Pensioenreglement 2015
Pensioenreglement 2015
geldend voor werknemers voor wie op 31 december 2014
het pensioenreglement 2011 van toepassing was en op
1 januari 2015 nog in dienst zijn van de werkgever
Pensioenreglement 2015
geldend voor werknemers
voor wie op 31 december 2014 het pensioenreglement 2011 van toepassing
was en op 1 januari 2015 nog in dienst zijn van de werkgever
Stichting Pensioenfonds Staples
Kantooradres:
Xxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX XXXXXXXXX
I N H O U D S O P G A V E
1. Algemeen
1.1. Definities
1.2. Deelnemers
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap
1.4. Gezondheidswaarborgen
1.5. Pensioenuitkeringen
1.6. Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1.7. Regels terzake van de gemeenschappelijke huishouding
1.8. Informatie
1.9. Onvoorziene gevallen
1.10. Waardeoverdracht
1.11. Afkoop
1.12. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
2. Module Middelloon
2.1. Pensioengevend jaarsalaris en pensioengrondslag
2.2. Afwijkende arbeidsduur
2.3. Ouderdomspensioen
2.4. Levenslang partnerpensioen
2.5. Wezenpensioen
2.6. Verhoging aanspraken ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen
2.7. Aanspraken voor aspirant-Deelnemers
3. Module Beschikbare Premie
3.1. Werkingssfeer
3.2. Beschikbare premie
3.3. Rendement
3.4. Voorziening voor nabestaanden
3.5. Verzoek om Module Beschikbare Premie niet van toepassing te doen zijn
3.6. Aanwending pensioenkapitaal
4. Bijzondere bepalingen behorende bij de Modules Middelloon en Beschikbare Premie
4.1. Bijzonder partnerpensioen
4.2. Pensioenverevening bij scheiding
4.3. Einde deelnemerschap vóór de Pensioendatum
4.4. Voortzetting pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid
4.5. Voortzetting dekking partnerpensioen in geval van onbetaald verlof
5. Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen (AO-pensioen, boven grensbedrag-AO)
5.1. Pensioengevend jaarsalaris
5.2. Aanvang en beëindiging
5.3. Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
5.4. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid
5.5. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid
6. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris
6.1. Werkingssfeer
6.2. Extra Pensioengevend jaarsalaris
6.3. Pensioenaanspraken
7. Module Risicoplus
7.1. Algemeen
7.2. Aanvullend partnerpensioen
7.3. WAO-hiaatverzekering (arbeidsongeschiktheidspensioen, onder het Grensbedrag-AO)
7.4. WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen
7.5. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (aanvulling van 70% tot 80%)
8. Module Vervroegde Uittreding
8.1. (Gedeeltelijke) Vervroegde Uittreding
8.2. Ingang van het ouderdomspensioen vóór de 67-jarige leeftijd
8.3. Pensioenopbouw overige Modules bij Gedeeltelijk Vervroegde Uittreding
9. Module Herschikken Pensioenen
9.1. Werkingssfeer
9.2. Pensioenmiddelen
9.3. Opties
9.4. Automatische omzetting van partnerpensioen
9.5. Optie 1: percentage partnerpensioen
9.6. Optie 2: overgang op langstlevende
9.7. Optie 3: fasering ouderdomspensioen
9.8. Overige voorwaarden
10. Aanpassing Pensioenen inactieven
11. Financiering
11.1. Jaarlijkse inkoop
11.2. Financiering van nog niet ingekocht pensioen
12. Deelnemersbijdragen
12.1.Deelnemersbijdragen
13. Vrijstelling van c.q. verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfonds
13.1. Werkingssfeer
13.2. Garantie pensioenaanspraken
13.3. Module Middelloon, Module Beschikbare Premie
13.4. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris
13.5. Module Herschikken Pensioenen
13.6 Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
13.7. Module Risicoplus
14. Fiscale maxima
14.1. Ouderdomspensioen
14.2. Partner- en wezenpensioen
14.3. Overschrijding fiscale maxima
14.4. Uitzondering
15. Inwerkingtreding en overgangsregelingen
15.1. Inwerkingtreding
15.2. Naam pensioenfonds
15.3. Overgangsbepaling
Bijlage I Factoren
Bijlage II
Bijlage III Bijlage IV Bijlage V
Aanwendingstarief Module Beschikbare Premie en Pensioenplus
Relevante bedragen
Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming Aangesloten Onderneming
1. A L G E M E E N
1.1. Definities
Ten aanzien van dit Reglement gelden de volgende definities:
de Stichting:
de Stichting Pensioenfonds Staples.
het Bestuur:
het Bestuur van de Stichting.
de Statuten:
de Statuten van de Stichting.
het Reglement:
het onderhavige pensioenreglement van de Stichting.
de Module:
een onderdeel van het modulaire pensioensysteem, waaruit de pensioenregeling is opgebouwd.
de Raad van Bestuur
de Raad van Bestuur van Staples Nederland Holding B.V.
de werkgever/ de Aangesloten Onderneming
• Staples Nederland Holding B.V.;
• en/ of haar werkmaatschappijen;
• en/of andere door haar aangewezen gelieerde ondernemingen, (elk afzonderlijk hierna genoemd de Aangesloten Onderneming) voor zover genoemd in bijlage V, waarmee de Stichting een overeenkomst heeft gesloten betreffende de uitvoering van de pensioenregeling en welke overeenkomst door de directie van de Aangesloten Onderneming is geaccordeerd.
de Werknemer:
een ieder in dienst van de Aangesloten Onderneming op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
de Deelnemer:
de Werknemer, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2. Deelnemer is.
de Gewezen Deelnemer:
degene, wiens deelnemerschap vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum is beëindigd en die nog aanspraken op pensioen ingevolge dit Reglement aan de Stichting kan ontlenen.
de Pensioengerechtigde:
degene, die krachtens de bepalingen van de Statuten en dit Reglement periodieke pensioenuitkeringen ontvangt.
Gepensioneerde:
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan door het bereiken van de Pensioendatum of de Herschikdatum.
de Partner:
a. de echtgenote met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde vóór diens overlijden en vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum is gehuwd;
b. de partner met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde vóór diens overlijden en vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan;
c. de ongehuwde en ongeregistreerde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of tweede graad, met wie de ongehuwde en ongeregistreerde (Gewezen) Deelnemer of ongehuwde en ongeregistreerde Gepensioneerde ten tijde van zijn of haar overlijden n een gemeenschappelijke huishouding voerde, welke is aangegaan vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum en welke ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.7.
de Gewezen Partner:
a. de ex-echtgenote met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum of Herschikdatum gehuwd geweest is;
b. de ex-partner met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum of herschikdatum op grond van het bepaalde in titel 5a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap had;
c. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn of tweede graad, met wie de ongehuwde en ongeregistreerde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum een gemeenschappelijke huishouding voerde, welke ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij voldaan is aan het bepaalde in artikel 1.7.
het Pensioengerechtigd Kind:
het kind, beneden de 21-jarige leeftijd, tot wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het stief- en/of pleegkind beneden
de 21-jarige leeftijd, mits dit kind geheel of grotendeels op kosten van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde wordt onderhouden of opgevoed.
de Parttimer:
de Werknemer die minder dan het bij een Aangesloten Onderneming bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal uren werkzaam is.
Parttime factor:
het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door het bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren. Bij wijziging van het aantal overeengekomen arbeidsuren in de loop van een jaar wordt een gewogen gemiddelde Parttime factor berekend.
de Pensioendatum:
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 67 jaar wordt.
de Pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen de Werkgever en de – vertegenwoordiging van de – Werknemer(s) is overeengekomen betreffende pensioen.
de Herschikdatum:
de door de Deelnemer gekozen datum, gelegen tussen van de maand volgend op de maand waarin zijn 60-ste verjaardag valt en de AOW-gerechtigde leeftijd, waarop hij de pensioenen uit de Module Middelloon, Beschikbare Premie en/of Pensioenplus als bedoeld in de overgangsregeling in wil laten gaan.
(Mate van) Arbeidsongeschikt(heid):
(Mate van) Arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheids- verzekering (WAO) respectievelijk de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
het Pensioengevend jaarsalaris:
het totaal vast bruto jaarinkomen (TVI), dat gelijk is aan 12 maal het vast overeengekomen maandsalaris of 13 maal het periodesalaris, vermeerderd met vakantietoeslag, geldend per 1 mei op fulltime basis, als omschreven in de individuele arbeidsovereenkomst. Salarisdalingen worden per direct verwerkt in het pensioengevend jaarsalaris.
Per Aangesloten Onderneming kunnen daarnaast andere loonbestanddelen, zoals 13e maand, vaste eindejaarsuitkering, provisie, commissie, ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag,
consignatietoeslag en persoonlijke toeslag aangewezen zijn als Extra Pensioengevend jaarsalaris, zoals bedoeld in de module Extra Pensioengevend jaarsalaris. Welke loonbestanddelen daarvoor in aanmerking komen blijkt uit het formulier (zie bijlage IV) “Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming” dat wordt geacht integraal onderdeel uit te maken van het voor de Aangesloten Onderneming geldende pensioenreglement.
het Maximum Pensioengevend jaarsalaris:
het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het Pensioengevend jaarsalaris in de Module Middelloon waarboven de Module Beschikbare Premie geldt. Voor 2015 geldt een Maximum Pensioengevend jaarsalaris van € 82.700.
Vanaf de inwerkingtreding van dit pensioenreglement blijft het Maximum Pensioengevend jaarsalaris gehandhaafd, tenzij het vanaf 1 januari 2006 jaarlijks met de Loonindex verhoogde bedrag van € 60.000 het in de vorige volzin genoemd bedrag overstijgt. In dat laatste geval zal het Maximum Pensioengevend jaarsalaris gelijk worden gesteld aan het met de cumulatieve Loonindex verhoogde bedrag van € 60.000. De hoogte van het Maximum Pensioengevend jaarsalaris wordt vermeld in bijlage III.
het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris:
het deel van het Pensioengevend jaarsalaris, dat uitgaat boven het Maximum Pensioengevend jaarsalaris, gemaximeerd op € 100.000 (bruto en bij een fulltime-dienstverband).
de AOW-uitkering:
12 maal de voor een ongehuwde Gepensioneerde AOW-gerechtigde, zonder kinderen onder de 18 jaar, geldende maanduitkering, inclusief de bijbehorende vakantietoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
de Franchise:
het bedrag van het Pensioengevend jaarsalaris, dat voor de berekening van de pensioenaanspraken buiten beschouwing blijft. De Franchise is gelijk aan de fiscaal minimale franchise en wordt jaarlijks per
1 januari door het Bestuur vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de AOW-uitkering. De Franchise is vermeld in bijlage III.
het Grensbedrag-AO:
het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het Pensioengevend jaarsalaris in artikel 7.3. “WAO-hiaatverzekering” en artikel 7.4. “WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen” en waarboven over het Pensioengevend jaarsalaris de Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is. Het bedrag wordt jaarlijks per 1 mei door het Bestuur bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de uitkeringen van de WAO/WIA en de andere overwegingen, die het Bestuur hierbij meent te moeten betrekken. Het Grensbedrag-AO is vermeld in bijlage III.
de (Verstreken) Deelnemersjaren:
onder Deelnemersjaren wordt verstaan de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de Pensioendatum of de Herschikdatum. Onder Verstreken Deelnemersjaren wordt verstaan de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de berekeningsdatum.
Het voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen aantal (Verstreken) Deelnemersjaren
wordt afgerond in jaren en volle maanden, waarbij een gedeelte van een maand buiten beschouwing wordt gelaten.
de Loonindex:
het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen bij bedrijven, werkzaam in de particuliere sector (voor volwassenen en jeugdige werknemers) zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
de Prijsindex:
de consumentenprijsindex, alle bestedingen, afgeleid, zoals die wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
de (Her)verzekeraar:
de (Her)verzekeringsmaatschappij(en) welke in het bezit is van een vergunning als bedoeld
in artikel 2:27 van de Wet op het financieel toezicht; met welke de Stichting een overeenkomst van (her)verzekering is aangegaan.
Vervolguitkering:
de Vervolguitkering is een leeftijdsafhankelijke uitkering die ingaat na het beëindigen van de loondervingsuitkering uit hoofde van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering c.q. na het beëindigen van de loondervingsuitkering die de Aangesloten Onderneming verschuldigd is op grond van
het feit dat zij eigen risicodrager is voor de eerste vijf jaren van Arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in de Wet Pemba.
1.2. Deelnemers
1.2.1.
Als Deelnemer wordt aangemerkt de Werknemer van 21 jaar of ouder, voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van de Stichting en die op
31 december 2014 reeds Deelnemer was uit hoofde van het op dat moment geldende pensioenreglement én die tevens op 1 januari 2015 in dienst is bij de Aangesloten Onderneming.
1.2.2.
De Werknemer, jonger dan 21 jaar, voor wie in de arbeidsovereenkomst niet nadrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van de Stichting, hierna te noemen “aspirant-Deelnemer”, en die op 31 december 2014 reeds aspirant-Deelnemer was uit hoofde van het op dat moment geldende pensioenreglement én die tevens op 1 januari 2015 in dienst is bij de Aangesloten Onderneming, die overlijdt of Arbeidsongeschikt wordt, wordt geacht Deelnemer te zijn geweest.
Bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd geldt voor de hiervoor bedoelde aspirant-Deelnemer dat sprake is van deelnemerschap op grond van artikel 1.2.1.
De pensioenaanspraken voor aspirant-Deelnemers worden vastgesteld op basis van het laatst geldende Pensioengevend jaarsalaris. Zodra de aspirant-Deelnemer Xxxxxxxxx wordt of uit dienst treedt, vervallen de pensioenaanspraken van de aspirant-Deelnemer.
1.2.3.
De Stichting zal de Werknemers van hun toelating als Deelnemer schriftelijk in kennis stellen.
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap
1.3.1.
Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand volgend op de maand, waarin aan de onder artikel 1.2. gestelde eisen wordt voldaan.
1.3.2.
Het deelnemerschap eindigt op de Pensioendatum of, indien eerder, op de herschikdatum dan wel op de dag waarop het dienstverband met de Aangesloten Onderneming wordt beëindigd, met uitzondering van
beëindiging van het dienstverband ten gevolge van Arbeidsongeschiktheid.
1.4. Gezondheidswaarborgen
Werknemers worden bij aanvang van het deelnemerschap en bij opname als aspirant-Deelnemer zonder medische waarborgen geaccepteerd voor de dekking van aan de pensioenregeling verbonden overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. Ook voor latere verhogingen van de pensioenen als gevolg van overeengekomen salarisverhogingen, functiewijzigingen, wijzigingen in de Parttime factor zijn geen medische waarborgen vereist.
Het Bestuur kan wel medische waarborgen in de vorm van een gezondheidsverklaring en/of een medische keuring verlangen van een Deelnemer bij diens schriftelijke verzoek om terug te mogen komen op door die Deelnemer eerder gemaakte keuzen ten aanzien van: het bepaalde in artikel 3.5.; dit betreft dus het terugkomen op het eerder gedane verzoek om de Module Beschikbare Premie niet van toepassing te laten zijn.
Als het Bestuur het leveren van medische waarborgen door een Deelnemer noodzakelijk acht, zal het dit schriftelijk, binnen 14 dagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek van de Deelnemer, aan de Deelnemer mededelen. De beslissing om aan het verzoek van de Deelnemer al dan niet tegemoet te komen, kan het Bestuur in dat geval af laten hangen van de acceptatie door de herverzekeraar(s) van de Stichting van de toename van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s. De acceptatie of afwijzing van die toename van de risico’s door de herverzekeraar(s) hangt mede af van haar/hun beoordeling van de risico’s aan de hand van de verkregen medische gegevens uit de gezondheidsverklaring en/of de medische keuring.
De definitieve beslissing van het Bestuur zal schriftelijk aan de Deelnemer kenbaar worden gemaakt. Hierbij gelden de volgende regels:
Bij toewijzing van het verzoek van de Deelnemer kan de Deelnemer pas na verzending van de desbetreffende schriftelijke bestuursbeslissing rechten ontlenen aan de Module Beschikbare Premie en alleen over de periode zoals genoemd in de bedoelde schriftelijke beslissing van het Bestuur op het verzoek van de Deelnemer.
Bij afwijzing van het verzoek van de Deelnemer kan de Deelnemer blijvend geen rechten ontlenen aan de Module Beschikbare Premie.
Bij gedeeltelijke acceptatie van de toename van de risico’s zal het Bestuur in zijn beslissing aangeven welke gedeeltelijke rechten de Deelnemer voortaan kan ontlenen over de in de beslissing genoemde periode aan de Module Beschikbare Premie.
1.5. Pensioenuitkeringen
1.5.1.
De pensioenen worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen, wettelijke heffingen of andere met de Pensioengerechtigde overeengekomen inhoudingen, door of namens de Stichting aan de Pensioengerechtigde in maandelijkse gelijke termijnen, aan het einde van de maand bij nabetaling, uitgekeerd en wel op een door de Pensioengerechtigde aangewezen bankrekening in Nederland. Op verzoek van de pensioengerechtigde wordt het pensioen uitgekeerd in een andere lidstaat van de Europese Unie. Hierbij kunnen de transactiekosten op de pensioenuitkering in mindering worden gebracht.
1.5.2.
Voor uitbetaling dienen door de Pensioengerechtigde aan de Stichting, voor zover zij dat verlangt, stukken te worden overgelegd waaruit het recht op uitbetaling blijkt.
1.5.3.
Ten onrechte genoten uitkeringen moeten aan de Stichting worden terugbetaald.
1.6. Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1.6.1.
De Aangesloten Onderneming behoudt zich het recht voor zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien:
• de Aangesloten Onderneming verplicht wordt zich voor alle Deelnemers of voor een groep
Deelnemers aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds;
• een ingrijpende wijziging van omstandigheden de uitgaven terzake van de pensioenregeling niet meer toelaat;
• wijziging van bestaande of invoering van nieuwe wettelijke en/of wettelijk verplicht gestelde
regelingen plaatsvindt;
• de belastingdienst de pensioenregeling niet aanmerkt als een pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting.
1.6.2.
Indien de Aangesloten Onderneming voornemens is tot de uitoefening van de bevoegdheid op grond van het in de voorgaande leden van dit artikel opgenomen voorbehoud over te gaan, deelt de Aangesloten
Onderneming dit onverwijld schriftelijk aan het Bestuur mede, alsmede aan degenen, van wie het pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. De Aangesloten Onderneming zal met het Bestuur overleggen inzake de eventuele herziening van de pensioenregeling. Voorafgaand zal de Aangesloten Onderneming de vakverenigingen informeren.
Opgebouwde rechten zullen hierdoor niet worden aangetast.
1.6.3.
Een wijziging van de pensioenovereenkomst (pensioenregeling) komt tot stand door afspraken hierover door Staples Nederland Holding B.V met de Centrale Ondernemingsraad. Een overeengekomen wijziging van de pensioenovereenkomst wordt vervolgens neergelegd in het pensioenreglement, mits de Stichting akkoord gaat met de uitvoering hiervan.
Een gewijzigd pensioenreglement is van toepassing op alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de overige belanghebbenden. In geval van een wijziging van de pensioenovereenkomst worden evenwel de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens een waardeoverdracht of in geval van een financieel tekort als bedoeld in artikel 1.12.
1.7. Regels terzake van de gemeenschappelijke huishouding
1.7.1.
Van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding van een ongehuwde en ongeregistreerde (Gewezen) Deelnemer met een ongehuwde en ongeregistreerde Partner dient door de (Gewezen) Deelnemer bij de Stichting melding te worden gemaakt. De (Gewezen) Deelnemer dient ten bewijze van het bestaan van de gemeenschappelijke huishouding een notarieel afschrift van de samenlevingsovereenkomst, dan wel een notariële verklaring te overleggen, inhoudende:
1. het bestaan van een notariële akte;
2. de datum van verlijden van die akte;
3. de datum waarop volgens de akte de gemeenschappelijke huishouding is begonnen.
1.7.2.
Tevens dient een uittreksel uit het bevolkingsregister te worden overlegd waaruit blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer en de Partner ten tijde van de melding op hetzelfde adres woonachtig zijn.
1.7.3.
De melding van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding dient te geschieden binnen zes maanden na de aanvang van het deelnemerschap, resp. de aanvang van de gemeenschappelijke huishouding, indien het deelnemerschap al is begonnen.
De gemeenschappelijke huishouding dient te zijn aangevangen vóór de Pensioendatum dan wel de
Herschikdatum.
1.7.4.
Als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen, geldt de datum waarop de notariële akte is verleden. Het Bestuur is bevoegd in afwijking hiervan als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen de datum aan te merken, die als zodanig is vermeld in de notariële akte. Indien de melding van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding plaatsvindt na de in het vorige lid genoemde termijn, wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht te zijn begonnen op de datum waarop de melding als bedoeld in het vorige lid heeft plaatsgevonden.
1.7.5.
Voor de toepassing van het bepaalde in dit Reglement kan een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde gedurende enige periode slechts met één Partner en kan de Partner slechts met één (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.7.6.
Het Bestuur is bevoegd om in afwijking van de vorige leden te bepalen dat in bijzondere gevallen van overlegging van een uittreksel uit het bevolkingsregister kan worden afgezien.
1.8. Informatie
1.8.1.
De Stichting stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen.
1.8.2.
De Stichting informeert de Werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de Stichting.
1.8.3.
Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de Deelnemer een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 2.6. respectievelijk artikel 10.;
c. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen. Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven;
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 134 van de Pensioenwet;
e. informatie over een variabele uitkering.
1.8.4.
De Gewezen Deelnemer ontvangt bij beëindiging van het deelnemerschap:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.;
c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is;
d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de Stichting; en
e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet.
1.8.5.
De Pensioengerechtigde ontvangt bij pensioeningang:
a. een opgave van zijn pensioenrecht;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet;
c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.;
d. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet;
e. informatie die voor degene die pensioengerechtigde wordt specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is; en
f. informatie welke krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – wordt voorgeschreven.
1.8.6.
De Gewezen partner ontvangt bij beëindiging van het partnerschap:
a. een opgave van het opgebouwde partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.;
c. informatie die voor de Gewezen partner specifiek in het kader van de beëindiging van het partnerschap relevant is;
d. informatie over de mogelijkheid dat het pensioen wordt afgekocht als dit zich onder de afkoopgrens als bedoeld in artikel 1.11. bevindt;
e. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet;
f. informatie welke krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – wordt voorgeschreven.
1.8.7.
Een keer in de vijf jaar verstrekt de Stichting aan de Gewezen deelnemer en de Gewezen partner een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen (partnerpensioen in het geval van de Gewezen partner);
b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.;
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet;
d. informatie over een variabele pensioenuitkering.
Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven.
De Stichting informeert de Gewezen Deelnemer en de Gewezen Partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
1.8.8.
Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de Pensioengerechtigde:
a. een opgave van zijn pensioenuitkering;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.;
c. informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 van de Pensioenwet.
Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven.
De Stichting informeert de Pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
1.8.9.
De Stichting verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer, de Gewezen Partner en de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken;
b. het pensioenreglement;
c. het bestuursverslag en de jaarrekening van de Stichting;
d. de uitvoeringsovereenkomst;
e. de voor hem relevante informatie over beleggingen;
Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven.
1.8.10.
De Stichting verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer en de Gewezen Partner op verzoek de volgende informatie met betrekking tot de Module Beschikbare Premie:
a. een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de Pensioendatum;
b. een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal.
Het een en ander op basis van de wettelijke regels terzake. Voorts wordt op verzoek informatie verstrekt die specifiek voor hem relevant is.
1.8.11.
Voor zover de Pensioenwet deze mogelijkheid openlaat, kan de Stichting een vergoeding vragen voor de in dit artikel genoemde informatie. Hierover zal de betreffende persoon vooraf worden geïnformeerd.
1.9. Onvoorziene gevallen
In incidentele gevallen, waarin dit Reglement niet voorziet, of waarin dit Reglement tot een onbillijkheid jegens de (Gewezen) Deelnemer, Gepensioneerde of zijn nagelaten betrekkingen zou leiden, kan het Bestuur een afwijkende voorziening treffen.
1.10. Waardeoverdracht
1.10.1.
De Aangesloten Onderneming is verplicht de Werknemer bij aanvang en bij beëindiging van het deelnemerschap terstond te informeren over zijn recht op waardeoverdracht.
1.10.2.
Indien een Werknemer overweegt gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht, dient hij
daartoe na aanvang van het deelnemerschap de overnemende pensioenuitvoerder te verzoeken de informatie die van belang is voor de waardeoverdracht te verstrekken, alsmede bij de overnemende pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen tot waardeoverdracht. De Partner dient met de overdracht van het partnerpensioen in te stemmen.
Indien deze overeenstemming ontbreekt, wordt het partnerpensioen niet overgedragen. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan de waardeoverdracht.
1.10.3.
Op een waardeoverdracht zijn de reken- en procedureregels van toepassing, welke worden vastgesteld bij of krachtens de Pensioenwet.
1.10.4.
De Stichting is bevoegd uitvoering te geven aan de overige vormen van waardeoverdracht zoals genoemd in de Pensioenwet. Het een en ander met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde bijbehorende voorwaarden.
1.10.5.
Een inkomende waardeoverdracht wordt aangewend voor ouderdoms-, partner- en wezenpensioen.
1.11. Afkoop
1.11.1.
De aanspraken ingevolge de pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
1.11.2.
Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap het bedrag als
genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (zoals opgenomen in Bijlage III) op de Pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de Gewezen Deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld van de Gewezen Deelnemer.
1.11.3.
Indien de (vervroegde) Pensioendatum ligt voor het verstrijken van de genoemde termijn van twee jaar, heeft de Stichting het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de Gewezen Deelnemer of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in de eerste volzin genoemde bedrag.
1.11.4.
Indien het jaarlijks partnerpensioen – en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden –, het wezenpensioen of bijzonder partnerpensioen bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2011: € 427,29) op de Pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen – en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden – of het wezen pensioen af te kopen.
1.11.5.
De Stichting kan na de termijn van 2 jaar en 6 maanden dan wel na 6 maanden bij toepassing van
lid 11.4 – overgaan tot afkoop indien de Gewezen Deelnemer respectievelijk de Partner respectievelijk de Gewezen Partner daarmee instemt.
1.11.6.
De afkoop geschiedt op basis van de op het moment van de afkoop geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuariële gelijkwaardige afkoopvoet die voor mannen en vrouwen gelijk is. Het Bestuur stelt hiertoe op advies van de actuaris een afkoopvoet vast voor één kalenderjaar. In de bijlage is de afkoopvoet voor één kalenderjaar opgenomen alsmede de wijze waarop deze zal worden aangepast en voor de belanghebbenden kenbaar zal worden gemaakt.
Een aanpassing van de ruilvoet door het Bestuur geldt voor alle Deelnemers en Gewezen deelnemers waarvoor nog geen gebruik is gemaakt van de in dit artikel omschreven afkoopmogelijkheid.
1.12. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
In geval van een financieel tekort kan het Bestuur, met in achtneming van artikel 134 van de Pensioenwet, besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het Bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het herstelplan als bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
Ingeval de Stichting besluit tot korting van de rechten informeert de Stichting de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, Werkgever en de toezichthouder schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
2. M O D U L E M I D D E L L O O N
De Module Middelloon is een uitkerings-overeenkomst in de zin van de Pensioenwet.
2.1. Pensioengevend jaarsalaris en pensioengrondslag
2.1.1.
Het Pensioengevend jaarsalaris is maximaal gelijk aan het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
2.1.2.
De pensioengrondslag is gelijk aan het Pensioengevend jaarsalaris verminderd met de Franchise.
2.2. Afwijkende arbeidsduur
Indien de Deelnemer een dienstverband is overeengekomen voor minder dan de volledige arbeidsduur, wordt het Pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis vastgesteld, waarop conform artikel 2.1.
de bepalingen van het Maximum Pensioengevend jaarsalaris en de pensioengrondslag van toepassing zijn. De aldus verkregen pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met de Parttime factor.
2.3. Ouderdomspensioen
2.3.1.
Het ouderdomspensioen gaat, behoudens het bepaalde in artikel 8, in op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de Gepensioneerde overlijdt.
2.3.2.
De opbouw van ouderdomspensioen bedraagt in de jaren 2015 tot en met 2017 in enig jaar 1,875% van de pensioengrondslag – als bedoeld in artikel 2.1. – in het betreffende jaar. De opbouw van het ouderdomspensioen bedraagt vanaf 2018 in enig jaar 1,738% van de pensioengrondslag – als bedoeld in artikel 2.1. –in het betreffende jaar. Het ouderdomspensioen is gelijk aan de som van de in elk van de deelnemersjaren opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen en de op grond van artikel 2.6. respectievelijk artikel 10. verleende toeslagen.
2.3.3.
Indien het deelnemerschap gedurende een kalenderjaar aanvangt of eindigt, dan wel voor minder dan de volledige arbeidsduur wordt gewerkt als bedoeld in lid 2, wordt de pensioenopbouw voor dat jaar vastgesteld naar tijdsevenredigheid.
2.4. Levenslang partnerpensioen
2.4.1.
Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de Partner overlijdt.
2.4.2.
Het jaarlijks op te bouwen levenslang partnerpensioen bedraagt vanaf 1 januari 2015 voor elk deelnemersjaar 1,3125% van de voor het betreffende jaar vastgestelde pensioengrondslag– als bedoeld in artikel 2.1. – .
2.4.3.
Bij overlijden van een Deelnemer wordt verondersteld, dat hij tot de Pensioendatum Deelnemer zou zijn gebleven met behoud van de laatstgeldende pensioengrondslag als bedoeld in artikel 2.1. Voor deze fictieve toekomstige Deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor
het overlijden van de Deelnemer gold.
2.5. Wezenpensioen
2.5.1.
Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin het Pensioengerechtigd Kind de leeftijd van 21 jaar bereikt of voordien overlijdt.
2.5.2.
Het jaarlijks op te bouwen wezenpensioen bedraagt vanaf 1 januari 2015 per kind 0,2625% van de voor het betreffende jaar vastgestelde pensioengrondslag– als bedoeld in artikel 2.1..
2.5.3.
Voor de berekening van het wezenpensioen wordt verondersteld, dat de Deelnemer tot de Pensioendatum Xxxxxxxxx zou zijn gebleven met behoud van het laatst geldend Pensioengevend jaarsalaris. Voor deze fictieve toekomstige Deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor het overlijden van de Deelnemer gold.
2.5.4.
Het totale wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de maand waarin door overlijden geen partnerpensioen en geen bijzonder partnerpensioen (meer) wordt uitgekeerd. Uitsluitend het wezenpensioen voor het Pensioengerechtigd Kind/Kinderen van die overleden (Gewezen) Partner zal worden verdubbeld; de hoogte van de niet verdubbelde wezenpensioenen wordt hierdoor niet beïnvloed.
2.6. Verhoging aanspraken ouderdomspensioen, levenslang partnerpensioen en wezenpensioen
Indien, voor zover en voor zolang er sprake is van een (actief) deelnemerschap is het bepaalde in artikel 10. van overeenkomstige toepassing op de opgebouwde aanspraken, met dien verstande dat de ontwikkeling van het percentage waarmee de Loonindex van oktober van het voorafgaande kalenderjaar afwijkt van de Loonindex van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar hierbij in de plaats treedt van de in artikel 10.4. opgenomen ontwikkeling van de Prijsindex.
Mocht het Bestuur in enig jaar – uit hoofde van de financiële situatie bij de Stichting – besluiten tot een lagere toeslagverlening dan de Loonindex, dan zal de werkgever door middel van een aanvullende storting een aanpassing van de opgebouwde aanspraken mogelijk maken tot maximaal het niveau van de Loonindex, waarbij de aanvullende toeslag die mogelijk wordt door de aanvullende storting door de Werkgever niet meer zal bedragen dan noodzakelijk is om tezamen met de door het Bestuur verleende toeslag een toeslag van 1% te kunnen verlenen.
Een verlaging van de Loonindex wordt niet doorgevoerd, maar verrekend met toekomstige verhogingen.
2.7. Aanspraken voor aspirant-Deelnemers
Voor de aspirant-Deelnemer worden de aanspraken op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen afgeleid van de aanspraken waarop de aspirant-Deelnemer in overigens gelijke omstandigheden als deelnemer aanspraak op zou hebben gekregen.
3. M O D U L E B E S C H I K B A R E P R E M I E
De Module Beschikbare Premie is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet (m.u.v. het bepaalde in 3.4.1.).
3.1. Werkingssfeer
De Module Beschikbare Premie is van toepassing over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris.
3.2. Beschikbare premie
3.2.1.
Elk jaar op 1 januari wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van dat jaar door de Aangesloten Onderneming ten behoeve van de Deelnemer een premie beschikbaar gesteld. De premie is een percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris. Het percentage bedraagt op jaarbasis:
Leeftijd op 1 januari Premiepercentage
21 | – | 24 | 7,7 |
25 | – | 29 | 8,9 |
30 | – | 34 | 10,4 |
35 | – | 39 | 12,0 |
40 | – | 44 | 14,0 |
45 | – | 49 | 16,3 |
50 | – | 54 | 19,0 |
55 | – | 59 | 22,3 |
60 | – | 64 | 26,5 |
65 | – | 67 | 30,6 |
Voor parttimers wordt het percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris vastgesteld door eerst het Pensioengevend jaarsalaris, het Maximum Pensioengevend jaarsalaris en het Excedent- Pensioengevend jaarsalaris vast te stellen op fulltime basis; het aldus vastgestelde percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris wordt vervolgens vermenigvuldigd met de Parttime factor.
3.2.2.
Voor Deelnemers die in de loop van het jaar Deelnemer worden is de leeftijd op de aanvangsdatum van deelneming bepalend voor het premiepercentage, en wordt de premie naar rato van het aantal maanden tot het einde van het jaar vastgesteld.
3.2.3.
Voor Deelnemers, waarvoor in de loop van het jaar het deelnemerschap wordt beëindigd, wordt voor de periode tot het einde van het jaar waarin het deelnemerschap eindigt, de reeds geboekte premie naar rato verminderd.
3.3. Rendement
Voor iedere Deelnemer die zijn beschikbare premie inlegt in de Stichting wordt bij een vermogensbeheerder een zogenoemde BPS-rekening geopend op naam van de Stichting.
De (Gewezen) Deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder.
Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede aan de rekening ten behoeve van de (Gewezen)
Deelnemer. De door de vermogensbeheerder in rekening gebrachte
aan- en verkoopkosten komen voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De aan- en verkoopkosten worden verrekend met het aanwezige pensioenkapitaal.
De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (Gewezen) Deelnemer verzonden.
De Stichting biedt de Deelnemers een standaard-beleggingsmix aan. Deze beleggingsmix wordt naarmate de pensioendatum nadert zodanig aangepast dat naar het oordeel van het Bestuur een maximale zekerheid van periodieke pensioenuitkeringen wordt bereikt.
In de situatie dat de (Gewezen) Deelnemer kiest voor beleggingen die afwijken van de standaardbeleggingsmix, zal de Stichting conform de Wet op het financieel toezicht een klant- en risicoprofiel opstellen welke wordt vastgelegd in een klantdossier. Hiervoor zal de (Gewezen) Deelnemer een vragenlijst moeten invullen en alle benodigde informatie moeten verstrekken. De Stichting adviseert de (Gewezen) Deelnemer vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de Pensioendatum. De Stichting onderzoekt een keer per jaar of de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer zich binnen de geadviseerde grenzen bevinden en informeert de (Gewezen) deelnemer hierover.
3.4. Voorziening voor nabestaanden
3.4.1.
Voor de Deelnemer wordt een zodanig risicokapitaal verzekerd dat, tezamen met het pensioenkapitaal dat is gevormd op grond van de beschikbare premies als bedoeld in artikel 3.2. en
rendementsbijschrijvingen, als bedoeld in artikel 3.3., in geval van zijn overlijden over het Excedent- Pensioengevend jaarsalaris een partner- en wezenpensioen kan worden toegekend, alsof op het hiervoor bedoelde Excedent-Pensioengevend jaarsalaris de Module Middelloon van toepassing zou zijn geweest, met dien verstande dat hierbij voor het partnerpensioen een opbouwpercentage wordt gehanteerd van 1,3125%. Blijkt bij overlijden dat er geen Partner en/of Pensioengerechtigde Kinderen (meer) zijn dan wordt het gevormde pensioenkapitaal uitgekeerd aan de Stichting.
3.4.2.
De verzekering van het risicokapitaal vindt plaats op basis van eenjarige risicopremies.
3.4.3.
In geval van beëindiging van het deelnemerschap leidt deze risicoverzekering niet tot premievrije aanspraken. Gedurende de periode dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, maakt de Gewezen deelnemer aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen. De Stichting is gerechtigd hiervoor de benodigde premie in rekening bij de Gewezen Deelnemer te brengen.
3.5. Verzoek om Module Beschikbare Premie niet van toepassing te doen zijn
3.5.1.
De Deelnemer kan op het moment dat de Module Beschikbare Premie voor hem van toepassing wordt de Aangesloten Onderneming onder overlegging van een afstandsverklaring verzoeken om de Module Beschikbare Premie niet op hem van toepassing te laten zijn. De afstandsverklaring dient door de Deelnemer en zijn eventuele Partner ondertekend te zijn.
3.5.2.
In dat geval zal bij overlijden het partner- en wezenpensioen worden vastgesteld op basis van het in artikel 3.4. genoemde risicokapitaal. Voor de bepaling van de omvang van dit risicokapitaal wordt voor de Deelnemer een fictief pensioenkapitaal vastgesteld als zouden de in artikel 3.2. bedoelde beschikbare premies in de Stichting zijn belegd. Daarbij wordt het rendement in enig jaar gesteld op het U-rendement zoals dat door verzekeraars per 1 januari van dat jaar is vastgesteld.
3.6. Aanwending pensioenkapitaal
Vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 60 jaar wordt, doch uiterlijk op de AOW- gerechtigde datum, wordt het gevormde pensioenkapitaal aangewend voor het kopen van pensioenen.
De (Gewezen) Deelnemer krijgt voorafgaande aan de gekozen pensioendatum de keuze om het kapitaal aan te wenden voor een vastgestelde pensioenuitkering bij de Stichting, dan wel een (gedeeltelijke) variabele pensioenuitkering bij een andere pensioenuitvoerder. Bij deze keuzemogelijkheid ontvangt de (Gewezen) Deelnemer de informatie over de gevolgen en risico’s bij deze keuze waaronder een opgave van de hoogte van de vastgestelde uitkeringen en de mogelijkheid tot waardeoverdracht om een variabele pensioenuitkering te kunnen ontvangen.
Indien de (Gewezen) Deelnemer niet binnen de gestelde keuzetermijn reageert, zal het pensioenkapitaal aangewend worden voor een vastgestelde pensioenuitkering bij de Stichting. Voor de aanwending hanteert de Stichting voor mannen respectievelijk vrouwen dezelfde tarieven. Voor het aanwenden van het kapitaal voor een variabele pensioenuitkering bij een andere pensioenuitvoerder zal de waardeoverdracht plaatsvinden conform de reken- en procedureregels welke worden vastgesteld bij of krachtens de Pensioenwet. Het pensioenkapitaal zal nimmer als kapitaal aan de (Gewezen) Deelnemer worden uitbetaald.
4 . B I J Z O N D E R E B E P A L I N G E N B E H O R E N D E B I J D E M O D U L E S M I D D E L L O O N EN B E S C H I K B A R E P R E M I E
4.1. Bijzonder partnerpensioen
4.1.1.
Indien het huwelijk of het geregistreerde partnerschap van een Deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, of de bij de Stichting aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëindigd, dan verkrijgt de Partner een aanspraak op partnerpensioen, hierna te noemen “bijzonder partnerpensioen”. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak die de Deelnemer volgens artikel 2.4. ten behoeve van de Partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van eindigen van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap of de beëindiging van de hiervoor bedoelde gemeenschappelijke huishouding zijn deelneming vóór de Pensioendatum anders dan door overlijden zou zijn beëindigd.
Indien de Xxxxxxxxx uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het bijzonder partnerpensioen conform artikel 2.4. berekend, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
4.1.2.
Indien het huwelijk van een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, of bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de bij de Stichting aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëindigd, verkrijgt de (Gewezen) Partner een aanspraak op het partnerpensioen dat op het moment van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding door de Gewezen Deelnemer respectievelijk Gepensioneerde is opgebouwd, vermeerderd met reeds gegeven verhogingen uit hoofde van artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
Indien de Gewezen Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het partnerpensioen conform artikel 2.4. berekend, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
De financiering van het bijzonder partnerpensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het toe te kennen bijzonder partnerpensioen.
4.1.3.
Het Bestuur kan op gemeenschappelijk verzoek van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en zijn Partner toestaan, dat in afwijking van het onder de leden 1 en 2 bepaalde geen recht dan wel een verminderd recht op bijzonder partnerpensioen wordt toegekend. Deze toestemming tot afwijking wordt pas van kracht, indien de bedoelde afwijking (genoegzaam) is vastgesteld in door partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden, of in een bij geschrift gesloten overeenkomst tussen partijen met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is gehecht dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4.1.4.
De Gewezen Partner wordt in de gelegenheid gesteld de aanspraak op bijzonder partnerpensioen om te zetten in een ouderdomspensioen op zijn leven, dat ingaat op een door hem te bepalen tijdstip, gelegen tussen de 60-jarige leeftijd en de AOW-gerechtigde leeftijd. Het bepaalde in lid 5. is alsdan van overeenkomstige toepassing.
4.1.5.
Het bijzonder partnerpensioen wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde volgens artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.1.6.
Het berekende levenslange partnerpensioen wordt bij (een) volgend(e) huwelijk(en), geregistreerd(e) partnerschap(pen) of gemeenschappelijke huishouding(en) verminderd met het pensioen c.q. de pensioenen die zijn toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1., de leden 1. tot en met 3., vermeerderd met de gegeven verhogingen.
4.1.7.
Aan de Gewezen Partner zal een bewijs van zijn aanspraak op pensioen worden verstrekt. Aan de Gewezen Partner wordt tevens
a. een opgave verstrekt van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b informatie gegeven over de toeslagverlening;
c. de informatie verstrekt die voor de gewezen partner specifiek van belang is;
d. informatie verstrekt welke krachtens de wet is voorgeschreven.
4.2. Pensioenverevening bij scheiding
4.2.1.
In geval van scheiding (in dit artikel wordt hieronder verstaan: echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap) vindt verevening van het tijdens het huwelijk dan wel de duur van het geregistreerd partnerschap bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”.
De Gewezen Partner van de Deelnemer verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” recht op uitbetaling van de helft van het gedeelte van het ouderdomspensioen van de Deelnemer dat kan worden toegerekend aan de Verstreken Deelnemersjaren gelegen tussen de huwelijksdatum, respectievelijk de registratiedatum van het partnerschap en de datum van scheiding respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap, hierna te noemen “bijzonder ouderdomspensioen”.
Indien de Xxxxxxxxx uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd, heeft de Gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer aanspraak op de helft van het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening overeenkomstig de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” (Vereveningskapitaal), nadat de benodigde middelen voor de financiering van het ingevolge artikel 4.1.1. vastgestelde bijzonder partnerpensioen aan de beleggingsrekening zijn onttrokken.
Het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening is gelijk aan het saldo van deze rekening op de datum van de beëindiging van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal dat voortvloeit uit de verhouding tussen de duur van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap en de periode waarin er stortingen op de beleggingsrekening zijn verricht.
Het vereveningspensioenkapitaal zal op een afzonderlijke beleggingsrekening worden gezet. Het vereveningspensioenkapitaal dient te worden belegd conform de door de vermogensbeheerder vastgestelde adviesmix voor de leeftijdsklasse waartoe de (Gewezen) Deelnemer behoort.
Ten behoeve van de Gewezen Partner wordt het saldo van de beleggingsrekening aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen op de Pensioendatum, dan wel de eerdere Herschikdatum van de Deelnemer naar analogie van het in artikel 4.1.4. bepaalde.
De Gewezen Partner kan geen gebruik maken van de flexibele mogelijkheden in artikel 9. (Module Herschikken Pensioenen) van het pensioenreglement.
Bij scheiding wordt aan de Gewezen Partner schriftelijk mededeling gedaan van het verleende recht op uitbetaling van pensioen.
De Deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
De financiering van het bijzonder ouderdomspensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het aan hem toe te kennen bijzonder ouderdomspensioen.
4.2.2.
In geval van scheiding van een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde vindt verevening van het tijdens het huwelijk dan wel de duur van het geregistreerd partnerschap bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”. De Gewezen Partner van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” recht op uitbetaling van de helft van het gedeelte van het ouderdomspensioen van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde dat kan worden toegerekend aan de Verstreken Deelnemersjaren gelegen tussen de huwelijksdatum, respectievelijk de registratiedatum van het partnerschap en de datum van beëindiging van het deelnemerschap, vermeerderd met de op de datum van scheiding reeds toegekende verhogingen uit hoofde van artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
Indien de Gewezen Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het bijzonder ouderdomspensioen dat betrekking heeft op het pensioenkapitaal overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.1. vastgesteld.
De financiering van het bijzonder ouderdomspensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het aan hem toe te kennen bijzonder ouderdomspensioen.
4.2.3.
Het recht op uitbetaling bestaat ten opzichte van de Stichting, mits binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap mededeling aan de Stichting is gedaan. Die mededeling dient te geschieden door de (Gewezen) Deelnemer, of de Gepensioneerde, of de Gewezen Partner, door middel van een aanmeldingsformulier waarvan het model
is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4.2.4.
Indien het tijdstip van scheiding, respectievelijk de datum waarop het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd na de pensioendatum, dan wel de eerdere Herschikdatum ligt, gaat het recht op uitbetaling in een maand na de datum waarop de Stichting het in lid 3. genoemde aanmeldingsformulier heeft ontvangen.
4.2.5.
Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen de (Gewezen) Deelnemer en de (Gewezen) Partner overeenkomen dat de aanspraak op bijzonder ouderdomspensioen en het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 4.1. omgezet worden in een ouderdomspensioen op het leven van de (Gewezen) Partner, dat ingaat op een door de (Gewezen)
Deelnemer te bepalen tijdstip, gelegen tussen de 60-jarige leeftijd en de AOW-gerechtigde leeftijd. Het bepaalde in artikel 4.2.6. is dan van overeenkomstige toepassing.
4.2.6.
Het bijzonder ouderdomspensioen wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.2.7.
Het volgens artikel 2.3. berekende ouderdomspensioen wordt verminderd met het pensioen c.q. de pensioenen die zijn toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2., de leden 1. en 2.
4.3. Einde deelnemerschap vóór de Pensioendatum
4.3.1.
Indien het deelnemerschap eindigt vóór de (vervroegde) pensioeningang, anders dan door overlijden, zullen de volgende bepalingen gelden.
4.3.2.
De Gewezen Deelnemer verkrijgt een voor hem premievrije aanspraak op de bij beëindiging van het deelnemerschap volgens artikelen 2.3., 2.4., 2.5. opgebouwde aanspraken op ouderdoms-, partner-, wezenpensioen, respectievelijk op een volgens de artikelen 3. berekend pensioenkapitaal.
Er worden uit hoofde van artikel 5. (Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen) en artikel 7. (Module Risicoplus) geen premievrije aanspraken verleend.
4.4. Voortzetting pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid
4.4.1.
Indien de Deelnemer Arbeidsongeschikt raakt, behoudt hij, met inachtneming van het in dit artikel bepaalde, aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en op de beschikbare premies die hij bij de voortzetting van het deelnemerschap tot de Pensioendatum of tot eerder overlijden zou hebben verkregen. Indien bij de aanvang van het deelnemerschap reeds sprake is van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4.4.3., behoudt hij slechts aanspraak op voortzetting van het deelnemerschap zoals in artikel 4.4. beschreven, voor zover sprake is van toename van de Mate van Arbeidsongeschiktheid ten opzichte van de Mate van Arbeidsongeschiktheid bij aanvang van het deelnemerschap.
4.4.2.
De in het vorige lid bedoelde aanspraken worden berekend op basis van het Pensioengevend jaarsalaris, zoals dat geldt op 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop recht op een WAO- of WIA- uitkering is ontstaan, op basis van de arbeidsduur zoals die geldt op het moment van Arbeidsongeschikt worden en de Mate van Arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 4.4.3., zoals deze gold bij beëindiging van het dienstverband zoals bedoeld in artikel 1.3.2.
4.4.3.
Indien de Deelnemer na twee jaar gehele of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid voor 15% (WAO) respectievelijk 35% (WIA) of meer Arbeidsongeschikt is, heeft hij aanspraak op een (gedeeltelijke) voortzetting van het deelnemerschap conform de navolgende tabel.
Indien er sprake is van een WAO-uitkering | Indien er sprake is van een WIA-uitkering | |||
Bij een arbeidsongeschiktheid van | Voortzetting deelnemerschap | Voortzetting deelnemerschap | ||
80 | – | 100 % | 100 % | 100 % |
65 | – | 80 % | 72,5 % | 72,5 % |
55 | – | 65 % | 60 % | 60 % |
45 | – | 55 % | 50 % | 50 % |
35 | – | 45 % | 40 % | 40 % |
25 | – | 35 % | 30 % | 0 % |
15 | – | 25 % | 20 % | 0 % |
4.4.4.
Indien de Arbeidsongeschiktheid wijzigt en daarmee de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt, worden
de aanspraken over de periode vanaf het moment van wijziging tot de Pensioendatum opnieuw overeenkomstig dit artikel vastgesteld. Het een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.3.2. Ingeval na beëindiging van het dienstverband zoals bedoeld in artikel 1.3.2. een verhoging in de Mate van Arbeidsongeschiktheid plaatsvindt, wordt deze verhoging niet meer meegenomen in de berekening van de aanspraken overeenkomstig artikel 4.4. Verlagingen worden wel meegenomen in de berekening aan de aanspraken overeenkomstig artikel 4.4. Werken op basis van arbeidstherapie wordt niet beschouwd als werkzaam zijn.
4.4.5.
Indien de Deelnemer minder dan 15% (WAO) respectievelijk 35% (WIA) Arbeidsongeschikt wordt, kunnen aan artikel 4.4. geen verdere rechten worden ontleend en is het bepaalde in artikel 4.3.2. van toepassing.
In afwijking van bovenstaande in dit artikel geldt dat indien de Deelnemer binnen vier weken na beëindiging van de wachttijd alsnog meer dan 15% (WAO) respectievelijk 35% (WIA) Arbeidsongeschikt wordt verklaard, de bepalingen uit hoofde van artikel 4.4. van toepassing zijn.
4.4.6.
De op basis van het hiervoor vermelde te bereiken aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, worden jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.4.7.
Voor een Deelnemer die gedeeltelijk Arbeidsongeschikt is en gedeeltelijk werkzaam is, worden de voor hem opgebouwde pensioenen en de aan hem in totaal in uitzicht gestelde pensioenen vastgesteld op de som van:
de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pensioenen, die bepaald worden volgens de voorgaande leden van dit artikel en die samenhangen met zijn gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid;
de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pensioenen, die bepaald worden op basis van het actuele niveau van zijn Pensioengevend jaarsalaris en die samenhangen met zijn gedeeltelijke werkzaamheid, rekening houdend met de daarvoor geldende Parttime factor.
4.4.8.
Alle wijzigingen in het pensioenreglement die voor de Deelnemers van gelden, zijn van overeenkomstige toepassing voor de Arbeidsongeschikte Deelnemers.
4.5. Voortzetting dekking partnerpensioen in geval van onbetaald verlof
Het opnemen van onbetaald verlof tijdens de deelneming is tot een maximum van 18 maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
5. MO D U L E E X C E D E N T - A R B E I D S O N G E S C H I K T H E I D S P E N S I O E N
(ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN, BOVEN GRENSBEDRAG-AO)
5.1. Pensioengevend jaarsalaris excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
Het Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het deel van het Pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het Grensbedrag-AO.
5.2. Aanvang en beëindiging
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer, waarvoor een Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is, een arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet krachtens de WAO of de WIA, voor zover sprake is van Deelnemerschap op de eerste ziektedag. Indien de Deelnemer naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of de WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of de WIA voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
5.3. Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij ingang van de WAO- of WIA-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, 70% van het Pensioengevend jaarsalaris
voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen, geldend op 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO- of WIA-uitkering voor het eerst plaatsvindt.
5.4. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO- of WIA-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% is het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen een percentage van het onder artikel 5.3. omschreven excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen. Artikel 4.4.5. is van overeenkomstige toepassing.
Dit percentage is in geval er sprake is van een WAO-uitkering gelijk aan:
Mate van arbeidsongeschiktheid | % van het in artikel 5.3 omschreven arbeidsonge- schiktheidspensioen | % van het AOV-Pensioen- gevend jaarsalaris | ||
65% | - | 80% | 72,5 % | 50,75 % |
55% | - | 65% | 60 % | 42 % |
45% | - | 55% | 50 % | 35 % |
35% | - | 45% | 40 % | 28 % |
25% | - | 35% | 30 % | 21 % |
15% | - | 25% | 20 % | 14 % |
Minder dan 15% | 0 % | 0 % |
Dit percentage is in geval er sprake is van een WIA-uitkering (WGA) gelijk aan:
Mate van arbeidsongeschiktheid | % van het in artikel 5.3 omschreven arbeidsonge- schiktheidspensioen | % van het AOV-Pensioen- gevend jaarsalaris | ||
65% | - | 80% | 72,5 % | 50,75 % |
55% | - | 65% | 60 % | 42 % |
45% | - | 55% | 50 % | 35 % |
35% | - | 45% | 40 % | 28 % |
Minder dan 35% | 0 % | 0 % |
5.5. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid
5.5.1.
Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid tussen de aanvang van de uitkering van het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen en het moment waarop het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt beëindigd, wordt het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast conform het in artikel 5.5. bepaalde.
De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO- respectievelijk WIA-uitkering.
5.5.2.
Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in artikel 5.3. omschreven excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 5.4. genoemde tabel. Het uit te keren excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen, tezamen met de in artikel 7.3. bedoelde WAO-hiaatverzekering, in het artikel 7.4. bedoelde WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met het in artikel 7.5. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, is gemaximeerd. De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen zullen tezamen nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het actuele voor de Deelnemer geldende pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde pensioengevend jaarsalaris voor het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen, geldend per 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO- respectievelijk WIA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
5.5.3.
Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
6. M O D U L E E X T R A P E N S I O E N G E V E N D J A A R S A L A R I S
6.1. Werkingssfeer
Elke Aangesloten Onderneming kan het Pensioengevend jaarsalaris als geformuleerd in de overige Modules met één of meer beloningsbestanddelen uitbreiden, tot maximaal € 100.000 (bruto bij een fulltime dienstverband).
Een uitbreiding van het Pensioengevend jaarsalaris met een Extra Pensioengevend inkomensbestanddeel geldt voor alle andere Modules, met uitzondering van de 13e maand en de vaste eindejaarsuitkering die niet als Extra Pensioengevend jaarsalaris kunnen gelden voor de Module Beschikbare Premie.
6.2. Extra Pensioengevend jaarsalaris
Het Extra Pensioengevend jaarsalaris kan bestaan uit de 13e maand, de vaste eindejaarsuitkering, de provisie/ commissie, de ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag daarover, de consignatietoeslag en de persoonlijke toeslag.
6.3. Pensioenaanspraken
Voor de vaststelling van de aanspraken over het Extra Pensioengevend jaarsalaris dient in de van toepassing zijnde Modules onder “Pensioengevend jaarsalaris” te worden verstaan “Extra Pensioengevend jaarsalaris” en dient de Franchise op nul gesteld te worden.
7. M O D U L E R I S I C O P L U S
7.1. Algemeen Werkingssfeer
Op grond van deze Module kan elke afzonderlijke Aangesloten Onderneming, voor zover hiertoe fiscale ruimte bestaat, een:
• Aanvullend partnerpensioen;
• WAO-hiaatverzekering;
• WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen;
• Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen toezeggen, welke toezegging alsdan geldt voor alle of voor een nader te bepalen groep Deelnemers.
Voor Parttimers worden de pensioenen, berekend op basis van het Pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis, vermenigvuldigd met de Parttime factor.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen is van toepassing over het (deel van het) Pensioengevend jaarsalaris, zoals vastgelegd in de “Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming” (bijlage IV).
Indien het deelnemerschap aan de Stichting eindigt vóór de Pensioendatum, anders dan door overlijden of door gebruik te maken van de Module Vervroegde Uittreding, worden op grond van de regelingen in deze Module geen premievrije aanspraken verleend.
7.2. Aanvullend partnerpensioen
7.2.1. Aanvang en beëindiging
Het aanvullend partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt.
7.2.2. Aanvullend partnerpensioen
Het aanvullend jaarlijks partnerpensioen bedraagt 10% van het bij overlijden geldende Pensioengevend jaarsalaris.
7.2.3. Aanpassing pensioen
Een ingegaan aanvullend partnerpensioen wordt jaarlijks aangepast conform de bepalingen van artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
7.3. WAO-hiaatverzekering (arbeidsongeschiktheidspensioen, onder het Grensbedrag-AO)
7.3.1. Aanvang en beëindiging
Het WAO-hiaatpensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer een Vervolguitkering krachtens de WAO geniet. Indien de deelnemer naast een Vervolguitkering krachtens de WAO een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het WAO-hiaatpensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd. Het WAO-hiaatpensioen zal worden uitgekeerd zolang de Vervolguitkering krachtens de WAO voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
7.3.2. Aanspraken WAO-hiaatpensioen
De WAO-hiaatverzekering geeft de Deelnemer bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer recht op een WAO-hiaatpensioen, waardoor tezamen met de Vervolguitkering een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verkregen van 70% van het Pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat niet uitgaat boven het Grensbedrag-AO, geldend op 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop de WAO-uitkering voor het eerst aanvangt.
7.3.3. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het WAO-hiaatpensioen als bepaald onder 7.3.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Mate | van | arbeidsongeschiktheid | % van de onder 7.3.2. omschreven arbeidsonge- schiktheidsuitkering | |
65% | - | 80% | 72,5 % | |
55% | - | 65% | 60 % | |
45% | - | 55% | 50 % | |
35% | - | 45% | 40 % | |
25% | - | 35% | 30 % | |
15% | - | 25% | 20 % | |
Minder dan 15% | 0 % |
De Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op het uitkeringsniveau dat geldt op 1 mei voorafgaande aan de ingang van het WAO-hiaatpensioen.
7.3.4. Aanpassing WAO-hiaatpensioen
Het WAO-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 mei aangepast overeenkomstig de aanpassing van het Grensbedrag-AO.
7.3.5. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid
Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt het WAO-hiaatpensioen aangepast conform het bepaalde in de volgende leden van artikel 7.3. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO-uitkering.
7.3.6.
Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven WAO-hiaatpensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 7.3.3. genoemde tabel. Het uit te keren WAO-hiaatpensioen zal, tezamen met het in artikel 5. bedoelde excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met het in artikel 7.4. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, echter nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO, geldend per 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
7.3.7.
Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
7.4. WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen
7.4.1.
Het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer de betreffende uitkering ingevolge de WGA geniet. Indien de deelnemer naast een WGA-uitkering krachtens de WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 7.4.2. pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
7.4.2.
Voor de vaststelling van het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt het uitkeringspercentage in de in artikel 7.4.3 opgenomen tabel vermenigvuldigd met het Pensioengevend jaarsalaris tot maximaal het Grensbedrag-AO, waarna het aldus vastgestelde bedrag wordt geanticumuleerd met de uitkering ingevolge de WIA op jaarbasis.
7.4.3.
Voor het in artikel 7.4.2 bedoelde WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt de volgende tabel gehanteerd.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Uitkeringspercentage |
80% - 100 % 65% - 80 % | 70 % 50,75 % |
55% - 65 % | 42 % |
45% - 55 % | 35 % |
35% - 45 % | 28 % |
Minder dan 35% | 0 % |
De Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op het uitkeringsniveau dat geldt op 1 mei voorafgaande aan de ingang van het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen.
7.4.4.
Vanaf het moment van Arbeidsongeschikt worden, worden voor de vaststelling van de aanspraken op een WGA-pensioen de verschillende parameters (het grensbedrag-AO, minimumloon en het jaarsalaris vóór het intreden van de Arbeidsongeschiktheid) jaarlijks per 1 januari verhoogd conform de verhoging van het Grensbedrag-AO, een en ander met een maximum van 3% per jaar.
7.4.5.
Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid is de (Gewezen) Deelnemer verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van de herziening van de in dit artikel bedoelde WGA-uitkering.
7.4.6.
Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel
7.4.3. genoemde tabel. Het uit te keren WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen, tezamen met het in artikel
5. bedoelde excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met het in artikel 7.5. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen is gemaximeerd. De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen zullen tezamen nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO, geldend per 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop een WGA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
7.5. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (aanvulling van 70% tot 80%)
7.5.1. Aanvang en beëindiging
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer, waarvoor een Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is, een arbeidsongeschiktheidsuitkering geniet krachtens de WAO of WIA. Indien de Deelnemer naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of WIA voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
7.5.2. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
Het jaarlijks aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij een WAO- respectievelijk WIA- uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, 10% van het deel van het Pensioengevend jaarsalaris, dat door de Aangesloten Onderneming in dit kader van toepassing is verklaard.
7.5.3. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen als bepaald onder 7.5.2. aangepast
overeenkomstig de volgende schaal.
Mate van arbeidsongeschiktheid | % van de onder 7.5.2. omschreven arbeidsonge- schiktheidsuitkering | % van het Pensioengevend jaarsalaris. | ||
65% | - | 80% | 72,5 % | 7,25 % |
55% | - | 65% | 60 % | 6 % |
45% | - | 55% | 50 % | 5 % |
35% | - | 45% | 40 % | 4 % |
25% | - | 35% | 30 % | 3 % |
15% | - | 25% | 20 % | 2 % |
Minder dan 15% | 0 % | 0 % |
Bij een WIA / WGA-uitkering (WGA) ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen als bepaald onder 7.5.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Mate van arbeidsongeschiktheid | % van de onder 7.5.2. omschreven arbeidsonge- schiktheidsuitkering | % van het Pensioengevend jaarsalaris. | ||
65% | - | 80% | 72,5 % | 7,25 % |
55% | - | 65% | 60 % | 6 % |
45% | - | 55% | 50 % | 5 % |
35% | - | 45% | 40 % | 4 % |
Minder dan 35 | 0 % | 0 % |
7.5.4. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid
Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast conform het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO- respectievelijk WIA-uitkering.
7.5.5.
Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 7.5.3. genoemde tabel. Het uit te keren aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen zal, tezamen met het in artikel 5. bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met de in artikel 7.3. bedoelde WAO-hiaatverzekering respectievelijk het in artikel 7.5. bedoelde WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen, echter nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van
het (gedeelte van) voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO, geldend per 1 mei voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO- respectievelijk WIA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
7.5.6.
Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
8. M O D U L E V E R V R O E G D E U I T T R E D I N G
8.1. (Gedeeltelijke) Vervroegde Uittreding
De (Gewezen) Deelnemer heeft het recht het ouderdomspensioen te laten ingaan op de Herschikdatum zijnde een door hem te bepalen tijdstip gelegen tussen de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt en de AOW-gerechtigde leeftijd.
De (Gewezen) Deelnemer dient ten minste 6 maanden voor de Herschikdatum de Stichting hiervan in kennis te stellen. Het Bestuur kan hiertoe nadere regels stellen.
De Deelnemer is vanaf de 60 jarige leeftijd tevens gerechtigd het ouderdomspensioen gedeeltelijk te laten ingaan.
Indien de ingang gelegen is eerder dan 5 jaar voor de AOW-gerechtigde leeftijd, dient het dienstverband naar rato beëindigd te worden.
Bij herschikking van de Pensioendatum kan tevens gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid het ouderdomspensioen in hoogte te laten variëren. Het een en ander met inachtneming van het bepaalde hieromtrent in artikel 9.7. De variatie vindt plaats nadat toepassing is gegeven aan vervroeging of uitstel van de Pensioendatum.
Het verzoek tot vervroeging of uitstel van het levenslang ouderdomspensioen dient mede ondertekend te zijn door de partner van de (Gewezen) Deelnemer.
8.2. Ingang van het ouderdomspensioen vóór de 67-jarige leeftijd
De omzetting geschiedt op basis van de op het moment van de omzetting geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuarieel gelijkwaardige ruilvoet die voor mannen en vrouwen gelijk is. Het Bestuur stelt hiertoe op advies van de actuaris een ruilvoet vast voor één kalenderjaar. In de bijlage is de ruilvoet voor één kalenderjaar opgenomen alsmede de wijze waarop deze zal worden aangepast en voor de belanghebbenden kenbaar zal worden gemaakt.
Een aanpassing van de ruilvoet door het Bestuur geldt voor alle Deelnemers en Gewezen Deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit artikel omschreven uitruilmogelijkheid.
Voor de berekening van het levenslang partnerpensioen wordt uitgegaan van het levenslang ouderdomspensioen na toepassing van het in dit lid bepaalde.
8.3. Pensioenopbouw overige Modules bij Gedeeltelijk Vervroegde Uittreding
Indien na de 60-jarige leeftijd de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet op basis van een afwijkende arbeidsduur, terwijl daarnaast een ouderdomspensioenuitkering wordt ontvangen, vindt voor de periode waarin het ouderdomspensioen gedeeltelijk is ingegaan tot aan de Pensioendatum een gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats (conform de bepalingen voor een parttime dienstverband).
9 . M O D U L E H E R S C H I K K E N P E N S I O E N E N
9.1. Werkingssfeer
De (Gewezen) Deelnemer heeft vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt tot de Pensioendatum het recht de pensioenmiddelen te herschikken. Het pensioen dient dienovereenkomstig in te gaan. De (Gewezen) Deelnemer heeft tevens het recht om bij beëindiging van het deelnemerschap het bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partnerpensioen conform het bepaalde in artikel 9.5.
9.2. Pensioenmiddelen
Onder pensioenmiddelen wordt verstaan de som van de waarde van de pensioenaanspraken en de pensioenkapitalen, waarop per de berekeningsdatum recht bestaat. Onder pensioenaanspraken worden niet het bijzonder partnerpensioen, artikel 4.1.1. en het bijzonder ouderdomspensioen als bedoeld in artikel
4.1.4. verstaan.
9.3. Opties
De (Gewezen) Deelnemer heeft de mogelijkheid de pensioenmiddelen te herschikken volgens (een combinatie van) de hierna te noemen opties. De waarde van de pensioenaanspraken na het herschikken zal gelijk zijn aan de beschikbare pensioenmiddelen. Het herschikken van de pensioenen vindt plaats op basis van de ten tijde van de berekeningen bij de Stichting geldende tarieven. Hierdoor blijft ook na het herschikken recht bestaan op aanpassing van pensioenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
De omzetting geschiedt op basis van de op het moment van de omzetting geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuarieel gelijkwaardige uitruilfactoren die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Het Bestuur stelt hiertoe op advies van de actuaris een ruilvoet vast voor één kalenderjaar. In bijlage I is de ruilvoet voor één kalenderjaar opgenomen alsmede de wijze waarop deze zal worden aangepast en voor de belanghebbenden kenbaar zal worden gemaakt. Een aanpassing van de ruilvoet door het Bestuur geldt voor alle Deelnemers en Gewezen deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit artikel omschreven uitruilmogelijkheid.
9.4. Automatische omzetting van partnerpensioen
Voor de (Gewezen) Deelnemer zonder Partner op het moment van herschikken, wordt het partnerpensioen, verminderd met het eventueel reeds toegekende bijzonder partnerpensioen, op de Pensioendatum, dan wel de Herschikdatum overeenkomstig het bepaalde in artikel 9.2. automatisch omgezet in een ouderdomspensioen.
9.5. Optie 1: percentage partnerpensioen
De (Gewezen) Deelnemer met een Partner kan het partnerpensioen vaststellen op minimaal 0% en maximaal 80% van het ouderdomspensioen.
Een vastgestelde aanspraak op bijzonder ouderdomspensioen kan niet worden betrokken in een omzetting van het ouderdomspensioen in partnerpensioen.
Het na de uitruil resterende deel van het ouderdomspensioen zal en mag nooit minder bedragen dan het in artikel 1.11.2. genoemde grensbedrag.
9.6. Optie 2: overgang op langstlevende
Het ouderdomspensioen kan op een zodanige wijze worden verzekerd, dat voor de Gepensioneerde, bij overlijden van degene die op de Pensioendatum, dan wel de Herschikdatum de status van Partner heeft, het
ouderdomspensioen wordt verlaagd tot het niveau van het partnerpensioen.
9.7. Optie 3: fasering ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen kan worden vervangen door een ouderdomspensioen dat vanaf de datum van ingang gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 jaar, maximaal 33% hoger is dan het ouderdomspensioen in de periode daarna. Voor wat betreft het uitkeringsniveau voorafgaand aan de AOW- gerechtigde leeftijd kan bij de vaststelling van de begrenzing als bedoeld in de voorgaande volzin een bedrag ter grootte van de dubbele AOW-uitkering voor een gehuwde, als omschreven in de Algemene Ouderdomswet, buiten beschouwing blijven. Voor vervroeging van het ouderdomspensioen geldt het bepaalde in artikel 8.
Het eventuele partnerpensioen (exclusief het bijzonder partnerpensioen) kan daarbij ongewijzigd blijven of de voorheen geldende verhouding respectievelijk op grond van artikel 9.5. gekozen verhouding tussen ouderdoms- en partnerpensioen kan worden gehandhaafd.
9.8. Overige voorwaarden
Het Bestuur kan met betrekking tot de vermelde opties en de daarbij te hanteren procedures nadere voorwaarden stellen.
De (Gewezen) Deelnemer heeft slechts eenmaal de mogelijkheid om tot herschikking over te gaan, met dien verstande dat ingeval de (Gewezen) Deelnemer na een eventuele herschikking nog aanspraak maakt op een partnerpensioen dit partnerpensioen – met inachtneming van het bepaalde in dit artikel – op de Pensioendatum dan wel de Herschikdatum alsnog kan worden omgezet in een hoger ouderdomspensioen.
De (Gewezen) Deelnemer dient een besluit met betrekking tot de te kiezen opties ten minste
6 maanden voor de Pensioendatum dan wel de Herschikdatum aan het Bestuur kenbaar te maken.
Een verzoek tot herschikking dient te allen tijde te worden meeondertekend door de eventuele Partner van de (Gewezen) Deelnemer.
10. AANPASSING PENSIOENEN INACTIEVEN
10.1.
De opgebouwde, uitgestelde en ingegane pensioenen van (Gewezen en arbeidsongeschikte) Deelnemers respectievelijk Pensioengerechtigden worden, overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement, jaarlijks op 1 januari aangepast overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
Onder uitgestelde en ingegane pensioenen wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan elke aanspraak op c.q. elk recht op ouderdoms-, (bijzonder) levenslang partner-, wezen-, en op het
aanvullend- en excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen van Gewezen Deelnemers en/of Pensioengerechtigden waarvan het dienstverband met de Aangesloten Onderneming is verbroken.
10.2.
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de maatstaf als omschreven in lid 4. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast op basis van de uitgevoerde haalbaarheidstoets. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
10.3.
Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre een aanpassing als bedoeld in lid 1. plaatsvindt. Het Bestuur zal daarbij een leidraad hanteren waarin zijn opgenomen de uitgangspunten die gelden voor toekenning van een toeslag. Indien de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken, kan het Bestuur echter ook afwijken van de leidraad. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een toeslag te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen toeslagen en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur van de Stichting heeft op grond van dit artikel. Het bestuur handelt hierbij in overeenstemming met artikel 137 van de Pensioenwet.
10.4.
Op basis van de haalbaarheidstoets zal de Stichting aangeven welk niveau van toeslagverlening op lange termijn realistisch kan worden geacht. Hierbij geldt, dat de toeslagverlening maximaal gelijk zal zijn aan het percentage waarmee het prijsindexcijfer van oktober van het voorafgaande kalenderjaar afwijkt van het prijsindexcijfer van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar, zoals vastgesteld door het CBS. De prognose van de op lange termijn realistisch geachte toeslagverlening zal gebaseerd zijn op een continuïteitsanalyse, die volgens de voorschriften van De Nederlandsche Bank zal worden uitgevoerd.
10.5.
Het Bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid als vastgelegd in dit artikel aan te passen, in overeenstemming met de in de Statuten omschreven formele vereisten terzake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden.
10.6.
Een verlaging van de prijsindex wordt niet doorgevoerd, maar verrekend met toekomstige verhogingen.
1 1 . F I N A N C I E R I N G
11.1. Jaarlijkse inkoop
Jaarlijks op 1 januari c.q. op de datum van aanvang van het deelnemerschap wordt voor de Deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken, dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 december
van dat jaar, gefinancierd door middel van een voor elke Deelnemer vast te stellen jaarlijkse koopsom.
11.2. Financiering van nog niet ingekocht pensioen
Jaarlijks op 1 januari wordt voor Deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken dat bij overlijden en Arbeidsongeschiktheid ingevolge artikelen 11 nog niet is ingekocht, verzekerd op basis van eenjarige risicopremies.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de pensioenaanspraken voor aspirant-Deelnemers.
12. D E E L N E M E R S B I J D R A G E N
12.1. Deelnemersbijdragen
Het Bestuur stelt afhankelijk van de door de Aangesloten Onderneming gekozen Modules, overeenkomstig het bepaalde in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van de Stichting en de overeenkomst tussen de Aangesloten Onderneming en de Stichting, de verschuldigde premies vast.
Door de Deelnemers is een deelnemersbijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte door de Aangesloten Onderneming wordt vastgesteld. De deelnemersbijdrage wordt maandelijks of periodiek op het maandsalaris ingehouden.
Voor Parttimers wordt de deelnemersbijdrage vastgesteld op basis van het Pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis en vervolgens vermenigvuldigd met de Parttime factor.
1 3 . V R I J S T E L L I N G V A N C . Q . V E R P L I C H T E D E E L N A M E A A N B E D R I J F S T A K P E N S I O E N F O N D S
13.1. Werkingssfeer
Voor de Deelnemer die valt onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds gelden de volgende aanvullende bepalingen. Het in de artikelen 13.3. en volgende bepaalde geldt voor Deelnemers waarvoor geen vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds. Het in artikel 13.2. bepaalde geldt alleen voor Deelnemers waarvoor vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds.
13.2. Garantie pensioenaanspraken
Voor de Deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds, zullen de pensioenaanspraken krachtens dit Reglement in totaal bezien niet lager zijn dan de rechten, welke zij over de bij de Aangesloten Onderneming doorgebrachte dienstjaren bij dat bedrijfstakpensioenfonds zouden hebben verworven.
13.3. Module Middelloon, Module Beschikbare Premie
Indien bij een bedrijfstakpensioenfonds een maximum salaris of pensioengrondslag van toepassing is, worden op basis van de Modules Middelloon en Beschikbare Premie uitsluitend aanspraken toegekend over het gedeelte van het Pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het bedoelde maximum.
Indien en voor zolang het Pensioengevend jaarsalaris beneden bedoeld maximum salaris ligt, dan wel als er geen maximum gesteld is bij het bedrijfstakpensioenfonds, kan de Werknemer aan de hier bedoelde Modules geen aanspraken ontlenen.
13.4. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris
Bij de vaststelling van de aanspraken wordt geen rekening gehouden met het Extra Pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat van toepassing is.
13.5. Module Herschikken Pensioenen
Indien een Deelnemer verplicht deelneemt aan een bedrijfstakpensioenfonds en daarnaast op basis van dit Reglement aanspraken worden toegekend, is de Module Herschikken Pensioenen van toepassing voor zover deze aanspraken hiervoor in aanmerking komen.
13.6. Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
Tenzij de regeling van het bedrijfstakpensioenfonds daar (gedeeltelijk) in voorziet, behoudt de Deelnemer (gedeeltelijk) aanspraken op basis van de Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen.
13.7. Module Risicoplus
De Aangesloten Onderneming kan voor de Deelnemers, die verplicht deelnemen aan een bedrijfstakpensioenfonds de WAO-hiaatverzekering c.q. het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen in de Module Risicoplus van toepassing verklaren.
De overige onderdelen van de Module Risicoplus zijn niet van toepassing.
1 4 . F I S C A L E M A X I M A
In deze pensioenregeling kunnen niet méér pensioenaanspraken worden opgebouwd dan binnen het wettelijk kader van de Wet op de loonbelasting 1964 mogelijk is
1 5 . I N W E R K I N G T R E D I N G E N O V E R G A N G S R E G E L I N G E N
15.1. Inwerkingtreding
Dit Reglement is in werking getreden per 1 januari 2015 en is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2018.
15.2. Overgangsbepaling
a. Voor de Deelnemers uit hoofde van het onderhavige pensioenreglement geldt dat alle op
31 december 2014 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen op 1 januari 2015 worden geconverteerd naar de Pensioendatum uit hoofde van het onderhavige pensioenreglement.
De op 31 december 2014 opgebouwde aanspraken op partnerpensioen worden niet bij de hierboven bedoelde conversie meegenomen.
Voor 2015 geldt dat bij vervroeging uit hoofde van Module Vervroegde Uittreding eerst wordt vervroegd naar de 65-jarige leeftijd, waarbij de conversiefactoren worden gehanteerd die gebruikt zijn bij de conversie zoals hierboven bedoeld. Voor verdere flexibilisering na de uitruil van pensioenleeftijd 67 naar pensioenleeftijd 65, worden de factoren gehanteerd die zijn opgenomen in bijlage I.
b. Garantieregeling I
Voor degene die op 31 december 2005 Xxxxxxxxx was aan het op dat moment geldende pensioenreglement van de Stichting geldt een garantieregeling. Het garantierecht uit hoofde van deze garantieregeling beoogt een gehele of gedeeltelijke aanvulling tot het behaalbaar uitkeringsniveau op grond van de tot 1 januari 2006 bij de werkgever geldende pensioenregeling. Hiervoor worden – ter aanvulling op de uit dit Reglement voortvloeiende aanspraken – over de dienstjaren bij de werkgever/de Aangesloten Onderneming vóór 1 januari 2006 extra aanspraken (hierna: het Garantierecht I) toegekend. De hoogte van het Garantierecht I per 1 januari 2006 wordt aan de betreffende Deelnemers gemeld in een aparte pensioenbrief. De methodiek waarop dit Garantierecht I wordt vastgesteld, ligt vrijelijk ter inzage bij de Stichting.
Het Garantierecht I is gemaximeerd op de fiscale ruimte, welke betrekking heeft op de dienstjaren bij de werkgever gelegen vóór 1 januari 2006. Het bestuur kan voor het vaststellen van de fiscale ruimte nadere richtlijnen hanteren. Het Garantierecht I wordt vastgesteld op
1 januari 2006 en gedurende het (actieve) deelnemerschap verhoogd conform het bepaalde in artikel 2.6.
De toekenning, inkoop en financiering van het Garantierecht I zal niet eerder plaatsvinden dan op de 62-jarige leeftijd dan wel de vervroegde pensioendatum of, indien dit eerder is, op
31 december 2020. Ingeval het deelnemerschap vóór het moment van toekenning, inkoop en financiering van het garantierecht wordt beëindigd, heeft de Gewezen Deelnemer geen recht op Garantierecht I. Bij uitdiensttreding in verband met arbeidsongeschiktheid geldt dat geen toekenning, inkoop en financiering uit hoofde van Garantieregeling I zal plaatsvinden. Bij gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid vindt bij voortzetting van het deelnemerschap de toekenning, inkoop en financiering plaats naar rato.
Wettelijke disclaimer
Het pensioen dat op grond van dit lid voor de Deelnemer zal worden ingekocht omdat Deelnemer in het verleden gedurende de dienstbetrekking(en) een of meer perioden heeft gehad waarin minder pensioen is opgebouwd dan op grond van de fiscale regelgeving mogelijk is, wordt pas opgebouwd op het moment dat en voor zover de toegezegde aanspraken zijn gefinancierd. Wanneer de deelname van Xxxxxxxxx aan de pensioenregeling eindigt voordat deze aanspraken (volledig) zijn gefinancierd, heeft Xxxxxxxxx alleen recht op het op dat moment gefinancierde en opgebouwde deel van deze pensioenaanspraken. Indien bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling nog geen toegezegd pensioen over verstreken dienstjaren voor Deelnemer is ingekocht en opgebouwd, heeft Xxxxxxxxx dus ook geen recht op dit deel van uw toezegging. Als aan Xxxxxxxxx is toegezegd dat pensioenaanspraken over verstreken dienstjaren worden ingekocht, dan moeten deze uiterlijk binnen vijftien jaren nadat de toezegging is gedaan, zijn gefinancierd. Wanneer de Deelnemer binnen d ie vijftien jaar de Pensioendatum zou bereiken, moeten de in te kopen pensioenaanspraken al eerder zijn gefinancierd, namelijk uiterlijk op de Pensioendatum. Een eenmaal gedane toezegging tot inkoop van aanspraken over het verleden kan in beginsel niet wor den ingetrokken of gewijzigd.
B I J L A G E I
Algemene bepalingen
De factoren voor omzetting, afkoop of herschikking zoals opgenomen in dit addendum gelden voor het jaar 2018.
In de navolgende jaren zullen deze factoren bij bestuursbesluit opnieuw voor één kalenderjaar worden vastgesteld. De aangepaste factoren worden opgenomen op de website van de Stichting en zijn voorts opvraagbaar bij de Stichting. Bij een eerstvolgende wijziging van het pensioenreglement zullen de omzettingsfactoren in de bijlage worden geactualiseerd.
Indien een leeftijd ligt tussen de in de tabellen genoemde leeftijden, wordt de factor op de tussenliggende leeftijd naar rato (d.m.v. interpolatie) vastgesteld. Voor flexibilisering van de tijdelijke uitkeringen wordt de factor opnieuw berekend bij tussenliggende leeftijden.
Indien daartoe aanleiding bestaat, gehoord de actuaris en ter beoordeling van het Bestuur, kan het Bestuur de percentages ook tussentijds aanpassen.
Een aanpassing van de vermelde factoren geldt voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en overige belanghebbenden die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit pensioenreglement bedoelde mogelijkheden tot omzetting, afkoop of herschikking.
Afkoop kleine pensioenen (art. 1.11. pensioenreglement)
In de volgende tabellen staan de afkooptarieven zoals deze gelden voor afkoop van pensioenen indien lager dan omschreven in de Pensioenwet artikel 66, lid 5.
De afkooptarieven van het ingegane partnerpensioen zijn vastgesteld op het leven van de Partner. Afkoopgrens (2018) Euro 474,11
Afkoop ouderdomspensioen Afkoop latent partnerpensioen
Pensioenleeftijd = 67; leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 ouderdomspensioen | Leeftijd op de afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 partnerpensioen |
21 | 6,4912 | 21 | 1,8478 |
22 | 6,6796 | 22 | 1,9188 |
23 | 6,8727 | 23 | 1,9925 |
24 | 7,0708 | 24 | 2,0687 |
25 | 7,2739 | 25 | 2,1475 |
26 | 7,4819 | 26 | 2,2291 |
27 | 7,6950 | 27 | 2,3132 |
28 | 7,9131 | 28 | 2,4004 |
29 | 8,1362 | 29 | 2,4902 |
30 | 8,3644 | 30 | 2,5827 |
31 | 8,5974 | 31 | 2,6781 |
32 | 8,8354 | 32 | 2,7761 |
33 | 9,0780 | 33 | 2,8769 |
34 | 9,3253 | 34 | 2,9806 |
35 | 9,5767 | 35 | 3,0871 |
36 | 9,8323 | 36 | 3,1963 |
37 | 10,0915 | 37 | 3,3084 |
38 | 10,3541 | 38 | 3,4235 |
39 | 10,6195 | 39 | 3,5413 |
40 | 10,8874 | 40 | 3,6616 |
41 | 11,1568 | 41 | 3,7842 |
42 | 11,4273 | 42 | 3,9093 |
43 | 11,6981 | 43 | 4,0360 |
44 | 11,9683 | 44 | 4,1646 |
45 | 12,2366 | 45 | 4,2947 |
46 | 12,5018 | 46 | 4,4265 |
47 | 12,7623 | 47 | 4,5594 |
48 | 13,0182 | 48 | 4,6925 |
49 | 13,2689 | 49 | 4,8268 |
50 | 13,5148 | 50 | 4,9619 |
51 | 13,7559 | 51 | 5,0973 |
52 | 13,9930 | 52 | 5,2316 |
53 | 14,2267 | 53 | 5,3651 |
54 | 14,4582 | 54 | 5,4970 |
55 | 14,6878 | 55 | 5,6279 |
56 | 14,9168 | 56 | 5,7550 |
57 | 15,1446 | 57 | 5,8791 |
58 | 15,3736 | 58 | 5,9982 |
59 | 15,6039 | 59 | 6,1115 |
60 | 15,8346 | 60 | 6,2192 |
61 | 16,0679 | 61 | 6,3175 |
62 | 16,3030 | 62 | 6,4068 |
63 | 16,5414 | 63 | 6,4843 |
64 | 16,7841 | 64 | 6,5492 |
65 | 17,0322 | 65 | 6,6003 |
66 | 17,2880 | 66 | 6,6350 |
67 | 17,5542 | 67 | 6,6533 |
Afkoop ingegaan partnerpensioen
Leeftijd | voor € 1 | Leeftijd | voor € 1 | Leeftijd | voor € 1 |
op afkoopdatum | partnerpensioen | op afkoopdatum | partnerpensioen | op afkoopdatum | partnerpensioen |
20 | 41,3113 | 51 | 29,9989 | 82 | 9,0796 |
21 | 41,0965 | 52 | 29,4464 | 83 | 8,4515 |
22 | 40,8743 | 53 | 28,8829 | 84 | 7,8454 |
23 | 40,6443 | 54 | 28,3049 | 85 | 7,2615 |
24 | 40,4058 | 55 | 27,7148 | 86 | 6,7031 |
25 | 40,1584 | 56 | 27,1121 | 87 | 6,1757 |
26 | 39,9030 | 57 | 26,4972 | 88 | 5,6794 |
27 | 39,6379 | 58 | 25,8705 | 89 | 5,2084 |
28 | 39,3639 | 59 | 25,2334 | 90 | 4,7710 |
29 | 39,0800 | 60 | 24,5843 | 91 | 4,3676 |
30 | 38,7864 | 61 | 23,9274 | 92 | 3,9921 |
31 | 38,4823 | 62 | 23,2615 | 93 | 3,6486 |
32 | 38,1678 | 63 | 22,5832 | 94 | 3,3354 |
33 | 37,8423 | 64 | 21,8946 | 95 | 3,0519 |
34 | 37,5065 | 65 | 21,1990 | 96 | 2,7964 |
35 | 37,1601 | 66 | 20,4939 | 97 | 2,5680 |
36 | 36,8022 | 67 | 19,7815 | 98 | 2,3651 |
37 | 36,4331 | 68 | 19,0608 | 99 | 2,1876 |
38 | 36,0521 | 69 | 18,3374 | 100 | 2,0352 |
39 | 35,6596 | 70 | 17,6097 | 101 | 1,9107 |
40 | 35,2545 | 71 | 16,8764 | 102 | 1,8012 |
41 | 34,8381 | 72 | 16,1432 | 103 | 1,7053 |
42 | 34,4097 | 73 | 15,4077 | 104 | 1,6213 |
43 | 33,9689 | 74 | 14,6732 | 105 | 1,5482 |
44 | 33,5149 | 75 | 13,9412 | 106 | 1,4846 |
45 | 33,0497 | 76 | 13,2145 | 107 | 1,4293 |
46 | 32,5717 | 77 | 12,4935 | 108 | 1,3814 |
47 | 32,0827 | 78 | 11,7832 | 109 | 1,3398 |
48 | 31,5818 | 79 | 11,0838 | 110 | 1,3038 |
49 | 31,0671 | 80 | 10,3961 | ||
50 | 30,5393 | 81 | 9,7275 |
Afkoop ingegaan wezenpensioen
Leeftijd | voor € 1 |
op afkoopdatum | wezenpensioen |
0 | 19,3770 |
1 | 18,5705 |
2 | 17,7528 |
3 | 16,9238 |
4 | 16,0831 |
5 | 15,2307 |
6 | 14,3663 |
7 | 13,4891 |
8 | 12,5982 |
9 | 11,6933 |
10 | 10,7748 |
11 | 9,8429 |
12 | 8,8969 |
13 | 7,9377 |
14 | 6,9668 |
15 | 5,9860 |
16 | 4,9969 |
17 | 4,0018 |
18 | 3,0027 |
19 | 2,0017 |
20 | 1,0005 |
21 | 0,0000 |
Ruil latent partnerpensioen in extra ouderdomspensioen (art. 9.4. en 9.5. pensioenreglement)
In de volgende tabel staat het ouderdomspensioen vermeld dat kan worden aangekocht als € 1.000 partnerpensioen wordt omgezet in ouderdomspensioen.
Leeftijd op het moment | Factor | partnerpensioen voor omzetting in € | partnerpensioen na omzetting in € | ouderdomspensioen na omzetting in € |
van herschikking | ||||
67 | 0,2902 | 1.000 | 0 | 290,20 |
66 jaar en 8 maanden | 0,2915 | 1.000 | 0 | 291,50 |
66 jaar en 4 maanden | 0,2928 | 1.000 | 0 | 292,80 |
66 | 0,2941 | 1.000 | 0 | 294,10 |
65 jaar en 9 maanden | 0,2949 | 1.000 | 0 | 294,90 |
65 jaar en 6 maanden | 0,2957 | 1.000 | 0 | 295,70 |
65 | 0,2972 | 1.000 | 0 | 297,20 |
64 | 0,2996 | 1.000 | 0 | 299,60 |
63 | 0,3014 | 1.000 | 0 | 301,40 |
62 | 0,3026 | 1.000 | 0 | 302,60 |
61 | 0,3032 | 1.000 | 0 | 303,20 |
60 | 0,3034 | 1.000 | 0 | 303,40 |
Vervroeging van ouderdomspensioen (artikel 8.2. pensioenreglement)
In de onderstaande tabel staat het ouderdomspensioen vermeld voor en na vervroeging; er is verondersteld dat het partnerpensioen ongewijzigd blijft.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | Ouderdoms- pensioen voor vervroeging in € | Nieuwe ingangsleeftijd | Ouderdoms- pensioen na vervroeging |
60 | 0,6985 | 1.000 | 60 | 698,50 |
61 | 0,7321 | 1.000 | 61 | 732,10 |
62 | 0,7684 | 1.000 | 62 | 768,40 |
63 | 0,8075 | 1.000 | 63 | 807,50 |
64 | 0,8498 | 1.000 | 64 | 849,80 |
65 | 0,8957 | 1.000 | 65 | 895,70 |
65 jaar en 6 maanden | 0,9206 | 1.000 | 65 jaar en 6 maanden | 920,60 |
65 jaar en 9 maanden | 0,9331 | 1.000 | 65 jaar en 9 maanden | 933,10 |
66 | 0,9455 | 1.000 | 66 | 945,50 |
66 jaar en 4 maanden | 0,9637 | 1.000 | 66 jaar en 4 maanden | 963,70 |
66 jaar en 8 maanden | 0,9818 | 1.000 | 66 jaar en 8 maanden | 981,80 |
67 | 1,0000 | 1.000 | 67 | 1000,00 |
Vervroeging van ouderdomspensioen (artikel 8.2. pensioenreglement)
In de onderstaande tabel staat het ouderdomspensioen vermeld voor en na vervroeging; er is verondersteld dat het partnerpensioen zowel voor als na vervroeging 70% van het ouderdomspensioen bedraagt.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | Ouderdoms- pensioen voor vervroeging in € | Nieuwe ingangsleeftijd | Ouderdoms- pensioen na vervroeging |
60 | 0,7451 | 1.000 | 60 | 745,10 |
61 | 0,7752 | 1.000 | 61 | 775,20 |
62 | 0,8072 | 1.000 | 62 | 807,20 |
63 | 0,8410 | 1.000 | 63 | 841,00 |
64 | 0,8770 | 1.000 | 64 | 877,00 |
65 | 0,9153 | 1.000 | 65 | 915,30 |
65 jaar en 6 maanden | 0,9358 | 1.000 | 65 jaar en 6 maanden | 935,80 |
65 jaar en 9 maanden | 0,9460 | 1.000 | 65 jaar en 9 maanden | 946,00 |
66 | 0,9562 | 1.000 | 66 | 956,20 |
66 jaar en 4 maanden | 0,9708 | 1.000 | 66 jaar en 4 maanden | 970,80 |
66 jaar en 8 maanden | 0,9854 | 1.000 | 66 jaar en 8 maanden | 985,40 |
67 | 1,0000 | 1.000 | 67 | 1000,00 |
Factoren met betrekking tot variatie in hoogte van het ouderdomspensioen (art. 9.7. pensioenreglement)
De factoren hebben alleen betrekking op het ouderdomspensioen vanaf de pensioenleeftijd. Het (eventuele) partnerpensioen blijft door toepassing van dit flexibele element van het pensioenreglement onveranderd.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 10% hoger, duur 5 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
OP voor omzetting in € | OP na omzetting gedurende de eerste 5 jaar in € | OP na omzetting in periode na eerste 5 jaar in € | ||
Leeftijd | Factor 5 jaar | |||
65 | 1,0725 | 1.000 | 1.072,50 | 975,00 |
65 jaar en 6 maanden | 1,0720 | 1.000 | 1.072,00 | 974,55 |
65 jaar en 9 maanden | 1,0718 | 1.000 | 1.071,80 | 974,36 |
66 | 1,0715 | 1.000 | 1.071,50 | 974,09 |
66 jaar en 4 maanden | 1,0712 | 1.000 | 1.071,20 | 973,82 |
66 jaar en 8 maanden | 1,0708 | 1.000 | 1.070,80 | 973,45 |
67 | 1,0705 | 1.000 | 1.070,50 | 973,18 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 10% hoger, duur 10 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 10 jaar | OP voor omzetting in € | OP na omzetting gedurende de eerste 10 jaar in € | OP na omzetting in periode na eerste 10 jaar in € |
65 | 1,0487 | 1.000 | 1.048,70 | 953,36 |
65 jaar en 6 maanden | 1,0479 | 1.000 | 1.047,90 | 952,64 |
65 jaar en 9 maanden | 1,0475 | 1.000 | 1.047,50 | 952,27 |
66 | 1,0471 | 1.000 | 1.047,10 | 951,91 |
66 jaar en 4 maanden | 1,0465 | 1.000 | 1.046,50 | 951,36 |
66 jaar en 8 maanden | 1,0460 | 1.000 | 1.046,00 | 950,91 |
67 | 1,0454 | 1.000 | 1.045,40 | 950,36 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 33% hoger, duur 5 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 5 jaar | OP voor omzetting in € | OP na omzetting gedurende de eerste 5 jaar in € | OP na omzetting in periode na eerste 5 jaar in € |
65 | 1,2262 | 1.000 | 1.226,20 | 921,95 |
65 jaar en 6 maanden | 1,2245 | 1.000 | 1.224,50 | 920,68 |
65 jaar en 9 maanden | 1,2236 | 1.000 | 1.223,60 | 920,00 |
66 | 1,2227 | 1.000 | 1.222,70 | 919,32 |
66 jaar en 4 maanden | 1,2215 | 1.000 | 1.221,50 | 918,42 |
66 jaar en 8 maanden | 1,2202 | 1.000 | 1.220,20 | 917,44 |
67 | 1,2190 | 1.000 | 1.219,00 | 916,54 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 33% hoger, duur 10 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 10 jaar | OP voor omzetting in € | OP na omzetting gedurende de eerste 10 jaar in € | OP na omzetting in periode na eerste 10 jaar in € |
65 | 1,1452 | 1.000 | 1.145,20 | 861,05 |
65 jaar en 6 maanden | 1,1426 | 1.000 | 1.142,60 | 859,10 |
65 jaar en 9 maanden | 1,1413 | 1.000 | 1.141,30 | 858,12 |
66 | 1,1400 | 1.000 | 1.140,00 | 857,14 |
66 jaar en 4 maanden | 1,1382 | 1.000 | 1.138,20 | 855,79 |
66 jaar en 8 maanden | 1,1364 | 1.000 | 1.136,40 | 854,44 |
67 | 1,1346 | 1.000 | 1.134,60 | 853,08 |
B I J L A G E I I
Voor het vanaf 1 augustus 2011 opgebouwde pensioenspaarkapitaal – waaronder mede begrepen het beleggingskapitaal opgebouwd vanaf 1 januari 2008 en de beleggingsopbrengsten over het ultimo 2007 opgebouwde pensioenspaarkapitaal – gelden de volgende aanwendingsfactoren. Deze aanwendingsfactoren worden jaarlijks door het Bestuur vastgesteld. De aanwendingsfactoren welke hieronder zijn opgenomen gelden voor het jaar 2015. In de navolgende jaren zullen deze factoren bij bestuursbesluit opnieuw voor één kalenderjaar worden vastgesteld. De aangepaste factoren worden opgenomen op de website van de Stichting en zijn voorts opvraagbaar bij de Stichting. Bij een wijziging van het pensioenreglement zullen de omzettingsfactoren in de bijlage worden geactualiseerd.
Aanwendingstarief Module Beschikbare Premie en Pensioenplus
Onderstaande tarieven gelden voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen en een bijbehorend latent partnerpensioen.
De tarieven voor € 1 pensioenspaarkapitaal zijn weergegeven.
Onderstaande tarieven gelden voor het in 2017 aanwezige pensioenspaarkapitaal.
leeftijd | ouderdomspensioen | latent partnerpensioen | leeftijd | ouderdomspensioen | latent partnerpensioen |
55 | 0,0335 | 0,1749 | 64 | 0,0435 | 0,1511 |
56 | 0,0343 | 0,1715 | 65 | 0,0451 | 0,1491 |
57 | 0,0352 | 0,1683 | 65 jaar en 6 maanden | 0,0460 | 0,1484 |
58 | 0,0361 | 0,1654 | 65 jaar en 9 maanden | 0,0464 | 0,148 |
59 | 0,0371 | 0,1627 | 66 | 0,0468 | 0,1476 |
60 | 0,0382 | 0,1603 | 66 jaar en 4 maanden | 0,0474 | 0,1472 |
61 | 0,0394 | 0,1581 | 66 jaar en 8 maanden | 0,0481 | 0,1467 |
62 | 0,0407 | 0,1561 | 67 | 0,0487 | 0,1463 |
63 | 0,0421 | 0,1534 |
Aanwendingstarief Pensioenplus
Onderstaande tarieven gelden voor een direct ingaand partnerpensioen respectievelijk een direct ingaand wezenpensioen. De tarieven voor pensioenspaarkapitaal zijn weergegeven.
leeftijd partner | Partnerpensioen | leeftijd partner | Partnerpensioen | leeftijd wees | Wezenpensioen |
20 | 0,0221 | 51 | 0,0297 | 0 | 0,0444 |
21 | 0,0222 | 52 | 0,0302 | 1 | 0,0462 |
22 | 0,0223 | 53 | 0,0308 | 2 | 0,0482 |
23 | 0,0224 | 54 | 0,0313 | 3 | 0,0504 |
24 | 0,0225 | 55 | 0,0320 | 4 | 0,0529 |
25 | 0,0226 | 56 | 0,0326 | 5 | 0,0558 |
26 | 0,0228 | 57 | 0,0334 | 6 | 0,0590 |
27 | 0,0229 | 58 | 0,0341 | 7 | 0,0627 |
28 | 0,0231 | 59 | 0,0349 | 8 | 0,0670 |
29 | 0,0232 | 60 | 0,0358 | 9 | 0,0720 |
30 | 0,0234 | 61 | 0,0367 | 10 | 0,0779 |
31 | 0,0235 | 62 | 0,0377 | 11 | 0,0852 |
32 | 0,0237 | 63 | 0,0388 | 12 | 0,0940 |
33 | 0,0239 | 64 | 0,0399 | 13 | 0,1052 |
34 | 0,0241 | 65 | 0,0412 | 14 | 0,1197 |
35 | 0,0243 | 65 jaar en 6 maanden | 0,0419 | 15 | 0,1391 |
36 | 0,0245 | 65 jaar en 9 maanden | 0,0422 | 16 | 0,1665 |
37 | 0,0248 | 66 | 0,0425 | 17 | 0,2077 |
38 | 0,0250 | 66 jaar en 4 maanden | 0,043 | 18 | 0,2766 |
39 | 0,0253 | 66 jaar en 8 maanden | 0,0435 | 19 | 0,4147 |
40 | 0,0255 | 67 | 0,0440 | 20 | 0,8291 |
41 | 0,0258 | 21 | 0,0000 | ||
42 | 0,0261 | ||||
43 | 0,0264 | ||||
44 | 0,0268 | ||||
45 | 0,0271 | ||||
46 | 0,0275 | ||||
47 | 0,0279 | ||||
48 | 0,0283 | ||||
49 | 0,0287 | ||||
50 | 0,0292 |
B I J L A G E I I I
Relevante bedragen
Datum | Maximum pensioengevend jaarsalaris | Franchise | Grensbedrag AOV | Maximum pensioengevend jaarsalaris (Module Beschikbare premie) |
1 januari 2015 | € 82.700,00 | € 12.642,00 | € 51.978,00 | € 100.000,00 |
1 januari 2016 | € 82.700,00 | € 12.953,00 | € 52.763,00 | € 101.519,00 |
1 januari 2017 | € 82.700,00 | € 13.123,00 | € 53.706,00 | € 103.317,00 |
1 januari 2018 | € 82.700,00 | € 13.344,00 | € 54.615,00 | € 105.075,00 |
B I J L A G E I V
Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming
Aangesloten Onderneming:
Module Wel/niet van toepassing
Opmerkingen
Middelloon Beschikbare premie
Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen Extra Pensioengevend jaarsalaris Flexibele Uittreding
Risicoplus
- WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
- Aanvullend partnerpensioen Herschikking Pensioenen
Voor akkoord directie Aangesloten Onderneming
Datum: Naam:
Handtekening:
B I J L A G E V
Aangesloten Onderneming
Per 1 januari 2018 zijn onderstaande werkmaatschappijen aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds Staples,
echter dit geldt niet in alle gevallen voor alle medewerkers.
Onderneming Vestigingsplaats
Staples Nederland Holding BV Amsterdam
Staples Nederland BV Amsterdam
Stichting Pensioenfonds Staples Xxxxxxxxxxxxx 00
0000 XX Xxxxxxxxx