MODEL 2024-2025
ALGEMENE VOORWAARDEN
MBO AMERSFOORT
MODEL 2024-2025
I. BEGRIPPEN IN DE PRAKTIJKOVEREENKOMST
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) | In de AVG zijn de belangrijkste regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland vastgelegd. Zie: xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx/xxx-xxxxxxxx- privacywetgeving |
Beroepspraktijkvorming (bpv) | De bpv is onderwijs in de beroepspraktijk van het beroep, dat in een erkend leerbedrijf plaatsvindt op basis van een praktijkovereenkomst. Een met goed gevolg afgesloten bpv is een wettelijke vereiste voor diplomering. |
BPV-blad | Het onderdeel van de praktijkovereenkomst (POK) waarop de gegevens van de student, van de opleiding en van het leerbedrijf zijn vermeld. |
Keuzedelen | Keuzedelen zijn verplicht en leveren bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding bij de voorbereiding voor de arbeidsmarkt of een vervolgopleiding. Het keuzedeel kan (deels) plaats vinden in de beroepspraktijkvorming |
Klachtenfaciliteit | Een centraal aanspreekpunt voor studenten met een klacht, beroep en/of geschil. Deze is te bereiken via xxx.xxxXxxxxxxxxx.xx |
Leerbedrijf | Het leerbedrijf is het bedrijf of de instelling waar de bpv plaats vindt. |
Onderwijs- of BPV-begeleider | De persoon die zorg draagt voor de begeleiding van de bpv vanuit de onderwijsinstelling. Deze persoon is verantwoordelijk voor de communicatie met het leerbedrijf en volgt de voortgang van de student tijdens de bpv. |
Onderwijsinstelling | Met deze term wordt MBO Amersfoort bedoeld |
Praktijkbegeleider of praktijkopleider | De persoon die zorg draagt voor de begeleiding van de bpv bij het leerbedrijf. |
Praktijkovereenkomst (POK) | De POK bestaat uit deze algemene voorwaarden en het daarmee verbonden bpv -blad en regelt de verhoudingen tussen de student, de onderwijsinstelling en het leerbedrijf. |
Privacyreglement | Met dit reglement draagt MBO Amersfoort er zorg voor dat de verwerking van persoonsgegevens plaatsvindt conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) en overige gedragscodes en regelingen. |
Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) | De organisatie die de praktijkbedrijven erkent en begeleidt en waar de studenten terecht kunnen om een stage of leerbaan van goede kwaliteit te zoeken. |
Stagemarkt | Xxxxxxxxxx.xx is de website van SBB waar alle stages en leerbanen van erkende leerbedrijven voor mbo studenten te vinden zijn. |
Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) | De WEB is de wet waarin zaken met betrekking tot het beroepsonderwijs zijn geregeld. |
Colofon
Uitgave : MBO Amersfoort
Samenstelling : Onderwijs en Ontwikkeling Instemming Studentenraad : 10 juni 2024
Vastgesteld College van Bestuur : 25 juni 2024
Kenmerk CvB vastgesteld : MBOA-15-4730
II. DE ALGEMENE VOORWAARDEN VAN DE PRAKTIJKOVEREENKOMST
1. Randvoorwaarden
1.1. Deze praktijkovereenkomst wordt gesloten tussen de student, de onderwijsinstelling en het leerbedrijf, in deze overeenkomst ook wel aangeduid als “partijen”.
1.2. De student is ingeschreven bij de onderwijsinstelling.
1.3. Op de praktijkovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.
1.4. Het leerbedrijf beschikt op de datum van de ondertekening van de praktijkovereenkomst over een gunstige beoordeling van de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (afkorting: SBB) voor de kwalificatie zoals bedoeld in artikel
2. Aard van de praktijkovereenkomst
2.1. Deze Algemene Voorwaarden vormen, samen met het bpv-blad, de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de WEB. In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen.
2.2. Afspraken die specifiek gaan over de door de student te volgen bpv, staan op het bpv-blad. Het bpv-blad is onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘bpv’ staat, wordt de bpv bedoeld zoals vermeld op het BPV-blad.
3. Tussentijdse wijzigingen
3.1. De praktijkovereenkomst en meer in het bijzonder de BPV-gegevens zoals opgenomen op het bpv-blad kunnen, gedurende de bpv-periode, met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
3.2. Indien de wijziging van bpv-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daar een verzoek van de student om wijziging van het opleidingstraject aan vooraf te gaan.
3.3. De bpv-gegevens betreffende de opleiding, in het kader waarvan de bpv wordt gevolgd, kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel advies van de instelling of het leerbedrijf voorafgaan.
3.4. De bpv-gegevens betreffende de begin- en geplande einddatum, duur en omvang van de bpv, kunnen ook worden gewijzigd op verzoek van het leerbedrijf. Een dergelijk verzoek wordt door de instelling enkel gehonoreerd na overleg met en instemming van de student.
3.5. In geval van een tussentijdse wijziging van de bpv-gegevens, wordt het bpv-blad gedurende de looptijd van de bpv vervangen door een nieuw bpv-blad. Dit geldt bij de volgende situaties:
a. het kiezen van een keuzedeel of een wisseling van een keuzedeel naar een ander keuzedeel (als er al BPV op een crebo of ander keuzedeel wordt gevolgd);
b. het toevoegen van een crebo aan de praktijkovereenkomst (als er al een keuzedeel in de BPV wordt gevolgd);
c. het verlengen van de geplande einddatum;
d. het verstrijken van de geplande einddatum van een BPV op een keuzedeel of een crebo als er nog BPV voor een ander onderdeel (keuzedeel of crebo) in hetzelfde bedrijf wordt gevolgd dat nog niet is afgerond;
e. het aanpassen van het totaal aantal uren;
f. het wisselen van crebo, bijvoorbeeld van domein naar domein, domein naar kwalificatiedossier of kwalificatie, van kwalificatiedossier naar kwalificatie of van een kwalificatie naar een andere kwalificatie;
g. het wisselen van leerweg;
h. het wisselen van niveau.
3.6. De onderwijsinstelling stuurt het nieuwe bpv-blad zo spoedig mogelijk schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student, en in het geval van minderjarigheid ook naar zijn/haar ouders (-s) of wettelijk vertegenwoordiger (-s)2 , en aan het leerbedrijf.
1 Als de BPV alleen voor een keuzedeel wordt gevolgd, dan is van belang dat het leerbedrijf beschikt over een erkenning van SBB.
2 Als bij aanmelding is afgesproken dat de ouders instemmen met het feit dat zij de praktijkovereenkomst niet ondertekenen, dan hoeft de school de ouders ook niet in de procedure voor wijzigingen via het BPV-blad te betrekken. De artikelen in de praktijkovereenkomst die hier betrekking op hebben, kunnen dan daarop worden aangepast.
3.7. De student en in het geval van minderjarigheid de ouder(s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(s) en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen tien werkdagen na verzending van het nieuwe bpv-blad schriftelijk dan wel mondeling aan de onderwijsinstelling door te geven dat de inhoud van het nieuwe bpv-blad niet correct is.
3.8. Indien de student of het leerbedrijf aangeeft dat de aangepaste bpv-gegevens niet correct (in overeenstemming met het verzoek dan wel de instemming van de niet verzoekende partij) zijn weergegeven, dan zal de onderwijsinstelling overgaan tot correctie van de betreffende bpv-gegevens.
3.9. Indien de student of het leerbedrijf een bezwaar kenbaar maakt dat erop gericht is dat de bpv-gegevens zijn aangepast zonder dat daaraan een verzoek of instemming ten grondslag heeft gelegen, zal de instelling overgaan tot schrapping van het nieuwe bpv-blad. In dit geval blijft de student de bpv in het leerbedrijf volgen, zoals vermeld op het oorspronkelijke bpv- blad, totdat alsnog instemming van beide partijen wordt verkregen.
3.10. Als er een wijziging wordt doorgevoerd zonder de instemming van de student/ en/of het leerbedrijf, en deze wijziging wordt ondanks herhaaldelijk verzoek van de student/ en/of het leerbedrijf niet gecorrigeerd, dan kan de student binnen 6 weken na ontvangst van de wijziging een melding doen bij de Klachtenfaciliteit.
3.11. Als de student en/of het leerbedrijf niet binnen tien werkdagen reageren, dan vervangt het nieuwe bpv-blad het vorige bpv- blad en wordt daarmee onderdeel van de praktijkovereenkomst.
3.12. Indien een keuzedeel plaatsvindt in het leerbedrijf, waarin de bpv van de opleiding al plaatsvindt, wordt deze opgenomen in het bpv-blad.
3.13. Indien een keuzedeel bij een ander leerbedrijf plaatsvindt, wordt daarvoor een aparte praktijkovereenkomst opgemaakt.
4. Inhoud en inrichting
4.1. Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de WEB. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door de SBB erkend leerbedrijf op grondslag van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken over de beroepspraktijkvorming vastgelegd zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie/het keuzedeel benodigde kennis en ervaring op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
4.2. Uitgangspunt van de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals die staan beschreven in de Onderwijs- en examenregeling (OER) per opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de opleidingsspecifieke opleidingsgids en de daarin opgenomen OER is vastgesteld. Het dient voor het leerbedrijf helder te zijn welk deel van de kwalificatie de student tijdens zijn BPV moet behalen. De opleidingsgids en de daarin opgenomen OER per opleiding is te vinden op de website van de onderwijsinstelling.
4.3. Keuzedelen maken een onlosmakelijk onderdeel uit van de opleiding, op basis van de herziene kwalificatiedossiers. Het volgen van keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Deze worden vastgelegd in het studentenvolgsysteem. Sommige keuzedelen worden deels of geheel in de beroepspraktijkvorming ingevuld. In dat geval wordt dit keuzedeel geregistreerd op het bpv-blad dat onlosmakelijk deel uitmaakt van deze praktijkovereenkomst. Er kunnen meerdere keuzedelen bij één leerbedrijf worden gevolgd al dan niet aanvullend op de lopende praktijkovereenkomst.
5. (Inspannings)verplichting leerbedrijf
5.1. Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn bpv te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer en biedt de student de gelegenheid zijn bpv-opdrachten te maken en uit te voeren. Het leerbedrijf neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, onderwijsinstelling en leerbedrijf over de stage. Het leerbedrijf regelt samen met de onderwijsinstelling een contactmoment bij het leerbedrijf zelf.
5.2. Het leerbedrijf wijst een praktijkbegeleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de bpv wie de praktijkbegeleider is. De gegevens van de praktijkbegeleider zijn te vinden in het studentenvolgsysteem.
5.3. Het leerbedrijf verklaart zich bereid de beoordeling van de bpv door een functionaris van de onderwijsinstelling in het leerbedrijf mogelijk te maken.
5.4. De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de bpv-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door de onderwijsinstelling volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen en/of examens.
5.5. Het leerbedrijf voorziet de student van de basisuitrusting die nodig is voor de bpv.
5.6. Het leerbedrijf betaalt aan de student een onkostenvergoeding die ten minste alle kosten in euro’s omvat die een student moet maken van het bedrijf of van de wet om stage te kunnen lopen bij het bedrijf. Deze onkostenvergoeding is inclusief reiskosten als deze niet op een andere manier vergoed worden en een eventuele VOG. Dit geldt zowel voor studenten bol als bbl.
5.7. Voor alle stagiairs geldt dat de arbeidstijdenwet van toepassing is.
5.8. In voorkomende gevallen is het leerbedrijf verantwoordelijk voor het tijdig melden van de student bij instanties zoals de bedrijfsvereniging en de belastingdienst.
6. (Inspannings-) verplichting onderwijsinstelling
6.1. De onderwijsinstelling draagt zorg voor voldoende begeleiding door de onderwijs- of bpv-begeleider. De student weet bij aanvang van de bpv wie zijn begeleider is. De gegevens van de onderwijsbegeleider zijn te vinden in het studentenvolgsysteem.
6.2. De instelling organiseert en neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, instelling en leerbedrijf. In het landelijke Stagepact 2023 is afgesproken dat de school minimaal drie contactmomenten tussen leerbedrijf, student en school organiseert, waarvan tenminste één fysiek op locatie van het leerbedrijf. Bij de overige twee contactmomenten kunnen de instelling, student en leerbedrijf onderling besluiten op welke wijze contact wenselijk is. Van de drie contactmomenten of het fysieke contactmoment kan gemotiveerd en bij uitzondering worden afgeweken in de volgende gevallen:
a. indien er alleen een keuzedeel in de bpv wordt gevolgd;
b. vanwege de korte duur van de bpv;
c. als de bpv in het buitenland plaatsvindt.
6.3. De onderwijsbegeleider volgt het verloop van de bpv door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf en bewaakt de voortgang en de aansluiting van de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het leerbedrijf.
6.4. Onderwijsbegeleiders bouwen expertise op om stagediscriminatie te kunnen (h)erkennen, voorkomen en aanpakken. Zij spreken leerbedrijven aan bij signalen van studenten.
6.5. De onderwijsinstelling heeft een meldpunt (direct en anoniem via telefoonnummer 033-4678844) waar studenten stagediscriminatie en oneigenlijke inzet van studenten kunnen melden en ondersteuning en nazorg krijgen.
6.6. De onderwijsinstelling maakt het rooster tijdig – ten minste twee weken voor het begin van de onderwijsperiode - bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
6.7. In geval van ongeoorloofde afwezigheid van de student meldt de praktijkbegeleider dit onverwijld aan de onderwijsbegeleider.
6.8. De onderwijsinstelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie die in de bpv zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de BPV, staan beschreven in de opleidingsgids van de opleiding of in het BPV-handboek.
6.9. De onderwijsinstelling neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordeling van de student.
6.10. Het met een positief resultaat afsluiten van de beroepspraktijkvorming is een voorwaarde voor het behalen van een diploma.
7. (Inspanning-)verplichting student
7.1. De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is vóór of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het bpv-blad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de bpv te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
7.2. De student moet er rekening mee houden dat de bpv plaatsvindt op dagen en tijdstippen die voor de betreffende branche gebruikelijk zijn. De bpv kan dus ook plaatsvinden tijdens schoolvakanties, in weekeinden en avonduren.
7.3. Voor afwezigheid tijdens de bpv gelden voor de student de regels zoals deze door het leerbedrijf gehanteerd worden evenals de regels zoals deze in het studentenstatuut zijn vastgesteld.
7.4. De student neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, instelling en leerbedrijf.
8. Nadere afspraken met de student
8.1. De instelling, de student en het leerbedrijf maken concrete afspraken over de vorm en inhoud van de bpv, de manier en frequentie van begeleiding, het persoonlijke leerprogramma en de beoordeling. De student neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, school en leerbedrijf.
8.2. Deze afspraken zullen schriftelijk worden vastgelegd in een addendum en onderdeel uitmaken van de praktijkovereenkomst.
8.3. Aanpassingen via maatwerktrajecten voor studenten met een ondersteuningsbehoefte, zoals aanpassingen in tijd, vorm en werkplek worden besproken met het leerbedrijf en vastgelegd in het individueel begeleidingsplan van de student.
9. Gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid
9.1. De student is verplicht de binnen het leerbedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de bpv over deze regels in.
9.2. De student is verplicht alles geheim te houden wat hem/haar onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner/harer kennis is gekomen of waarvan hij/zij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen. Het leerbedrijf stelt de student op de hoogte van zaken die in elk geval onder de geheimhouding vallen.
9.3. Het leerbedrijf treft overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet maatregelen die gericht zijn op de bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van de student.
9.4. Het leerbedrijf is aansprakelijk voor schade die de student tijdens of in verband met de bpv mocht lijden, tenzij het leerbedrijf aantoont dat zij de in artikel 7:658 lid 1 Burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.5. Het leerbedrijf is aansprakelijk voor de schade die de student in de uitoefening van zijn werkzaamheden tijdens of in verband met de bpv toebrengt aan de (eigendommen van het) leerbedrijf of aan (de eigendommen van) derden, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.6. De onderwijsinstelling is gevrijwaard voor schade die is ontstaan aan de student, het leerbedrijf of derden in de uitoefening van de bpv.
9.7. De aansprakelijkheid van de onderwijsinstelling is in alle gevallen beperkt tot de voorwaarden en de daarop gebaseerde dekking in de afgesloten verzekering van de onderwijsinstelling. Dit betekent dat die aansprakelijkheid beperkt is tot het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij van de onderwijsinstelling.
10. Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming
10.1. Bij problemen of conflicten tijdens de bpv, richt de student zich in eerste instantie tot de praktijkbegeleider van het leerbedrijf of de onderwijsbegeleider van de onderwijsinstelling. Deze proberen om samen met de student tot een oplossing te komen.
10.2. Wanneer de student vindt dat het probleem of conflict niet naar tevredenheid is opgelost en de oorzaak van het probleem of conflict is dat het leerbedrijf de afspraken in deze overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, dan kan de student in overleg met de bpv-begeleider van de instelling de mogelijkheden bespreken.
10.3. Als partijen er onderling niet uitkomen kunnen zowel de student als het leerbedrijf binnen 6 weken een melding doen bij de Klachtenfaciliteit.
10.4. De onderwijsbegeleider vertelt de student vooraf en tijdens de bpv hoe de student stagediscriminatie kan herkennen, op de instelling kan melden en hoe de instelling ermee omgaat.
10.5. Het leerbedrijf treft maatregelen die gericht zijn op voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. In het geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld, heeft de student het recht om de werkzaamheden per direct neer te leggen zonder dat dit reden is voor een negatieve beoordeling. De student moet de werkonderbreking direct melden bij de praktijkopleider en de bpv-begeleider. Wanneer dit niet mogelijk is, dan meldt de student de werkonderbreking bij de vertrouwenspersoon van het leerbedrijf of van de instelling. De instelling informeert SBB.
10.6. Signalen van discriminatie worden in eerste instantie op de instelling gemeld. Naar aanleiding van de melding vindt in de driehoek van student, leerbedrijf en instelling het gesprek plaats. Indien het gesprek hier aanleiding toe geeft, meldt de instelling stagediscriminatie en/of een (sociaal) onveilige omgeving voor studenten bij SBB.
10.7. Indien er sprake is van stagediscriminatie of stagemisbruik dan kan de student dit melden via de sociale veiligheidslijn van MBO Amersfoort (direct en anoniem via telefoonnummer 033-4678844) of de Klachtenfaciliteit. Daarnaast kunnen studenten stagediscriminatie buiten de instelling melden bij een regionaal anti-discriminatievoorziening, het College voor de Rechten van de Mens en de politie. Studenten kunnen ook bij de Vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs om advies vragen.
Grote incidenten en/of bpv-klachten die structureel van aard zijn, meldt de instelling bij SBB.
10.8. De instelling registreert alle meldingen en signalen van studenten over erkende leerbedrijven en geven deze – met toestemming van de student – anoniem door aan SBB. Dit geldt ook wanneer geen actie van SBB wordt gevraagd.
11. Gegevensuitwisseling en privacy
11.1. De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door de onderwijsinstelling verwerkte bpv-gegevens.
11.2. Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen de onderwijsinstelling en het leerbedrijf de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in acht. Dit betekent onder meer dat zij op een zorgvuldige, veilige en vertrouwelijke manier omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student.
11.3. In het privacyreglement van de onderwijsinstelling is opgenomen welke gegevens van de student onder welke voorwaarden worden verstrekt aan het leerbedrijf en wanneer de toestemming van de student daarvoor vereist is.
11.4. Indien de student de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgt, gaat de student akkoord met het gegeven dat het leerbedrijf recht heeft op inzage in het resultatenoverzicht en de aanwezigheidsregistratie van de student in het studentenvolgsysteem.
12. Vergoedingen en akkoordverklaring cursusgeld
12.1. Wanneer in de CAO van het leerbedrijf afspraken zijn gemaakt over stagevergoeding, zorgt het leerbedrijf dat de student deze vergoeding ook daadwerkelijk ontvangt volgende de gemaakte CAO afspraken.
12.2. In voorkomende gevallen machtigt de meerderjarige BBL-student het in dit document genoemde leerbedrijf om namens hem het wettelijk verschuldigde cursusgeld, alsmede eventuele overige opleidingskosten, te voldoen. De student blijft zelf verantwoordelijk voor het voldoen van het wettelijk verschuldigde cursusgeld.
13. Duur en einde praktijkovereenkomst
13.1. De praktijkovereenkomst treedt na ondertekening van het eerste bpv-blad in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de bpv-periode zoals vermeld op het bpv-blad.
13.2. De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege:
a. Op het moment dat de student de bpv volgens de wettelijke eisen heeft voltooid of in het geval van een keuzedeel indien de student de bpv heeft voltooid.
b. Door het verstrijken van de termijn waarop deze praktijkovereenkomst van toepassing is (zie bpv-blad), dan wel als de student een overstap maakt naar een andere opleiding binnen de onderwijsinstelling;
c. Door het eindigen van de inschrijving van de student bij de instelling.
d. Door ontbinding of door verlies van rechtspersoonlijkheid van het leerbedrijf of wanneer het leerbedrijf ophoudt het in de praktijkovereenkomst bedoelde beroep in het genoemde bedrijf uit te oefenen.
e. Wanneer de erkenning van het leerbedrijf zoals bedoeld in artikel 1.5.3. van de WEB is verlopen of ingetrokken.
13.3. De praktijkovereenkomst kan in onderling overleg tussen de instelling, de student en het leerbedrijf met wederzijds goedvinden worden beëindigd of op verzoek van de student
13.4. De praktijkovereenkomst kan (buitengerechtelijk) worden ontbonden:
a. Door het leerbedrijf als de student zich ondanks nadrukkelijke (herhaalde) waarschuwing, niet houdt aan gedragsregels zoals genoemd in artikel 9.1 en 9.2 van deze algemene voorwaarden.
b. Door een van de partijen als op grond van zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet langer van deze partij kan worden verlangd de praktijkovereenkomst te laten voortduren.
c. Door een van de partijen als de instelling, de student of het leerbedrijf de hem bij wet of in de praktijkovereenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt.
d. Door de student of het leerbedrijf, als de arbeidsovereenkomst (indien aanwezig) tussen de student en het leerbedrijf wordt beëindigd.
13.5. Indien er sprake is van een beëindiging van de praktijkovereenkomst zoals bedoeld in de artikelen 13.2 en 13.3, alsmede in geval van een ontbinding van de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 13.4, zal de instelling dit schriftelijk bevestigen aan de student en het leerbedrijf.
13.6. Een ontbinding door een van de partijen op grond van artikel 13.4 vindt schriftelijk plaats aan de andere partijen met vermelding van de reden van ontbinding.
13.7. Voorafgaand aan een ontbinding op grond van artikel 13.4 onder c dient de partij die zijn verplichtingen niet nakomt door de andere partijen in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een termijn van twee weken alsnog zijn verplichtingen na te komen. Een schriftelijke ingebrekestelling is niet nodig indien nakoming blijvend onmogelijk is of als de partij reeds te kennen heeft gegeven zijn verplichtingen niet meer na te zullen komen en het stellen van een termijn overbodig is.
14. Vervangende praktijkplaats
14.1. Indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd omdat het leerbedrijf niet aan haar verplichtingen voldoet (de praktijkplaats is niet of niet volledig beschikbaar, de begeleiding schiet tekort of ontbreekt, het leerbedrijf beschikt niet langer over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 1.5.3 van de WEB of er is sprake van andere omstandigheden die maken dat de bpv niet langer naar behoren kan plaatsvinden), dan bevordert de instelling na overleg met SBB dat een toereikende vervangende voorziening zo snel als mogelijk beschikbaar wordt gesteld voor de student.
14.2. Indien en voor zover een voortijdige beëindiging van deze overeenkomst aan de student te wijten valt, rust op de student een inspanningsverplichting tijdig zorg te dragen voor een toereikend alternatief.
15. Slotbepaling
15.1. In de gevallen waarin de praktijkovereenkomst niet voorziet, beslissen de instelling en het leerbedrijf na overleg met de student.
15.2. Als het om zaken gaat die de verantwoordelijkheid van SBB raken, dan wordt SBB hierover geïnformeerd.