VLAAMS PARLEMENT
Nr. 11
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 1996-1997
27 november 1996
HANDELINGEN
PLENAIRE VERGADERING
MORGENVERGADERING
DECREET GOEDKEURING OVEREENKOMST EG-RUSSISCHE FEDERATIE EN EG- MOLDAVIË DECREET OPRICHTING VZW DE RAND
INTERPELLATIES
MOTIE ONDERZOEK MILIEUBOXEN-CONTRACT RESOLUTIE DRAAGWIJDTE PROGRAMMADECREET RESOLUTIE FUNCTIE DECREET BEGELEIDING BEGROTING MONDELINGE VRAGEN
Nr. 11 – omslag 2
Inhoud
Nr. 11 | Woensdag 27 november 1996 Morgenvergadering |
Berichten van van verhindering | 1 |
Ontwerpen van decreet Indiening en verwijzing | 1 |
Voorstellen van decreet Indiening en verwijzing | 1 |
Voorstel van resolutie Indiening en verwijzing | 1 |
Motie van onderzoek Indiening | 1 |
Met redenen omklede moties Indiening | 2 |
Moties van aanbeveling Indiening | 2 |
Verslagen Indiening | 3 |
Advies van de Raad van State Indiening | 3 |
Opmerking van het Rekenhof Indiening | 3 |
Motie van de gemeenteraad Indiening | 4 |
Nota van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Indiening | 4 |
Advies van de Vlaamse Mediaraad Indiening | 4 |
Arrest van het Arbitragehof Indiening | 4 |
Kennisgeving van het Arbitragehof Indiening | 4 |
Nr. 11 – omslag 3
Ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de volgende internationale akten :
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994;
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994
– 407 (1995-1996) – Nrs. 1 en 2
Algemene bespreking 5
Sprekers : de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx, verslaggever, de heren Xxxxxx Xxxxxxxxxx, Xxx Xxx Xxxx- xxxxxxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxxx en minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx
Artikelsgewijze bespreking 11
Ontwerp van decreet houdende oprichting van de v.z.w. "De Rand" voor de ondersteuning van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel
– 402 (1995-1996) – Nrs. 1 tot 5
Algemene bespreking 11
Sprekers : de xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, verslaggever, de heren Xxxxxx Xxxxxx, Xxx Xxx Xxxx- xxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxx, de xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx, xxxxxxx Xxxxx Xxxx en minister Xxx Xxxxxxx
Artikelsgewijze bespreking 19
Interpellaties (Regl. art. 73)
Interpellatie van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de onbesprokenheid van de leden van de Vlaamse regering
Interpellatie van de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over een eventueel terugtreden van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling
Interpellatie van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de positie van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en
Tewerkstelling 23
Sprekers : de heren Xxxxx Xxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx, Xxxx Xxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xx Xxxxx, Xxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xx Xxx en minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx en Xxxxxx Xx Xxxxx
Met redenen omklede motie 37
Motie van de heren Xxxxx Xxxxxxxx en Xxxxxx Xx Xxxxx tot uitoefening van het recht van onderzoek over de offerte, de gunning en de verdere uitvoering van het milieuboxen-contract
– 480 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking 38
Sprekers : de heren Xxxxx Xxxxxxxx, Xxxxx Xx Xxx en Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx
Motie van orde
Voorstel tot spoedbehandeling in plenaire vergadering 39
Spreker : de xxxx Xxxxx Xx Xxx
Voorstel van resolutie xxx xx xxxxx Xxxxx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxx betreffende de draagwijdte van een programmadecreet
– 481 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking 39
Spreker : de xxxx Xxxxxx Xxxxxx
Nr. 11 – omslag 4
Voorstel van resolutie van de heren Xxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxx betreffende de functie van een decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting
- 491 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking 40
Sprekers : de heren Xxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xxxxxx
Regeling van de werkzaamheden 41
Bijlage
Mondelinge vraag van mevrouw Xxx Xxx Xxx Xxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van
Cultuur, Gezin en Welzijn, over een opvolgingsstructuur voor de rechten van kinderen, 44
Mondelinge vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid over de gevolgen van de nationale maatregel
om het kadastraal inkomen van tweede woningen te verhogen 46
Mondelinge vraag van de heren Xxxxxx Xxxxxx en Xxxx Xxx Xxxxx tot de xxxx Xxxx xxx Xxxxxx,
Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over 'Opsporing verzocht' op VTM 48
Mondelinge vraag van de xxxx Xxxx Xxxxxxxx tot de xxxx Xxxx xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Eco-
nomie, KMO, Landbouw en Media, over het Voetbalcontract 1998-2002 50
Mondelinge vraag van de xxxx Xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over het doorgeven aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van adressen van Vlaamse inwijkelingen in Brussel 51
-1-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
VOORZITTER : De xxxx Xxxxxxx Xx Xxxxxxxxx
– De notulen van de jongste vergadering worden ter tafel gelegd.
– De vergadering wordt geopend om 10.01 uur.
De voorzitter : Dames en heren, de vergadering is geopend.
BERICHTEN VAN VERHINDERING
Xxx Xxxxxxxx, Xxx Xx Xxxxxxxxxxxxx : gezond- heidsredenen.
ONTWERPEN VAN DECREET
Indiening en verwijzing
De voorzitter : De volgende ontwerpen van decreet werden ingediend :
– Ontwerp van decreet betreffende het Vlaams promotiecentrum voor agro- en visserijmarke- ting (VLAM)
– 482 (1996-1997) – Nr. 1
Verwezen naar de Commissie voor Werkgele- genheid en Economische Aangelegenheden.
– Xxxxxxx van decreet houdende bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse regering van 22 oktober 1996 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 26 september 1996 tot coördinatie van de wet van 29 maart 1962 hou- dende organisatie van de ruimtelijke ordening en de stedebouw
– 489 (1996-1997) – Nr. 1
Verwezen naar de Commissie voor Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer.
VOORSTELLEN VAN DECREET
Indiening en verwijzing
De voorzitter : De volgende voorstellen van decreet werden ingediend :
– Voorstel van decreet van de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx c.s. houdende het Groeningemonu- ment te Kortrijk te beschouwen als symbool van de Vlaamse Gemeenschap
– 477 (1996-1997) – Nr. 1
Verwezen naar de Commissie voor Cultuur en Sport.
– Voorstel van decreet van xxxxxxx Xxxxx Xxxx houdende scheidingsbemiddeling
– 487 (1996- 1997) – Nr. 1
Verwezen naar de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin.
– Voorstel van decreet van de xxxx Xxx Xxxxxxx
c.s. houdende wijziging van artikel 48 van het Wetboek der Successierechten inzake in partne- riaat samenwonenden
– 488 (1996-1997) – Nr. 1
Verwezen naar de Commissie voor Financiën en Begroting
VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Indiening en verwijzing
De voorzitter : Het volgend voorstel van resolutie werd ingediend :
– Voorstel van resolutie xxx xx xxxxx Xxxxx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxx betreffende de draagwijdte van een programmadecreet
– 481 (1996-1997) – Nr. 1
Verwezen naar de plenaire vergadering
MOTIE VAN ONDERZOEK
Indiening
De voorzitter : De volgende motie van onderzoek werd ingediend :
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-2-
Voorzitter
– Motie van onderzoek xxx xx xxxxx Xxxxx Xxxxx- ter en Xxxxxx Xx Xxxxx tot uitoefening van het recht van onderzoek over de offerte, de gunning en de verdere uitvoering van het milieuboxen-contract
– 480 (1996-1997) – Nr. 1
MET REDENEN OMKLEDE MOTIES
Indiening
De voorzitter : De volgende met redenen omklede moties werden ingediend :
– Met redenen omklede motie van de xxxx Xxxx Xxxxxx, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx, de heren Her- man Xx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx en Xxxxxxx Xxx- doen tot besluit van de op 14 november 1996 door de xxxx Xxxx Xxxxxx in commissie gehou- den interpellatie tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegen- heden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over de werking van het Sociaal Impulsfonds
– 479 (1996-1997) – Nr 1
– Met redenen omklede motie van xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxx en de heer Xxxxx Xxx- corps tot besluit van de op 20 november 1996 door de xxxx Xxxxx Xxxxxxxx in commissie gehouden interpellatie tot de xxxx Xxxx Xxxxx- termans, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, over de afstemming van de nieuwe gemeentelijke milieuconvenanten op het geheel van het Vlaams milieubeleid
– 483 (1996-1997) – Nr 1
– Met redenen omklede motie van xxxxxxx Xxxxx Xxxx, de xxxx Xxx Xxxxxxx en xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx tot besluit van de op 21 november 1996 door xxxxxxx Xxxxx Xxxx in commissie gehouden interpellatie tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de uit- stapregeling voor 55-plusser in het hoger onder- wijs buiten de universiteit
– 484 (1996-1997) – Nr. 1
– Met redenen omklede motie van xxxxxxx Xxxxx Xxxx, de heren Xxxxx Xxxxx en Xxx Xxxx-
sen tot besluit van de op 21 november 1996 door de xxxx Xxxxx Xxxxxxxxxxxx in commissie gehouden interpellatie tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaam- se regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de implementatie van het Vlaams beleids- en praktijkgericht onder- wijsonderzoek in het onderwijsbeleid
– 485 (1996-1997) – Nr. 1
– Met redenen omklede motie van xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxx Xxxx en de xxxx Xxx Xxxxxxx tot besluit van de op 21 november 1996 door de xxxx Xxxxx Xxxxx in commissie gehouden interpellatie tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxxx, minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, over de pro- grammatiestop in het deeltijdse kunstonderwijs
– 486 (1996-1997) – Nr. 1
MOTIES VAN AANBEVELING
Indiening
De voorzitter : De volgende moties van aanbeve- ling werden ingediend :
– Xxxxx xxx xxxxxxxxxxx van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot besluit van het op 6 november 1996 in com- missie gehouden debat over de beleidsbrief Energie 1996-1999
– 427 (1996-1997) – Nr. 3
– Motie van aanbeveling van de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx tot besluit van het op 6 november 1996 in commissie gehouden debat over de beleids- brief Energie 1996-1999
– 427 (1996-1997) – Nr. 4
– Motie van aanbeveling van de heren Xxxx Xxxxxxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxxx tot besluit van het op 6 november 1996 in commissie gehouden debat over de beleidsbrief Energie 1996-1999
– 427 (1996-1997) – Nr. 5
– Xxxxx xxx xxxxxxxxxxx xxx xx xxxxx Xxxxx Xxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xx Xxxxx, Xxxx Xxx Xxxxxxxx en Xxxxx Xxxx tot besluit van het op 14 november 1996 in commis- sie gehouden debat over de beleidsbrief Een
-3-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Voorzitter
vernieuwend economisch beleid voor Vlaande- ren. Beleidsprioriteiten 1997
– 447 (1996-1997) – Nr. 2
– Xxxxx xxx xxxxxxxxxxx xxx xx xxxxx Xxxxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxx en Xxxxx Xx Xxxxx tot besluit van het op 19 november 1996 in commis- sie gehouden debat over de beleidsbrief Een vernieuwend economisch beleid voor Vlaande- ren. Beleidsprioriteiten 1997
– 447 (1996-1997) – Nr. 3
– Xxxxx xxx xxxxxxxxxxx xxx xx xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxx Xx Xxxxx tot besluit van het op 19 november 1996 in commissie gehouden debat over de beleidsbrief Landbouw, Tuinbouw en Visserij, Beleidsprioriteiten 1997
– 448 (1996-1997) – Nr. 2
– Xxxxx xxx xxxxxxxxxxx xxx xx xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxx-Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxxxx tot besluit van het op 19 november 1996 in com- missie gehouden debat over de beleidsbrief
Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994 ;
2. de overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeen- schappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994
– 407 (1996-1997) – Nr. 2
– Verslag uitgebracht door de xxxx Xxxx Xxxxxx- xxxx namens de Commissie voor Werkgelegen- heid en Economische Aangelegenheden over de beleidsbrief Energie 1996-1999
– 427 (1996-1997) – Nr. 2
– Verslag uitgebracht door de heren Xxxx Xxxxx en Xxx Xxxxxxxxx namens de Commissie Ad Hoc inzake een eventuele toepassing van arti- kel 125 van de Grondwet
– 478 (1996-1997) – Nr. 1
Toerisme en Landbouwpromotie in Vlaande- ren, Beleidsprioriteiten 1997
– 467 (1996-1997) – Nr. 2
VERSLAGEN
Indiening
De voorzitter : De volgende verslagen werden ingediend :
– Verslag uitgebracht door de heer Xxxxxx Xxx- xxxxxxxxxx namens de Commissie voor Cultuur en Sport over het ontwerp van decreet houden- de oprichting van de v.z.w. "De Rand" voor de ondersteuning van het Nederlandstalig karakter van de Vlaamse Rand rond Brussel
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
Indiening
De voorzitter : Het volgende advies van de Raad van State werd ingediend :
– Advies van de Raad van State over het voorstel van decreet houdende vaststelling van de voor- waarden voor getroffenen van repressie en epu- ratie, en voor oorlogsslachtoffers om in aanmer- king te komen voor een financiële tegemoetko- ming
– 298 (1996-1997) – 2
Verwezen naar de Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin
– 402 (1996-1997) – Nr. 3
– Verslag uitgebracht door de xxxx Xxxxxxx Xxx- tekint namens de Commissie voor Buitenlandse
en Europese Aangelegenheden over het ont- werp van decreet houdende de volgende inter- nationale akten :
1. de overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeen- schappen en hun lidstaten enerzijds, en de
OPMERKING VAN HET REKENHOF
Indiening
De voorzitter : De volgende opmerking van het Rekenhof werd ingediend :
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-4-
Voorzitter
– Opmerking van het Rekenhof (N 14 –
1.360.199 B1) betreffende het ministerieel besluit van 11 oktober 1996 tot overschrijving van kredieten binnen het programma 64.20 van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1996
Deze opmerking ligt ter inzage op het Secretariaat van het Vlaams Parlement, afdeling Decreetgevend Secretariaat
MOTIE VAN DE GEMEENTERAAD
Indiening
De voorzitter : De volgende motie van een gemeenteraad werd ingediend :
– Brief van de stad Tongeren dd. 28 oktober 1996 rond de investeringsplannen 1996-2005 van de NMBS voor wat betreft de provincie Limburg.
Deze motie ligt ter inzage op het Secreriaat van het Parlement, afdeling Decreetgevend Secretariaat.
NOTA VAN HET MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Indiening
De voorzitter : De volgende nota van het Ministe- rie van de Vlaamse Gemeenschap werd ingediend :
– "Conjunctuurnota voor Vlaanderen" (oktober 1996) van de administratie Planning en Statis- tiek, departement Algemene Zaken en Finan- ciën
Deze nota ligt ter inzage op het Secretariaat van het Parlement, afdeling Decreetgevend Secretari- aat.
ADVIES VAN DE VLAAMSE MEDIARAAD
Indiening
De voorzitter : Het volgende advies van de Vlaam- se Mediaraad werd ingediend :
– Advies nr. 96/09 betreffende omvorming van de BRTN in een naamloze vennootschap van publiek recht (maxi-decreet) en het ontwerp- advies van het Comité van Experten
Deze nota ligt ter inzage op het Secretariaat van het Parlement, afdeling Decreetgevend Secretari- aat.
ARREST VAN HET ARBITRAGEHOF
Indiening
De voorzitter : Het volgend arrest van het Arbitra- gehof ligt ter inzage bij het Secretariaat van het Parlement, Afdeling Decreetgevend Secreatriaat :
– Arrest 60/96 van 7 november 1996
– Arrest 61/96 van 7 november 1996
– Arrest 62/96 van 7 november 1996
– Arrest 63/96 van 7 november 1996
– Arrest 64/96 van 7 november 1996
– Arrest 65/96 van 13 november 1996
– Arrest 66/96 van 13 november 1996
KENNISGEVING VAN HET ARBITRAGE- HOF
Indiening
De voorzitter : De volgende kennisgeving van het Arbitragehof betreffende beroepen tot vernieti- ging en prejudiciële vragen ligt ter inzage bij het Secretariaat van het Parlement, Afdeling Decreet- gevend Secretariaat :
– Rolnummer 992
– Rolnummer 993
– Rolnummer 995
– Rolnummer 996
-5-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Voorzitter
– Rolnummer 998
ONTWERP VAN DECREET houdende goedkeu- ring van de volgende internationale akten :
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samen- werking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994 ;
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samen- werking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994
– 407 (1995-1996) – Nrs. 1 en 2
Algemene bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de volgende internationale akten :
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samen- werking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994 ;
0.xx Overeenkomst inzake partnerschap en samen- werking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994.
De algemene bespreking is geopend.
De xxxx Xxxxxxxxx, verslaggever, heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx, verslaggever (Op de tri- bune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minis- ter-president, collega's, de commissie voor Buiten- landse en Europese aangelegenheden besprak op haar vergadering van woensdag 6 november het ontwerp van decreet houdende de goedkeuring van de internationale akten.
Het ontwerp van decreet behelst de volgende zaken. Ten eerste wordt een overeenkomst geslo-
ten inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds.
Ten tweede wordt een overeenkomst gesloten inza- ke partnerschap en samenwerking tussen de Euro- pese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds.
Het Vlaams Parlement heeft een maand geleden, om precies te zijn op 23 oktober, reeds een partner- schaps- en samenwerkingsovereenkomst goedge- keurd, toen betrof het de overeenkomst met Oek- raïne. De overeenkomsten met de Russische Fede- ratie en de Republiek Moldavië zijn hiermee bijna identiek omdat voor de onderhandelingen met de GOS-staten steeds werd uitgegaan van een gemeenschappelijke basistekst.
In zijn inleiding situeerde de minister-president deze overeenkomsten binnen een brede historische context. Na het uiteenvallen van de Sovjetunie in 1991 besloot de Europese Gemeenschap de ban- den met de onafhankelijk geworden GOS-repu- blieken te versterken om zo bij te dragen tot een grotere stabiliteit en veiligheid op het Europese continent.
Met dit doel voor ogen hebben de Europese Gemeenschappen intussen met zowat alle voorma- lige Sovjet-republieken een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Rusland en Moldavië waren bij de eerste landen waarmee werd onderhandeld. De ondertekening van de akkoorden dateert van 1994.
Deze akkoorden werden, zoals alle partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, ook onderte- kend door de ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten van de Europese Unie. De reden hiervoor is dat de overeenkomsten ook handelen over aangelegenheden die niet tot de exclusieve bevoegdheid van de Europese Gemeenschap beho- ren.
Ook op intern Belgisch vlak hebben deze akkoor- den een gemengd karakter. Er worden zowel mate- ries behandeld die behoren tot de bevoegdheid van de federale overheid als materies die ressorteren onder de bevoegdheid van de gewesten en de gemeenschappen. Daarom is ook de goedkeuring van het Vlaams Parlement vereist.
Kort samengevat beogen de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten vier dingen. Ten eerste, het creëren van een kader voor een politie- ke dialoog. Ten tweede, het stimuleren van het
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-6-
Xxxxxxxxx
onderlinge handelsverkeer en de investeringen. Ten derde, economische, sociale, financiële, weten- schappelijke, technologische en culturele samen- werking. Ten vierde, het steunen van de inspannin- gen van Rusland en Moldavië op politiek en eco- nomisch gebied. De partnerschaps- en samenwer- kingsovereenkomsten zijn ook en vooral economi- sche akkoorden. Er wordt echter geen vrijhandels- zone ingesteld. Wel zal in 1998 worden nagegaan of op basis van de doorgevoerde economische hervor- mingen eventueel onderhandelingen kunnen wor- den opgestart over een dergelijke vrijhandelszone. Daarnaast passen de partijen, onder enig voorbe- houd, de regel van de meest begunstigde toe ten aanzien van elkaar. We moeten benadrukken dat een van de beginselen van de overeenkomst erin bestaat de democratische beginselen en de men- senrechten te eerbiedigen. Dat wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van het partnerschap. Alle overeenkomsten met de voormalige Sovjetre- publieken werden afgesloten voor een tijdsduur van tien jaar. Daarna zijn de overeenkomsten jaar- lijks hernieuwbaar.
Tijdens de bespreking in de commissie wilde de xxxx Xxxxxxxxxxx weten of het partnerschaps- en samenwerkingsverdrag met Rusland niet botst met het bilateraal verdrag uit 1993 over de verstand- houding en samenwerking tussen het koninkrijk België en de Russische Federatie. De minister-pre- sident bevestigde dat beide verdragen perfect com- patibel zijn. Het bilaterale akkoord houdt een aan- tal verplichtingen in voor Vlaanderen, terwijl de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten enkel op Vlaanderen betrekking hebben via een soort van cascade-effect dat ons in wezen tot niets verplicht.
Twee commissieleden betreuren dat er tot nu toe geen efficiëntere en definitieve regeling werd uit- gewerkt voor de handel in nucleaire splijtstoffen. Mevrouw Xxxxxxx-Xxxxxx benadrukte in deze con- text dat Rusland nog steeds geen enkel internatio- naal verdrag over nucleaire veiligheid of over het storten van radio-actief afval in zee heeft bekrach- tigd. Samen met de erbarmelijke ecologische toe- stand in grote delen van de voormalige Sovjet- Unie, was dit voor haar fractie voldoende om zich over de overeenkomst met de Russische federatie te onthouden bij de eindstemming.
In verband met de Russische toetreding tot de Raad van Europa betreurt de heer Xxx Xxxxxxxxx dat Rusland zonder veel omhaal werd toegelaten tot de Raad, alhoewel het land ernstige schendin-
gen van de mensenrechten beging tijdens het Tsjetsjeense conflict. Dit is voor hem een reden om zich te onthouden bij de stemming. De heer Plat- teau wenste deze stelling toch te nuanceren. Zon- der te willen beweren dat de Russische staat van- daag perfect functioneert, is er volgens hem in ver- gelijking met communistische tijden toch een grote vooruitgang geboekt. Hij argumenteert trouwens nadrukkelijk dat een verdrag de beste manier is om de banden te versterken. Een verdrag moet op termijn leiden tot een betere verstandhouding.
De xxxx Xxxxxxxxx wenst te vernemen welke alge- mene beleidslijn de Europese Unie volgt in het uit- kiezen van haar verdragspartners. Meer in het bij- zonder wilde hij vernemen waarom met sommige ex-Sovjet-republieken wel een PSO werd afgeslo- ten , met andere dan weer niet. De minister-presi- dent stelde dat de Europese Unie geen enkel GOS-land a priori uitsluit als potentiële verdrags- partner.
Tijdens de besprekingen benadrukte de SP-fractie dat over deze overeenkomsten werd onderhandeld op het Europese niveau. De lidstaten of hun deel- staten krijgen uiteraard wel de kans om hieraan een additionele invulling te geven. Vlaanderen moet voor deze invulling, gezien de beperkte mid- delen, goed afgewogen en stringent uitgevoerde en opgevolgde keuzes maken.
Deze keuzes mogen echter niet uitsluitend bepaald worden door mercantiele overwegingen. Aandacht moet ook gaan naar landen die het economisch moeilijker hebben en die behoefte hebben aan hulp.
Aan het einde van de besprekingen merkten diver- se commissieleden op dat de overeenkomst met Moldavië wat minder aan de orde was gekomen. Men wilde hiermee geenszins impliceren dat de betrekkingen van Vlaanderen met kleinere staten niet belangrijk of niet interessant zouden zijn.
Bij de eindstemming van het voorliggende ontwerp van decreet werd het decreet goedgekeurd met 8 stemmen tegen 2 onthoudingen.
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, waarde collega's, ik dank en feliciteer de ver- slaggever en de collega's van de commissie voor dit toch wel indrukwekkende verslag over de reeks verdragen die al behandeld en goedgekeurd zijn in
-7-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 0000
Xxxxxxxxxx
de commissie. Onze commisie was de jongste maanden de enige die aardig wat stof heeft aange- dragen om in deze plenaire zitting te behandelen. Vermits de beraadslaging en ook het verslag zo uit- gebreid waren, hoef ik hier niet veel aan toe te voe- gen, tenzij enkele algemene opmerkingen.
Ten eerste, na goedkeuring van dit verdrag en na evaluatie van de vele projecten die groeiden uit de al goedgekeurde verdragen, kunnen we stilaan gaan denken aan het vastleggen van enige vaste lij- nen inzake het Vlaamse beleid inzake Oost- en Centraal-Europa. Zo zal moeten worden vastge- steld of bepaalde opvattingen die in de commissie en ook in deze plenaire vergadering ter sprake kwamen de toets van de praktijk kunnen door- staan.
De verslaggever heeft al opgemerkt dat deze part- nerschaps- en samenwerkingsovereenkomst in de verhouding tussen Vlaanderen en Rusland eigen- lijk niet het belangrijkste feit is. Belangrijker is dat- gene wat door de Vlaamse regering op 22 oktober werd goedgekeurd en dat het voorwerp zal zijn van een volgende bespreking. Het gaat hier immers om een bilateraal akkoord, daar waar het onderhavige verdrag van Europees niveau, en zodoende eigen- lijk alleen een soort van cascade-effect heeft waar- door Vlaanderen in wezen tot niets wordt ver- plicht, in tegenstelling tot het akkoord waarin wel duidelijke verplichtingen zullen zijn ingebouwd.
Met andere woorden, het belang van dit verdrag is van wezenlijke politieke aard en betekenis en men kan dan ook de haalbaarheid van de Europese optie met betrekking tot Rusland in vraag stellen.
In de commissie heb ik de vraag gesteld of het niet te optimistisch is om nu al te spreken over de voor- afbeelding van een vrijhandelszone. Voor de Oost- Europese staten is dit natuurlijk een kerngegeven waar ze intens op hopen. We moeten ons echter hoeden voor overdreven verwachtingen.
Een Ruslandkenner zei onlangs het volgende over de huidige situatie : het Westen verlangt iets dat te overzien is. Welnu, mijns inziens is het duidelijk te zien en te voorzien welke staatsbelangen Rusland als imperiale staat heeft. Het Westen moet zich daarvan terdege bewust zijn. De Raad van Europa heeft de beslissing genomen om Rusland in deze Raad op te nemen. Het moet me van het hart dat deze beslissing werd genomen vanuit de overwe- ging dat dit de politiek is van het minste kwaad. De vraag is maar of het wel een juiste beslissing was,
rekening houdend met het feit dat de xxxx Xxxxx op dat moment heeft gezegd dat hij maar een halve democraat was. De vraag of Rusland al dan niet bij Europa hoort, blijft hoe dan ook onbeantwoord. In dat opzicht is het beter de feiten te zien zoals ze zijn en niet zoals men wenst dat ze zouden zijn. (Applaus)
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, collega's, het Vlaams Blok heeft zich bij de stemming in de commissie over dit ontwerp ont- houden. We zullen dit deze namiddag nogmaals doen. Dit betekent geenszins dat we een goede relatie tussen Europa en Rusland niet belangrijk vinden. Het betekent wel dat we het verkeerd vin- den om Rusland te behandelen zoals om het even welk ander Oost-Europees land, vooral omdat er tegelijkertijd een loopje wordt genomen met een aantal principes en criteria die wel op een aantal andere landen strikt worden toegepast. Ik kom daar later nog op terug.
Ik herhaal dat we goede relaties met Rusland zeer belangrijk vinden. Europa heeft rechtstreeks belang bij een stabiel Rusland, dat zo dicht moge- lijk bij Europa aansluit. Er zijn inderdaad een aan- tal gemeenschappelijke belangen. Een aantal van onze problemen kunnen niet worden opgelost zon- der de medewerking van Rusland. Ik denk hier vooral aan een aantal concrete problemen zoals het milieuprobleem, de nucleaire smokkel, de ille- gale immigratie en de gemeenschappelijke zuider- grens met de islamitische wereld. Een verdere ver- slechtering van de situatie in Rusland zou boven- dien de druk op een aantal bondgenoten opvoeren. Met sommigen van hen hebben we trouwens al bilaterale akkoorden afgesloten. Ik denk bijvoor- beeld aan Estland, Letland, Litouwen, Polen en Oekraïne.
Daar tegenover staat dat Rusland niet moet wor- den behandeld zoals elk ander Oost-Europees land. Ten eerste, omdat het zogenaamde Europese karakter van Rusland niet veel meer is dan een laagje vernis. Rusland is niet Europees of Azia- tisch, maar heeft een eigen culturele identiteit die tot uiting komt in de geschiedenis, godsdienst en optreden in de wereld.
In tegenstelling tot Rusland zijn een aantal kleine- re landen wel bereid om – in ruil voor een toe- komstig lidmaatschap van de Europese Unie –
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-8-
Xxx Xxxxxxxxxxxxx
hun binnenlandse politiek en hun economische beleid af te stemmen op de Europese richtlijnen. De Russische politiek daarentegen wordt beslist in het Kremlin en is afgestemd op Russische belan- gen. Buitenlandse adviezen of richtlijnen spelen geen rol of werken contraproductief. Zowat alle Russische politici zijn imperiaal of zelfs imperialis- tisch in hun denken. Rusland heeft, naast de opper- vlakte, de bevolking en de middelen, ook de wil om als grootmacht een onwrikbare rol te spelen. Voor- al door die Russische mentaliteit zal de opname van Rusland in Europese structuren het precaire Europese evenwicht in het gedrang brengen en de werkzaamheden verstoren. Rusland hoort niet thuis in de Europese instellingen, maar dat sluit bepaalde vormen van samenwerking niet uit.
Het is fout om een aantal principes en criteria, die wel strikt worden toegepast op andere landen, te versoepelen voor Rusland. Dit debat werd al eens gevoerd naar aanleiding van de toetreding van Rusland tot de Raad van Europa op 25 januari 1996. Een belangrijke minderheid van de leden van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa stelde dat deze toetreding niet opportuun was omwille van meerdere redenen : Rusland is geen rechtsstaat, het heeft een gebrekkig democra- tisch karakter, hoewel het nu al democratischer is dan in het verleden, maar de politieke instellingen zijn niet te toetsen aan wat men in West-Europa als norm stelt, verder is er het conflict in Tsjetsjenië en worden de mensenrechten niet gerespecteerd. Toe- treding zou deze problemen kunnen verhelpen, maar zoals de xxxx Xxxxxxxxxx al opmerkte, bewandelt men de weg van het minste kwaad. Ik geloof niet dat dat de juiste weg is. Van Kroatië, een land waarvan de aanvraag tot toetreding enke- le maanden later werd behandeld, werden de crite- ria wel scherp gesteld. Er werden aan Kroatië niet minder dan 21 voorwaarden opgelegd. Hier werd de redenering voor Rusland volledig omgekeerd.
De heer Xxx Xxxxxxxxx heeft in de commissie al geponeerd dat we gekant blijven tegen de hypocri- sie van een nieuwe wereldorde met twee maten, twee gewichten, waarbij alleen aan de kleinere vol- keren voorwaarden inzake democratisering en mensenrechten worden opgelegd. Liever dan Rus- land een soort typecontract voor Oost-Europese landen aan te bieden, pleiten wij voor een apart, specifiek verdrag tussen de Europese Unie en Rus- land. Zo moet onze onthouding deze namiddag worden geïnterpreteerd. (Applaus bij het VB)
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx (Op de tibune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, collega's, de faam van de redactie en de ver- slagen die bij de commissie voor Buitenlandse en Europese Aangelegenheden worden gevoegd, is terecht. Ook nu weer is het verslag uitstekend. Ze zijn de exacte weergave van de bespreking zelf en worden in een logische samenhang geredigeerd, wat alleen maar bewondering kan afdwingen. Mijn bewondering voor de verslaggevers uit ik alvast in formele zin, maar voor degenen die achter het ver- slag staan doe ik dat in reële zin.
Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, collega's, internationale verdragen afsluiten betekent internationale politiek voeren, een bui- tenlands beleid voeren. Internationale verdragen afsluiten betekent niet akte nemen als notaris maar gedecideerd ingrijpen, tussenkomen, leiding geven, keuzes maken.
Mijns inziens is dit de bedoeling van de besprekin- gen in de commissie voor Buitenlandse en Europe- se Aangelegenheden. In werkelijkheid wordt dit nog te weinig als dusdanig erkend. We willen in de commissie voor Buitenlandse Aangelegenheden niet pretenderen notarissen te zijn, maar we willen wel notarieel vastleggen wat er besproken is. We willen actief bezig zijn. Dit sluit goed aan bij de keuze die de minister-president maakt in verband met het buitenlandse beleid dat Vlaanderen zou willen voeren en dat het materieel zou kunnen voeren.
Ik stel vast dat we terzake worden gehinderd door grondwettelijke bepalingen. Het is niet zelden zo dat men in de politiek een voorafname kan doen van wat men morgen vastlegt in wetsbepalingen en in grondwetgevende keuzes.
Dus, mijnheer de minister-president, hoewel de federale regering een buitenlandse politiek voert, betekent dat mijns inziens nog niet dat dit ook een politiek is van de federatie. Aanvankelijk gebeurt dat waarschijnlijk informeel, waarna de formalise- ring dan nog moet gebeuren. Ik pleit er hoe dan ook voor dat het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering voortdurend zouden ijveren voor een federale buitenlandse politiek. Diegenen die daar vormelijk en regelgevend de leiding over hebben moeten de afspraken vastleggen en overleg plegen, zodat – wanneer we in 1999 of later tot vastleggin- gen komen – er de facto reeds een vorm van fede- ratieve buitenlandse politiek zou bestaan. Dat is een kwestie van wederzijds begrip. Men moet ook willen inzien dat dat de evolutie zal zijn, hoe moei- lijk dat ook mag lijken.
-9-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Xxx Xxxxxxxxxx
Xxxxxxxx de minister-president, ik denk dat u uit deze verklaring voldoende kunt afleiden waar wij naartoe willen. Ik zal u daar op tijd en bij vele gele- genheden aan herinneren. Na het uiten van deze wensen zal ik ook op een bepaald ogenblik vragen wat intussen de pragmatische situatie is. Welke afspraken zullen er zijn op dat ogenblik ? Hoe wordt er maandelijks of tweemaandelijks verga- derd over het buitenlands beleid ? Hoe worden de parlementen dan betrokken bij die evolutie ? Ik geef toe dat dat niet rechtstreeks te maken heeft met dit verdrag. In de commissie heb ik echter gezegd dat dit systeem samenhangt met andere akkoorden, die het gevolg zijn van Europese poli- tiek en eensgezindheid daarover binnen de Euro- pese politieke Unie.
Het volgende punt werd door mijn collega's niet eens aangeraakt. Daarom wil ik dat doen. Het klinkt misschien enigszins cru. Ik heb er geen pro- bleem mee als revolutionaire leiders later rege- ringsleiders worden. Dat is de normale gang van zaken. Ik heb er wel moeite mee wanneer in revo- xxxxxx leiders opstaan die zich in een wip een aantal goederen toeëigenen uit het algemeen bezit. Ik ken zo een aantal Russische leiders binnen federatieve eenheden van de vroegere USSR, die in het oude systeem behoorden tot de apparatsjiks en de tsarit- sen, de kameraden van het geheel. Een aantal van hen stapten bij de revolutie zonder dralen over naar het kapitalistische systeem. Ze werden van de ene dag op de andere eigenaars van grote bedrij- ven, alleen omdat ze op dat ogenblik in de juiste positie verkeerden. Ze hadden enkel het militaire uniform ingeruild voor een net Italiaans maatpak. Ze waren kapitalist geworden. Hun bezit kon bij- voorbeeld worden vergeleken met dat van de Van- derbilts of anderen. Dat zijn de respectabele heren die nu met ons aan tafel zitten, terwijl ze geen pen of computer gestolen hebben, maar eigenlijk de helft van het algemeen patrimonium in beslag heb- ben genomen. En wij gaan dan op Europees niveau deftig met hen aan tafel zitten. De roofridders zijn er nog altijd en worden bovendien internationaal geapprecieerd. Er is niemand die daar iets over zegt. Ik wens in dit parlement toch duidelijk te stel- len dat ik het daar moeilijk mee heb. Op bepaalde ogenblikken zullen de Europese Unie, België en Vlaanderen uitvoerig hun steun moeten verlenen aan echte democratiseringsprojecten, die beginnen aan de basis.
Voor het overige sluit ik me aan bij de opmerkin- gen van de andere sprekers. De Volksunie zal deze verdragen ondanks een groot principieel voorbe-
houd goedkeuren, omdat ze pragmatisch gezien de kar vooruit duwen. (Applaus bij de VU, de CVP en de VLD)
De voorzitter : Minister-president Xxx xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx (Op de tri- bune) : Xxxxxxxx de voorzitter, collega's, zoals ik in de commissie heb gezegd, betreft het voorliggende de politieke keuze van de Europese Unie om met alle GOS-republieken of ex-GOS-republieken samen te werken. Ik vind de hier gehouden beto- gen terecht en kan de stelling van de verslaggever onderschrijven dat het gaat om een afweging tegen de vele principiële bezwaren die een samenwer- king met de Russische federatie meebrengt in ver- band met mensenrechten, democratie enzovoort. Maar persoonlijk ben ik er wel van overtuigd dat we er alle belang bij hebben om die band aan te halen. Ik onderschrijf dus helemaal de benadering van de Europese Unie. Enkel door partnership kan de democratie in Rusland vooruitgang boeken. Er zijn negatieve en positieve elementen in de balans. De discussie over de eventuele toetreding tot de Raad van Europa heeft duidelijk aan het licht gebracht dat met de verschillende opinies rekening moet worden gehouden. Door deze overeenkom- sten verbinden we ons, maar ze verplichten ons tot niets : dat lijkt me de correcte benadering. Dat betekent dat ze volmaakt kunnen worden ver- zoend met de ter tafel liggende bilaterale overeen- komsten. Dat geldt ook voor de andere ex-GOS- republieken en/of landen van Centraal-Europa. In elk geval is het een mogelijkheid. Om het in muzi- kale termen uit te drukken : het is een ouverture die wordt gemaakt om samenwerking tot stand te brengen.
Zoals de heer Xxx Xxxxxxxxxx reeds verklaarde en zoals bleek uit de uitvoerige bespreking in de commissie naar aanleiding van het begrotingsde- bat, moeten we met de federale regering en de andere entiteiten tot een gesprek en een platform omtrent het buitenlands beleid komen. Daarvan ben ik een groot voorstander, zoals ik reeds in de commissie verklaarde. Een van onze belangrijke prioriteiten is niet alleen het bewerkstelligen van een federaal buitenlands beleid – in samenwer- king met de andere Belgische overheden -, maar ook het opbouwen van een federatief Belgisch bui- tenlands beleid. Daarbinnen moeten we ons zowel kunnen verbinden tot opties op langere termijn als een eigen herkenbaar beleid kunnen voeren betreffende onze bevoegheidsdomeinen.
In die zin ben ik het volledig eens met de heer Xxx- kerbuyk, wanneer hij het heeft over de wezenlijk
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-10-
Van den Brande
belangrijke punten van de overeenkomsten die hier vandaag worden besproken. Hij is het, denk ik, ook met mij eens wanneer ik beweer dat dit afwe- gen positief kan zijn, vanzelfsprekend mits enige kanttekeningen. In de toekomst zullen we dit con- creet kunnen invullen.
Verwijzend naar het verslag wil ik hier trouwens verklaren dat er niet werd gewacht op deze over- eenkomsten om concrete vormen van samenwer- king met de Russische Federatie tot stand te bren- gen, niet alleen op het vlak van onderwijs en de universitaire, academische wereld, maar ook op andere domeinen. In het kader van ons programma inzake Centraal- en Oost-Europa hebben een aan- tal projecten eveneens hun weg gevonden naar delen van de Russische Federatie. Ik pleit voor het bewerkstelligen van die samenwerking.
Xxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx, we zijn natuurlijk niet blind voor de door u aangehaalde punten. U zegt : Rusland is Rusland, het is niet Europa noch Azië. Dit laatste moeten we misschien relativeren. Delen van Rusland behoren immers ook tot Azië, net zoals men kan zeggen dat delen ervan ook tot Europa behoren. Het volstaat te bekijken wat cul- tureel en op handelsgebied leeft in een regio als deze van Sint-Petersburg : zo is er daar bijvoor- beeld de verbondenheid met de oude Hanzestruc- tuur en wat daarmee samenhangt. Het beeld is dus, geloof ik, iets genuanceerder. Rusland is geen vol- komen apart gegeven : het is een natie met vele facetten. Om die reden vind ik de koppeling met Europa absoluut aangewezen.
De voorzitter : De heer Xxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx (Op de tribune) : Mijn- heer de voorzitter, het is ongewoon dat ik na de minister-president moet spreken, maar ik had voor- dien het woord gevraagd. Wegens een misverstand ben ik echter niet aan bod gekomen : mijn veront- schuldigingen daarvoor.
Met betrekking tot dit ontwerp van decreet heb ik in de commissie reeds het woord genomen. Ik wil hier bevestigen wat we daar toen hebben gezegd. Op mijn beurt wil ik de verslaggever en al diege- nen die aan het verslag hebben meegewerkt bedan- ken. Ook onze fractie zal deze middag dit ontwerp van decreet goedkeuren, op basis van twee overwe- gingen. Het zijn ten eerste overwegingen van democratische aard, ten tweede zijn het overwegin- gen betreffende de samenwerking op sociaal-eco-
nomisch vlak, op het gebied van milieuzaken, op het gebied van het nucleaire aspect en op het vlak van self-defence.
De invloed van Xxxxxxx is zeer belangrijk voor de ontwikkeling van de democratie in dit grote land. Ik herinner me nog hoe hij in de doema zijn lid- kaart van de communistische partij verscheurde. Door deze symbolische daad kwam er een einde aan een zwarte periode van zeventig jaar, die nef- aste gevolgen had voor de democratie en waardoor Europa werd verdeeld in Oost en West. Vervolgens plaatste Xxxxxxx zich voor de kanonnen die waren teruggekeerd naar het Rode Plein. Nu vecht hij niet meer tegen kanonnen, maar tegen zijn ziekte. Het lijkt alsof hij ook deze strijd heeft gewonnen. Voor onze partij is Xxxxxxx een waarborg voor de verdere ontwikkeling van de democratie in Rus- land. Hij is de verpersoonlijking van de democra- tie. Op basis van deze overwegingen zullen wij dit ontwerp van decreet goedkeuren.
Op sociaal-economisch vlak is een overeenkomst met dit grote land onontbeerlijk. Europa kan niet zonder Rusland. De problemen in Tsjernobyl heb- ben duidelijk gemaakt hoe belangrijk het is om grenzen te verleggen. Dergelijke problemen kun- nen zich in de toekomst opnieuw voordoen. Indien het in de landen van het vroegere Oostblok niet goed gaat, zal de migratie naar het westen nog toe- nemen. Het is dan ook noodzakelijk om de demo- cratie in deze landen te steunen. Ik ben het niet eens met de heer Xxx Xxxxxxxxxxxxx die beweert dat Rusland geen Europees land is. Op historisch, economisch, sociaal en financieel vlak moet Rus- land wel degelijk als een Europese staat worden beschouwd. Het zou bedenkelijk zijn om hiermee geen rekening te houden.
In het verleden was het Russisch imperialisme een reëel gevaar. Rekening houdend met de interne problemen waarmee men heeft te kampen, meen ik dat dit nu niet meer het geval is. Ik ben voorzit- ter van de Mars voor de Vrede, een jaarlijkse mars van Moskou naar Zagorsk. Deze mars wordt ter plaatse met veel sympathie onthaald. De plaatselij- ke bevolking die tijdens de zeventig jaar durende periode van dictatuur haar les heeft geleerd, is voorstander van vrede. Dergelijke signalen moeten we dan ook steunen. We zullen dit ontwerp van decreet goedkeuren.
De voorzitter : De algemene bespreking is geslo- ten.
-11-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Voorzitter
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de volgende internationale akten :
1. de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap- pen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994 ;
2. de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap- pen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994.
Artikel 1
Dit decreet regelt gemeenschaps- en gewestaange- legenheden.
– Aangenomen.
Artikel 2
De volgende internationale akten zullen volkomen uitwerking hebben wat de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest betreft :
1. de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap- pen en hun lidstaten enerzijds, en de Russische Federatie anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10, de Protocollen 1 en 2 en de Slotakte, ondertekend in Korfoe op 24 juni 1994 ;
2. de Overeenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap- pen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Moldavië anderzijds, de Bijlagen 1, 2, 3, 4 en 5, het Protocol en de Slotakte, ondertekend in Brussel op 28 november 1994.
– Aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.
ONTWERP VAN DECREET houdende oprich- ting van de v.z.w. "De Rand" voor de ondersteu- ning van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel
– 402 (1995-1996) – Nrs. 1 tot 5
Algemene bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is het ontwerp van decreet houdende oprichting van de
v.z.w. "De Rand" voor de ondersteuning van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel.
De algemene bespreking is geopend.
De xxxx Xxxxxxxxxxxxx, verslaggever, heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, verslaggever (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, uit de toelichting van Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn blijkt dat het voorliggend ontwerp deel uitmaakt van het breder actieplan voor de rand rond Brus- sel. Dat plan heeft tot doel in deze subregio het Nederlandstalig karakter te vrijwaren en de Vlaamse cultuur te bevorderen. Het is tevens de bedoeling toe te zien op de naleving van de decre- ten en wetten, gericht op de handhaving van de eigen Vlaamse Gemeenschap.
Xx Xxxx, zo stelde de minister, moet een samen- hang en coördinatie creëren tussen de vijf bestaan- de culturele centra van de Vlaamse Gemeenschap en de Boesdaelhoeve te Sint-Genesius-Rode. De Rand zal een belangrijke rol spelen bij de verster- king van de Vlaamse identiteit in de rand. Dat zal vooral het geval zijn in de faciliteitengemeenten waar geen gemeentelijke erkende culturele centra, officiële cultuurraden, jeugdraden of cultuurconsu- lenten zijn, en waar het bibliotheeknet slecht is uit- gebouwd.
Door de werking van de culturele centra te verster- ken en ze te laten uitgroeien tot gemeenschapscen- tra, kan men de Nederlandstaligen een dienstverle- ning verzekeren op het niveau van de rest van Vlaanderen. De opdrachten van de gemeenschaps-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-12-
Vandenbossche
centra hebben betrekking op de organisatie van overleg en samenwerking, op het informatie- en documentatiecentrum, op de logistieke ondersteu- ning van de lokale adviesraden, op de signaalfunc- tie ten behoeve van de diverse overheden en op het onthaal, de informatie en de integratie van inwijkelingen en anderstaligen.
Naast de vijf culturele centra van de Vlaamse Gemeenschap zal er een bijkomende antenne van de vzw De Rand worden voorzien in de Boesdael- hoeve te Sint-Genesius-Rode. De minister gaf ook een toelichting bij de budgettaire voorzieningen. Hij deelde mee dat de financiële middelen worden verstrekt door de provincie Vlaams-Brabant.
Er werd verslag uitgebracht van de bijeenkomst van het Advies-en Overlegcomité voor Vlaams- Brabant en Brussel in de commissie voor Cultuur en Sport. Uit het debat bleek dat alles in het werk moet worden gesteld om de Vlaamse identiteit op een spontane wijze te kunnen beleven. Dat kan enkel, zo stelde de commissie, als er een open opstelling wordt nagestreefd. Dat werd ook door de minister benadrukt. Hij zei dat men zo lang- zaam maar zeker kan komen tot een verdraagzame samenleving waarin de Vlaming zich goed voelt. Hij zei dat het ontwerp van decreet ook uitgaat van de stelling dat de rand zich niet mag isoleren, maar een open relatie moet aangaan met Brussel en met Vlaanderen.
De gemeenschapscentra, zo stelde de minister, moeten daarom de functie van ontmoetingscen- trum waarmaken. Met betrekking tot de meer- waarde, zal dank zij de oprichting van de v.z.w. een breder draagvlak worden gecreëerd. Er werd tij- dens het debat ook benadrukt dat de belangrijkste optie het behoud van de identiteit van de Vlaamse inwoners van de faciliteitengemeenten, het Pajot- tenland en de Zennevallei is. Er werd gezegd dat de verankering en betrokkenheid van de plaatselij- ke verenigingen moet worden nagestreefd. Voor de samenstelling van de beheersorganen werd geko- zen voor de toepassing van de cultuurpactwetge- ving.
Tot daar, mijnheer de voorzitter, de samenvatting van het verslag van de bijeenkomsten van de com- missie voor Cultuur en Sport, en van het Advies-en Overlegcomité voor Vlaams-Brabant en Brussel.
Xxxxxxxx de voorzitter, dan neem ik nu mijn toege- stane spreektijd als spreker op.
Het Vlaams Parlement moet vandaag zijn stem uit- brengen over het initiatief van de minister van Cul- tuur met betrekking tot het behoud van het Vlaams karakter van de rand rond Brussel.
Xxxxxxxx de minister, uw initiatief tot oprichting van deze v.z.w. is in menig opzicht zeer belangrijk. Ten eerste geeft het Vlaams Parlement en uw rege- ring gevolg aan het verzoek, zo niet de eis, van de Vlaamse beweging om de Vlaamse identiteit in de rand met alle middelen te vrijwaren.
Het hoeft geen betoog dat uw initiatief op tijd en vooral noodzakelijk was. Het is noodzakelijk, omdat sinds de pacificatiewetten van 1963 de gren- zen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest defini- tief en onomkeerbaar werden vastgelegd. Sinds- dien is de Vlaamse rand onder een voortdurende en niet aflatende verfransingsdruk komen te staan. Een deel van de Belgische bevolking heeft de ver- bondenheid van het Vlaamse volk met haar territo- rium, het ius soli, voortdurend afgewezen op grond van een ongewettigd zogenaamd persoonlijk recht, het ius personae. Dit recht op cultuurbehoud steunde meer op de macht van het geld, dan op welke wettelijke maatregel dan ook.
Xxxxxxxx de minister, naar aanleiding van deze bespreking in dit parlement, wil ik hulde brengen aan de duizenden Vlamingen uit de Vlaamse rand die op een nooit aflatende wijze op sociaal, cultu- reel, economisch en politiek vlak weerstand bleven en blijven bieden aan het Fransdolle taal- en cul- tuurimperialisme.
Ten tweede is uw initiatief belangrijk, omdat het een eerste stap is in een globaal actieplan tot het behoud of het herwinnen van de Vlaamse identiteit in de rand. Mijnheer de minister, meer dan ooit dringt zich een globale benadering van de randpro- blematiek op. Daarbij zijn naast cultuur, ook onderwijs, welzijn, ruimtelijke ordening en econo- mische ontwikkeling belangrijke factoren in een totale strategie. Het wordt uitkijken naar de vol- gende initiatieven van deze regering.
Verder wens ik te onderstrepen dat het actieplan en de oprichting van deze v.z.w. niet zijn gericht tegen een interculturele samenleving. Het Vlaamse volk wordt gekenmerkt door zijn verdraagzaam- heid, openheid en zin voor samenleven. De vraag naar respect voor de Vlaamse eigenheid op Vlaams grondgebied versterkt eerder het interculturele karakter, het zwakt het niet af.
In het verleden heeft men al te vaak moeten vast- stellen dat de Franstaligen op een onbehouwen
-13-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Vandenbossche
wijze elk spoor van een groot Vlaams verleden in de rand hebben willen omhakken om in de plaats huizen en commercie in te voeren, tot enorme ont- goocheling en ergernis van de onthaalvriendelijke en open Vlaamse bevolking. De Vlaamse bevolking blijft tot vandaag vernederd door een aantal Vlaams-onvriendelijke gemeentelijke politici, die niets liever willen dan dat de faciliteitengemeenten aansluiten bij het Hoofdstedelijk Gewest om zo de zaak van de francofonie te dienen.
Ik verwijs op dit vlak naar het initiatief tot oprich- ting van de fameuze Conseil Consultatif des Fran- cophones de la Périphérie en het uitzenden van Télé Bruxelles in de rand. Zelfs voor de verkiezing van dit parlement hebben de Franstaligen een eigen lijst ingediend.
Collega's, de v.z.w. De Rand is niet gericht tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Hoofd- stedelijk Gewest wordt grondwettelijk gekenmerkt door zijn inbedding in een pacificatiemodel met beide grote gemeenschappen.
Dit pacificatiemodel staat op dit moment onder bijzonder grote druk. Brussel heeft nood aan de uitbouw van een open samenleving. Daartoe hoort vooral het respect voor de wil van het Vlaamse volk om de eigen identiteit in de rand te bevesti- gen. Alleen op grond van dit beginsel kan de hoofdstedelijke rol van Brussel worden uitge- bouwd. De Brusselse Vlamingen en de Vlamingen uit de rand vormen één gemeenschap. Samenwer- king van en uitwisseling tussen culturele centra is zeker niet ondenkbaar, eerder wenselijk. Het kan de Vlaamse verbondenheid tussen de Brusselse en de andere Vlamingen alleen maar versterken. De CVP-fractie zal met veel enthousiasme uw decreet goedkeuren. (Applaus bij de CVP)
De voorzitter : De heer Keulen heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : De VLD zal zich onthou- den bij de stemming over dit ontwerp van decreet. We kunnen ons volledig vinden in de basisfilosofie. Het versterken van de Vlaamse aanwezigheid in de rand is een bekommernis die iedereen deelt. In tweede instantie gaat het in dit ontwerp om bestuurlijke decentralisatie en daar schaar ik me ook achter.
Ik heb twee kritische bedenkingen bij de samen- stelling van de beheersorganen. Ik zie met name onvoldoende garanties voor het pluralistisch karakter van deze organen. U kent bovendien de
gemeenschapscentra een ruim takenpakket toe, dat verder gaat dan louter culturele opdrachten. Dat stemt me argwanend.
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Het verwondert me dat u het heeft over de samenstelling van de beheersor- ganen. In deze culturele materie verplicht het Cul- tuurpact ons dat pluralisme gestalte te geven. Als we dat niet doen, worden we onmiddellijk op de vingers getikt. Het pluralisme is structureel inge- bakken.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : Xxxxxxxx de minister, in de commissie hadden we het ook over de vertegen- woordiging van andersdenkenden. We kiezen hier voor een beheersformule waarbij vooral deskun- digheid vooropstaat. Dat uitgangspunt op zich is prima. We willen echter garanties voor de aanwe- zigheid van andersdenkenden. Ook de SP trad dat standpunt bij in de commissie.
Minister Xxx Xxxxxxx : Dat is inderdaad een must. Zelfs wanneer we voor deskundigheid kiezen, kun- nen alle ideologieën en filosofieën vertegenwoor- digd zijn. Er zijn deskundige mensen met een stevi- ge achtergrond.
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxx Xxxxxxxxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, de meesten zullen het niet zo aan- voelen, maar eigenlijk is de goedkeuring van dit decreet een pijnlijke aangelegenheid. Deze bespre- king zou overbodig zijn als we over voldoende middelen beschikten om de integriteit van ons grondgebied en de homogeniteit van de Vlaamse regio's te vrijwaren. Ondanks alle staatshervormin- gen en de zogenaamde verwezenlijking van de fameuze tien punten van de Vlaamse Raad van vóór de staatshervorming van 1992, moeten we onze tijd, energie en vooral middelen besteden aan een actieplan tegen een verdere verfransing van Vlaams-Brabant ten gevolge van allerlei Franstali- ge initiatieven. De xxxx Xxxxxxxxxxxxx heeft enke- le van die initiatieven opgesomd. We moeten enor- me inspanningen leveren om de Vlaamse identiteit rond Brussel te behouden. Dit is het zoveelste bewijs van het failliet van al die staatshervormin- gen. We kunnen nog altijd geen eigen taalwetge- ving uitvaardigen. We kunnen zelfs de bestaande taalwetgeving niet doen naleven. De meerderheid wil geen politieke maatregelen treffen met het oog op die naleving. We moeten hier allerlei maatrege-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-14-
Xxx Xxxxxxxxxxxxx
len verzinnen om de pletwals van de internationali- sering en verfransing wat trager over Vlaams-Bra- bant te doen rollen, in afwachting van het definitie- ve vonnis dat binnen enkele jaren zal worden vol- trokken als ook de Europese ingezetenen over stemrecht zullen beschikken.
Dit voorstel van decreet tot oprichting van de v.z.w. De Rand is samen met de toezegging van de bouw van een 200-tal woningen, de kroon van het veelge- roemde actieplan voor Vlaams-Brabant. Wat die woningbouw betreft, heb ik trouwens in de begro- tingsdocumenten gelezen dat het Rekenhof erop wees dat in de begroting van 1997 voor de vijfde maal al het saldo van de vastleggingsmachtiging 1992 voor Invest wordt overgedragen. We weten wat dat waard is.
Alles wat u daarnaast kunt bedenken om het autochtoon karakter van Vlaams-Brabant of van de rand rond Brussel te bewaren, is het oprichten van de v.z.w. De Rand, die voor het beheer moet zorgen van de verschillende gemeenschapscentra in de gordel rond Brussel. Deze v.z.w. krijgt ook wat taken toegeschoven die het louter culturele overstijgen. De openheid naar de inwijkelingen geldt als uitgangspunt in navolging van het rapport dat we enkele maanden geleden kregen van het studiebureau Mens en Ruimte. Iedereen die daar- op kritiek uit, verwijt men onmiddellijk bekrom- penheid en het willen optrekken van muren rond Vlaanderen. Dit is natuurlijk een karikatuur. Wan- neer we ons verzetten, is dat echter geen vorm van haat of fobie. Ik herhaal al wat ik daarover in de commissie zei : de naïeve openheid die de rege- ringspartij propageert, is dezelfde die ons tot bede- laars van onze rechten heeft gedegradeerd in Brus- sel. Die openheid heeft ons in 1962 heel wat Vlaamse gebieden als Edingen, Komen en Moesk- roen gekost. Die openheid heeft gezorgd voor de situatie waarin Vlaams-Brabant of toch een stuk van Vlaams-Brabant vandaag verkeert. Het is het soort openheid dat ervoor zorgt dat na verloop van tijd allerlei initiatieven zoals deze tot stand moeten komen die ervoor moeten zorgen dat er toch een spoor van de eigen cultuur kan overblijven en dat de overblijvende autochtonen niet verzuipen in een omgeving die alsmaar vreemder wordt. Wie hoopt dat de tienduizenden anderstaligen in Vlaams-Brabant onder de indruk zullen komen van ons cultureel aanbod en er zodanig zullen door worden gecharmeerd dat ze zich aanpassen aan, integreren in of zelfs assimileren met de oorspron- kelijke cultuur, die koestert illusies.
Ik wil niet ontkennen dat gelijkaardige initiatieven in Voeren een aantal positieve resultaten opleve- ren. De situatie in Voeren is echter helemaal anders. Zo zijn de meeste Franstaligen in Voeren geen inwijkelingen, maar verfranste Voerenaars. Het bevolkingsverloop in Voeren is heel wat klei- ner dan in de gordelgemeenten. Voeren ligt niet naast een grote agglomeratie als Brussel, maar op een behoorlijke afstand van de Luikse agglomera- tie. Voeren is dan ook veel minder een slaapge- meente voor de Luikse agglomeratie, dan de Vlaamse rand voor Brussel. Vlaams-Brabant grenst niet aan het volledig taalhomogene Nederland. Er zijn veel belangrijke factoren die in de Vlaamse rand rond Brussel niet spelen. Bovendien doet de nabijheid van Brussel ook een beetje vrezen dat de gemeenschapscentra in de rand dezelfde weg zul- len opgaan als de Brusselse. Die gemeenschapscen- tra in Brussel zijn een huis voor een beperkt aantal gelijkgezinden, maar zeker niet voor alle Vlamin- gen.
Anderzijds wordt gehoopt dat de gemeenschaps- centra een deel van de taken zullen overnemen die de lokale overheid normaal moet behartigen, maar op dit moment pertinent weigert. Dit initiatief zou de betrokken gemeentebesturen moeten aanpor- ren om alsnog alle Vlaamse decreten na te leven. Ik betwijfel dat dit doel zal worden bereikt.
Ik herhaal wat ik daarover in de commissie heb gezegd. Het is ontluisterend dat de Vlaamse rege- ring niet rechtstreeks te werk kan gaan, maar haar doel moet trachten te bereiken via deze gemeen- schapscentra en via de v.z.w. De Rand. Het Vlaams Blok zal zich niet verzetten tegen de oprichting van de v.z.w. De Rand, omdat we hopen dat die alsnog de goede richting zal uitgaan, maar het zou te ver gaan als we dit decreet goedkeuren. We zullen ons dus onthouden uit protest tegen de onmacht – en ook wel onwil of gebrek aan politieke moed – van de Vlaamse regering om doeltreffende maatrege- len te nemen voor Vlaams-Brabant. We onthouden ons ook omdat we niet geloven dat initiatieven als deze volstaan om het verdere identiteitsverlies van de Vlaamse gordel tegen te gaan. Ten slotte ont- houden we ons omdat er onvoldoende garanties zijn voor lokale inbreng en betrokkenheid. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxx : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de v.z.w. De Rand is een goed initiatief. Het probeert moderne technieken in te voeren in een systeem
-15-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Xxx Xxxxxxxxxxx
dat van oudsher is behept met de slechte kanten van de ambtenarij. Dat is trouwens de reden waar- om de VU-fractie in de provincieraad van Vlaams- Brabant dit initiatief genegen was en heeft goedge- keurd. Vandaag moet het Vlaams Parlement echter nagaan of de v.z.w. De Rand, gesitueerd in het alge- mene Vlaams-Brabant-beleid van dit parlement en de Vlaamse regering, opweegt tegen de passages met betrekking tot die provincie in de regerings- verklaring en de plannen van de Vlaamse regering. Xxxxxxxx de minister, in dat opzicht is de x.x.x. Xx Xxxx wel een eerste aanzet om het prachtig plan dat de Vlaamse regering heeft voorgesteld, te reali- seren. Maar aan die uitvoering moet veel intensie- ver worden gewerkt. Ik zal een aantal voorbeelden geven in verband met de bevoegdheid van de minister op dat vlak.
We weten dat de consultatiebureaus van Kind en Gezin ook zijn opgericht in Vlaams-Brabant. Bij het uitvaardigen van normen voor heel Vlaanderen heeft men er echter geen rekening mee willen hou- den dat die normen in Vlaams-Brabant niet kun- nen gelden omwille van de aanwezigheid van een groot aantal Franstaligen, vooral in Halle-Vilvoor- de. Ik geef een tweede voorbeeld. Gisteren hadden we het in de commissie voor Xxxxxxx en Gezond- heid over de blinde vlekken in het ambulante wel- zijnswerk in Vlaanderen. Tot mijn schade en schan- de heb ik de minister niets horen zeggen over ini- tiatieven voor de grote blinde vlek in het ambulan- te welzijnswerk in Halle-Vilvoorde. 550.000 inwo- ners blijven in dat verband verstoken van elk ini- tiatief. Ik wil hiermee illustreren dat de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement aandacht moe- ten schenken aan Vlaams-Brabant en een totaal- programma voor die provincie moeten uitvaardi- gen. Het volstaat niet dat ze enkel met specifieke maatregelen voor Vlaams-Brabant voor de dag komen, maar ze moeten daar tevens de maatrege- len die overal in Vlaanderen gelden, consequent toepassen.
Daarom, mijnheer de minister, verleent mijn fractie zijn akkoord aan dit voorstel wat de grond van de zaak betreft. Het ontwerp is echter onvoldoende over de hele lijn voor wat Vlaams-Brabant betreft. Daarom zullen we ons uiteindelijk toch onthouden. We zijn allerminst tegen het ontwerp gekant, maar als eerste aanzet stelt het te weinig voor. Het zou immers meer moeten zijn dan alleen een klein begin.
Ik voeg hier een aantal opmerkingen aan toe over het concept zelf van deze v.z.w. De Rand. Ze zal
ten eerste staan en vallen met het personeel dat er voor aangeworven wordt. Ondanks de toezeggin- gen wat het personeel betreft in de commissie voor Cultuur zowel als in het adviescomité Vlaams-Bra- bant-Brussel, zijn er op dit moment twee grote pro- blemen.
Ten eerste is het de vraag of we de zekerheid heb- ben dat er voldoende financiële middelen zullen zijn om deze v.z.w.-formule te financieren. U zegt van wel. In het verleden is echter al herhaaldelijk vastgesteld dat zowel wat de culturele decreten als het ambulant welzijnswerk betreft, de schattingen van de administratie steevast te laag waren.
Ten tweede kunnen we ons afvragen of het perso- neel wel zal overstappen. Als je met een volledig nieuwe staf moet werken, vraagt dat investeringen in opleiding en allerlei andere initiatieven. U zegt dat negentig percent van de ambtenaren zal over- stappen, maar daar bestaat geen zekerheid over. Wat dat betreft, tekenen we dan ook enig voorbe- houd aan bij de formule.
We moeten voor Vlaams-Brabant meer doen dan een aantal initiatieven nemen. Ik wijs er u op dat ik samen met mijn partij vind dat de Vlaamse rege- ring te traag start. In het dossier Vlabinvest hebben we zes jaar moeten wachten op de uitvoering. We vrezen dat we in dit dossier wellicht dezelfde ver- traging zullen meemaken. Dit wensen we niet. We willen een offensieve strategie om onze doelstellin- gen te realiseren : een Vlaams-Brabant waar het goed is om wonen voor alle Vlamingen, en dan vooral voor de Vlamingen die er zich komen vesti- gen en zich willen aanpassen aan de mentaliteit en de streektaal van Vlaams-Brabant. (Applaus bij de VU)
De voorzitter : Mevrouw Xxxxxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister, colle- ga's, ik heb het debat over het voorliggende ont- werp van decreet wel meegemaakt in het adviesco- mité Brussel-Vlaams-Brabant, maar niet in de commissie voor Cultuur. Daar is de uiteindelijke bespreking gevoerd en de stemming gehouden. Daarom wil ik nog even tussenkomen.
Ik beperk mij echter tot het decreet zoals overeen- gekomen in het Bureau, en weid niet uit over de problematiek van Vlaams-Brabant, zoals mijn col- lega. Het ontwerp van decreet is op zich niet slecht. Het is misschien een heel klein stapje, ik zou het een randverschijnsel willen noemen. We twijfelen
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-16-
Verwimp-Sillis
er echter aan of het een goede aanpak is tegen de verfransing en de internationalisering van Brussel. Volgens ons wordt hier immers een vals probleem aangekaart. Het probleem heet in wezen immers stadsvlucht. Als Brussel leefbaar zou zijn, was er van verfransing volgens ons geen sprake. Het is dus geen communautair maar een sociaal probleem.
Een actieplan om Brussel te versterken als een smeltkroes van evenwichtige gemeenschappen is op weg naar het parlement. We wachten daar dan ook vol ongeduld op. Als we de atlas van het gemeentelijk cultuurbeleid bekijken voor de gemeenten waarop dit ontwerp van decreet betrek- king heeft, merken we dat al deze gemeenten eigenlijk beschikken over een culturele infrastruc- tuur. Ook de gemeenten, zoals Linkebeek, waarvan de samenstellers van dit boek geen enkele respons hebben gekregen. Geen antwoord houdt niet in dat in de gemeente Linkebeek geen culturele infra- stuctuur bestaat.
We vinden dan ook dat het de taak is van de hoge- re overheid om haar invloed uit te oefenen op de gemeentebesturen opdat ze in de geest van taalhof- felijkheid met al hun bewoners zouden omgaan. Het gaat niet op om via een decreet deze opdracht van de overheid door te sluizen naar een v.z.w.. Al vinden we het ontwerp van decreet op zichzelf niet slecht, toch is dit klein stapje te weinig om het goed te keuren. We zullen ons dan ook bij de stemming deze namiddag onthouden. (Applaus bij AGA- LEV)
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx : Mijnheer de voor- zitter, mijnheer de minister, waarde collega's, het zal voor niemand een geheim zijn dat ik het moei- lijk heb met het actieplan van de regering. In dit plan voor de rand was er al sprake van de oprich- ting van de v.z.w. De Rand, die nu ter bespreking ligt. De oprichting van een v.z.w. De Rand lijkt mij overbodig. De bestaande culturele centra in de zes betrokken gemeenten leveren naar mijn mening zeer goed werk. Wie de programmatie van deze centra kent, ziet onmiddellijk dat ze een groot pak- ket aan culturele activiteiten bieden en ook een steunpunt betekenen voor het verenigingsleven in het algemeen. De culturele activiteiten voor het Nederlandstalige publiek zijn zelfs van een zeer hoog niveau. De bestaande culturele centra bieden dus een uitstekende infrastructuur voor uiteenlo- pende verenigingen.
Maar, zoals eerder gezegd, heeft de oprichting van de v.z.w. De Rand tot doel verder te gaan dan het culturele kader.
Dit wordt vaag omschreven. Ik citeer : de Vlaamse belangen in de regio behartigen, de integratie van anderstaligen te bevorderen. In het advies van de Raad van State over het ontwerp van decreet lees ik dat de bevoegdheden die aan de v.z.w. worden opgedragen, geen betrekking mogen hebben op essentiële overheidsfuncties en dat de overheid evenmin op een onbepaalde en algemene wijze afstand mag doen van haar bevoegdheden, in het bijzonder in de mate dat die bevoegdheden beleidskeuzen impliceren.
Door de omvorming van bepaalde culturele centra tot gemeenschapscentra creëert men mijns inziens ook een discriminatie ten aanzien van de andere culturele centra in Vlaanderen. Ik heb dus mijn twijfels over het wettelijke kader dat in dit decreet wordt gecreëerd en de achterliggende gedachte ervan. De bedoeling van de v.z.w. De Rand is inderdaad om in de gemeenten waarin een Fransta- lige meerderheid aan het bewind is, een controle uit te oefenen op het gemeentelijke beleid. Mijns inziens is dit een grove schending van de gemeen- telijke autonomie. Het toezicht op de gemeenten moet worden uitgeoefend door enerzijds de pro- vincies en anderzijds de regering of de Vlaamse administratie. Deze rol mag niet worden toebe- deeld aan een v.z.w..
Minister Xxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx Xxx Xxxxx, waar precies in de tekst staat er dat we toezicht zouden uitoefenen ?
De xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx : Ik heb deze morgen gehoord dat er sprake van was.
Minister Xxx Xxxxxxx : U hebt de tekst toch gele- zen ?
De xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx : Natuurlijk.
Minister Xxx Xxxxxxx : Kunt u dan zeggen waar dit precies in de tekst staat ?
De xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx : Ik beweer niet dat ik de tekst citeer. Ik zeg alleen dat er sprake van is dat men verder zou gaan, hetgeen door voorgaan- de spreker op deze tribune werd gezegd.
Minister Xxx Xxxxxxx : We keuren alleen maar goed wat in de tekst staat, niet wat er allemaal wordt gezegd.
-17-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
De xxxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxx : Mijnheer de minis- ter, het gaat hier om een kwestie van interpretatie. Ik ga door met mijn uiteenzetting.
In de toelichting bij het decreet betreurt de minis- ter het gebrek aan andere officiële cultuur- en jeugdraden. Hij wenst daardoor de oprichting van de v.z.w. De Rand te bevestigen. Het wettelijke kader van deze raden houdt echter geen rekening met de plaatselijke realiteit in deze gemeenten. Een deel van de bevolking is immers Franstalig, en wenst in deze taal zijn cultuur te beleven. Indien er aan weerszijden een openheid zou bestaan voor de cultuur van de ander en voor de uitwisseling van ondervindingen, zou men een stap verder kunnen zetten.
Deze morgen was er al gesproken over het voor- beeld van Linkebeek. Ik wil een positief voorbeeld geven van wat er in deze gemeente mogelijk is. Sinds een drietal jaar organiseert het gemeentelijk cultureel centrum een aantal toneelstukken in het kader van het Festivalleke. In de programmatie voor dit jaar is er een samenwerking ingebed tus- sen het cultureel centrum De Moelie en het gemeentelijk cultureel centrum. Samen stellen ze een programmatie op in beide landstalen. Dit is een positieve stap voor de erkenning van de twee culturen. Ik wil de initiatiefnemers hiervoor harte- lijk danken.
De voorzitter : Mevrouw Xxxx heeft het woord.
Xxxxxxx Xxxxx Xxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, zeven van de tien artikels van dit decreet werden eenpa- rig aangenomen, maar het ontwerp werd meerder- heid tegen oppositie goedgekeurd. Met dit decreet wordt een aanzet gegeven voor de profilering van de Vlaamse identiteit in de rand rond Brussel. Hierover heeft men het zonet al gehad.
Zelf wil ik dieper ingaan op de werking van de
v.z.w. Als deze werking de beoogde uitstraling wil verwezenlijken, zal ze concreet inhoud moeten geven aan begrippen zoals toegankelijkheid, kwali- teit, representativiteit en samenwerking. In de praktijk worden hieromtrent nog heel wat vragen gesteld.
Enerzijds probeert men via dit decreet de culturele functie van de centra verder uit te bouwen. Ander- zijds wil men via de nog uit te werken dienstverle- ning bijdragen tot een duidelijker Vlaams profiel van de gemeenten met in hoofdzaak Franstalige gemeentebesturen. De culturele functie zal moeten worden uitgebouwd via een actief en creatief cul-
tuurbeleid waarin tentoonstellingen, muziek, caba- ret en film een plaats krijgen. Ook moet worden geprobeerd een aantal grote namen een plaats te geven.
Daarnaast blijft het even belangrijk om ook con- crete projecten van de plaatselijke verenigingen een plaats te geven. Dit kan om diverse zaken gaan : turnlessen, gespreksavonden rond drugs, weerbaarheid voor kinderen, ruilbeurzen voor tweedehandskleding of een voordrachtwedstrijd. Dergelijke activiteiten brengen een gezellige druk- te mee. Ze leiden de bezoekers naar het culturele centrum en steunen ook op een degelijk onder- bouwd netwerk. De uitstraling van een eigen Vlaamse identiteit veronderstelt immers zo'n goed uitgebouwd netwerk.
Ik wil hierbij één aandachtspunt naar voren bren- gen. De prijs die verenigingen moeten betalen voor het gebruik van de culturele infrastructuur mag geen struikelblok zijn.
Meestal staan deze lokalen gratis ter beschikking voor interne bestuursvergaderingen. Ook grotere, eenmalige evenementen – waarmee geen winst beoogd wordt – zouden tegen een schappelijke prijs over de infrastructuur willen beschikken. Ik denk bijvoorbeeld aan de tentoonstelling van het Davidsfonds over het verenigingsleven in de gemeenten, waarvoor het hetzelfde bedrag moest neertellen als eender welke privé-organisatie.
Naast de culturele activiteiten krijgen de gemeen- schapscentra een ruimere opdracht : informatie en documentatie, logistieke steun, een signaalfunctie en het onthaal van inwijkelingen. Het is daarbij niet de bedoeling dat de v.z.w. de plaats inneemt van de gemeentebesturen. Hij moet daarentegen de inwoners de middelen en mogelijkheden aanrei- ken om de dienstverlening in de eigen taal daad- werkelijk van de gemeente af te dwingen.
Dit alles veronderstelt een lage drempel. Mensen moeten met hun vragen en verzuchtingen dicht bij huis terecht kunnen. Een aanspreekpunt in elk gemeenschapscentrum is geen overbodige luxe. Men moet hierbij een open en wervende strategie nastreven. Vooral in het begin zetten mensen niet snel spontaan de eerste stap. De v.z.w. moet voor de nodige feedback zorgen zodat de inwoners voe- len dat er niet alleen naar hen wordt geluisterd maar dat er ook daadwerkelijk iets wordt gedaan. Vragen en onvolkomenheden moeten worden aan- gepakt. De v.z.w. zal pas geloofwaardig zijn als ze reageert en haar reacties kenbaar maakt.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 0000
-00-
Xxxx
Een ander sleutelwoord is representativiteit. Wat de samenstelling van de v.z.w. betreft, wordt verwe- zen naar het cultuurpact. Alle betrokken besturen en geledingen moeten deel uitmaken van de raad van bestuur : de betrokken gemeenten, de provin- cie, de administratie, de culturele en dienstverle- nende sector, het verenigingsleven. Deskundigen en gebruikers moeten samen de gangmakers zijn. Ook voor de samenstelling van de programmatie- commissies die rechtstreeks verbonden zijn met de gemeenschapscentra, wordt onrechtstreeks verwe- zen naar het cultuurpact. We mogen ons daar niet blind op staren. Deelnemers moeten actief kunnen en willen meewerken en niet enkel aanwezig zijn omdat hun organisatie of het cultuurpact het voor- schrijft. Een engagementsverklaring kan hier zin- vol zijn. De programmatiecommissie moet dan wel serieus genomen worden en een volwaardige inbreng hebben. Een dergelijke commissie zou niet buitenspel mogen worden gezet, noch door de directie, noch door de structuur van de v.z.w.
Samenwerking is een derde aandachtspunt. Samen- werking tussen de gemeenschapscentra onderling, tussen de gemeenschapscentra en de plaatselijke gemeenschappen, Brussel en andere succesvolle culturele centra. Vanuit een gemeenschappelijke werking komt men tot een elan dat tot kwaliteit leidt en de Vlaamse uitstraling bevordert. Zou men ook geen specifieke onthaalinitiatieven kunnen opzetten ? Ik denk hierbij aan een cultuur- of meerrittenkaart waarmee nieuwe inwoners toe- gang krijgen tot verscheidene Vlaamse culturele centra uit de buurt zodat ze van de Vlaamse identi- teit kunnen proeven. Samenwerking is ook belang- rijk met de Randkrant. De v.z.w. De Rand en de Randkrant moeten structureel en inhoudelijk met elkaar verbonden zijn om informatie over dienst- verlening en het culturele aanbod te verspreiden.
Het personeel is een bekommernis van iedereen. We wensen werkzekerheid voor de personeelsle- den en daarnaast ook voldoende ruimte voor pro- moting en een actief personeelsbeleid. De minister heeft er zich in de commissies toe geëngageerd om ook voor het contractueel personeel de nodige garanties in te bouwen in het beheerscontract. Er mag daarbij geen breuk komen met het verleden, de opgedane kennis moet worden overgenomen, maar daarnaast moet men een nieuwe dynamiek ontwikkelen waarvoor de nodige energie wordt vrijgemaakt.
Belangrijk is ook, qua personeelsbezetting, dat er een evenwichtige verdeling gebeurt tussen ener-
zijds de v.z.w. en de koepel, als ik het zo mag noe- men en anderzijds het ter beschikking gestelde per- soneel van de diverse individuele gemeenschaps- centra.
Met de goedkeuring van dit decreet is de weg vrij- gemaakt voor het afsluiten van het beheerscon- tract, dat de concretisering van een aantal hier aan- gehaalde punten inhoudt. Dat zou snel moeten gebeuren zodat op 1 januari de nieuwe formule in werking kan treden. Voor de regering zit het werk er dan op. Voor de betrokkenen op het werkveld begint het dan pas, maar xxxxxxx zal het niet gaan. Ik denk dat we de v.z.w. en de centra de tijd moe- ten geven om zich waar te maken. Culturele centra uit de buurt hebben ook tijd nodig gehad om een uitstraling naar buiten op te bouwen.
In elk geval wil ik eenieder op het werkveld veel moed en zelfvertrouwen toewensen om de opdracht die ze vandaag krijgen op een creatieve maar ook realistiche wijze waar te maken. Wij ver- wachten veel van hen.
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, col- lega's, eerst reageer ik kort op de diverse uiteenzet- tingen. Als de heer Xxx Xxxxx de bedenking maakt dat het eigenlijk overbodig is, dan voel ik dat aan als een poging om te doen alsof Linkebeek en andere gemeenten het werk allemaal uitstekend doen. Ik stel vast dat als vandaag twintig openbare bibliotheken nog niet op poten zijn gezet, dit voor- al in de faciliteitengemeenten zo is en dat daar de verplichtingen nog steeds niet worden nagekomen. Als ik vaststel dat het jeugdwerkbeleidsplan niet vanuit het gemeentebestuur in overleg met jonge- ren tot stand komt, is dat onder meer zo in de faci- liteitengemeenten, en zo kan ik blijven doorgaan. Daarmee bedoel ik niet dat ze daar van deze ver- plichtingen zijn ontslagen omdat de bewuste v.z.w. De Rand wordt opgericht. Deze v.z.w. is enkel een middel om erop aan te dringen dat de gemeentebe- sturen hun verantwoordelijkheid zouden opnemen.
Het is onjuist dat deze v.z.w. essentiële overheids- functies overneemt. V.z.w.'s maken integraal deel uit van het Vlaamse grondgebied en moeten zich dan ook op de meest correcte manier gedragen.
Wat we dan uiteindelijk doen, is niet een vorm van discriminatie maar een positieve actie die gericht is op dit gebied, ter ondersteuning van Vlaamse weerbaarheid en eigenheid, van de assertiviteit van
-19-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Martens
onze mensen. Bovendien creëren we het gevoel van een thuishaven te vormen.
Wanneer u pleit voor een samenwerking met de Franstaligen, dan blijft het eerste uitgangspunt dat dit hier deel uitmaakt van het Vlaamse grondge- bied en dat betekent ook dat ons taaleigen abso- luut vooropstaat. De rest zijn faciliteiten die een uitdovend karakter zullen hebben wanneer men zich op hoffelijke en constructieve wijze in het Vlaamse grondgebied komt vestigen.
Dat men in een open sfeer samenwerkt met vele culturen, onder meer met de Franstalige cultuur, schept geen probleem. Voorop moet de kennis van de eigen taal en de eigen cultuur staan. Deze moet op de eerste plaats door het gemeentebestuur wor- den gerespecteerd en gepromoot, wat nu niet het geval is. Daar moeten we ons uitdrukkelijk tegen verzetten.
Het Vlaams Blok zegt dat dit een failliet van de staat impliceert. Dit debat komt vandaag ook aan de orde in het Vlaams Parlement. We kunnen het ene niet onmiddellijk conditioneren ten aanzien van het andere. Beide moeten gebeuren. Hetzelfde geldt trouwens voor Vlaams-Brabant – dit met het oog op uw opmerking, mijnheer Xxx Xxxxxxxxxx – waar er een aantal zwakkere plekken zijn. U ver- wijst naar het algemeen welzijnswerk alsof er als dusdanig niets bestaat en dat klopt niet.
Blinde vlekken zijn die gebieden waar niets bestaat en in Vlaams-Brabant bestaat er helaas te weinig. Dat ligt niet alleen aan de overheid, maar heeft vaak ook te maken met het ontbreken van initia- tieven. We hebben dat trouwens al betoogd in de commissie voor Xxxxxxx en Gezondheid. Ik kan daar voldoende illustraties van geven.
Men stelt ook een aantal vragen over het perso- neel. Ik herhaal dat er voldoende financiële midde- len zijn : er zijn er proportioneel meer dan in ande- re culturele centra. Wat het overgaan van het per- soneel betreft, kan ik geen garanties geven. Er moet eerst over het decreet worden gestemd, dan pas kan men de personeelsleden de kans geven. We kunnen het natuurlijk wel met hen bespreken. We kunnen peilen naar hun intenties. Als de amende- menten waar mevrouw Xxxx naar heeft verwezen, worden goedgekeurd, is er daadwerkelijk sprake van een grote bereidheid : meer dan 90 percent van de personeelsleden wil zich in deze nieuwe dyna- miek inschrijven.
De pluriformiteit en het pluralisme moeten vol- gens het cultuurpact aanwezig zijn. Dit is veel rui- mer dan cultuur. Het gaat hier om een bewuste keuze. Ik ben zelf voorstander van een samenvloei- ing van de welzijnssector en de culturele sectoren. Welzijn en cultuur vertonen een onmiskenbare samenhang, ook al is men daar in de bevoegde commissies nog steeds niet van overtuigd. De twee zijn interactief met elkaar verbonden. Een samen- werking in een breder perspectief zal tot betere resultaten leiden.
Ik neem nota van de analyse van mevrouw Xxx- wimp waarin zij zegt dat dit geen communautaire problematiek is. Het is wel een communautaire problematiek, maar deze wordt uiteraard gevoed door de stedelijke problematiek. Dat laatste mag echter geen excuus zijn om onze verantwoordelijk- heid niet op te nemen voor de communautaire pro- blemen. Dat is de essentie van mijn repliek.
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxx : De minister moet mij niet verkeerd begrijpen. De v.z.w. De Rand lost een deelprobleem op, of probeert dat xxxxxxx. Dat doet geen afbreuk aan de noodzaak van een totaalprogramma voor Vlaams-Brabant.
Mijn tweede stelling is dat de welzijnsvoorzienin- gen in Halle-Vilvoorde onderbezet zijn. Dat komt niet alleen door het gebrek aan initiatieven, maar ook door de weigering van de beleidsadministratie in het verleden om bepaalde initiatieven goed te keuren. Men stuurde de mensen naar Brussel. Deze welbewuste politiek heeft men gedurende tientallen jaren gevoerd in Halle-Vilvoorde.
De voorzitter : Minister Xxxxxxx heeft het woord.
Minister Xxx Xxxxxxx : Ik wil een technische cor- rectie aanbrengen : bij artikel 3 van het ontwerp staat : deelgemeente Jezus-Eik. Dat moet worden : Overijse, met deelgemeente Jezus-Eik.
De voorzitter : Ik stel voor dat we dat aanvaarden als een technische correctie. Gaat iedereen daar- mee akkoord ? (Instemming)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet houdende oprichting van de v.z.w. "De
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-20-
Voorzitter
Xxxx" voor de ondersteuning van het Nederlands- talige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen.
Artikel 1
Dit decreet regelt een aangelegenheid, bedoeld in artikel 127 van de Grondwet.
– Aangenomen.
Artikel 2
§ 1. De Vlaamse regering wordt gemachtigd, om onder de in § 2 van dit artikel bepaalde voorwaar- den, mee te werken aan de oprichting van een
v.z.w. "de Rand", met het oog op het ondersteunen van het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand rond Brussel.
§ 2. 1° De v.z.w. "de Rand" moet als doelstelling hebben :
a) te fungeren als documentatie- en informatiecen- trum met een beperkte ombudsfunctie ;
b) ondersteuning te verlenen aan alle mogelijke sociaal-culturele en educatieve samenwerkingsver- banden ;
c) op verzoek ondersteuning te verlenen m.b.t. de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1° tot en met 17° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen ;
d) de Vlaamse belangen in de regio te behartigen ;
e) de integratie van anderstaligen te bevorderen ;
f) de culturele en andere infrastructuur, opgesomd in artikel 3 van dit decreet als gemeenschapscentra te beheren, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.
2° De beheersorganen van de v.z.w. moeten wor- den samengesteld op basis van artikel 9, c van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaar- borgd wordt.
3° De v.z.w. "de Rand" moet een beëdigd bedrijfsrevisor aanstellen, die haar financiële toe- stand, haar jaarrekening en de regelmatigheid van haar financiële verrichtingen controleert.
– Aangenomen.
Artikel 3
§ 1. De Vlaamse regering wordt gemachtigd om aan de v.z.w. "de Rand" het beheer over te dragen van de volgende culturele infrastructuren, verder gemeenschapscentra te noemen :
1° "De Zandloper", Xxxxxxxxx 00, 0000 XXX- MEL ;
2° "De Bosuil", Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XXXXX- EIK ;
3° "De Moelie", Xx. Xxxxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XXX- XXXXXX ;
4° "De Lijsterbes", Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XXXXXXXX ;
5° "De Kam", Xxxxxxxxxx 000, 0000 XXXXX- XXXX-XXXXX.
6° "De Boesdaelhoeve", Xxxxxxxxxxx 00, 0000 XXXX-XXXXXXXX-XXXX binnen de perken van een overeenkomst af te sluiten tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs en/of de Erasmushoge- school Brussel.
§ 2. De Vlaamse regering wordt tevens gemachtigd eventueel het beheer van bijkomende infrastruc- tuur aan de v.z.w. "de Rand" over te dragen.
§ 3. Er wordt tussen de Vlaamse Gemeenschap en de v.z.w. "de Rand" een overeenkomst gesloten, waarin onder meer de financiële tegemoetkoming vermeld in artikel 7 van dit decreet, de voorwaar- den betreffende het beheer, het toezicht en de wer- king worden bepaald.
§ 4. De v.z.w. "de Rand" neemt de herstellingen en het onderhoud van de door de Vlaamse Gemeen- schap ter beschikking gestelde infrastructuur voor haar rekening, in zoverre de kosten daarvan ten laste komen van een huurder van onroerende goe- deren, in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De Vlaamse Gemeenschap zorgt voor de overige her- stellingen en voor het overige onderhoud.
-21-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Voorzitter
– Aangenomen.
Artikel 4
gesteld van de v.z.w. "de Rand" tot wederopzeg- ging, zonder dat hieruit schadeloosstelling jegens de Vlaamse Gemeenschap kan worden geëist.
– Aangenomen.
De gemeenschapscentra hebben als opdracht :
a) het ter beschikking stellen van de infrastructuur voor de plaatselijke, Nederlandstalige, sociaal-cul- turele organisaties en inwoners van de Vlaamse rand rond Brussel ;
b) het streven naar een intense samenwerking met de plaatselijke, Nederlandstalige, sociaal-culturele organisaties en het organiseren van een culturele programmering, aangepast aan de plaatselijke behoeften ;
c) het schenken van bijzondere aandacht aan de jeugd door zowel receptieve activiteiten als samen- werkingsverbanden te stimuleren, alsmede het ver- zorgen van een aangepaste schoolprogrammering ;
d) het organiseren van activiteiten ter bevordering van de integratie van anderstaligen ;
e) het bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de v.z.w.
– Aangenomen.
Artikel 5
§ 1. Om de opdracht te verwezenlijken, bepaald in artikel 4 van dit decreet, wordt er voor ieder gemeenschapscentrum een programmeringscom- missie opgericht, waarvan de leden worden voorge- dragen door de raden voor cultuurbeleid, die representatief zijn voor het Nederlandstalige cultu- rele werk binnen de gemeenten, opgesomd in arti- kel 3.
§ 2. De programmeringscommissie vervult haar opdracht op basis van een huishoudelijk reglement en binnen de krachtlijnen en de financiële grenzen, bepaald door de v.z.w. "de Rand".
– Aangenomen.
Artikel 6
De infrastructuur, nodig voor de uitoefening van de beheersopdracht, wordt slechts ter beschikking
Artikel 7
§ 1. De financiële tegemoetkoming van de Vlaamse Gemeenschap in de algemene werking en de beheersopdracht van de v.z.w. "de Rand" omvat een jaarlijkse subsidie nominatim opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, rekening houdend met de bepalin- gen van artikel 11 van de wet van 16 juli 1973 waar- bij de bescherming van de ideologische en filosofi- sche strekkingen gewaarborgd wordt.
§ 2. De subsidie wordt vanaf 1 januari 1997 gekop- peld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de wet van 2 augus- tus 1971 houdende inrichting van een stelsel waar- bij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tege- moetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgren- zen waarmee rekening dient gehouden bij de bere- kening van sommige bedragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen is gekoppeld.
– Aangenomen.
Artikel 8
Het eventuele batig saldo van de intendancereke- ningen van de culturele centra van de Vlaamse Gemeenschap wordt, na vereffening van de bestaande schulden en vorderingen, op datum van de beheersoverdracht, overgedragen aan de v.z.w. "de Rand".
– Aangenomen.
Artikel 9
§ 1. De Vlaamse regering kan het statutaire perso- neel dat aan de in artikel 3, § 1 van dit decreet bedoelde infrastructuren verbonden is op datum van de effectieve beheersoverdracht ter beschik- king stellen van de v.z.w. "de Rand", overeenkom- stig de artikelen XI 67 en volgende van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 1993
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-22-
Voorzitter
houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, voorzover de betrokken personeelsleden hiermee instemmen.
§ 2. De v.z.w. "de Rand" kan het contractuele per- soneel van de Vlaamse Gemeenschap dat aan de in artikel 3, § 1 van dit decreet bedoelde culturele infrastructuren verbonden is op datum van de effectieve beheersoverdracht van de centra, over- nemen.
Op dit artikel is er een amendement van de heer Xxx Xxxxxxxxxxxxx dat luidt als volgt :
Artikel 9
Een § 3 toevoegen, die luidt als volgt :
"§ 3. Zowel het statutair als het contractuele perso- neel van de v.z.w. "de Rand" dient zijn woonplaats te hebben in een van de zes randgemeenten met bijzonder taalstatuut.".
Op dit artikel is er een amendement van de heer Xxx Xxxxxxxxxxx dat luidt als volgt :
Artikel 9
– een § 3 toevoegen die luidt als volgt :
"§ 3. Aan de personeelsleden van de v.z.w. De Rand die gedomicilieerd zijn in Wemmel, Linke- beek, Kraainem, Wezembeek-Oppem, Jezus-eik, Sint-Genesius-Rode en Overijse, wordt een vesti- gingspremie en/of een verhuispremie toegekend.".
– een § 4 toevoegen die luidt als volgt :
"§ 4. 1. De vestigingspremie wordt vastgesteld per jaar en wordt niet geïndexeerd. Voor de jaren 1996 en 1997 wordt het bedrag van de vestigingspremie vastgesteld op 50.000 BEF op jaarbasis bij voltijdse prestaties.
Voor het dienstjaar 1996 wordt vestigingspremie als volgt berekend :
50.000 BEF jaarbasis x 3 maanden = 12.500 BEF 12 maanden
Vanaf het dienstjaar 1998 bepaalt de Vlaamse rege- ring jaarlijks de hoogte van het bedrag van de ves- tigingspremie, binnen de perken van de begroting.
2. Voor het bepalen van het bedrag van de vesti- gingspremie toegekend aan de aanvrager die half- tijdse of deeltijdse dienstprestaties verricht, gelden volgende regels :
– het personeelslid dat voor 50 % of meer dienst- prestaties verricht, ontvangt de volledige vesti- gingspremie (100 %)
– het personeelslid dat minder dan voor 50 % (met een minimum van 4 uur per week) dienstprestaties verricht, ontvangt de helft van de volledige ves- tingspremie.
3. De gehuwde of samenwonende rechthebbenden van een vestigingspremie ontvangen elk deze vesti- gingspremie.".
– een § 5 toevoegen die luidt als volgt :
"§ 5. 1. De verhuispremie is een éénmalige premie dit toegekend wordt aan het rechthebbende perso- neelslid dat verhuist naar één van de in artikel 9, §
3 vernoemde gemeenten en wordt niet geïnd- exeerd.
Voor de jaren 1996 en 1997 wordt het bedrag van de verhuispremie vastgesteld op 100.000 BEF. Vanaf het dienstjaar 1998 bepaalt de Vlaamse rege- ring jaarlijks de hoogte van het bedrag van de ver- huispremie, binnen de perken van de begroting.
2. De verhuispremie wordt uitbetaald op het ogen- blik dat de aanvrager het bewijs levert dat hij zijn domicilie heeft overgebracht naar één van de in artikel 9 § 3 vernoemde gemeenten.
3. De aanvrager aan wie een verhuispremie wordt toegekend, verbindt zicht ertoe zich gedurende tien opeenvolgende jaren in één van de bovengenoem- de gemeenten te domiciliëren. Zoniet, zal het oor- spronkelijk toegekende bedrag proportioneel wor- den teruggevorderd, waarbij een begonnen jaar geldt voor een volledig jaar.
4. Aan de gehuwde of samenwonende aanvrager van een verhuispremie wordt de verhuispremie toegekend aan degene die het laagste salaris geniet. Om dit salaris te bepalen, moet een verge- lijking gemaakt worden tussen de toegekende jaar- bedragen (100 %) die voorkomen in de uitgewerk- te salarisschalen, zoals deze zijn vastgesteld voor
-23-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Voorzitter
volledige prestaties. Bij gelijke jaarbedragen kun- nen de partners met wederzijds akkoord bepalen wie van beiden begunstigde zal zijn van de verhuis- premie.".
De stemmingen over artikel 9 en de amendemen- ten worden aangehouden.
Artikel 10
Dit decreet treedt in werking op 1 januari 1997 met uitzondering van artikel 2 dat in werking treedt de dag waarop het decreet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
– Aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.
INTERPELLATIES (Regl. art. 73)
Interpellatie van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buiten- lands Beleid, Europese Aangelegenheden, Weten- schap en Technologie, over de onbesprokenheid van de leden van de Vlaamse regering
Interpellatie van de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Bui- tenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over een eventueel terugtreden van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling
Interpellatie van de xxxx Xxx Xxxxxxx tot de heer Xxx Xxx xxx Xxxxxx, minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buiten- lands Beleid, Europese Aangelegenheden, Weten- schap en Technologie, over de positie van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmi- lieu en Tewerkstelling
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van de heer
Denys tot de heer Xxx xxx Xxxxxx, minister-presi- dent van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie, over de onbesproken- heid van de leden van de Vlaamse regering, van de heer Xxx Xxxxxxxxxx tot minister-president Xxx xxx Xxxxxx, over een eventueel terugtreden van de xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmi- lieu en Tewerkstelling, en van de heer Xxxxxxx tot minister-president Xxx xxx Xxxxxx, over de positie van de xxxx Xxxxxxxxxxxx, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling.
De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, geachte ministers, collega's, vorige week organi- seerde een krant een rondetafelgesprek tussen enkele academici om te peilen naar de oorzaken van de crisis op dit ogenblik tussen politiek ener- zijds en de burger anderzijds. Uit dat rondetafelge- sprek is mij vooral één verklaring bijgebleven : de verklaring van professor Xxxx Xxxxxx, voorzitter van het departement Politieke Wetenschappen aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij zei meer speciaal dat een van de grote oorzaken erin bestaat dat men geen politieke verantwoordelijk- heid meer neemt voor een fundamenteel falen. Xxxxxxx denkt xxxxx om ontslag te nemen. Zelfs bij de zwaarste mislukkingen gaat de regering gewoon over tot de gewone dagorde.
Collega's, dat is eigenlijk de essentie, de ondertoon van mijn interpellatie vandaag. Wat doen wij, hoe gaat Vlaanderen om met het begrip politieke ver- antwoordelijkheid ? Wij hebben dit begrip alvast niet uitgevonden, die vraag lanceren we vandaag niet voor de eerste keer. Het is de minister-presi- dent zelf die, naar aanleiding van de oprichting van zijn regering, bij de aanvangsfase in de zittingspe- riode zelf desbetreffend een fameuze uitspraak heeft gedaan. Hijzelf heeft gezegd dat ministers van onbesproken gedrag moeten zijn. U zult zich herinneren dat toendertijd, naar aanleiding van die uitspraak, zelfs een paar kandidaat-ministers hun ambities hebben moeten opbergen. Ze waren nochtans niet strafrechtelijk veroordeeld, maar enkel via bepaalde dossiers in opspraak gekomen. Tot vandaag zelfs zijn ze niet veroordeeld of ver- volgd. Destijds hebben, naar aanleiding van deze uitspraak, een aantal journalisten deze zelfzuive- rende houding van de minister-president een daad genoemd van politieke moed, een daad van nieuwe politieke cultuur. Vandaag blijkt echter dat het begrip onbesproken gedrag anders wordt geïnter- preteerd bij een minister in functie, dan bij de aan- duiding van de ministers. Want niemand kan ont-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-24-
Denys
kennen dat er geen enkel minister zo besproken is geweest als minister Xxxxxxxxxxxx in het dossier van de milieuboxen. Met besproken zijn – en ik wil dat in de beginfase van deze interpellatie dui- delijk maken – bedoel ik niet de strafrechterlijke schuldvraag, waarvoor dit parlement een dossier voor verder onderzoek heeft doorgestuurd naar het Hof van Cassatie. Met besproken zijn, bedoel ik ook niet allerhande geruchten die verschenen zijn in dag- en weekbladen. Met besproken zijn bedoel ik alleen dat in een aantal officiële versla- gen, een aantal officiële arresten en een officiële uitspraak de naam terugkeert. Met besproken zijn doel ik op diverse concreet aanwijsbare elementen van dit dossier die terug te vinden zijn in een arrest van de Raad van State, in verslagen van de Inspec- tie van Financiën en in de verklaringen van CVP- voorzitter Xxxx Xxx Xxxx over de partijfinanciering en dat dossier.
Ik vind het belangrijk dat in een tijd waarin men overspoeld wordt met waarheden, met onwaarhe- den en met halve waarheden, alles nog eens duide- lijk op een rijtje wordt gezet om door het bos de juiste bomen nog te zien. Welnu, de chronologie van het dossier milieuboxen zal u leren dat dit dos- sier door en door verziekt is. En dat hier minister Xxxxxxxxxxxx een bijna verpletterende verant- woordelijheid in draagt. U zult vaststellen bij mijn opsomming van de inspectieverslagen van Finan- ciën dat er daar een aantal abnormaliteiten vast te stellen zijn, inzake de start van de procedure van dit dossier, inzake het aantal milieuboxen en ook, collega's, in verband met de persoonlijke inmen- ging in het dossier. U zult merken dat er vele vraagtekens zijn in verband met het aanbestedings- verslag.
Maar laat me beginnen met de manier waarop dit dossier van start is gegaan. Ik verwijs xxxxxxx naar een verslag van de Inspectie van Financiën. Eind december 1991 schreef minister Xxxxxxxxxxxx een gunningsopdracht uit, zonder dat dit principe in de schoot van de Vlaamse regering werd vastgelegd. Heel wat aanwezige leden spelen een rol in de gemeentepolitiek : ze weten dat een gemeente nooit een opdracht kan uitbesteden zonder dat ter- zake een principiële beslissing werd genomen. Toch is dat in dit dossier gebeurd. Mocht een gemeente een werk van openbare aard gunnen zonder dat de gemeenteraad een principiële beslissing heeft genomen, dan zou deze gunning onmiddellijk wor- den geschorst door de gouverneur.
Een tweede abnormaliteit die blijkt uit het verslag van de inspecteur van Financiën betreft het aantal
milieuboxen. Minister Xxxxxxxxxxxx heeft het maximale aantal in zijn gunningsopdracht onmid- dellijk bepaald op 2 miljoen : dat komt overeen met het totale aantal gezinnen in Vlaanderen. Die- genen die op de hoogte zijn van de milieudossiers, weten dat het afvalstoffenplan bepaalt dat de gemeenten zelf initiatieven moeten nemen om de KGA-ophaling te organiseren. Ondanks dit feit heeft de minister dit aantal onmiddellijk bepaald. U weet nochtans allen dat er verschillende metho- des van ophaling bestaan. Het lijkt logisch dat een minister die voorzichtig met zijn eigen afvalstoffen- plan en met zijn eigen begroting omspringt toch ten minste eerst de gemeenten individueel zou hebben geraadpleegd, om te weten hoe zij die KGA-ophaling zelf wensten te organiseren. Het gevolg ervan is bekend : meer dan 10.000 milieu- boxen zijn vandaag terug te vinden op het stort.
Een derde, zeer belangrijke abnormaliteit betreft de betrokkenheid van minister Xxxxxxxxxxxx bij de afhandeling van het dossier zelf. Xxxx xxxxxx in die stand van de procedure was de wijze waarop minister Xxxxxxxxxxxx zich persoonlijk heeft geën- gageerd in dit dossier. Hij ging zelfs zo ver dat hij de brieven van XXXX, die een antwoord moesten zijn op de kritiek van de inspecteur van Financiën, persoonlijk ondertekende : hij deed dit in de plaats van de heer Xxxxxx, de leidende ambtenaar van OVAM, die normaliter deze brieven moet onderte- kenen.
Xxxxx en heren, deze persoonlijke ingreep was zo ongewoon dat de inspecteur van Financiën in zijn repliek schreef dat hij dit beschouwde als een poli- tieke wenk om de polemiek te staken. Het wan- trouwen van die inspecteur was echter zo groot dat hij zijn replieken besloot met een veelzeggende uit- spraak. Ik citeer deze uitspraak, die terug is te vin- den in het inspectieverslag : dit is een schoolvoor- beeld van hoe het niet moet. Ik stel mijn verslag ter beschikking van de hogere controle-instanties. Einde citaat. Tot daar de voornaamste opmerkin- gen die terug zijn te vinden in het inspectieverslag.
Ook het aanbestedingsverslag bevat echter vele vraagtekens. Als ik het rapport daaromtrent lees, dan blijkt daaruit duidelijk dat er bij OVAM – waarschijnlijk onder politieke druk – aan de ene kant krachten bestonden die manoeuvres uitvoer- den opdat het milieuboxdossier zou worden toege- wezen aan Xxxxxx en er aan de andere kant krach- ten waren die pleitten ten gunste van Plascobel.
Controleert men dit, dan blijkt – als u het mij vraagt – een andere, derde firma door dit alles te zijn benadeeld. Het betreft de firma Eco Invest, die
-25-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Denys
nota bene 400 miljoen xxxxx xxxxxxxxx was dan Plascobel. Niet alleen was deze firma 400 miljoen frank goedkoper, maar ze voldeed eveneens aan de minimale normen van het bestek. Ze werd echter geliquideerd omdat de kwaliteit van het kunststof- materiaal niet werd omschreven.
Ik geef toe : dit is een kleine tekortkoming inzake de vormvereisten, welke echter totaal niet opweegt tegen de zware vormfouten die daarna door Xxxxxx en Plascobel werden gemaakt. Xxxxxx werkte daar- na met Plascobel als onderaannemer, terwijl artikel 10 van het bestek duidelijk bepaalt dat de inschrij- ver bij de inschrijving de naam van de onderaanne- mers moest vermelden. Xxxxxx had Plascobel bij de inschrijving niet opgegeven als onderaannemer. Is het niet vreemd dat een minister een kandidaat die 400 miljoen frank goedkoper is zomaar uitschakelt, zonder gebruik te maken van de mogelijkheid om bijkomende uitleg te vragen over de prijs en de kwaliteit, maar dat hij nadien nalaat om zelf te wij- zen op de misbruiken gepleegd door Xxxxxx en Plascobel ?
De inspectieverslagen en het verslag van de aanbe- stedingprocedure zijn vernietigend voor de minis- ter. Het arrest van de Raad van State van 28 juni 1991 is zelfs onthutsend. Teneinde de juiste draag- wijdte van dit arrest te kunnen inschatten, citeer ik een zeer merkwaardige overweging van de vierde kamer van de Raad van State.
Overwegende dat de bestreden beslissing is geno- men op voorstel van de gemeenschapsminister van Xxxxxxxxxx, Natuurbehoud en Landinrichting en aan de hand van de bovenvermelde uiteenzetting van de gegevens van de zaak, wijst diens houding tegenover verzoekster – hiermee bedoelt men Aralco – en anderzijds Plascobel, in de richting van een systematisch volgehouden gunstige beoor- deling van de laatstgenoemde door de minister. Ini- tiaal verkiest hij Plascobel boven verzoekster omdat deze laatste een binnenzak in plaats van een binnenbox aanbiedt. Wanneer daarop niet wordt ingegaan, vraagt hij OVAM om na te gaan of de aan Plascobel verweten onregelmatigheden wel onregelmatigheden zijn en of aan verzoekster geen onregelmatigheid, een andere dan die betreffende de binnenzak, verweten mag worden. Wanneer het antwoord van OVAM gunstig is voor Aralco en ongunstig uitvalt voor Plascobel, stelt hij toch niet voor om dan maar aan Xxxxxx toe te wijzen, maar om een nieuwe offerte uit te schrijven, alhoewel hij daartoe aanvankelijk geen reden zag. Einde citaat.
Hieruit blijkt duidelijk dat de minister driemaal een poging deed om de procedure om te buigen ten gunste van Plascobel. Door het uitschrijven van een nieuwe gunningsopdracht veranderde hij zijn houding volledig. Deze conclusie komt niet van een oppositieleider, maar van de Raad van State. Bovendien verklaart de CVP-voorzitter, de heer Xxx Xxxx, dat Plascobel een bedrag van 2 miljoen frank heeft gestort op de rekening van de studie- dienst CEPES. Aangezien er in die periode slechts een fiscale vrijstelling was voor een bedrag van
300.000 frank, gaat het om een aanzienlijke som geld. Volgens de heer Xxx Xxxx handelde het om een eenmalige storting en was het destijds toege- staan dat firma's geld gaven aan de erkende v.z.w.'s. Ik betwist dit niet. Iedereen wist echter dat er geen verband mocht zijn tussen de betaling van een partij en een welbepaald dossier. De minister heeft systematisch een leverancier bevoordeeld die eenmalig een hoog bedrag stortte ten voordele van een partij. Hieruit blijkt duidelijk dat hij politiek verantwoordelijk is. Zijn deze bewijzen voor de minister-president niet voldoende om te besluiten dat een lid van zijn regering niet meer onbespro- ken is ?
Xxxxxxxx de voorzitter, veel parlementsleden vre- zen dat het positieve in de politieke wereld zal worden verstikt door het klimaat van schandalitis. Hierop kunnen we op twee manieren reageren. We kunnen een afwachtende of een offensieve hou- ding aannemen. Sommige parlementsleden wach- ten af. Ze zijn van oordeel dat het om tijdelijke problemen gaat, die zullen worden opgelost wan- neer de media hun aandacht op iets anders richt en bovendien gaan ze ervan uit dat dit in de eerste plaats een zaak is voor het gerecht. Ik geloof echter niet meer in een dergelijke aanpak. Het wantrou- wen in de politiek zit te diep en is te algemeen ver- spreid. Ik ben ervan overtuigd dat er nood is aan een offensieve aanpak, waarbij de politieke wereld zichzelf zuivert op basis van het herstellen van het gezag en de ethiek. Vandaag volstaat het niet meer om ons werk goed te doen en af te wachten wat er verder zal gebeuren. Vandaag is er politieke moed nodig om de sfeer van kameraden onder elkaar op te geven, en om zelf de politiek te zuiveren.
Het dossier van de milieuboxen toont dat aan. Het is een dossier dat stinkt. In dat dossier wordt een minister die een grote politieke verantwoordelijk- heid draagt, zwaar in opspraak gebracht. In een normaal land vraagt de regeringsleider aan de betrokken minister om ten minste tijdelijk zijn functie neer te leggen. Hier gebeurt dat niet. Hier is het zelfs nodig dat de oppositie daarover inter- pelleert.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-26-
Denys
Xxxxxxxx de minister-president, de keuze waarmee u wordt geconfronteerd, is geen gemakkelijke. Het is een politiek zeer moeilijke keuze. Ze is echter wel bijzonder belangrijk voor het toekomstig beeld van de politiek in Vlaanderen. U moet eigenlijk kiezen tussen de macht en het gezag. U moet kie- zen tussen de macht die verbonden is aan de minis- teriële functie, en het gezag dat de ministeriële functie moet uitstralen. Als u in uw antwoord ver- klaart dat de xxxx Xxxxxxxxxxxx onbesproken is en zegt dat hij zijn functie verder kan uitoefenen, dan offert u het gezag dat we vandaag zo hard nodig hebben in de politiek, volledig op aan de platte politieke macht. Ik zeg hier tot iedereen : degenen die zoiets toedekken en die daarvoor hun toestem- ming geven, die zijn voor mij op een passieve wijze medeplichtig. (Applaus bij de oppositie)
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, geachte collega's, ik weet niet of ik hier met elk woord ook de mening van mijn fractie zal ver- woorden. Ik zal een vrij persoonlijke uiteenzetting geven.
Ik heb mij de voorbije weken echt niet verkneu- keld bij de gedachte het vel van een politieke tegenstrever in handen te kunnen krijgen. Het doet er niet toe of dit nu de xxxx Xxxxxxxxxxxx, de heer Xx Xxxx, of de xxxx Xxxxx zou zijn. We beschikken over een rechtspraak die op een stevige procedure steunt. De rechtspraak moet haar rol volledig kun- nen spelen.
Ik ben van oordeel dat we als politici iets funda- menteels moeten doen om de geloofwaardigheid van de politiek te redden of te herstellen. In dat kader situeert zich ook de discussie over deontolo- gie en plichtenleer. Ik moet eerlijk toegeven dat ik de vraag van medeburgers naar mijn mening over de recente politieke ontwikkelingen gewoonlijk met een wedervraag heb beantwoord. Ik vroeg hen wat ze er zelf van dachten, omdat ik moeilijk zelf een antwoord op hun vraag kon geven. Zo'n ant- woord zou alomvattend moeten zijn, en daarvoor had ik niet de tijd. Er was ook nog een tweede reden : ik was soms te moedeloos en te lusteloos om een antwoord te geven.
We zitten allen in hetzelfde schuitje, delen allen dezelfde verantwoordelijkheid en gaan allen gebukt onder politieke verdachtmakingen. Ik wil
hier geen persoonlijke analyse maken van het optreden van een politiek tegenstrever. Ik neem hier wel de vrijheid om na te denken over de parle- mentaire democratie en over wat in een dergelijke democratie kan en moet gebeuren. Ook wil ik het hebben over wat op dit ogenblik een essentieel sig- naal aan de burger zou kunnen zijn. Dat signaal moet ook worden gegeven aan de deelnemers van de Witte Mars, ook al heb ik bedenkingen over de context waarin deze mars werd opgezet.
Wat is nu onze opdracht ? Het Vlaams Parlement ontsnapt niet aan een analyse van de algemene politieke toestand. Het zou van zelfgenoegzaam- heid getuigen als we zeiden dat in het Vlaams Par- lement en in de Vlaamse instellingen alles sober en rustig is, en er geen enkel vuiltje aan de lucht is. Dat zou een inadequate analyse zijn en blijk geven van onvoldoende verantwoordelijkheidsgevoel. Het politiek bestel wordt immers unitair of unidi- mensioneel beoordeeld. De publieke opinie maakt geen onderscheid tussen de federale en de regiona- le instellingen.
Bijgevolg hebben ook wij verantwoordelijkheid als het erop aankomt te saneren en op te treden. Voor mijn analyse baseer ik me op het Franse voorbeeld. De derde republiek is daar ingestort, en de vierde republiek ten onder gegaan. In ons land is door de feiten die nu aan de oppervlakte komen, het geloof van de publieke opinie in de instellingen haast tot nul herleid. Met instellingen bedoel ik die van zowel de wetgevende, de uitvoerende en de rech- terlijke macht. Als de instellingen terug krediet wil- len krijgen, moeten ze dat krediet veroveren. Mijn- heer de minister-president, daartoe zal een eenvou- dig recept niet volstaan. Een essentiële aanpak en een essentiële verandering zijn vereist. Die veran- dering moet zo duidelijk zijn dat de burger, voor wie wij respect hebben, inderdaad concludeert dat het moment waarop hij wacht, is aangebroken.
Ik vermeldde de Franse vierde republiek omdat deze zaak ook in de context van een politieke generatie moet worden gezien. Ook ik behoor tot die generatie. Ik voel me eerlijk gezegd geen witte duif, noch een witte ruiter op een wit paard, en wil me niet zomaar voordoen als beter dan de ande- ren. Ik voel me even verantwoordelijk voor de voorbije dertig jaar. Ik heb aan het politieke gebeuren deelgenomen, en was er woordvoerder van. Ik heb mee beslissingen genomen. Ik heb din- gen gezien die volgens mij onverantwoord waren. Ik heb daar te weinig of zelfs helemaal niet over gesproken. Ik had aanwijzingen dat ook bij ons zaken fout liepen.
-27-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Xxx Xxxxxxxxxx
Veertien dagen geleden heb ik naar de uitzending van de Zevende Dag gekeken met het debat tussen de partijvoorzitters. Door omstandigheden keek ik al een half uur vroeger naar dat programma. Dat voorafgaandelijk half uur ging over klassieke muziek en bracht een concert dat werd uitgevoerd door een jonge Nederlandse pianist. Dat program- ma was er één van schoonheid, schittering, bescha- ving en cultuur. Het was adembenemend en enthousiasmerend. Het programma om elf uur daarentegen was diabolisch. Het deed me denken aan de mythologische figuur Xxxxx die alles in goud veranderde. De sprekers gaven op geen enke- le manier het signaal waar de burger op wacht. Ik wil geen namen noemen, maar de burger verwacht iets van de politieke verantwoordelijken. Iedereen wil een andere aanpak van het beleid.
Ik vraag premier Xxxxxxx of het moment niet is aangebroken om met zijn regering naar de koning te stappen en hem te zeggen niet langer het gezag te kunnen vertegenwoordigen. Volgens opiniepei- lingen bestaat het gezag niet meer. Wil ik dan nieu- we verkiezingen ? Xxxx, ik wil op dit moment geen verkiezingen. Om verkiezingen te organiseren, moet men met een project naar buiten treden. Momenteel kan geen enkele partij met een geloof- waardig project naar de burger stappen. Ofwel moeten we tijdens de twee jaar die ons nog resten vóór de verkiezingen, de politieke opdracht opnieuw invullen.
De heer Xxxx Xxxxxx : Mijnheer Xxx Xxxxxxxxxx, is dat geen erg defaitistische houding ?
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Neen, ik ben niet defaitistisch.
De heer Xxxx Xxxxxx : Met welk recht beweert u dat geen enkele politieke partij met een geloof- waardig project naar buiten kan treden ?
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Als ik de politieke programma's lees, zijn de woorden ervan wel geloofwaardig, maar geen enkele partij vertoont een geloofwaardig gedrag. Authenticiteit is nog iets anders dan het schrijven van een aantrekkelijk pro- gramma. Ik zeg niet dat er in uw programma iets verkeerd staat. De beoordeling door de burger cor- respondeert echter niet met uw bedoelingen.
De heer Xxxx Xxxxxx : Ik hoor dus iemand van de oppositie zeggen dat er geen alternatief voorhan- den is. Dat neem ik niet. Een partij zoals de uwe en de onze, die in de oppositie verzeild geraakt is, moet in staat zijn dat alternatief te bieden.
De oppositie moet dat project wel kunnen voorleg- gen. Ik denk dat de VLD dat kan. De uitvoering ervan moet worden bekeken op het ogenblik dat men de politieke verantwoordelijkheid krijgt. U abdiceert en dat neem ik niet. (Geroezemoes)
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx : Ik wil één kleine bemer- king maken. Het zou verkeerd zijn om de burger voor te houden dat onder de huidige omstandighe- den en met de huidige politieke constellatie, één partij haar volledig programma kan uitvoeren. Elke regeringsvorming is het resultaat van een coalitie, een samenspraak tussen verschillende par- tijen.
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Xxxxx het schitte- rendste programma dat in de media aan de burger wordt bekendgemaakt, komt de geloofwaardigheid niet ten goede. Deze geloofwaardigheid zal tijdens de volgende twee jaar vóór de verkiezingen op een andere manier moeten worden verdiend.
We moeten afstappen van een partijpolitiek bena- deringsgegeven. Xxxxxx zou een eerste minister, die weet hoe men over onze instellingen denkt, niet naar de koning stappen om het ontslag van de regering aan te bieden ? Hij krijgt onmiddellijk de opdracht om een nieuwe regering te vormen die de partijgrenzen overstijgt. Ik pleit niet voor een rege- ring van technici, maar voor een regering van poli- tici uit verschillende partijen. (Rumoer in de zaal)
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Jullie zijn grote voor- standers van de Vlaamse autonomie en van het zelfstandig optreden van het Vlaams Parlement. Xxxxxx spreekt u over het ontslag van eerste minister Xxxxxxx en niet over dat van de Vlaamse regering ?
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Waarom laat u mij mijn gedachtegang niet afronden ? Ik heb dit giste- renavond niet bedacht.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Moet de Vlaamse rege- ring dan geen verantwoording afleggen ?
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Onze instellingen moeten een rol spelen bij de politieke hermotive- ring van de burger. Dat is de essentiële opdracht. Politiek, geloofwaardigheid en authenticiteit moe- ten aan elkaar worden gekoppeld. Waarom zou er geen federale regering kunnen worden gevormd over de partijgrenzen heen ? Als uitgangspunt
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-28-
Xxx Xxxxxxxxxx
moet men nagaan wie op welke plaats een exacte rol kan vervullen. Met een gezamenlijk programma kan men dan naar het federale parlement gaan, waar de politieke partijen hun beoordeling moeten geven. Op deze manier zouden we een inhoudelij- ke beoordeling krijgen van problemen als tewerk- stelling, en geen partijpolitieke beoordeling.
Zo kunnen we de politiek tijdens de volgende twee jaar invullen. De partijen behouden de vrijheid van handelen en de regering gaat aan de slag met gezag en met nieuwe mensen. Dit is inderdaad een abdi- catie, niet van de politiek, maar wel van een bepaalde politieke generatie. Ikzelf behoor door mijn leeftijd en door mijn verantwoordelijkheid tot deze generatie. Dit is mijn redenering voor het Vlaamse én het federale vlak.
In de Verenigde Staten vindt men het onbehoorlijk dat een president langer dan acht jaar in functie is. Bij ons niet. U zou natuurlijk kunnen zeggen dat er een verschil is tussen een president van de Verenig- de Staten en een minister bij ons. Het gaat in beide gevallen nochtans om machtsuitoefening. Rond ministers zitten machtscenakels en groeien belan- gen. Vaak gaat het om persoonlijke belangen, en niet noodzakelijk die van de minister zelf. Laat ons hierin de nobelste benadering hanteren, maar laat ons de zaak ook niet mooier voorstellen dan ze is. Waarom moeten ministers langer dan acht jaar kunnen aanblijven ? Xxxxxx zijn bij ons zelfs bijna alle ministers langer dan acht jaar in dienst, in erf- opvolging van zichzelf ? Men heeft in dat verband de mond vol over de onverenigbaarheid van een schepenmandaat met het mandaat van een parle- mentslid. Mag ik u zeggen dat dat een peulenschil is in vergelijking met de ministeriële macht die sommigen acht, negen, tien, zelfs twaalf jaar uitoe- fenen ? Denkt u dat er in het parlement te weinig kwaliteit zit om die ministers op te volgen ?
Hoe staan ministers bovendien tegenover hun par- lement ? Xxxx beschouwen ze een terugkeer naar het parlement als een vernedering, omdat ze dan terug tussen die gewone parlementsleden moeten gaan zitten. Sommigen worden daar ziek van, en gebruiken allerlei invloeden om hun ministeriële macht te behouden. Daar mag in dit parlement toch ook wel eens over worden nagedacht. Er is maar één antwoord denkbaar : een nieuwe start. Die mag niet enkel uit woorden bestaan, maar moet getuigen van een publieke houding en han- delwijze die de mensen terug de hoop geeft op een nieuwe politieke cultuur.
Als een minister dan ter sprake komt in een gerechtelijk dossier, is het zinvol dat hij uit de Vlaamse regering stapt, ongeacht of hij schuldig of onschuldig is. Zelfs als men uitgaat van zijn onschuld, krijgt de bevolking zo een belangrijk sig- naal. Ik weet hoe de partijen en hun leden zich voelen. Ze voelen zich door zo een zaak persoon- lijk gekwetst en belaagd. Ik vraag hen om afstand te nemen van de idee dat als de partij of een van haar mandatarissen onder vuur ligt, ook zij belaagd worden. In het belang van de maatschappij en de politiek zouden ministers uit eigen beweging moe- ten opstappen. Want het gaat in essentie niet alleen om minister Xxxxxxxxxxxx of om het vel van één bepaalde politicus. Het gaat over hoe de politieke wereld op dit moment zijn geloofwaardigheid kan herwinnen. Daarvoor moet een prijs worden betaald, anders komt er geen democratisch reveil.
De meerderheid moet afstappen van haar omwal- lingsstrategie. De oppositie moet afstappen van de katapultstrategie. Dit moet gebeuren voor de vol- gende verkiezingen. Als deze voorwaarden worden vervuld, zal elke partij in 1999 opnieuw met het hoofd rechtop aan politiek kunnen doen. (Applaus bij de VU, de VLD en AGALEV)
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-president, colle- ga's, ik zal het iets korter houden dan de voorgaan- de spreker. Ik wil in het kader van deze interpella- tie aan de minister-president, het hoofd van de Vlaamse regering, een aantal concrete vragen stel- len.
Voor mijn uitgangspunt heb ik me gebaseerd op een artikel van de xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxxx, hoog- leraar aan de KU Leuven. In 1994 heeft hij een interessant artikel geschreven over de strafrechte- lijke ministeriële verantwoordelijkheid in de nieu- we grondwet. Ik begin met zijn slotzin – en ik citeer : het vertrouwen in een ministerieel ambt in een parlementaire democratie vergt dat zowel de politieke als de penale verantwoordelijkheid een werkelijke betekenis hebben. Einde citaat.
Wat is de werkelijkheid ? Enerzijds beschikken we niet over een regeling met betrekking tot de straf- rechtelijke aansprakelijkheid van ministers, noch voor de federale, noch voor de gemeenschapsmi- nisters. Anderzijds kennen we ook geen politieke gewoonten inzake de politieke verantwoordelijk- heid van ministers. In het recente verleden waren hiervan voldoende voorbeelden. We zitten dus met een dubbele werkelijkheid die anders is dan de
-29-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Geysels
xxxx Xxxxxxxxxxxx ze beschrijft. Ik verduidelijk dit even.
Wat betreft het strafrechtelijk aspect, wachten we al sinds 1831. Zelfs na de laatste staatshervorming achtte men het niet opportuun om de noodzakelij- ke uitvoeringswetten goed te keuren. Hierdoor worden bepaalde ministers geconfronteerd met een procedure die inderdaad het predikaat onmen- selijk verdient. Men kan echter niet langer – terecht – de onmenselijkheid van de procedure inroepen, terwijl men tegelijkertijd nalaat de genoemde uitvoeringswetten uit de koelkast te halen. Dit heeft meer te maken met het produce- ren van krokodillentranen dan met politieke recht- lijnigheid.
We zijn nog steeds op zoek naar een politieke cul- tuur – ook in dit legislatuurparlement – waar ministers hun politieke verantwoordelijkheid nemen of krijgen, als wordt aangetoond dat er zwaarwichtige politieke fouten of blunders van for- maat worden gemaakt. Het gebrek aan wetgevend initiatief met betrekking tot het strafrechtelijke aspect leidt, samen met het gemis aan een algeme- ne politieke deontologie inzake politieke verant- woordelijkheid, tot een adderkluwen waarin een aantal betrokkenen en een aantal fundamentele regels van de democratie ten onder dreigen te gaan.
Hierdoor wordt het noodzakelijke onderscheid tus- sen het strafrechtelijke en het politieke aspect van een dossier bijna onmogelijk. Ik wil namens mijn fractie een poging doen om het te herstellen. We beklemtonen dat minister Xxxxxxxxxxxx voor ons onschuldig is tot het tegendeel is bewezen. Maar – en op dit punt begint misschien het meningsver- schil – uit deze voorlopige strafrechtelijke onschuld kan evenmin de conclusie worden getrok- ken dat er niets aan de hand is, en men zonder meer mag overgaan tot de orde van de dag. Dat zou een voorbarige conclusie zijn, rekening hou- dend met onze huidige kennis van het dossier. In een rechtsstaat is de betrokkene onschuldig tot het tegendeel is bewezen, maar uit die axiomatische onschuld kan men niet afleiden dat er niets aan de hand is. Ik baseer mijn argumentatie op een aantal concrete elementen uit dit dossier, zonder daarom alle feiten rond de milieubox uit de periode van maart-april 1990 tot 1995 op te sommen.
Het betreft hier ten eerste een dossier dat recht- streeks te maken heeft met het politiek functione- ren van de betrokkene, en met zijn concrete
bevoegdheden terzake en niet met zijn privé-leven. Ten tweede moeten – alhoewel ik me niet wil mengen in de werkzaamheden van het gerecht – een aantal belangrijke feiten worden vermeld waartussen alsnog geen causaal verband is aange- toond, maar wel een belangwekkende samenhang. Er is de uitspraak van de Raad van State in het voorjaar van 1991. Die is al bij andere sprekers aan bod gekomen. Er is de mededeling van de partij- voorzitter van de CVP dat de firma in kwestie een kleine gift aan de partij heeft gedaan, en daarnaast een grote, fiscaal aftrekbare gift aan een met de partij verbonden studiecentrum. Er is ten derde een uitspraak van de parlementaire commissie ad hoc van het Vlaams Parlement die het dossier naar het Hof van Cassatie heeft gestuurd.
Een derde reeks van belangrijke feiten draait rond het politiek-institutionele kader. Tijdens de periode waarin de regering tot stand kwam, en meer bepaald op 18 juni 1995, zei de minister-president dat zijn ministers van onbesproken gedrag moesten zijn. Dit had tot gevolg dat een potentiële minister zijn kandidatuur introk. De vraag is natuurlijk : wat is onbesproken gedrag ? Krijgt dat vandaag een andere invulling dan eergisteren ? Een tweede belangrijk punt is dat de gemeenschapsministers, in tegenstelling tot hun federale collega's, hun eed niet voor de koning afleggen, maar in dit parle- ment, ten overstaan van de minister-president. Dat maakt de verantwoordelijkheid van de betrokken ministers en van de minister-president ten opzichte van deze vergadering nog groter. Historisch is de onschendbaarheid van ministers verbonden aan die van de koning. Ik ga daar nu niet dieper op in, maar er is een verschil tussen de Vlaamse en de federale situatie. Ten derde is in de Vlaamse rege- ring sinds 1991 een bepaalde deontologische tradi- tie gegroeid. De regels daarvoor zijn in een omzendbrief openbaar gemaakt. De laatste omzendbrief waarover ik beschik, dateert van 24 maart 1994. Hij regelt niet dit soort zaken, maar sti- puleert wel een aantal deontologische regels waar- aan alle ministers moeten voldoen. Dit is al ter sprake gekomen naar aanleiding van een concreet dossier. In het openbaar heeft de minister-presi- dent toen een collega op het matje geroepen, zich inspirerend op een traditie van deontologische regels en uitgaande van artikel 69 van de bijzonde- re wet die bepaalt dat de regering collegiaal en vol- gens de procedure van de consensus beraadslaagt.
Vanuit deze achtergrond vragen we niet alleen aan de betrokken ministers, maar ook aan de minister- president, dat ze hun verantwoordelijkheid zouden opnemen. Ik formuleer het anders. Xxx, mijnheer de minister-president, de betrokken minister, zoals
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-30-
Geysels
hij gedaan heeft, hier alleen over beslissen of is dit een zaak van de ganse regering en dus ook van de minister-president ? Is de minister-president van mening dat de betrokkene nog op een volwaardige wijze kan deelnemen aan de regeringsactiviteiten en op een onafhankelijke wijze de bevoegdheden inzake leefmilieu waarover hij beschikt, kan uitoe- fenen ?
Ik kan het nog concreter stellen. Kan de betrokke- ne op een onafhankelijke manier en met het volle gezag het dossier beoordelen waarin de betrokken firma zou kunnen verzeild geraken : een rapport van de milieu-inspectie waartegen beroep wordt aangetekend, een hernieuwing van de milieuver- gunning, enzovoort. Kan de minister dat ? Dat is de vraag die ik mij stel, die onze fractie zich stelt en die u zich ook moet stellen. Xxxxxxxx de minister- president, voldoet de betrokken minister aan de deontologische regel die uzelf hebt geformuleerd op 18 juni 1995 ? Ik richt me niet alleen tot uw col- lega's, mijnheer de minister-president, maar ook tot het parlement.
Ik citeer opnieuw de xxxx Xxxxxxxxxxxx : de minister is de scharnier tussen de gekozen volks- vertegenwoordigers en de benoemde ambtenaren, tussen politieke macht en bureaucratische macht. Via de ministers controleert het parlement de beleidsvoering van de overheid. Einde citaat. Dit betekent dat het essentieel is voor de democratie dat niemand over enige macht en middelen beschikt, tenzij die zijn verleend. Dit betekent dat in de parlementaire democratie het parlement zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Dit betekent dat in dit dossier de verhouding tussen uitvoerende en wetgevende macht moet spelen. Dit betekent, om de oud-premier van Nederland, de heer Lub- bers aan te halen, dat het parlement in deze zaken het laatste woord heeft en zich moet afvragen of de betrokken minister op dit moment voltijds, vol- waardig en met het volle gezag zijn functie kan uit- oefenen. Wij menen van niet, niet op dit moment.
Tot daar, mijnheer de voorzitter, een aantal alge- mene opmerkingen, maar ook een aantal concrete vragen aan de minister-president. Ik voeg hierbij nog een kleine algemene bemerking vanwege onze fractie die ook aansluit bij wat anderen gezegd hebben. Het is inderdaad zo dat de democratie zich niet moet laten leiden door geruchten, dat open- heid niet mag uitmonden in een heksenjacht en dat de rechtsstaat niet kan worden opgeofferd aan politieke spelletjes, laat staan afrekeningen.
Anderzijds is het voorbijgestreefd vast te houden aan oude en misplaatste gewoonten. Het weigeren om verantwoordelijkheden op te nemen, mijnheer de minister-president, is een proces in gang zetten waarbij het inderdaad wel eens zou kunnen dat er van de democratie alleen nog maar een gerucht overblijft.
Daarom doe ik deze oproep aan alle collega's om als parlementsleden, zonder ons te bemoeien met het strafrechtelijke aspect, een uitspraak te doen in het kader van de hele context. Wij zijn niet vrij van de context waarin we ons bewegen. Als men in dit dossier overgaat tot de orde van de dag, dan begrijp ik het niet meer, dan begrijpt onze fractie het niet meer, maar ook, en dat is belangrijker, dan begrijpen vele mensen het niet meer. (Applaus bij de VU, de VLD en AGALEV)
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De heer Xxxxx Xxxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega's, de vraag die ik de voorbije weken herhaaldelijk heb horen stellen is tweeledig. Heeft een politicus minder rechten dan een gewone burger ? Heeft een politi- cus minder plichten dan een gewone burger ? Op beide vragen is het antwoord in ieder geval nega- tief. Indien u mij de vraag zou stellen of een politi- cus een grotere verantwoordelijkheid heeft dan om het even welke burger, zou het antwoord onvoor- waardelijk positief zijn.
Als verkozene en mandaatdrager van de bevolking moeten we de wetten en decreten opstellen en goedkeuren. We mogen het vertrouwen van onze kiezers niet beschamen. Indien we als politici niet langer het vertrouwen van de burgers genieten, stuikt het hele democratische systeem ineen. In een rechtsstaat ligt het voor de hand dat politici onbe- sproken moeten zijn, wat nog iets anders betekent dan alleen onschuldig zijn.
Enkele verdachtmakingen en insinuaties mogen niet voldoende zijn om het ontslag van een politi- cus te eisen. Maar als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat het in het dossier Xxxxxxxxxxxx om meer dan insinuaties gaat. De Antwerpse procu- reur-generaal had de kans om dit dossier, zoals zoveel andere, te seponeren. Hij heeft echter geoordeeld dat hij het toch naar het parlement moest doorsturen en hij zal daar ongetwijfeld gegronde redenen voor hebben gehad. De commis- sie heeft net hetzelfde gedaan en aan het Hof van Cassatie gevraagd om de zaak verder te onderzoe- ken.
-31-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Dewinter
De toepasselijke vraag is niet of een politicus min- der rechten heeft dan een gewone burger, maar of een beleidsverantwoordelijke waartegen een straf- rechtelijk onderzoek loopt, nog voldoende moreel gezag en geloofwaardigheid geniet om te blijven functioneren. Is een minister die zich voor het gerecht en de media moet verdedigen tegen geruchten over corruptie en omkoperij, nog wel in staat om zichzelf te wijden aan zijn taak als minis- ter ?
Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-presi- dent, collega's, ik heb de indruk dat de traditionele partijen in dit land onvoldoende beseffen dat indien niet vlug op een verantwoorde manier opge- treden wordt, het vertrouwen van de bevolking in de politiek en in het beleid in het algemeen volle- dig verloren zal gaan.
Ik vind het overigens bijzonder pijnlijk dat men in de Vlaamse regering de fouten die in de Belgische regering worden gemaakt, kopieert en overneemt.
Het beleid doet het in Vlaanderen helemaal niet beter dan op Belgisch niveau. Dat was ook te ver- wachten, want uiteindelijk is het dezelfde groep, zijn het dezelfde partijen die het uiteindelijk nog steeds op federaal niveau voor het zeggen hebben, die nu ook in Vlaanderen de plak zwaaien. In een hoofdartikel van een algemeen gerespecteerde krant – de Gazet van Antwerpen van 8 november 1996 – stond – en ik citeer : het is diezelfde ver- wende politieke kaste, die zich decennia lang gedroeg als schepper naast God, die ons schaamte- loos bestuurde, belastte, veroordeelde, en ondertus- sen haar macht misbruikte voor persoonlijke doel- einden. Einde citaat.
Die kaste weigert momenteel om ook maar de minste verantwoordelijkheid te dragen voor het falen van het beleid waar ze zelf verantwoordelijk voor is. Erger nog, alsof het allemaal hun schuld niet is, steken ze een verwijtende vinger uit in de richting van de ambtenaren of de media die de diepgewortelde corrupte praktijken van het regime aanklagen.
Men hoeft zich dan ook niet te verwonderen over het feit dat 300.000 mensen op straat komen tijdens een witte mars. Door de afwezigheid van elk ele- mentair verantwoordelijkheidsbesef, zelfs elemen- tair zelfrespect, bij de bestuurders van dit land, weet de burger geen raad meer met zijn vertwijfe- ling en wanhoop.
Ik herinner mij nog dat te midden van het uitbre- ken van het Agusta-schandaal en vlak voor de ver- kiezingen van mei 1995, de heer Xxxxxxx in een zeldzaam lucide moment verklaarde dat dit het einde was van een politieke generatie. De heer Xxxxxxx had gelijk : dit had het einde van een poli- tieke generatie moeten zijn. Helaas zijn de woor- den van de heer Xxxxxxx dode letter gebleven. Uit de reacties van de bevolking blijkt dat de kiezer niet meer bereid is om nogmaals electorale amnes- tie te verlenen aan de politieke klasse die blijkbaar nog altijd weigert om de conclusies te trekken uit al datgene wat in het verleden fout gelopen is. De burger is niet alleen mondiger geworden, hij is het zat.
Indien u nu, mijnheer de minister, zich niet tijdelijk terugtrekt, indien u nu niet tijdelijk ontslag neemt gedurende het onderzoek en de eventuele verdere juridische gerechtelijke stappen die zullen worden gezet, dan toont u niet meer of niet minder dan een diepe minachting voor de boodschap die ons de jongste weken en dagen door de bevolking bijzon- der duidelijk werd gemaakt. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xx Xxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-president, colle- ga's, het zou voor mij ongetwijfeld gemakkelijker zijn om gewoon op mijn bank te blijven zitten en te zwijgen. Ik zou gemakkelijk kunnen verwijzen naar de unanieme beslissing van dit Vlaams Parlement
– op advies van een vijftienkoppige commissie die in beslotenheid unaniem een standpunt heeft geformuleerd – om met betrekking tot het dossier van minister Xxxxxxxxxxxx de toelating te verlenen om onderzoeksdaden te stellen via het parket- generaal van het Hof van Cassatie. Er werd aan toegevoegd dat er op basis van het dossier geen concrete schuldaanwijzingen waren. We hebben onmiddellijk daarop, ook als fractie, gezegd dat we het vertrouwen behouden in de minister en dat hij derhalve ook verder kan functioneren. Ik zie ook vandaag geen reden om ons standpunt te wijzigen. Ik zal dan ook niet terugkomen op de zaak van minister Xxxxxxxxxxxx.
Namens mijn fractie wil ik wel ingaan op de uit- drukkelijke vragen van een aantal parlementsle- den. Ik verheug me over de toon van een aantal fractievoorzitters. Die toon was conform met onze afspraak op het Uitgebreid Bureau om de deonto- logie en de onbesprokenheid aan bod te laten komen die we van elke politicus en van elke minis- ter verlangen. Hij steekt daarentegen schril af tegen de toon van de VLD. Deze partij spant de
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 0000
-00-
Xx Xxx
kroon als het erop aankomt een louter negatieve oppositierol te spelen, en streeft er alleen maar naar de meerderheid schade toe te brengen, in de ijdele hoop daar zelf beter van te worden. We nemen daar akte van, maar ik zal er geen woorden aan verspillen.
Ik heb drie bemerkingen. De fundamentele rechts- regels moeten voor politici dezelfde zijn als voor gewone burgers. Ten tweede zullen we op het vlak van politieke deontologie de lat hoog moeten leg- gen. Nu zelfs extra hoog om opnieuw het volle ver- trouwen van de bevolking te verdienen. Ten derde ben ik van oordeel dat we ons in de eerste plaats moeten baseren op feiten.
Dezelfde rechtsregels moeten – zoals gezegd – voor iedereen gelden, zowel voor politici als voor gewone burgers. Dit moet in de eerste plaats opgaan voor de informatie-opsporing en het gerechtelijk onderzoek. Het gerecht moet over vol- doende mogelijkheden beschikken om een dossier over iemand samen te stellen. Politici moeten daar- bij geen afzonderlijke behandeling genieten, behal- ve wellicht voor onderzoeksdaden met een vrij- heidsbeperkend karakter, bijvoorbeeld de voorlo- pige aanhouding. Het lijkt ons dan ook logisch dat er zo snel mogelijk werk wordt gemaakt van de aanpassing van de wetgeving en dat er nieuwe wet- telijke regelingen totstandkomen inzake parlemen- taire onschendbaarheid en ministeriële verant- woordelijkheid. Het gaat hier met andere woorden over de wijziging van de artikels 59, 103 en 125 van de Grondwet en over het daartoe goedkeuren van de noodzakelijke uitvoeringswetten. Samenspraak tussen het federale niveau en de deelstaten is uiter- aard aangewezen, omdat dit op elk niveau van toe- passing is.
De gelijkheid moet ook gelden voor de rechten van de verdediging. Gezien het Verdrag van de Rechten van de Mens geldt ook voor politieke mandatarissen dat ze onschuldig zijn tot het tegen- deel is bewezen. Het strikt waarborgen van het geheim karakter van het onderzoek is terzake van essentieel belang.
Publieke processen behoren niet tot ons rechtssys- teem. Voor alle duidelijkheid wens ik te beklemto- nen dat ik pleit voor discretie, maar zeker niet voor de doofpot.
Vervolgens zal ik het hebben over de politieke deontologie. We moeten ons ervan bewust zijn dat we als politici een voorbeeldfunctie moeten vervul-
len. Dat was altijd al het geval en vandaag is dat meer dan ooit zo. De overheid staat voor de drin- gende en dwingende opdracht om opnieuw gezag en respect af te dwingen. Dit betekent dat we onze lat hoog moeten leggen. We zullen de lat in de toe- komst hoger moeten leggen dan het niveau van het louter wettelijke, hoger dan in het verleden.
Het Vlaams Parlement moet zo snel mogelijk een nieuwe en duidelijke politieke gedragscode uitwer- ken. We zijn daar trouwens mee bezig. Tegen zes december zouden de concrete voorstellen van de fracties moeten binnen zijn. Ik stel voor dat we samen in dit Vlaams Parlement ook werk zouden maken van een erecode van politieke ethiek. Ik heb het dan concreet over de onafhankelijkheid van de politicus, de openbaarheid van het politieke bedrijf, over de partijfinanciering, over lobbying, over dienstbetoon, over cumul van functies en over politieke benoemingen. Ik zal daar nu niet verder op ingaan.
Politici in het algemeen, en ministers in het bijzon- der, moeten een zeer grote verantwoordelijkheids- zin aan de dag leggen. Ze zijn de uithangborden van de politieke wereld en van de overheid. Daar- om ook zijn we het er allemaal over eens dat ze onbesproken moeten zijn. Het blijkt evenwel zeer moeilijk te zijn om dit algemeen principe te verta- len in beoordelingsregels voor concrete gevallen. Of een minister al dan niet moet terugtreden, kan in geen enkel geval eenvoudig worden afgemeten aan de grootte van de krantenkoppen die hem of haar ten tonele voeren. Ook het politieke rumoer dat voor of door sommigen wordt gemaakt, vormt geen objectief criterium. Onze werkwijze moet eruit bestaan om elk geval met gezond verstand en in eer en geweten, te toetsen aan rechtsregels en aan onze politieke deontologie. We moeten steu- nen op de feiten. Een politieke beoordeling mag niet worden gebouwd op het drijfzand van geruch- ten of veronderstellingen. Bij een gerechtelijke procedure kunnen we niet anders dan ons richten op de door het gerecht aangebrachte elementen. De politiek mag zijn geloof in de rechtsstaat onder geen enkel beding verliezen. Als de politieke wereld al geen vertrouwen meer stelt in het gerecht, hoe kunnen we dit dan nog van de bevol- king verlangen ? Bij gebrek aan duidelijkheid moet alles in het werk worden gesteld om die duidelijk- heid zo snel mogelijk te verwerven.
De suggestie om in dergelijke omstandigheden tij- delijk terug te treden, biedt naar mijn oordeel geen uitweg. Dergelijk scenario is weinig realistisch en zou bovendien de continuïteit van de beleidsvoe- ring in het gedrang brengen. Het kan immers niet
-33-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
De Roo
de bedoeling zijn om een ministeriële functie een tijdlang niet in te vullen. Dergelijk vacuüm zou het algemeen belang ongetwijfeld ernstig schaden.
Ik geloof evenmin in een scenario waarbij een inte- rim-minister wordt benoemd. Niemand is onver- vangbaar, maar tijdelijke vervanging van politiek personeel is toch niet evident. Functionele baten liggen allerminst voor de hand.
Of gaat het bij een tijdelijk terugtreden louter om de symboliek en het gebaar ? Ook dat wijzen we af. Er zijn betere manieren om aan te tonen dat een politiek mandaat geen doel op zich is, maar een middel om een maatschappelijk ideaal te realise- ren. Wie wettelijk en deontologisch stevig in zijn schoenen staat en de politieke druk en mediaheisa aankan, die moet niet terugtreden, maar gewoon standhouden. (Applaus bij de CVP)
De voorzitter : Minister-president Xxx xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx (Op de tri- bune) : Xxxxxxxx de voorzitter, dames en heren, we beleven inderdaad ongewone tijden. Ik heb alle uiteenzettingen in dit halfrond aandachtig beluis- terd.
Ik ben het volledig eens met de heer Xxx Xxxxxxx- gen, die zegt dat deze ongewone tijden ons con- fronteren met de noodzaak van een nieuwe synthe- se van de ethiek van de overtuiging met de ethiek van het beleidshandelen. De ethiek van de overtui- ging omvat onze opvattingen die we willen realise- ren door middel van een partijprogramma. Ik ver- onderstel immers dat iedereen in dit xxxxxxxx, alleen of groepsgewijs, over een project beschikt. Dat is echter onvoldoende : de politiek is geen vrij- blijvende bezigheid en dwingt ons tot het nemen van verantwoordelijkheid. De ethiek van het beleidshandelen is dus ook aan de orde. Tussen beide vormen van ethiek doen zich ongetwijfeld conflicten voor.
Deze ongewone tijden roepen alle politici, en in het bijzonder hen aan wie dit parlement de verant- woordelijkheid heeft gegeven, op tot een gewetens- onderzoek. We moeten heel grondig nadenken over het zogenaamde beleid van de vanzelfspre- kendheid. De Vlaamse regering heeft zich hier al een aantal keren over beraad en is zeker bereid om de dialoog met het Vlaams Parlement aan te gaan. Meer dan dat, de regering bereidt initiatieven voor die niet alleen willen inspelen op een gevoel. Onze
politieke verantwoordelijkheid vraagt dat we der- gelijke initiatieven nemen. We zijn immers ver- plicht de verantwoordelijkheid van eenieder te for- muleren. Niet alleen wenst de Vlaamse regering rekening te houden met de signalen die ze ont- vangt, ze wil ook – in samenwerking met dit parle- ment – een geactualiseerd project aanbieden in verband met enkele kernvragen van het heden- daags politiek handelen.
In andere omstandigheden heb ik verklaard dat het Vlaams Parlement onze enige verantwoordelijk- heid is, het is tevens onze plaats van verantwoor- ding. Dit moet het uitgangspunt blijven. Ik ben dan ook verplicht om het probleem vanuit dit stand- punt te bekijken. Wij zullen inderdaad werk maken van een nieuwe politieke cultuur en van het herstel van een zorgvuldig beleid.
Ik ben nog steeds van oordeel dat de Vlaamse ministers van onbesproken gedrag moeten zijn. Dit betekent dat de integriteit van de leden van de Vlaamse regering verzekerd moet zijn. Bij de vor- ming van deze Vlaamse regering nam ik dit stand- punt in als voorzorg.
Met betrekking tot deze problematiek citeer ik uit de derde paragraaf van de beslissing van het parle- ment – en ik citeer : vastgesteld wordt dat, tot op heden, het dossier geen concrete schuldaanwijzin- gen bevat om nu een dergelijke inbeschuldiging- stelling te rechtvaardigen, rekening houdend met artikel 125 van de Grondwet. Einde citaat. Het Vlaams Parlement heeft op 13 november jongstle- den unaniem ingestemd met het besluit van de commissie. Als verantwoordelijke voor de Vlaamse regering ben ik verplicht om deze beslissing te respecteren. Indien ik ze op een andere manier zou interpreteren, zou ik onzorgvuldig handelen.
Sedert de beslissing van het Vlaams Parlement van 13 november jongstleden zijn er geen nieuwe ele- menten bijgekomen. Op het ogenblik is er dan ook geen enkele aanwijzing dat het om een strafbaar feit zou gaan. Rekening houdend met de unanieme beslissing van het Vlaams Parlement, zou het voor- barig zijn om nu reeds een beslissing te nemen met betrekking tot het functioneren van minister Xxxxxxxxxxxx. De regels van de ministeriële deon- tologie en de onkreukbaarheid van de gezagsdra- gers moeten de goede werking van de instellingen verzekeren. Deze regels zouden aan hun doel voor- bijgaan indien wij overhaaste conclusies zouden trekken op basis van niet-geverifieerde en onge- controleerde beweringen en/of insinuaties.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-34-
Van den Brande
Volgende vragen moeten worden gesteld : wordt de betrokken minister vandaag belaagd door de media, door zijn collega's in de regering of door het parlement waarvoor hij verantwoordelijkheid draagt en waarvoor hij verantwoording moet afleg- gen ? Indien op al deze vragen bevestigend zou worden geantwoord, lag de conclusie voor de hand.
Maar de publieke opinie maakt met betrekking tot het functioneren van ministers, een duidelijk onderscheid tussen deze zaak en andere zaken die eventueel aan het licht zijn gekomen. In mijn beoordeling zal ik daar ook rekening mee houden.
Xxxxx de betrokken minister belaagd door zijn col- lega's in de regering ? Ik wil hier in alle duidelijk- heid zeggen dat alle ministers van de Vlaamse regering, zonder enige uitzondering, uitdrukkelijk hebben gezegd dat ze met de betrokken minister kunnen en willen verder werken. Ook met deze vaststelling moet ik rekening houden.
Ten slotte kom ik tot de belangrijkste vraag. Wordt de minister belaagd door het Vlaams Parlement ? Ik geloof dat zijn optreden, coöperatie en beleids- matig handelen van de voorbije weken ten volle hebben aangetoond dat dit probleem niet aan de orde is. Uitgerekend in deze belangrijke periode, waarin het ontwerp van begroting en de beleids- brieven worden besproken, is op geen enkel ogen- blik, in de commissies noch in de plenaire vergade- ring, de vraag gesteld naar de eventuele onmoge- lijkheid tot functioneren van minister Kelchter- mans.
Zijn beschikbaarheid, waarover ik het in het begin van mijn betoog ook reeds heb gehad ; de wil van de Vlaamse regering om een bijdrage te leveren om elk defaitisme te bestrijden en om gestalte te geven aan een nieuwe vorm van verantwoordelijk- heid en openheid in het beleidshandelen ; en ten slotte de eerder uiteengezette vaststellingen, ver- klaren waarom ik het volste vertrouwen behoud in alle regeringsleden. Ik behoud dus vanzelfsprekend het vertrouwen in minister Kelchtermans. (Applaus bij de CVP en de SP)
De voorzitter : De heer Xxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, u hebt me bij de indiening van deze interpellatie gevraagd om een strikte scheiding te handhaven tussen de politieke verantwoordelijk- heid en het strafrechtelijk dossier. De heren Gey- sels, Xxx Xxxxxxxxxx en ikzelf hebben ons daar-
aan gehouden. Ik heb hier alleen officiële docu- menten, arresten en uitspraken aangehaald.
Ik heb niet verwezen naar het strafrechtelijk dos- sier. Degenen die ons dat verwijten – de heer Xx Xxx en minister-president Xxx xxx Xxxxxx – heb- ben dat paradoxaal genoeg wel gedaan. Ze weige- ren om over de politieke verantwoordelijkheden te spreken, en verwijzen in dat verband naar het straf- rechtelijk dossier. Wij hebben ons daarentegen aan de afspraak gehouden om enkel te spreken over de politieke verantwoordelijkheid. We hebben het enkel gehad over een officieel verslag van de inspecteur van Financiën, een officieel arrest van de Raad van state, en een officiële uitspraak van de CVP-voorzitter.
We hebben ons niet gemengd in de beraadslagin- gen en de besluitvorming van deze commissie ad hoc. We hebben ons niet gemengd in het strafrech- telijk dossier. Men zet hier dus de wereld op zijn kop. Dat maakt ons moedeloos. Iedereen noemt zich vragende partij voor een nieuwe politieke cul- tuur, en wil een gedragscode. Maar als een concreet dossier ter bespreking voorligt, willen sommigen alles verdrinken in algemeenheden zonder het over de essentie te hebben. Dat vinden we verdacht en
– ik herhaal het – dat maakt ons bijzonder moe- deloos. Hier ligt een concreet dossier voor en de collega's hebben allemaal kunnen nagaan dat het een politieke verantwoordelijkheid bevat. Ik zal niet in herhaling vallen.
Xxxxxxxx de minister-president, u hebt toch wel iets belangrijks medegedeeld. U hebt een belangrij- ke uitspraak gedaan over de beoordeling van een onbesproken gedrag. Voor u is een minister pas onbesproken vanaf het ogenblik dat er een stap wordt gezet in het strafrechtelijk dossier die aan- toont of er schuld of onschuld is. Dat is de essentie van wat u zei. Zolang dat er niet is, moeten wij vol- gens u niet spreken over besproken of onbespro- ken.
Collega's, voor de VLD is er een dimensie méér. De politieke verantwoordelijkheid moet los van een strafrechtelijk dossier meespelen wanneer het gaat over besproken of onbesproken zijn. Xxxxxxxx de minister-president, u hebt gezegd dat de xxxx Xxxxxxxxxxxx niet belaagd wordt door de media of door het parlement. Collega's, vandaag hebben vier oppositieleiders het woord gevoerd. Als u zegt dat hij niet door het parlement wordt belaagd, dan kan dat maar op één enkele manier worden bewezen. Volgens uw oordeel is een minister maar bespro- ken of onbesproken als stappen in het strafrechte- lijk dossier dit duidelijk aantonen. Ik zeg u dat u dit
-35-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Denys
alleen maar kan aantonen door het stellen van de vertrouwenskwestie, door artikel 72 van het regle- ment.
Ik wil weten of het parlement het eens is met deze uitspraak. Ik vind deze discussie essentieel. Mijn- heer Xxx Xxxxxxxxxx, ik ben het met u eens dat we vandaag een essentieel debat voeren dat belangrijk is voor de toekomstige geloofwaardig- heid van de politiek in het algemeen. Het gaat niet om de geloofwaardigheid van de een of andere partij.
Xxxxxxxx de minister, als u zo sterk in uw schoenen staat, als u zegt dat u toch niet door het parlement wordt belaagd, dan moet u het aandurven om arti- kel 72 toe te passen. U moet het dan ook aandur- ven om op basis van uw eigen uitspraak de vertrou- wenskwestie te stellen. Doet u dat niet, mijnheer de minister-president, dan doet u volgens mij deze uitspraak alleen maar om zelf intern de problemen op te lossen zonder enig belang te hechten aan de geloofwaardigheid van de politiek in Vlaanderen.
De vertrouwenskwestie kan enkel door de rege- ring, en niet door het parlement gesteld worden. Als u weigert de vertrouwenskwestie te stellen dan is dat voor mij het teken, mijnheer de minister-pre- sident, dat alles wat u hier vertelt zonder inhoud is en dat er bij u een verschil tussen woord en daad is. U spreekt over ongewone tijden, maar in feite gaat u gewoon over tot de orde van de dag.
Door het indienen van de motie van vertrouwen moet u zelf bewijzen of dit al dan niet het geval is. Als u de vertrouwenskwestie niet stelt, zullen wij in afspraak met de heer Xxx Xxxxxxxxxx en de heer Xxxxxxx een met redenen omklede motie indienen waarin wij het ontslag van de xxxx Xxxxxxxxxxxx vragen. (Applaus bij de VLD en de VU)
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Mijnheer de voor- zitter, mijnheer de minister-president, collega's, ongewone tijden vragen soms ongewoon handelen.
Mijnheer Xx Xxx, het valt mij op dat u fractiege- richt handelt, fractiegericht analyseert naar aanlei- ding van één situatie rond één persoon. Ik heb doelbewust niet per fractie willen analyseren, maar de algemene politieke beoordeling naar mijn aan- voelen willen invullen. Ik denk dat fractiegericht
handelen in deze context eigenlijk geen soelaas brengt.
Ten tweede blijf ik de mening toegedaan dat een krachtig parlement moet handelen. Het moet hoe dan ook stem geven aan de wil tot verandering, niet alleen in woorden maar ook in daden.
Ten derde denk ik niet dat een woordgebruik in de zin van : wij zijn de beste partij, wij hebben gelijk, ons programma is schitterend, enige indruk maakt. Integendeel, we worden allemaal beoordeeld en gedeeltelijk zelfs veroordeeld. Ik heb willen beplei- ten dat we een daad moeten verrichten die de impasse overstijgt.
Ten vierde is de regering eigenlijk – ik druk me misschien wat scherp uit – in ballingschap. Het verschil is dat een regering in ballingschap gewoon- lijk op enige sympathie kan rekenen in het hinter- land. Dat is nu niet het geval.
Ten vijfde blijven we erbij dat een lid van de Vlaamse regering zich moet afvragen hoe hij of zij kan bijdragen aan de algemene saneringsoperatie. We hebben het niet over schuld of onschuld. Hoe kan de individuele verantwoordelijkheid in deze deontologie worden ingevuld ?
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxx Xxxxxxx (Op de tribune) : Xxxxxxxx de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, ik heb drie opmerkingen.
De heer Xx Xxx heeft met zijn betoog geïllus- treerd, wat wij in ons besluit zegden te betreuren. Hij nam een grote aanloop en vermeldde een aan- tal terechte bekommernissen. In zijn conclusie zei hij echter dat er niets aan de hand is. Het doet me denken aan een atleet die het record verspringen wil verbeteren. Hij neemt een gigantische aanloop, stoot af en belandt dertig centimeter verder in de zandbak. Ik druk me oneerbiedig uit, maar ik kan moeilijk tot een andere conclusie komen.
De toon van het antwoord van de minister-presi- dent stoort me verschrikkelijk. We vroegen hem naar de betekenis van onbesproken gedrag, zoals dat werd geformuleerd in juni 1995. Toen zei hij dat onbesproken gedrag niets te maken kon hebben met het strafrechtelijk aspect. Ik zeg duidelijk : kon hebben. De personen op wie het van toepassing was, waren op geen enkele wijze en op geen enkel moment door een rechtbank schuldig bevonden. Het kon toen geen strafrechtelijk aspect hebben. Nu zegt de minister-president dat onbesproken
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-36-
Geysels
gedrag integriteit betekent, en integriteit betekent niet schuldig bevonden zijn. Dat is een volledig andere interpretatie dan de interpretatie van 1995. De minister-president was in 1995 veel strenger dan in 1996. Op dat moment was niemand gevat door een uitspraak van de rechtbank. Achteraf werd zeker één persoon onschuldig bevonden door de rechtbank. De minister-president heeft niet geantwoord op de vraag. Hij geeft een interpretatie aan het debat die we net wilden vermijden, name- lijk de vermenging van het strafrechtelijke met het politieke aspect. Het is niet omdat een persoon strafrechtelijk onschuldig is, dat er politiek niets aan de hand is. Die toon betreur ik ten zeerste.
Mijn fractie heeft intern haar houding bepaald tegenover minister Xxxxxxxxxxxx bij de begrotings- besprekingen in de commissie. Uit fatsoen en respect voor de afspraken binnen de democratie, hebben we beslist met minister Xxxxxxxxxxxx te discussiëren over de begroting. We wilden in de commissie het debat nog niet openen, dat hier van- daag moest worden gevoerd. We wilden eerst de antwoorden van de minister-president horen. Dat is parlementaire fair play. Xxxxxxxx de minister- president, ik vind het dan ook onfatsoenlijk dat u hier durft beweren dat het parlement het volledig met u eens is. (Applaus bij de oppositie)
U mag onze fractie veroordelen als ze parlementair uit de bocht gaat, zelfs als lid van de uitvoerende macht. U doet het parlement nu echter geen eer aan, wat u nochtans wel zou moeten doen. U bent niet correct als u de houding van de oppositie als bewijs gebruikt om te zeggen dat minister Kelch- termans niet belaagd wordt door het parlement. U wordt misschien inderdaad niet fysisch belaagd, maar u hebt in het verleden uitspraken gedaan die u nu anders invult. U interpreteert uw deontologi- sche principes vandaag anders dan gisteren. U zegt vandaag aan dit parlement en de publieke opinie dat er niets aan de hand is. Business as usual ! (Applaus bij de oppositie)
De voorzitter : De heer Xxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, collega's, ik wou aanvankelijk niet aan het woord komen in deze discussie. Zwijgen is hier niet het gemakkelijkste. Ik voel mij inderdaad, zoals velen in deze vergadering, zeer gekwetst, omdat we ervan uitgaan dat we iets gekozen hebben als activiteit, waar we sterk in geloven en waar we volkomen achterstaan.
We weten dat we daardoor in het midden van het maatschappelijk kluwen terechtkomen, en daar zijn een aantal risico's aan verbonden. De laatste tijd ben ik zoals velen in dit xxxxxxxx hard aan het nadenken. Ik vind dat ook noodzakelijk. Ik denk niet dat de bevolking hier op de eerste plaats veel spreken verwacht.
Wel zouden we ons gezamenlijk moeten kunnen bezinnen over de manier waarop we het ambt van politicus bekijken. Hoe kunnen we dit op een dege- lijke manier invullen en omkaderen ? Ik heb het gevoel dat dit nu niet mogelijk is. Dit debat ver- wordt opnieuw tot een partijpolitiek spektakel waar men opnieuw in de media kan komen en waar de kijker of de luisteraar alles globaliseert.
We hebben dit gevoel al eerder ervaren in onze eigen partij. Ik denk dat er daar veel mensen ern- stig werken om een basis te leggen voor een toe- komstig functioneren binnen de politiek. Er is een uitspraak van onze voorzitter aangehaald en we moeten die kunnen begrijpen. Een dergelijk debat moet worden gevoerd, vrij van dubbelzinnigheid, maar tot hiertoe heb ik nog niet ervaren dat dit mogelijk is.
Ik herinner mij de discussies een paar jaar geleden over het statuut van parlementslid. Zelfs als men het gevoel had dat men in een midden zat waar men vrijuit kon spreken en contouren kon afteke- nen, liep men het risico op een bepaalde manier te worden voorgesteld of dat de woorden of uitdruk- kingen op een bepaalde manier werden gebruikt. We waren zelfs niet in staat om onder elkaar op een eerlijke manier na te gaan hoe we deze functie konden invullen. Dat zijn voor mij wezenlijke dis- cussies die we moeten voeren. Ik denk dat, zolang dit klimaat heerst, dit jammer genoeg niet mogelijk zal zijn. Elk voor zich zal dus moeten zien hoe hij zich opstelt in de politiek. Iedere partij moet nagaan hoe ze zich opstelt, en ook iedere regering.
Deze regering heeft die verantwoordelijkheid genomen, die wij ook steunen. In die zin vind ik dat mijn zwijgen ook niet verkeerd zou mogen worden begrepen. Anderzijds moet ik ook het recht heb- ben om los van mijn fractie te kunnen spreken, vanuit datgene wat ons heeft aangezet om tot de politiek toe te treden. Dat geldt ook voor de jonge- re generatie die ik gelukkig zie binnenkomen in de politiek. Daar zitten heel wat talentvolle mensen bij die in een ander leven of in hun privé-leven ook heel belangrijke functies zouden kunnen vervullen, maar die toch de moed hebben om in deze moeilij- ke tijden aan politiek te doen.
-37-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 0000
Xxxxxxx
Ik vind nog steeds dat men politiek moet kunnen bedrijven. Het blijft een boeiende en noodzakelijke opdracht. Ik denk dat wij dit op een heel andere manier moeten invullen dan op de huidige manier. (Applaus bij de CVP, de SP en de VLD)
De voorzitter : De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De heer Xxxxx Xxxxxxxx (Op de tribune) : Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, colle- ga's, ik was niet alleen verwonderd, maar ook ont- hutst en ontgoocheld door uw antwoord.
Die arrogantie van de macht, die zelfvoldaanheid, die zelfingenomenheid, dat totale gebrek aan aan- voelen, het misprijzen zelfs van datgene wat op dit moment bij de bevolking leeft, is manifest en frap- pant. Het verschil tussen woord en daad is zo frap- pant en manifest, dat wij vandaag niet alleen het ontslag van één minister, in casu de heer Xxxxxxxx- mans zouden moeten vragen, maar in feite het ont- slag van heel deze regering.
U, en niet alleen u maar ook uw partij, maar ook uw regering, de politieke klasse, de traditionele partijen, en het hele politieke bestel in dit land, hebt niet alleen de verkiezingsuitslagen van 13 november 1987 niet begrepen ; u hebt ook de uit- slagen van 24 november 1991 niet begrepen, en ook die van 21 mei 1995 niet. U begrijpt na al die duidelijke signalen van zo'n groot deel van de bevolking en na wat er de jongste weken en maan- den is gebeurd, ook dat laatste evidente, duidelijke signaal niet. Wel, dat belooft in ieder geval voor de toekomst. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : Minister-president Xxx xxx Xxxxxx heeft het woord.
Minister-president Xxx Xxx xxx Xxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, collega's, ik wil hierop drie dingen zeggen.
Ten eerste heb ik in mijn antwoord het strafrechte- lijke punt en de verwijzing naar de commissie aan- gehaald. Mochten de commissie en het parlement tot één besluit zijn gekomen, dan moesten daar vanzelfsprekend conclusies uit worden getrokken.
Ten tweede heb ik de grootste waardering voor het parlement. Ik geloof dat de feiten – en niet alleen de woorden – dat ook aantonen. Ik heb niet alleen de grootste waardering voor het parlement, maar op alle momenten en in alle commissies is er ook echte samenspraak tussen mezelf en het parle-
ment. Ik waardeer dus dat er de afgelopen weken werd gehandeld in de commissies. Ik herhaal dus dat daar verantwoordelijkheden konden worden opgenomen met betrekking tot de concrete vraag over het functioneren of niet-functioneren van de minister.
Ten slotte, voorzitter, dit is geen kwestie van macht
– een heel betrekkelijk gegeven -, of van per se in functie willen blijven. Ik denk dat niemand hier in dit halfrond het monopolie kan opeisen van de juiste morele of politieke inschatting. Ik kan het voor mezelf alvast niet. Laten we in elk geval voor ogen houden dat we met goede wil en inzet veel kunnen oplossen. Dan moeten we elkaar niet om de oren slaan met het grote morele gelijk van de ene versus de andere.
De voorzitter : De heer De Reuse heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xx Xxxxx : Ik heb zowel de minister-president als de heer Xx Xxx horen ver- wijzen naar de beslissing in de commissie. Men interpreteert dat besluit ook, en wil er het bewijs van onschuld in deze fase van het onderzoek uitha- len. Men moet echter deze passage eens met de nodige aandacht lezen. De tekst zegt dat er van- daag geen schuldaanwijzingen zijn, rekening hou- dende met artikel 125 van de Grondwet, waarin dus verwezen wordt naar de datum van de feiten. Daaruit concluderen dat de commissie eigenlijk eenparig heeft aangenomen dat er heden ten dage geen schuldaanwijzingen zijn, is fout. Men moet ook de intellectuele eerlijkheid opbrengen om de laatste paragraaf aandachtig te lezen.
De voorzitter : We hebben afgesproken geen dis- cussie te voeren over de beslissing van de commis- sie.
De xxxx Xxxxxx Xx Xxxxx : Ik praat ook niet over de inhoud, wel over het misbruik van de tekst.
De voorzitter : De heer De Gucht heeft het woord.
De heer Xxxxx Xx Xxxxx : Xxxxxxxx de minister- president, u vraagt dus het vertrouwen van dit par- lement niet ? (Geen reactie)
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door xx xxxxx Xxxxx, Xxx Xxxx- bergen en Geysels werd tot besluit van deze inter- pellatie een met redenen omklede motie inge- diend. Ze zal worden gedrukt en rondgedeeld.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-38-
Voorzitter
Het parlement zal zich daarover tijdens een vol- gende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Dames en heren, ik feliciteer het Vlaams Parle- ment en de Vlaamse regering omwille van de sereniteit waarmee het halfrond dit probleem heeft behandeld, en het niet tot een gevallenstudie heeft laten verworden.
Het incident is gesloten.
MOTIE van de heren Xxxxx Xxxxxxxx en Xxxxxx Xx Xxxxx tot uitoefening van het recht van onder- zoek over de offerte, de gunning en de verdere uit- voering van het milieuboxencontract
– 480 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is de motie van de heren Xxxxxxxx en De Reuse tot uit- oefening van het recht van onderzoek over de offerte, de gunning en de verdere uitvoering van het milieuboxencontract.
De bespreking is geopend.
De xxxx Xxxxxxxx heeft het woord.
De heer Xxxxx Xxxxxxxx (Op de tribune) : De motie sluit zeer nauw aan bij de materie die we zonet behandeld hebben, namelijk de vraag van onze fractie om een onderzoekscommissie op te richten over de offerte, de vergunning en de verdere uit- voering van het milieuboxencontract. Een dergelij- ke onderzoekscommissie moet volledig losgekop- peld worden en moet onafhankelijk handelen van het onderzoek naar de passieve en actieve omko- ping die het Hof Van Cassatie nu onderzoekt. Beide zaken staan los van mekaar. Dat een onder- zoekscommissie niet zou kunnen omdat het onder- zoek van het Hof Xxx Xxxxxxxx loopt, houdt vol- gens ons noch politiek noch juridisch steek. Het ligt voor de hand dat er heel wat vragen zijn over het eigenlijke milieuboxencontract en het beleid dat hieromtrent gevoerd is : er zijn vragen over de ver- meende procedure, over fouten bij de gunning van het contract. Er rijzen vragen over het feit dat het milieuboxencontract werd toevertrouwd aan een Vlaams aluminiumbedrijf dat de boxen nooit zelf
zou kunnen aanmaken, omdat het er niet voor uit- gerust was. Trouwens, meer dan de helft van deze boxen is gefabriceerd in Zuid-Europa en meer bepaald in Portugal. Vragen zijn er ook nog over het feit dat, bij het toewijzen van het contract aan de firma Aralco, deze firma geen vergunning had voor het aanmaken van plastic en evenmin voor de opslag van brandbare stoffen, wat nochtans nood- zakelijk is om plastic te mogen vervaardigen.
Ook de juiste draagwijdte van het onderaanne- mingscontract, tussen de n.v. Plascobel en de n.v. Xxxxxx, roept vragen op. Daarbij ging Plascobel met 40 percent van de onderaannemingsopdracht lopen. Het feit dat dit onderaannemingscontract getekend werd vijf dagen voordat de n.v. Aralco officieel in kennis werd gesteld van het feit dat de opdracht voor het aanmaken van milieuboxen aan hen werd toegewezen, doet eveneens menige wenkbrauw fronsen.
Dan zijn er nog vragen over de conformiteit tussen het bestek en de uiteindelijk afgeleverde milieu- boxen. Er zijn vragen over het feit dat, ondanks het niet conform zijn van het bestek en het uiteindelij- ke product, de kostprijs niet werd aangepast alhoe- wel dit een besparing van 70 frank per box had kunnen opleveren. Er zijn vragen over het feit dat de levering van de boxen de bestelling overtrof waardoor een meerprijs moest worden betaald. En dan zijn er nog vragen over het feit dat op diverse plaatsen in Vlaanderen nog steeds tienduizenden milieuboxen staan te wachten op een eigenaar.
Ik denk inderdaad dat we in het kader van heel dit dossier meer moeten doen dan alleen de mogelijke corruptie onderzoeken. De Vlamingen hebben recht op de waarheid over al de nevenaspecten die in het debat dat hier zojuist werd gevoerd aan de orde zijn gekomen. Als we onze geloofwaardigheid niet volkomen willen verliezen, moeten we in deze zaak tot op het bot gaan en moeten we de moge- lijkheid bieden aan het parlement om alle aspecten van deze zaak te onderzoeken.
Onze fractie richt dan ook een oproep tot ieder van u om deze motie tot uitoefening van het recht op onderzoek over de offerte, de vergunning en de verdere uitvoering van het milieuboxencontract goed te keuren. Dit moet kunnen over de grenzen van meerderheid en oppositie heen. Ik denk dat, ten behoeve van voornamelijk de CVP en de betrokken minister, er best een onderzoekscom- missie op touw wordt gezet. Op geen enkel moment mag immers de indruk gewekt worden dat deze zaak niet mag worden onderzocht omdat bepaalde stinkende potjes gedekt moeten blijven.
-39-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Dewinter
Daarom verzoek ik de leden van de meerderheid om deze motie voor een onderzoek naar deze aan- gelegenheid te steunen. Het is in uw eigen voor- deel. (Applaus bij het VB)
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xx Xxx : Xxxxxxxx de voorzitter, wij wensen niet in te gaan op de vraag tot uitoefe- ning van het recht op onderzoek in dit dossier. Men heeft alle mogelijke parlementaire middelen en mogelijkheden om de betrokken minister te onder- vragen op de gewone manier. We zien dus geen enkele reden om te stellen dat er allerhande onre- gelmatigheden zouden opduiken in het dossier. Minister Xxxxxxxxxxxx heeft hierop al openbaar uitvoerig gereageerd. Men kan hem ondervragen. Men kan hem ook concreet interpelleren over het dossier. Dat is in het verleden gebeurd. De gunning is conform de wettelijke procedures verlopen en we zien dus geen enkele reden om op die vraag in te gaan.
De voorzitter : De heer Xxx Xxxxxxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxxxxxxx : Mijnheer de voor- zitter, het parket-generaal bij het Hof van Cassatie voert momenteel een onderzoek uit. Mijns inziens moet dit onderzoek kunnen plaatsvinden zonder dat er gelijktijdig een onderzoek wordt uitgevoerd door een politiek orgaan. We moeten eerst afwach- ten wat het resultaat zal zijn van het onderzoek door het Hof Xxx Xxxxxxxx. Daarna kan dan blijken of er nieuwe initiatieven moeten worden genomen. De Volksunie zal zich in deze zaak onthouden.
De voorzitter : Vraagt nog iemand het woord ?
(Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over de motie houden.
MOTIE VAN ORDE
Voorstel tot spoedbehandeling in plenaire vergade- ring
De voorzitter : De heer De Roo heeft het woord.
De xxxx Xxxxx Xx Xxx : Xxxxxxxx de voorzitter, bij motie van orde wil ik de hoogdringende behande- ling vragen van een voorstel van resolutie dat werd ingediend door de xxxx Xxxxxx en de heer Xxxxxxxx, en dat aansluit bij het voorstel van resolutie van de heren Bril, Keulen en Browaeys betreffende de draagwijdte van een programmadecreet.
De voorzitter : Gaat iedereen hiermee akkoord ?
(Instemming)
Dit voorstel van resolutie zal worden behandeld onmiddellijk na de bespreking van het desbe- treffende voorstel van resolutie van de heren Xxxx, Keulen en Browaeys.
Het incident is gesloten.
VOORSTEL VAN RESOLUTIE xxx xx xxxxx Xxxxx Xxxx, Xxxxxx Xxxxxx en Xxxxx Xxxxxxxx betreffende de draagwijdte van een programmade- creet
– 481 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van de heren Xxxx, Keulen en Browaeys betreffende de draagwijdte van een pro- grammadecreet dat luidt als volgt :
Het Vlaams Parlement,
– overwegende dat
1° het ontwerp van programmadecreet verworden is tot een onoverzichtelijk geheel van bepalingen die niet noodzakelijk allemaal bijdragen tot de uitvoering van de begroting ;
2° vele artikelen van het ontwerp van programma- decreet belangrijke wijzigingen aanbrengen aan decreten die bijgevolg een debat ten gronde verei- sen in het Vlaams Parlement ;
3° door het ontwerp van programmadecreet veelal volmacht wordt gegeven aan de regering inzake domeinen die onvoldoende gekend zijn ;
4° een nieuwe politieke cultuur impliceert dat men radicaal afstapt van deze weinig democratische en weinig doorzichtige werkwijze ;
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-40-
Voorzitter
– vraagt aan de Vlaamse regering dat het ontwerp van programmadecreet zich zou beperken tot de financiële maatregelen die bijdragen tot de uitvoe- ring van de begroting 1997 en geen wijzigingen van decreten zou bevatten die een aparte bespreking in het Vlaams Parlement vereisen.
De bespreking is geopend.
De heer Keulen heeft het woord.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : Met deze resolutie willen we een vorm van protest laten weerklinken tegen het oneigenlijke gebruik van de techniek van het programmadecreet. Dit oneigenlijke gebruik bestaat erin dat men de inhoudelijke bepalingen van een decreet uitholt.
Het gaat hier concreet over de sector van de volks- ontwikkeling, meer bepaald over drie decreten die twee jaar geleden werden goedgekeurd. Toentertijd was er in de sector zelf al heel wat scepticisme tegenover die decreten. Die mensen kwamen toen over de brug, omdat men zei dat men tot een volle- dige uitvoering van de decreten zou komen en dat ze er alle belang bij hadden om te participeren. Achteraf bleek hun scepticisme echter volledig gerechtvaardigd.
We willen aanklagen dat men de inhoudelijke bepalingen van een decreet op een ongerechtvaar- digde wijze verandert. Dit moet eigenlijk door de wetgever gebeuren en er moeten dan nieuwe decreten worden goedgekeurd. De Raad van State was niet mals in zijn kritiek. Deze raad spreekt van eenzijdige contractbreuk en van een daad van onbehoorlijk bestuur. We moeten hier toch meer aandacht aan besteden. Als er terzake een nieuw decreet nodig is, moeten we ervoor zorgen dat dit er ook komt. Dit is, kort samengevat, de bedoeling van deze resolutie.
De voorzitter : Vraagt nog iemand het woord ?
(Neen)
De bespreking is gesloten
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.
VOORSTEL VAN RESOLUTIE van de heren Xxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xxxxxxxx betreffende de functie van een decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting
– 491 (1996-1997) – Nr. 1
Bespreking
De voorzitter : Dames en heren, aan de orde is het voorstel van resolutie van de heren Xxxxxx en Xxxx- xxxx betreffende de functie van een decreet hou- dende bepalingen tot begeleiding van de begroting, dat luidt als volgt :
Het Vlaams Parlement,
– gelet op de omzendbrief VR95/4, aanwijzing 114, van de Vlaamse regering stellende dat het ten stel- ligste af te raden is om uiteenlopende zaken in één decreet te regelen ;
– overwegende dat
1° de ontwerpen van decreet houdende de midde- lenbegroting en houdende de algemene uitgaven- begroting de belangrijkste machtiging zijn die het Parlement jaarlijks aan de regering verleent ;
2° een begeleidend decreet noodzakelijk kan zijn om de bepalingen van de begrotingsdecreten uit- voerbaar te maken ;
3° dit begeleidend decreet evenveel aandacht van de behandelende commissies verdient als de begro- tingsontwerpen zelf ;
– is van oordeel dat vanuit zijn streven naar een doorzichtige, en dus rechtvaardige, decreetgeving maatregelen die geen rechtstreekse band hebben met de begroting, niet in dit begeleidend decreet thuishoren ;
– vraagt aan de Vlaamse regering haar ontwerp van decreet houdende begeleiding van de begro- ting strikt te beperken tot een fiscaal-budgettair decreet, met uitsluitend bepalingen die verbonden zijn met de begroting.
De bespreking is geopend.
De xxxx Xxxxxx heeft het woord.
De xxxx Xxxx Xxxxxx : Xxxxxxxx de voorzitter, col- lega's, we delen dezelfde bezorgdheid als de heer Keulen, namelijk dat de begrotingsbesprekingen en de begrotingsdocumenten alleen zouden hande- len over wat werkelijk met de begroting is verbon-
-41-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Taylor
den. Het programmadecreet maakt daar essentieel deel van uit. Het bevat een aantal inhoudelijke bepalingen die noodzakelijk zijn om een begroting tijdig en correct uit te voeren.
Het is duidelijk dat een programmadecreet geen document mag zijn waarmee men via achterpoort- jes een aantal inhoudelijke zaken tracht te regelen die eigenlijk in een apart decreet thuishoren en die een aparte bespreking vereisen, los van de begro- tingsbespreking. Deze techniek wordt al vele jaren gebruikt in het federale parlement, en sloop soms
– maar in veel mindere mate – ook al binnen in het Vlaams Parlement. Er is natuurlijk het voor- beeld van Telenet Vlaanderen en van de VLAM. Dit gebeurt misschien wel met goede bedoelingen, maar is toch niet de correcte gang van zaken. Ik denk dat het Vlaams Parlement en de commissie voor Financiën het voorbeeld hebben gegeven : ze weigerden dat te doen. We staan niet helemaal ach- ter het voorstel van de heren Xxxx, Keulen en Bro- waeys omdat ze beweren dat het programmade- creet een onoverzichtelijk decreet is geworden dat bovendien de regering toestaat zaken te regelen waarvan het parlement onvoldoende op de hoogte is. We zijn op de goede weg. Het programmade- creet in het Vlaams Parlement regelt aspecten die fiscaal of budgettair verbonden zijn met de begro- ting. Er zijn daarnaast een paar voorbeelden die niet kunnen, maar omwille van die enkele schoon- heidsfoutjes kan men er toch niet van uitgaan dat het een onoverzichtelijk decreet geworden is ? Het is belangrijk dat het programmadecreet beperkt blijft tot datgene waar het voor staat en dat heeft te maken met een goede verhouding tussen de uit- voerende macht en de wetgevende macht. We heb- ben een resolutie ingediend waarin we vooropstel- len dat het ontwerp van programmadecreet zich moet beperken tot zaken die fiscaal en budgettair van belang zijn en die dus rechtstreeks aanknopen bij de begroting en de begrotingsbespreking.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : Xxxxxxxx Xxxxxx, waarom voegt u dan niet de daad bij het woord ? U zegt dat u het met ons eens bent en toch gaat u daar twee keer tegen in. Vorig jaar heeft hetzelfde probleem zich op dezelfde wijze gemanifesteerd. Dit jaar hebben we opnieuw te maken met een budgettair tekort. Men is perfect in staat om de nodige bud- getten vrij te maken waarmee de drie decreten kunnen worden uitgevoerd en men gaat opnieuw in de fout door de techniek van het programmade- creet toe te passen. Men kan zich eenmaal een kunstgreep veroorloven maar wanneer hetzelfde
probleem een jaar later opnieuw opduikt en dezelf- de oplossing wordt aangewend, geloof ik dat men moedwillig in de fout gaat.
De xxxx Xxxx Xxxxxx : We gaan niet in de fout. Zowel vorig jaar als dit jaar heeft het parlement de zaken uit het programmadecreet gehaald die er niet in thuis horen. Het parlement heeft duidelijk zijn verantwoordelijkheid genomen en aan de regering getoond wat het wilde. De regering moet hieruit conclusies trekken.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : U spreekt nu over het heden. Zegt u nu dat de aanpassingen voor de drie decreten voor de volksontwikkeling eruit moeten worden gelicht ? Dat zegt u nu vandaag tegen de regering voor de begroting van 1997 ?
De xxxx Xxxx Xxxxxx : De zaken die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de begro- ting horen thuis in het programmadecreet. Inhou- delijke zaken horen daar niet in thuis. Zaken zon- der dewelke de begroting niet kan worden uitge- voerd, vormen een essentieel deel van het pro- grammadecreet om de doorzichtigheid van het begrotingsdebat te garanderen.
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx : Dat zijn mooie woorden maar ik vrees dat er een groot verschil is tussen woorden en daden. Enerzijds zijn er de principes en anderzijds is er de praktijk waarbij van die prin- cipes wordt afgeweken.
De voorzitter : Vraagt nog iemand het woord ?
(Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen om 16 uur de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.
REGELING VAN DE WERKZAAMHEDEN
De voorzitter : Dames en heren, hiermede zijn wij aan het einde gekomen van onze werkzaamheden voor deze voormiddag.
Wij komen om 14.30 uur opnieuw bijeen om onze agenda verder af te handelen.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-42-
De vergadering is gesloten.
– De vergadering wordt gesloten om 13.47 uur.
-43-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
BIJLAGE
MONDELINGE VRAGEN
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-44-
MONDELINGE VRAAG (Regl. art. 79)
Commissie voor Welzijn, Gezondheid en Gezin Vergadering van donderdag 24 oktober 1996
Vaste verslaggever : de xxxx Xxx Xxxxxxx, secreta- ris van de commissie
Mondelinge vraag van mevrouw Xxx Xxx Xxx Xxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, over een opvol- gingsstructuur voor de rechten van kinderen
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
In verband met een opvolgingsstructuur voor de rechten van kinderen ligt momenteel een voorstel van decreet over een ombudsdienst neer, onderte- kend door CVP, VU, Agalev en SP.
Tijdens de bespreking in de commissie voor Wel- zijn, Gezondheid en Gezin op 1 oktober 1996 werd het belang van een ondersteuningsstructuur aange- haald. Enkele dagen later lezen we in de media dat de minister denkt aan een Vlaams commissariaat voor het kind.
Xxxxx xxxxxxx ik van de minister hoe hij nu staat tegenover de opvolgingsstructuur.
2. Antwoord van de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Cultuur, Gezin en Welzijn
De opvolging van het VN-Verdrag inzake de Rech- ten van het Kind is in de eerste plaats een opdracht van de overheid alhoewel de medewerking van iedere volwassene in onze samenleving onontbeer- lijk is. Indien de overheid ruimte creëert voor de rechten van kinderen zal elke opvoeder, elke bege- leider van kinderen, kinderen de kans moeten geven om hun rechten te kunnen uitoefenen.
Opvolging bestaat op drie niveaus :
1. Niveau van de individuele hulpverlening aan kinderen
Het beleid van de minister tracht de individuele hulpverlening aan kinderen te versterken. Waarde- volle initiatieven zoals de kinderrechtswinkels, de kinder- en jongerentelefoons, de JAC's en nog vele andere moeten versterkt worden.
2. Niveau van de rapportering
De opvolging vraagt ook een bijdrage van de Vlaamse overheid bij de rapportering over de situ-
atie van onze kinderen. Uit het eerste rapport, door de Belgische overheid bezorgd aan de Ver- enigde Naties, bleek een gebrek aan feitelijke informatie met betrekking tot de effecten van het door België gevoerde beleid.
Gelet op het feit dat de bevoegdheden met betrek- king tot kinderen versnipperd liggend is het dan ook heel belangrijk dat vanuit Vlaanderen een ini- tiatief wordt genomen om op gecoördineerde wijze bij te dragen tot de rapportering die België moet doen. De minister zal de nodige inspanningen doen om zijn collega's in de regering te stimuleren deze oefening te doen.
Deze morgen nog heeft de Vlaamse regering zich gebogen over een brief van xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx, minister-presidente van de regering van de Franse Gemeenschap, waarin zij de gemeen- schappen vraagt samen een actie op te zetten. De Vlaamse regering heeft geantwoord dat een derge- lijke actie alleen zinvol is als ook het federale niveau erbij betrokken wordt. Een coherent beleid is essentieel.
3. Niveau van de belangenbehartiging
De oprichting van een opvolgingsstructuur die per- manent aandacht voor de kinderen vraagt, is gewenst. De minister staat positief ten aanzien van een initiatief zoals het voorstel van decreet van xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxx, xxxxxxx Xxxxx Xxxx, mevrouw Xxx Xxx Xxx Xxxxxx en xxxxxxx Xxxxx Xxxxxx-Xxx Xxxx. Over de inhoud wil de minister zich nog niet uitspreken. Dat kan hij pas na het overeenkomstige standpunt van de regering.
Het is belangrijk dat een voorstel van decreet gedragen wordt door alle politieke partijen. Een dergelijk voorstel moet op korte termijn afgerond worden. Met medewerking van het kabinet van de minister wordt een poging gedaan om tot een gemeenschappelijke tekst te komen.
De minister heeft de term "commissaris" laten val- len, maar de naam van de opvolgingsstructuur is geen punt voor de minister. Belangrijk is waar men een dergelijke dienst verankert : bij het parlement of bij de regering. Voorstanders van verankering bij het parlement beklemtonen de onafhankelijkheid van de dienst. Voorstanders van verankering bij de regering beklemtonen de operationaliteit. De minister wil daar nu nog geen uitspraak over doen. Het is zijn bekommernis dat de dienst zo onafhan- kelijk mogelijk kan functioneren, maar dat ze ook alle garanties voor operationaliteit krijgt. Daarover moet van gedachten gewisseld worden. Er moet
-45-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
gezocht worden naar een voorstel met een zo ruim mogelijk draagvlak.
– Het incident is gesloten.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-46-
MONDELINGE VRAAG (Regl. art. 79)
Commissie voor Financiën en Begroting Vergadering van dinsdag 5 november 1996 Vaste verslaggever : de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx
Mondelinge vraag van de xxxx Xxxxx Xxxxx tot xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid over de gevolgen van de nationale maatregel om het kadastraal inkomen van tweede woningen te ver- hogen
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
Artikel 3, 5° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 tot financiering van de gemeenschappen en gewesten bepaalt dat de onroerende voorheffing een gewestbelasting is. Artikel 4, § 2 van diezelfde wet bepaalt dat de gewesten bevoegd zijn om de aanslagvoet en de vrijstellingen van de onroerende voorheffing te wijzigen. De federale overheid blijft bevoegd inzake de heffingsgrondslag, maar kan slechts wijzigingen aanbrengen mits instemming van de gewesten (artikel 4, § 4).
De regering Xxxxxxx stelde op 1 oktober een reeks maatregelen voor in het kader van de begro- ting 1997. Eén daarvan was het optrekken van het kadastraal inkomen van niet door de eigenaar bewoonde woningen of appartementen (tweede verblijven) bij de personenbelasting.
Heel concreet werd de herevalueringscoëfficiënt voor deze woningen, dit is de coëfficiënt die gehan- teerd wordt om het kadastraal inkomen te bepalen dat in rekening wordt gebracht bij de personenbe- lasting, verhoogd van 1,15 naar 1,40.
Teneinde uitsluitsel te krijgen had de vraagsteller graag van mevrouw de minister vernomen of deze nationale begrotingsmaatregel op geen enkele wijze een wijziging veroorzaakt in de aan de Vlaamse Gemeenschap te betalen onroerende voorheffing voor deze tweede verblijven.
2. Antwoord van xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Xx Xxxxx, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid
De minister bevestigt dat de federale regering in het kader van haar maatregelen voor de begroting 1997 heeft beslist om het kadastraal inkomen van niet door de eigenaar bewoonde woningen of
appartementen – de zogenaamde tweede verblij- ven – op te trekken tot 140 %. Dit is de derde ver- hoging op het kadastraal inkomen van niet door de eigenaars bewoonde woningen.
Een eerste verhoging vond plaats bij wet van 30 maart 1994 (B.S. 31 maart 1994) tot uitvoering van het globaal plan op het stuk van de fiscaliteit waar- bij men vanaf het aanslagjaar 1995 het kadastraal inkomen met 25 % – en niet met 15 % zoals mijn- xxxx Xxxxx Xxxxx stelt – verhoogt voor :
– niet door de eigenaars bewoonde woongelegen- heden gelegen in België ;
– onroerende goederen verhuurd aan een natuur- lijke persoon die ze noch geheel noch gedeeltelijk voor zijn beroepsactiviteiten gebruikt.
Een tweede wetswijziging gebeurde bij het ingaan van het aanslagjaar 1996 via artikel 1 van de wet van 6 april 1995 (B.S. 16 juni 1996) wet tot wijziging van artikel 7, § 1, 2° van het Wetboek van Inkom- stenbelasting 1992 waarbij eveneens het kadastraal inkomen van bebouwde onroerende goederen die worden verhuurd aan een rechtspersoon die geen vennootschap is met 25 % werd vermeerderd. De verhuring diende wel te gebeuren met het oog op de onderverhuring ervan aan één of meerdere per- sonen om uitsluitend als woning te worden gebruikt.
Evenals de vorige verhogingen beïnvloedt deze nieuwe maatregel – zijnde het verhogen van het kadastraal inkomen met 40 % – de ontvangsten van het Vlaams Gewest inzake de onroerende voorheffing niet. Deze nieuwe wetswijziging zal – zoals de voornoemde wetswijzigingen – de bere- keningswijze van de onroerende voorheffing niet wijzigen.
Artikel 255 van het Wetboek van Inkomstenbelas- tingen dat er duidelijk in voorziet dat de onroeren- de voorheffing 2,5 % van het kadastraal inkomen bedraagt, zoals vastgesteld op 1 januari van het aanslagjaar, blijft onverminderd gelden vermits in artikel 255 geen sprake is van verhogingen die dus bijgevolg enkel gelden voor de personenbelasting.
Met andere woorden, de verhoging geldt voor de personenbelasting maar geldt niet op het kada- straal inkomen. Op die manier is er dus ook geen probleem voor het Vlaams Gewest vermits de onroerende voorheffing berekend wordt op het kadastraal inkomen.
-47-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
3. Replieken
De vraagsteller wil daarop van de minister weten of de federale regering – gezien de bijzondere wet van 16 januari 1989 tot financiering van de gemeenschappen en gewesten – niet gehouden was de gewestregeringen hierover te raadplegen.
De minister antwoordt dat, aangezien de verhoging geen gevolgen voor de gewesten meebracht, de federale regering ook niet verplicht was de gewest- regeringen hierover te consulteren.
– Het incident is gesloten.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-48-
MONDELINGE VRAAG (Regl. art. 79)
Commissie voor Mediabeleid
Vergadering van dinsdag 5 november 1996
Vaste verslaggever : de xxxx Xxxx Xxxxxxxx, secre- taris van de commissie
Mondelinge vraag van de heren Xxxxxx Xxxxxx en Xxxx Xxx Xxxxx tot de xxxx Xxxx xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over 'Opsporing verzocht' op VTM
1. Uiteenzetting door de xxxx Xxxxxx Xxxxxx
De xxxx Xxxxxx Xxxxxx is van mening dat het nieuwe imago van de BRTN niet alleen een zaak van financiën, maar ook van stijl en programmatie moet zijn. De BRTN moet inzonderheid oog heb- ben voor programma's die beantwoorden aan behoeften die bij het brede publiek leven. Een pro- gramma als 'Opsporing Verzocht' beantwoordt aan dat criterium : het poogt een breed-maatschappelij- ke alertheid op gang te brengen om sporen van kleine en grote criminaliteit aan het licht te bren- gen. De spreker is dan ook van mening dat dit pro- gramma prioritair door de openbare omroep ver- zorgd moet worden. Hiermee wil hij niet insinu- eren dat VTM niet over de capaciteiten zou beschikken om een dergelijk programma te bren- gen, maar hij is wel van mening dat er op een com- merciële zender een grotere druk rust om een der- gelijk programma naar kijkcijfers te oriënteren.
De spreker beseft dat de beslissing over de toewij- zing aan BRTN of VTM in eerste instantie bij de federale minister van Justitie ligt. Hij heeft verno- men dat op basis van 26 criteria aan Vlaamse kant de kansen van VTM en aan Franstalige kant die van de RTBF het best zouden liggen. Volgens de xxxx Xxxxxx Xxxxxx zal die combinatie van een publieke en een commerciële zender de totstand- koming van het programma niet vergemakkelijken. Maar hij is vooral verbaasd over de weerhouden criteria : zo zouden de kansen van VTM momen- teel beter liggen omdat het meer kijkers heeft dan de BRTN, omdat het reeds op 1 januari 1997 kan starten – versus 1 maart 1997 voor de BRTN – en omdat VTM, in tegenstelling tot de BRTN, de kosten zou vergoeden indien de opgespoorde vóór de uitzending van het programma opgespoord zou zijn. Volgens de xxxx Xxxxxx Xxxxxx kunnen deze argumenten niet van doorslaggevende aard zijn om het contract toe te wijzen aan VTM.
Hij heeft dan ook de volgende vragen voor de Vlaamse minister bevoegd voor mediabeleid.
1) Heeft hij over de inhoudelijke criteria overleg gepleegd met zijn federale collega bevoegd voor Justitie ? Is hij het met die criteria eens ?
2) Valt uit het feit dat momenteel 'prioritaire onderhandelingen' met VTM gevoerd worden, af te leiden dat de BRTN geen kans meer heeft ? Geeft hij 'Opsporing Verzocht' op ? Beschouwt hij een dergelijk programma niet als een prioritaire opdracht voor de openbare omroep ?
3) Had de Vlaamse overheid een stem in de com- missie die over de toewijzing moest beslissen ?
2. Uiteenzetting door de xxxx Xxxx Xxx Xxxxx
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxx merkt in de eerste plaats op dat hij zich niet wil mengen in de programmatie van de BRTN. HIj stelt echter vast dat de BRTN geïnteresseerd was in het programma 'Opsporing Verzocht', maar dat momenteel prioritair met VTM onderhandeld wordt. Een programma zoals 'Opsporing Verzocht' hoort volgens de xxxx Xxxx Xxx Xxxxx echter op de openbare omroep thuis, en dit conform de missie van de BRTN volgens het recente minidecreet.
Hij heeft volgende vragen voor de minister :
1) Is de minister op de hoogte van de besprekingen die door zijn federale collega gevoerd worden met de verschillende zenders voor het maken van 'Opsporing Verzocht' ?
2) Is de minister het eens met de keuze die de fede- rale minister van Jusitie lijkt te nemen, wetende dat het dossier van RTBF analoog is aan dat van de BRTN ?
3) Valt de keuze voor een commerciële omroep te rijmen met de federale loyauteit ?
3. Antwoord van de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media
De minister antwoordt dat het initiatief voor het programma 'Opsporing Verzocht' uitgaat van de federale minister van Justitie. Die is van oordeel dat in het kader van de bestrijding van de zware en georganiseerde criminaliteit alle mogelijke wette- lijke middelen moeten worden aangewend om die fenomenen te voorkomen of te bestrijden.
-49-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
Eén van die middelen is het aanwenden van de media door middel van televisieprogramma’s.
De minister van Jusititie heeft in een ministeriële omzendbrief de voorwaarden voor de tv-program- ma’s vastgelegd, evenals de samenstelling en taken van een selectiecommissie en een evaluatiecom- missie. Aan de omroepen werd een lastenboek inzake opsporingsprogramma’s op televisie be- zorgd.
Er werd beslist om de besprekingen prioritair voort te zetten met VTM aan Nederlandstalige kant en met RTBF aan Franstalige kant. Deze beslissing werd genomen op grond van een advies dat uitgebracht werd door een bijzondere werk- groep binnen de APSD (Algemene Politie Steun- dienst).
Met alle omroepen die een programmavoorstel hadden toegestuurd, werd een zeer omstandig debat gevoerd, dus ook met BRTN.
Ieder voorstel werd getoetst aan het lastenboek waarin de programmavoorwaarden zeer strikt wer- den omschreven. Uit vergelijking van de voorstel- len van BRTN en VTM bleek dat het dossier van VTM beter beantwoordde aan de vooropgestelde voorwaarden.
Het is een prioritaire zorg van de politiediensten en van de gerechtelijke autoriteiten om een pro- gramma te maken dat absoluut niet op sensatie gebaseerd is. De nodige beveiligingen hiertoe wer- den ingebouwd in het lastenboek – bijvoorbeeld geen onderbrekingen voor reclame – en zullen ook in het definitieve contract worden opgenomen. Zo zullen de programmamakers zich strikt moeten schikken naar de instructies die door de selectie- commissie worden vooropgesteld.
Het contract wordt gemaakt voor een periode van één jaar en kan dus beëindigd worden indien het programma niet aan de verwachtingen beant- woordt. Er zal voorzien worden dat de overeen- komst onmiddellijk kan worden stopgezet indien de basisafspraken niet worden gerespecteerd.
Samengevat mag dus gesteld worden dat een objectieve afweging is gebeurd van de program- mavoorstellen van BRTN en VTM, dat duidelijke spelregels afgesproken worden waardoor iedere vorm van sensatie geweerd wordt en dat steeds de mogelijkheid behouden blijft om de overeenkomst te beëindigen.
VTM was soepeler dan de BRTN, inzonderheid wat de begindatum voor het opsporingsprogramma betrof. Daar het om een zeer complexe opdracht gaat waarbij heel wat partners betrokken zijn die geen ervaring hebben, geeft de BRTN er de voor- keur aan eerst een proefprogramma te maken dat na evaluatie kan leiden tot de start van een defini- tieve reeks. De BRTN acht dat geen overbodige luxe voor een dergelijke delicate opdracht.
De minister verklaart dat hij een dergelijk pro- gramma eerder als een opdracht voor de openbare omroep ziet, maar hij kan en zal niet in de plaats van de omroepen of van de minister van Justitie treden.
Indien men de Nederlandse kijkcijfers extrapo- leert, zou 'Opsporing Verzocht' zo'n 600.000 kij- kers trekken. Dat is voor de commerciële omroep zeker geen piek, en de inspanningen van VTM om het programma te krijgen, moeten volgens de minister dan ook gerespecteerd worden.
4. Replieken
De xxxx Xxxx Xxx Xxxxx vindt het bedenkelijk dat de overheid jaarlijks meer dan 7 miljard frank in de openbare omroep investeert, en dat de federale regering hiermee geen rekening houdt wanneer zij behoefte heeft aan zendtijd.
De xxxx Xxxxx Xxxxx is vooral geïnteresseerd in de gevolgde procedure : een overheid definieert een overheidsopdracht in een bestek en legt hier- voor een lastenboek aan. Hij vraagt meer toelich- ting ter zake. De minister antwoordt dat hij de leden een kopie van het lastenboek zal bezorgen.
– Het incident is gesloten.
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 1996
-50-
MONDELINGE VRAAG (Regl. art. 79)
Commissie voor Mediabeleid
Vergadering van dinsdag 5 november 1996
Vaste verslaggever : de xxxx Xxxx Xxxxxxxx, secre- taris van de commissie
Mondelinge vraag van de xxxx Xxxx Xxxxxxxx tot de xxxx Xxxx xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, over het Voetbalcontract 1998-2002
1. Uiteenzetting door de xxxx Xxxx Xxxxxxxx
De xxxx Xxxx Xxxxxxxx heeft via verschillende kanalen vernomen dat VTM en RTBF samen een bod hebben gedaan op het lopende voetbalcon- tract, dat door de Voetbalbond werd opengebro- ken. De BRTN zou geen bod gedaan hebben omdat de Sportdienst geen extra middelen kreeg. Nu zou blijken dat de BRTN toch zou meedingen, maar dan als onderaannemer van VTM/RTBF.
Kan de minister bevestigen of de BRTN 'mee- speelt' voor het voetbalcontract via onderaanne- ming voor VTM/RTBF ? Zo ja, wat zijn de modali- teiten en welke middelen kunnen door de BRTN maximaal vrijgemaakt worden voor de voetbal- beelden ?
2. Antwoord van de xxxx Xxxx Xxx Xxxxxx, Vlaams minister van Economie, KMO, Landbouw en Media
De minister antwoordt dat hij deze vragen heeft voorgelegd aan de gedelegeerd bestuurder van de BRTN, die hem volgend antwoord heeft bezorgd.
De BRTN heeft niet meegedongen naar het voet- balcontract 1998-2002 via onderaanneming voor VTM/RTBF. Hoewel de BRTN geïnteresseerd blijft om rechten te kopen voor televisie-uitzendin- gen van het Belgisch voetbal en dat ook heeft gemeld aan de Voetbalbond, acht de omroep het niet opportuun een globaal bod te doen op heel het rechtenpakket. Het bedrag dat eventueel beschik- baar is voor voetbal maakt deel uit van die oppor- tuniteitsafweging binnen het totale programmabe- leid van de BRTN.
Binnen de opdracht die het Vlaams Parlement heeft vastgelegd, bepaalt de BRTN autonoom zijn programma-aanbod. Essentieel voor de minister is dat de verslaggeving door Vlaamse open-net omroepen aan de kijker wordt aangeboden.
3. Repliek
Uit dit antwoord leidt de xxxx Xxxx Xxxxxxxx af dat de berichten over de onderaanneming die in de pers verschenen zijn fout zijn.
– Het incident is gesloten.
-51-
Vlaams Parlement – Plenaire vergadering – Nr. 11 – 27 november 0000
XXXXXXXXXX VRAAG (Regl. art. 79)
Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Stadsvernieuwing en Huisvesting
Vergadering van donderdag 14 november 1996
Vaste verslaggever : de xxxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxx, secretaris van de commissie
Mondelinge vraag van de heer Xxx Xxx Xxxxxxx- xxxxxx tot de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting, over het doorgeven aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie van adressen van Vlaamse inwijkelingen in Brussel
1. Uiteenzetting door de vraagsteller
De Vlaamse Gemeenschapscommissie ondervindt nogal wat moeilijkheden om van de Brusselse gemeentebesturen systematisch adressen te ver- krijgen van inwijkelingen uit andere Vlaamse ste- den en gemeenten. De Brusselse gemeenten reage- ren niet op het verzoek om die adressen over te maken of ze verwijzen naar de wet inzake de priva- cy.
De Vlaamse Gemeenschapscommissie beschikt momenteel wel over een vrij degelijk adressenbe- stand, maar in de huidige omstandigheden kan zij onmogelijk alle Vlamingen in Brussel bereiken. Het is met name moeilijk om in contact te treden met Vlamingen die vanuit Vlaamse steden en gemeenten naar Brussel uitwijken.
Uit een advies van de Commissie voor de bescher- ming van de persoonlijke levenssfeer is gebleken dat het overmaken van adressen aan de openbare overheid losstaat van de bescherming van de priva- cy.
Er blijft de mogelijkheid dat de Vlaamse Gemeen- schapscommissie de Vlaamse gemeentebesturen rechtstreeks aanschrijft om de gevraagde informa- tie systematisch over te maken. Het zou evenwel beter zijn dat de minister van Binnenlandse Aange- legenheden daartoe het initiatief neemt, zodat het verzoek om de adressen te verkrijgen een meer dwingend karakter zou hebben.
Is de minister bereid om een dergelijk schrijven aan de Vlaamse gemeentebesturen te richten ?
2. Antwoord van de xxxx Xxx Xxxxxxx, Vlaams minis- ter van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting
De minister ontving een schrijven van de Vlaamse Gemeenschapscommissie waarin gevraagd werd om aan de gestelde problemen een oplossing te geven. De minister heeft vervolgens die vraag voorgelegd aan de bevoegde Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze heeft op 15 mei 1996 een advies uitgebracht waar- uit blijkt dat de Vlaamse Gemeenschapscommissie een overheidsinstelling is en er dus geen enkel bezwaar bestaat dat die informatie ter beschikking gesteld zou worden.
De minister heeft de voorzitter van de Vlaamse Gemeenschapscommissie daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht. Er werden vier mogelijkheden gesuggereerd :
– de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan zelf de Brusselse gemeentebesturen aanschrijven nadat die kennis konden nemen van het bedoelde advies ;
– men kan bij de bevoegde federale minister aan- dringen om een aanvraag te bekomen voor toe- gang tot het Rijksregister ;
– de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan zelf de Vlaamse gemeentebesturen aanschrijven ;
– de Vlaamse Gemeensschapscommissie zou een aantal brochures in verband met haar werking en activiteiten kunnen overmaken aan de gemeente- besturen, zodat die de informatie kunnen meege- ven aan de personen die naar Brussel verhuizen.
De minister ontving nog geen antwoord vanwege de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Indien er onvoldoende respons zou komen van de Vlaamse gemeentebesturen op het meldingsverzoek vanwe- ge de Vlaamse Gemeenschapscommissie, is de minister alleszins bereid om dat verzoek bijko- mend te steunen.
– Het incident is gesloten.