S E C R E T AR IA A T
X X X X X X XX XX X X
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx XXX 0000 - 2010
Contract 2007 10/IWW/iww
’s-Gravenhage, 28 februari 2006
Xxxxxxxxxxxxxxxx 00 • 0000 XX ‘s Gravenhage • Telefoon 000 000 00 00 • Fax 000 000 00 00
X. xxx Xxxxxxxx Bankiers Amsterdam 63 26 97 245 • K.v.K. Amsterdam 33 302 701
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave 2
Ondergetekenden 3
Overwegingen 3
1. Definities 4
2. Werkzaamheden en rayons 6
3. Bereikbaarheid en beschikbaarheid 8
4. Bergingscondities 8
5. Uitvoering van werkzaamheden 9
6. Tarieven 16
7. Maatregelen ter verkrijging van betaling voor geleverde diensten 18
8. Kwaliteitseisen 19
9. Facturering en betaling 21
10. Duur van de overeenkomst 22
11. Overige bepalingen 23
Bijlage 1. Rayonnummer(s) en tarieven 25
Ondergetekenden:
1. Stichting Incident Management Nederland, gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: "Stichting IMN", en
2. Naam bergingsonderneming, gevestigd te plaatsnaam,
hierna te noemen: "de bergingsonderneming",
Overwegende:
(I) dat Stichting IMN is belast met het periodiek aanbesteden van bergingswerkzaam- heden binnen rayons op alle wegen in Nederland waarop incident management van toepassing is – hierna te noemen IM-wegen - en het helpen voorbereiden van over- eenkomsten met bergingsondernemingen terzake de zogeheten eerste berging op IM-wegen binnen die rayons, waarbij Stichting IMN optreedt (mede) namens de daarin participerende alarmcentrales, te weten ANWB, Eurocross International, Eu- rop Assistance, Inter Partner Assistance, Mondial Assistance, SOS International,
Verzekeraars Hulpdienst ("VHD"), ZLM Verzekeringen
(II) dat Stichting IMN de bergingsonderneming op basis van een aanbesteding heeft ge- selecteerd om gedurende de looptijd van deze overeenkomst op eerste afroep ber- gingsdiensten te verlenen ten behoeve van de eerste berging bij een incident binnen het (de) aan de bergingsonderneming toegewezen rayon(s), telkens wanneer daartoe door of vanwege Stichting IMN een opdracht wordt verstrekt,
(III) dat Stichting IMN deze overeenkomst (mede) ondertekent namens de eerder ge- noemde alarmcentrales en dat aldus (ook) een overeenkomst tot stand komt tussen
2
de bergingsonderneming en de betrokken alarmcentrales, welke rechtsverhouding door de inhoud van deze overeenkomst wordt beheerst,
(IV) dat partijen tot doel hebben om de betrokkenen bij een gestrand motorvoertuig zo veel mogelijk tot dienst te zijn en partijen bij de uitvoering van deze overeenkomst te allen tijde de belangen van deze betrokkenen zullen dienen,
(V) dat partijen gedurende de looptijd van deze overeenkomst waar nodig in overleg zullen treden over de hulpverlening door de bergingsonderneming en daarmee sa- menhangende bergingswerkzaamheden.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. Definities
In deze overeenkomst wordt een aantal voor de overeenkomst specifieke begrippen gehan- teerd. Een overzicht van die begrippen en hun betekenis is opgenomen in dit artikel.
1.1. Aanbestedingsreglement
Het reglement voor uitvoering van de aanbesteding in 2007 van werkzaamheden in het kader van de eerste berging van motorvoertuigen, met een toegestane maximum massa ("TMM") van 3.500 kilogram op Rijkswegen en overige wegen binnen Ne- derland, waarop Incident Management van toepassing is (IM-wegen) met de inhoud waarvan de bergingsonderneming bekend is.
1.2. Landelijk Centraal Meldpunt
Het door Stichting IMN te (doen) beheren meldpunt ten behoeve van de eerste ber- ging van op IM-wegen gestrande voertuigen, hierna ook te noemen LCM.
1.3. Doortransport
Het door een derde (transporteur), die daartoe opdracht heeft gekregen van de ter- zake betrokken alarmcentrale, doortransporteren van een ingevolge deze overeen- komst geborgen motorvoertuig.
3
1.4. Eerste berging
Het vrijmaken van de weg en naar een veilige plaats afvoeren van een in het kader van een incident gestrand motorvoertuig.
1.5. Loze rit
Een melding van het LCM op grond waarvan de bergingsonderneming is uitgere- den, maar waarbij geen berging behoeft plaats te vinden en ook niet plaatsvindt. Als de melding wordt herroepen voordat het daarvoor in te zetten bergingsvoertuig de vestiging van de bergingsonderneming heeft verlaten, is geen sprake van een loze rit.
1.6. IM-wegen
Wegen die door de verantwoordelijke wegbeheerder zijn aangewezen als wegen waarop incident management in samenwerking met Stichting IMN wordt toegepast.
1.7. Rayon
Werkgebied voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden, gedefinieerd in ter- men van een lijst van gespecificeerde wegvakken en aangeduid met een uniek nummer.
1.8. Incident
Elke gebeurtenis (zoals ongeval, pechgeval, afgevallen lading, gestrand voertuig) die de capaciteit van de weg nadelig beïnvloedt of kan beïnvloeden en als zodanig de doorstroming van het verkeer belemmert of kan belemmeren, overkomen aan één of meerdere personenvoertuigen met een toegestane maximum massa ("TMM") van
3.500 kg, uitgezonderd pechgevallen op de vluchtstrook voorzover sprake is van een aanvaardbaar risico ten aanzien van de doorstroming en de veiligheid van het overige verkeer.1
1.9. Motorvoertuig of voertuig
Ieder gekentekend motorvoertuig met een TMM van 3.500 kilogram.
1.10. Veilige plaats
Het opslagterrein van het bergingsbedrijf ofwel de eindbestemming van het voer- tuig indien deze bestemming zich op minder dan 25 kilometer afstand (over de weg gemeten) bevindt van de plaats van de berging ofwel een andere door het LCM of
1 Beleidsregels Incident Management Rijkswaterstaat, Staatscourant 1999 nummer 89, pagina 6 en nummer 98, pagina 8.
4
de betrokken alarmcentrale opgegeven bestemming binnen de bedoelde afstand van 25 kilometer.
1.11. Vestiging
Een bedrijfspand annex -terrein dat is gecertificeerd volgens de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen.
1.12. Kwaliteitseisen
De door Stichting IMN voor de looptijd van deze overeenkomst vastgestelde eisen waaraan bedrijfsvoering en materieel van de bergingsonderneming moet voldoen, welke eisen zijn gepubliceerd in het document Kwaliteitseisen voor Bergingsonder- nemingen. Bijlage bij de Bergingsovereenkomst Stichting IMN 2007 - 2010. 's- Xxxxxxxxxx, 00 februari 2006.
2. Werkzaamheden en rayons
2.1. Gedurende de looptijd van de overeenkomst zal Stichting IMN in beginsel alle in het (de) toegewezen rayons op IM-wegen voorkomende bergingswerkzaamheden ten behoeve van de in haar participerende alarmcentrales laten uitvoeren door de bergingsonderneming. Stichting IMN behoudt zich het recht voor om in uitzonder- lijke en dringende gevallen waarin de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid dit vereisen al dan niet op verzoek van de politie incidenteel een of meer andere ber- gingsbedrijven in te schakelen, mits deze bedrijven voldoen aan de kwaliteitseisen en contractvoorwaarden van Stichting IMN. Voor ieder rayon wordt een separate overeenkomst gesloten, ook als aan een bergingsonderneming meerdere rayons zijn gegund.
2.2. Tijdens de looptijd van deze overeenkomst zal de bergingsonderneming binnen het (de) hem toegewezen rayon(s) op door of vanwege Stichting IMN gedane meldin- gen inzake een incident bergingswerkzaamheden verrichten ten behoeve van een adequate, snelle eerste berging. Onder eerste berging valt niet het eventuele door- transport na een eerste berging, het verlenen van pechhulp en het eventuele door- transport na pechhulp.
2.3. Het (de) rayon(s) waarbinnen de bergingsonderneming bovenbedoelde bergings- werkzaamheden verricht is (zijn) met een rayonnummer aangeduid in Bijlage 1 bij deze overeenkomst. Indien meerdere rayons zijn genoemd, bestaat tussen Stichting
5
IMN en de bergingsonderneming voor elk rayon een separate overeenkomst. Een nadere beschrijving van de wegvakken waaruit elk rayon bestaat is opgenomen in het document Landelijke Rayonindeling 2007 - 2010 ('s-Gravenhage, 28 februari 2006). Dit document wordt ondersteund door de rayonkaarten die zijn gepubliceerd op de website van Stichting IMN (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxx) die de lig- ging van deze wegvakken globaal illustreert. Waar de lijst met wegvakken en de kaart elkaar tegenspreken, prevaleert de lijst van wegvakken als definiërende factor voor de beschrijving van elk rayon. De lijst met wegvakken kan na 28 februari wor- den aangepast ingevolge het bepaalde in artikel 2.4 tot en met 2.7. Wijzigingen zul- len door Stichting IMN bekend worden gemaakt op zijn website.
2.4. Tal van Provincies en Gemeenten overwegen om op delen van het door hen beheer- de zogenaamde onderliggende wegennet een beleid van incident management in te voeren. Als en zodra dit gebeurt krijgen deze wegen automatisch het karakter van IM-wegen volgens de definitie in deze overeenkomst. Als na 28 februari 2006 nieuwe IM-wegen worden ingedeeld in het rayon (één of meer van de rayons) waarop deze overeenkomst betrekking heeft, wordt Stichting IMN opdrachtgever van de werkzaamheden in het kader van de eerste berging van voertuigen op de be- trokken nieuwe IM-wegen. De uitvoering van de daaruit voortvloeiende bergings- werkzaamheden valt vanaf dat moment binnen de werkingssfeer van deze overeen- komst en zal aan de bergingsonderneming worden opgedragen.
2.5. Stichting IMN is vrij om nieuwe IM-wegen naar eigen inzicht in rayons in te delen. Zij kan zich daarbij laten leiden door de loop van de rayongrenzen op de rayonkaar- ten op de website van Stichting IMN. Daarnaast zullen overwegingen van efficien- cy en verkeersveiligheid bepalend zijn voor het indelen van nieuwe IM-wegen in rayons. Stichting IMN is niet verantwoordelijk voor het nemen van besluiten over de invoering van incident management op het onderliggend wegennet. Stichting IMN kan in dat verband dan ook geen verplichtingen aanvaarden. Wel is Stichting IMN gehouden de bergingsonderneming zo vroeg en zo goed mogelijk te informe- ren over mogelijke toevoegingen van IM-wegen aan het (de) rayon(s) waarop deze overeenkomst betrekking heeft. Het gaat daarbij met name om de beschrijving van de wegvakken die aan het rayon worden toegevoegd en om de datum waarop deze toevoeging naar verwachting plaats zal vinden. Aan de door Stichting IMN in dit verband verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
2.6. Het komt voor dat wegbeheerders van IM-wegen in geval van de uitvoering van grootschalige wegwerkzaamheden besluiten tot het tijdelijk invoeren van incident management op wegen van het onderliggende wegennet in de omgeving. Als dit
6
gebeurt geldt voor deze zogenaamde tijdelijke IM-wegen hetzelfde als in artikel 2.3. en 2.4. is gesteld voor nieuwe IM-wegen.
2.7. Als wegbeheerders mochten besluiten om de uitvoering van een beleid van incident management op bepaalde wegvakken al dan niet tijdelijk te staken, worden deze wegvakken uit het (de) door deze overeenkomst beheerste rayon(s) verwijderd. Stichting IMN is niet aansprakelijk voor de mogelijk uit een dergelijke wijziging voortvloeiende schade voor de bergingsonderneming. Stichting IMN is gehouden de bergingsonderneming over een dergelijke verandering zo spoedig mogelijk te in- formeren. Aan door Stichting IMN in dit verband aan de bergingsonderneming ver- strekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend.
3. Bereikbaarheid en beschikbaarheid
3.1. De bergingsonderneming zal met betrekking tot de uit deze overeenkomst voort- vloeiende bergingsopdrachten zorgdragen voor bereikbaarheid en beschikbaarheid om de hulpverlening uit te voeren gedurende 365 dagen per jaar en 24 uur per dag. Het is de bergingsonderneming alleen toegestaan om de uit de opdrachten voort- vloeiende werkzaamheden door een andere partij te laten verrichten als deze partij voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen, dienovereenkomstig is gecertificeerd en vooraf als mogelijke vervanger bij Stichting IMN is aangemeld.
3.2. Bij incidentele en onvermijdelijke ontstentenis zal door of namens de bergingson- derneming hiervan onverwijld kennis worden gegeven aan het LCM of aan de be- trokken alarmcentrale onder opgave van de redenen en de te verwachten tijdsduur waarin zij niet beschikbaar is. In dat geval hebben Stichting IMN en/of daarin parti- ciperende alarmcentrales het recht om in het belang van een goede dienstverlening aan weggebruikers tijdelijk een andere bergingsonderneming in te schakelen, zo- lang de bergingsonderneming niet in staat is zijn werkzaamheden ingevolge deze overeenkomst te verrichten.
4. Bergingscondities
4.1. Op de uit deze overeenkomst voortvloeiende opdrachten of nadere overeenkomsten zijn de Algemene Bergings- en Vervoerscondities Gestrande Voertuigen ("ABVV")
7
van toepassing zoals deze gelden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Waar de ABVV zouden afwijken van de condities van deze overeenkomst, preva- leert te allen tijde deze overeenkomst.
5. Uitvoering van werkzaamheden
5.1. Algemeen
5.1.1. De bergingsonderneming dient te zorgen voor een representatieve bedrijfsvoering en voor een optimale kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden.
5.1.2. Bergingswerkzaamheden dienen zo snel en vakkundig mogelijk te worden uitge- voerd. De bergingsonderneming is gehouden om bij de uitvoering van de bergings- werkzaamheden de aanwijzingen van politie en wegbeheerder op te volgen voorzo- ver deze niet in strijd zijn met deze overeenkomst.
5.2. Opdrachten
5.2.1. Opdrachten aan de bergingsonderneming in het kader van deze overeenkomst zul- len door of vanwege Stichting IMN worden gegeven en zullen door de bergingson- derneming nauwkeurig worden uitgevoerd. Onder “vanwege” Stichting IMN ver- leende opdrachten worden in het kader van deze overeenkomst opdrachten verstaan die afkomstig zijn van de in Stichting IMN participerende alarmcentrales.
5.2.2. Bij opdrachten door of vanwege Stichting IMN zullen, voorzover mogelijk, de om- vang van de opdracht alsmede de beschikbare gegevens welke het voertuig en de verzekerde identificeren, worden vermeld.
5.2.3. De bergingsonderneming is gehouden om alle door of vanwege Stichting IMN ge- durende de looptijd van deze overeenkomst gegeven instructies en alle door de bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale gegeven nadere instructies in ver- band met uit te voeren bergingsopdrachten op te volgen. In het geval de bergings- onderneming de door of vanwege Stichting IMN gegeven instructies en nadere in- structies niet opvolgt, heeft de bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale de bevoegdheid om de bergingsonderneming zijn recht op vergoeding met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden te ontzeggen en kan de bergingsonderneming hierop geen aanspraak maken. Van deze bevoegdheid zullen Stichting IMN en de participerende alarmcentrales geen onredelijk gebruik maken.
8
5.3. Aanrijdtijd
5.3.1. Na het ontvangen van iedere melding zal de bergingsonderneming onmiddellijk met het naar haar inschatting juiste materieel en personeel naar de plaats van het onge- val uitrijden.
5.3.2. Bergingen dienen te worden uitgevoerd met een bergingsvoertuig dat is uitgerust met een goed werkende GPS-unit met communicatiemodule zoals omschreven in artikel 2D van de Kwaliteitseisen, zodanig dat het LCM de beschikking heeft over accurate gegevens over de locatie van het voertuig en het tijdstip waarop het voer- tuig zich op deze locatie bevindt, met name van het moment van aankomst op de plaats van het incident. Stichting IMN behoudt zich het recht voor om de aanwezig- heid, correcte inbouw en werking van de GPS-unit in het door de bergingsonderne- ming opgegeven bergingsvoertuig te controleren of te laten controleren, aan welke controle de bergingsonderneming medewerking dient te verlenen.
5.3.3. Het LCM dient voor elk door de bergingsonderneming in te zetten gecertificeerd bergingsvoertuig te beschikken over de identificatiecode van de in dat voertuig in- gebouwde GPS-unit. Mutaties door verkoop en/of aanschaf van bergingsvoertuigen en/of het uitbouwen en/of overplaatsen van GPS-units naar andere voertuigen die- nen onverwijld aan het LCM te worden doorgegeven, waarbij tenminste de identifi- catiecode van de GPS-unit en het kenteken van het corresponderende voertuig wordt gemeld.
5.3.4. De bergingsonderneming dient zich in te spannen om zo snel mogelijk na ontvangst van de melding op de plaats van het incident te arriveren. Daarbij geldt dat zij in ie- der kwartaal2 in elk rayon in 90% van alle uitgevoerde bergingen (dus niet de loze ritten) binnen twintig minuten na het ontvangen van de melding op de locatie van het incident dient te arriveren én in 95% van de gevallen binnen dertig minuten.
5.3.5. Deze scores worden door Stichting IMN gemeten op basis van een objectieve me- ting en registratie van de gerealiseerde aanrijdtijd voor iedere berging. Aanrijdtij- den worden door Stichting IMN vastgesteld door automatische verwerking van de locatie- en tijdgegevens die door de met GPS-units geïnstrumenteerde bergings- voertuigen aan Stichting IMN worden aangeleverd. Daarbij geldt het moment waar- op de bergingsonderneming de melding van het LCM in ontvangst heeft genomen als starttijd en het moment waarop de bergingsonderneming op de plaats van het in- cident arriveert als eindtijd. De aanrijdtijd is gelijk aan de tijdsperiode tussen start-
2 Onder kwartaal wordt in het verband van deze overeenkomst verstaan iedere periode van drie maan- den die begint op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober.
9
tijd en eindtijd. Voorzover bergingsbedrijven bij het bereiken van het incident wor- den gehinderd door files of stremmingen op snelwegen, zal de opgetreden vertra- ging door Stichting IMN op objectieve basis worden vastgesteld en automatisch in mindering worden gebracht op de gemeten aanrijdtijd. Met eventuele stremmingen op het onderliggend wegennet wordt geen rekening gehouden. Als Stichting IMN door nalatigheid van de kant van de bergingsonderneming voor een bepaalde ber- ging geen locatie- en tijdgegevens van het voor de berging ingezette bergingsvoer- tuig ontvangt, zal voor de betrokken berging een aanrijdtijd van 31 minuten worden geregistreerd.
5.3.6. De performance van het bergingsbedrijf wordt één keer per kwartaal voor elk rayon vastgesteld op basis van gegevens die het LCM ontleent aan het aanrijdtijdensys- teem dat Stichting IMN in stand houdt en dat wordt gevoed met gegevens die wor- den aangeleverd door de GPS-unit met communicatiemodule in de gebruikte ber- gingsvoertuigen.
5.3.7. Als de bergingsonderneming in enig kwartaal in enig rayon niet aan de in artikel
5.3.4. genoemde eisen voldoet, dan zal Stichting IMN de bergingsonderneming per aangetekende post een waarschuwing sturen. Als desondanks ook in een tweede kwartaal binnen de contractperiode de gestelde eis niet wordt gehaald, heeft Stich- ting IMN het recht om de overeenkomst voor het betrokken rayon met onmiddellij- ke ingang en zonder verdere ingebrekestelling te beëindigen.
5.3.8. Stichting IMN is gehouden om het systeem waarmee de aanrijdtijden worden vast- gesteld, alsmede het administratieve systeem waarmee de kwartaalscores worden berekend in optimale staat te houden en jaarlijks te laten keuren door een onafhan- kelijke en daartoe gekwalificeerde partij. Als het aanrijdtijdensysteem in enig kwar- taal gedurende maximaal tweeënzeventig uur buiten gebruik raakt, worden kwar- taalscores berekend met weglating van de gegevens uit de betrokken periode. Als het systeem gedurende een langere periode buiten gebruik raakt, verliezen de artike- len 5.3.5., 5.3.6. en 5.3.7. gedurende dat kwartaal hun werkingskracht. Dit betekent dat Stichting IMN geen sancties kan verbinden aan de gemeten kwartaalscore. Het buiten werking raken van het aanrijdtijdensysteem brengt geen verandering in de verplichting uit hoofde van artikel 5.3.4.
5.3.9. De bergingsonderneming zal uiterlijk binnen 35 minuten na ontvangst van de mel- ding met de bergingsactiviteiten een aanvang nemen. In het geval de bergingson- derneming na ontvangst van de melding voorziet of redelijkerwijs gesproken kan voorzien dat zij niet aan de hiervoor genoemde tijden kan voldoen, dient zij het
10
LCM hiervan onmiddellijk op de hoogte te stellen. In dat geval heeft de betrokken alarmcentrale het recht om voor de vereiste werkzaamheden een andere bergings- onderneming in te schakelen, een en ander volgens de procedure welke is opgeno- men in artikel 3.1.
5.4. Berging
5.4.1. De bergingsonderneming is gehouden zich ten opzichte van de betrokkenen bij een gestrand voertuig correct te gedragen en zal bij de uitvoering van de werkzaamhe- den onder meer de belangen van deze betrokkenen en andere derden niet schaden, de kosten van de berging beperkt houden, de werkzaamheden verrichten op een wijze waarbij zoveel mogelijk additionele schade aan het betrokken voertuig wordt voorkomen, alsmede bij de uitvoering van de werkzaamheden ervoor zorg dragen dat er tijdens die werkzaamheden en daarna geen of zo min mogelijk verkeersge- vaar voor andere weggebruikers ontstaat of resteert.
5.4.2. In het geval van een afwijkende berging, dient de bergingsonderneming daarvoor vooraf toestemming van de betrokken alarmcentrale te verkrijgen tenzij de spoedei- sendheid van de door de bergingsonderneming uit te voeren werkzaamheden dit niet toelaat. De bergingsonderneming zal in alle gevallen achteraf de noodzaak van een afwijkende berging aantonen middels een gedetailleerde rapportage, die ook situa- tiefoto’s bevat. Indien en zolang die rapportage ontbreekt, zal de betrokken alarm- centrale de desbetreffende factuur niet behoeven te voldoen.
5.4.3. De onderneming is verplicht de voor de bergingsbedrijven ontworpen vrachtbrief op basis van de ABVV in te vullen voor aanvang of direct na voltooiing van de ber- gingswerkzaamheden, dat wil zeggen na het bereiken van de veilige plaats. De me- dewerker van het bergingsbedrijf ziet er op toe dat de vrachtbrief bij het laden of anders uiterlijk bij het lossen van het voertuig wordt ondertekend door de bestuur- der, de ontvanger of de eigenaar van het voertuig.
5.4.4. Op de plaats waar de hulp moet worden verleend is de bergingsonderneming ver- antwoordelijk voor de vakbekwame uitvoering.
5.4.5. De medewerkers van de bergingsonderneming moeten tijdens het uitvoeren van bergingswerkzaamheden oranje bergingskleding met CE-normering dragen (NEN- EN 471 Rijkswaterstaat normklasse 2).
11
5.4.6. De bergingsonderneming moet op de hoogte zijn van voorschriften of gebruiken die naar het oordeel van de plaatselijke politie en/of wegbeheerder in acht dienen te worden genomen. De bergingsonderneming zal dienovereenkomstig handelen.
5.4.7. Het is de bergingsonderneming niet toegestaan om tijdens de uitvoering van ber- gingswerkzaamheden diensten aan te bieden die niet thuis horen bij de directe hulp- verlening.
5.4.8. Het is aan medewerkers van de bergingsonderneming niet toegestaan om zich te mengen in discussies over oorzaak van het ongeval en de mogelijke verantwoorde- lijkheid van de daarbij betrokken bestuurders.
5.4.9. De bergingsonderneming dient de bij een incident betrokken personen van de plaats van het ongeval te vervoeren naar de veilige plaats. Indien het ingezette bergings- voertuig over onvoldoende zitplaatsen beschikt om alle betrokkenen te vervoeren, dient de bergingsonderneming in overleg met het LCM voor een passende oplossing te zorgen. De bergingsonderneming zal de plaats van het incident niet verlaten voordat alle bij het incident betrokken personen de plaats van het incident verlaten hebben.
5.4.10. Als de bergingsonderneming één of meer bij een incident betrokken personen mee- neemt naar haar vestiging, dient zij deze personen het gebruik aan te bieden van een ontvangstruimte die voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen (ar- tikel 4B, 4C).
5.4.11. De bergingsonderneming zal het gestrande voertuig of de gestrande voertuigen naar een veilige plaats brengen, een en ander als bedoeld in artikel 1.10. Als het voertuig door de bergingsonderneming zelf wordt opgeslagen dient dit te gebeuren op een terrein dat voldoet aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen (artikel 4H).
5.4.12. Indien niet voldoende gegevens van het voertuig bekend zijn om er zeker van te zijn welke partij uiteindelijk de kosten van de hulpverlening zal voldoen aan de betrok- ken alarmcentrale, zal de bergingsonderneming gehouden zijn voor de betrokken alarmcentrale het voertuig onder zich te houden en daartoe in opslag te nemen tegen de gebruikelijke vergoeding. Van dat beheer en die opslag zal de bergingsonderne- ming het LCM of de betrokken alarmcentrale binnen 12 uur na de eerste berging opgave doen.
5.4.13. De bergingsonderneming zal geen gebruik maken van verkregen informatie omtrent verkeersslachtoffers aan haar verstrekt of vernomen bij verkeersongevallen.
12
5.4.14. De bergingsmedewerker die is belast met de uitvoering van een bergingsopdracht dient vanaf het moment van uitrukken tot en met het moment van de voltooiing van de bergingswerkzaamheden bereikbaar te zijn via een mobiele telefoon.
5.5. Milieuwerkzaamheden
Alvorens de plaats van hulpverlening te verlaten dient de bergingsonderneming wegdek, vluchtstrook, wegberm en de eventueel daarnaast gelegen sloot te ontdoen van alle losse voorwerpen, vaste stoffen en vloeistoffen, die daar als gevolg van het incident terecht zijn gekomen. Zij dient de omgeving bezemschoon achter te laten met inachtneming van de geldende milieu-eisen, te weten:
- vaste stoffen worden meegenomen naar de eigen vestiging en vanaf daar op verantwoorde wijze afgevoerd (het afvoeren van grote hoeveelheden gebeurt in overleg met de wegbeheerder),
- vloeistoffen (tot een maximum van 5 liter op één vierkante meter) worden voor zover mogelijk gedispergeerd of opgevangen, geabsorbeerd en in spe- ciale zakken meegenomen naar de eigen vestiging en vanaf daar op verant- woorde wijze afgevoerd.
Eventuele achterblijvende milieuvervuiling dient aan het bevoegd gezag te worden gemeld.
5.6. Controle
De bergingsonderneming dient de aan haar in verband met de berging verstrekte gegevens te controleren en eventuele onjuistheden zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen 12 uur aan de betrokken alarmcentrale door te geven. Aan de betrok- ken alarmcentrale dienen door de bergingsonderneming gegevens te worden ver- strekt, als nader tussen LCM/Stichting IMN/alarmcentrale en de bergingsonderne- ming zijn of zullen worden overeengekomen.
5.7. Doortransport
5.7.1. Het is de bergingsonderneming bekend dat de in Stichting IMN participerende alarmcentrales ten aanzien van het doortransport na een eerste berging of na pech- hulp ieder voor zich afzonderlijke overeenkomsten sluiten, hetgeen zij niet noodza- kelijkerwijs met de bergingsonderneming doen. Dit betekent dat de bergingsonder- neming de in het kader van een eerste berging aan zijn zorgen toevertrouwde mo- torvoertuigen op eerste afroep beschikbaar stelt aan een door de betrokken alarm- centrale aangewezen derde en daarbij alle medewerking verleent. Dit betekent voorts dat de bergingsonderneming zonder uitdrukkelijke toestemming van de be- trokken alarmcentrale niet zelf het doortransport van bovenbedoelde motorvoertui- gen zal verzorgen en zich er dus ook van zal onthouden de toestemming van de ge-
13
strande bestuurder ofwel eigenaar/houder van het betrokken voertuig te verkrijgen om het doortransport te verzorgen. Wordt desalniettemin toestemming van de ge- strande bestuurder verkregen, dan geldt die toestemming niet als toestemming van de betrokken alarmcentrale. De bergingsonderneming zal zich evenzo onthouden van het sturen van rekeningen voor het doortransport naar gestrande passagier(s), bestuurder(s) of verzekerde(n) van de betrokken motorvoertuigen dan wel naar au- to-verzekeraars.
5.7.2. Indien het voertuig door de bergingsonderneming op haar opslagterrein wordt opge- slagen, dient de autosleutel te allen tijde bij het voertuig te blijven en dient de ber- gingsonderneming alle medewerking te verlenen aan het ophalen en laden van het voertuig door een derde (transporteur) die daartoe door de ter zake betrokken alarmcentrale is ingeschakeld. Onder medewerking is te verstaan het door de week tijdens kantooruren en op zaterdag overdag aanbieden van het voertuig aan de transporteur. Het takelen van een niet rolbaar voertuig op een transportvoertuig valt daar niet onder, het behulpzaam zijn bij het laden van motorfietsen wel. De kosten van deze medewerking maken deel uit van het overeengekomen tarief (zie artikel 6 en Bijlage 1) dat de bergingsonderneming voor een dergelijke berging aan de alarmcentrale in rekening brengt. Aan de transporteur worden geen kosten in reke- ning gebracht.
5.7.3. Tot bovenbedoelde medewerking wordt in elk geval ook gerekend:
• het in de gelegenheid stellen van inzittenden om bagage of andere eigen- dommen uit het voertuig te halen,
• het bij afgifte van het voertuig tekenen van de benodigde papieren (vracht- brief) en het verstrekken van een ondertekend exemplaar aan de ophalende partij.
5.8. Stalling
Als het voertuig naar het terrein van de bergingsonderneming wordt vervoerd, draagt de bergingsonderneming zorg voor een veilige stalling van het voertuig en voor een adequate beveiliging van de sleutels van het voertuig.
5.9. Afmelden en rapportage
5.9.1. Na uitvoering van de bergingswerkzaamheden zal de bergingsonderneming binnen 24 uur aan de betrokken alarmcentrale of het LCM de gegevens melden die bij het verstrekken van de opdracht ontbraken, alsmede de gegevens terzake van:
• het type berging, te weten een standaardberging of een bijzondere berging zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1.,
14
• eventueel door de politie gegeven instructies die verband houden met een technisch onderzoek.
5.9.2. Onverminderd het bepaalde in artikel 5.9.1., dient de bergingsonderneming Stich- ting IMN over de uitvoering en het verloop van iedere berging te informeren door het voor elke berging invullen van een meldingsformulier in de internet-applicatie Webreg of een Webreg-voedend systeem zoals Dataexe. Volledige invulling van het Webreg-formulier is een voorwaarde voor het verkrijgen van betaling voor de in het kader van de berging verrichte werkzaamheden.
5.9.3. Een essentieel element van de direct of indirect in Webreg in te vullen gegevens is de vermelding van de alarmcentrale of andere partij welke als opdrachtgever voor de berging optreedt of, als geen betalende opdrachtgever is geïdentificeerd, het op- geven van dit feit.
6. Tarieven
6.1. Standaardtarieven
Voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden gelden gestandaardiseerde tarie- ven. Deze tarieven zijn van toepassing op alle bergingen behalve op zogenaamde bijzondere bergingen die voldoen aan de eisen die worden beschreven in artikel 6.2. Voor andere gevallen kunnen de kosten uitsluitend worden gefactureerd volgens de drie hieronder gedefinieerde standaardtarieven.
6.1.1. Berging van de incidentlocatie naar het opslagterrein van de bergingsonderneming (tariefcategorieën A1 en A2, zie Bijlage 1). Ook bergingen van voertuigen die na de berging zelf hun weg kunnen vervolgen, vallen in deze categorie. In het tarief voor dit type berging zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van alle betrokken bergingswerkzaamheden, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur,
- de kosten voor het gedurende maximaal 72 uur stallen van het voertuig,
- de kosten voor de uitvoering van eventuele milieuwerkzaamheden zoals be- schreven in artikel 5.5.,
- de kosten van het verlenen van medewerking aan de transporteur die het voertuig ophaalt voor doortransport; daarbij wordt onder medewerking ook verstaan het zodanig opstellen van het voertuig dat de transporteur erbij kan om het te laden.
15
6.1.2. Berging van de incidentlocatie direct naar het afleveradres of een andere door de alarmcentrale opgegeven locatie binnen een afstand van 25 kilometer van de inci- dentlocatie (tariefcategorieën B1 en B2, zie Bijlage 1). In het tarief voor dit type berging zijn de volgende kosten inbegrepen:
- de kosten voor de uitvoering van alle betrokken bergingswerkzaamheden, uitgaande van een maximale totale tijdsbesteding van 1,5 uur,
- de kosten voor het afleveren van het voertuig op de plaats van bestemming,
- de kosten voor de uitvoering van eventuele milieuwerkzaamheden zoals be- schreven in artikel 5.5.
6.1.3. Vergoeding voor een loze rit, ofwel voor een melding van het LCM op grond waar- van de bergingsonderneming is uitgerukt, maar waarbij geen berging behoeft plaats te vinden en ook niet plaatsvindt (tariefcategorie C, Bijlage 1).
6.1.4. Voor alle bergingswerkzaamheden die vallen onder de hierboven omschreven cate- gorieën zal de bergingsonderneming de standaardtarieven hanteren zoals vastgelegd in Bijlage 1. Voor bergingen van de categorieën 6.1.1. en 6.1.2. die op werkdagen aanvangen voor 08.00 uur 's ochtends of na 18.00 uur ’s avonds ofwel plaatsvinden in het weekend of op landelijke feestdagen mag een nachttarief worden gehanteerd.
6.2. Bijzondere bergingen
6.2.1. In de volgende gevallen is sprake van een bijzondere berging:
- berging van een geheel te water geraakt voertuig,
- berging van een voertuig dat is beklemd geraakt onder een zwaar voertuig (trein, vrachtwagen en dergelijke) en daardoor zeer zwaar is beschadigd en niet rolbaar meer is,
- berging van een voertuig waarbij op de incidentlocatie een extreme wacht- tijd voor de bergingsonderneming ontstaat als gevolg van technisch onder- zoek of sporenonderzoek door de politie of medische en andere hulpverle- ning aan slachtoffers; er is sprake van een extreme wachttijd indien de ber- ging niet binnen drie kwartier na de melding kan aanvangen met de ber- gingswerkzaamheden.
6.2.2. Voor bijzondere bergingen kunnen alleen in voorafgaand overleg met het LCM of, indien deze bekend is, de verantwoordelijke alarmcentrale afwijkende prijsafspra- ken worden gemaakt.
6.3. Stalling
Wanneer een voertuig langer dan 72 uur gestald moet worden, mag per extra perio- de van 24 uur of deel daarvan een dagtarief in rekening worden gebracht (tarief D, zie Bijlage 1). Beperking van stallingsdagen zal een gezamenlijke inspanning zijn van de bergingsonderneming en de betrokken alarmcentrale. Daartoe zal de ber-
16
gingsonderneming de alarmcentrale terstond, doch uiterlijk binnen 12 uur na de berging, op de hoogte brengen van een stalling. Indien de bergingsonderneming de- ze informatie niet tijdig doorgeeft, zal de mogelijkheid tot het in rekening brengen van extra stallingkosten pas ingaan 72 uur nadat de bergingsonderneming de be- trokken alarmcentrale van een stalling heeft bericht, zonder dat de betrokken alarm- centrale extra stallingskosten verschuldigd is voor een eventuele stalling voor de dagen voorafgaand aan het bericht van de bergingsonderneming.
6.4. Tarieven
De overeengekomen tarieven worden jaarlijks, te beginnen op 1 april 2008, geïn- dexeerd op basis van het prijsindexcijfer voor het beroepsgoederenvervoer over het voorgaande jaar, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
7. Maatregelen ter verkrijging van betaling voor geleverde diensten
7.1. Bergingswerkzaamheden en stallingskosten dienen in rekening te worden gebracht bij de alarmcentrale die optreedt voor de verzekeringsmaatschappij bij wie het (de) betrokken voertuig(en) verzekerd is (zijn).
7.2. De bergingsonderneming zal zich onthouden van het sturen van rekeningen voor een eerste berging of andere dienst naar gestrande passagier(s), bestuurder(s) of verzekerde(n) van de betrokken motorvoertuigen dan wel naar auto-verzekeraars, onverminderd het bepaalde in artikel 7.3.
7.3. Als blijkt dat een voertuig niet verzekerd is en ook overigens geen betalende op- drachtgever geïdentificeerd kan worden en/of als de berging betrekking heeft op een onbeheerd achtergelaten voertuig, dient de bergingsonderneming het LCM hiervan in kennis te stellen. Deze bergingskosten en eventuele stallingskosten kunnen dan aan het LCM in rekening worden gebracht, mits het LCM daartoe voorafgaande en uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven. De betaling door het LCM heeft het ka- rakter van een voorschot op de betaling die de bergingsonderneming op een later moment van de eigenaar van het voertuig of andere aansprakelijke partij ontvangt (zie artikel 7.4.). Zodra de betaling van de eigenaar van het voertuig of van een an- dere aansprakelijke partij is ontvangen, is de bergingsonderneming gehouden om het ontvangen voorschot te crediteren en terug te betalen aan het LCM. Als geen be- taling van de eigenaar van het voertuig of andere aansprakelijke partij wordt ont- vangen, krijgt het door het LCM betaalde voorschot het karakter van een definitieve betaling voor verrichte werkzaamheden.
17
7.4. Indien bij een bergingsopdracht vanwege Stichting IMN geen betalende partij blijkt, is de bergingsonderneming gehouden ten behoeve van het verkrijgen van betaling van de bergingskosten van de belanghebbende van het voertuig, volledige mede- werking aan de betrokken alarmcentrale te geven en zal hij het voertuig met inbe- grip van delen of inhoud daarvan, voordat bedoelde betaling heeft plaatsgevonden, slechts afstaan na voorafgaande goedkeuring van de betrokken alarmcentrale of na uitdrukkelijk verzoek van de betrokken alarmcentrale.
7.5. Het optreden van een loze rit dient aan het LCM te worden gemeld. Het tarief voor een loze rit dient in rekening te worden gebracht bij het LCM. Indien voor één en hetzelfde voertuig alsnog een betaalde opdracht wordt verkregen, vervalt het recht op vergoeding voor een loze rit.
7.6. Partijen hebben beiden tot doel om de betrokkenen bij een gestrand voertuig alsme- de belanghebbenden bij het voertuig zo veel mogelijk tot dienst te zijn en zullen bij hun werkzaamheden de belangen van deze betrokkenen of belanghebbenden niet schaden. Indien voldoende zekerheid tot betaling wordt gesteld kan de rechtheb- bende over het voertuig beschikken.
8. Kwaliteitseisen
8.1. De bergingsonderneming zal ook tijdens de looptijd van deze overeenkomst blijven voldoen aan de kwaliteitseisen, bedoeld in het eerste lid. De bergingsonderneming dient gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te beschikken over een geldig certificaat, niet ouder dan vierentwintig maanden, dat aantoont dat zij, in elke vestiging van waaruit door of vanwege Stichting IMN opgedragen bergingswerk- zaamheden worden verricht, aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet. Het vereiste certificaat moet zijn verleend door een onderneming of combinatie van onderne- mingen welke door de Raad voor Accreditatie is geaccrediteerd voor het uitvoeren van inspecties (ISO/IEC 17020) op het gebied van bergingsvoertuigen en/of ber- gingsmaterieel én voor het uitvoeren van certificaties (EN 45012) voor het werkge- bied 31 (transport, opslag en communicatie). Stichting IMN dient te beschikken over een kopie van dit certificaat. Voor de continuïteit van de acceptatie van het certificaat door Stichting IMN is vereist dat:
• na verlening van het certificaat de onderneming de certificerende instelling steeds onverwijld op de hoogte stelt van alle relevante wijzigingen in de be- drijfsvoering,
18
• dat het certificaat niet ouder is dan twee jaar en dus na verloop van die peri- ode wordt vernieuwd op grond van een nieuw bedrijfsonderzoek door de certificerende instelling,
• dat Stichting IMN door de betrokken certificerende instelling actief wordt geïnformeerd over alle ontwikkelingen die de geldigheid van het certificaat van de onderneming betreffen.
8.2. Teneinde daarop adequate controle uit te oefenen heeft Stichting IMN het recht het bedrijf van de bergingsonderneming gedurende deze overeenkomst opnieuw te laten onderzoeken en aan een (her)keuring te onderwerpen, waarvan de kosten door Stichting IMN worden gedragen. Aan bedoeld onderzoek en bedoelde (her)keuring zal de bergingsonderneming alle medewerking verlenen en derhalve ook zijn be- drijfsterrein op eerste verzoek openstellen. Indien dit onderzoek daartoe aanleiding geeft, heeft Stichting IMN het recht deze overeenkomst met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling te beëindigen.
8.3. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd met bergingsvoer- tuigen en -materialen die aan de door Stichting IMN gestelde kwaliteitseisen vol- doen (artikel 2A tot en met 2K) en die beschikken over een goed zichtbaar en min- der dan één jaar oud keurmerk dat aantoont dat zij in overeenstemming met die ei- sen zijn gekeurd. Bergingsvoertuigen die worden ingezet voor de uitvoering van bergingswerkzaamheden dienen met opgave van kenteken en chassisnummer te zijn aangemeld bij Stichting IMN. Mutaties dienen onverwijld aan Stichting IMN te worden gemeld en wel zodanig dat Stichting IMN te allen tijde beschikt over een actuele opgave van de voertuigen die door de bergingsonderneming ten behoeve van bergingswerkzaamheden voor Stichting IMN worden ingezet. Keuringscertifi- caten van deze voertuigen dienen binnen de bergingsonderneming aanwezig te zijn en bij navraag onmiddellijk aan Stichting IMN of haar vertegenwoordiger getoond te worden. Bergingsvoertuigen en bergingsmaterialen die door de bergingsonder- neming voor werkzaamheden ten behoeve van Stichting IMN worden ingezet die- nen in uitstekende staat van onderhoud te verkeren.
8.4. Bergingswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd door medewerkers die voldoen aan de door Stichting IMN gestelde opleidingseisen (Kwaliteitseisen, artikel 3C1). Medewerkers die worden ingezet voor bergingswerkzaamheden die- nen bij navraag door Stichting IMN of haar vertegenwoordiger, Rijkswaterstaat of Politie hun rijbewijs en opleidingscertificaat te tonen of binnen 24 uur na aanvraag een kopie van dat certificaat aan Stichting IMN te overleggen. Gedurende het eerste half jaar na gunning (dus tot en met 30 oktober 2007) zal, in verband met een moge-
19
lijk gebrek aan opleidingscapaciteit, bij controles ook genoegen worden genomen met het certificaat van de opleiding Eerste Veiligheidsmaatregelen bij Incidenten op Autosnelwegen in combinatie met een bewijs van inschrijving bij een door Stichting IMN erkende opleiding.
9. Facturering en betaling
9.1. De factuur van de bergingsonderneming met betrekking tot uitgevoerde bergings- werkzaamheden zal mede als kenmerk het meldingsnummer dragen dat het LCM of een participerende alarmcentrale als opdrachtgever aan de bergingsonderneming verstrekt en zal dienen overeen te stemmen met de opdrachtbevestiging.
9.2. Tenzij partijen anders zijn overeengekomen, is de betrokken alarmcentrale in ver- band met de uit deze overeenkomst voortvloeiende bergingsopdrachten aan de ber- gingsonderneming uitsluitend een tarief verschuldigd dat is opgenomen in Bijlage 1 van deze overeenkomst.
9.3. Andere kosten dan die welke voortvloeien uit de tariefafspraken kunnen slechts worden opgevoerd indien met voldoende redenen omkleed, welke redenen zoveel mogelijk reeds ten tijde van de berging doch uiterlijk binnen 12 uur nadien aan de betrokken alarmcentrale ter kennis moeten zijn gebracht.
9.4. Facturen zullen door de bergingsonderneming niet later worden verzonden dan der- tig dagen na de datum van de uitvoering van de werkzaamheden.
9.5. Indien een alarmcentrale verlangt dat facturen langs elektronische weg worden in- gediend, dan zal de bergingsonderneming aan die eis voldoen. Als een alarmcentra- le besluit om elektronische facturering verplicht te stellen dan zal Stichting IMN de bergingsonderneming daarvan tenminste zes maanden voor de ingangsdatum van deze factureringswijze informeren. De alarmcentrale zal de bergingsonderneming van de informatie voorzien die nodig is om de facturen op correcte wijze elektro- nisch te kunnen aanbieden.
9.6. De bij een bergingsopdracht betrokken alarmcentrale zal uiterlijk dertig dagen na de ontvangstdatum van de factuur zorg dragen voor betaling van het factuurbedrag. Daartoe is de betrokken alarmcentrale niet gehouden indien en als en zolang het overleg en/of de schriftelijke rapportage, bedoeld in artikel 5.9., 6.2., 6.3., 7.3. of
20
7.5. achterwege blijft dan wel de bergingsonderneming niet de instructies heeft op- gevolgd als bedoeld in artikel 5.2.
9.7. Bezwaren tegen het door de bergingsonderneming berekende factuurbedrag dienen binnen dertig dagen na ontvangstdatum van de factuur door het LCM of de betrok- ken alarmcentrale aan de bergingsonderneming ter kennis te zijn gebracht. De ber- gingsonderneming is op eerste verzoek van de betrokken alarmcentrale gehouden inzicht te geven in de wijze waarop het gefactureerde bedrag tot stand is gekomen.
10. Duur van de overeenkomst
10.1. De overeenkomst is van kracht van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2010.
10.2. Indien na inwerkingtreding van deze overeenkomst blijkt dat de bergingsonderne- ming zijn verplichtingen ingevolge deze overeenkomst niet (in voldoende mate) na- komt of kan nakomen, zal Stichting IMN hem hierover informeren door middel van een schriftelijke waarschuwing, tenzij zich het geval voordoet waarin deze overeen- komst op grond van artikel 5.3.7, 8.2. en 10.3. met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling wordt beëindigd. Na ontvangst van deze waarschuwing heeft de bergingsonderneming dertig dagen de tijd om zijn dienstverlening op het vereiste niveau te brengen. Indien de bergingsonderneming ook daarna niet (in voldoende mate) aan zijn verplichtingen voldoet, is Stichting IMN gerechtigd het contract met onmiddellijke ingang zonder nadere ingebrekestelling op te zeggen en te beëindi- gen.
10.3. Deze overeenkomst of een daaruit voortvloeiende overeenkomst kan, onverminderd het bepaalde in artikel 5.3.7. en 8.2. onmiddellijk en zonder ingebrekestelling door een van partijen worden beëindigd in het geval van een tekortkoming van de ver- plichtingen uit deze overeenkomst of de daaruit voortvloeiende overeenkomst(en) door de andere partij die van dien aard is dat onmiddellijke beëindiging gerecht- vaardigd is. Stichting IMN heeft daartoe in elk geval het recht wanneer de ber- gingsonderneming niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet, bij herhaling bergin- gen zou uitvoeren met niet gecertificeerd materieel en/of niet voldoende opgeleid personeel, facturen zou sturen voor werkzaamheden die niet zijn verricht of aan- toonbaar anders hadden moeten worden verricht, fraudeert, doortransport verzorgt zonder uitdrukkelijke toestemming van de betrokken alarmcentrale, eerste ber- gingsactiviteiten verricht in een aan een andere bergingsonderneming gegund rayon
21
dan wel op andere wijze de door Stichting IMN georganiseerde bergingsactiviteiten belemmert, frustreert of in gevaar brengt.
10.4 Onmiddellijke beëindiging is eveneens mogelijk in de volgende gevallen:
• indien één van partijen onder curatele wordt gesteld,
• indien één van partijen surséance van betaling heeft gevraagd,
• bij faillissement van één van partijen,
• bij verandering in het aandeelhouderschap, wijziging in de zeggenschap- structuur, overname en/of fusie dan wel verandering van de juridische iden- titeit van het bedrijf van de bergingsonderneming,
• indien door dwingend opgelegde maatregelen van overheidswege of door gerechtelijke uitspraken Stichting IMN de verplichtingen uit deze overeen- komst niet meer in zijn geheel of gedeeltelijk kan nakomen.
De daarvoor in aanmerking komende partij zal de andere partij op de hoogte stellen van de volgende omstandigheden:
• aanvraag van faillissement,
• aanvraag van surséance van betaling,
• voornemen om het bedrijf van de bergingsonderneming aan een ander over te doen dan wel het voornemen van een ander om het bedrijf van de ber- gingsonderneming over te nemen,
• voornemen van overname, fusie of verandering van het aandeelhouderschap, de zeggenschapsstructuur of de juridische identiteit van het bedrijf van de bergingsonderneming.
11. Overige bepalingen
11.1. Deze overeenkomst wordt met de bergingsonderneming gesloten door Stichting IMN, mede namens de daarin participerende alarmcentrales. Bij eventuele concen- traties tussen bedoelde alarmcentrales dan wel bij toetreding van een nieuwe parti- cipant tot Stichting IMN zal deze overeenkomst geacht worden ook te zijn gesloten met die geconcentreerde alarmcentrale of nieuwe toetreder. Van een dergelijke ge- beurtenis zal de bergingsonderneming bericht krijgen.
11.2. De bij deze overeenkomst opgenomen bijlage maakt integraal deel uit van de over- eenkomst en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten. Deze overeenkomst ver- vangt alle eventueel eerder gemaakte afspraken.
22
11.3. Op deze overeenkomst, de uitleg en toepassing daarvan is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
11.4. Ieder geschil dat naar aanleiding van deze overeenkomst en hieruit voortvloeiende overeenkomsten tussen partijen mocht ontstaan, zal worden voorgelegd aan de be- voegde rechter te Amsterdam.
Getekend te…………………………………..
Datum:……………………………………….
mede namens:
• Onderlinge Verzekering Maatschappij ZLM
• VHD Facilitair B.V.
• ANWB B.V.
• Mondial Assistance B.V.
• Eurocross International Holding B.V.
• Europ Assistance (Nederland) B.V.
• Inter Partner Assistance S.A.
• B.V. Nederlandse Hulpverleningsorganisatie SOS International
23
Bijlage 1
Rayonnummer(s) en tarieven
24
Rayonnummer(s) en tarieven
Rayonnummer(s) waarop de overeenkomst betrekking heeft:
Het rayonnummer verwijst naar de lijst van wegvakken en de daarbij behorende rayonkaart die aan deze overeenkomst is gehecht (Bijlage 2).
Xxxxxx verbindt zich de in de overeenkomst beschreven werkzaamheden en verrichtingen uit te voeren voor de tarieven (exclusief BTW) zoals gegeven in onderstaand schema met toelichting:
werkdagen overdag (8.00 - 18.00 uur) | weekend (00.00 - 24.00 uur) en werkdagen 's nachts (18.00 - 8.00 uur) | |
berging naar berger | A1 . . . . . . . | A2 . . . . . . . |
berging naar bestemming | B1 . . . . . . . | B2 . . . . . . . |
loze rit | C . . . . . . . | NVT |
Stalling per dag | D . . . . . . . | NVT |
Bedrijf:
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Datum: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Handtekening: . . . . . . . . . . . . . . . . .
25