Oosterdalfsen te Dalfsen
Oosterdalfsen te Dalfsen
Opdrachtgever Gemeente Dalfsen Xxxxxxxxxxxxxx 0
Xxxxxxx 00
0000 XX XXXXXXX
T 0529 - 48 83 88
F 0529 - 48 82 22
Contactpersoon: de xxxx X. Xxxxxxxxxx
Energieadviseur IF Technology Xxxxxxxxx 00
Xxxxxxx 000
0000 XX XXXXXX
T 026 - 35 35 555
F 026 - 35 35 599
Contactpersoon: de heer X.X. Kleinlugtenbelt
De heer X.X. xxx Xxxxxxx
26.338/61282/RK
30 maart 2012
Samenvatting
Inleiding
De gemeente Dalfsen heeft als doelstelling om CO2-neutrale woonwijken te bouwen. In deze energievisie zijn voor Oosterdalfsen een vijftal duurzame energieconcepten uitge- werkt waarin vorm wordt gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling van de gemeente Dalfsen. Bij de uitwerking van de energievisie is gebruik gemaakt van de Algemene Energievisie1 die is opgesteld voor de gemeente Dalfsen. Geadviseerd wordt om dit on- derzoek in combinatie met de Algemene Energievisie te lezen.
Uitgangspunten
De uitgangspunten zijn geïnventariseerd. Hierbij is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de beschikbare gegevens. Waar nodig zijn aannames gemaakt. Het aangenomen bouw- programma is weergegeven in onderstaande tabel.
type woning | aantal | huur | koop |
tussenwoning | 105 | 63 | 42 |
hoekwoning | 210 | 126 | 84 |
2^1-kapwoning | 235 | - | 235 |
vrijstaande woning | 80 | - | 80 |
totaal | 630 | 189 | 441 |
De totale energievraag bedraagt circa 27.000 GJ wanneer de woningen volgens de hui- dige referentie worden gebouwd (HR-gasketel en EPC 0,6). De verdeling is weergegeven in onderstaande figuur. Hulpenergie bestaat onder andere uit energiegebruik voor verlich- ting, ventilatie en cv-pompen. Gebruikersgebonden energie is energiegebruik van huis- houdelijke apparaten zoals wasmachines en TV’s. Openbare voorzieningen zijn straat- verlichting, riolering en waterzuivering.
408
2%
7.343
27%
9.118
33%
3.368
12%
ruimteverwarming tapwater
1.456 | 5.588 |
5% | 21% |
zomercomfort hulpenergie gebruikersgebonden openbare voorzieningen
1 Duurzame nieuwbouw gemeente Dalfsen, Algemene Energievisie, IF Technology, referentie 25.319/61282/RK, 7 oktober 2011
De totale CO2-uitstoot bedraagt circa 2.700 ton per jaar wanneer de woningen volgens de huidige referentie worden gebouwd. De verdeling is weergegeven in onderstaande figuur.
64
483
18%
1.152
43%
453
17%
529
20%
2%
ruimteverwarming tapwater hulpenergie gebruikersgebonden
openbare voorzieningen
Energiebesparing en duurzame energieopwekking
Een samenvatting van de energiebesparende maatregelen voor Xxxxxxxxxxxxx is weer- gegeven in onderstaande tabel. Van elke maatregel is aangegeven in welke mate en op welk schaalniveau de maatregel toepasbaar is.
maatregel woningniveau wijkniveau
gebouwgebonden besparing isolatie vloer, gevel, dak isolatieglas
ventilatie kierdichting oriëntatie
energiezuinige hulpapparatuur afgiftesysteem gebruikersgebonden besparing energiezuinige apparatuur voorkomen stand-by verbruik
besparing openbare voorzieningen
openbare verlichting afkoppelen hemelwaterafvoer
wel beperkt niet
Een samenvatting van mogelijkheden om duurzame energie op te wekken en CO2- uitstoot te compenseren voor Oosterdalfsen is weergegeven in onderstaande tabel. Van elke techniek is aangegeven in welke mate en op welk schaalniveau de techniek toepas- baar is.
techniek woningniveau wijkniveau
zonne-energie PV-panelen zonneboiler windenergie
kleine windturbines
warmtepompen
warmtepompen
bodemenergie open systemen gesloten systemen
hoge temperatuuropslag bio-energie verbranding houtketel vergisting bio-WKK waterenergie
energie uit oppervlaktewater
restwarmte
proceswarmte
compensatiemaatregelen
inkoop groene stroom inkoop groen gas
CO2-compensatie met bomen
wel beperkt niet
Naast techniek speelt gebruikersgedrag een belangrijke rol in de uiteindelijke CO2- reductie. Van belang is dat bewoners goed worden voorgelicht over de genomen maatre- gelen. Voor een maximaal resultaat is het daarnaast van belang dat besparingen zoveel mogelijk direct zichtbaar zijn voor de bewoners.
Energieconcepten
Aan de hand van mogelijkheden voor energiebesparing en duurzame energieopwekking zijn de volgende vijf concepten verder uitgewerkt voor Oosterdalfsen. In alle vijf concep- ten worden in de woonwijk PV-panelen en twee kleine windturbines toegepast voor het opwekken van energie voor de openbare voorzieningen. In concept 5 blijft de toepassing van PV-panelen beperkt doordat de WKK duurzame elektriciteit produceert. Voor de openbare voorzieningen moet ruimte gereserveerd worden. In de concepten drie, vier en vijf is ruimte nodig voor collectieve ruimtes voor de installaties en respectievelijk een dis- tributienet en warmtenetten.
Concept 1: passiefwoning
Woningen worden zeer goed geïsoleerd. PV-panelen op het dak leveren elektriciteit. Zonneboilers op het dak leveren warm tapwater. De resterende warmtevraag wordt gele- verd door gasketels (gk). De gasketels worden gevoed met groen gas.
gk
gk
gk
Concept 2: individuele houtpelletketels
hk
hk
hk
PV-panelen op de daken van woningen leveren elektriciteit. Alle warmte wordt geleverd door individuele houtpelletketels (hk).
Concept 3: energieopslag
Centraal in de woonwijk staat een collectieve ruimte voor de energieopslag. Het energie- opslagsysteem levert in combinatie met warmtepompen (wp) en gasketels (gk) warmte en koude. Het energieopslagsysteem slaat in de winter koude en in de zomer warmte op in de bodem. De gasketel wordt ingezet als piekketel en wordt gevoed met groen gas.
wp
gk
Een deel van het elektriciteitsverbruik wordt groen ingekocht. PV-panelen op de daken van woningen leveren elektriciteit. Zonneboilers op de daken van woningen leveren warm tapwater.
Concept 4: collectieve houtketel
Centraal in de woonwijk staat een collectieve ruimte waarin een collectieve houtketel (hk) en een collectieve gasketel (gk) staan. De houtketel levert warmte aan woningen. De gasketel is een back-upvoorziening en wordt gevoed met groen gas. PV-panelen op de daken van woningen leveren elektriciteit.
gk hk
Concept 5: bio-WKK
gk
wkk
Centraal in de woonwijk staat een collectieve ruimte waarin een bio-WKK (wkk) en een collectieve gasketel (gk) staan. De bio-WKK levert een groot deel van de warmte en de totale elektriciteitsvraag aan de woningen. De gasketel wordt ingezet als piekketel en wordt gevoed met biogas.
Concept 6: Gesloten systemen
wp
wp
wp
Woningen worden zeer goed geïsoleerd. Warmtepompen in combinatie met gesloten systemen leveren warmte. Zonneboilers op het dak leveren aanvullend warm tapwater. PV-panelen op het dak leveren elektriciteit. Woningen worden ook gekoeld. Bij de huidige uitgangspunten is niet voldoende beschikbaar dakoppervlak aanwezig voor het plaatsen van de PV-panelen en zonnecollectoren.
Multi Criteria Analyse
Om de meest kansrijke energieconcepten te identificeren zijn de concepten op de vol- gende criteria beoordeeld:
- terugverdientijd
- duurzaamheid op locatie
- vergunningen
- juridisch
- organisatorisch
- faseerbaarheid
- ruimtegebruik
- doorlooptijd
- kwaliteit leefomgeving
- gebruiksgemak bewoners
In de volgende tabel is een samenvatting gegeven van de energieconcepten en de crite- ria.
concept 1 passiefwoning | concept 2 houtpelletketels (ind) | concept 3 energieopslag | concept 4 houtpelletketel (coll) | concept 5 Bio-WKK | concept 6 gesloten systeem | |
terugverdientijd | 28 jaar | 14 jaar | 15 jaar | 15 jaar | 6 jaar | 29 jaar |
duurzaamheid | 59% | 80% | 66% | 79% | 123% | 100% |
op locatie | ||||||
vergunningen | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning |
windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | |
tieve PV | tieve PV | tieve PV | tieve PV | tieve PV | tieve PV | |
- Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Vanaf 2013: meldings- | |||
collectieve, technische | collectieve, technische | collectieve, technische | plicht of vergunnings- | |||
ruimte | ruimte | ruimte | plicht gesloten systeem | |||
- Waterwet | - Mogelijk BEMS | - Mogelijk BEMS | ||||
- Mogelijk BEMS | ||||||
juridisch (zie | Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: |
algemene | - koopovereenkomst | - koopovereenkomst | - verordening | - verordening | - verordening | - koopovereenkomst |
- contract door derde | - contract door derde | - bouwrijp maken | - bouwrijp maken | - bouwrijp maken | - contract door derde | |
partij | partij | - koopovereenkomst | - koopovereenkomst | - koopovereenkomst | partij | |
Beperkt bruikbaar: | Beperkt bruikbaar: | - contract door derde | - contract door derde | - contract door derde | Beperkt bruikbaar: | |
- verordening | - verordening | partij | partij | partij | verordening | |
- VvE | - VvE | - VvE | ||||
organisatorisch | Eenvoudig, laag risico | Gemiddeld, gemiddeld | Complex, gemiddeld | Complex, hoog risico | Complex, zeer hoog | gemiddeld |
risico | risico | risico | ||||
faseerbaarheid | volgt bouw | volgt bouw | installatie in zes stappen, | installatie in vijf stappen, | installatie in vijf stappen, | volgt bouw |
warmtenet volgt bouw | warmtenet volgt bouw | warmtenet volgt bouw | ||||
ruimtegebruik | inpandig 930 m² | inpandig 3.200 m² | inpandig 930 m² | inpandig 300 m² | inpandig 300 m² | inpandig 1.600 m² |
woning | dak 11.000 m² | dak 11.000 m² | dak 11.000 m² | dak 11.000 m² | dak - | dak 27.000 m²(!) |
ruimtegebruik | 650 m² | 650 m² | 19.800 m² | 10.650 m² | 10.600 m² | 80.000 m² |
wijk | ||||||
kwaliteit | Zeer hoog comfort | Hoog comfort woningen | Zeer hoog comfort wonin- | Hoog comfort woningen | Hoog comfort woningen | Zeer hoog comfort wonin- |
leefomgeving | woningen (goed isolatie) | Beperkte uitstoot fijnstof | gen (ook koeling) | Zeer beperkte uitstoot | gen (goede isolatie, | |
fijnstof | koeling), mogelijk geluids- | |||||
overlast, geen uitstoot | ||||||
gebruiksgemak | hoog | laag | zeer hoog | zeer hoog | zeer hoog | hoog |
bewoner |
Hoe nu verder?
Aan de hand van de energievisie kan een afweging gemaakt worden van de energiecon- cepten. Hierin kan de gemeente Dalfsen verschillende wegen bewandelen. Mogelijke wegen zijn:
- selectie gemeente: de gemeente kiest op basis van het onderzoek een eigen voor- keursvariant.
- selectie in overleg: de gemeente kiest in overleg met de woningbouwvereniging en/of de toekomstige bewoners een voorkeursvariant.
- selectie marktpartij: de gemeente legt de mogelijke concepten voor aan de markt, maar laat de keuze over aan de markt.
De eerste stap is om op kort termijn een keuze te maken op welke wijze de voorkeursva- riant(en) worden bepaald. Na een keuze van de voorkeursvariant(en) kan gestart worden met de verdere uitwerking, welke bestaat uit de borging, het uitwerkingsplan en de juridi- sche en organisatorische uitwerking.
Het doel van de borging is om de kansrijke concepten die geïdentificeerd zijn in de ener- gievisie mogelijk te maken. Bij de borging worden:
- de wensen en mogelijkheden geïnventariseerd;
- input geleverd voor de plankaart en planregels;
- een eindparagraaf aangeleverd voor de plantoelichting.
In het uitwerkingsplan wordt in hoofdlijnen uitgewerkt hoe het project in de markt gezet kan worden. Een duidelijk stappenplan wordt opgesteld welke zal bijdragen aan de reali- satie van de kansrijke oplossingen.
Tot slot zullen de kansrijke concepten organisatorische en juridische verder uitgewerkt worden. Hierbij wordt een inventarisatie gemaakt van mogelijkheden voor projectorgani- satie, juridisch kader en toekomstbestendigheid. Ook wordt een keuze gemaakt van de gewenste realisatie- en contractvorm.
Inhoudsopgave
Samenvatting 2
1 Conclusies en aanbevelingen 12
1.1 Conclusies 12
1.2 Hoe nu verder?. 14
2 Inleiding 15
3 Inventarisatie Oosterdalfsen 16
3.1 Projectplan Oosterdalfsen 16
3.2 Energiebehoefte 17
3.3 CO2-uitstoot 18
3.4 Ambitieniveaus 20
3.5 Beschikbare ruimte 20
3.5.1 Ruimte woning 20
3.5.2 Beschikbare ruimte wijk 20
3.5.3 Beschikbare ruimte directe omgeving 21
4 Inventarisatie besparing en duurzame energie 22
4.1 Energiebesparing 23
4.1.1 Gebouwgebonden besparing 23
4.1.2 Gebruikersgebonden besparing 24
4.1.3 Besparing openbare voorzieningen 24
4.2 Duurzame energieopwekking 25
4.2.1 Zonne-energie 25
4.2.2 Windenergie 25
4.2.3 Warmtepompen 26
4.2.4 Bodemenergie 26
4.2.5 Bio-energie 26
4.2.6 Oppervlaktewater 28
4.2.7 Restwarmte 29
4.2.8 Compensatiemaatregelen 30
5 Energieconcepten 31
5.1 Algemene maatregelen energieconcepten 31
5.2 Energieconcept 1: passiefwoning 32
5.3 Energieconcept 2: houtpelletketels 38
5.4 Energieconcept 3: energieopslag 43
5.5 Energieconcept 4: collectieve houtketel 50
5.6 Energieconcept 5: bio-WKK 55
5.7 Energieconcept 6: gesloten systemen 62
6 Conceptafweging 69
6.1 Criteria 69
6.1.1 Kosten 69
6.1.2 Duurzaamheid op locatie 70
6.1.3 Vergunningen 70
6.1.4 Juridisch 70
6.1.5 Organisatorisch 70
6.1.6 Faseerbaarheid 71
6.1.7 Ruimtegebruik 71
6.1.8 Doorlooptijd 71
6.1.9 Kwaliteit leefomgeving 72
6.1.10 Gebruiksgemak bewoners 72
6.2 Multi Criteria analyse 72
Bijlagen:
1 Bodemgeschiktheidsonderzoek Oosterdalfsen
1 Conclusies en aanbevelingen
1.1 Conclusies
CO2-uitstoot referentie
In de referentiesituatie worden de woningen verwarmd met HR-gasketel en worden de woningen gebouwd met een EPC conform het Bouwbesluit (EPC 0,6). In de referentiesi- tuatie zal de jaarlijkse CO2-uitstoot voor Oosterdalfsen circa 2.700 ton per jaar bedragen.
Energiebesparing
De energievraag in de woningen kan op verschillende manieren gereduceerd worden. Mogelijkheden binnen Oosterdalfsen zijn:
- gebouwgebonden besparing: isolatie, ventilatie, kierdichting, zongeoriënteerd bouwen, energiezuinige hulpapparatuur, lage temperatuurverwarming
- gebruikersgebonden besparing: energiezuinige apparatuur, voorkomen stand-by ver- bruik
- openbare voorzieningen: dimbare LED-verlichting, afkoppelen hemelwaterafvoer
Duurzame energieopwekking
Mogelijkheden om duurzame energie op te wekken in Oosterdalfsen zijn:
- zonne-energie: PV-panelen en zonneboilers
- windenergie: kleine windturbines
- bodemenergie: open systeem en hoge temperatuuropslag
- bio-energie: houtketels, bio-WKK
- restwarmte: proceswarmte
Daarnaast zijn er mogelijkheden om de CO2-uitstoot gedeeltelijk te compenseren. Moge- lijkheden zijn het inkopen van groen gas en groene stroom en het aanplanten van bomen in de directe omgeving van Oosterdalfsen.
Gebruikersgedrag
Naast techniek speelt gebruikersgedrag een belangrijke rol in de uiteindelijke CO2- reductie. Van belang is dat bewoners goed worden voorgelicht over de genomen maatre- gelen. Voor een maximaal resultaat is het daarnaast van belang dat besparingen zoveel mogelijk direct zichtbaar zijn voor de bewoners.
Algemene maatregelen duurzaamheid
Om duurzaamheid te bevorderen kunnen de volgende algemene maatregelen worden genomen:
- stimuleren aanschaf energiezuinige apparatuur: bijvoorbeeld door voorlichting en sub- sidies;
- terugdringen stand-by verbruik: verschaffen van bespaarstekkers aan bewoners;
- dimbare LED straatverlichting;
- afkoppelen hemelwaterafvoer;
- toepassen van PV-panelen;
- toepassen van twee kleine windturbines.
Energieconcepten
Voor Xxxxxxxxxxxxx zijn de volgende vijf energieconcepten uitgewerkt:
- passiefwoning: individueel, goede isolatie;
- houtpelletketels: individuele houtpelletketel per woning;
- energieopslag: collectieve warmte en koude door energieopslagsysteem in combinatie met oppervlaktewater;
- houtpelletketel: collectieve houtpelletketel voor warmtelevering;
- bio-WKK: collectieve bio-WKK voor warmte en elektriciteitslevering.
In alle genoemde concepten kunnen PV-panelen op de daken van de woningen worden toegepast. Alleen bij de bio-WKK is dit niet strikt noodzakelijk omdat de bio-WKK vol- doende stroom produceert voor de hele woonwijk.
Algemeen geldt dat individuele concepten goed faseerbaar zijn en organisatorisch goed en eenvoudig uitvoerbaar. Een nadeel is dat de juridische mogelijkheden om duurzaam- heid af te dwingen beperkt zijn. Voor collectieve systemen is dit net omgekeerd.
Voor de concepten is in onderstaande tabel de eenvoudige terugverdientijd en de duur- zaamheid op locatie uitgewerkt. Wanneer de duurzaamheid op locatie lager is dan 100%, betekent dit dat groen gas en/of groene stroom wordt ingekocht.
Concept | Eenvoudige terugverdientijd | Duurzaamheid op locatie |
Passiefbouw | 28 jaar | 59% |
Houtpelletketels (ind) | 14 jaar | 80% |
Energieopslag | 15 jaar | 66% |
Houtpelletketel (coll) | 15 jaar | 79% |
Bio-WKK | 6 jaar | 123%* |
* Er is een overproductie aan elektriciteit
1.2 Hoe nu verder?
Aan de hand van de energievisie kan een afweging gemaakt worden van de energiecon- cepten. Hierin kan de gemeente Dalfsen verschillende wegen bewandelen. Mogelijke wegen zijn:
- selectie gemeente: de gemeente kiest op basis van het onderzoek een eigen voor- keursvariant;
- selectie in overleg: de gemeente kiest in overleg met de woningbouwvereniging en/of de toekomstige bewoners een voorkeursvariant;
- selectie marktpartij: de gemeente legt de mogelijke concepten voor aan de markt, maar laat de keuze over aan de markt.
De eerste stap is om op kort termijn een keuze te maken op welke wijze de voorkeursva- riant(en) worden bepaald. Na een keuze van de voorkeursvariant(en) kan gestart worden met de verdere uitwerking, welke bestaat uit de borging, het uitwerkingsplan en de juridi- sche en organisatorische uitwerking.
Het doel van de borging is om de kansrijke concepten die geïdentificeerd zijn in de ener- gievisie mogelijk te maken. Bij de borging worden:
- de wensen en mogelijkheden geïnventariseerd;
- input geleverd voor de plankaart en planregels;
- een eindparagraaf aangeleverd voor de plantoelichting.
In het uitwerkingsplan wordt in hoofdlijnen uitgewerkt hoe het project in de markt gezet kan worden. Een duidelijk stappenplan wordt opgesteld welke zal bijdragen aan de reali- satie van de kansrijke oplossingen.
Tot slot zullen de kansrijke concepten organisatorische en juridische verder uitgewerkt worden. Hierbij wordt een inventarisatie gemaakt van mogelijkheden voor projectorgani- satie, juridisch kader en toekomstbestendigheid. Ook wordt een keuze gemaakt van de gewenste realisatie- en contractvorm.
2 Inleiding
Binnen de gemeente Dalfsen wordt Oosterdalfsen te Dalfsen gerealiseerd in de komende jaren. Bij deze ontwikkeling is de duurzaamheidsdoelstelling voor het energieverbruik in de nieuwe wijk CO2-neutraliteit. De duurzame mogelijkheden binnen de gehele gemeente zijn in “Duurzame nieuwbouw gemeente Dalfsen – Algemene energievisie” van 7 oktober 2011 beschreven.
In deze Energievisie wordt ingegaan op de concrete mogelijkheden voor Oosterdalfsen. De verschillende opties zijn uitgewerkt, waardoor de onderlinge verschillen helder worden en er keuzes gemaakt kunnen worden welke opties de voorkeur genieten.
De analyse en beoordeling van de verschillende opties moet nog worden uitgewerkt in overleg met de gemeente.
Opmerking
Bij de inventarisatie en uitwerking van dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillen- de rekenmethodieken, standaard referenties en gegevens van fabrikanten. In een aantal gevallen is door IF een inschatting gemaakt op basis van projectervaring. De bronver- melding is zoveel mogelijk opgenomen in de tabellen. Veel zaken zijn op algemeen ni- veau reeds uitgewerkt in de algemene energievisie2. De lezer wordt geadviseerd dit rap- port in combinatie met de algemene energievisie te lezen.
2 Duurzame nieuwbouw gemeente Dalfsen, Algemene Energievisie, IF Technology, referen- tie 25.319/61282/RK, 7 oktober 2011
3 Inventarisatie Oosterdalfsen
3.1 Projectplan Oosterdalfsen
Xxxxxxxxxxxxx wordt gerealiseerd ten noordoosten van Dalfsen (zie figuur 3.1). Het grondoppervlak bedraagt circa 35 hectare.
Figuur 3.1 Locatie Oosterdalfsen
Op het moment van schrijven zijn nog geen exacte gegevens bekend met betrekking tot het bouwprogramma. Indicatieve gegevens zijn wel voorhanden uit de uitgangspuntenno- titie. In totaal worden circa 630 grondgebonden woningen gerealiseerd. Ongeveer de helft zal bestaan uit sociale huur- en koopwoningen (waarschijnlijk rijwoningen) en de andere helft uit grotere woningen (twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande wonin- gen). Van de sociale woningen is 60% huur en 40% koop. Om de energievisie uit te kun- nen werken is een aanname gedaan van het bouwprogramma (zie tabel 3.1).
Tabel 3.1 Aangenomen bouwprogramma | Oosterdalfsen | ||
type woning | aantal | huur | koop |
tussenwoning | 105 | 63 | 42 |
hoekwoning | 210 | 126 | 84 |
2^1-kapwoning | 235 | - | 235 |
vrijstaande woning | 80 | - | 80 |
totaal | 630 | 189 | 441 |
Fasering
De planvorming bestaat uit twee fasen. In de eerste fase worden 360 woningen ge- bouwd. Deze bestaan voor een deel uit kleinschalige bedrijvigheid in combinatie met een bedrijfswoning. De bouw start in 2014 en de eerste woningen worden in 2015 opgele- verd. De doorlooptijd van de eerste fase is zeven jaar. Gemiddeld worden dus circa 50 woningen per jaar gebouwd.
De tweede fase bestaat uit 270 woningen. Er is plaats voor maximaal negen kavels voor woon/werk doeleinden en 6 kavels met bestemming werkdoeleinde. Fase twee volgt aansluiten op fase 1. Wanneer fase 1 verloopt zoals gepland, worden voor fase 2 de eerste woningen in 2022 opgeleverd. Bij een gelijke bouwsnelheid is de doorlooptijd van fase 2 circa vijf jaar.
In beginsel zullen de inspanningsverplichtingen tot het realiseren van CO2-neutrale wo- ningen ook van toepassing zijn op de te realiseren bedrijfswoningen aan de Kampmans- weg. Daarover worden met de betreffende ontwikkelaar nadere afspraken gemaakt. De bedrijven zelf worden gezien de geringe omvang buiten beschouwing gelaten in dit on- derzoek.
3.2 Energiebehoefte
De energiebehoefte van Oosterdalfsen is bepaald door gebruik te maken van de stan- daard energiebehoefte van referentiewoningen woningen met een EPC van 0,6 zoals bepaald in de algemene energievisie. De energiebehoefte van de referentiewoningen is voor de volledigheid nogmaals weergegeven in tabel 3.2. De energiebehoefte van heel Oosterdalfsen vormt het startpunt/uitgangspunt voor de verdere uitwerking van deze energievisie en is weergegeven in tabel 3.3. Bij de uiteindelijke energieconcepten kan de energiebehoefte lager uitvallen, afhankelijk van de aanvullende energiebesparende maat- regelen die zijn genomen.
Tabel 3.2 Energieverbruik referentiewoningen met EPC 0,6
energievraag | tussen- woning | hoek- woning | 2^1-kap woning | vrijstaande woning | gemid- deld |
ruimteverwarming* [GJt/woning] | 7,9 | 13,0 | 16,3 | 21,6 | 14,7 |
warm tapwater* [GJt/woning] | 8,5 | 8,5 | 10,0 | 7,0 | 8,5 |
zomercomfort* [GJt/woning] | 2,6 | 2,5 | 1,3 | 4,4 | 2,7 |
hulpenergie* [kWhe/woning] | 1.327 | 1.334 | 1.579 | 1.811 | 1.513 |
ggb energie** [kWhe /woning] | 2.900 | 2.900 | 3.446 | 3.955 | 3.300 |
o.v.*** [kWhe /woning] | 180 | 180 | 180 | 180 | 180 |
* Bron: Uniforme Maatlat, Agentschap NL
** Gebruikersgebonden energieverbruik, bron Uniforme Maatlat, Agentschap NL
*** Openbare voorzieningen, aanname IF
Tabel 3.3 Energiebehoefte Oosterdalfsen
energievraag | tussen- woning | hoek- woning | 2^1-kap woning | vrijstaande woning | totaal |
ruimteverwarming [GJt] | 830 | 2.730 | 3.831 | 1.728 | 9.118 |
warm tapwater [GJt] | 893 | 1.785 | 2.350 | 560 | 5.588 |
zomercomfort [GJt] | 273 | 525 | 306 | 352 | 1.456 |
hulpenergie [MWhe] | 139 | 280 | 371 | 145 | 935 |
gebruikersgebonden [MWhe] | 305 | 609 | 810 | 316 | 2.040 |
openbare voorzieningen [MWhe] | 19 | 38 | 42 | 14 | 113 |
Het is gebruikelijk om de warmte- en koudebehoefte uit te drukken in GJ en de elektrici- teitsbehoefte in kWh of MWh, zoals ook gedaan in tabel 3.3. Om de verschillende com- ponenten van het energieverbruik beter te kunnen vergelijken, is alles omgerekend naar GJ. De resultaten zijn weergegeven in tabel 3.4 en in figuur 3.2. Hieruit volgt dat de vraag voor verwarming (ruimte en tapwater) verreweg de grootste post is, gevolgd door gebrui- kersgebonden energieverbruik.
7.343
27%
9.118
33%
3.368
12% 1.456
5%
5.588
21%
ruimteverwarming tapwater
zomercomfort hulpenergie gebruikersgebonden
openbare voorzieningen
Tabel 3.4 Energiebehoefte Oosterdalfsen in GJ
energievraag | tussen- woning | hoek- woning | 2^1-kap woning | vrijstaande woning | totaal | |
ruimteverwarming | [GJt] | 830 | 2.730 | 3.831 | 1.728 | 9.118 |
warm tapwater | [GJt] | 893 | 1.785 | 2.350 | 560 | 5.588 |
zomercomfort | [GJt] | 273 | 525 | 306 | 352 | 1.456 |
hulpenergie | [GJe] | 502 | 1.009 | 1.336 | 522 | 3.368 |
gebruikersgebonden | [GJe] | 1.096 | 2.192 | 2.915 | 1.139 | 7.343 |
openbare voorzieningen | [GJe] | 68 | 136 | 152 | 52 | 408 |
totaal | [GJ] | 3.661 | 8.377 | 10.889 | 4.352 | 27.280 |
408 | ||||||
2% |
Figuur 3.2 Energiebehoefte Oosterdalfsen in GJ
3.3 CO2-uitstoot
De energievraag van Oosterdalfsen kan omgerekend worden naar een jaarlijkse CO2- uitstoot. Voor het omrekenen zijn de kengetallen gehanteerd zoals weergegeven in ta- bel 3.5. In tabel 3.6 en figuur 3.3 is de CO2 uitstoot van Oosterdalfsen weergegeven. De totale CO2-uitstoot van Oosterdalfsen bedraagt 2.681 ton per jaar indien alle woningen worden gebouwd volgens de referentiewoningen.
Tabel 3.5 Kengetallen
kengetal | eenheid | waarde | opmerking |
rendement ketel ruimteverwarming* | [-] | 95% | op bovenwaarde |
rendement ketel tap* | [-] | 62% | op bovenwaarde |
CO2-uitstoot elektriciteit** | [kg/kWhe] | 0,565 | afgenomen bij gebruiker |
CO2-uitstoot aardgas** | [kg/m³] | 1,769 |
* Bron: NEN 5129
** Bron: Uniforme Maatlat, Agentschap NL
Tabel 3.6 Jaarlijkse CO2-uitstoot Oosterdalfsen | |||
tussen- hoek- | 2^1-kap | vrijstaande | |
CO2-uitstoot woning woning | woning | woning | totaal |
ruimteverwarming [ton/jaar] 44 145 | 203 | 92 | 483 |
warm tapwater [ton/jaar] 72 145 | 190 | 45 | 453 |
zomercomfort* [ton/jaar] - - | - | - | - |
hulpenergie [ton/jaar] 79 158 | 210 | 82 | 529 |
gebruikersgebonden [ton/jaar] 172 344 | 458 | 179 | 1.152 |
openbare voorzieningen [ton/jaar] 11 21 | 24 | 8 | 64 |
totaal [ton/jaar] 378 813 | 1.084 | 406 | 2.681 |
* Zomercomfort is een fictieve energiepost en heeft zodoende geen CO2-uitstoot.
64
2%
483
18%
1.152
43%
453
17%
529
20%
ruimteverwarming tapwater hulpenergie gebruikersgebonden
openbare voorzieningen
Figuur 3.3 Jaarlijkse CO2-uitstoor Oosterdalfsen in ton
In tabel 3.5 en figuur 3.3 is duidelijk te zien dat gebruikersgebonden energiegebruik en hulpenergie de grootste bijdrage leveren aan de totale CO2-uitstoot. Beide posten ver- bruiken elektrische energie. Dat elektriciteitverbruik een grote bijdrage levert aan de tota- le CO2-uitstoot komt door het relatief lage rendement van elektriciteitsproductie. Het ren- dement, afgenomen bij de verbruiker, is 39% terwijl een HR-ketel een rendement heeft van 95% voor ruimteverwarming en een rendement van 62% voor het verwarmen van tapwater.
3.4 Ambitieniveaus
In deze energievisie wordt onderscheidt gemaakt in de volgende twee ambitieniveaus:
- Referentie: in de referentie worden woningen gerealiseerd met de geldende EPC- norm (EPC = 0,6). Als referentiewoningen zijn de woningen zoals omschreven in de duurzame maatlat gebruikt.
- CO2-neutraal: dit is de ambitie van gemeente Dalfsen. CO2-neutraal betekent in dit geval dat binnen de nieuwbouwwijk voor gebouwgebonden energie, gebruikersge- bonden energie en energie voor openbare voorzieningen netto geen CO2 wordt uitge- stoten.
3.5 Beschikbare ruimte
Voor het toepassen van energiebesparende maatregelen en duurzame energieopwek- king is ruimte nodig binnen de woning, wijk of directe omgeving. De ruimte in woningen, in de wijk en de directe omgeving van Oosterdalfsen is ingeschat. Hierbij is onder andere gebruik gemaakt van de uitgangspuntennotitie.
3.5.1 Ruimte woning
Op basis van de referentiewoningen zoals opgesteld door AgentschapNL (referentiewo- ningen met een EPC van 0,8) is een inschatting gemaakt van de ruimte in, op en om de woning (zie tabel 3.7). Xxxx op dat niet alle ruimte beschikbare ruimte is. Bij de uitwer- king van de energieconcepten zal het ruimtegebruik bepaald worden en zal een afweging gemaakt moeten worden of het ruimtegebruik acceptabel is of niet.
Tabel 3.7 Ruimte in, op en om de woning
rijwoning | hoekwoning | 2^1-kap | vrijstaand | ||
beukmaat | [m] | 5,1 | 5,1 | 5,8 | 6,8 |
woningdiepte | [m] | 8,9 | 8,9 | 9,0 | 10,2 |
gebruiksoppervlak | [m²] | 124 | 124 | 148 | 170 |
schuin dak (1 kant) | [m²] | 31 | 31 | 36 | 42* |
plat dak | [m²] | - | - | 24 | 19 |
voortuin | [mxm] | 5,1x5 | 6x5 | 11x5 | 17x5 |
achtertuin | [mxm] | 5,1x12 | 6x12 | 11x15 | 17x15 |
* Het beschikbare oppervlak ligt 2,8 m2 lager doordat in de vrijstaande referentiewoning reeds een zonneboiler wordt toegepast.
3.5.2 Beschikbare ruimte wijk
Oosterdalfsen heeft een totaal oppervlak van circa 35 hectare. Uitgaande van de gege- vens zoals weergegeven in tabel 3.1 en tabel 3.6 bedraagt het oppervlak van de woning- percelen circa 16 hectare. Daarnaast ligt binnen het projectgebied een boerenerf met een oppervlak van circa 2 hectare. Voor het realiseren van collectieve voorzieningen binnen de wijk blijft maximaal 17 hectare over. Welk deel hiervan gebruikt kan worden, zal sterk afhangen van de toegepaste technieken en of het om ondergronds of bovengronds ruim- tegebruik gaat. Bij het uitwerken van de energieconcepten zal hier meer aandacht aan besteed worden.
3.5.3 Beschikbare ruimte directe omgeving
1 km
De gemeente Dalfsen heeft aangegeven eventueel (compensatie)maatregelen toe te willen passen binnen een straal van maximaal 1 km van Oosterdalfsen. Dit gebied is grafisch weergegeven in figuur 3.4.
Figuur 3.4 Zoekgebied beschikbare ruimte in de directe omgeving
Binnen het zoekgebied heeft circa 40% van het oppervlak (125 hectare) een agrarische functie. Een deel hiervan komt mogelijk in aanmerking voor het toepassen van (compen- satie)maatregelen. Of (compensatie)maatregelen nodig zijn om een CO2-neutrale woon- wijk te realiseren zal afhangen van het pakket aan maatregelen dat binnen de energie- concepten wordt genomen. Bij de uitwerking van de energieconcepten wordt hier verder op ingegaan.
4 Inventarisatie besparing en duurzame energie
In de algemene energievisie is bepaald wat de mogelijkheden zijn voor energiebesparing en duurzame energie voor de gemeente Dalfsen in het algemeen. In dit hoofdstuk is be- paald wat de specifieke mogelijkheden zijn voor Oosterdalfsen. In tabel 4.1 is een sa- menvatting gegeven van de energiebesparingmogelijkheden. In tabel 4.2 zijn de moge- lijkheden voor duurzame energie gegeven. Merk op dat technieken die in de algemene energievisie zijn afgevallen, niet zijn opgenomen in de tabellen. Een toelichting op de tabellen is gegeven in de volgende paragrafen.
woningniveau
wijkniveau
paragraaf
Tabel 4.1 Mogelijkheden energiebesparing Oosterdalfsen
maatregel
gebouwgebonden besparing
isolatie vloer, gevel, dak 4.1.1
isolatieglas 4.1.1
ventilatie 4.1.1
kierdichting 4.1.1
oriëntatie 4.1.1
energiezuinige hulpapparatuur 4.1.1
afgiftesysteem 4.1.1
gebruikersgebonden besparing
energiezuinige apparatuur 4.1.2
voorkomen stand-by verbruik 4.1.2
openbare verlichting
afkoppelen hemelwaterafvoer
4.1.3
4.1.3
besparing openbare voorzieningen
wel beperkt niet
woningniveau
wijkniveau
paragraaf
Tabel 4.2 Mogelijkheden duurzame energie Oosterdalfsen
techniek zonne-energie
PV-panelen 4.2.1
zonneboiler 4.2.1
windenergie
kleine windturbines 4.2.2
warmtepompen
warmtepompen 4.2.3
bodemenergie
open systemen 4.2.4
gesloten systemen 4.2.4
hoge temperatuuropslag 4.2.4
bio-energie
verbranding houtketel 4.2.5
vergisting bio-WKK 4.2.5
waterenergie
energie uit oppervlaktewater 4.2.6
restwarmte
proceswarmte 4.2.7
compensatiemaatregelen
inkoop groene stroom inkoop groen gas
CO2-compensatie met bomen
4.2.8
4.2.8
4.2.8
wel beperkt niet
4.1 Energiebesparing
4.1.1 Gebouwgebonden besparing
Gebouwgebonden besparing hangt voor een deel af van de techniek en voor een deel van het gebruikersgedrag. Een goed voorbeeld van energiebesparing door techniek is het toepassen van energiezuinige ventilatoren. Bij een bepaald gebruikersgedrag hebben energiezuinige ventilatoren altijd een lager totaal energiegebruik dan standaard ventilato- ren.
Een goed voorbeeld van de invloed van gebruikersgedrag is het toepassen van energie- zuinige verlichting. Mensen zijn snel geneigd een energiezuinige lamp langer te laten branden omdat “de lamp toch energiezuinig is”. Het gevolg hiervan is een beperkte be- sparing of zelfs een ontsparing.
Concreet zijn besparingsmaatregelen op woningniveau (in principe) altijd mogelijk. De afzonderlijke maatregelen worden niet verder toegelicht in de specifieke energievisie. Wel is het van belang om voldoende voorlichting te geven richting de bewoners om het be- lang van gebruikersgedrag duidelijk te maken. Het effect op energiebesparing is het grootst wanneer de besparing direct zichtbaar is. Een voorbeeld om verbruik en bespa- ring goed zichtbaar te maken is door de stroom- en gasmeter op een duidelijk zichtbare plek op te hangen in een woning.
Een gebouwgebonden besparingsmogelijkheid op wijkniveau is zongeoriënteerd bouwen. In overleg met de gemeente Dalfsen is de aanname gemaakt dat 75% van de woningen een noord-zuid oriëntatie hebben. Kenmerkend voor Xxxxxxxxxxxxx zijn de aanwezige houtwallen, waardoor een deel van de daken beschaduwd zal zijn. Aangenomen wordt dat van de woningen met een noord-zuid oriëntatie 25% van de daken beschaduwd is en dat 50% niet beschaduwd is.
4.1.2 Gebruikersgebonden besparing
Gebruikersgebonden energiegebruik hangt, net als, gebouwgebonden energiegebruik af van zowel techniek als gebruikersgedrag (zie paragraaf 4.1.1).
Het terugdringen van het gebruikersgebonden energieverbruik is juridisch niet af te dwin- gen. Het is wel terug te dringen door een combinatie van voorlichting en stimulerings- maatregelen. Van belang hierbij is dat besparingen zoveel mogelijk direct zichtbaar wor- den gemaakt (zie ook paragraaf 4.1.1).
4.1.3 Besparing openbare voorzieningen Energiezuinige verlichting
De gemeente Dalfsen heeft besloten om voor de openbare verlichting gebruik te maken van LED verlichting. De mogelijkheden die overwogen worden zijn:
- LED-verlichting zonder dimfunctie;
- LED-verlichting met dimfunctie;
- LED-verlichting in combinatie met PV-panelen.
LED verlichting
LED verlichting heeft een hoger rendement dan fluorescentielampen die doorgaans in woonwijken worden toegepast. Ten opzichte van standaard verlichting bedraagt bij toe- passing van LED verlichting de besparing 10-15%3.
Wel of niet dimmen?
Ongeacht het type lamp (fluorescentie, LED etc.) kan energie bespaard worden door te dimmen. Door te dimmen bedraagt de energiebesparing binnen de woonwijk 20-30%4. De extra kosten voor een LED met dimfunctie ten opzichte van LED lampen zonder dim- functie zijn verwaarloosbaar5. Daarnaast behoudt een LED lamp het hoge rendement wanneer het gedimd wordt.
3 Bron: AgentschapNL
4 Bron: AgentschapNL
5 Telefoongesprek met leverancier openbare LED-verlichting
Op basis van voorgaande wordt geadviseerd om dimbare LED verlichting toe te passen. In dit geval dient wel overleg plaats te vinden met de netbeheerder om de wijze en aan- sturing van de dimmer vast te stellen.
Combinatie met PV-panelen
Openbare LED verlichting met PV-panelen zijn stand-alone units, voorzien van een accu waardoor een aansluiting op het net niet noodzakelijk is. Een nadeel hiervan is dat de accu een beperkte levensduur heeft ten opzichte van de totale levensduur van de LED verlichting. Toepassing van LED verlichting in combinatie met PV-panelen is voornamelijk interessant in afgelegen gebieden waar geen netaansluiting voorhanden is.
LED verlichting met dimfunctie
Op basis van voorgaande wordt geadviseerd om dimbare LED verlichting toe te passen zonder PV-panelen. De energiebesparing ten opzichte van de referentie bedraagt 30- 45%. In deze studie is een besparing van 40% aangehouden.
Afkoppelen hemelwaterafvoer
Energiebesparing door het afkoppelen van hemelwaterafvoer is mogelijk in Oosterdalf- sen. In de uitgangspuntennotitie is opgenomen dat hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering.
4.2 Duurzame energieopwekking
4.2.1 Zonne-energie
Aangenomen is dat 75% van alle woningen een noord-zuid oriëntatie hebben en dat 25% hiervan beschaduwd is en dat 50% hiervan niet beschaduwd is (zie paragraaf 4.1.1).
Wanneer PV-panelen oostelijk of westelijk zijn georiënteerd, ligt de opbrengst circa 20% lager en bedraagt de maximale hoek 30°6. Wanneer de PV-panelen beschaduwd zijn, kan de opbrengst tot 55% lager liggen7. Geadviseerd wordt PV panelen alleen toe te passen op zuidelijk georiënteerde daken zonder beschaduwing. Concreet betekent dit dat bij 50% van alle woningen PV-panelen kunnen worden toegepast.
Ook op wijkniveau zijn er mogelijkheden voor het toepassen van zonne-energie. Moge- lijkheden zijn er bijvoorbeeld in de groene gebieden van de woonwijk, op het dak van een eventuele technische ruimte (voor een collectieve voorziening), op daken van kantoorge- bouwen en bedrijfshallen of in combinatie met straatverlichting.
4.2.2 Windenergie
De gemeente Dalfsen heeft aangegeven tegen grootschalige toepassing van kleine wind- turbines te zijn. Kleinschalige toepassing echter is mogelijk binnen de woonwijk. Plaat- singsmogelijkheden zijn bijvoorbeeld in de groene gebieden van de wijk, nabij een tech- nische ruimte (voor een collectieve voorziening) of op het bedrijventerrein.
6 Bron: rekensoftware EPW - NPR 5129
7 Bron: rekensoftware EPW - NPR 5129
4.2.3 Warmtepompen
Warmtepompen worden altijd toegepast in combinatie met een omgevingsbron, zoals de bodem (paragraaf 4.2.4) en oppervlaktewater (4.2.6).
4.2.4 Bodemenergie
Voor de projectlocatie Oosterdalfsen is een bodemgeschiktheidsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1).
Open systeem
Een open grondwatersysteem kan worden toegepast op een diepte tussen de 90 en 130 m-mv. Het maximale debiet per bron bedraagt 100 m³/h. Bij de energiebehoefte zo- als berekend in paragraaf 3.2 kunnen, afhankelijk van de uiteindelijke systeemconfigura- tie, tussen de 100 en 300 woningen worden aangesloten per bronnenpaar. Verdere opti-
malisatie in combinatie met warmte uit oppervlaktewater (zie paragraaf 4.2.6) is mogelijk.
Gesloten systeem
De bodem is voor de toepassing van gesloten bodemwarmtewisselaars technisch ge- schikt tot een diepte van 130 m-mv. Mogelijk is de bodem op grotere diepte ook geschikt, maar bodemgegevens hierover ontbreken. Het gebied heeft een hoge archeologische waarde. De uitkomsten van een reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek geven aan- leiding tot nader onderzoek. In verband met archeologie wordt geadviseerd om gesloten systemen (vooralsnog) niet op grote schaal toe te passen. Wanneer het nader archeolo- gisch onderzoek is uitgevoerd, kan dit advies mogelijk worden bijgesteld.
Hoge temperatuuropslag
Om hoge temperatuur op te kunnen slaan in de bodem, dienen geschikte, fijnzandige lagen aanwezig te zijn op de projectlocatie. In de gemeente Dalfsen zijn drie formaties aanwezig waarin mogelijk hoge temperatuur kan worden opgeslagen, namelijk het Brus- sels Zand, de Formatie van Breda en de formatie van Oosterhout. Alle drie de lagen heb- ben een matige geschiktheid voor het opslaan van hoge temperatuur. Van deze drie la- gen lijkt de formatie van Oosterhout de beste mogelijkheden te bieden. De diepte ligt tussen de 100 en 300 meter en het haalbare debiet per bron wordt ingeschat tussen de 30 en 50 m³/h.
Voor Oosterdalfsen kan mogelijk restwarmte van de (nog te bouwen) bio-WKK worden opgeslagen. De schaalomvang van Oosterdalfsen is echter te gering voor een combinatie van hoge temperatuuropslag en de bio-WKK. Dit wordt verder toegelicht in para-
graaf 4.2.7. Hoge temperatuuropslag wordt in deze energievisie verder buiten beschou- wing gelaten.
4.2.5 Bio-energie
Houtketel
Individuele toepassing van houtketels is mogelijk. Er worden dan individuele pelletketels toegepast voor ruimteverwarming en tapwaterverwarming. De bewoner draagt dan zelf zorg voor inkoop en opslag van de houtpellets.
De warmtevraag van alle woningen bedraagt circa 14.700 GJ. Wanneer gebruik wordt gemaakt van een warmtenet, treden daarnaast energieverliezen op. De energieverliezen van een warmtenet met een temperatuur van 70°C bedragen circa 4 GJ8 per woning. De totale warmte die op wijkniveau door de collectieve houtketel geleverd moet worden is dus circa 17.200 GJ. Hiervoor is circa 2.500 ton aan knip- en snoeiafval per jaar nodig. Binnen de gemeente is onvoldoende knip- en snoeiafval aanwezig (in de hele gemeente in totaal circa 700 ton beschikbaar, zie algemene energievisie). Wanneer biomassa voor een deel wordt ingekocht is toepassing van houtketels op wijkniveau mogelijk.
Bio-WKK/vergister
In de gemeente Dalfsen is potentie voor het toepassen van meerdere bio-WKK/vergisters (zie algemene energievisie). Momenteel zijn er concreet plannen voor het realiseren van een bio-WKK/vergister 2 km van (het centrum van) Oosterdalfsen. De planning is dat de bio-WKK/vergister vanaf het voorjaar 2012 operationeel is en 50.000 ton aan biomassa gaat verwerken. In 2013 is een uitbreiding gepland en zal de bio-WKK/vergister 100.000 ton aan biomassa gaan verwerken. Een aantal gegevens van de bio-WKK/vergister in de eindsituatie (2013) zijn schematisch weergegeven in figuur 4.1.
100 ton biomassa
(80% koeienmest)
5,4 miljoen m³ biogas
8,1 miljoen m³ biogas
11,5 miljoen KWh stroom
opwaarderen
vergister
Bio-WKK
54.000 GJ warmte
5 miljoen m³ groen gas
Figuur 4.1 Schematische weergave bio-WKK/vergister eindsituatie (2013)
De bio-WKK produceert op jaarbasis 11,5 miljoen kWh aan elektriciteit. Dit is voldoende om 2.400 gemiddelde referentiewoningen van stroom te voorzien. Het ligt voor de hand om de bio-WKK te koppelen aan het net en de geproduceerde stroom terug te leveren. Op deze manier kan de bio-WKK continu draaien en maximaal groene stroom produce- ren. De woningen in Oosterdalfsen krijgen dan niet direct groene stroom van de bio- WKK. Op gebiedsniveau (gemeente Dalfsen) is er wel sprake van levering van duurza- me, groene elektriciteit.
Groen gas
Momenteel wordt overleg gevoerd met derden over het opwaarderen van het biogas. Na opwaarderen kan het gas gebruikt worden als regulier aardgas en wordt gesproken over groen gas. Het plan is om uit 8,1 miljoen m³ biogas 5 miljoen m³ groen gas te produce- ren. De lagere opbrengst van groen gas komt door het verschil in methaangehalte.
Biogas heeft een lager methaangehalte dan aardgas/groene gas. Daardoor ligt ook de verbrandingswaarde van biogas lager. Een gemiddelde referentiewoning verbruikt circa 840 m³ per jaar. Het aantal referentiewoningen dat van groen gas voorzien kan worden is 6.000.
8 Inschatting op basis kengetallen Uniforme Maatlat.
Restwarmte
De bio-WKK produceert in de eindsituatie circa 54.000 GJ aan restwarmte. Dit wordt in paragraaf 4.2.7 behandeld.
4.2.6 Oppervlaktewater
Op 1,5 km ten zuiden van (het centrum van) Oosterdalfsen stroomt de Vecht. Op 1 km ten zuiden van Oosterdalfsen liggen een aantal plassen. Gezien de grote afstand ten opzichte van de projectlocatie zijn deze oppervlaktewateren niet geschikt als energie- bron.
Binnen de wijk liggen momenteel hoofdwatergangen, welke zullen worden uitgebreid met wadi’s. Om voldoende oppervlaktewater te onttrekken en hieraan energie te onttrekken dient de dwarsdoorsnede van de watergang minimaal 1 m² te zijn. Een typische water- gang zoals deze nu aanwezig is, is weergegeven in figuur 4.2. De omvang van de huidi- ge watergangen is te beperkt om oppervlaktewater te kunnen toepassen. Ook een wadi is ongeschikt om energie aan te onttrekken. Oppervlaktewater wordt in deze energievisie daarom verder buiten beschouwing gelaten.
Figuur 4.2 Watergang langs de Oosterdalfsersteeg
4.2.7 Restwarmte
In overleg met de gemeente Dalfsen is een inventarisatie gemaakt van beschikbare rest- warmtebronnen. Een samenvatting is gegeven in tabel 4.3.
Tabel 4.3 Beschikbare restwarmtebronnen Dalfsen
eenheid | bron 1 | bron 2 | |
bron | [-] | Kaasfabriek | Bio-WKK |
temperatuurniveau | [°C] | 40 | 90 |
debiet | [m³/h] | 38 | 58** |
beschikbaarheid | [-] | hele jaar | hele jaar |
vermogen | [kW] | 435* | 2.000 |
warmtelevering | [GJ] | 13.700 | 54.000 |
afstand t.o.v. Oosterdalfsen | [km] | 1 | 2 |
* Aangenomen is een temperatuurtraject van 40/30°C
** Berekend aan hand van thermisch vermogen en aanname 90/60°C traject
Gezien het temperatuurniveau is de bio-WKK het meest geschikt voor het leveren van restwarmte. In totaal produceert de bio-WKK 54.000 GJ aan restwarmte. Wanneer gere- kend wordt met een energieverlies van circa 6 GJ9 per woning, kunnen in totaal 1.850 gemiddelde referentiewoningen van restwarmte worden voorzien.
Combinatie met hoge temperatuuropslag
Gedurende het jaar is er een fluctuerende vraag naar warmte, terwijl de warmteproductie van de WKK continu is door het jaar. Het gebruik van restwarmte kan geoptimaliseerd worden door het langdurig op te slaan in de bodem. Dit heet hoge temperatuuropslag (zie paragraaf 4.2.4). In de zomer, wanneer de warmtevraag beperkt is, wordt warmte opge- slagen in de bodem. Deze warmte wordt in de winter, wanneer de warmtevraag hoog is, weer nuttig gebruikt.
Momenteel is het zo dat de restwarmteproductie van de bio-WKK groter is dan de totale warmtevraag van Oosterdalfsen. Ook zonder opslag kan de bio-WKK vrijwel volledig voorzien in de warmtevraag. In dit geval is de combinatie met hoge temperatuuropslag dan ook niet zinvol.
De bio-WKK kan in totaal circa 1.850 woningen van warmte voorzien. Wanneer Ooster- dalfsen van restwarmte wordt voorzien van de bio-WKK, wordt geadviseerd om ook te zoeken naar andere warmtevragers, zoals bestaande woningbouw en bedrijven. Een grotere warmteafzet zal de financiële rentabiliteit ten goede komen. Afhankelijk van de uiteindelijke warmtevraag kan onderzocht worden of een combinatie met hoge tempera- tuuropslag zinvol is. Deze energievisie richt zich echter op de ontwikkeling van Ooster- dalfsen. Een inventarisatie van andere warmtevragers en de combinatie met hoge tempe- ratuuropslag worden in deze energievisie dan ook buiten beschouwing gelaten.
9 Inschatting aan hand van kengetallen uit Uniforme Maatlat, Agentschap NL
4.2.8 Compensatiemaatregelen
Inkoop groen gas en groene stroom
In Dalfsen is het mogelijk om bij verschillende energieleveranciers, zowel zakelijk als particulier, groene stroom en groen gas in te kopen.
Aanplant bomen
In de directe nabijheid van Oosterdalfsen is veel land met een agrarische functie aanwe- zig (circa 125 ha). In overleg met de eigenaar of door aankoop is het mogelijk om CO2- compensatie door het aanplanten van bomen toe te passen.
5 Energieconcepten
5.1 Algemene maatregelen energieconcepten
Een aantal maatregelen wordt bij elk energieconcept toegepast. Het betreft energiebe- sparingsmaatregelen voor gebruikersgebonden energieverbruik en voor het energiever- bruik van openbare voorzieningen.
Maatregelen energiebesparing gebruikersgebonden energieverbruik
Maatregelen die genomen worden zijn:
- Energiezuinige apparatuur: wanneer gekozen wordt voor de meest energiezuinige apparatuur, kan tussen de 25 en 50%10 aan energie bespaard worden ten opzichte van de gangbare apparatuur. Door voorlichting en eventuele subsidies wordt de aan- schaf van energiezuinige apparatuur gestimuleerd. Uitgangspunt is dat op deze wijze het gebruikersgebonden energieverbruik terug gedrongen kan worden met 30% (circa
1.000 kWhe per woning).
- Terugdringen stand-by verbruik: het gemiddelde sluipverbruik bedraagt 450 kWhe per woning11. Elke bewoner krijgt een aantal bespaarstekkers en voorlichting over stand- by verbruik. Uitgangspunt is dat daarmee per woning jaarlijks 150 kWhe bespaard wordt.
Maatregelen energiebesparing openbare voorzieningen
Maatregelen die genomen worden zijn:
- Toepassen dimbare LED straatverlichting: hiermee wordt circa 40% (circa
30.000 kWhe) op het energieverbruik voor openbare verlichting bespaard (zie ook pa- ragraaf 4.1.3).
e
- Volledig afkoppelen hemelwaterafvoer: hiermee wordt circa 11.000 kWh 12 aan ener-
gie bespaard voor de hele woonwijk.
Duurzame energieopwekking
De gemeente Dalfsen streeft naar een CO2-neutrale gemeentelijke organisatie. Om deze doelstelling te realiseren, dient de gemeente maatregelen te treffen om het energiever- bruik van de openbare voorzieningen duurzaam op te wekken binnen Oosterdalfsen.
Wanneer hemelwater wordt afgekoppeld en openbare LED-verlichting wordt toegepast, bedraagt het energieverbruik voor de openbare voorzieningen in Oosterdalfsen in totaal
72.000 kWhe per jaar.
10 Volgt uit analyse productspecificaties van verschillende apparaten van verschillende leve- ranciers. Zie ook algemene energievisie.
11 bron: xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx
12 Aanname IF, zie ook algemene energievisie
Mogelijkheden om dit duurzaam op te wekken binnen Oosterdalfsen zijn het toepassen van PV-panelen en kleine windturbines. Voor de duurzame opwekking wordt voorgesteld om gebruik te maken van PV-panelen. In totaal dienen circa 650 m² aan PV-panelen geplaatst te worden.
Windturbines
Aanvullend op de PV-panelen kunnen kleine windturbines worden toegepast. Windturbi- nes zijn minder kostenefficiënt dan PV-panelen. Wel dragen turbines bij aan een duur- zame uitstraling. Geadviseerd wordt om windturbines slechts op beperkte schaal toe te passen. De totale opbrengst zal afhangen van het type en het aantal turbines.
5.2 Energieconcept 1: passiefwoning
Een passiefwoning is een zeer energiezuinige woning. Door goed isoleren en aandacht voor kierdichting gaat weinig warmte verloren. Per definitie is de warmtevraag van een passiefwoning niet meer dan 15 kWh/m2/jaar (primair) voor ruimteverwarming en
120 kWh/m2/jaar (primair) voor de gebruikersgebonden en gebouwgebonden energiege- bruik. Naast isolatie en kierdichting wordt ingezet op maximale toepassing van zonne- energie. De (beperkte) energievraag wordt geleverd door een HR-gasketel (gk). Dit kan gecompenseerd worden door het inkopen van groen gas.
gk
gk
gk
Figuur 5.1 Schematische weergave energieconcept 1, passiefwoning
In tabel 5.1 zijn voor de verschillende ambitieniveaus de maatregelen voor een tussen- woning omschreven en zoveel mogelijk gekwantificeerd. De maatregelen voor de andere type woningen zijn vergelijkbaar.
Tabel 5.1 Maatregelen concept passiefwoning op woningniveau en wijkniveau13
maatregelen woningniveau | referentie | CO2-neutraal | |
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 6,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 10 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 10 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 0,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,15 |
verwarming | [-] | HR-ketel | HR-ketel |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | 3,2 |
PV-panelen | [m²/won] | - | 13,914 |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 15%15 |
reductie gbgb* apparatuur | [-] | - | 35%16 |
inkoop groene elektriciteit | [kWh/won] | - | 1.845 |
inkoop groen gas | [m³/won] | - | 39217 |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 64418 |
* gebruikersgebonden |
13 De gemaakte berekeningen en maatregelen zijn indicatief. Daarnaast zijn maatregelen opgenomen die in de EPC en EPL rekenmethodiek niet worden gewaardeerd, zoals bijvoorbeeld de inkoop van groene stroom en groen gas. In werkelijkheid zal de EPC en EPL dus afwijken van hetgeen indicatief bepaald is in deze studie.
14 Aangenomen is dat bij 50% van alle woningen 50% van het dakoppervlak gebruikt kan worden. Dit komt overeen met gemiddeld 17,1 m² per woning (zie ook tabel 3.2 en tabel 3.7). De opbrengst per m² PV-paneel bedraagt 110 kWh/m² (bepaald via rekensoftware EPW – NPR 5129).
15 Gebaseerd op referentiewoning AgentschapNL, Uniforme Maatlat en productinformatie leveranciers, zie ook tabel 5.4 algemene energievisie.
16 Bestaat uit 30% reductie als gevolg van energiezuinige apparatuur en 5% als gevolg van terugdringen stand-by verbruik (zie paragraaf 5.1)
17 Volgt uit berekening met rekensoftware EPW – NPR 5129
18 Bepaald aan hand van gereduceerde energiegebruik openbare voorzieningen (zie tabel 3.3) en opbrengst van 110 kWh/m² (bepaald via rekensoftware EPW – NPR 5129).
Kosten
De investeringskosten en exploitatiekosten zijn op quickscanniveau, exclusief BTW en op projectniveau geraamd. De investeringskosten zijn in tabel 5.2 weergegeven. De jaarlijk- se exploitatiekosten zijn in tabel 5.3 weergegeven.
Tabel 5.2 Investeringskosten concept passiefwoning
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen HR-gasketel19 | € | 1.890.000 | 1.890.000 |
bouwkundige maatregelen20 | € | - | 7.875.000 |
PV-panelen21 | € | - | 2.640.000 |
zonneboilers22 | € | - | 1.790.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 14.195.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 23.000 |
wijk | |||
PV-panelen | € | - | 193.000 |
windturbine23 | € | - | 16.000 |
subtotaal wijk | € | - | 209.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 14.404.000 |
Tabel 5.3 Jaarlijkse exploitatiekosten concept passiefwoning
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen vastrecht stroom en gas24 | € | 38.000 | 38.000 |
elektriciteitsverbruik25 | € | 550.000 | 215.000 |
gasverbruik26 | € | 274.000 | 128.000 |
onderhoud | € | 66.00027 | 110.000 28 |
subtotaal woningen | € | 928.000 | 491.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | 800 |
wijk elektriciteitsverbruik29 | € | 11.300 | - |
gasverbruik30 | € | - | - |
onderhoud | € | - | 2.10031 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 2.100- |
totaal | € | 939.300 | 493.100 |
19 Kosten € 3.000,- per ketel, inclusief gasaansluiting. Gebaseerd op tariefadvies EnergieNed en gegevens netwerkbeheerders
20 Het betreft meerkosten t.o.v. referentie, bron: Maatregelen en effecten van aanscherping EPC 0,6, cursus NEN, 2010
21 Kosten € 400,-/m² (leveranciers PV-panelen) en aanname kwantumkorting van 25%.
22 Kosten l Bron: Tool EPC&Kosten, AgentschapNL
23 Op basis van gegevens van leverancier (DonQi)
24 Vastrecht € 59,70 per woning per jaar, bron xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx
25 € 0,185 kWh (excl. BTW), Essent variabel onbepaalde tijd
26 Huishoudelijk: € 0,518 per m³ (excl. BTW), Essent variabel onbepaalde tijd
27 € 105,- per ketel, aanname IF
28 onderhoudskosten PV-panelen en zonneboilers 1% van de investering, aanname IF
29 € 0,10 kWh (excl. BTW), aanname IF
30 € 0,45 per m³, aanname IF
31 Onderhoudskosten PV-panelen en windturbine 1% van investeringskosten, aanname IF.
Door het verschil in investeringskosten te delen door het verschil in exploitatiekosten, wordt de eenvoudige terugverdientijd berekend. De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referentievariant bedraagt 28 jaar.
Duurzaamheid op locatie
De gemeente heeft als doel gesteld CO2-neutrale woonwijken te realiseren. Hierbij is een sterke voorkeur voor duurzaamheid op locatie. Inkoop van groene stroom en groen gas dragen bij aan een mondiale CO2-reductie, maar niet aan de CO2-reductie op de locatie zelf. Aan de hand van tabellen 3.5, 3.6 en 5.1 kan de duurzaamheid op locatie berekend worden. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5.4.
Tabel 5.4 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas 437 ton CO2-reductie groene stroom 657 ton
CO2-reductie op locatie 1.587 ton (59%)
Juridische zaken
Energiezuinige woningen
Voor het bouwen van de woningen is een omgevingsvergunning nodig, er is hier immers sprake van het bouwen van een bouwwerk (2.1 lid 1 sub a Wabo). Uiteraard moet het bestemmingsplan ook ruimte bieden voor de bouwen van de woningen. De omgevings- vergunning voor het bouwen wordt ondermeer getoetst aan het bouwbesluit en de ge- meentelijke bouwverordening. In het Bouwbesluit zijn bouwtechnische regels opgeno- men. De gemeente is niet bevoegd via een gemeentelijke (bouw)verordening of privaat- rechtelijke regels voor de in het Bouwbesluit geregelde onderwerpen (thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, EPC) strengere normen vast te leggen (art. 121 Gemeentewet, art. 122 Woningwet)32. Bovendien mogen in de verordening alleen voorschriften worden op- genomen die zijn opgesomd in artikel 8 lid 2 Woningwet.
Windmolens
Voor het plaatsen van kleine windmolens is een omgevingsvergunning nodig, er is hier immers sprake van het bouwen van een bouwwerk (2.1 lid 1 sub a Wabo). Bovendien moet in het bestemmingsplan het plaatsen van windmolens worden toegestaan. Zolang de plaatsing van windmolens losstaat van andere bouwwerken (zodat de beperking van de Woningwet niet van toepassing is) kunnen hier desgewenst privaatrechtelijke afspra- ken over worden gemaakt bijvoorbeeld bij de verkoop van de grond.
32 Dergelijke afspraken mogen wel gemaakt worden tussen privaatrechtelijke partijen onderling.
PV-panelen
Onder omstandigheden is het plaatsen van zonnecollectoren en zonnepanelen omge- vingsvergunningplichtig. Er is geen sprake van een vergunningplicht als aan alle volgen- de voorwaarden is voldaan:
1. De zonnecollector of het zonnepaneel moet op een dak worden geplaatst;
2. De collector of het paneel moet een geheel vormen met de installatie voor het op- slaan van het water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Als dat niet het ge- val is, dan moet die installatie binnen in het betreffende gebouw worden geplaatst;
3. Komt de zonnecollector of het zonnepaneel op een schuin dak, dan geldt dat:
- de collector of het paneel niet mag uitsteken en dus aan alle kanten binnen het vlak van het dak moet blijven,
- de collector of het paneel in of direct op het dakvlak moet worden geplaatst,
- de hellingshoek van de collector of het paneel hetzelfde moet zijn als die van het dakvlak waarop het staat;
4. Komt de zonnecollector of het zonnepaneel op een plat dak, dan geldt dat de collec- tor of het paneel ten minste net zo ver verwijderd moet blijven van de dakrand als de collector of het paneel hoog is. Is het hoogste punt van de collector bijvoorbeeld 50 centimeter, dan moet de afstand tot de dakrand(en) ook minimaal 50 centimeter zijn;
5. De collector of het paneel mag niet geplaatst worden op een monument of in een door het Rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht” (Ministerie van VROM, 2010, Zonnecollectoren en zonnepanelen, Wanneer vergunningvrij, wanneer een omgevingsvergunning nodig?, VROM0118/augustus 2010).
Ook met betrekking tot PV-panelen geldt dat de gemeente in zijn algemeenheid niet be- voegd is via een gemeentelijke (bouw)verordening of privaatrechtelijke regels voor de in het Bouwbesluit geregelde onderwerpen (thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, EPC) strengere normen vast te leggen (art. 121 Gemeentewet, art. 122 Woningwet)33. Waar- schijnlijk is het voorschrijven van PV-panelen daarom niet toegestaan immers het gebruik van deze panelen is van invloed op de EPC.
Zonneboilers
Gebruik van zonneboilers is vergunningvrij. Wat betreft de mogelijkheid tot het voorschrij- ven van zonneboilers geldt hetzelfde als voor PV-panelen.
Overige (juridische) instrumenten
In het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning verplicht worden voor het uitvoe- ren van een werk, geen bouwwerk zijnde of, van werkzaamheden (art. 3.3 sub a Wro jo art. 2.1 lid 1 sub b Wabo). Hierdoor worden activiteiten omgevingsvergunningplichtig als zij de grond minder geschikt maken voor de verwezenlijking van in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
33 Dergelijke afspraken mogen wel gemaakt worden tussen privaatrechtelijke partijen onderling.
Organisatorisch
De collectieve maatregelen zijn beperkt tot het toepassen van een enkele kleine windtur- bine en een veld aan PV-panelen. De collectieve voorziening is voor het duurzaam op- wekken van het energieverbruik van de openbare voorzieningen. Voorgesteld wordt om het eigendom bij de gemeente Dalfsen neer te leggen.
Faseerbaarheid
De meeste maatregelen zijn op woningniveau en kunnen volledig gefaseerd worden toe- gepast. De maatregelen op wijkniveau kunnen direct bij de start van de bouw of in een later stadium worden gerealiseerd. Belangrijk is wel dat in het bestemmingsplan ruimte biedt voor het (later) toepassen van maatregelen op wijkniveau.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in tabel 5.5. Het ruimtegebruik van de verschillende componenten is in meer detail uitgewerkt in de algemene energievisie.
Tabel 5.5 Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond)
component | niveau | waar | ruimtegebruik |
HR-gasketel | woning | woning | 300 |
PV-panelen | woning | dak | 8.800 |
Zonneboiler | woning | dak | 2.000 |
Buffervat | woning | woning | 630 |
PV-panelen | wijk | wijk | 650 |
Windturbine* | wijk | wijk | - |
* Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Tijd tot realisatie
Voor de toegepaste maatregelen zijn voor de maatregelen op woningniveau geen ver- gunningen noodzakelijk. De gebruikte componenten zijn standaard en hebben een be- perkte levertijd. De realisatie van het energieconcept kan parallel lopen aan de bouwfase- ring.
Kwaliteit leefomgeving
De passiefwoning is zeer goed geïsoleerd. Goed geïsoleerde woningen dragen bij aan een hoger comfort. Binnenmuren zijn in de winter warmer dan bij slecht geïsoleerde wo- ningen, waardoor de bewoner minder koudestraling ervaart (prettig in de winter). In de zomer zijn binnenmuren juist koeler, waardoor de bewoner meer koudestraling ervaart (prettig in de zomer). Daarnaast draagt thermische isolatie ook bij aan geluidsisolatie, waardoor de bewoner minder last heeft van geluidsoverlast. Wel dient als gevolg van de hoge isolatiewaarden voldoende aandacht besteed te worden aan het toepassen van actieve en passieve zonwering om oververhitting te voorkomen.
Gebruiksgemak bewoners
Elke woning wordt voorzien van een HR-ketel voor levering van de resterende warmte- vraag. Het gebruiksgemak is gelijk aan de referentiesituatie.
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- woningisolatie;
- aandacht voor kierdichting bij ontwerp en bouw;
- lage temperatuurverwarming (vloerverwarming);
- gebalanceerde ventilatie met WTW;
- douchewater WTW;
- meterkast met terugleverregistratie;
- voldoende groepen in de meterkast voor het aansluiten van de PV-panelen;
- zoveel mogelijk zuid-georiënteerd bouwen;
- voorkomen beschaduwing van daken;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbines;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing PV-panelen.
5.3 Energieconcept 2: houtpelletketels
hk
hk
hk
In dit concept wordt elke woning duurzaam verwarmd met een individuele houtpelletketel (hk). De ketel wordt ook gebruikt voor het verwarmen van tapwater. Het tapwater wordt tijdelijk opgeslagen in een geïsoleerd buffervat. De bewoner is zelf verantwoordelijk voor de inkoop en opslag van de houtpellets. Ten opzichte van de referentiewoning wordt niet aanvullend geïsoleerd. Om de elektriciteitsvraag duurzaam in te vullen wordt ingezet op het verder terugdringen van het elektriciteitsverbruik en het toepassen van PV-panelen.
Figuur 5.2 Schematische weergave energieconcept 2, houtpelletketels
Tabel 5.6 Maatregelen concept houtpelletketel op woningniveau en wijkniveau
maatregelen woningniveau | referentie | CO2-neutraal | |
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 3,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 5 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 7 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 1,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,625 |
verwarming | [-] | HR-xxxxx | xxxxxxxxxxx |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | - |
PV-panelen | [m²/won] | - | 17,1 |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 15% |
reductie gbgb* apparatuur | [-] | - | 35% |
inkoop groene stroom | [kWh/won] | - | 1.497 |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 644 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.1.
* gebruikersgebonden
Kosten
De kosten zijn geraamd op quickscanniveau (exclusief BTW) en zijn weergegeven in tabel 5.7 en tabel 5.8.
Tabel 5.7 Investeringskosten concept individuele houtpelletketels
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
HR-gasketel | € | 1.890.000 | - |
houtpelletketel34 | € | - | 9.700.000 |
PV-panelen | € | - | 3.230.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 12.930.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 21.000 |
wijk | |||
PV-panelen | € | - | 193.000 |
windturbine | € | - | 16.000 |
subtotaal wijk | € | - | 209.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 13.139.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.2.
34 Bron: offerte EVOO BioVerwarming, inclusief 15 jaar onderhoud en houtpellets.
Tabel 5.8 | Jaarlijkse exploitatiekosten individuele houtpelletketels | ||
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen vastrecht stroom en gas | € | 38.000 | -77.00035 |
elektriciteitsverbruik | € | 550.000 | 175.000 |
gasverbruik | € | 274.000 | - |
onderhoud | € | 66.000 | 22.00036 |
subtotaal woningen | € | 928.000 | 120.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | 200 |
wijk | |||
elektriciteitsverbruik | € | 11.300 | - |
gasverbruik | € | - | - |
onderhoud | € | - | 2.100 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 2.100 |
totaal | € | 939.300 | 122.100 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.3.
De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referen- tievariant bedraagt 14 jaar.
De investeringskosten voor de houtpelletketel zijn inclusief 15 jaar onderhoud en 15 jaar levering van houtpellets. Voorwaarde is dat alle pelletketels ingekocht en onderhouden worden door één installateur. Doordat de installateur collectief houtpellets kan inkopen en alle ketels collectief onderhoud, kunnen de kosten hiervoor beperkt worden.
Wanneer een houtpelletketel individueel onderhouden wordt, bedragen de kosten voor onderhoud circa 150 – 175 euro per jaar. Wanneer houtpellets individueel worden inge- kocht, bedragen de verbruikskosten circa € 300,- per jaar voor een gemiddelde woning.
Duurzaamheid op locatie
De duurzaamheid op locatie is berekend en is weergegeven in tabel 5.9
Tabel 5.9 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas -
CO2-reductie groene stroom 533 ton
CO2-reductie op locatie 2.148 ton (80%)
35 Vaste kosten stroom € 215,94, heffingskorting stroom € 318,62, geen vaste kosten gas (all-electric), Essent variabel onbepaalde tijd
36 Kosten voor schoorsteen vegen, aanname IF, onderhoudskosten voor houtpelletketel en kosten houtpellets opgenomen in investeringskosten
Juridische zaken
Houtpelletketel
Gebruik van een individuele houtpelletketel is vergunningvrij. Ook met betrekking tot houtpelletketels geldt dat de gemeente in zijn algemeenheid niet bevoegd is via een ge- meentelijke (bouw)verordening of privaatrechtelijke regels voor de in het Bouwbesluit geregelde onderwerpen (thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, EPC) strengere nor- men vast te leggen (art. 121 Gemeentewet, art. 122 Woningwet)37. Het verplichten tot is niet mogelijk omdat het gebruik van deze individuele houtketels meegenomen wordt in de EPC berekening en de afspraak dus zou zien op een onderwerp geregeld in het bouwbe- sluit.
Overige (juridische) instrumenten
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
Organisatorisch
De kosten voor dit concept zijn gebaseerd op een offerte van EVOO BioVerwarming. De genoemde kosten zijn inclusief 15 jaar onderhoud en 15 jaar houtpellets. Voorwaarde voor de genoemde kosten is dat EVOO BioVerwarming alle houtpelletketels levert en onderhoud en zodoende kwantumkorting kan geven. Het risico voor de bewoners is dat EVOO BioVerwarming failliet gaat. In dat geval moet de bewoner op zoek naar een ande- re partij voor het onderhoud en moet de bewoner zelf houtpellets in gaan kopen. Dit is voornamelijk een financieel risico. De exploitatiekosten nemen toe met circa € 450,- per woning. De eenvoudige terugverdientijd bedraagt in dit geval 21 jaar in plaats van
14 jaar.
Faseerbaarheid
Houtpelletketels en een groot deel van de PV-panelen worden op woningniveau toege- past en kunnen volledig gefaseerd worden toegepast. De maatregelen op wijkniveau kunnen direct bij de start van de bouw of in een later stadium worden gerealiseerd. Be- langrijk is wel dat in het bestemmingsplan ruimte biedt voor het (later) toepassen van maatregelen op wijkniveau.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in ta- bel 5.10.
37 Dergelijke afspraken mogen wel gemaakt worden tussen privaatrechtelijke partijen onderling.
Tabel 5.10 Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond)
component | niveau | waar | ruimtegebruik [m²] |
houtpelletketel | woning | woning | 3.200 |
PV-panelen | woning | dak | 10.800 |
PV-panelen | wijk | wijk | 650 |
Windturbine* | wijk | wijk | - |
* Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Het ruimtegebruik voor de houtpelletketel is inclusief buffervat en opslag van pellets (si- lo). De silo kan binnen of buiten de woning worden geplaatst. Om ruimte te besparen en voor het esthetische aspect kan de silo ook ondergronds worden weggewerkt. De meer- kosten hiervoor bedragen circa € 6.800,- per woning.
Tijd tot realisatie
Voor de toegepaste maatregelen zijn geen vergunningen noodzakelijk. De gebruikte componenten zijn standaard en hebben een beperkte levertijd. De realisatie van het energieconcept kan parallel lopen aan de bouwfasering.
Kwaliteit leefomgeving
Bij de verbranding van hout komen stoffen vrij. De belangrijkste zijn fijnstof, stikstofoxi- den, koolstofmonoxide, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en vluchtige organi- sche stoffen. Deze stoffen komen met name vrij bij onvolledige verbranding en bij hoge concentraties zijn ze schadelijk voor de gezondheid.
De houtpelletketel is moderner dan de traditionele open haard of houtkachel. Doordat de pelletketel geregeld kan worden is de verbranding nagenoeg volledig en wordt de uitstoot van schadelijke stoffen sterk gereduceerd.
Gebruiksgemak bewoners
Het toepassen van individuele houtketels heeft de volgende consequenties voor het ge- bruik:
- houtketel 1 á 2 keer per jaar laten reinigen
- schoorsteen 1 á 2 keer per jaar laten vegen
- houtvoorraad aanvullen (aantal keer per jaar, hangt af van de grootte van de voor- raad)
- legen van de aslade
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- ruimte in woning (begane grond of kelder) voor pelletketel ;
- leg bij de bouw direct een schoorsteen aan;
- lage temperatuurverwarming (vloerverwarming);
- meterkast met terugleverregistratie;
- zoveel mogelijk zuid-georiënteerd bouwen;
- zoveel mogelijk voorkomen beschaduwing van daken;
- voldoende groepen in de meterkast voor het aansluiten van de PV-panelen;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbines;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing PV-panelen.
5.4 Energieconcept 3: energieopslag
Voor de duurzame warmtelevering en koudelevering wordt gebruik gemaakt van energie- opslag. In een centrale technische ruimte staan collectieve warmtepompen (wp) welke de warmte uit de bodem opwaarderen tot een bruikbare temperatuur. Gasgestookte piekke- tels (gk) dienen als piekvoorziening en als back-up tijdens onderhoud en storingen. Met uitzondering van de piekketels is dit energieconcept een all-electric oplossing. Om de elektriciteitvraag te beperken wordt ingezet op aanvullende maatregelen om de warmte- vraag van de woningen te reduceren en het elektriciteitsverbruik van apparatuur terug te dringen. Een deel van de elektriciteitsvraag wordt opgewekt door PV-panelen en kleine windturbines. De resterende elektriciteitsvraag wordt groen ingekocht.
gk
wp
Figuur 5.3 Schematische weergave energieconcept 3, energieopslag
Tabel 5.11 Maatregelen concept energieopslag op woning- en wijkniveau
maatregelen woningniveau | referentie | CO2-neutraal | |
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 3,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 5 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 7 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 1,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,625 |
verwarming | [-] | HR-ketel | afgifteset |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | 3,2 |
PV-panelen | [m²/won] | - | 29 |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 30%38 |
reductie gbgb* apparatuur | [-] | - | 35% |
inkoop groene stroom | [kWh] | - | 1.622 |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 644 |
energieopslag | [-] | - | 6 x 50 m³/h |
inkoop groen gas | [m³] | - | 180.000 |
inkoop groene elektriciteit | [kWh] | - | 1.050.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.1.
* gebruikersgebonden
Kosten
De kosten zijn geraamd op quickscanniveau (exclusief BTW) en zijn weergegeven in tabel 5.12 en tabel 5.13. Bij de kostenraming is aangenomen dat er twee centrale techni- sche ruimten zijn (één voor fase 1 en één voor fase 2).
38 Reductie als gevolg van ontbreken gasketel en gebruik van energiezuinige hulpappara- tuur, bronnen: rekensoftware EPW-V2.1 en productinformatie leveranciers, zie ook tabel 5.4 alge- mene energievisie
Tabel 5.12 Investeringskosten concept energieopslag
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
HR-gasketel | € | 1.890.000 | - |
afgifteset | € | - | 1.010.00039 |
zonneboiler | € | - | 1.790.000 |
PV-panelen | € | - | 2.640.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 5.440.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 9.000 |
wijk energieopslagsysteem | € | - | 1.750.00040 |
distributienet | € | - | 3.150.00041 |
PV-panelen | € | - | 193.000 |
windturbine | € | - | 16.000 |
vergunning waterwet | € | - | 15.00042 |
overig (stelpost) | € | - | 500.00043 |
fiscaal voordeel (EIA) | € | - | -146.000 |
ontwerp- en advieskosten | € | p.m. | p.m. |
subtotaal wijk | € | - | 5.478.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 10.918.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.2.
39 4-pijps afgifteset + bemetering, € 1.600,- per set, aanname IF
40 Raming IF
41 4-pijps distributienet, € 5.000,- per woning, aanname IF
42 Raming IF
43 Overige kosten bestaan uit bouwkosten technische ruimte, eenmalige aansluitkosten elek- triciteit en gas en onvoorzien, aanname IF.
Tabel 5.13 Jaarlijkse exploitatiekosten concept energieopslag
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen vastrecht stroom en gas | € | 38.000 | -77.00044 |
elektriciteitsverbruik | € | 550.000 | 189.000 |
gasverbruik | € | 274.000 | - |
onderhoud | € | 66.000 | - |
subtotaal woningen | € | 928.000 | 112.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | 200 |
wijk vastrecht stroom en gas | € | - | 30.00045 |
elektriciteitsverbruik | € | 11.300 | 105.000 |
gasverbruik | € | - | 81.000 |
onderhoud | € | - | 75.00046 |
monitoring vergunning Waterwet | € | - | 10.00047 |
kosten projectmanagement | € | - | 38.00048 |
inkomsten koeling | € | - | -95.00049 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 244.000 |
totaal | € | 939.300 | 356.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.3.
De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referen- tievariant bedraagt 15 jaar.
Fiscaal voordeel (Energie Investerings Aftrek)
De warmtepompen, het energieopslagsysteem en het oppervlaktewatersysteem komen in aanmerking voor de energie-investeringsaftrek. Deze regeling houdt in dat van een extra aftrek op de fiscale winst geprofiteerd kan worden. Dit geldt voor investeringen die gedaan worden in voorzieningen die als bedrijfsmiddel zijn opgenomen in de energielijst van de energie-investeringsaftrek. Deze aftrek levert een financieel voordel op van circa 10%.
Duurzaamheid op locatie
De duurzaamheid op locatie is berekend en is weergegeven in tabel 5.14
Tabel 5.14 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas 318 ton CO2-reductie groene stroom 593 ton
CO2-reductie op locatie 1.769 ton (66%)
44 Vastrecht stroom € 215,94,- (excl. BTW) per woning en heffingskorting stroom € 318,62 (excl. BTW) per woning, bron xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx.
45 G65 gasaansluiting, 150 KW elektrische aansluiting, bron Enexis
46 Raming IF
47 Raming IF
48 € 60,- per woning, aanname IF
49 € 12,50 per woning per maand, aanname IF
Juridische zaken
Energieopslag
Voor het toepassen van een energieopslagsysteem is een vergunning nodig in het kader van de Waterwet. De provincie Overijssel is het bevoegd gezag. Een energieopslagsys- teem met bronnen tot maximaal 50 m-mv is vergunbaar (zie bijlage 1).
Voor de bouwwerken die voor de energieopslag gerealiseerd moeten worden is een om- gevingsvergunning nodig.
In de bouwverordening kan de gemeente een aansluitplicht opleggen. In zijn algemeen- heid is de gemeente niet bevoegd via een gemeentelijke (bouw)verordening of privaat- rechtelijke regels voor de in het Bouwbesluit geregelde onderwerpen (thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, EPC) strengere normen vast te leggen (art. 121 Gemeentewet, art. 122 Woningwet)50. Het verplichten tot afname is dus niet mogelijk omdat het gebruik van energieopslag en WOW meegenomen wordt in de EPC berekening en de afspraak dus zou zien op een onderwerp geregeld in het bouwbesluit.
Inkoop groen gas en elektriciteit
De inkoop van groen gas en elektriciteit kan niet worden verplicht op grond van de bouw- verordening, hieraan staat art. 8 lid 2 Woningwet in de weg. Vervolgens is de vraag of art. 122 Woningwet in de weg staat aan een privaatrechtelijke overeenkomst die dit regelt. Zo kan gesteld worden dat de inkoop van groen gas en elektriciteit niet bouwkundig is en bovendien niet van invloed is op een in het Bouwbesluit geregeld onderwerp. Anderzijds kan beargumenteerd worden dat de reikwijdte van art 122 Woningwet groot is.
Overige (juridische) instrumenten
In het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning verplicht worden voor het uitvoe- ren van een werk, geen bouwwerk zijnde of, van werkzaamheden (art. 3.3 sub a Wro jo art. 2.1 lid 1 sub b Wabo). Hierdoor worden activiteiten omgevingsvergunningplichtig als zij de grond minder geschikt maken voor de verwezenlijking van in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
Organisatorisch
Energieopslag is een collectief systeem. Bij de realisatie ervan zullen meerdere partijen betrokken zijn. Door het collectieve karakter en het aantal betrokken partijen zal de orga- nisatie per definitie gecompliceerder zijn dan de individuele systeemconcepten zoals de passiefwoning en de woningen met een houtpelletketel. Het energieopslagsysteem kan in eigen beheer worden gerealiseerd, maar gedeeltelijke of gehele outsourcing is ook een optie (zie paragraaf 7.2 van de algemene energievisie).
Bij een collectieve installatie treden een aantal risico’s op.
50 Dergelijke afspraken mogen wel gemaakt worden tussen privaatrechtelijke partijen onderling.
De voornaamste zijn:
- Continuïteit: de exploitant kan failliet gaan waardoor de continuïteit van de exploitatie in gevaar komt. Door te kiezen voor een grote partij als exploitant kan dit risico ver- kleind worden.
- Keuzevrijheid: het gaat vaak om langdurige contracten waardoor afnemers langdurig aan één partij vastzitten en geen keuzevrijheid hebben.
- Monopolie: de exploitant heeft geen concurrentie, waardoor een monopolypositie ont- staat. Het risico is dat de afnemer teveel gaat betalen. De Warmtewet dien momenteel ontwikkeld wordt, moet de afnemer hiertegen beschermen.
- Leveringszekerheid: wanneer een collectief systeem uitvalt, heeft dit effect op de warmtelevering aan alle woningen. Dit risico kan verkleind worden door een aantal back-up voorzieningen te regelen, zoals bijvoorbeeld een back-up ketel.
Verdere uitwerking van bovenstaande vindt plaats in het vervolgtraject van deze studie.
Faseerbaarheid
Geadviseerd wordt om in dit concept bij de start van het concept voor fase 1 direct een technische ruimte te realiseren met 1 doublet en met voldoende uitbreidingsmogelijkhe- den voor de resterende woningen. Om voorinvesteringen zoveel mogelijk te minimalise- ren dienen het distributienet, de technische ruimte voor fase 2 en de overige bronnen gefaseerd met de bouw van de woningen te worden aangelegd. De overige maatregelen (PV-panelen en eventuele windturbines) kunnen, afhankelijk van de beschikbare financië- le middelen direct of in het later stadium worden aangelegd. Voor de latere aanleg van PV-panelen op de woningen zullen dan wel afspraken moeten worden gemaakt met de bewoners en de woningcorporatie.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in ta- bel 5.15.
Tabel 5.15 Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond)
component | niveau | waar | ruimtegebruik [m²] |
afgifteset | woning | woning | 300 |
PV-panelen | woning | dak woning | 8.800 |
zonneboilers | woning | dak woning | 2.000 |
buffervaten | woning | woning | 630 |
technische ruimte | wijk | wijk | 200 |
bronnen | wijk | wijk | 50 |
leidingwerk* | wijk | wijk | 18.900 |
PV-panelen | wijk | dak TR/wijk | 650 |
windturbines* | wijk | wijk | - |
* Hoofdnet ca 6.300 x 2 m, aftakkingen naar woningen ca 6.300 x 1 m.
** Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Tijd tot realisatie
Een belangrijke factor in de totale doorlooptijd is de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet. De doorlooptijd hiervan bedraagt circa 7-8 maanden. De totale doorlooptijd zal sterk afhangen van de wijze waarop het ontwerp traject wordt vorm gegeven en de wijze van organisatie. Ervaring leert dat de totale doorlooptijd (van go tot oplevering) tus- sen de 1,5 en 2 jaar ligt.
Kwaliteit leefomgeving
Met een WKO kan zowel warmte als koude geleverd worden aan woningen. De koelmo- gelijkheid draagt bij aan een hoog comfort in de zomer.
Geluid
Geluidshinder is vastgelegd in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieube- heer. Afhankelijk van het tijdstip geldt een gemiddelde geluidseis op de gevel van de woning tussen de 40 dB(A) en 50 dB(a). De (tijdelijke) maximale geluidseis ligt tussen de 60 dB(A) en 70 dB(A).
In dit concept zijn de meeste componenten opgesteld binnen in de technische ruimte. De geluidshinder als gevolg van deze componenten vormt naar verwachting geen belemme- ring. Uitzondering hierop is het systeem waarmee warmte wordt opgeslagen in de bo- dem. Dit kan bijvoorbeeld met droge koelers. De geluidsproductie van gangbare droge koelers ligt, afhankelijk van het toerental, tussen de 70 en 105 dB(A). Aanvullende maat- regelen zijn nodig, bijvoorbeeld door de droge koelers op voldoende afstand van de wo- ningen te plaatsen of door het toepassen van stille droge koelers. Ook zou in plaats van droge koelers warmte geladen kunnen worden met centraal opgestelde zonneboilers.
Gebruiksgemak bewoners
De woningen worden aangesloten op de collectieve installatie door middel van een afle- verset. De afleverset heeft nauwelijks onderhoud nodig. Het onderhoud van de collectie- ve installatie ligt bij de exploitant. De bewoner ondervindt dus weinig hinder. Hierdoor ligt het gebruiksgemak hoog.
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- lage temperatuurverwarming (vloerverwarming);
- meterkast met terugleverregistratie;
- zoveel mogelijk zuid-georiënteerd bouwen;
- voorkomen beschaduwing van daken;
- voldoende groepen in de meterkast voor het aansluiten van de PV-panelen;
- ruimte in de wijk voor technische ruimte, bronnen en leidingwerk;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbines en PV-panelen.
5.5 Energieconcept 4: collectieve houtketel
Net als in concept 2 worden alle woningen verwarmd met houtketels. Alleen wordt in dit concept gebruik gemaakt van collectieve houtketels (hk), welke opgesteld worden in een centraal gelegen technische ruimte. In de technische ruimte wordt ook hout opgeslagen. Een gasgestookte ketel (gk) wordt gebruikt als back-up voorziening tijdens onderhoud en storing. Vanuit de technische ruimte wordt de warmte via een warmtenet naar de wonin- gen gedistribueerd. Ten opzichte van de referentiewoning wordt niet aanvullend geïso- leerd. Om de elektriciteitsvraag duurzaam in te vullen wordt ingezet op het verder terug- dringen van het elektriciteitsverbruik en het toepassen van PV-panelen en kleine windtur- bines.
gk hk
Figuur 5.4 Schematische weergave energieconcept 4, collectieve houtketel
Tabel 5.16 Maatregelen concept collectieve houtketel op woning- en wijkniveau
maatregelen woningniveau referentie CO2-neutraal
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 3,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 5 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 7 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 1,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,625 |
verwarming | [-] | HR-ketel | afgifteset |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | - |
PV-panelen | [m²/won] | - | 17,1 |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 30% |
reductie gbgb apparatuur | [-] | - | 35% |
inkoop groene stroom | [kWh] | - | 1.423 |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 644 |
collectieve houtketels | [kW] | - | 5.000 |
inkoop groen gas | [m³] | - | - |
inkoop groene stroom | [kWh] | - | 86.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.1 en tabel 5.11.
* gebruikersgebonden
Kosten
De kosten zijn geraamd op quickscanniveau (exclusief BTW) en zijn weergegeven in tabel 5.17 en tabel 5.18.
Tabel 5.17 Investeringskosten concept collectieve houtketel
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
HR-gasketel | € | 1.890.000 | - |
afgifteset | € | - | 945.00051 |
PV-panelen | € | - | 3.230.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 4.175.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 7.000 |
wijk collectief houtketelsysteem | € | - | 5.890.00052 |
distributienet | € | - | 2.360.00053 |
PV-panelen | € | - | 193.000 |
windturbine | € | - | 16.000 |
overig (stelpost) | € | - | 500.00054 |
fiscaal voordeel (EIA) | € | - | - |
ontwerp- en advieskosten | € | p.m. | p.m. |
subtotaal wijk | € | - | 8.959.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 13.134.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.2.
51 2-pijps afgifteset + bemetering, € 1.500 per set, aanname IF
52 Kosten gebaseerd op offerte EVOO BioVerwarming, inclusief 15 jaar onderhoud en hout- snippers.
53 € 3.750,- per woning, aanname IF
54 Overige kosten bestaan uit bouwkosten technische ruimte(n), eenmalige aansluitkosten elektriciteit en gas en onvoorzien, aanname IF
Tabel 5.18 Jaarlijkse exploitatiekosten concept collectieve houtketel
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woning | |||
vastrecht stroom en gas | € | 38.000 | -77.000 |
elektriciteitsverbruik | € | 550.000 | 166.000 |
gasverbruik | € | 274.000 | - |
onderhoud | € | 66.000 | - |
subtotaal woningen | € | 928.000 | 89.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | 100 |
wijk vastrecht stroom en gas | € | - | 30.00055 |
elektriciteitsverbruik | € | 11.300 | 9.000 |
verbruikskosten hout56 | € | - | - |
onderhoud57 | € | - | 26.000 |
kosten projectmanagement | € | - | 38.000 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 103.000 |
totaal | € | 939.300 | 192.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.3.
De investeringskosten voor de houtpelletketel zijn inclusief 15 jaar onderhoud en 15 jaar levering van houtpellets.
De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referen- tievariant bedraagt 15 jaar.
Duurzaamheid op locatie
De duurzaamheid op locatie is berekend en is weergegeven in tabel 5.19.
Tabel 5.19 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas -
CO2-reductie groene stroom 555 ton
CO2-reductie op locatie 2.125 ton (79%)
Juridische zaken
Collectieve houtketels
Voor de realisatie van een collectief houtketelsysteem is een omgevingsvergunning nodig voor het bouwen van een bouwwerk en het oprichten van een inrichting58. Als de installa- tie een nominaal vermogen heeft van 1 MWn of meer is het BEMS van toepassing. Het BEMS stelt grenzen aan de emissie van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), totaal stof en onverbrande koolwaterstoffen (CxHy). De gemeente is hiervoor toezichthouder.
In de bouwverordening kan de gemeente een aansluitplicht opleggen.
55 G650 gasaansluiting, 500 KW elektrische aansluiting, bron Enexis
56 Verbruikskosten hout en onderhoud collectieve houtketels voor 15 jaar zijn opgenomen in de investeringskosten van de collectieve houtketels.
57 Onderhoud PV, wind en distributienet 1% van investeringskosten, aanname IF.
58 Een omgevingsvergunning voor een inrichting is niet nodig als er sprake is van een nomi- naal vermogen van minder dan 20 kW thermisch vermogen.
Het verplichten tot afname is niet mogelijk omdat het gebruik van collectieve houtketels meegenomen wordt in de EPC berekening en de afspraak dus zou zien op een onder- werp geregeld in het bouwbesluit.
Overige (juridische) instrumenten
In het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning verplicht worden voor het uitvoe- ren van een werk, geen bouwwerk zijnde of, van werkzaamheden (art. 3.3 sub a Wro jo art. 2.1 lid 1 sub b Wabo). Hierdoor worden activiteiten omgevingsvergunningplichtig als zij de grond minder geschikt maken voor de verwezenlijking van in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
Organisatorisch
Bij collectieve installaties zijn de voornaamste risico’s (zie paragraaf 6.4) continuïteit, keuzevrijheid, monopoliepositie en leveringszekerheid. Bij dit concept is continuïteit het grootste risico. EVOO Bioverwarming is verantwoordelijk voor het onderhoud en de leve- ring van hout. Hierdoor is de energielevering voor een groot deel afhankelijk van EVOO Bioverwarming. Het risico bestaat dat EVOO Bioverwarming failliet gaat. Mogelijkheden om dit risico zoveel mogelijk te ondervangen zijn door een samenwerkingsverband aan te gaan met een grote partij. In het vervolgtraject zal de organisatievorm in meer detail wor- den uitgewerkt.
Faseerbaarheid
Geadviseerd wordt om bij de start van de bouw één collectieve technische ruimte plaat- sen met voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de hele wijk (fase 1 en fase 2). De technische ruimte kan bijvoorbeeld op het bedrijventerrein worden geplaatst. De uiteinde- lijke locatie dient tijdens de ontwerpfase vastgesteld te worden. De houtketels kunnen gefaseerd worden aangelegd. Bij de uitwerking is uitgegaan van vijf gelijke stappen. Dit houdt in dat elke 2-3 jaar een uitbreiding plaats vindt. Het warmtenet kan gefaseerd met de realisatie van de woningen worden aangelegd. De overige maatregelen (PV-panelen en eventuele windturbines) kunnen, afhankelijk van de beschikbare financiële middelen direct of in het later stadium worden aangelegd. Voor de latere aanleg van PV-panelen op de woningen zullen dan wel afspraken moeten worden gemaakt met de bewoners en de woningcorporatie.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in ta- bel 5.20.
Tabel 5.20 | Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond) | |
component | niveau waar | ruimtegebruik [m²] |
afgifteset | woning woning | 300 |
PV-panelen | woning dak woning | 11.000 |
technische ruimte | wijk wijk | 500 |
leidingwerk* | wijk wijk | 9.500 |
PV-panelen | wijk dak TR/wijk | 650 |
windturbines** | wijk wijk | - |
* Hoofdnet ca 1.200 x 1 m, aftakkingen naar woningen ca 1.200 x 0,5 m
** Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Tijd tot realisatie
De doorlooptijd van de omgevingsvergunning en milieuvergunning bepalen voor een groot deel de totale doorlooptijd. De maximale doorlooptijd van deze vergunningen be- draagt 6 maanden. De totale doorlooptijd zal ook afhangen van de wijze waarop vorm wordt gegeven aan de organisatie (outsourcing, eigen beheer). Wanneer alle betrokken partijen zich inzetten voor een collectief houtketelsysteem, bedraagt de totale doorlooptijd van het project (van go tot oplevering) circa 1 tot 2 jaar.
Kwaliteit leefomgeving
Net als bij het toepassen van individuele houtketels komen bij houtverbranding in collec- tieve houtketels stoffen vrij die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid (zie para- graaf 5.3). De uitstoot hiervan zal echter beperkt blijven doordat collectieve houtketels geregeld kunnen worden, waardoor de verbranding nagenoeg volledig is. Daarnaast kan de uitstoot verder beperkt worden door het toepassen van rookgasreiniging. Afhankelijk
van het vermogen van de installatie moet de uitstoot voldoen aan de typegoedkeuring, de NeR (Nederlandse Emissierichtlijnen) of de BEMS. Hierdoor wordt minimale kwaliteit van de rookgassen geborgd.
Geluid
Geluidshinder is vastgelegd in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieube- heer. Afhankelijk van het tijdstip geldt een gemiddelde geluidseis op de gevel van de woning tussen de 40 dB(A) en 50 dB(a). De (tijdelijke) maximale geluidseis ligt tussen de 60 dB(A) en 70 dB(A).
De belangrijkste bron van geluid in dit concept is de houtketel. Het plaatsen van de hout- ketel in een ketelhuis is vaak al voldoende om de geluidsoverlast terug te brengen tot nul59.
59 Bron: AgentschapNL
Gebruiksgemak bewoners
Het gebruiksgemak ligt hoog (zie paragraaf 5.4).
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- Lage temperatuurverwarming (vloerverwarming)
- Meterkast met terugleverregistratie
- Voldoende groepen in de meterkast voor het aansluiten van de PV-panelen
- Zoveel mogelijk zuid-georiënteerd bouwen
- Zoveel mogelijk voorkomen beschaduwing van daken
- Ruimte in de wijk voor technische ruimte en leidingwerk warmtenet
- Ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbine en PV-panelen
5.6 Energieconcept 5: bio-WKK
In dit concept wordt een bio-WKK toegepast. Een bio-WKK levert naast duurzame warm- te ook duurzame elektriciteit. De bio-WKK is een collectieve installatie welke in een cen- traal gelegen technische ruimte wordt geplaatst. Een gasgestookte ketel (gk) dient als piekketel en back-up tijdens storing en onderhoud. De WKK kan gevoed worden door biogas uit de nabijgelegen (toekomstige) vergister. De warmtevraag is leidend. Of vol- doende elektriciteit wordt geleverd, hangt af van de verhouding tussen de warmtevraag en de elektriciteitvraag en de verhouding tussen warmteopbrengst en elektriciteitsop- brengst van de bio-WKK. Indien nodig wordt aanvullend duurzame elektriciteit opgewekt door middel van PV-panelen. Ten opzichte van de referentiewoning wordt niet aanvullend geïsoleerd.
wkk
gk
Figuur 5.5 Schematische weergave energieconcept 5, bio-WKK
Tabel 5.21 Maatregelen concept bio-WKK op woning- en wijkniveau
maatregelen woningniveau | referentie | CO2-neutraal | |
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 3,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 5 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 7 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 1,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,625 |
verwarming | [-] | HR-ketel | afgifteset |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | - |
PV-panelen | [m²/won] | - | - |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 30% |
reductie gbgb apparatuur | [-] | - | 35% |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
Windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 150 |
vermogen WKK | [kWt]/[kWe] | - | 1.000/700 |
vermogen gasketels | [kWt] | - | 4.000 |
inkoop biogas | [m³] | - | 1.600.000 |
inkoop groene elektriciteit | [kWh] | - | - |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.1 en tabel 5.11.
* gebruikersgebonden
Kosten
De kosten zijn geraamd op quickscanniveau (exclusief BTW) en zijn weergegeven in tabel 5.22 en tabel 5.23. Bij het ramen van de kosten is uitgegaan dat in de wijk één col- lectieve WKK komt welke gefaseerd wordt aangelegd in vijf gelijke stappen.
Tabel 5.22 Investeringskosten concept bio-WKK
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
HR-gasketel | € | 1.890.000 | - |
afgifteset60 | € | - | 945.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 945.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 1.500 |
wijk WKK-systeem61 | € | - | 1.925.000 |
biogas-leiding | € | 460.000 | |
distributienet62 | € | - | 2.360.000 |
PV-panelen | € | - | 45.000 |
Windturbine | € | - | 16.000 |
overig (stelpost) | € | - | 250.000 |
fiscaal voordeel (EIA) | € | - | - |
subtotaal wijk | € | - | 5.056.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 6.001.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.2.
Tabel 5.23 Jaarlijkse exploitatiekosten concept bio-WKK
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woning | |||
vastrecht stroom en gas | € | 38.000 | -77.000 |
elektriciteitsverbruik | € | 550.000 | - |
gasverbruik | € | 274.000 | - |
onderhoud | € | 66.000 | - |
subtotaal woningen | € | 928.000 | -77.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | -100 |
wijk vastrecht stroom en gas | € | - | 30.00063 |
elektriciteitsverbruik | € | 11.300 | - |
gasverbruik | € | - | 891.00064 |
onderhoud | € | - | 150.000 |
kosten projectmanagement | € | - | 38.000 |
inkomsten teruglevering stroom | € | - | -62.000 |
SDE+ | € | - | -715.00065 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 332.000 |
totaal | € | 939.300 | 255.000 |
Opm: voor geraadpleegde bronnen en aannames zie tabel 5.3.
De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referen- tievariant bedraagt 6 jaar.
60 Bron: prijscalculatie MW Energie
61 Bron: prijscalculatie MW Energie
62 Bron: prijscalculatie MW Energie
63 Bron: Enexis, uitgangspunt is dat naast een biogasaansluiting ook gebruik wordt gemaakt van een reguliere gasaansluiting als back-up.
64 Kostprijs biogas € 0,557/m³, bron: Basisbedragen in de SDE+ 2012, ECN en Kema, refe- rentie ECN-E--11-054, september 2011
65 subsidie = basisbedrag – correctiebedrag = € 30,8/GJ - € 11/GJ = 19,8 €/GJ, bron Agent- schapNL, geldt zowel voor warmte als voor elektriciteit.
SDE+
Uitgangspunt is dat gebruik gemaakt kan worden van subsidies vanuit de SDE+-regeling. Voorwaarden zijn dan wel dat er een rechtstreekse verbinding is tussen de vergister en de bio-WKK en dat zowel de vergister als de bio-WKK geëxploiteerd worden door één partij. De financiële haalbaarheid van het project zal sterk afhangen van de hoogte van de SDE+-subsidie. Wanneer de SDE+-subsidie wegvalt, zullen de exploitatiekosten ho- ger liggen dan in de referentievariant en zal het energieconcept zichzelf nooit terug ver- dienen. Dit is een financieel risico met een grote impact.
Duurzaamheid op locatie
De duurzaamheid op locatie is berekend en is weergegeven in tabel 5.24.
Tabel 5.24 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas - CO2-reductie groene stroom -620
CO2-reductie op locatie 3.301 ton (123%)
De WKK wordt gevoed met lokaal geproduceerd biogas. Door een overproductie aan elektriciteit ligt de duurzaamheid op locatie boven de 100%.
Juridische zaken
Bio WKK
Voor de realisatie van een collectieve bio-WKK is een omgevingsvergunning nodig voor het bouwen van een bouwwerk en het oprichten van een inrichting66. Als de installatie een nominaal vermogen heeft van 1 MWn of meer is het BEMS van toepassing. Het BEMS stelt grenzen aan de emissie van stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2), totaal stof en onverbrande koolwaterstoffen (CxHy). De gemeente is hiervoor toezichthouder.
In de bouwverordening kan de gemeente een aansluitplicht opleggen. Het verplichten tot afname is niet mogelijk omdat het gebruik van Bio WKK meegenomen wordt in de EPC berekening en de afspraak dus zou zien op een onderwerp geregeld in het bouwbesluit.
Overige (juridische) instrumenten
In het bestemmingsplan kan een omgevingsvergunning verplicht worden voor het uitvoe- ren van een werk, geen bouwwerk zijnde of, van werkzaamheden (art. 3.3 sub a Wro jo art. 2.1 lid 1 sub b Wabo). Hierdoor worden activiteiten omgevingsvergunningplichtig als zij de grond minder geschikt maken voor de verwezenlijking van in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming.
66 Een omgevingsvergunning voor een inrichting is niet nodig als er sprake is van een nomi- naal vermogen van minder dan 20 kW thermisch vermogen.
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
Organisatorisch
Bij dit concept is continuïteit het grootste risico. De energielevering is volledig afhankelijk van de vergister. Biogaslevering door de vergister kan om verschillende redenen in ge- vaar komen, bijvoorbeeld doordat de eigenaar van de vergister failliet gaat of doordat in de toekomst onvoldoende mest beschikbaar is. Mogelijkheden om dit risico zoveel moge- lijk te ondervangen zijn:
- Exploitatie vergister door grote partij: grote partijen hebben een grotere financiële draagkracht waardoor het risico op faillissement afneemt.
- Inkoop groen gas: in plaats van biogas in te kopen kan ook overwogen worden om groen gas via het reguliere gasnet in te kopen. Wanneer de vergister geëxploiteerd wordt door een grote partij, kan ook overwogen worden om groen gas bij deze partij in te kopen. Dit kan een extra stimulans zijn voor marktpartijen om de vergister te exploi- teren.
Een ander groot risico is dat de vergister nooit zal worden gerealiseerd. In het geval de vergister niet wordt gerealiseerd, kan de bio-WKK niet gevoed worden met biogas. De mogelijkheid om de WKK te voeden met groen gas blijft dan echter wel bestaan. In het vervolgtraject zal de organisatievorm in meer detail worden uitgewerkt.
Faseerbaarheid
Geadviseerd wordt om bij de start van de bouw één collectieve technische ruimte plaat- sen met voldoende uitbreidingsmogelijkheden voor de hele wijk (fase 1 en fase 2). De technische ruimte kan bijvoorbeeld op het bedrijventerrein worden geplaatst. De uiteinde- lijke locatie dient tijdens de ontwerpfase vastgesteld te worden. De WKK’s kunnen gefa- seerd worden aangelegd. Bij de uitwerking is uitgegaan van vijf gelijke stappen. Dit houdt in dat elke 2-3 jaar een uitbreiding plaats vindt. Het warmtenet kan gefaseerd met de realisatie van de woningen worden aangelegd. De PV-panelen op het dak van de techni- sche ruimte zijn niet strikt noodzakelijk om een CO2-neutrale wijk te realiseren. Ze dragen echter wel bij aan een duurzame uitstraling. De PV-panelen kunnen, direct, in een later stadium of helemaal niet worden gerealiseerd.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in ta- bel 5.25.
Tabel 5.25 Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond)
component | niveau | waar | ruimtegebruik [m²] |
afgifteset | woning | woning | 300 |
technische ruimte | wijk | wijk | 250 |
leidingwerk* | wijk | wijk | 10.200 |
PV-panelen | wijk | dak TR/wijk | 150 |
windturbines** | wijk | wijk | - |
* Hoofdnet ca 6.300 x 1 m, aftakkingen naar woningen ca 6.300 x 0,5m, gasleiding ca 1.500 x 0,5m
** Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Tijd tot realisatie
De doorlooptijd van de bouwvergunning en milieuvergunning bepalen voor een groot deel de totale doorlooptijd. De maximale doorlooptijd van deze vergunningen bedraagt 6 maanden. De totale doorlooptijd zal ook afhangen van de wijze waarop vorm wordt gege- ven aan de organisatie (outsourcing, eigen beheer). Wanneer alle betrokken partijen zich inzetten voor een collectieve Bio WKK, bedraagt de totale doorlooptijd van het project (van go tot oplevering) circa 1 tot 2 jaar.
Kwaliteit leefomgeving
In dit concept wordt biogas verstookt. De kwaliteit van de rookgassen zal afhangen van de kwaliteit van het biogas en de toegepaste filtermethoden. Afhankelijk van het vermo- gen van de installatie moet de uitstoot voldoen aan de typegoedkeuring, de NeR (Neder- landse Emissierichtlijnen) of de BEMS. Hierdoor wordt minimale kwaliteit van de rook- gassen geborgd.
Geluid
Geluidshinder is vastgelegd in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieube- heer. Afhankelijk van het tijdstip geldt een gemiddelde geluidseis op de gevel van de woning tussen de 40 dB(A) en 50 dB(a). De (tijdelijke) maximale geluidseis ligt tussen de 60 dB(A) en 70 dB(A).
De geluidsproductie van een WKK installatie is afhankelijk van de akoestische maatrege- len. Mogelijke maatregelen zijn onder andere het toepassen van akoestische panelen, het trillingsvrij opstellen van de WKK en een uitlaatgeluiddemper. In Polderwijk in Zee- wolde is een vergelijkbare installatie gebouwd, welke ook dient te voldoen aan de ge- luidseisen. Op basis van dit praktijkvoorbeeld is de verwachting dat ook in Oosterdalfsen voldaan kan worden aan de geluidseisen.
Gebruiksgemak bewoners
Het gebruiksgemak ligt hoog (zie paragraaf 5.4).
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- lage temperatuurverwarming (vloerverwarming)
- ruimte in de wijk voor technische ruimte en leidingwerk warmtenet
- ruimte in de wijk reserveren voor leidingwerk van een toekomstige bio-vergister naar de WKK
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbines en PV-panelen
Alternatief
Momenteel liggen er plannen om een gecombineerde vergister/bio-WKK te plaatsen ten noorden van Oosterdalfsen. Een alternatief is dat gebruik wordt gemaakt van deze WKK, in plaats van een WKK te plaatsen in de woonwijk zelf. In figuur 5.6 is dit schematisch weergegeven.
De geproduceerde elektriciteit wordt teruggeleverd aan het net. De warmte kan gebruikt worden voor het verwarmen van de toekomstige woningen in Oosterdalfsen. Vanuit de bio-WKK loopt een warmteleiding naar één of meerdere onderstations in de woonwijk. Vanuit de onderstation(s) wordt de warmte via een warmtenet verder naar de woningen gedistribueerd. Een gastgestookte ketel (gk) dient als piekketel en back-up tijdens storing en onderhoud. Ten opzichte van de referentiewoning wordt niet aanvullend geïsoleerd.
Om de elektriciteitsvraag duurzaam in te vullen wordt ingezet op het verder terugdringen van het elektriciteitsverbruik en het toepassen van PV-panelen en kleine windturbines.
gk
Figuur 5.6 Schematische weergave energieconcept 6, restwarmte
Deze variant is in dit onderzoek verder niet uitgewerkt. Naar verwachting is het interes- santer om een WKK in de woonwijk aan te leggen in plaats van bij de vergister. Bij een WKK in de woonwijk is namelijk geen lange, geïsoleerde warmtenet nodig tussen de vergister en de woonwijk, maar kan worden volstaan met een gasleiding. Voordelen hier- van zijn een lager energieverlies en lagere investeringen. Voor de volledigheid is het concept hier wel genoemd.
5.7 Energieconcept 6: gesloten systemen
De uitkomsten van het (nog lopende) archeologisch onderzoek zijn mede bepalend voor de haalbaarheid van dit concept (zie bijlage 1). Op verzoek van de gemeente is een con- cept met individuele gesloten systemen wel onderzocht in deze studie.
wp
wp
wp
Uitgangspunt voor dit concept is dat alle woningen worden uitgevoerd als passiefwonin- gen. Een passiefwoning is een zeer energiezuinige woningen. De vloer, gevels en het dak zijn zeer goed geïsoleerd en er is veel aandacht voor goede kierdichting. Om de energievraag verder te reduceren wordt balansventilatie met warmteterugwinning toege- past. Tapwater wordt gedeeltelijk verwarmd door middel van een zonneboiler. De warm- tevraag voor ruimteverwarming en de resterende tapwatervraag wordt geleverd door middel van een warmtepomp (wp) in combinatie met een gesloten systeem. Een gesloten systeem bestaat uit verticale bodemwarmtewisselaars in de bodem waarmee koude en warmte wordt onttrokken aan de bodem. Alle benodigde elektriciteit wordt opgewekt door middel van PV-panelen.
Figuur 6.7 Schematische weergave energieconcept 6, gesloten systemen
In tabel 5.26 zijn de maatregelen voor een gemiddelde, CO2-neutrale woning en voor de referentiewoning omschreven en zoveel mogelijk gekwantificeerd.
Tabel 5.26 Maatregelen concept gesloten systeem op woningniveau en wijkniveau
maatregelen woningniveau | referentie | CO2-neutraal | |
isolatiewaarde vloer | [m²K/W] | 3,5 | 6,5 |
isolatiewaarde gevel | [m²K/W] | 5 | 10 |
isolatiewaarde dak | [m²K/W] | 7 | 10 |
isolatiewaarde raam | [W/(m²K)] | 1,8 | 0,8 |
luchtdoorlatendheid | [dm³/s/m²] | 0,625 | 0,15 |
verwarming | [-] | HR-ketel | warmtepomp |
afgiftesysteem | [-] | vloerverwarming | vloerverwarming |
ventilatie | [-] | balans-WTW | balans-WTW |
douchewater WTW | [-] | ja | ja |
zonneboiler | [m²/won] | - | 3,2 |
PV-panelen | [m²/won] | - | 40 |
gesloten systeem | [-] | - | 1-4 bww’s67 |
reductie hulpapparatuur | [-] | - | 15% |
reductie gbgb* apparatuur | [-] | - | 35% |
maatregelen wijkniveau | |||
afkoppelen hemelwater | [-] | nee | ja |
dimbare LED verlichting | [-] | xxx | xx |
windturbines | [-] | - | 2 |
PV-panelen | [m²] | - | 644 |
* gebruikersgebonden |
Kosten
De investeringskosten en exploitatiekosten zijn op quickscanniveau, exclusief BTW en op projectniveau geraamd (zie tabel 5.27 en tabel 5.28).
Tabel 5.27 Investeringskosten concept gesloten systemen
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
HR-gasketel | € | 1.890.000 | - |
gesloten systemen68 | € | - | 8.820.000 |
bouwkundige maatregelen | € | - | 7.875.000 |
PV-panelen | € | - | 7.570.000 |
zonneboilers | € | - | 1.790.000 |
subtotaal woningen | € | 1.890.000 | 26.055.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 3.000 | 41.000 |
wijk | |||
PV-panelen | € | - | 193.000 |
windturbines | € | - | 16.000 |
subtotaal wijk | € | - | 209.000 |
totaal | € | 1.890.000 | 26.264.000 |
67 Gemiddeld één tot vier bodemwarmtewisselaars per woning (afhankelijk van type woning en einddiepte bodemwarmtewisselaars). Inschatting IF aan de hand berekeningen die voor De Nieuwe Landen II zijn uitgevoerd.
68 Kosten voor een gemiddeld gesloten systeem € 14.000,-, op basis van budgetraming leverancier.
Tabel 5.28 Jaarlijkse exploitatiekosten gesloten systemen
kostenpost | referentie | CO2-neutraal | |
woningen | |||
vastrecht stroom en gas | € | 38.000 | - 77.000 |
elektriciteitsverbruik | € | 550.000 | - |
gasverbruik | € | 274.000 | - |
onderhoud | € | 66.000 | 182.00069 |
subtotaal woningen | € | 928.000 | 105.000 |
gemiddeld per woning | €/won | 1.500 | 170 |
wijk | |||
elektriciteitsverbruik | € | 11.300 | - |
gasverbruik | € | - | - |
onderhoud | € | - | 2.000 |
subtotaal wijk | € | 11.300 | 2.000 |
totaal | € | 939.300 | 107.000 |
Door het verschil in investeringskosten te delen door het verschil in exploitatiekosten, wordt de eenvoudige terugverdientijd berekend. De eenvoudige terugverdientijd van de CO2-neutrale variant ten opzichte van de referentievariant bedraagt 29 jaar.
Nieuwe bouwmethoden
Bij de kostenramingen is uitgegaan van traditionele bouwmethoden. Door gebruik te ma- ken van nieuwe bouwtechnieken is het mogelijk om te besparen op de investeringskos- ten. Welke kostenbesparing mogelijk is, zal afhangen van de toegepaste bouwtechnieken en dient geraamd te worden door een aannemer of bouwkundige.
Duurzaamheid op locatie
De duurzaamheid op locatie is berekend en is weergegeven in tabel 5.29.
Tabel 5.29 Duurzaamheid op locatie
CO2-uitstoot referentie 2.681 ton
CO2-reductie groen gas -
CO2-reductie groene stroom -
CO2-reductie op locatie 2.681 ton (100%)
Juridische zaken
Gesloten systemen
Voor gesloten systemen geldt momenteel nog geen wettelijk toetsingskader. Voor het toepassen is geen vergunning in het kader van de Waterwet nodig, omdat geen grondwa- ter wordt onttrokken. Wel is de Zorgplicht Wet Bodembescherming van toepassing. Dit is een morele verplichting en houdt in dat de eigenaar van het bodemwarmtewisselaarsys- teem verplicht is om verontreiniging of aantasting van de bodem (grond en grondwater) te voorkomen. Hierbij is het verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kun- nen worden verwacht om die verontreiniging te voorkomen.
69 Onderhoudskosten PV-panelen, zonneboilers en gesloten systemen 1% van de investe- ring, aanname IF.
De projectlocatie is niet gelegen in een gebied waar restricties gelden met betrekking tot het inbrengen van bodemwarmtewisselaars. Geconcludeerd wordt dat een bodemwarm- tewisselaarsysteem juridisch gezien op de projectlocatie kan worden toegepast.
Op dit moment is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor bodemenergie in ontwikkeling. Deze AMvB wordt geschreven door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Binnen deze AMvB worden op nationaal niveau regels gesteld voor de open en de gesloten systemen. Het doel is om de procedures voor de open systemen te versnellen en te vergemakkelijken en om de gesloten systemen te reguleren. Op basis van de huidi- ge inzichten zal dit betekenen dat het gesloten systeem voor woningen een meldings- plicht zal krijgen. De gemeente heeft de mogelijkheid om interferentiegebieden aan te wijzen, waardoor gesloten systemen voor woningen vergunningsplichtig worden. Dit biedt de gemeente Dalfsen mogelijkheden voor het stellen van eisen bij toepassing van geslo- ten systemen. Naar verwachting zal deze AMvB op 1 januari 2013 van kracht zijn.
Archeologie
Voor het gehele plangebied van Oosterdalfsen geldt een hoge archeologische verwach- tingswaarde (zie bijlage 1). In juli 2011 is archeologisch onderzoek gedaan door Vestigia voor het gebied langs de Kampmansweg (woon-/werklocatie) en in het gebied aangewe- zen als de eerste fase van Oosterdalfsen. De uitkomsten van het archeologisch onder- zoek geven aanleiding tot nader onderzoek. In de komende maanden zal dit onderzoek worden afgerond.
Bij de toepassing van gesloten systemen kan de archeologie een belemmering vormen, omdat het een groot aantal lussen (1.000 tot 1.500) lussen benodigd zijn. Dit betekent dat de grond vele malen doorboord zal worden, wat bij de aanwezigheid van archeologie niet toegestaan is. Derhalve is de uitkomst van het onderzoek bepalend of de toepassing van gesloten systemen haalbaar is. De gemeente heeft aangegeven mogelijkheden te zien voor de toepassing van gesloten systemen, ook indien uit onderzoek volgt dat het gebied van archeologische waarde is. Op verzoek van de gemeente is dit concept verder uitge- werkt in het onderzoek.
Warmtepomp
Gebruik van een individuele warmtepomp is vergunningvrij. Ook met betrekking tot warm- tepompen geldt dat de gemeente in zijn algemeenheid niet bevoegd is via een gemeente- lijke (bouw)verordening of privaatrechtelijke regels voor de in het Bouwbesluit geregelde onderwerpen (thermische isolatie, luchtdoorlatendheid, EPC) strengere normen vast te leggen (art. 121 Gemeentewet, art. 122 Woningwet)70. Het verplichten tot is niet mogelijk omdat het gebruik van deze individuele warmtepompen meegenomen wordt in de EPC berekening en de afspraak dus zou zien op een onderwerp geregeld in het bouwbesluit.
70 Dergelijke afspraken mogen wel gemaakt worden tussen privaatrechtelijke partijen onderling.
Overige (juridische) instrumenten
Het is wel mogelijk om de maatregelen die de energiezuinigheid verbeteren te stimuleren via een publiekrechtelijke subsidie. De naleving van de bij de subsidie gegeven voor- schriften kunnen niet afgedwongen worden bij degenen die geen gebruik wensen te ma- ken van de subsidie.
Organisatorisch
Voor het juist toepassen van gesloten systemen is een goede afstemming nodig tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de realisatie van de woningen. Het is van groot belang dat de energievraag van de woningen voldoende laag is (om te voorkomen dat de bodem invriest doordat teveel warmte wordt onttrokken). Zowel aannemers, pro- jectontwikkelaars als bewoners dienen zich hiervan goed bewust te zijn. Een integrale aanpak en voldoende voorlichting is noodzakelijk. Daarnaast is, afhankelijk van de resul- taten van het archeologisch onderzoek, ook afstemming noodzakelijk met het bevoegd gezag. Meestal is dit de gemeente.
Om thermische interactie te voorkomen dient bij het bepalen van de bodemwarmtewisse- laarlocaties rekening te worden gehouden met nabijgelegen gesloten systemen. Door het opstellen van een bodemprotocol in combinatie met een ordeningskaart voor bodem- warmtewisselaars kan de juiste positionering van alle bodemwarmtewisselaars geborgd worden.
Faseerbaarheid
De meeste maatregelen zijn op woningniveau en kunnen volledig gefaseerd worden toe- gepast.
Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik in de woning en in de wijk is ingeschat en is weergegeven in tabel
5.30. Het ruimtegebruik van de verschillende componenten is in meer detail uitgewerkt in de algemene energievisie.
Tabel 5.30 Inschatting totaal ruimtegebruik (afgerond)
component | niveau | waar | totaal ruimtegebruik [m²] CO2-neutraal |
warmtepomp (inclusief buffer) | woning | woning | 1.600 |
Bodemwarmtewisselaars | woning/wijk | tuin | 80.000 |
PV-panelen | woning | dak | 25.000 |
zonneboiler | woning | dak | 2.000 |
PV-panelen | wijk | wijk | 650 |
windturbine* | wijk | wijk | - |
* Benodigd grondoppervlak verwaarloosbaar
Inpassing PV-panelen en zonneboiler
In totaal is per woning gemiddeld 40 m² aan PV en 3,2 m² aan zonnecollectoren nodig (zie tabel 5.26). Uitgangspunt in deze specifieke energievisie is dat 50% van alle wonin- gen een geschikt dakoppervlak hebben (zie paragraaf 4.2.1) met een gemiddeld opper- vlak van 34 m². Met deze uitgangspunten is het niet mogelijk om het benodigde opper- vlak aan PV-panelen en zonnecollectoren te plaatsen.
Het beschikbare oppervlak kan vergroot worden door bijvoorbeeld rekening te houden met de oriëntatie en het ontwerp van de woningen of door aanvullend PV-panelen te plaatsen op een schuur. Daarnaast kan gekozen worden voor zonnepanelen met een hogere opbrengst. Deze mogelijkheid is financieel niet verder onderzocht.
Inpassing bodemwarmtewisselaars
Aan de hand van berekeningen die zijn uitgevoerd voor De Nieuwe Landen II71 is inge- schat dat voor Oosterdalfsen volstaan kan worden met één tot vier bodemwarmtewisse- laars per woning. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat de woningen worden uitge- voerd als passiefwoningen en worden voorzien van onder andere zonnecollectoren en balansventilatie met warmteterugwinning waardoor de warmtevraag van de woning zeer laag is. De bodemwarmtewisselaars kunnen in de voor- en/of achtertuin geplaatst wor- den.
Wanneer meer bekend is over de verkaveling, kan een meer gerichte berekening worden uitgevoerd. Bij realisatie dient goed gekeken te worden naar de uiteindelijk te verwachten energievraag van de woningen en naar (mogelijke) interferentie met andere gesloten systemen. Geadviseerd wordt om vooraf vast te leggen waar en onder welke voorwaar- den bodemwarmtewisselaars geplaatst mogen worden. Dit kan in de vorm van een bo- demprotocol in combinatie met een ordeningskaart voor bodemwarmtewisselaars.
Inpassing warmtepomp en buffervat
Het concept maakt gebruik van een warmtepomp (gekoppeld aan een gesloten systeem) en zonnecollectoren. Beide systemen slaan tijdelijk warmte op in het buffervat. Normaliter wordt de warmtepomp bij voorkeur op de begane grond geplaatst en de zonnecollectoren op het dak. Bij de combinatie van een warmtepomp met zonnecollectoren zijn de volgen- de twee inpasmogelijkheden:
- Warmtepomp met buffer op begane grond: Leidingwerk tussen gesloten systeem en warmtepomp is kort. Leidingwerk tussen zonnecollector en buffervat is lang. Verlies van nuttige ruimte beneden. Mogelijk meer geluidsoverlast door de warmtepomp.
- Warmtepomp met buffer op zolder: Leidingwerk tussen gesloten systeem en warmte- pomp is lang. Leidingwerk tussen zonnecollector en buffervat is kort. Op zolder is doorgaans meer ruimte beschikbaar voor inpassing. Een warmtepomp is lastig te plaatsen en vervangen in verband met de omvang en het gewicht.
Beide inpassingen zijn mogelijk. Vooraf zal (door de bewoner/verhuurder) een keuze gemaakt moeten worden voor de inpassing.
Tijd tot realisatie
Vanaf 1 januari 2013 is er voor gesloten systemen in de woningbouw een meldingsplicht. Dit levert echter geen oponthoud op voor de realisatie. Wanneer de gemeente Dalfsen Oosterdalfsen als interferentiegebied aanwijst, worden gesloten systemen vergunnings- plichtig. Of en hoeveel extra tijd hiermee gemoeid is, zal in het vervolgstadium moeten worden uitgezocht.
71 De Nieuwe Landen II, Toetsen toepasbaarheid bodemwarmtewisselaarsystemen, IF Technology, 16 maart 2012, ref 26.253/61282/RK
Voor de overige, toegepaste maatregelen zijn voor de maatregelen op woningniveau geen vergunningen noodzakelijk. De gebruikte componenten zijn standaard en hebben een beperkte levertijd. De realisatie van het energieconcept kan parallel lopen aan de bouwfasering.
Kwaliteit leefomgeving
Doordat alleen gebruik wordt gemaakt van elektrische componenten, is er op de locatie zelf geen sprake van emissies. Daarnaast hebben de woningen een hoog comfort door- dat woningen gekoeld worden en doordat het uitgangspunt is dat de woningen zeer goed geïsoleerd worden. Binnenmuren zijn in de winter warmer dan bij slecht geïsoleerde wo- ningen, waardoor de bewoner minder koudestraling ervaart (prettig in de winter). In de zomer zijn binnenmuren juist koeler, waardoor de bewoner meer koudestraling ervaart (prettig in de zomer). Daarnaast draagt thermische isolatie ook bij aan geluidsisolatie, waardoor de bewoner minder last heeft van geluidsoverlast.
Als gevolg van de hoge isolatiewaarden dient voldoende aandacht besteed te worden aan het toepassen van actieve en passieve zonwering om oververhitting te voorkomen. Ook dient de warmtepomp met zorg geïnstalleerd te worden om zodoende geluidsover- last te voorkomen. Tot slot kunnen nabij bodemwarmtewisselaars geen bomen worden geplant.
Gebruiksgemak bewoners
Elke woning wordt voor voorzien van warmtepompen met een gesloten systeem. Het onderhoudsinterval hiervan is gelijk aan een HR-ketel (één keer per jaar). Het gebruiks- gemak is gelijk aan de referentiesituatie.
Toekomstbestendigheid
Voor zoveel mogelijk flexibiliteit wordt geadviseerd in ieder geval de volgende maatrege- len te nemen:
- ruimte in woning voor warmtepomp en buffervat (inclusief leidingschacht);
- voldoende ruimte voor plaatsen bodemwarmtewisselaars;
- woningisolatie;
- aandacht voor kierdichting bij ontwerp en bouw;
- lage temperatuurverwarming (vloerverwarming);
- gebalanceerde ventilatie met WTW;
- douchewater WTW;
- meterkast met terugleverregistratie;
- voldoende groepen in de meterkast voor het aansluiten van de PV-panelen en warm- tepomp;
- voorkomen beschaduwing;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing windturbine;
- ruimte reserveren in de wijk voor plaatsing PV-panelen.
6 Conceptafweging
In dit onderdeel worden de benoemde energietechnieken met elkaar vergeleken. De ei- genschappen van de verschillende concepten worden overzichtelijk weergegeven in een vergelijkingsmatrix. Hiermee kunnen de concepten onderling via een Multi Criteria Analy- se (MCA) met elkaar vergeleken worden. MCA is een methode om verschillende technie- ken met één systematiek te vergelijken.
6.1 Criteria
Voor het bepalen van de perspectiefvolle opties gelden de volgende criteria als kader:
- kosten;
- duurzaamheid (op locatie);
- vergunningen;
- juridisch;
- organisatorisch;
- faseerbaarheid;
- ruimtegebruik ;
- doorlooptijd;
- kwaliteit leefomgeving.
De verschillende concepten krijgen voor de genoemde criteria een score toegekend. De score ligt tussen de 1 en 10. Een score van 1 betekent dat een concept slecht scoort op de betreffende criteria. Een 10 betekent dat een concept goed scoort. De criteria en de wijze waarop de score wordt bepaald, is hieronder kort toegelicht.
6.1.1 Kosten
Kosten spelen een belangrijke rol in de haalbaarheid. De investeringskosten voor de duurzame varianten vallen hoger uit dan voor de referentievariant. Hier staan echter lage- re exploitatiekosten tegenover, waardoor op den duur de investering wordt terug ver- diend. Als maat voor de kosten wordt gerekend met de eenvoudige terugverdientijd.
Score
Een concept met een korte terugverdientijd krijgt een hoge score. Binnen de industrie worden vaak zeer strenge eisen gesteld aan de terugverdientijd. Doorgaans dient de terugverdientijd onder de drie jaar te liggen. Deze eis wordt als bovengrens gehanteerd. Als ondergrens wordt een terugverdientijd van circa 30 jaar gehanteerd. Dit is de maxi- male duur voor hypotheekrenteaftrek en is dus de periode waarbinnen investeringen voor bewoners voordelig gefinancierd kunnen worden. Concreet betekent dit dat een terug- verdientijd tussen de 0 en 3 jaar 10 punten oplevert.
Voor elke daaropvolgende periodes van 3 jaar wordt 1 punt in mindering gebracht. Dus een terugverdientijd tussen de 4 en 6 jaar levert 9 punten op enzovoort.
6.1.2 Duurzaamheid op locatie
De gemeente heeft als doel gesteld CO2-neutrale woonwijken te realiseren. Hierbij is een sterke voorkeur voor duurzaamheid op locatie. Hoe hoger de duurzaamheid op locatie is van een concept, hoe hoger het concept zal scoren op duurzaamheid. Concreet betekent dit dat, hoe minder groene gas en stroom wordt ingekocht, hoe beter een concept scoort. Om groen gas te kunnen vergelijken met groene stroom, wordt omgerekend naar een fictieve CO2-uitstoot. Dat wil zeggen: wat zou de CO2-uitstoot geweest zijn als grijs gas en grijze stroom zou zijn ingekocht.
Score
Een concept waarbinnen alle energie duurzaam wordt opgewekt krijgt een maximale score van 10 punten. De ondergrens wordt bepaald door de referentievariant (de minst duurzame variant). Een duurzaamheid gelijk aan de referentievariant krijgt 1 punt. De score van de duurzame concepten is aan de hand van deze boven- en ondergrens be- paald.
6.1.3 Vergunningen
Vergunningen vormen een risico in de realisatie. De aanvraag van vergunningen kost tijd en mogelijk worden vergunningen afgewezen. Naar verwachting echter vormen de beno- digde vergunningen in de verschillende concepten geen belemmering. In dit geval is het grootste risico dus een vertraging als gevolg van eventuele bezwaarprocedures.
Score
De score wordt bepaald aan de hand van het aantal vergunningen dat nodig is bovenop de vergunningen in de referentie. Een concept waarbij geen extra vergunning noodzake- lijk is, krijgt 10 punten. Voor elke aanvullende vergunning wordt vervolgens twee punten in mindering gebracht.
6.1.4 Juridisch
Bij dit aspect wordt voornamelijk gekeken naar de juridische mogelijkheden om duur- zaamheid af te dwingen. Hoe meer mogelijkheden er zijn, hoe beter een concept zal sco- ren.
Score
De juridische mogelijkheden zijn onderling lastig te vergelijken. Naast het aantal moge- lijkheden dient ook rekening te worden gehouden met de bruikbaarheid. Op basis van de juridische uitwerking in de Algemene Energievisie zijn de concepten ten opzichte van elkaar beoordeeld.
6.1.5 Organisatorisch
Hoe meer partijen betrokken zijn bij de realisatie van een concept, hoe complexer de organisatie doorgaans zal zijn. Dit zal dus voornamelijk het geval zijn bij collectieve instal- laties. Daarnaast wordt kwalitatief gekeken naar het risicoprofiel voor de continuïteit. Met name bij collectieve installaties is dit van belang.
Score
Een concept waarbij de organisatie vergelijkbaar is met de referentievariant scoort 10 punten. Complexe, risicovolle collectieve varianten scoren 1 punt.
6.1.6 Faseerbaarheid
Bij een concept welke goed te faseren is, blijven de voorinvesteringen beperkt. In het ideale geval kan de fasering van het concept volledig parallel lopen aan de bouw van de woningen. Dit is bij de referentievariant het geval.
Score
Wanneer de fasering van een concept volledig parallel aan de bouw loopt, krijgt het con- cept een maximale score van 10 punten. Wanneer alles volledig voorgeïnvesteerd moet worden, krijgt het concept 1 punt. Binnen deze waarden wordt de score geïnterpoleerd.
6.1.7 Ruimtegebruik
Het ruimtegebruik verschilt per concept. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden in ruimtegebruik in de woningen en ruimtegebruik in de wijk.
Score
Een hoog ruimtegebruik is nadelig. Het beperkt de woonruimte en beperkt de uitbrei- dingsmogelijkheden in de toekomst (zowel op woningniveau als op wijk niveau). Zowel voor het ruimtegebruik in de woningen als het ruimtegebruik ik de wijk is een score be- paald.
Score ruimtegebruik woningen
De referentievariant heeft het laagste ruimtegebruik. Wanneer een concept een ruimte- gebruik heeft vergelijkbaar met de referentie, dan krijgt het concept 10 punten. Het con- cept met het meeste ruimtegebruik krijgt 1 punt. Daartussen wordt geïnterpoleerd. Intern ruimtegebruik (in de woning) telt zwaarder dan extern ruimtegebruik (tuin en dak).
Score ruimtegebruik wijk
Ook hier krijgt een concept met een ruimtegebruik gelijk aan de referentie 10 punten. Omdat wijzigingen op wijkniveau minder aan de orde zijn dan bij woningen en aangezien het om maagdelijk terrein gaat, krijgt het concept met het hoogste ruimtegebruik krijgt 5 punten. Daartussen wordt geïnterpoleerd.
6.1.8 Doorlooptijd
Het is de bedoeling dat de eerste woningen begin 2015 worden opgeleverd. Dit houdt in dat het concept binnen drie jaar gerealiseerd dient te worden. Deze doorlooptijd mag voor de energieconcepten geen belemmering vormen. De doorlooptijd wordt dan ook buiten beschouwing gelaten in de MCA.
6.1.9 Kwaliteit leefomgeving
De kwaliteit van de leefomgeving wordt bepaald door vele factoren. Veel factoren zijn voor alle concepten gelijk, maar er zijn ook verschillen. Afwijkende aspecten zijn het com- fort en de uitstoot van fijnstof. Duurzame concepten hebben als gevolg van lage tempera- tuurverwarming, hogere isolatiewaarden en eventuele koeling een hogere comfort dan de referentievariant. Houtketels hebben als nadeel dat ze fijnstof uitstoten. De uitstoot hier- van is wel gereguleerd, waardoor het effect hiervan beperkt blijft.
Score
De variant met een zeer hoog comfort scoort in basis 10 punten. Een concept met een hoog comfort scoort in basis 9 punten. Punten worden afgetrokken voor de uitstoot van fijnstof.
6.1.10 Gebruiksgemak bewoners
De gebruiksgemak wordt voornamelijk bepaald door het bedieningsgemak, onderhoud en werkzaamheden tijdens gebruik. Bij collectieve systemen is de woning aangesloten via een afgifteset. Deze afgiftesets zijn onderhoudsarm, waardoor de bewoner nagenoeg geen omkijken heeft naar het systeem. Het gebruiksgemak ligt hoger dan bij een gaske- tel, waarbij jaarlijks een monteur langs moet komen voor onderhoud. Bij individuele hout- ketels ligt het gebruiksgemak echter lager. Aanvullende werkzaamheden zijn onder ande- re het vegen van de schoorsteen, het legen van de aslade en het bijvullen van de hout- voorraad.
Score
Van elk concept is kwalitatief het gebruiksgemak van de bewoners bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt van 5 categorieën (zeer laag, laag, gemiddeld, hoog, zeer hoog). De score is respectievelijk 2, 4, 6, 9 en 10 punten. Gesteld wordt dat concepten vergelijk- baar met de referentie een hoog gebruiksgemak hebben.
6.2 Multi Criteria analyse
Op basis van de criteria zoals omschreven in paragraaf 6.1 zijn de concepten onderling vergeleken. In tabel 6.1 is een samenvatting gegeven van de verschillende aspecten voor de verschillende concepten. Aan de hand van de scoringsmethodiek zoals omschreven in paragraaf 6.1 is voor elk aspect de score bepaald. Deze scores zijn weergegeven in ta- bel 6.2.
Tabel 6.1 | Samenvatting aspecten voor de verschillende concepten | |||
concept 1 concept 2 concept 3 | concept 4 | concept 5 | concept 6 | |
passiefwoning houtpelletketels (ind) energieopslag | houtpelletketel (coll) | Bio-WKK | gesloten systeem | |
terugverdientijd | 28 jaar 14 jaar 15 jaar | 15 jaar | 6 jaar | 29 jaar |
duurzaamheid | 59% 80% 66% | 79% | 123% | 100% |
op locatie | ||||
vergunningen | - Omgevingsvergunning - Omgevingsvergunning - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning |
windturbine en collec- windturbine en collec- windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | windturbine en collec- | |
tieve PV tieve PV tieve PV | tieve PV | tieve PV | tieve PV | |
- Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Omgevingsvergunning | - Vanaf 2013: meldings- | |
collectieve, technische | collectieve, technische | collectieve, technische | plicht of vergunnings- | |
ruimte | ruimte | ruimte | plicht gesloten systeem | |
- Waterwet | - Mogelijk BEMS | - Mogelijk BEMS | ||
- Mogelijk BEMS | ||||
juridisch (zie | Bruikbaar: Bruikbaar: Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: | Bruikbaar: |
algemene | - koopovereenkomst - koopovereenkomst - verordening | - verordening | - verordening | - koopovereenkomst |
energievisie) | - contract door derde - contract door derde - bouwrijp maken | - bouwrijp maken | - bouwrijp maken | - contract door derde |
partij partij - koopovereenkomst | - koopovereenkomst | - koopovereenkomst | partij | |
Beperkt bruikbaar: Beperkt bruikbaar: - contract door derde | - contract door derde | - contract door derde | Beperkt bruikbaar: | |
- verordening - verordening partij | partij | partij | verordening | |
- VvE | - VvE | - VvE | ||
organisatorisch | Eenvoudig, laag risico Gemiddeld, gemiddeld Complex, gemiddeld | Complex, hoog risico | Complex, zeer hoog | gemiddeld |
risico risico | risico | |||
faseerbaarheid | volgt bouw volgt bouw installatie in zes stappen, | installatie in vijf stappen, | installatie in vijf stappen, | volgt bouw |
warmtenet volgt bouw | warmtenet volgt bouw | warmtenet volgt bouw | ||
ruimtegebruik | inpandig 930 m² inpandig 3.200 m² inpandig 930 m² | inpandig 300 m² | inpandig 300 m² | inpandig 1.600 m² |
woning | dak 11.000 m² dak 11.000 m² dak 11.000 m² | dak 11.000 m² | dak - | dak 27.000 m² |
ruimtegebruik | 650 m² 650 m² 19.800 m² | 10.650 m² | 10.600 m² | 80.000 m² |
wijk | ||||
kwaliteit | Zeer hoog comfort Hoog comfort woningen Zeer hoog comfort wonin- | Hoog comfort woningen | Hoog comfort woningen | Zeer hoog comfort wonin- |
leefomgeving | woningen (goed isolatie) Beperkte uitstoot fijnstof gen (ook koeling) | Zeer beperkte uitstoot | gen (goede isolatie, | |
fijnstof | koeling), mogelijk geluids- | |||
overlast, geen uitstoot | ||||
gebruiksgemak | hoog laag zeer hoog | zeer hoog | zeer hoog | hoog |
bewoner |
Tabel 6.2 Multi | Criteria Analyse | |||||
concept 1 | concept 2 | concept 3 | concept 4 | concept 5 | concept 6 | |
passiefwoning | houtpelletketels (ind) | energieopslag | houtpelletketel (coll) | Bio-WKK | gesloten systeem | |
terugverdientijd | 1 | 6 | 6 | 6 | 9 | 1 |
duurzaamheid op locatie | 6 | 8 | 7 | 8 | 12 | 10 |
vergunningen | 8 | 8 | 2 | 6 | 6 | 8 |
juridisch | 4 | 4 | 10 | 10 | 10 | 4 |
organisatorisch | 10 | 5 | 4 | 3 | 1 | 5 |
faseerbaarheid | 10 | 10 | 6 | 5 | 5 | 10 |
ruimtegebruik woning | 5 | 1 | 5 | 6 | 10 | 1 |
ruimtegebruik wijk | 9 | 9 | 1 | 5 | 5 | 1 |
kwaliteit leefomgeving | 10 | 5 | 10 | 7 | 9 | 10 |
gebruiksgemak bewoner | 8 | 4 | 10 | 10 | 10 | 8 |
totaal (zonder weegfactoren) | 71 | 60 | 61 | 66 | 77 | 58 |
Bijlage 1
Bodemgeschiktheidsonderzoek Oosterdalfsen
1. Inleiding en projectinformatie
Gemeente Dalfsen is voornemens de kern Dalfsen aan de oostkant uit te breiden. De nieuwe uitbreiding genaamd ‘Oosterdalfsen’ beslaat een oppervlak van totaal ruim 48 ha. De uitbreiding Oosterdalfsen is opgedeeld in twee fasen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied en de fasering aangegeven.
Figuur 1.1 Projectlocatie Oosterdalfsen
2. Geohydrologie
Voor het toepassen van energieopslag in de bodem is een aantal aspecten van belang. Zo moet in de bodem een geschikte watervoerende zandlaag aanwezig zijn voor het onttrekken en infiltreren van grondwater. Ook de kwaliteit van het grondwater moet ge- schikt zijn voor de toepassing van energieopslag.
Daarnaast zijn nog enkele factoren, zoals de grondwaterstroming en de grondtempera- tuur, waarmee rekening gehouden moet worden. Al deze aspecten worden in dit hoofd- stuk behandeld. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre ze de haalbaarheid van de ener- gieopslag beïnvloeden.
2.1 Bodemopbouw
De bodemopbouw in de directe omgeving van de locatie is beschreven op basis van de volgende gegevens:
a. de Grondwaterkaart van Nederland;
b. REGIS-data;
c. boorbeschrijvingen uit het archief van TNO Bouw en Ondergrond;
d. Watertoetsdocument Oosterdalfsen van Grontmij (14 juni 2011);
e. boorbeschrijving van de proefboring bij Drukkerij Eshuis.
Op basis van deze gegevens is de bodemopbouw geschematiseerd in een aantal water- voerende pakketten en scheidende lagen (tabel 2.1).
Tabel 2.1 | Geohydrologische schematisatie | |
d [m-mv]* | lithologie | geohydrologische benaming |
0 - 4 | fijn tot matig fijn zand | 1e watervoerend pakket |
4 - 6** | klei | 0x xxxxxxxxxx xxxx |
0 - 00 | overwegend grof zand | 2e watervoerende pakket |
40 - 90 | klei | 0x xxxxxxxxxx xxxx |
00 - 000 | fijn tot matig grof zand | 3e watervoerende pakket |
> 130 | zeer fijn zand, kleilaagjes | hydrologische basis |
* het maaiveld bevindt zich op circa 4 m+NAP
** afhankelijk van de locatie
Uit het regionale beeld blijkt dat de eerste scheidende laag alleen in het noordoostelijk deel van de projectlocatie aanwezig is. Daarnaast varieert de diepte van deze laag; hij is gelegen tussen de 5 en 15 m-mv. Hierdoor kan in het zuidwestelijk deel het eerste en tweede watervoerende pakket worden gecombineerd.
Zowel het (gecombineerde eerste en) tweede als het derde watervoerende pakket zijn bodemtechnische gezien (zandstructuur en doorlatendheid) geschikt voor de toepassing van open systemen. De maximale capaciteit per bron in het (gecombineerde eerste en) tweede watervoerende pakket bedraagt circa 50 m³/uur, de capaciteit per bron het derde watervoerende pakket bedraagt minimaal 100 m³/uur.
Voor de toepassing van een gesloten systeem met bodemwarmtewisselaars wordt nor- maliter gekeken naar de bodemopbouw tot circa 200 m-mv. Er is slechts informatie aan- wezig tot circa 130 m-mv. Op basis van de beschikbare informatie kan worden geconclu- deerd dat de bodem tot 130 m-mv goed geschikt is voor de toepassing van gesloten sys- temen.
2.2 Grondwaterstand en -stroming
Grondwaterstand
De grondwaterstand fluctueert tussen de 1,3 en 2,0 m-mv en bevindt zich gemiddeld op 1,9 m-mv. Voor zowel open als gesloten systemen vormt deze grondwaterstand geen belemmering.
Grondwaterstroming
In alle watervoerende pakketten stroomt het grondwater in westnoordwestelijke richting. De stromingssnelheid in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa 5 meter per jaar, de stromingssnelheid in het tweede watervoerende pakket bedraagt circa 10 meter per jaar. Bij deze stromingssnelheden is de toepassing van zowel open als gesloten sys- temen goed mogelijk.
2.3 Grondwaterkwaliteit en –temperatuur
Redoxgrens
Een redoxgrens is een overgang van (sub)oxisch (zuurstof- en nitraatrijk, ijzerloos) grondwater naar gereduceerd (ijzerrijk en zuurstof- en nitraatloos) grondwater. Bij men- ging van (sub)oxisch grondwater met gereduceerd grondwater vinden redoxreacties plaats, waarbij ijzer(hydr)oxiden worden gevormd, ofwel ijzerneerslag. Dit kan leiden tot bronverstopping.
Door de afwezigheid van de deklaag op in het zuidwestelijk deel van de projectlocatie kan geoxideerd grondwater doordringen tot op grotere diepten.
Uit de waterkwaliteitsgegevens van een proefboring uitgevoerd bij Drukkerij Eshuis (circa 500 m ten westen van Oosterdalfsen) blijkt dat de overgang van geoxideerd (zuurstof- en nitraatrijk, ijzerarm) naar gereduceerd (zuurstof- en nitraatarm, ijzerrijk) grondwater zich boven de grens van 8 m-mv bevindt. Beneden 8 m-mv is alleen gereduceerd grondwater aangetroffen.
Bij positionering van open systemen in het onderste gedeelte van het gecombineerde eerste en tweede watervoerende pakket zal het risico op bronverstopping door redox- reacties minimaal zijn. Bij positionering van energieopslag in het derde watervoerende pakket is geen risico aanwezig.
De redoxsituatie heeft geen invloed op de toepassing van gesloten systemen, omdat hierbij geen water wordt onttrokken cq. vermengt.
Chloridegehalte
Volgens de Grondwaterkaart bevindt het zoet-/brak-grensvlak (chloridegehalte is
150 mg/l) zich op circa 200 m-mv. Dit betekent dat alle watervoerende pakketten zoet grondwater bevatten.
Temperatuur
De natuurlijke grondwatertemperatuur in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa 10°C, in het tweede watervoerende pakket 10 tot 11°C en in het derde watervoerende pakket 11 tot 12°C. Deze temperaturen lenen zich goed voor de toepassing van energie- opslag met zowel open als gesloten systemen.
3. Omgevingsbelangen
3.1 Grondwaterbescherming en natuur
Ten westen van Dalfsen ligt de waterwinning Vechterweerd. Deze winning heeft een ver- gunning voor 8 miljoen m³ per jaar. De winning onttrekt echter maar 2 miljoen m³ per jaar. De projectlocatie ligt niet in het grondwaterbeschermingsgebied of vigerende intrekgebied van deze winning. Wel bevindt de locatie zich in het ‘berekende intrekgebied’ (Gebieds- dossier kwetsbare drinkwatervoorzieningen Overijssel, Deel 2: Vechterweerd). Dit ‘bere- kende intrekgebied’ heeft geen invloed op de toepasbaarheid van energieopslag op de projectlocatie, het ‘berekende intrekgebied’ heeft namelijk geen juridische status. Dit geldt alleen voor het ‘vigerende intrekgebied’. Daarnaast is het toegestaan energieopslag toe te passen in intrekgebieden.
Circa 800 meter ten zuiden van Oosterdalfsen bevindt zich de boringsvrije zone voor het diepe pakket van Salland. De aanwezigheid van deze zone heeft geen invloed op het toepassing van open en gesloten systemen.
De locatie is niet gelegen in of nabij een Habitatrichtlijn- of Vogelrichtlijngebied of een gebied dat valt onder de Natuurbeschermingswet.
3.2 Grondwatergebruikers
Uit de Bodematlas van de provincie Overijssel blijkt dat binnen een afstand van 1.000 m van de projectlocatie één ander energieopslagsysteem aanwezig is. Het betreft het sys- teem van Xxxxxxxxx Xxxxxx. Dit systeem bevindt zich op circa 500 meter ten westen van het projectgebied. Drukkerij Eshuis heeft vergunning om per jaar 525.600 m³ grondwater uit het gecombineerde eerste en tweede watervoerende pakket te onttrekken met een maximaal debiet van 60 m³/uur. Deze onttrekking vormt geen belemmering voor de toe- passing van open en gesloten systemen.
3.3 Archeologie
Voor het gehele plangebied van Oosterdalfsen geldt een hoge archeologische verwach- tingswaarde. Daarom kunnen geen ingrepen worden gedaan in de bodem zonder dat er vooraf onderzoek wordt gedaan. Dit vormt een aandachtspunt voor de positionering van de bronnen cq. lussen bij de toepassing van open en gesloten systemen.
In juli 2011 is archeologisch onderzoek gedaan door Vestigia voor het gebied langs de Kampmansweg (woon-/werklocatie) en in het gebied aangewezen als de eerste fase van Oosterdalfsen. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek geven aanleiding tot nader onderzoek. Voor de tweede fase van Oosterdalfsen vindt in een later stadium on- derzoek naar de archeologische waarden plaats72.
72 Gemeente Dalfsen - Uitgangspuntennotitie Oosterdalfsen, 5 oktober 2011. blz. 16 - 21
De uitkomsten van bovenstaande onderzoeken kunnen bepalend zijn voor de positione- ring van zowel open als gesloten systemen. Bij de toepassing van open systemen vormt dit een aandachtspunt bij het kiezen van de bronlocaties. Hiermee dient rekening te wor- den gehouden in de ontwerpfase.
Bij de toepassing van gesloten systemen kan de archeologie een belemmering vormen, omdat het een groot aantal lussen (1.000 tot 1.500) lussen benodigd zijn. Dit betekent dat de grond vele malen doorboord zal worden, wat bij de aanwezigheid van archeologie niet toegestaan is. Derhalve is de uitkomst van het onderzoek bepalend of de toepassing van gesloten systemen haalbaar is.
3.4 Grondwater- en bodemverontreinigingen
Op basis van de Bodematlas van de provincie Overijssel kan worden geconcludeerd dat op de locatie geen verontreinigingen aanwezig zijn.
4. Xxxxxxxxx xxxxx
4.1 Open systemen
Energieopslag middels open systemen is vergunningplichtig in het kader van de Water- wet. De belangrijkste aspecten bij de vergunningaanvraag zijn samengevat in tabel 4.1.
Tabel 4.1 Belangrijkste aspecten vergunningaanvraag
aspect toelichting
bevoegd gezag provincie Overijssel
vergunningplicht Waterwet debiet groter dan 10 m3/h of waterverplaatsing meer dan
5.000 m3/kwartaal
doorlooptijd Waterwet 6 maanden tot publicatie definitief besluit (de definitieve beschikking ligt hierna nog 6 weken ter inzage)
leges ja
publicatiekosten ja
juridische voorwaarden - De hoeveelheid energie die over een periode van 5 jaar in het
grondwater wordt gebracht mag niet meer dan 10% verschillen van de energie die in dezelfde periode aan het grondwater wordt onttrokken.
- De gemiddelde infiltratietemperatuur in de bronnen mag niet hoger zijn dan 25 °C en niet lager zijn dan 5 °C.
- Energieopslagsystemen mogen geen negatieve invloed hebben op reeds aanwezige energieopslagsystemen of andere belang- hebbenden in de omgeving.
- Verontreinigingen mogen niet beïnvloed worden.
4.2 Gesloten systemen
Voor gesloten systemen geldt momenteel nog geen wettelijk toetsingskader. Voor het toepassen is geen vergunning in het kader van de Waterwet nodig, omdat geen grondwa- ter wordt onttrokken. Wel is de Zorgplicht Wet Bodembescherming van toepassing. Dit is een morele verplichting en houdt in dat de eigenaar van het bodemwarmtewisselaarsys- teem verplicht is om verontreiniging of aantasting van de bodem (grond en grondwater) te voorkomen. Hierbij is het verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kun- nen worden verwacht om die verontreiniging te voorkomen.
De projectlocatie is niet gelegen in een gebied waar restricties gelden met betrekking tot het inbrengen van bodemwarmtewisselaars. Geconcludeerd wordt dat een bodemwarm- tewisselaarsysteem juridisch gezien op de projectlocatie kan worden toegepast.
Op dit moment is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor bodemenergie in ontwikkeling. Deze AMvB wordt geschreven door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Binnen deze AMvB worden op nationaal niveau regels gesteld voor de open en de gesloten systemen. Het doel is om de procedures voor de open systemen te versnellen en te vergemakkelijken en om de gesloten systemen te reguleren. Op basis van de huidi- ge inzichten zal dit betekenen dat het gesloten systeem minimaal een meldingsplicht zal krijgen. Naar verwachting zal deze AMvB op 1 januari 2013 van kracht zijn.
5. Conclusie
Op basis van de beschikbare gegevens kan worden geconcludeerd dat de locatie ge- schikt is voor de toepassing van open systemen. De redoxsituatie vormt een aandachts- punt wanneer gebruik wordt gemaakt van het eerste watervoerende pakket.
Bij gesloten systemen is de uitkomst van het nog uit te voeren archeologisch onderzoek bepalend of de toepassing van gesloten systemen haalbaar is.