fonds verzekerde pensioenen, waarbij het partner- en/of wezenpensioen in geen geval groter mag zijn dan het normale partner- en/of wezenpensioen.
Artikel 17 - Einde van het deelnemerschap
1. Indien het deelnemerschap eindigt anders dan wegens pensionering of overlijden en het bepaalde in artikel 14 is niet van toepassing, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op uitgesteld ouderdoms-, en wezenpensioen. De aanspraak op partnerpensioen vervalt bij het einde van de deelneming, met uitzondering van het partnerpensioen opgebouwd vóór 1 januari 2021. Conform artikel 14 lid 5 kan evenwel bij het einde van de deelneming een aanspraak op partnerpensioen worden verkregen door verlaging van het levenslang ouderdomspensioen.
2. De gewezen deelnemer zal een schriftelijk bewijs van zijn rechten ontvangen.
Artikel 18 – Verval, overdracht en afkoop van kleine pensioenen
1. De pensioenaanspraken vervallen bij het einde van de deelneming als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt.
2. De pensioenaanspraken worden na het einde van de deelneming overgedragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft. Als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar meer bedraagt dan
€ 2,- en niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
3. Het pensioenfonds kan de pensioenaanspraken afkopen na vijf vergeefse pogingen de pensioenaanspraken over te dragen als bedoeld in het vorige lid, tenzij de gewezen deelnemer niet met de afkoop instemt.
4. De pensioenaanspraken worden bij de ingang van het pensioen afgekocht als het ouderdomspensioen op de pensioendatum per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag, tenzij de gepensioneerde niet met de afkoop instemt.
5. Het bijzonder partnerpensioen wordt na echtscheiding afgekocht als het bij ingang per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. Het (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt bij ingang van het pensioen afgekocht, als het op dat moment per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
6. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2019 kan de Stichting pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer laten vervallen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar € 2,- of minder bedraagt. Indien de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2018 kan de Stichting:
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer overdragen naar de pensioenuitvoerder waar de betrokken gewezen deelnemer pensioenaanspraken verwerft, als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag;
• pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer niet eerder dan twee jaar na het einde van de deelneming afkopen als op de pensioendatum het ouderdomspensioen per jaar niet meer bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag. De Stichting kan de pensioenaanspraken alleen afkopen als de gewezen deelnemer daarmee instemt, tenzij de gewezen deelnemer binnen zes maanden na de termijn van twee jaar over de afkoop wordt geïnformeerd.
7. De van toepassing zijnde factoren voor afkoop zijn opgenomen in de bijlage bij dit pensioenreglement en kunnen jaarlijks door het bestuur van de Stichting worden aangepast.
1. Uitgaande waardeoverdracht
De op grond van de in artikel 17 lid 1 in verband met een individuele beëindiging van het deelnemerschap verkregen premievrije pensioenaanspraken, worden op verzoek van de gewezen deelnemer overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever onder de voorwaarden en met inachtneming van de termijnen zoals gesteld bij of krachtens de Pensioenwet. De gewezen deelnemer, die overweegt van deze mogelijkheid gebruik te maken, dient binnen de wettelijke termijnen en met inachtneming van de wettelijke voorwaarden, na indiensttreding bij de nieuwe werkgever een verzoek om een berekening van de aanspraken die uit de overdracht voortvloeien aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever te richten. De pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever zal een opgave van die aanspraken verstrekken. Daarna kan een verzoek tot waardeoverdracht worden gedaan aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
2. Inkomende waardeoverdracht
Het bepaalde in de vorige alinea is van overeenkomstige toepassing op een werknemer, die deelnemer wordt in de pensioenregeling van het fonds en van wie de vorige dienstbetrekking op of na 8 juli 1994 is beëindigd. Een aan het fonds ten behoeve van een deelnemer overgedragen waarde ingevolge het bepaalde in de vorige volzin zal worden aangewend ter verwerving van aanspraken op pensioen voor de betrokken deelnemer, waarbij de waarde volgens het bestuur vast te stellen regels zal worden toegevoegd aan het opgebouwde ouderdomspensioen.
Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke toestemming van de partner van de gewezen deelnemer. Het eventueel bijzonder partnerpensioen kan niet worden overgedragen.
Het bestuur is bevoegd om uitvoering te geven aan overige vormen van waardeoverdracht met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde voorwaarden.
1. De werkgever betaalt een vaste premie zoals vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst. Door betaling van de in de vorige volzin bedoelde premie voldoet de werkgever aan de verplichtingen uit hoofde van de pensioenovereenkomst en de werkgever kan niet aansprakelijk worden gesteld voor enig tekort in het fonds en de werkgever kan geen aanspraak maken op enig overschot in het fonds. Met deze vaste premie wordt er naar gestreefd om op basis van de vaste premie een ouderdomspensioen op te bouwen van 1,4% van de (parttime) pensioengrondslag.
2. De deelnemer is een bijdrage verschuldigd in de kosten van de pensioenregeling als omschreven in de CAO. De wijze waarop de totale bijdrage wordt verdeeld tussen de werkgever en de deelnemers is geregeld in de CAO.
De werkgever is gerechtigd de deelnemersbijdrage bij elke salarisbetaling van het salaris in te houden in evenveel gelijke termijnen als waarin het salaris wordt uitbetaald.
Indien het tussen de deelnemer en de werkgever in enig jaar overeengekomen aantal wekelijkse werkuren minder is dan het normale aantal werkuren zal de pensioengrondslag voor de bepaling van de deelnemersbijdrage slechts in de verhouding
van het beperkte aantal werkuren tot het normale aantal werkuren in aanmerking worden genomen.
3. Indien zich in enig jaar de situatie voordoet dat de premie onvoldoende is om de in dat jaar beoogde pensioenaanspraken volledig te financieren, dan zullen de pensioenaanspraken dat jaar conform dit reglement slechts worden verleend tot een niveau dat met de betaalde premies gefinancierd kan worden. De toereikendheid van de vaste premie ter financiering van de in enig jaar beoogde pensioenopbouw wordt vastgesteld bij aanvang van het jaar op basis van de daarvoor geldende wettelijke voorschriften en de interne richtlijnen van het fonds zoals vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
4. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen van de Collectiviteitkring of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen van de Collectiviteitkring;
b. het fonds niet in staat is de Collectiviteitkring binnen een redelijke termijn te laten voldoen aan artikel 131 of 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en;
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan behorende bij de Collectiviteitkring, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet.
5. De werkgever behoudt zich het recht voor in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden, zoals financieel onvermogen of ingrijpende wijziging van sociale wetten, de grootte van zijn bijdrage voor toekomstige jaren te verminderen of de betaling daarvan geheel te staken. Het reglement zal op dat tijdstip worden aangepast. Wanneer de werkgever voornemens is tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in de eerste zin van dit lid genoemde voorbehoud over te gaan, zal hij dit onverwijld schriftelijk mededelen aan het bestuur van het fonds en aan degenen, wier pensioen of aanspraak op pensioen, daardoor wordt getroffen.
Artikel 21 - Betaling van pensioenen
1. Pensioenen zullen worden uitbetaald in maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand, en wel:
a. het ouderdoms- en arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitbetaald aan de (gewezen) deelnemer;
b. het partnerpensioen zal worden uitbetaald aan de partner van de overleden (gewezen) deelnemer;
c. het bijzonder partnerpensioen zal worden uitbetaald aan de in aanmerking komende gewezen partner van de overleden (gewezen) deelnemer;
d. het wezenpensioen zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger van het kind, indien het kind minderjarig is resp. aan het kind indien dit meerderjarig is.
2. Uitbetaling van pensioenen aan in het buitenland woonachtigen geschiedt tegen overlegging van een behoorlijk bewijs van in leven zijn van de pensioengerechtigde.
3. Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden. Het fonds is bevoegd de transactiekosten die gepaard gaan met het overmaken van de uitkering naar het buitenland op het pensioen in te houden.
4. Alle uitkeringen zullen geschieden in euro’s.
Artikel 22 - Belastingen en heffingen
De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het fonds verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 23 - Overdracht, inpandgeving van rechten enz.
Overdracht, inpandgeving of enige andere handeling, waardoor de deelnemer of gewezen deelnemer enig recht op zijn pensioen of zijn aanspraak op pensioen aan een ander toekent, is slechts geldig voorzover beslag op zijn pensioen geldig zou zijn bij het ontbreken van andere inkomsten.
De pensioenen en de aanspraken op pensioen ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien in dit pensioenreglement en bij of krachtens de Pensioenwet.
De regeling beschreven in dit pensioenreglement is een voortzetting van de regeling zoals deze beschreven stond in het pensioenreglement van de voormalige Stichting Pensioenfonds Holland Casino. Het reglement is in werking getreden per 1 juli 2017 en laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2024.
1. De regeling voorwaardelijk inhaalrecht (als bedoeld in artikel 23 van pensioenreglement 2014 van de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino) is per 1 januari 2015 beëindigd, waardoor deelnemers geen aanspraak meer maken op de regeling voor het voorwaardelijk inhaalrecht. De premie van 0,9% voor het voorwaardelijk inhaalrecht die tot 2015 onderdeel uitmaakte van de totale premie valt vrij binnen de totale premie per diezelfde datum voor de opbouw van pensioenaanspraken.
De aanwezige bestemmingsreserve voorwaardelijk inhaalrecht is volledig ingezet om de voorwaardelijke inhaalrechten per 24 september 2014 om te zetten in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken op grond van dit reglement.
De verdeling van de bestemmingsreserve heeft plaatsgevonden op basis van evenredige opbouw (m/n-de deel waarbij m=aantal jaren “opgebouwd” en n=aantal jaren op te bouwen tot 62 jaar met een maximum van 15 jaar). Omdat er meer beschikbare middelen aanwezig waren op 31 december 2014 dan benodigd, is er een toeslagpercentage vastgesteld. Het m/n-de deel wordt daarom vermenigvuldigd met 1,249 onder de voorwaarde dat een deelnemer nooit meer dan 100% van zijn voorwaardelijke inhaalrecht omgezet kan krijgen in onvoorwaardelijke pensioenaanspraken.
2 a. Voor (gewezen) deelnemers en andere aanspraakgerechtigden, die deelnemer waren aan
i). het reglement 1980 tot 1992;
ii) het reglement 1992 tot 2005; iii). het reglement 2005 tot 2006; iv). het reglement 2006 tot 2015;
van de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino, zijn de pensioenaanspraken met ingang 1 januari 2015 toegevoegd aan de pensioenaanspraken die in de zin van het laatstelijk geldende reglement van de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino werden verworven. Voor de pensioengerechtigden kunnen derhalve met ingang van 1 januari 2015 alleen rechten worden ontleend aan dat laatstelijk geldende reglement van de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino, alsmede het onderhavige reglement van de Collectiviteitkring Holland Casino van Stap.
b. Voor de (gewezen) deelnemer en/of pensioengerechtigde als bedoeld in sub a geldt het volgende:
• De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen zijn omgezet naar ouderdomspensioen (67);
• Het eventuele partnerpensioen en wezenpensioen behorende bij het ouderdomspensioen dat op grond van sub a is omgezet, is op het moment van omzetting ongewijzigd gebleven;
• De (gewezen) deelnemer heeft het recht om als gevolg van de uitruil als beschreven onder sub a, de mogelijkheden tot flexibilisering, zoals beschreven in artikel 14 toe te passen;
• De berekening voor de omzetting als bedoeld in dit lid vonden plaats op basis van de toenmalig geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuariële gelijkwaardige grondslagen die voor mannen en vrouwen
gelijk zijn en de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
c. Iedere (gewezen) deelnemer of andere aanspraakgerechtigde ontvangt op verzoek een schriftelijke opgave betreffende de in dit lid genoemde toevoeging of overheveling van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
d. Wijzigingen van dit reglement na 1 juli 2017 zijn, overeenkomstig het bepaalde in dit reglement, van toepassing op alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden als bedoeld in dit lid.
3. De tot 1 januari 2015 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen worden eenmalig vastgesteld en blijven premievrij behouden. Per 1 januari 2015 is het bepaalde omtrent de opbouw van partnerpensioen en wezenpensioen in het laatstelijk geldende reglement van de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino, alsmede het onderhavige reglement van de Collectiviteitkring van toepassing.
4. De pensioenopbouw in het jaar 2019 wordt met terugwerkende kracht verhoogd van 1,348% naar 1,4% van de (parttime) pensioengrondslag.
5. Met ingang van 1 januari 2021 is het partnerpensioen op risicobasis verzekerd. De tot en met 31 december 2020 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen op grond van de voorgaande reglementen van de Collectiviteitkring en/of de (voormalige) Stichting Pensioenfonds Holland Casino zijn per 1 januari 2021 premievrij gemaakt.
Artikel 26 - Klachten en geschillen 1.
Een belanghebbende kan een klacht indienen en een geschil aanhangig maken overeenkomstig de procedure zoals opgenomen in het klachten- en geschillenbeleid van het Fonds.
Artikel 27 - Wijziging pensioenovereenkomst
De werkgever kan de pensioenovereenkomst, zoals neergelegd in dit reglement zonder instemming van de deelnemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de werkgever dat het belang van de deelnemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
Bijlage 1 Factoren en Rekenwaarden
Opbouwpercentage, franchise, maximaal pensioengevend salaris, afkoopgrens en flexibiliseringsfactoren
Opbouwpercentage (artikel 6 lid 4)
Het opbouwpercentage als bedoeld in artikel 6 lid 4 is vastgesteld op 1,738% (niveau 2024).
Franchise (artikel 4 lid 2 sub b)
De franchise als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub b is vastgesteld op € 17.545,- (niveau 2024).
Maximaal pensioengevend salaris (artikel 4 lid 2 sub a en c)
Het maximaal pensioengevend salaris als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub a en c is vastgesteld op € 137.800,- (niveau 2024).
Xxxxxxxxxxx (artikel 14 lid 5 en artikel 18 lid 1 t/m 3)
Het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde bedrag waarboven afkoop niet is toegestaan, bedraagt € 592,51 (niveau 2024).
De hieronder genoemde factoren zijn met ingang van 1 juli 2024 van toepassing.
De factoren zijn vastgesteld op basis van de volgende flexibiliseringsvolgorde (art. 14a):
1. Besteding spaarsaldo (DC kapitaal).
2. Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan.
3. Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan.
4. Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen
/ Het partnerpensioen omzetten in een hoger ouderdomspensioen.
5. Omzetting ouderdomspensioen in AOW-compensatie.
6. De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
Flexibiliseringsfactoren
1. Besteding spaarsaldo (DC kapitaal)
Besteding spaarsaldo ten behoeve van direct ingaand partnerpensioen.
Leeftijd partner | Xxxxxxx (1 euro direct ingaand partner- pensioen | Leeftijd partner | Xxxxxxx (1 euro direct ingaand partner- pensioen | Leeftijd partner | Koopsom (1 euro direct ingaand partner- pensioen | ||
18 | 39,226 | 46 | 29,498 | 74 | 14,265 | ||
19 | 38,963 | 47 | 29,051 | 75 | 13,627 | ||
20 | 38,696 | 48 | 28,596 | 76 | 12,989 | ||
21 | 38,423 | 49 | 28,134 | 77 | 12,351 | ||
22 | 38,144 | 50 | 27,665 | 78 | 11,715 | ||
23 | 37,859 | 51 | 27,188 | 79 | 11,082 | ||
24 | 37,569 | 52 | 26,705 | 80 | 10,455 | ||
25 | 37,272 | 53 | 26,215 | 81 | 9,839 | ||
26 | 36,969 | 54 | 25,717 | 82 | 9,235 | ||
27 | 36,660 | 55 | 25,212 | 83 | 8,645 | ||
28 | 36,345 | 56 | 24,700 | 84 | 8,072 | ||
29 | 36,024 | 57 | 24,181 | 85 | 7,517 | ||
30 | 35,696 | 58 | 23,655 | 86 | 6,985 | ||
31 | 35,361 | 59 | 23,121 | 87 | 6,479 | ||
32 | 35,020 | 60 | 22,580 | 88 | 6,001 | ||
33 | 34,671 | 61 | 22,033 | 89 | 5,551 | ||
34 | 34,316 | 62 | 21,479 | 90 | 5,130 | ||
35 | 33,954 | 63 | 20,917 | 91 | 4,746 | ||
36 | 33,585 | 64 | 20,347 | 92 | 4,380 | ||
37 | 33,209 | 65 | 19,770 | 93 | 4,042 | ||
38 | 32,825 | 66 | 19,185 | 94 | 3,732 | ||
39 | 32,435 | 67 | 18,592 | 95 | 3,448 | ||
40 | 32,037 | 68 | 17,992 | 96 | 3,191 | ||
41 | 31,631 | 69 | 17,386 | 97 | 2,960 | ||
42 | 31,219 | 70 | 16,773 | 98 | 2,751 | ||
43 | 30,800 | 71 | 16,153 | 99 | 2,566 | ||
44 | 30,373 | 72 | 15,529 | 100 | 2,404 | ||
45 | 29,939 | 73 | 14,899 |
Besteding spaarsaldo ten behoeve van ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67.
Leeftijd | Koopsom (1 euro OP 67) | Leeftijd | Koopsom (1 euro OP 67) | |
21 | 7,297 | 49 | 11,224 | |
22 | 7,407 | 50 | 11,442 | |
23 | 7,517 | 51 | 11,671 | |
24 | 7,628 | 52 | 11,913 | |
25 | 7,740 | 53 | 12,170 | |
26 | 7,853 | 54 | 12,445 | |
27 | 7,967 | 55 | 12,737 | |
28 | 8,082 | 56 | 13,051 | |
29 | 8,200 | 57 | 13,386 | |
30 | 8,320 | 58 | 13,743 | |
31 | 8,442 | 59 | 14,124 | |
32 | 8,566 | 60 | 14,529 | |
33 | 8,692 | 61 | 14,961 | |
34 | 8,822 | 62 | 15,418 | |
35 | 8,953 | 63 | 15,903 | |
36 | 9,087 | 64 | 16,417 | |
37 | 9,224 | 65 | 16,962 | |
38 | 9,364 | 66 | 17,543 | |
39 | 9,507 | 67 | 18,170 | |
40 | 9,654 | 68 | 18,833 | |
41 | 9,804 | 69 | 19,527 | |
42 | 9,958 | 70 | 20,258 | |
43 | 10,117 | 71 | 21,033 | |
44 | 10,282 | 72 | 21,861 | |
45 | 10,455 | 73 | 22,744 | |
46 | 10,634 | 74 | 23,690 | |
47 | 10,821 | 75 | 24,707 | |
48 | 11,018 |
2. Het ouderdomspensioen eerder dan de pensioendatum in laten gaan / Het ouderdomspensioen later dan de pensioendatum in laten gaan.
Pensioen leeftijd | Factor | Pensioen leeftijd | Factor | |
57 | 56,2% | 67 | 100,0% | |
58 | 59,0% | 68 | 107,2% | |
59 | 62,1% | 69 | 115,2% | |
60 | 65,4% | 70 | 124,0% | |
61 | 69,1% | 71 | 133,8% | |
62 | 73,1% | 72 | 144,8% | |
63 | 77,5% | 73 | 157,2% | |
64 | 82,3% | 74 | 171,1% | |
65 | 87,6% | 75 | 187,0% | |
66 | 93,5% |
3. Het ouderdomspensioen gedeeltelijk in laten gaan.
De deelnemer kan het tot het tijdstip van ingang het opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk laten ingaan (deeltijdpensionering).
4. Het ouderdomspensioen omzetten in een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen.
Uitruil ouderdomspensioen bij pensionering
Leeftijd | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | |
57 | 6,839 | 67 | 4,655 | |
58 | 6,590 | 68 | 4,478 | |
59 | 6,347 | 69 | 4,306 | |
60 | 6,110 | 70 | 4,139 | |
61 | 5,882 | 71 | 3,975 | |
62 | 5,660 | 72 | 3,816 | |
63 | 5,443 | 73 | 3,662 | |
64 | 5,233 | 74 | 3,513 | |
65 | 5,028 | 75 | 3,368 | |
66 | 4,829 |
Uitruil ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 in partnerpensioen bij uitdiensttreding.
Leeftijd | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | |
21 | 4,248 | 45 | 3,633 | |
22 | 4,210 | 46 | 3,626 | |
23 | 4,173 | 47 | 3,622 | |
24 | 4,137 | 48 | 3,621 | |
25 | 4,101 | 49 | 3,623 | |
26 | 4,066 | 50 | 3,628 | |
27 | 4,032 | 51 | 3,636 | |
28 | 3,999 | 52 | 3,648 | |
29 | 3,968 | 53 | 3,665 | |
30 | 3,939 | 54 | 3,687 | |
31 | 3,910 | 55 | 3,714 | |
32 | 3,882 | 56 | 3,746 | |
33 | 3,856 | 57 | 3,785 | |
34 | 3,830 | 58 | 3,830 | |
35 | 3,806 | 59 | 3,882 | |
36 | 3,783 | 60 | 3,939 | |
37 | 3,760 | 61 | 4,005 | |
38 | 3,739 | 62 | 4,077 | |
39 | 3,719 | 63 | 4,157 | |
40 | 3,700 | 64 | 4,245 | |
41 | 3,683 | 65 | 4,341 | |
42 | 3,667 | 66 | 4,447 | |
43 | 3,653 | 67 | 4,655 | |
44 | 3,641 |
Uitruil partnerpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen bij pensionering.
(Pensioen) Leeftijd | Ruilvoet PP > OP | (Pensioen) Leeftijd | Ruilvoet PP > OP | |
57 | 0,146 | 67 | 0,215 | |
58 | 0,152 | 68 | 0,223 | |
59 | 0,158 | 69 | 0,232 | |
60 | 0,164 | 70 | 0,242 | |
61 | 0,170 | 71 | 0,252 | |
62 | 0,177 | 72 | 0,262 | |
63 | 0,184 | 73 | 0,273 | |
64 | 0,191 | 74 | 0,285 | |
65 | 0,199 | 75 | 0,297 | |
66 | 0,207 |
5. Omzetting ouderdomspensioen in AOW-compensatie.
De deelnemer die gebruik maakt van de mogelijkheid om het ouderdomspensioen vóór de AOW- gerechtigde leeftijd in te laten gaan, heeft de mogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen zodanig te variëren dat over de periode vanaf de pensioeningangsdatum tot aan de eerste van de maand waarin betrokkene de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, kan worden voorzien in een extra ouderdomspensioen ter grootte van maximaal twee maal de AOW-uitkering. Daarbij wordt onder AOW verstaan de voor die jaren geldende uitkering voor een gehuwd persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering. De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering ouderdomspensioen omzetten in AOW-compensatie.
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot de AOW datum.
uitkering tot leeftijd | ||||||||
Pensioen- leeftijd | 65 | 65 9/12 | 66 | 66 4/12 | 66 8/12 | 67 | 67 3/12 | 67 5/12 |
57 | 2,751 | 2,548 | 2,489 | 2,414 | 2,345 | 2,280 | 2,234 | 2,205 |
58 | 3,023 | 2,767 | 2,693 | 2,600 | 2,515 | 2,437 | 2,381 | 2,346 |
59 | 3,389 | 3,053 | 2,957 | 2,840 | 2,732 | 2,634 | 2,566 | 2,523 |
60 | 3,902 | 3,440 | 3,311 | 3,156 | 3,016 | 2,890 | 2,803 | 2,748 |
61 | 4,674 | 3,991 | 3,809 | 3,593 | 3,402 | 3,233 | 3,118 | 3,046 |
62 | 5,960 | 4,837 | 4,557 | 4,233 | 3,955 | 3,714 | 3,554 | 3,455 |
63 | 8,524 | 6,299 | 5,803 | 5,257 | 4,810 | 4,438 | 4,197 | 4,051 |
64 | 16,159 | 9,418 | 8,288 | 7,157 | 6,306 | 5,644 | 5,236 | 4,998 |
65 | 20,969 | 15,819 | 11,954 | 9,633 | 8,084 | 7,223 | 6,748 | |
66 | 45,300 | 22,831 | 15,342 | 12,345 | 10,933 | |||
67 | 58,370 | 35,164 |
Het gewenste maandbedrag aan AOW-compensatie dient uitgedrukt te worden in een jaarbedrag (ook als de duur van de uitkering korter is dan één jaar). Vervolgens kan het gewenste jaarbedrag gedeeld worden door de factor in de tabel om de aftrek op het direct ingaand levenslange ouderdomspensioen te bepalen.
6. De hoogte van het ouderdomspensioen laten variëren.
De (gewezen) deelnemer kan uitsluitend in geval van volledige pensionering, de hoogte van het ouderdomspensioen variëren waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering.
Uitruil direct ingaand ouderdomspensioen in direct ingaand tijdelijk hoog ouderdomspensioen waarbij de lage uitkering 75% bedraagt van de hoge uitkering.
Aantal jaren hogere uitkering | |||||||||||
Leeftijd | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
55 | 1,333 | 1,311 | 1,290 | 1,270 | 1,252 | 1,235 | 1,219 | 1,204 | 1,189 | 1,176 | 1,163 |
56 | 1,333 | 1,310 | 1,289 | 1,269 | 1,250 | 1,233 | 1,216 | 1,201 | 1,187 | 1,173 | 1,160 |
57 | 1,333 | 1,310 | 1,288 | 1,268 | 1,249 | 1,231 | 1,214 | 1,198 | 1,184 | 1,170 | 1,157 |
58 | 1,333 | 1,309 | 1,287 | 1,266 | 1,247 | 1,229 | 1,212 | 1,196 | 1,181 | 1,167 | 1,154 |
59 | 1,333 | 1,309 | 1,286 | 1,265 | 1,245 | 1,226 | 1,209 | 1,193 | 1,177 | 1,163 | 1,150 |
60 | 1,333 | 1,308 | 1,285 | 1,263 | 1,243 | 1,224 | 1,206 | 1,190 | 1,174 | 1,160 | 1,146 |
61 | 1,333 | 1,307 | 1,283 | 1,261 | 1,240 | 1,221 | 1,203 | 1,186 | 1,171 | 1,156 | 1,142 |
62 | 1,333 | 1,307 | 1,282 | 1,259 | 1,238 | 1,218 | 1,200 | 1,183 | 1,167 | 1,152 | 1,138 |
63 | 1,333 | 1,306 | 1,281 | 1,257 | 1,235 | 1,215 | 1,196 | 1,179 | 1,163 | 1,148 | 1,134 |
64 | 1,333 | 1,305 | 1,279 | 1,255 | 1,233 | 1,212 | 1,193 | 1,175 | 1,159 | 1,143 | 1,129 |
65 | 1,333 | 1,304 | 1,277 | 1,253 | 1,230 | 1,209 | 1,189 | 1,171 | 1,154 | 1,139 | 1,124 |
66 | 1,333 | 1,303 | 1,276 | 1,250 | 1,227 | 1,205 | 1,185 | 1,167 | 1,150 | 1,134 | 1,119 |
67 | 1,333 | 1,302 | 1,274 | 1,247 | 1,223 | 1,201 | 1,181 | 1,162 | 1,145 | 1,129 | 1,114 |
68 | 1,333 | 1,301 | 1,272 | 1,245 | 1,220 | 1,197 | 1,176 | 1,157 | 1,140 | 1,124 | 1,109 |
69 | 1,333 | 1,300 | 1,269 | 1,242 | 1,216 | 1,193 | 1,172 | 1,152 | 1,134 | 1,118 | 1,103 |
70 | 1,333 | 1,298 | 1,267 | 1,238 | 1,212 | 1,188 | 1,166 | 1,147 | 1,129 | 1,112 | 1,097 |
71 | 1,333 | 1,297 | 1,264 | 1,235 | 1,208 | 1,183 | 1,161 | 1,141 | 1,123 | 1,106 | 1,091 |
72 | 1,333 | 1,295 | 1,261 | 1,231 | 1,203 | 1,178 | 1,155 | 1,135 | 1,117 | 1,100 | 1,085 |
73 | 1,333 | 1,294 | 1,258 | 1,227 | 1,198 | 1,172 | 1,149 | 1,129 | 1,110 | 1,094 | 1,079 |
74 | 1,333 | 1,311 | 1,290 | 1,270 | 1,252 | 1,235 | 1,219 | 1,204 | 1,189 | 1,176 | 1,163 |
75 | 1,333 | 1,310 | 1,289 | 1,269 | 1,250 | 1,233 | 1,216 | 1,201 | 1,187 | 1,173 | 1,160 |
Afkoopfactoren
Afkoop ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 en latent partnerpensioen.
Leeftijd | Afkoopfactor Ouderdoms- pensioen | Afkoopfactor Latent partnerpensioen | Leeftijd | Afkoopfactor Ouderdoms- pensioen | Afkoopfactor Latent partnerpensioen | |
15 | 5,318 | 1,189 | 42 | 7,949 | 2,168 | |
16 | 5,400 | 1,217 | 43 | 8,076 | 2,211 | |
17 | 5,483 | 1,247 | 44 | 8,208 | 2,254 | |
18 | 5,568 | 1,277 | 45 | 8,346 | 2,297 | |
19 | 5,653 | 1,307 | 46 | 8,489 | 2,341 | |
20 | 5,739 | 1,339 | 47 | 8,638 | 2,385 | |
21 | 5,825 | 1,371 | 48 | 8,795 | 2,429 | |
22 | 5,913 | 1,404 | 49 | 8,960 | 2,473 | |
23 | 6,001 | 1,438 | 50 | 9,134 | 2,518 | |
24 | 6,089 | 1,472 | 51 | 9,317 | 2,563 | |
25 | 6,179 | 1,507 | 52 | 9,510 | 2,607 | |
26 | 6,269 | 1,542 | 53 | 9,715 | 2,651 | |
27 | 6,360 | 1,577 | 54 | 9,934 | 2,694 | |
28 | 6,452 | 1,613 | 55 | 10,168 | 2,738 | |
29 | 6,546 | 1,649 | 56 | 10,418 | 2,781 | |
30 | 6,641 | 1,686 | 57 | 10,685 | 2,823 | |
31 | 6,739 | 1,724 | 58 | 10,971 | 2,864 | |
32 | 6,838 | 1,761 | 59 | 11,275 | 2,905 | |
33 | 6,939 | 1,800 | 60 | 11,598 | 2,944 | |
34 | 7,042 | 1,839 | 61 | 11,942 | 2,982 | |
35 | 7,147 | 1,878 | 62 | 12,307 | 3,019 | |
36 | 7,254 | 1,918 | 63 | 12,695 | 3,054 | |
37 | 7,363 | 1,958 | 64 | 13,105 | 3,087 | |
38 | 7,475 | 1,999 | 65 | 13,540 | 3,119 | |
39 | 7,589 | 2,041 | 66 | 14,003 | 3,149 | |
40 | 7,706 | 2,083 | 67 | 14,504 | 3,116 | |
41 | 7,826 | 2,125 |
Afkoop direct ingaand partnerpensioen.
Leeftijd partner | Afkoopfactor ingegaan partnerpensioen | Leeftijd partner | Afkoopfactor ingegaan partnerpensioen | Leeftijd partner | Afkoopfactor ingegaan partnerpensioen | ||
15 | 31,919 | 44 | 24,245 | 73 | 11,893 | ||
16 | 31,720 | 45 | 23,899 | 74 | 11,387 | ||
17 | 31,518 | 46 | 23,547 | 75 | 10,878 | ||
18 | 31,313 | 47 | 23,190 | 76 | 10,369 | ||
19 | 31,103 | 48 | 22,827 | 77 | 9,859 | ||
20 | 30,889 | 49 | 22,458 | 78 | 9,351 | ||
21 | 30,671 | 50 | 22,084 | 79 | 8,847 | ||
22 | 30,448 | 51 | 21,703 | 80 | 8,346 | ||
23 | 30,221 | 52 | 21,317 | 81 | 7,854 | ||
24 | 29,989 | 53 | 20,926 | 82 | 7,372 | ||
25 | 29,753 | 54 | 20,529 | 83 | 6,901 | ||
26 | 29,511 | 55 | 20,126 | 84 | 6,444 | ||
27 | 29,265 | 56 | 19,717 | 85 | 6,000 | ||
28 | 29,013 | 57 | 19,302 | 86 | 5,576 | ||
29 | 28,756 | 58 | 18,882 | 87 | 5,172 | ||
30 | 28,495 | 59 | 18,457 | 88 | 4,791 | ||
31 | 28,227 | 60 | 18,025 | 89 | 4,431 | ||
32 | 27,955 | 61 | 17,588 | 90 | 4,095 | ||
33 | 27,677 | 62 | 17,146 | 91 | 3,788 | ||
34 | 27,393 | 63 | 16,697 | 92 | 3,496 | ||
35 | 27,104 | 64 | 16,242 | 93 | 3,227 | ||
36 | 26,810 | 65 | 15,781 | 94 | 2,979 | ||
37 | 26,509 | 66 | 15,314 | 95 | 2,753 | ||
38 | 26,203 | 67 | 14,841 | 96 | 2,547 | ||
39 | 25,891 | 68 | 14,362 | 97 | 2,363 | ||
40 | 25,573 | 69 | 13,878 | 98 | 2,196 | ||
41 | 25,250 | 70 | 13,389 | 99 | 2,048 | ||
42 | 24,921 | 71 | 12,894 | 100 | 1,919 | ||
43 | 24,586 | 72 | 12,396 |
Afkoop direct ingaand wezenpensioen.
Leeftijd kind | Afkoopfactor ingegaan wezenpensioen | Leeftijd kind | Afkoopfactor ingegaan wezenpensioen | |
0 | 13,507 | 14 | 4,726 | |
1 | 12,947 | 15 | 4,372 | |
2 | 12,371 | 16 | 4,015 | |
3 | 11,777 | 17 | 3,725 | |
4 | 11,164 | 18 | 3,359 | |
5 | 10,530 | 19 | 2,988 | |
6 | 9,874 | 20 | 2,612 | |
7 | 9,194 | 21 | 2,232 | |
8 | 8,489 | 22 | 1,924 | |
9 | 7,760 | 23 | 1,535 | |
10 | 7,005 | 24 | 1,140 | |
11 | 6,225 | 25 | 0,739 | |
12 | 5,418 | 26 | 0,331 | |
13 | 5,074 | 27 | 0,000 |
Bijlage 2 Voorwaarden van de herverzekeraar
Voorwaarden van de herverzekeraar bij oorlog en terrorisme
Vanaf het tijdstip waarop in Nederland een actieve oorlogstoestand intreedt, worden de herverzekerde bedragen in dit pensioenreglement verlaagd tot 90%. Ongeacht of de deelnemers op dat tijdstip al dan niet in krijgsdienst zijn.
De verlaging geldt niet voor die herverzekeringen waarvan wordt aangetoond, dat de deelnemer tijdens de oorlog verbleef op het grondgebied van een of meer andere staten, die gedurende die tijd niet in oorlog waren. Dit wordt aangetoond binnen zes maanden na beëindiging van de actieve oorlogstoestand en uiterlijk bij het opeisbaar worden van de uitkering.
Het jaarlijks eigen behoud blijft onverminderd van toepassing.
DNB stelt de aanwezigheid en de tijdstippen van intreden en beëindiging van een actieve oorlogstoestand bindend vast.
Neemt een deelnemer in dienst van een vreemde mogendheid deel aan een oorlog of aan handelingen die met oorlogshandelingen gelijk zijn te stellen? Overlijdt hij tijdens deze oorlog of handelingen? Of overlijdt hij binnen zes maanden na het sluiten van de vrede respectievelijk na beëindiging van de vijandelijkheden? Dan worden de herverzekerde prestaties op zijn of haar leven niet bij de vaststelling van de schade in aanmerking genomen.
Op dit pensioenreglement is tevens het Clausuleblad terrorismedekking bij de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT) van toepassing (zie bijlage).
Clausuleblad terrorismedekking
bij de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT)
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit clausuleblad en de daarop berustende bepalingen wordt - voor zover niet anders blijkt - verstaan onder:
1.1 Terrorisme:
Gewelddadige handelingen en/of gedragingen - begaan buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest- in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, en/of schade aan zaken ontstaat dan wei anderszins economische belangen worden aangetast, waarbij aannemelijk is dat deze aanslag of reeks - al dan niet in enig organisatorisch verband - is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.2 Kwaadwillige besmetting:
Het - buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest - (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen die als gevolg van hun (in)directe fysische, biologische, radioactieve of chemische inwerking letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, bij mensen of dieren kunnen veroorzaken en/of schade aan zaken kunnen toebrengen dan wei anderszins economische belangen kunnen aantasten, waarbij aannemelijk is dat het (doen) verspreiden - al dan niet in enig organisatorisch verband -is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.3 Preventieve maatregelen:
Van overheidswege en/of door verzekerden en/of derden getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme en/of kwaadwillige besmetting af te wenden of- indien dit gevaar zich heeft verwezenlijkt- de gevolgen daarvan te beperken.
1.4 Nederlandse Herverzekeringmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT):
Een door het Verbond van Verzekeraars opgerichte herverzekeringsmaatschappij, waarbij uitkeringsverplichtingen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten, die voor in Nederland toegelaten verzekeraars direct of indirect kunnen voortvloeien uit de verwezenlijking van de in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 omschreven risico's, in herverzekering kunnen worden ondergebracht.
1.5 Verzekeringsovereenkomsten:
a) Overeenkomsten van schadeverzekering voor zover zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:1 onder "staat waar het risico is gelegen" van de Wet op het financieel toezicht betrekking hebben op in Nederland gelegen risico's.
b) Overeenkomsten van levensverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een
rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
c) Overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met een gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
1.6 In Nederland toegelaten verzekeraars:
Levens-, natura-uitvaart- en schadeverzekeraars die op grand van de Wet op het financieel toezicht bevoegd zijn om in Nederland het verzekeringsbedrijf uit te oefenen.
Artikel 2 Begrenzing van de dekking voor het terrorismerisico
2.1 lndien en voor zover, met inachtneming van de in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 gegeven omschrijvingen, en binnen de grenzen van de geldende polisvoorwaarden, dekking bestaat voor gevolgen van een gebeurtenis die (direct of indirect) verband houdt met:
• terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen,
• handelingen of gedragingen ter voorbereiding van terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen, hierna gezamenlijk aan te duiden als 'het terrorismerisico', geldt dat de uitkeringsplicht van de verzekeraar terzake van iedere bij haar ingediende aanspraak op schadevergoeding en/of uitkering, is beperkt tot het bedrag van de uitkering die de verzekeraar terzake van die aanspraak ontvangt onder de herverzekering voor het terrorismerisico bij de NHT, in het geval van een verzekering met vermogensopbouw vermeerderd met het bedrag van de uit hoofde van de betrokken verzekering reeds gerealiseerde vermogensopbouw. Bij levensverzekeringen wordt het bedrag van de gerealiseerde vermogensopbouw gesteld op de krachtens de Wet op het financieel toezicht aan te houden premiereserve ten aanzien van de betrokken verzekering.
2.2 De NHT biedt herverzekeringsdekking voor de hiervoor genoemde aanspraken tot maximaal 1 miljard euro per kalenderjaar. Vorengenoemd bedrag kan van jaar tot jaar worden aangepast en geldt voor aile bij de NHT aangesloten verzekeraars tezamen. Van een eventuele aanpassing zal mededeling worden gedaan in drie landelijk verschijnende dagbladen.
2.3 In afwijking van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde, geldt voor verzekeringen die betrekking hebben op:
• schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan;
• gevolgschade van schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan,
dat per verzekeringnemer per verzekerde locatie per jaar maximaal 75 miljoen euro onder deze overeenkomst zal worden uitgekeerd, voor aile deelnemende verzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 tezamen, ongeacht het aantal afgegeven polissen.
Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder verzekerde locatie verstaan: aile op het risicoadres aanwezige door verzekeringnemer verzekerde objecten, alsmede aile buiten het risicoadres gelegen door verzekeringnemer verzekerde objecten waarvan het gebruik en/of de bestemming in relatie staat tot de bedrijfsactiviteiten op het risicoadres. Als zodanig zullen in ieder geval worden aangemerkt aile door verzekeringnemer verzekerde objecten die op minder dan 50 meter afstand van elkaar gelegen zijn en waarvan er tenminste een op het risicoadres is gelegen. Voor de toepassing van dit artikellid geldt voor rechtspersonen en vennootschappen die zijn verbonden in een groep, zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, dat aile groepsmaatschappijen tezamen worden aangemerkt als een verzekeringnemer, ongeacht door welke tot de groep behorende groepsmaatschappij(en) de polis(sen) is (zijn) afgesloten.
Artikel 3 Uitkeringsprotocol NHT
3.1 Op de herverzekering van de verzekeraar bij de NHT is van toepassing het Protocol afwikkeling claims (hierna te noemen het Protocol). Op grond van de in dit Protocol vastgestelde bepalingen is de NHT onder meer gerechtigd de uitkering van de schadevergoeding of het verzekerde bedrag uit te stellen tot het moment waarop zij kan bepalen of en in hoeverre zij over voldoende financiële middelen beschikt om alle vorderingen waarvoor zij als herverzekeraar dekking biedt, voor het geheel te voldoen. Voor zover de NHT niet over voldoende financiële middelen blijkt te beschikken, is zij gerechtigd overeenkomstig bedoelde bepalingen een gedeeltelijke uitkering aan de verzekeraar te doen.
3.2 De NHT is, met in achtneming van het gestelde in bepaling 7 van het Protocol afwikkeling claims, bevoegd om te beslissen of een gebeurtenis in verband waarmee aanspraak op uitkering wordt gedaan, als een gevolg van de verwezenlijking van het terrorismerisico moet worden aangemerkt. Een daartoe strekkend en overeenkomstig voornoemde bepaling genomen besluit van de NHT, is bindend jegens verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerden en tot uitkering gerechtigden.
3.3 Eerst nadat de NHT aan de verzekeraar heeft medegedeeld welk bedrag, al dan niet bij wijze van voorschot, terzake van een vordering tot uitkering aan haar zal worden uitgekeerd, kan de verzekerde of de tot uitkering gerechtigde op de in artikel 3.1 bedoelde uitkering terzake tegenover de verzekeraar aanspraak maken.
3.4 De herverzekeringsdekking bij de NHT is ingevolge bepaling 16 van het Protocol slechts van kracht voor aanspraken op schadevergoeding en/of uitkering die worden gemeld binnen twee jaar nadat de NHT van een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid heeft vastgesteld dat deze als een verwezenlijking van het terrorismerisico in de zin van dit Clausuleblad wordt beschouwd.
Dit Clausuleblad is gedeponeerd op 23 november 2007 onder nummer 27178761 bij de Kamer van Koophandel Amsterdam.
Bijlage 3 Reglement voor vrijwillige eigen bijdragen
Artikel 1 Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
het fonds : de Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap. het bestuur : het bestuur van het fonds;
de werkgever : Holland Casino N.V.
de werknemer : de personen, in dienst van de werkgever;
de deelnemer : de deelnemer in de zin van het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino; ;
de pensioendatum : de eerste van de maand volgend op de maand, waarin de deelnemer 67 jaar wordt;
de pensionerings-
datum : de eerste dag van de maand waarop het pensioenkapitaal
wordt omgezet in aanspraken op direct ingaand ouderdomspensioen; de pensioneringsdatum is de datum waarop vervroegde ingang van het volledige ouderdomspensioen plaatsvindt zoals omschreven in
artikel 14 lid 2 van het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino; indien de deelnemer kiest voor deeltijdpensioen zoals omschreven in artikel 14 lid 4 van het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino, is de pensioneringsdatum de datum waarop het deeltijdpensioen ingaat en/of de pensioendatum;
dienstjaar : ieder vanaf 1 januari 2006 doorgebracht dienstjaar bij de
werkgever, waarin de deelnemer variabele looncomponenten heeft genoten;
Bruto
pensioeninkomen : het totale salaris per dienstjaar, inclusief de variabele
looncomponenten. Het bruto pensioeninkomen wordt voor ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen vanaf 1 januari 2016 gemaximeerd op € 137.800,- (niveau 2024) op fulltime basis. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan geldende wet- en regelgeving.
variabele
looncomponenten : uitkeringen uit hoofde van de:
- Tronc-/fooienregeling;
- Bonusregeling Hay-functies;
- regeling betreffende de verkoop van vakantiedagen (het betreft
de bruto verkoopwaarde van vakantiedagen).
Artikel 2. Uitgangspunten van de regeling / omschrijving pensioenaanspraken
1. Uitgangspunten van de regeling
De uitgangspunten van de in dit reglement neergelegde regeling voor vrijwillige eigen bijdragen zijn:
a. de werknemers die deelnemen aan het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino van het fonds kunnen binnen de gestelde fiscale grenzen voor arbeidspensioenen (de zogenoemde "tweede pijler") extra pensioen opbouwen;
b. er is geen relatie met het fiscale regime voor lijfrenten (de zogenoemde "derde pijler");
c. de regeling mag niet leiden tot een toeneming van de lasten van de werkgever;
d. de regeling moet door het fonds op een voor alle deelnemers uniforme wijze en daarmee relatief eenvoudige wijze uitgevoerd kunnen worden (geen individueel maatwerk); dit reglement is dan ook niet van toepassing indien en voor zover tussen een deelnemer en de werkgever en of het fonds reeds afspraken bestaan omtrent aanvullende buiten-reglementaire pensioenopbouw.
2. Nadere definiëring doel
De in dit reglement neergelegde mogelijkheid om vrijwillige bijdragen te betalen is bedoeld om het de deelnemers mogelijk te maken om de volgens het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino niet-pensioengevende elementen van de beloning alsnog pensioengevend te kunnen maken. Op deze wijze kan de krachtens het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino op te bouwen aanspraken op pensioen worden verhoogd.
Dit reglement is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
Het fonds verleent op basis van dit reglement aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en/of wezenpensioen, die tezamen met de uit het Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino voortvloeiende aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en/of wezenpensioen de in de Wet op de Loonbelasting 1964 neergelegde maxima niet te boven kan gaan.
3. Pensioenkapitaal
De aanspraak op pensioen op basis van dit artikel is in hoogte uitsluitend afhankelijk van het door het fonds voor de deelnemer gevormde pensioenkapitaal.
Dit pensioenkapitaal wordt aangewend voor ouderdomspensioen, partnerpensioen en/of wezenpensioen volgens de in artikel 5 genoemde voorwaarden.
Het pensioenkapitaal als bedoeld in dit artikel wordt door het fonds per deelnemer afzonderlijk geadministreerd.
4. Pensioenopgave
Jaarlijks verstrekt het bestuur aan de deelnemer een opgave van het in lid 3 van dit artikel bedoelde pensioenkapitaal. Het pensioenkapitaal wordt op de opgave weergegeven als de som van het pensioenkapitaal per 1 januari van het voorgaande kalenderjaar, de over dat kalenderjaar toegevoegde vrijwillige bijdragen en de conform artikel 4 berekende rendementstoedeling over dat kalenderjaar (= waardeaangroei voorafgaande kalenderjaar).
5. Bepalingen Pensioenreglement Collectiviteitkring Holland Casino
De bepalingen van het Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Holland Casino zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij daar in dit Reglement voor Vrijwillige Eigen Bijdragen van wordt afgeweken en/of zich naar hun aard niet lenen voor overeenkomstige toepassing op de Regeling voor Vrijwillige Eigen Bijdragen (de premieovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet).
Artikel 3. Vrijwillige bijdragen
1. Meetellende dienstjaren
In ieder dienstjaar in de zin van artikel 1 kan de deelnemer een vrijwillige bijdrage aan zijn of haar pensioenkapitaal toevoegen.
Een dienstjaar als bedoeld in de vorige volzin kan slechts éénmaal in aanmerking worden genomen. Het fonds houdt het aantal dienstjaren bij waarin de vrijwillige bijdragen zijn gedaan.
2. Leeftijdsafhankelijke maximale vrijwillige bijdragen
De bijdrage die de deelnemer in enig dienstjaar aan zijn of haar pensioenkapitaal kan toevoegen is leeftijdsafhankelijk en wordt berekend op basis van de percentages als genoemd in onderstaande tabel vermenigvuldigd met de in artikel 1 limitatief omschreven variabele looncomponenten in het betreffende dienstjaar.
Leeftijd van de deelnemer | Vrijwillige bijdrage als percentage van de variabele looncomponenten |
18 tot en met 20 21 tot en met 24 | 3,9% 4,4% |
25 tot en met 29 | 5,4% |
30 tot en met 34 | 6,6% |
35 tot en met 39 | 8,0% |
40 tot en met 44 | 9,8% |
45 tot en met 49 | 11,9% |
50 tot en met 54 | 14,6% |
55 tot en met 59 | 18,0% |
60 tot en met 64 | 22,4% |
65 tot en met 66 | 26,8% |
Indien in enig dienstjaar geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot storting van een de vrijwillige bijdrage als genoemd in bovenstaande tabel, dan kan deze vrijwillige bijdrage niet alsnog worden gestort in enig opvolgend dienstjaar.
3. Maximale vrijwillige bijdrage
De maximale vrijwillige bijdrage in enig kalenderjaar wordt door het fonds bepaald en is gelijk aan het percentage conform bovenstaande tabel behorend bij de leeftijd van de deelnemer, van de variabele looncomponenten in de zin van artikel 1 in het betreffende jaar, waarin de variabele
looncomponenten zijn genoten. Een en ander met inachtneming van het maximum bruto pensioeninkomen.
4. Overeenkomen van de vrijwillige bijdragen
De deelnemer komt met de werkgever overeen hoe groot de vrijwillige bijdrage is die de werkgever op het salaris zal inhouden. Hierbij dient er voor te worden gezorgd dat de door het fonds bepaalde maximale vrijwillige bijdrage zoals bedoeld in lid 3 niet wordt overschreden.
De deelnemer kan afhankelijk van de variabele looncomponent in de zin van artikel 1 er in overleg met de werkgever voor kiezen om een éénmalige vrijwillige bijdrage op het salaris te laten inhouden en/of om periodiek een vrijwillige bijdrage op het salaris te laten inhouden.
De keuze wordt vastgelegd in een door de werkgever ter beschikking gesteld formulier, dat door de werkgever en de deelnemer wordt ondertekend. Er vindt geen inhouding van vrijwillige bijdragen plaats, voordat het in de vorige zin bedoelde formulier is ondertekend en door het fonds is geaccordeerd voor de toetsing van de fiscale ruimte.
5. Inhouding van de vrijwillige bijdragen
De tussen de deelnemer en de werkgever overeengekomen vrijwillige bijdrage wordt door de werkgever met de deelnemer verrekend door inhouding op het brutoloon en door de werkgever zo snel als praktisch haalbaar is aan het fonds afgedragen.
De vrijwillige bijdrage telt mee in de in artikel 4 lid 2 bedoelde rendementstoedeling per de 1ste dag van de maand volgend op de maand van storting (werkelijk aantal dagen per maand).
6. Aanpassing van de overeengekomen vrijwillige bijdragen
De deelnemer die met de werkgever de inhouding van periodieke vrijwillige bijdragen is overeengekomen, komt jaarlijks per 1 januari opnieuw met de werkgever overeen of voor dat betreffende jaar wederom een (periodieke) vrijwillige bijdragen moet worden afgedragen (voor zover daarvoor ruimte aanwezig is). Hiervoor stelt de werkgever een formulier ter beschikking.
7. Aanwending van de vrijwillige bijdragen
De in dit artikel bedoelde ingehouden vrijwillige bijdragen worden gedurende het deelnemerschap toegevoegd aan het pensioenkapitaal voor de deelnemer.
Artikel 4. Rendement
1. Berekening rendementspercentage
Aan het begin van ieder kalenderjaar wordt vastgesteld wat het percentage van de over het voorgaande kalenderjaar door het fonds over de som van alle beleggingen behaalde gemiddelde beleggingsopbrengst inclusief renteafdekking (hierna: rendementspercentage) is. Hierbij wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rendementspercentage over het voorgaande kalenderjaar dat is behaald door de externe vermogensbeheerders van het fonds, zoals vastgesteld door de custodian.
Het rendementspercentage is definitief zodra het bestuur de juistheid van de opgave van de externe vermogensbeheerder(s) heeft vastgesteld. Indien nodig kan het rendementspercentage door het bestuur met terugwerkende kracht worden gecorrigeerd.
2. Rendementstoedeling tijdens deelnemerschap
Per 1 januari van ieder kalenderjaar (voor het eerst per 1 januari 2002) wordt het pensioenkapitaal van iedere deelnemer, zoals dat gold op 31 december van het vorige kalenderjaar, verhoogd met het conform lid 1 van dit artikel berekende rendementspercentage.
Met de omstandigheid dat het pensioenkapitaal gedurende het gehele kalenderjaar niet steeds dezelfde omvang heeft gehad, wordt bij de rendementstoedeling naar verhouding rekening gehouden.
Gestorte bijdragen worden rendementsdragend per de 1ste dag van de maand volgend op de maand van storting (werkelijk aantal dagen per maand).
3. Rendementstoebedeling bij beëindiging
Bij beëindiging van de deelneming wordt over de periode dat nog geen rendementstoedeling conform artikel 4 lid 2 is verricht, het feitelijk behaalde rendementen t/m drie maanden voorafgaand aan de maand van uittreding (dit is de ontslagdatum -/- 3 maanden) gehanteerd.
4. Nominaliteitsgarantie
Het fonds garandeert dat het pensioenkapitaal bij beëindiging van het deelnemerschap steeds ten minste gelijk is aan het nominale bedrag van de voor de deelnemer aan het pensioenkapitaal toegevoegde vrijwillige eigen bijdragen. De nominaliteitsgarantie geldt derhalve niet ten aanzien van de toegekende rendementen.
Artikel 5. Aanwending pensioenkapitaal
1. Datum aanwending van het pensioenkapitaal
Het pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum, dan wel de eerdere pensioneringsdatum als omschreven in artikel 1, mits de deelnemer zijn keuze uiterlijk drie maanden vóór de eerdere pensioneringsdatum aan het fonds kenbaar heeft gemaakt, vervangen door:
a. een direct ingaande aanvulling op het levenslange ouderdomspensioen (OP) uit hoofde van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring van het fonds en/of
b. een aanspraak op partnerpensioen in aanvulling op het partnerpensioen
(NP) uit hoofde van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring van het fonds.
De wijze van aanwending vindt plaats in overleg tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds. Voor de wijze van aanwending van het pensioenkapitaal is de instemming van de partner vereist.
Bij de keuze voor deeltijdpensioen als omschreven in artikel 14 lid 4 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring kan de deelnemer tevens kiezen voor een volledige of gedeeltelijke aanwending van het pensioenkapitaal.
2. Aanwending bij overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum
Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer vóór de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal aan- gewend voor een direct ingaand partnerpensioen in aanvulling op een (mogelijk)
partnerpensioen (PP) uit hoofde van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring en/of een direct
ingaand wezenpensioen in aanvulling op een (mogelijk) wezenpensioen (WzP) uit hoofde van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring . Een en ander geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 lid 2.
3. Inkooptarief
De inkoop van ouderdomspensioen vindt sekseneutraal plaats op basis van de actuariële grondslagen van het fonds, zoals opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
4. Procentuele verhogingen
Op de ingekochte pensioenen is het bepaalde in artikel 13 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring (Procentuele verhogingen) van toepassing.
Artikel 6. Beëindiging van het deelnemerschap
1. Inkoop aanspraken op ouderdomspensioen
Bij beëindiging van het deelnemerschap in de zin van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring anders dan door pensionering of overlijden wordt het pensioenkapitaal —tenzij gebruik wordt gemaakt van het wettelijk recht op waardeoverdracht—aangewend voor de inkoop van aanspraken op ouderdomspensioen en/of partnerpensioen. Deze inkoop wordt sekseneutraal berekend aan de hand van de alsdan geldende actuariële grondslagen en methoden, zoals neergelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
Op de ingekochte premievrije pensioenaanspraken is het bepaalde in artikel 13 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring (Procentuele verhogingen) van toepassing. Op de ingekochte premievrije partnerpensioenaanspraak is het bepaalde in artikel 14 lid 1 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring (toeslag op het ouderdomspensioen in ruil voor (gedeeltelijk) partnerpensioen) van toepassing.
2. Het wettelijk recht op waardeoverdracht
Het fonds zal, na beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in lid 1 van dit artikel op verzoek van een gewezen deelnemer aanspraken op pensioen (die met het pensioenkapitaal zijn ingekocht) overdragen, indien die waardeoverdracht er toe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van die overdrachtswaarde bij een andere instelling aanspraken op pensioen te verwerven.
Een en ander geschiedt indien wordt voldaan aan de in de Pensioenwet neergelegde vereisten.
De vaststelling van de waarde van de over te dragen aanspraken op pensioen en de
procedure aangaande de waardeoverdracht geschieden conform het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
3. Waardeoverdracht
Het fonds kan - buiten het wettelijk recht op waardeoverdracht als bedoeld in lid 2 van dit artikel om - besluiten mee te werken aan vrijwillige waardeoverdracht ingevolge de Pensioenwet. Indien en voor zover het de verwerving van pensioenkapitaal vanaf 1 januari 2002 betreft, vindt de
waardeoverdracht plaats op grond van laatstgenoemd artikel. Het bedrag van de overdrachtssom zal dan door het bestuur sekseneutraal worden vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
Artikel 7. [vervallen]
Artikel 8. Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
1. In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed of ingeval van beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vindt conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding verevening plaats van het tijdens het huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap opgebouwde pensioenkapitaal of (indien het pensioenkapitaal al in pensioenaanspraken is omgezet) van het ouderdomspensioen. De vereveningsgerechtigde verkrijgt uitsluitend een recht op uitbetaling jegens het fonds indien van de scheiding en van het tijdstip van scheiding binnen twee jaar mededeling aan het fonds is gedaan door middel van het daarvoor bestemde formulier.
In dit kader wordt per scheidingsdatum door het fonds berekend welk deel van het pensioenkapitaal tijdens het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Vijftig procent (of het andere door partijen overeengekomen percentage) van het aldus berekende deel van het pensioenkapitaal wordt aan de gewezen partner
toegerekend en wordt, zolang het deelnemerschap voortduurt, verhoogd op basis van het krachtens artikel 4 lid 1 berekende rendementspercentage.
2. Het aan de gewezen partner uit te betalen deel van het ouderdomspensioen en het in lid 6 van dit artikel bedoelde bijzonder partnernpensioen, dan wel (indien nog geen pensioenen zijn ingekocht) het aan de gewezen partner toe te rekenen deel van te verevenen pensioenkapitaal, kan onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel worden geconverteerd in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner. Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de conversie wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding;
b. binnen twee jaren na het tijdstip van de scheiding is hiervan mededeling gedaan aan het fonds door middel van het daarvoor bestemde, bij het fonds te verkrijgen formulier;
c. het fonds heeft ingestemd met de conversie (zie lid 3).
3. Het fonds zal in elk geval niet instemmen met de beoogde conversie als bedoeld in lid 2, indien een andere toeslagregeling is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 13 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring , of indien de conversie die wordt overeengekomen voor het fonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het fonds zal slechts instemmen met de conversie indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de, bij het fonds geldende, pensioendatum.
Het fonds kan de instemming met de conversie afhankelijk stellen van de uitslag van een medisch onderzoek naar de gezondheid van de (gewezen) deelnemer.
4. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is niet van toepassing indien partijen pensioenverevening hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding.
5. De kosten van pensioenverevening of conversie kan het fonds in gelijke delen aan beide partijen in rekening brengen.
6. Bij beëindiging van het huwelijk of het al dan niet geregistreerde partnerschap nadat overeenkomstig dit reglement een partnerpensioen is ingekocht, wordt aan de gewezen echtgeno(o)t(e) of gewezen partner een bijzonder partnerpensioen toegekend ter grootte van het ingekochte partnerpensioen. De gewezen echtgeno(o)t(e) of partner ontvangt een bewijs van zijn/haar aanspraak. Op deze aanspraak is het bepaalde in artikel 10 van Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring van het fonds van toepassing.
Artikel 9 Van toepassing zijnde bepalingen Het pensioenreglement van de Collectiviteitkring
Het bepaalde in artikel 10 lid 5, artikel 15, artikel 16, artikel 20 lid 4, artikel 21, artikel 22 en artikel 23 van het pensioenreglement van de Collectiviteitkring is, voor zover relevant, van toepassing.
Artikel 10. Inwerkingtreding
Dit reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2024.
Bijlage 4 Reglement voor het WA0 hiaat pensioen
Artikel 1. Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
a. het fonds : de Stichting Algemeen Pensioenfonds Stap.
b. de statuten : de statuten van het fonds;
c. de werkgever : Holland Casino N.V.
d. de werknemer : de werknemer in dienst van de werkgever, waarvan de
functie is opgenomen of gezien de aard van de werkzaamheden behoort te worden opgenomen in de Collectieve arbeidsovereenkomst voor de
werknemers van de Nationale stichting tot Exploitatie van Casinospelen in Nederland;
x. xx xxxxxxxxx : de werknemer, die ingevolge artikel 2 van dit reglement als deelnemer is toegetreden;
f. ziekte-uitkering : doorbetaling xxx xxxx door de werkgever op grond van de
Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (tot 1 maart 1996 de uitkering krachtens de Ziektewet);
g. arbeidsongeschiktheid : arbeidsongeschiktheid conform de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), voorzover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever;
h. loondervings-WAO : de WAO-uitkering die bij voortduring van de
arbeidsongeschiktheid volgt op de ziekte-uitkering en waarvan de
uitkeringsduur leeftijdsafhankelijk is;
i. vervolguitkering-WAO : de WAO-uitkering die bij voortduring van de
arbeidsongeschiktheid volgt op de loondervingsuitkering- WAO dan wel bij het ontbreken daarvan direct aansluit op de ziekte- uitkering;
j. de pensioendatum : de eerste van de maand volgend op de maand waarin de
(gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, doch uiterlijk de eerste van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt.
Artikel 2. Deelnemers
In deze regeling voor WAO-Hiaat Xxxxxxxx wordt opgenomen de werknemer die ingeval van (voortduren van) arbeidsongeschiktheid een vervolguitkering-WAO zal ontvangen.
Per 1 januari 2006 vinden geen nieuwe toetredingen in dit reglement plaats.
Artikel 3. Aanspraak
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap recht op
WAO-Hiaat Pensioen voor de deelnemer.
2. De deelnemer die bij opneming in de regeling reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, zal uitsluitend aanspraken verkrijgen over zijn/haar resterende arbeidsgeschiktheid.
3. De bepalingen van het Pensioenreglement van de Collectiviteitkring Holland Casino zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij daar in dit Reglement WAO hiaat pensioen van wordt afgeweken en/of zich naar hun aard niet lenen voor overeenkomstige toepassing op de regeling voor WAO Hiaat Pensioen (de regeling voor arbeidsongeschiktheidspensioen).
Artikel 4. WAO-Hiaat Pensioen
1. Het WAO-Hiaat Pensioen gaat in op de dag waarop voor de arbeidsongeschikte deelnemer de vervolguitkering-WAO aanvangt.
2. Het pensioen wordt uitgekeerd voor de verdere duur van de arbeidsongeschiktheid, ook indien de loondervingsuitkering op enig moment herleeft, doch uiterlijk tot de pensioendatum, aan:
- de werkgever, indien en voor zolang de uitkering ingevolge dit reglement reeds een aanvang neemt in het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid en waarin de werkgever een bovenwettelijke aanvulling verstrekt tot 90% van het bruto maandinkomen;
- de deelnemer, in alle overige gevallen
3. Het WAO-Hiaat Pensioen is bij volledige arbeidsongeschiktheid op het moment van ingang gelijk aan 261 maal 70% van het verschil tussen het, door de uitkeringsinstantie vastgestelde, WAO-dagloon en het vervolgdagloon. Na ingang wordt het WAO-Hiaat Pensioen jaarlijks per 31 december geïndexeerd met 3%.
4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het in lid 3 genoemde percentage verlaagd door vermenigvuldiging met het toekenningspercentage uit onderstaande tabel:
Xxxxx xxx
arbeidsongeschiktheid minder dan 15% | Toekenningspercentage 0 |
15 - 25% | 20 |
25 - 35% | 30 |
35 - 45% | 40 |
45 - 55% | 50 |
55 - 65% | 60 |
65 - 80% | 72,5 |
80 - 100% | 100 |
Onder graad van arbeidsongeschiktheid wordt verstaan de graad, welke is vastgesteld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Indien en zodra deze graad wijzigt, wijzigt het toekenningspercentage overeenkomstig.
De in de vorige volzin bedoelde wijziging in het toekenningspercentage kan voor
gewezen deelnemers niet anders dan een afname zijn.
Voor de deelnemer die bij aanvang van het deelnemerschap, als bedoeld in artikel 2, al arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO, wordt het toekenningspercentage niet bepaald door in de tabel uit te gaan van de totale mate van arbeidsongeschiktheid ingevolgde de WAO, maar van de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid conform de WAO na de aanvang van het deelnemerschap. Voor de toepassing van de tabel wordt de mate van arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld aan de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid conform de WAO na aanvang van het deelnemerschap gedeeld door een factor gelijk aan 100% minus het percentage van arbeidsongeschiktheid conform de WAO op de datum van aanvang van het deelnemerschap.
5. Indien het WAO-dagloon en het vervolg dagloon componenten bevatten van loon dat niet is verdiend bij de werkgever, zullen die componenten voor toepassing van dat reglement uit het WAO-dagloon en vervolgloon worden verwijderd.
6. Een jaar nadat voor de deelnemer een (gedeeltelijke) uitkering ingevolge de WAO is ingegaan, wordt vrijstelling van premiebetaling verleend voor dat gedeelte van het verzekerde pensioen dat reeds is ingegaan of na afloop van de lopende loondervingsuitkering-WAO zal ingaan.
7. Indien en zodra de hoogte respectievelijk de duur van de uitkering ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering wezenlijk wordt gewijzigd, kan dit reglement gewijzigd worden en aan de dan geldende omstandigheden worden aangepast.
Artikel 5. Einde deelneming
Het deelnemerschap eindigt indien de dienstbetrekking tussen de werkgever en de werknemer eindigt, tenzij de gewezen deelnemer op dat tijdstip uit hoofde van dit reglement een uitkering ontvangt of arbeidsongeschikt is en tevens een loondervingsuitkering-WAO ontvangt.
Tevens eindigt het deelnemerschap indien de deelnemer de 58 jarige leeftijd in dienst van de werkgever bereikt, tenzij hij op dat tijdstip een uitkering uit hoofde van dit reglement ontvangt of arbeidsongeschikt is en alsnog in aanmerking komt voor een vervolguitkering.
Artikel 6. Uitbetaling van het pensioen
1. Het pensioen wordt door het fonds uitbetaald in maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand.
2. Uitbetaling van pensioen geschiedt tegen overlegging van behoorlijk bewijs van in leven zijn van de pensioengerechtigde.
3. Het pensioen wordt uitgekeerd door overmaking op een door de pensioengerechtigde in Nederland aangehouden bankrekening.
4. Alle uitkeringen binnen Nederland geschieden zonder kosten voor de belanghebbenden.
5 Alle uitkeringen zullen geschieden in Nederlands wettig betaalmiddel.
Artikel 7. Belastingen en heffingen
De pensioenuitkeringen zullen worden verminderd met die belastingen en heffingen, welke het fonds verplicht is af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
Artikel 8. Financiering
1. De financiering van de pensioenaanspraken vindt plaats door de betaling van éénjarige risicopremies. Bij de vaststelling van de risicopremie is rekening gehouden met de in artikel 4 lid 3 opgenomen onvoorwaardelijke stijging.
2. De deelnemer aan deze regeling is een jaarlijkse bijdrage verschuldigd ter grootte van een op basis van gegevens van de actuaris jaarlijks in overleg met de vakbonden nader vast te stellen percentage van het premieplichtig loon WAO. Bij het eventuele vervallen van deze grondslag als gevolg van wettelijke wijzigingen zal een nieuwe grondslag gekozen worden.
3. De totale deelnemersbijdrage kan nooit meer bedragen dan 4/5 van de totale premie benodigd voor deze regeling. De overige premie wordt gedragen door de werkgever. Het fonds zorgt ervoor dat de deelnemers een afschrift ontvangen van de schriftelijke mededeling omtrent vermindering van de bijdrage door de
werkgever.
4. De deelnemersbijdrage wordt maandelijks op het salaris ingehouden. Na het bereiken van de 58-jarige leeftijd of het eerdere einde van het deelnemerschap zal geen premie meer verschuldigd zijn.
5. De bijdrage van de deelnemers en de werkgever wordt door de werkgever aan het fonds voldaan.
Artikel 9. Verlaging per 1 april 2013
Het WAO-hiaat pensioen is op 1 april 2013 met 1,6% verlaagd .
Artikel 10. Inwerkingtreding
Dit reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 juli 2017.